Eigenwaarden en eigenvectoren in Rn Definitie Als Ax = λx voor zekere x in Rn met x ̸= 0, dan is λ een eigenwaarde van A en x een eigenvector van A behorende bij λ. Nota Bene Een eigenvector is op een multiplicatieve constante na bepaald. Definitie Het polynoom p met p(λ) = det (A − λI) is het karakteristieke polynoom van A. Nota Bene Het karakteristieke polynoom p is een polynoom van de graad n. Stelling De eigenwaarden van A zijn de wortels van het karakteristieke polynoom. Bewijs Als Ax = λx met x ̸= 0, dan geldt (A − λI)x = 0, dus A − λI is singulier, d.w.z. det (A − λI) = 0. Definitie Als het karakteristieke polynoom p te schrijven is als (c − λ)k q(λ) met q een polynoom van de graad n − k, dan heeft de eigenwaarde c algebraı̈sche multipliciteit k. Definitie De eigenruimte behorende bij de eigenwaarde λ bestaat uit alle eigenvectoren van A behorende bij de eigenwaarde λ tezamen met de nulvector. De meetkundige multipliciteit van λ is de dimensie van de eigenruimte. Stelling Zij c een eigenwaarde van A, dan is de algebraı̈sche multipliciteit van c groter dan, of gelijk aan, de meetkundige multipliciteit. Bewijs Zij de meetkundige multipliciteit van c gelijk aan k, dan is er een lineair onafhankelijke verzameling {v1 , . . . , vk } van eigenvectoren van A behorende bij de eigenwaarde c, dus Avi = cvi voor i = 1, . . . , k. Vul de verzameling {v1 , . . . , vk } aan tot een]basis {v1 , . . . , vk , wk+1 , . . . , wn } van Rn . [ Noteer P = [v1 · · · vk wk+1 · · · wn , dan geldt ] (A[− λI)P = (A − λI)v1 · · · (A − λI)vk (A − λI)wk+1 · · ·] (A − λI)wn = (c − λ)v1 · · · (c − λ)vk (A − λI)wk+1 · · · (A − λI)wn . Neem de determinant, dan det (A − λI) det P = det ((A − λI)P ) = (c − λ)v n 1 · · · (c − λ)vk (A − λI)wk+1 · · · (A − λI)w k = (c − λ) v1 · · · vk (A − λI)wk+1 · · · (A − λI)wn 1 = (c − λ)k q(λ) met q een polynoom van de graad n − k. Aangezien det P ̸= 0, geldt det (A − λI) = (c − λ)k q(λ) , det P dus de algebraı̈sche multipliciteit van c is groter dan, of gelijk aan, k. Definitie De matrices A en B zijn similair als AP = P B voor zekere niet-singuliere matrix P . Nota Bene P −1 AP = B en A = P BP −1 . Stelling De similaire matrices A en B hebben dezelfde eigenwaarden. Bewijs Als AP = P B voor zekere niet-singuliere matrix P , dan det (B − λI) = det (P −1 AP − λI) = det (P −1 (A − λI)P ) = det P −1 det (A − λI) det P = det1 P det (A − λI) det P = det (A − λI). Stelling Als λ een eigenwaarde van A is met bijbehorende eigenvector x, dan is P −1 x een eigenvector van B behorende bij λ. Bewijs Als P BP −1 x = Ax = λx, dan B(P −1 x) = BP −1 x = P −1 Ax = P −1 (λx) = λ(P −1 x). Definitie Een matrix A is diagonaliseerbaar als A similair is met een diagonaalmatrix. Stelling Een matrix A is diagonaliseerbaar dan, en slechts dan als, A heeft een lineair onafhankelijke verzameling van n eigenvectoren. Bewijs (⇒): Veronderstel dat AP = P D met een niet-singuliere matrix P en een diagonaalmatrix D met diag [ D = (λ1 , . . .], λn ). Noteer {v1 , . . . , ]vn } lineair onafhankelijk [ P = v1 · · ]· vn , dan is de verzameling [ en Av1 · · · Avn = AP = P D = λ1 v1 · · · λn vn , dus Avi = λi vi voor i = 1, . . . , n. (⇐): Veronderstel dat Avi = λi vi voor i = 1, . . . , n met lineair onafhankelijke verzameling {v1 , . . . , vn }. [ ] v · · · v Zij D een diagonaalmatrix met diag D = (λ , . . . , λ ) en P = , dan geldt 1 n 1 n [ ] [ ] AP = Av1 · · · Avn = λ1 v1 · · · λn vn = P D. Nota Bene P en D zijn niet uniek bepaald, maar de volgorde van eigenvectoren in P en eigenwaarden 2 in D moet overeenkomen. Stelling Veronderstel dat A m verschillende eigenwaarden heeft, en kies bij iedere eigenwaarde één bijbehorende eigenvector, dan is de verzameling van deze eigenvectoren lineair onafhankelijk. Bewijs Neem aan dat de verzameling van deze m eigenvectoren lineair afhankelijk is, dan geldt vj = c1 v1 + · · · + cj−1 vj−1 voor zekere j met j ≤ m en Avi = λi vi voor i = 1, . . . , j en {v1 , . . . , vj−1 } is lineair onafhankelijk, waarbij alle λi verschillend zijn. Nu geldt Avj = c1 Av1 + · · · + cj−1 Avj−1 = c1 λ1 v1 + · · · + cj−1 λj−1 vj−1 en λj vj = c1 λj v1 + · · · + cj−1 λj vj−1 , dus 0 = Avj − λj vj = c1 (λ1 − λj )v1 + · · · + cj−1 (λj−1 − λj )vj−1 . Aangezien {v1 , . . . , vj−1 } lineair onafhankelijk is, volgt c1 (λ1 − λj ) = · · · = cj−1 (λj−1 − λj ) = 0, dus c1 = · · · = cj−1 = 0, d.w.z. vj = 0. Dit is in tegenspraak met het gegeven dat vj een eigenvector is, dus de verzameling van m eigenvectoren is lineair onafhankelijk. Stelling Een matrix A is diagonaliseerbaar dan, en slechts dan als, de som van de meetkundige multipliciteiten van de eigenwaarden van A is n. Bewijs (⇒): Als A diagonaliseerbaar is, dan heeft A een lineair onafhankelijke verzameling van n eigenvectoren, dus de som van de meetkundige multipliciteiten van de eigenwaarden van A is n. (⇐): Veronderstel dat de som van de meetkundige multipliciteiten van de eigenwaarden van A gelijk is aan n, dan heeft A m verschillende eigenwaarden λi voor i = 1, . . . , m. Bij iedere eigenwaarde λi is er een lineair onafhankelijke verzameling van ki eigenvectoren {vi,1 , . . . , vi,ki } met k1 + · · · + km = n. Veronderstel dat m ∑ (ci,1 vi,1 + · · · + ci,ki vi,ki ) = 0. i=1 Noteer vi = ci,1 vi,1 + · · · + ci,ki vi,ki , dan geldt Avi = λi vi voor i = 1, . . . , m met verschillende λi , en dus v1 + · · · + vm = 0. Uit de vorige stelling volgt dat 0 = vi = ci,1 vi,1 + · · · + ci,ki vi,ki en dus ci,1 = · · · = ci,ki = 0 voor i = 1, . . . , m, d.w.z. de verzameling van alle n eigenvectoren is lineair onafhankelijk, dus A is diagonaliseerbaar. Nota Bene A is diagonaliseerbaar, als A n verschillende eigenwaarden heeft. Definitie Als Ax = λx voor zekere x in Cn met x ̸= 0, dan is λ een eigenwaarde van A en x een eigenvector van A behorende bij λ. Nota Bene 3 Alle voorgaande stellingen gelden onverminderd in Cn . Hoofdstelling van de Algebra Ieder niet-constant polynoom met complexe coëfficiënten heeft tenminste één complexe wortel. Stelling det (A − λI) = (c1 − λ) · · · (cn − λ) voor zekere complexe getallen c1 , . . . , cn . Bewijs Zij pn (λ) = det (A − λI) voor alle λ in C, dan heeft pn een complexe wortel cn , en een staartdeling geeft het (n − 1)e -graads polynoom pn−1 met pn−1 (λ) = pn (λ) . cn − λ Nu heeft pn−1 een wortel cn−1 , en geeft een staartdeling het (n − 2)e -graads polynoom pn−2 met pn−2 (λ) = pn−1 (λ) . cn−1 − λ Zo voortgaand volgt dat pn (λ) = (cn − λ) · · · (c1 − λ) voor zekere complexe getallen c1 , . . . , c n . Nota Bene Sommige van de getallen c1 , . . . , cn kunnen gelijk zijn. Dit betekent dat niet iedere matrix een lineair onafhankelijke verzameling van n eigenvectoren heeft. Stelling Zij x een complexe eigenvector behorende bij een complexe eigenwaarde λ van A, dan gheldt λ= x̄T Ax . x̄T x Bewijs Als Ax = λx, dan geldt x̄T Ax = x̄T (λx) = λx̄T x. definitie Een reële matrix A is symmetrisch als AT = A. Stelling Zij A een reële matrix. Als A symmetrisch is, dan geldt det (A − λI) = (c1 − λ) · · · (cn − λ) voor zekere reële getallen c1 , . . . , cn . Bewijs det (A − λI) = (c1 − λ) · · · (cn − λ) voor zekere complexe getallen c1 , . . . , cn , dus zijn er 4 vectoren v1 , . . . , vn , zodat Avi = ci vi voor i = 1, . . . , n. Nu geldt c¯i = xT Āx̄ x̄T Ax x̄T Āx x̄T Ax = = = = ci . x̄T x x̄T x x̄T x x̄T x Definitie De verzameling reële vectoren {v1 , . . . , vm } is orthonormaal als { 1 als i = j, T vi vj = 0 als i ̸= j. Stelling Een orthonormale verzameling vectoren is lineair onafhankelijk. Bewijs Veronderstel dat {v1 , . . . , vm } orthonormaal is. Zij c1 v1 + · · · + cm vm = 0, dan volgt voor i = 1, . . . , m: ci = ci viT vi = viT (ci vi ) = viT (c1 v1 + · · · + cm vm ) = viT 0 = 0. Stelling Zij A een reële matrix. Als A symmetrisch is, dan is er een orthonormale verzameling van n eigenvectoren van A. Bewijs De reële matrix A is symmetrisch, dus det (A − λI) = (c1 − λ) · · · (cn − λ) voor zekere reële getallen c1 , . . . , cn . Zij vn een eigenvector behorende bij de eigenwaarde cn van A, waarbij vnT vn = 1. Noteer An = A. Definieer An−1 = An −cn vn vnT , dan geldt ATn−1 = ATn −cn (vnT )T vnT = An −cn vn vnT = An−1 , d.w.z. An−1 is symmetrisch. Tevens geldt An−1 vn = An vn − cn vn vnT vn = cn vn − cn vn = 0, d.w.z. vn is een eigenvector van An−1 behorende bij de eigenwaarde 0. Hieruit volgt, dat det (An−1 − λI) = (c1 − λ) · · · (cn−1 − λ)λ voor zekere reële getallen c1 , . . . , cn−1 . Als vnT w = 0, dan geldt vnT (An−1 w) = wT An−1 vn = wT 0 = 0, dus de overige eigenvectoren van An−1 staan loodrecht op Span{vn }. T Zij nu vn−1 een eigenvector behorende bij de eigenwaarde cn−1 van A, waarbij vn−1 vn−1 = T 1. Definieer An−2 = An−1 −cn−1 vn−1 vn−1 , dan is An−2 symmetrisch, en vn−1 en vn zijn eigenvectoren van An−2 behorende bij de eigenwaarde 0. Hieruit volgt, dat det (An−2 −λI) = (c1 − λ) · · · (cn−2 − λ)λ2 voor zekere reële getallen c1 , . . . , cn−2 . De overige eigenvectoren van An−2 staan loodrecht op Span {vn−1 , vn }. Enzovoorts. Nota Bene Als de reële matrix A symmetrisch is, dan det (A − λI) = (c1 − λ) · · · (cn − λ) met een orthonormale verzameling van eigenvectoren {v1 , . . . , vn }, d.w.z. Avi = ci vi voor i = 1, . . . , n. Nu geldt A = c1 v1 v1T + · · · + cn vn vnT . Definitie 5 Een reële vierkante matrix P is orthogonaal als P T P = I. Stelling [ ] Zij P = v1 · · · vn , dan geldt: P is orthogonaal dan , en slechts dan als, {v1 , . . . , vn } is orthonormnaal. Bewijs Dit volgt direct uit v1T [ P T P = ... v1 · · · vnT vn ] = v1T v1 v1T v2 · · · v2T v1 v2T v2 · · · .. .. . . T T vn v1 vn v2 · · · v1T vn v2T vn .. . . vnT vn Nota Bene Als P orthogonaal is, dan geldt P −1 = P T . Definitie Een reële matrix A is orthogonaal diagonaliseerbaar als AP = P D met orthogonale matrix P en diagonaalmatrix D. Nota Bene P T AP = D en A = P DP T . Stelling Zij A een reële matrix, dan geldt: A is orthogonaal diagonaliseerbaar dan, en slecht dan als, A is symmetrisch. Bewijs (⇒): Zij AP = P D met orthogonale matrix P en diagonaalmatrix D, dan geldt A = P DP T en dus AT = (P T )T DT P T = P DP T . (⇐): Zij A symmetrisch, dan is er een orthonormale verzameling {v1 , [. . . , vn } van eigen] vectoren van A, d.w.z. Avi = ci vi voor i = 1, . . . , n. Definieer P = [ v1 · · · vn ] en [de diagonaalmatrix ] D[met diag D = (c1], . . . , cn ), dan geldt AP = A v1 · · · vn = Av1 · · · Avn = c1 v1 · · · cn vn = P D en P is orthogonaal. Nota Bene A = P DP T = c1 v1 v1T + · · · + cn vn vnT . Definitie Zij A een reële matrix. Als A symmetrisch is, dan wordt de kwadratische vorm van A gedefinieerd door Q(x) = xT Ax voor alle x in Rn . Definitie Een kwadratische vorm is: • positief definiet als Q(x) > 0 voor alle x met x ̸= 0, 6 • negatief definiet als Q(x) < 0 voor alle x met x ̸= 0, • indefiniet als Q(x) positieve en negatieve waarde aanneemt. Stelling Zij A een reële matrix. Als A symmetrisch is, dan is de kwadratische vorm Q van A: • positief definiet dan, en slechts dan als, alle eigenwaarden van A zijn positief, • negatief definiet dan, en slechts dan als, alle eigenwaarden van A zijn positief, • indefiniet dan, en slecht dan als, A heeft positieve en negatieve eigenwaarden. Bewijs Als A symmetrisch is, dan geldt AP = P D met orthogonale matrix P en diagonaalmatrix D met diag D = (c1 , . . . , cn ). Hieruit volgt Q(x) = xT Ax = xT P DP T x = (P T x)D(P T x) = yT Dy = c1 y12 + · · · + cn yn2 met y = P T x. Hieruit volgen de te bewijzen beweringen. 7