Wouw Deze plant plant is inheems in Europa, is tweejarig en wordt al duizenden jaren gebruikt voor het geel verven van textiel. De latijnse naam is Reseda luteola. Gezaaid wordt in het voorjaar waarna zich een rozet ontwikkelt dat in het tweede jaar uitgroeit met lange, dicht met kleine gele bloempjes bezette bloeistengels. De gehele plant kan gebruikt worden voor het verven van wol en zijde. Je kunt de plant vinden op dijken, langs wegen, soms op muren, op open droge, zanderige grond. Uit het zaad kan een spijsolie gewonnen worden. Alleen schapen eten de plant. De gele kleurstof in de wouw heet luteoline. Het speelt een belangrijke rol in de stofwisseling van de plant: het reguleert de groei, beschermt tegen ultraviolet licht, tegen oxidatie en hitte. Luteoline behoort tot een groep van plantenstoffen die ‘flavonoïden’ wordt genoemd. Deze flavonoïden komen in vele plantensoorten voor en hebben een soortgelijke werking als luteoline in de wouw. Het zijn allemaal kleurstoffen, uiteenlopend van geel tot rood naar donkerpaars. Ze zorgen voor de kleuren van bloemen en vruchten en de herfstkleuring van bladeren. Kleurstoffen kunnen ook in combinatie gebruikt worden om textiel te verven. Een klassiek voorbeeld van zo’n combinatie is de kleur Lincoln-groen, vernoemd naar de Engelse stad Lincoln. De kleur wordt geassociëerd met Robin Hood. Eerst wordt de wol blauw geverfd in een bad met wede, Isatis tinctoria. Daarna wordt de blauwe wol gedompeld in een bad met de geelvervende wouw. Het resultaat is een diep warm olijfgroen. Afbeedling: Flora Batava, afbeelding en beschrijving der Nederlandse gewassen 1800 – 1935