Algemene Plaatselijke verordening

advertisement
Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
2015 / 055 (intern)
Naam
Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (1992)
Publicatiedatum
5 november 2014
Opmerkingen
-
Vaststelling van verordening (veelal APV genoemd) bij raadsbesluit van 29 januari 1992 en in
werking getreden op 10 oktober 1992.
De verordening is 54 keer bij raadsbesluit gewijzigd, en daarnaast zijn er nog bijstellingen
geweest in verband met (aanwijzings)besluiten van Burgemeester en Wethouders en de
Burgemeester. Zie voor uitgebreide informatie inzake wijzigingen, (aanwijzings)besluiten en
tijdstip van inwerkingtreding de slotpagina's van dit gemeenteblad. De hierna genoemde
besluiten vormen thans de aanleiding van de herpublicatie van de APV in het gemeenteblad:
Besluit aanwijzing kampeerplaatsen als bedoeld in artikel 5.8.3. APV. Bekendgemaakt als
Gemeenteblad 2015, nr. 47288 en in werking getreden op 2 juni 2015. Het besluit is tevens
opgenomen als bijlage 5C van de APV.
Besluit aanwijzing Toezichthouders inbrekerswerktuigen en prostitutie als bedoeld in artikel
6.1a lid 3 APV. Het besluit is bekendgemaakt als Gemeenteblad 2015 nr. 67875 en in werking
getreden op 10 juni 2015. Het besluit is tevens opgenomen als bijlage 2C van de APV.
Met deze publicatie is gemeenteblad GB2015-055 in plaats gesteld van de voorgaande
publicatie GB2014-085.
Attentie:
Met ingang van GB2012-045 is de APV opgedeeld . Het eerste deel omvat de tekst van de
APV evenals het chronologisch overzicht van wijzigingen en de meeste bijlagen.
Het tweede deel: Aanhangsel (GB2012-046) bevat de aanwijzingsbesluiten (bijlagen met
plattegronden) met betrekking tot de hondenregulering (bijlage 20 serie) en het overzicht
waardevolle en monumentale gemeentebomen.
.
Aantal bladzijden / verkoopprijs
198 / € 9,90
Afd. BD11
Raadvoorstelnr. 85 en 85a/1991
De Raad van de gemeente Nijmegen;
gelet op:
artikel 147 Gemeentewet,
het Wetboek van Strafrecht,
de Wet Geluidhinder,
de Wet Milieubeheer,
de Wet Openbare Manifestaties,
de Wet op de Kansspelen;
Besluit:
vast te stellen de:
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING DOOR DE GEMEENTE NIJMEGEN
Hoofdstuk 1
2
3
4
5
6
Algemene bepalingen
Openbare orde
Openbare zedelijkheid
Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien
van de gemeente
Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Inhoud algemene plaatselijke verordening Nijmegen
Artikel
Onderwerp
Hoofdstuk 1
Algemene bepaling
Artikel 1.1
Artikel 1.2
Artikel 1.3
Artikel 1.4
Artikel 1.5
Artikel 1.6
Artikel 1.7
Artikel 1.8
Artikel 1.9
Artikel 1.10
Artikel 1.11
Artikel 1.12
Artikel 1.13
Artikel 1.14
Begripsomschrijvingen
Aanvraag vergunning of ontheffing
(Vervallen)
Beslissingstermijn
(Vervallen)
(Vervallen)
(Vervallen)
Afwijking
Voorschriften en beperkingen
Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
(Vervallen)
Termijnen
(Vervallen)
Hoofdstuk 2
Openbare orde
Afdeling 1
Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1
Artikel 2.1.1.1
Bestrijding van ongeregeldheden
Samenscholing en ongeregeldheden
Paragraaf 2
Artikel 2.1.2.1
Artikel 2.1.2.2
Artikel 2.1.2.3
Samenkomsten, betogingen en optochten
Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging
(Vervallen)
(Vervallen)
Paragraaf 3
Artikel 2.1.3.1
Verspreiden van gedrukte stukken
(Vervallen)
Paragraaf 4
Artikel 2.1.4.1
Artikel 2.1.4.2
Vertoningen en dergelijk op de weg
Straatartiest
(Vervallen)
Paragraaf 5
Artikel 2.1.5.1
Artikel 2.1.5.2
Artikel 5.1.5.3
Bruikbaarheid van de weg
Voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg
Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Maken en veranderen van een uitweg
Paragraaf 6
Artikel 2.1.6.1
Artikel 2.1.6.2
Artikel 2.1.6.3
Artikel 2.1.6.4
Artikel 2.1.6.5
Artikel 2.1.6.6
Artikel 2.1.6.7
Artikel 2.1.6.7a
Artikel 2.1.6.8
Artikel 2.1.6.8a
Artikel 2.1.6.9
Artikel 2.1.6.10
Artikel 2.1.6.11
Artikel 2.1.6.12
Veiligheid op de weg
(Vervallen)
(Vervallen)
Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Openen straatkolken en dergelijke
Kelderingangen, koekoeken en dergelijke
(Aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7)
Rookverbod
Verbod vuur te stoken
Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Gevaarlijke voorwerpen
(Vervallen)
Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Objecten onder hoogspanningslijn
Veiligheid op ijs
Artikel 2.1.6.13
(Vervallen)
Afdeling 2
Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1
Artikel 2.2.2
Artikel 2.2.3
Artikel 2.2.3a
Artikel 2.2.4
Artikel 2.2.5
Artikel 2.2.6
Artikel 2.2.7
Artikel 2.2.8
Artikel 2.2.9
Artikel 2.2.10
Artikel 2.2.11
Begripsomschrijving
Evenement
Ordeverstoring
Verbod samplen, flyeren, collecteren en venten tijdens evenementen
Beëindiging evenement
Verwijderplicht
Betaald voetbalwedstrijden
Voetbalvergunning
Verbod voetbalwedstrijd
Orde in verband met voetbalwedstrijden
Verwijderingplicht voetbalsupporters
Stadionomgevingsverbod
Afdeling 3
Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1
Artikel 2.3.1.1
Artikel 2.3.1.2
Artikel 2.3.1.2a
Artikel 2.3.1.3
Artikel 2.3.1.4
Artikel 2.3.1.5
Artikel 2.3.1.6
Artikel 2.3.1.7
Artikel 2.3.1.8
Artikel 2.3.1.9
Artikel 2.3.1.10
Artikel 2.3.1.11
Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Begripsomschrijvingen
Sluitingsuur
Venstertijd
Toegang ambtenaren van politie
Ordeverstoring
Terrasvergunningen
Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen
Aanwezigheid van exploitant en beheerder
Weigeringgronden exploitatievergunning
Intrekkinggronden
Vervallen vergunning
Overgangsbepalingen
Paragraaf 1a
Artikel 2.3.1a.4
Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Dranken Horecawet
Begripsbepaling
Regulering paracommerciële rechtspersonen
Voorwaarden en beperkingen voor horecabedrijven en
slijtersbedrijven
Verbod ‘happy hours’
Paragraaf 2
Artikel 2.3.2.1
Artikel 2.3.2.2
Artikel 2.3.2.3
Artikel 2.3.2.4
Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Begripsomschrijvingen
Kennisgeving exploitatie
(Vervallen)
Verschaffingen gegevens nachtregister
Paragraaf 3
Artikel 2.3.3.1
Artikel 2.3.3.2
Artikel 2.3.3.3
Artikel 2.3.3.4
Artikel 2.3.3.5
Artikel 2.3.3.6
Artikel 2.3.3.7
Artikel 2.3.3.8
Toezicht op speelautomatenhallen
Begripsomschrijvingen
Exploitatie speelautomatenhal
Bescheiden vergunningaanvraag
Persoonlijk karakter vergunning: voorschriften en beperkingen
Weigering vergunning
Beëindiging vergunning
Intrekking vergunning
Voortzetting exploitatie na overlijden exploitant
Paragraaf 4
Toezicht op speelautomaten in andere inrichtingen dan
speelautomatenhallen
Kansspelautomaten
Artikel 2.3.1a.1
Artikel 2.3.1a.2
Artikel 2.3.1a.3
Artikel 2.3.4.1
Artikel 2.3.4.2
(Vervallen)
Afdeling 4
Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1
Artikel 2.4.2
Artikel 2.4.3
Artikel 2.4.3a
Artikel 2.4.3b
Artikel 2.4.3c
Artikel 2.4.4
Artikel 2.4.5
Artikel 2.4.6
Artikel 2.4.6a
Artikel 2.4.6b
Artikel 2.4.7
Artikel 2.4.7a
Artikel 2.4.8
Artikel 2.4.9
Artikel 2.4.10
Artikel 2.4.11
Artikel.2.4.11-a
Artikel 2.4.11-b
Artikel 2.4.12
Artikel 2.4.13
Artikel 2.4.14
Artikel 2.4.15
Artikel 2.4.16
Artikel 2.4.17
Artikel 2.4.18
Artikel 2.4.19
Artikel 2.4.20
Artikel 2.4.21
Artikel 2.4.22
Artikel 2.4.23
Artikel 2.4.24
Verblijfsontzeggingen
Plakken en kladden
Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel
Handel in verdovende middelen
Gebruik harddrugs op straat
Samenscholing
Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten
Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten
Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Verbod slapen op of aan de weg
Overlast skateboarden
Hinderlijk drankgebruik
Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Neerzetten van fietsen en bromfietsen
Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten
Bespieden van personen
(Vervallen)
(Vervallen)
(Vervallen)
Loslopende honden
Verontreiniging door honden
Gevaarlijke honden
Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven
Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
(Vervallen)
Loslopend vee en kleinvee
(Vervallen)
(Vervallen)
Afdeling 5
Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1
Artikel 2.5.2
Artikel 2.5.3
Artikel 2.5.4
Artikel 2.5.5
Begripsomschrijvingen
Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het
Wetboek van Strafrecht
(Vervallen)
Handel in horecabedrijven
Afdeling 6
Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.6.1
Bestuurlijke ophouding
Afdeling 7
Spreiding van vuurwerk verkooppunten
Artikel 2.7.1
Vuurwerk verkooppunten
Afdeling 8
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.8.1
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3
Seksinrichtingen, Sekswinkels, Straatprostitutie e.d.
Afdeling 1
Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1
Artikel 3.1.2
Artikel 3.1.3
Begripsomschrijvingen
Bevoegd bestuursorgaan
Nadere regels
Afdeling 2
Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1
Artikel 3.2.2
Artikel 3.2.3
Artikel 3.2.4
Artikel 3.2.5
Artikel 3.2.6
Artikel 3.2.7
Artikel 3.2.8
Seksinrichtingen en escortbedrijven
Gedragseisen exploitant en beheerder
Sluitingstijden
Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Straatprostitutie
Sekswinkels
Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotischpornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3
Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.3.1
Artikel 3.3.2
Beslissingstermijn
Weigeringsgronden
Afdeling 4
Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1
Artikel 3.4.2
Beëindiging exploitatie
Wijziging beheer
Afdeling 5
Overgangsbepaling
Artikel 3.5.1
(Vervallen)
Hoofdstuk 4
Bescherming van het milieu en het natuur- schoon en zorg voor
het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1
Geluidhinder
Artikel 4.1.1
Artikel 4.1.2
Artikel 4.1.3
Artikel 4.1.4
Artikel 4.1.5
Verbod geluidhinder
Begripsbepalingen
Aanwijzing collectieve festiviteiten
Kennisgeving incidentele festiviteiten
Verboden incidentele festiviteiten
Afdeling 2
Afvalstoffen
Paragraaf 1
Artikel 4.2.1.1
Artikel 4.2.1.2
Algemene bepalingen
Begripsomschrijvingen
Inzameldienst
Paragraaf 2
Artikel 4.2.2.1
Artikel 4.2.2.1a
Artikel 4.2.2.2
Artikel 4.2.2.3
Artikel 4.2.2.4
Artikel 4.2.2.5
Artikel 4.2.2.6
Artikel 4.2.2.7
Artikel 4.2.2.7a
Artikel 4.2.2.8
Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen
Uitsluiting grof huisafval
Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst
De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden
De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden
Verpakking van huishoudelijk afval
Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval
Aangewezen plaats
Het overdragen of aanbieden in containers
Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers
Verwijdering container
Artikel 4.2.2.9
Artikel 4.2.2.13.a
Artikel 4.2.2.14
Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden
van huishoudelijke afvalstoffen
Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Achterlaten in daartoe bestemde bakken
Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën
huishoudelijke afvalstoffen
Groente-, fruit- en tuinafval
Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
Paragraaf 3
Artikel 4.2.3.1
Artikel 4.2.3.2
Artikel 4.2.3.3
Artikel 4.2.3.4
Het zich ontdoen van grof huisafval
Verbod ontdoen grof huisafval
Aanbieden en overdragen grof huisafval
Omvang en inhoud grof huisafval
Schakelbepaling
Paragraaf 4
Artikel 4.2.4.1
Artikel 4.2.4.2
Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door
anderen dan de inzameldienst
Inzamelvergunning
Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning
Paragraaf 5
Artikel 4.2.5.1
Artikel 4.2.5.2
Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen
Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen
Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden
Paragraaf 6
Artikel 4.2.6.1
Openbare bekendmaking
Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders
Afdeling 3
Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1
Artikel 4.3.1.a
Artikel 4.3.2
Artikel 4.3.3
Artikel 4.3.4
Artikel 4.3.5
Artikel 4.3.6
Artikel 4.3.7
Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Achterlaten van straatafval
Zwerfafval bij vervoeren, laden, lossen of overige werkzaamheden
Afvalbakken in inrichtingen voor het gebruik van eet- en drinkwaren
Wegwerpen van reclamebiljetten of andere promotiemateriaal
(Vervallen)
Natuurlijke behoefte doen
Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Afdeling 4
Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.1
Artikel 4.4.2
Artikel 4.4.3
Artikel 4.4.3a
Artikel 4.4.4
Artikel 4.4.5
Artikel 4.4.6
Artikel 4.4.7
Begripsomschrijvingen
Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
(Vervallen)
Weigeringsgronden
Bijzondere vergunningsvoorschriften
Herplant- en instandhoudingplicht
Schadevergoeding
Bestrijding iepziekte
Afdeling 5
Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.5.1
Artikel 4.5.2
Artikel 4.5.3
Betreden van plantsoenen e.d.
(Vervallen)
Afdeling 6
Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.2.2.10
Artikel 4.2.2.11
Artikel 4.2.2.12
Artikel 4.2.2.12a
Artikel 4.2.2.13
Artikel 4.6.1
Artikel 4.6.2
Artikel 4.6.3
Artikel 4.6.4
Artikel 4.6.5
Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest
of ingekuilde landbouwproducten
Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke
Aanschrijving
(Vervallen)
(Vervallen)
Hoofdstuk 5
Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de
gemeente
Afdeling 1
Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1
Artikel 5.1.2
Artikel 5.1.3
Artikel 5.1.4
Artikel 5.1.5
Artikel 5.1.6
Artikel 5.1.7
Artikel 5.1.8
Artikel 5.1.9
Artikel 5.1.10
Artikel 5.1.11
Begripsbepalingen
Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Defecte voertuigen
Voertuigwrakken
Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen
Caravans en dergelijke
Parkeren van (reclame)voertuigen
Parkeren van grote voertuigen
Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Afdeling 2
Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1
Artikel 5.2.2
Artikel 5.2.3
Artikel 5.2.4
(Vervallen)
(Vervallen)
Standplaatsen; uitstallingen op de weg
Te koop aanbieden van voertuigen
Afdeling 3
Slachten van dieren
Artikel 5.3.1
Publiekelijk slachten
Afdeling 4
Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in
natuurgebieden
Artikel 5.4.1
Artikel 5.4.2
Crossterreinen
Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 5
Verstrooiing van as
Artikel 5.5.1
Artikel 5.5.2
Artikel 5.5.3
Begripsomschrijving
Regulering incidentele asverstrooiing
Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden
Afdeling 6
Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke
Artikel 5.6.1
Artikel 5.6.2
(Vervallen)
(Vervallen)
Afdeling 7
Gevonden voorwerpen; detectorverbod
Artikel 5.7.1
Artikel 5.7.2
(Vervallen)
Detectorverbod
Afdeling 8
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 5.8.1
Begripsbepaling
Artikel 5.8.2
Artikel 5.8.3
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 6
Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1
Artikel 6.1a
Artikel 6.2
Artikel 6.3
Artikel 6.4
Artikel 6.5
Artikel 6.6
Strafbepaling
Toezichthouders
(Vervallen)
Het betreden in woningen zonder toestemming van de bewoners
Inwerkingtreding
Overgangsbepalingen
Aanhalingstitel
Hoofdstuk 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1
Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.
Openbare plaats:
een voor publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b; zie ook
art.1 Wet openbare manifestaties;
b.
Weg:
1. alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder
begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen
en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
2. de –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen,
parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en
aanlegplaatsen voor vaartuigen;
3. de voor publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen,
welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar
zijn;
4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen portieken,
gangen, passages en galerijen, de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of
vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
b.
Openbaar water:
wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
c.
Bebouwde kom:
de bebouwde kom of kommen waarvan de gedeputeerde staten de grenzen hebben
vastgesteld;
d.
Rechthebbende:
degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
e.
Bouwwerk:
bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening; elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming, hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
f.
Gebouw:
gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
g.
Handelsreclame:
iedere openbare aanprijzing van goederen en diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een
commercieel belang te dienen;
h.
Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene
bepalingen Omgevingsrecht;
i.
Vierdaagsefeesten en de Vierdaagse(marsen):
Vierdaagsefeesten: jaarlijkse feesten die georganiseerd worden door de Stichting
Vierdaagsefeesten en die starten op de zaterdag voorafgaande aan de derde week van juli en
eindigen in de nacht van vrijdag/zaterdag in de derde week van juli.
Vierdaagse(marsen): jaarlijkse wandeltocht die georganiseerd wordt door StichtingDE4DAAGSE
en die plaatsvindt van dinsdag tot en met vrijdag in de derde week van juli.
Artikel 1.2
Indienen aanvraag
1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken
vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het
bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in
het eerste lid genoemde termijn worden verlengd met ten hoogste negen weken
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld
in de artikelen 2.1.5.2, artikel 2.1.5.3, artikel 2.4.15, 4.4.2 of 4.6.2
Artikel 1.3
Vervallen
Artikel 1.4
Beslistermijn
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen
acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor de beslissing op aanvragen voor
vergunningen als bedoeld in artikel 3.2.1
4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3:9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van
toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2,
2.1.5.3, 2.4.15, 4.4.2 en 4.6.2.
Artikel 1.5
(Vervallen)
Artikel 1.6
(Vervallen)
Artikel 1.7
(Vervallen)
Artikel 1.8
(Vervallen)
Artikel 1.9
Voorschriften en beperkingen
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze
voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in
verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden
voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.10
Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachten deze verordening anders is
bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.11
Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1. a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het
verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het
belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of
worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde
termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder dit verzoekt.
2. a. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed;
b. dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de
gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel
kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.
Artikel 1.12
(Vervallen)
Artikel 1.13
Termijnen
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is
bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1.14
(Vervallen)
Artikel 1.15
Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden
geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu
Artikel 1.16
Positieve fictieve beschikking
1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
a. Artikel 2.1.4.1: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;
Artikel 1.17
Positieve fictieve beschikking
1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
• Artikel 2.2.2.: Evenementenvergunning;
•
Artikel 2.2.7: Voetbalvergunning;
•
Artikel 2.3.1.6: Exploitatievergunning openbare inrichtingen;
•
Artikel 2.3.1.5: Terrasvergunning;
•
Artikel 2.3.3.2: Exploitatievergunning speelgelegenheden;
•
Artikel 3.2.1: Exploitatievergunning seksinrichtingen en escortbedrijven;
•
Artikel 3.2.6 (bijlage 2A): registratie tippelzone;
•
Artikel 5.8.2: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Hoofdstuk 2
OPENBARE ORDE
Afdeling 1
Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1
Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1
Samenscholing en ongeregeldheden
1.
Het is verboden op of aan de weg zich tezamen met anderen te begeven naar of al dan niet
tezamen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door
uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden, dan wel te vechten.
2.
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan
of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan
wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend
bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen
richting te verwijderen.
3.
Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer
deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter
voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en
godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare
manifestaties.
Paragraaf 2
Samenkomsten, betogingen en optochten
Artikel 2.1.2.1
Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van
godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft hiervan voor
de openbare aankondiging daarvan en tenminste 48 uur voor de aanvang, schriftelijk kennis aan
de burgemeester.
2. Degene die het voornemen heeft om op een openbare plaats op een vooraf bepaalbaar tijdstip
een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te
houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voordat deze
voor de eerste keer gehouden zal worden na de inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig
schriftelijk kennis aan de burgemeester.
3. Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare
manifestaties.
4. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste en in het tweede lid
genoemde termijn van 48 uur verkorten en/of een mondelinge kennisgeving ontvankelijk
verklaren.
5. Het bepaalde in artikel 6.1, eerste lid, is niet van toepassing op overtreding van dit artikel.
6. Bij de kennisgeving wordt opgave gedaan van:
a.
naam en adres van degene, die de samenkomst, vergadering of betoging houdt;
b.
het doel van de samenkomst, vergadering of betoging;
c.
de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip
van aanvang en beëindiging;
d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f.
maatregelen die degene, die de samenkomst, de vergadering of betoging houdt, zal
treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
7. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs, waarin in ieder geval het tijdstip
van de kennisgeving is vermeld.
Artikel 2.1.2.2
(Vervallen)
Artikel 2.1.2.3
(Vervallen)
Paragraaf 3
Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1
(Vervallen)
Paragraaf 4
Vertoningen en dergelijke op de weg
Artikel 2.1.4.1
Straatartiest
1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf,
tekenaar, filmoperateur of gids op of aan de weg op te treden.
2.
Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door de burgemeester
te stellen nadere regels ten aanzien van de plaatsen, uren waarbinnen, duur en wijze van
optreden.
3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 2.1.4.2
(Vervallen)
Paragraaf 5
Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1
Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
(zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlagen 4B, 4C, 4D en 4E en voor nadere regels bijlage 25)
1
2
3.
4
5.
Het is verboden zonder vergunning van het college voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven
de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten.
Het verbod geldt niet voor:
a. bouwobjecten, voor zover deze niet zodanig zijn opgesteld dat zij hinder voor het verkeer
kunnen opleveren mits wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met
betrekking tot het plaatsen van deze voorwerpen of stoffen;
b. objecten op de weg bij evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2. lid 4, mits deze objecten
gezamenlijk een maximale oppervlakte van 30 m2 hebben. Deze uitzondering geldt niet
voor podia, tribunes en/of tenten waar meer dan 50 personen aanwezig zijn.
c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in
verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet
verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor
zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan
gereinigd is;
d. voertuigen;
e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
f. terrassen als bedoeld in artikel 2.3.1.5;
g. standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3 en uitstallingen als bedoeld hierna onder h;
h. uitstallingen, mits gelegen in door het college aangewezen gebieden en indien voldaan is
aan de door het college gestelde regels ten aanzien van uitstallingen;
i. spandoeken mits aangebracht op de door het college aangewezen locaties en voldaan is
aan de door het college vastgestelde regels omtrent spandoeken;
j. informatiekramen voor zover er niet commerciële informatie wordt verschaft aan het publiek
mits wordt voldaan aan de door het college gestelde regels omtrent informatiekramen.
Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of
gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien:
a.
deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade
toebrengt aan de weg,
b.
gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik
van de weg, of
c.
een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a.
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een
belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b.
6.
indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet
voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c.
in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de
nabijheid gelegen onroerende zaak.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, het Rijkswegenreglement, artikel 19 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 of de Gelderse wegenverordening van toepassing is.
Artikel 2.1.5.2
Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de
verharding van een weg op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de
wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van
een weg.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel l van de
Wegenverkeerswet daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van
gebouwen.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de
gemeente of het waterschap ter uitvoering van zijn of haar publiekrechtelijke taak.
4.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de
Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Gelderse wegenverordening, de
Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3
Maken en veranderen van een uitweg
1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag.
a.
een uitweg te maken naar de weg;
b.
van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
c.
verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
3.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:
a.
de bruikbaarheid van de weg;
b.
het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d.
de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente.
4
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken,
artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Gelderse
wegenverordening van toepassing is.
Paragraaf 6
Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1
(Vervallen)
Artikel 2.1.6.2
(Vervallen)
Artikel 2.1.6.3
Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
1.
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting, die aan personen en aan het
wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of op andere wijze hinder of gevaar kan
opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op
te ruimen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen
termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
2.
Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of te hebben dat aan
personen en aan het wegverkeer het uitzicht belemmert.
Artikel 2.1.6.4
Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of
enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te
maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.5
Kelderingangen, koekoeken en dergelijke
1.
Het is verboden aan of in wegen openingen of ingangen van kelders, regenbakken of putten te
hebben, tenzij de openingen of ingangen gedekt zijn met luiken van geribd scheepsplaat van
een gewicht van tenminste 50 kg per vierkante meter, welke zuiver vlak en vastliggen op een
hardstenen rand of ijzeren ramen en gelijk van hoogte zijn met het omliggende wegdek.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 427 van het Wetboek van
Strafrecht, artikel 5, eerste lid onder h van het Rijkswegenreglement, de Gelderse
wegenverordening of artikel 385 Nijmeegse Bouwverordening van toepassing is.
Artikel 2.1.6.6
(Dit artikel is aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7)
Artikel 2.1.6.7
Rookverbod
1.
Het is verboden te roken in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van dertig meter
daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode. Deze
aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Algemene Wet
Bestuursrecht.
2.
Het is verboden in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van honderd meter
daarvan brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3.
Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 429, aanhef
en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in
gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte erven.
Artikel 2.1.6.7a Verbod vuur te stoken
1.
Het is verboden in door de burgemeester aangewezen gebieden en gedurende de door de
burgemeester aangewezen tijden in de open lucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2.
Een aanwijzingbesluit als bedoeld in het eerste lid kan enkel voorschriften bevatten ter
bescherming van:
a. de flora en fauna;
b. de openbare orde;
c. de openbare veiligheid.
3.
Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429,
aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 2.1.6.8
Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1.
Het is verboden op of aan de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of
andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben lager dan twee meter boven de
hoogte van de weg.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van prikkeldraad, schrikdraad,
puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste
boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de
Wegenverkeerswet daaronder verstaat.
Artikel 2.1.6.8a Gevaarlijke voorwerpen
1.
Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en daaraan gelegen
voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere
voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II,
III en IV Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de
openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
(zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 14 bij de slotpagina's)
Artikel 2.1.6.9
(Vervallen)
Artikel 2.1.6.10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk,
vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen,
borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting
worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2.
3.
Burgemeester en wethouders geven tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als
bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen
van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de
Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.11 Objecten onder hoogspanningslijn
1.
Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding
bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of
andere objecten, die niet zijn aan te merken als gebouwen of bouwwerken hoger dan twee
meter te plaatsen of te hebben.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing
verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van
de hoogspanningslijn.
Artikel 2.1.6.12 Veiligheid op het ijs
1.
Het is verboden:
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of
het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a
bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze
het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het
Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.
Artikel 2.1.6.13
(Vervallen)
Afdeling 2
Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1
Begripsomschrijving
1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting
van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoop-, theater- en schouwburgvoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen,
indien dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting en
gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet
openbare manifestaties;
f. voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2.2.6 tot en met 2.2.11 van deze verordening;
g. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2.1, 2.1.4.1 en 2.3.3.1 van deze verordening.
2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid;
b. een braderie;
c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1 van deze
verordening;
d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, behoudens straatmuziek;
e. een straatfeest of buurtbarbecue.
In deze afdeling wordt onder organisator verstaan een natuurlijke persoon of in geval van een
rechtspersoon, de bestuurder van deze rechtspersoon dan wel diens gevolmachtigde, die een
evenement als bedoeld in het eerste lid houdt of doet houden.
3.
Artikel 2.2.2
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Evenement
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Een aanvraag om een vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid moet
worden ingediend uiterlijk 8 weken vóór de datum van het evenement. De burgemeester kan
voor bijzondere en/of periodiek terugkerende evenementen van de hiervoor vermelde termijn
afwijken.
De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu;
e. de verkeersveiligheid;
f. het woon- en leefklimaat.
Geen vergunning is vereist voor een klein ééndaags evenement, mits:
a) het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 250 personen;
b) het evenement voldoet aan de navolgende tijden:
e
e
e
e
- begintijd: op een zondag, 2 paasdag, 2 pinksterdag en 1 en 2 kerstdag niet eerder dan
13:00 uur, overige dagen niet eerder dan 09:00 uur;
- eindtijd: 24:00 uur op een vrijdag, een zaterdag en op de dag voor een officieel erkende
feestdag; op overige dagen 23:00 uur;
c) tussen de begin- en eindtijd voor muziek zit één aaneengesloten periode van maximaal
10 uur;
d) het geluidsniveau gemeten op 2 meter uit de gevel van een woning mag niet meer zijn
dan 70 dB(A)/83dB(C). Indien zich op 35 meter van de luidsprekers geen woning of winkel
bevindt, mag het geluidsniveau op 35 meter van de luidsprekers niet meer zijn dan 70
dB(A)/83dB(C);
e) de geluidsboxen moeten zodanig opgesteld worden dat deze niet direct op woningen of
winkels zijn gericht;
f) er maximaal 2 keer per locatie per kalenderjaar muziek ten gehore wordt gebracht,
conform de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (december 2008);
g) het evenement geen of een zeer geringe beperking van het gebruik van de weg
veroorzaakt en geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten en er te
allen tijde een rijbaan van 4 meter beschikbaar blijft;
h) er geen conflicterende samenloop is met andere evenementen, wegopbrekingen en/of de
hoofdroutes van de hulpdiensten;
i) er een organisator is;
j) de organisator uiterlijk 2 weken voorafgaand aan het evenement omtrent locatie en tijdstip
daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester in verband met plaatsing
op de evenementenkalender;
k) het evenement niet plaatsvindt in de derde volle week van juli op een locatie die is
vergund ten behoeve van de Vierdaagsefeesten of de Vierdaagsemarsen.
De burgemeester kan besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te
vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de
verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat of het milieu in gevaar komt.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin
voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aanvragen voor vergunningplichtige evenementen die gelijktijdig plaatsvinden met de
Vierdaagsefeesten worden geweigerd, met uitzondering van de aanvragen voor de
Vierdaagsefeesten en de Vierdaagsemarsen.
(zie voor de Beleidsregel locatie voorkeursbeleid evenementen bij de slotpagina’s: bijlage 17C)
Artikel 2.2.2 a
Aanvraag vergunning of ontheffing Vierdaagsemarsen
1.
Een aanvraag om een vergunning of ontheffing in het kader van de Vierdaagsemarsen
wordt ingediend uiterlijk op 1 maart van het jaar waarin de Vierdaagsemarsen plaatsvinden
waarop de aanvraag betrekking heeft.
2.
Het bevoegd orgaan kan, in geval van een bijzondere omstandigheid, afwijken van de in
lid 1 bedoelde termijn.
Artikel 2.2.2 b
Aanvraag vergunning of ontheffing Vierdaagsefeesten
1.
Een aanvraag om een vergunning of ontheffing in het kader van de Vierdaagsefeesten wordt
ingediend uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin de Vierdaagsefeesten plaatsvinden waarop
de aanvraag betrekking heeft.
2.
Het bevoegd orgaan kan, in geval van een bijzondere omstandigheid, afwijken van de in lid 1
bedoelde termijn.
(Zie voor de Beleidsregels bootfeesten bij de slotpagina's: bijlage 10)
(Zie voor de Beleidsregels dansmuziekevenementen bij de slotpagina's: bijlage 16)
Artikel 2.2.3
Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Artikel 2.2.3a
Verbod samplen, flyeren, collecteren en venten tijdens evenementen
1.
Het is verboden tijdens door de burgemeester aangewezen evenementen op de daarbij
aangewezentijden en plaatsen:
a. gedrukte of geschreven stukken alsmede samples, monsters en anderen goederen die vallen
onder het begrip commerciële handelsreclame onder het publiek te verspreiden dan wel
openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken;
b. een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te
bieden. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden
van goederen , waartoe ook word gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het
aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt
gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk voor een ideëel of
liefdadig doel is bestemd;
c. het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van
goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats
of aan huis, met uitzondering van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of
gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
2.
Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing indien de genoemde activiteit plaatsvindt
door, namens of met toestemming van de organisator van het evenement.
(Zie voor Aanwijzingsbesluit evenementen bijlage 20 )
Artikel 2.2.4
Beëindiging evenement
1.
De burgemeester kan, indien het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van
overlast, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid of
gezondheid, dan wel het woon- en leefklimaat dit vordert, het bevel geven een evenement te
beëindigen.
2.
Degene die een evenement organiseert dan wel bij een evenement feitelijk de leiding heeft, is
verplicht:
a. dat evenement onverwijld te beëindigen indien de burgemeester hiertoe een bevel geeft;
b. ervoor te zorgen dat, nadat het onder a bedoeld bevel door de burgemeester is gegeven,
geen publiek meer tot het evenement toegelaten wordt;
c. ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie te allen tijde toegang hebben tot het
evenement.
3.
Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een ernstige verstoring van de
openbare orde is degene die dat evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding
heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het evenement onverwijld te beëindigen
en geen publiek meer tot het evenement toe te laten.
4.
Het is verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien waarvan een bevel, als bedoeld
in het eerste lid, of in het derde lid gegeven is.
Artikel 2.2.5
Verwijderplicht
Indien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als bedoeld in artikel 2.2.4 is gegeven,
is een ieder die zich op de plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt, op eerste
vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich terstond te verwijderen in de door die
ambtenaar bevolen richting.
Artikel 2.2.6
Betaald voetbalwedstrijden
2.
a. de betaalvoetbalorganisatie NEC, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste
elftal van de betaalvoetbalorganisatie NEC als thuis spelende ploeg betrokken is,
uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een
amateurvoetbalorganisatie;
b. de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen
voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Nijmegen, waarbij ten minste één
betaalvoetbalorganisatie is betrokken;
c. degene die buiten de gevallen, genoemd onder a. en b. een voetbalwedstrijd organiseert,
waarbij ten minste één betaalvoetbalorganisatie is betrokken.
Voor de toepassing van de artikelen 2.2.6 tot en met 2.2.11 wordt onder voetbalwedstrijd
verstaan een voetbalwedstrijd georganiseerd door een organisator als bedoeld in het vorige lid.
Artikel 2.2.7
Voetbalvergunning
1.
Het is de organisator verboden zonder vergunning van de burgemeester een voetbalwedstrijd te
houden of te doen houden. Een vergunning kan meerdere wedstrijden betreffen.
2.
Een aanvraag om een vergunning moet worden ingediend uiterlijk vier weken voor de datum
van de voetbalwedstrijd. De burgemeester kan van de hiervoor vermelde termijn afwijken en de
uiterlijke datum van de aanvraag afzonderlijk bepalen.
3.
De burgemeester kan de vergunning weigeren dan wel aan de vergunning voorschriften
verbinden in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu;
e. de verkeersveiligheid.
Artikel 2.2.8
Verbod voetbalwedstrijd
1.
De burgemeester kan het doen spelen van een wedstrijd verbieden:
a. uit vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde;
b. indien de krachtens artikel 2.2.7, derde lid, opgelegde voorschriften niet worden nageleefd;
c. indien geen of niet tijdig een vergunning is aangevraagd.
2.
Het is verboden een voetbalwedstrijd te doen spelen, wanneer een verbod, als bedoeld in het
vorige lid is uitgevaardigd.
Artikel 2.2.9
Orde in verband met voetbalwedstrijden
1.
Vanaf 4 uur voor het vastgestelde begin van een voetbalwedstrijd tot 4 uur na afloop van een
voetbalwedstrijd is het niet toegestaan voorwerpen mee te voeren waarvan redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat deze zijn bedoeld om de openbare orde te verstoren.
2.
Het is verboden in een voetbalstadion de orde te verstoren.
Artikel 2.2.10
Verwijderingplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en niet
in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het
vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe
strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in
het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.2.11
Stadionomgevingsverbod
1.
De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde aan een persoon
schriftelijk het bevel te geven zich niet te bevinden in de omgeving van het Goffertstadion vanaf
4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip van een voetbalwedstrijd in het stadion tot 4 uur na
afloop van de voetbalwedstrijd.
2.
Het bevel bedoeld in het eerste lid geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 24
maanden.
(Zie voor de Beleidsregels stadionomgevingsverboden (2008) bij de slotpagina's: bijlage 8)
Afdeling 3
Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1
Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 2.3.1.1
Begripsomschrijvingen
1.
In deze paragraaf en de daaruit volgende bepalingen wordt verstaan onder:
a. inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte:
1. waarin enig horecabedrijf, tot de uitoefening waarvan behoort het bedrijfsmatig of
anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse,
wordt uitgeoefend;
2. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, al dan niet door middel van een automaat,
etenswaren of alcoholvrije dranken of rookwaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt;
3. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden
afgehaald;
b. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een
inrichting exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of
rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
c. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent
of uitoefenen in een inrichting;
2.
In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan:
a. de gezinsleden van de exploitant en beheerder, alsmede diens elders wonende bloed- en
aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. de personen die voorkomen in het register, bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van
Strafrecht;
c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Paragraaf 1a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de
Drank- en Horecawet
Artikel 2.3.1a.1 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a: - alcoholhoudende drank,
- horecabedrijf,
- horecalocaliteit,
- inrichting,
- paracommerciële rechtspersoon,
- sterke drank,
- slijtersbedrijf en
- zwak-alcoholhoudende drank,
- dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;
b: bijeenkomst van persoonlijke aard: een bijeenkomst, waarbij alcoholhoudende drank wordt
genuttigd, die geen direct verband houdt met de statutaire activiteiten van de paracommerciële
instelling. Voorbeelden van bijeenkomsten van persoonlijke aard zijn bruiloften, recepties bij
jubilea, verjaardagsfeesten, barbecues, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten
en dergelijke.
Artikel 2.3.1a.2 Regulering paracommerciële rechtspersonen
1. Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken dagelijks
van 12.00 uur tot 00.00 uur, met de volgende uitzonderingen:
a. een paracommerciele rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren en/of
het ondersteunen van activiteiten van sportieve aard kan alcoholhoudende drank verstrekken
van 12.00 uur tot 01.00 uur;
b. een paracommerciele rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren en/of het
ondersteunen van sociale interactie tussen studenten kan van 12.00 uur tot 08.00 uur
alcoholhoudende drank verstrekken, mits wordt voldaan aan de venstertijden zoals bedoeld in
artikel 2.3.1.2a van deze verordening.
2. Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten
van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet
rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Artikel 2.3.1a.3 Voorwaarden en beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de
zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en
Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van
zwakalcoholhoudende drank.
Artikel 2.3.1a.4 Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet
alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode
van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2.3.1.2
Sluitingsuur
1.
Het is verboden een inrichting, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of
jeugdorganisatie of instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of wijkhuis, deze inrichting van
02.00 tot 05.00 uur voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te
laten verblijven.
De burgemeester is bevoegd in zeer bijzondere gevallen van tijdelijke aard ontheffing te
verlenen van dit verbod.
2.
De burgemeester kan bepalen dat een inrichting, al dan niet tijdelijk, tussen 00.00 uur en 06.00
uur voor publiek gesloten dient te zijn in het belang van de openbare orde, veiligheid,
zedelijkheid, gezondheid of van het woon- en leefmilieu.
3.
Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte gesloten
dient te zijn, zich daarin te bevinden.
4.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer
gebaseerde vergunningsvoorschriften van toepassing zijn.
Artikel 2.3.1.2a Venstertijd
1.
Het is een inrichting als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, onverminderd de
bevoegdheid om voor reeds aanwezige bezoekers geopend te blijven, verboden tussen 04.00
uur en 08.00 uur bezoekers toe te laten.
2.
Het verbod als genoemd in het eerste lid is niet van toepassing in de nacht van 31 december op
1 januari.
Artikel 2.3.1.3
Toegang ambtenaren van politie
De exploitant en beheerder van een inrichting zijn verplicht er voor te zorgen dat ambtenaren van
politie vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot die inrichting:
a.
gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel
b.
gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en er daarin of aldaar bezoekers
aanwezig zijn.
Artikel 2.3.1.4
Ordeverstoring
1.
Het is verboden in een inrichting de orde te verstoren.
2.
Het is verboden in een inrichting deel te nemen aan enig spel waarbij met of om geld - voor geld
inwisselbare voorwerpen daaronder begrepen - wordt gespeeld, dan wel daartoe gelegenheid te
geven.
3.
Het tweede lid geldt niet voor zover de Wet op de Kansspelen van toepassing is.
Artikel 2.3.1.5
Terrasvergunningen
1.
In afwijking van het bepaalde in 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een
vergunningaanvraag die betrekking heeft op een terras, voor zover deze zich op de weg
bevindt, over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Deze vergunningaanvraag kan uitsluitend betrekking hebben op een terras, te gebruiken door
een horecabedrijf, kiosk of maatschappelijke of recreatieve instelling.
2.
3.
4.
5.
6.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.10, is een vergunning zoals genoemd in het eerste lid
gebonden aan het pand waarin een horecabedrijf, kiosk of maatschappelijke en recreatieve
instelling wordt uitgeoefend.
De vergunning tot het hebben van een terras bevat in elk geval voorschriften met betrekking tot
de terrasafmetingen.
Indien deze vergunning geen voorschriften omtrent de sluitingstijden bevat, is het verboden het
terras te hebben tussen 01.00 en 09.00 uur.
De burgemeester kan de vergunning zoals bedoeld in het eerste lid weigeren:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor
de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b. indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud
van de weg;
c. ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving van het terras;
Op grond van artikel 1.11 kan, in geval van door het terras/de terrassen veroorzaakte overlast,
de vergunning worden gewijzigd in die zin dat de sluitingstijd wordt teruggebracht naar 23.00
uur.
Artikel 2.3.1.6
Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen
1.
Het is verboden zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester een inrichting als
bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid onder a, sub 2 of sub 3 van deze verordening te exploiteren
(exploitatievergunning).
2.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor door de burgemeester aangewezen soorten
inrichtingen. (zie voor nadere regulering bijlage 12d)
3.
Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden
ingediend aan de hand van een door de burgemeester vast te stellen formulier.
4.
Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:
a: opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de exploitant en de beheerder;
b: opgaaf gedaan van het adres en de aard en exploitatiewijze van de inrichting;
c: overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de exploitant - indien
een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke
perso(o)n(en)- en beheerder afgegeven verklaring omtrent het gedrag;
d: overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de
oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting.
5.
Per inrichting wordt niet meer dan één aanvraag gelijktijdig in behandeling genomen.
6.
De vergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant en beheerder
van de inrichting. De vergunning is niet overdraagbaar. In geval van beëindiging of overdracht
van de inrichting aan een rechtsopvolger is de exploitant verplicht, hiervan direct schriftelijk
mededeling te doen aan de burgemeester.
7.
De burgemeester kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen per
categorie van inrichtingen, te onderscheiden naar aard en exploitatiewijze.
(zie voor nadere regulering bijlage 12a, bijlage 12b en bijlage 12c)
Artikel 2.3.1.7
Aanwezigheid van exploitant en beheerder
Het is verboden de inrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel
2.3.1.6, zesde lid op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de inrichting aanwezig is.
Artikel 2.3.1.8
Weigeringgronden exploitatievergunning
1.
De burgemeester weigert de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, indien:
a: de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan,
een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
b: de inrichting niet voldoet aan de door de burgemeester vastgestelde inrichtingseisen;
c: de inrichting gelegen is buiten een door de burgemeester aangewezen gebied;
d: een op de aanvraag vermelde exploitant - indien een rechtspersoon: de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- of
beheerder jonger is dan 21 jaar;
e. het maximum zoals bedoeld in artikel 2.3.1.6 lid 7 is bereikt.
2.
(zie voor nadere regulering bijlage 12a)
De burgemeester kan de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, geheel of gedeeltelijk weigeren,
indien naar diens oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de
3.
4.
omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed
door de aanwezigheid van de inrichting.
Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester
rekening met:
a: het karakter van de straat en de wijk, waarin de inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;
b: de aard van de inrichting;
c: de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te
staan door de exploitatie van de inrichting;
d: de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;
e: de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de inrichting in deze of
andere inrichtingen;
f: de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden, voor zover de exploitant en
beheerder onveranderd is gebleven.
De vergunning kan worden geweigerd indien de exploitant of de beheerder in de periode van 3
jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op
grond van verstoring van de openbare orde gesloten is geweest.
Artikel 2.3.1.9
Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.11 kan de burgemeester de vergunning intrekken:
a:
indien aannemelijk is, dat de exploitant of beheerder van de inrichting betrokken is, of hem
ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een
gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of
leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
b:
indien de exploitant of beheerder van de inrichting toestaat dan wel gedoogt dat in zijn inrichting
strafbare feiten worden gepleegd;
c:
indien zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen
dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde een bedreiging
vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
d:
indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schuldig maakt aan feiten, die bij een
aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag zouden leiden tot een weigering daarvan.
Artikel 2.3.1.10 Vervallen vergunning
1.
De vergunning vervalt, indien:
a: gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met
gebruikmaking van de vergunning;
b: er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is
aangevraagd;
c: de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren;
d: een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend.
2.
Indien binnen veertien dagen nadat de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft
verloren een ontvankelijke aanvraag voor de exploitatie van dezelfde inrichting wordt ingediend,
blijft het bepaalde in het eerste lid, onder c buiten toepassing, tot het moment dat op die
aanvraag is beslist.
Artikel 2.3.1.11 Overgangsbepalingen
1.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan
niet van toepassing op die inrichtingen, die voorheen op grond van de meldingsplicht voor
alcoholvrije inrichtingen een melding hebben gedaan en over een ontvangst van kennisgeving
beschikken, voor zover er geen wijzigingen optreden of zijn opgetreden in de gemelde
gegevens.
2.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging
daarvan niet van toepassing op de ten tijde van de inwerkingtreding bestaande inrichtingen,
waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald.
3.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid
genoemde inrichtingen na afloop van de in de vorige leden genoemde termijn, indien de
exploitant binnen die genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op
die aanvraag door de burgemeester is beslist.
4.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende vier weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan
niet van toepassing op die inrichtingen, die tot het moment van inwerkingtreding van de wijziging
van artikel 2.3.1.1 op grond van het vervallen artikel 2.3.1.1 eerste lid onder b niet beschouwd
5.
6.
7.
werden als een inrichting, maar wel beschikken over een zogenaamd meldingsdocument van de
burgemeester of daarover beschikt hebben en voor dezelfde inrichting een nieuwe aanvraag
hebben gedaan.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het vorige lid genoemde
inrichtingen na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn, indien de exploitant binnen
genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de
burgemeester is beslist.
Op vergunningaanvragen voor de in het vierde lid bedoelde inrichtingen zijn de artikelen 2.3.1.6,
zevende lid, 2.3.1.8, eerste lid onder c, tweede lid en derde lid niet van toepassing, voor zover
er geen wijziging ten aanzien van de exploitant en inrichting is opgetreden. Artikel 2.3.1.8,
vierde lid is niet van toepassing voor zover het sluitingen voorafgaand aan de inwerkingtreding
van artikel 2.3.1.6 betreft.
Voor zover de voorgaande leden niet voorzien in een regeling, beschikt de burgemeester.
Paragraaf 2
Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1
Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a.
inrichting: elke al of niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan
personen tijdelijk de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;
b.
houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Artikel 2.3.2.2
Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is
verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.3
(Vervallen)
Artikel 2.3.2.4
Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel kampeert, is verplicht onverwijld aan de
houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn naam, woonplaats, dag van aankomst,
alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3
Toezicht op speelautomatenhallen
(zie voor nadere regulering bijlage 6 bij de slotpagina’s)
Artikel 2.3.3.1
Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a
Wet: de Wet op de kansspelen;
b
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet;
c
speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door
middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de
Wet;
d
exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;
e
beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de
speelautomatenhal is belast.
Artikel 2.3.3.2
Exploitatie speelautomatenhal
1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of
te exploiteren.
2.
De burgemeester kan voor maximaal 3 speelautomatenhallen een vergunning verlenen, te
weten: 2 speelautomatenhallen voor het deel van de gemeente dat wordt begrensd door de
rivier de Waal en de singels en 1 speelautomatenhal in het grootwinkelcentrum Dukenburg
(Zwanenveld).
Artikel 2.3.3.3
Bescheiden vergunningaanvraag
De exploitant dient bij de vergunningaanvraag de volgende gegevens en bescheiden over te leggen:
a.
b.
c.
d.
e.
een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan,
alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in
welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;
een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;
een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;
een verklaring omtrent het gedrag:
- van de exploitant dan wel, indien de exploitant een rechtspersoon is, van de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoonbevoegde natuurlijke perso(o)n(en)
- van de beheerder;
een verklaring dat hij beschikt over een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste
lid van de Wet.
Artikel 2.3.3.4
Persoonlijk karakter vergunning; voorschriften en beperkingen
1.
De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de exploitant.
2.
In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld.
3.
Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval
betrekking op:
a. de sluitingstijden van de speelautomatenhal;
b. het toezicht in de speelautomatenhal;
c. het aantal speelautomaten dat mag worden opgesteld.
Artikel 2.3.3.5
Weigering vergunning
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 30e, eerste en tweede lid van de Wet, wordt de
vergunning geweigerd, indien:
a. het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;
b. de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek
toegankelijk is;
c. de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;
d. de exploitant of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over één
of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk
Wetboek;
e. door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de
leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt
op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
f. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende
bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan c.q. leefmilieuverordening in de zin
van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.
2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het vorige lid, onder b en onder c.
Een ontheffing van het bepaalde onder b geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden.
Artikel 2.3.3.6
Beëindiging vergunning
1.
Indien een overeenkomstig artikel 2.3.3.4, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de
hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de exploitant onder overlegging van de in
artikel 2.3.3.3, onder d, genoemde bescheiden, binnen drie maanden een nieuwe vergunning
aan te vragen.
2.
De vergunning vervalt zodra de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor
het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is
geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen drie maanden na het verlies van
de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.3.3.7
Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 30f, eerste en tweede lid van de Wet en artikel 1.11, eerste lid
van deze verordening, kan de burgemeester de vergunning intrekken:
a.
indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig
zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 2.3.3.5, onder e;
b.
indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden
wordt onderbroken.
Artikel 2.3.3.8
Voortzetting exploitatie na overlijden exploitant
1.
2.
3.
Indien een exploitant komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt
beoogd, binnen drie maanden een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
In alle andere gevallen van wisseling van exploitant dient binnen één maand na overname van
de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie
toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van
rechtswege vervallen vergunning.
Paragraaf 4
Toezicht op kansspelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen
Artikel 2.3.4.1
Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
1.
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. Kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
c. Hoogdrempelige inrichtingen: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
d. Laagdrempelige inrichtingen: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
2.
In de hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten toegestaan.
3.
In de laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Artikel 2.3.4.2
(Vervallen)
Afdeling 4
Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1
Verblijfsontzeggingen
De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde of zedelijkheid aan een persoon
het bevel te geven zich anders dan in een openbaar middel van vervoer niet te bevinden op of aan
door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit
bevel geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
(zie voor aanwijzingsbesluit van de burgemeester: bijlage 3, 3a en 3b bij de slotpagina's)
Artikel 2.4.2
Plakken en kladden
1.
Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is
te bekrassen of te bekladden.
2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat
gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere
wijze aan te brengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te
brengen.
3.
Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens
wettelijk voorschrift.
4.
Het in het tweede lid, aanhef en sub a gestelde verbod, geldt niet voor het aanplakken op
daartoe door de gemeente geplaatste publicatieborden.
5.
De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een
opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage te geven.
Artikel 2.4.3
Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel
1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen of vermommingsmiddelen te
vervoeren, bij zich te hebben of te dragen.
2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn
gebruikt of niet zijn bestemd om zicht onrechtmatig de toegang toe een gebouw of erf te
verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak
te vergemakkelijken of het maken van sporen, of herkenning bij het plegen van voornoemde
strafbare feiten te voorkomen.
3.
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een
voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te
vergemakkelijken.
4.
Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerpen niet bestemd zijn voor de in dat lid
bedoelde handelingen.
Artikel 2.4.3.a
Handel in verdovende middelen
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op of aan de openbare weg te
bevinden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat dit er kennelijk op gericht is een
verdovend middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende stof, te koop
aan te bieden of de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan te bevorderen.
Artikel 2.4.3b
Gebruik harddrugs op straat
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek
toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen,
dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen
of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2.4.3c
Samenscholing
1.
Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te
nemen, indien deze verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in
middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt
met de handel in middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet.
2.
Een ieder die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is
verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te
vervolgen of zich in de aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.4.4
Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten
1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid
of van het woon- en leefmilieu, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte
bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft.
2.
Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers
geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat
de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit
voor publiek gesloten dient te zijn.
3.
Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte
krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient
te zijn, zich daarin te bevinden.
4.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het
publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van:
a. de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Nijmegen zijn
ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning;
b. logeergasten;
c. hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist.
Artikel 2.4.5
Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten
1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor
publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een lokaal of een
bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens
dringende reden noodzakelijk is.
4.
De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing
te verlenen.
Artikel 2.4.6
Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Hinderlijk gedrag op of aan de weg
1. Het is verboden:
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument,
overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere
afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemt straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of
bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt
veroorzaakt.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel
424, 426bis, of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet
1994.
Artikel 2.4.6a
Verbod slapen op of aan de weg
1.
Het is verboden de weg op een voor anderen hinderlijke wijze als slaapplaats te gebruiken, al
dan niet in een voertuig, woonwagen, tent of vergelijkbaar ander onderkomen.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen wegen aanwijzen waar dit verbod niet van toepassing is.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing
verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid
voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast,
ontsiering van het stadsbeeld, verontreiniging, besmettelijke ziekten en brandgevaar.
4.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet op de Openluchtrecreatie van
toepassing is.
Artikel 2.4.6b
Overlast skateboarden
1.
Onder skateboarden wordt in dit artikel verstaan: het zich voortbewegen op skateboarden en
vergelijkbare voorwerpen.
2
Het is verboden te skateboarden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen.
(zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 13A, 13B en 13C bij de slotpagina's)
3.
De in het vorige lid bedoelde plaatsen kunnen worden aangewezen in het belang van:
a. het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, waaronder mede begrepen de
bescherming van verkeersdeelnemers en de verdeling van de gebruiksmogelijkheden van
de weg;
b. de voorkoming of opheffing van hinder of overlast;
c. de voorkoming van schade aan de weg en straatmeubilair.
Artikel 2.4.7
Hinderlijk drankgebruik
1.
Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes
en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
a. een terras dat deel uitmaakt van of behoort bij een inrichting, als bedoeld in artikel 2.3.1.1
lid 1, onder a, sub 1;
b. het gedeelte van de weg, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Dranken Horecawet.
Artikel 2.4.7a
Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
1.
Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen
gebied, drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het
bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren.
2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
a. een terras waarvoor een vergunning geldt als bedoeld in artikel 2.3.1.5;
b. de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
3.
Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1 en degene die het
winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door
de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester
aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door
de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes,
verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of
veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat
ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing.
(zie voor aanwijzingsbesluiten bijlage 22 en 22a van de slotpagina’s)
Artikel 2.4.8
Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
1.
Het is verboden:
2.
a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort, onder een luifel, afdak, overkapping of
onderdoorgang op te houden;
b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en
soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden
zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte
van een zodanig gebouw.
Artikel 2.4.9
Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op
een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel,
parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel
deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende
ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.10
Neerzetten van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan:
1. indien dit schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de
weg of voor het doelmatig en veilig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan
vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
2. tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de
ingang van een portiek, indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw
of dat portiek, of
b. daardoor die doorgang gehinderd of die ingang versperd wordt.
Artikel 2.4.11
Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten
Het is verboden op door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of
bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid
gehouden wordt die publiek trekt.
Artikel 2.4.11-a
1.
Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden buiten de daarvoor aangewezen
stallingsruimten fietsen en bromfietsen te plaatsen.
2.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde
verbod.
(zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante
beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd, bijlage 5B en bijlage 5C)
Artikel 2.4.11-b
Het is verboden om een (brom-)fiets, al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt, langer dan 4 weken
onbeheerd in een fietsenstalling in een door Burgemeester en Wethouders aangewezen zone achter
te laten.
(zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante
beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd, bijlage 5B en bijlage 5C)
Artikel 2.4.12
Bespieden van personen
1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw, woonwagen of
woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit
gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.
2
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in
een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.
Artikel 2.4.13
(Vervallen)
Artikel 2.4.14
(Vervallen)
Artikel 2.4.15
(Vervallen)
Artikel 2.4.16
Loslopende honden, verboden plaatsen
(zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 20A en 20C bij de slotpagina's)
1.
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene, die een hond onder zijn
toezicht heeft, verboden deze te laten verblijven of lopen:
a. op de weg zonder dat de hond aangelijnd en voldoende in zijn macht is;
b. op de weg zonder dat de hond voorzien is van een aan de halsband bevestigde, van
gemeentewege verstrekte, hondenpenning;
c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats,
zandbak of speelweide;
d. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen en als zodanig aangeduide
plaats.
2.
Burgemeester en Wethouders kunnen plaatsen aanwijzen waar het verbod sub a niet van
toepassing is.
Artikel 2.4.17
Verontreiniging door honden
1.
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene die een hond onder zijn
toezicht heeft, verboden deze zich van zijn uitwerpselen te laten ontdoen in tuinen van derden
en op de weg met uitzondering van de als zodanig door het college van burgemeester en
wethouders aangewezen en ingerichte hondenuitlaatplaatsen.
(Zie voor aanwijzingsbesluiten hondenuitlaatplaatsen bijlagen 20B en volgende)
2.
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod wordt opgeheven
indien het gaat om openbare wegen en perken en de eigenaar, houder of verzorger van een
hond dan wel degene die een hond onder zijn toezicht heeft, er zorg voor draagt dat de
uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
3.
Degene die zich met een hond op of aan de openbare weg bevindt is verplicht een doeltreffend
hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van hondenpoep. Dat geldt
zowel aan het begin van de “uitlaatronde“ als aan het einde.
Artikel 2.4.18
Gevaarlijke honden
1.
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of hem, die een hond onder zijn toezicht
heeft verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg of enig andere -al dan
niet met enige beperking- voor publiek toegankelijke plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd en voldoende in iemands macht, nadat burgemeester en
wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond
gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijngebod in verband met het gedrag van die
hond noodzakelijk vinden;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat burgemeester en
wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond
gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijn- en muilkorfgebod in verband met het
gedrag van die hond noodzakelijk vinden.
2.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;
b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot
halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de Regeling agressieve
dieren van toepassing is.
Artikel 2.4.19
Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond en hem, die een hond onder zijn toezicht heeft,
verboden deze hond op zijn erf zonder muilkorf te laten loslopen, indien burgemeester en wethouders
hebben medegedeeld, dat zij het dier gevaarlijk achten, dan wel indien de hond is opgeleid voor
bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk, tenzij:
a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een -ter beoordeling van burgemeester en wethoudersduidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
b.
de gelegenheid bestaat een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder dat men het erf
behoeft te betreden;
c.
het erf voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond zonder
menselijke tussenkomst niet buiten het erf kan komen.
Artikel 2.4.20
Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
1. Het is verboden om in het door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin
van de Wet milieubeheer, ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare
gezondheid, de daarbij aangeduide dieren :
a. aanwezig te hebben, of
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven
2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide
dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de
door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door
het college is aangegeven.
3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het
eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid
gestelde verbod.
Artikel 2.4.21
(Vervallen)
Artikel 2.4.22
Loslopend vee en kleinvee
De rechthebbende op vee of kleinvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein,
is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee en kleinvee die
weg niet kan bereiken.
Artikel 2.4.23
(Vervallen)
Artikel 2.4.24
(Vervallen)
Afdeling 5
Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1
Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op
grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
b.
verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van
alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar;
c.
horecabedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub a;
d.
houder: de exploitant of beheerder als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub b en c.
Artikel 2.5.2
Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goeden die
hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de
burgemeester gewaarmerkt register en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort,
merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
3
Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
beschikking bij niet tijdig beschikken) van toepassing.
Artikel 2.5.3
Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het
adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3.
4.
b.
c.
d.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of
voor de rechthebbende verloren is gegaan;
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard
van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in
de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2.5.4 (Vervallen)
Artikel 2.5.5
Handel in horecabedrijven
Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem
handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze
overdraagt.
Afdeling 6
Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.6.1
Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen
ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats,
indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.8,
2.1.6.8a, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 en 4.3.8 van de Algemene Plaatselijke
Verordening van de gemeente Nijmegen groepsgewijze niet naleven.
Afdeling 7
Spreiding van vuurwerk verkooppunten
Artikel 2.7.1
Vuurwerk verkooppunten
1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter
beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, voor zover
de locatie van de bedrijfsuitoefening niet voldoet aan het in het belang van de openbare orde en
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast, door het college gestelde
afstandscriterium.
2.
Voor vuurwerk verkooppunten die in 2004 en 2005 rechtsgeldig in werking waren en voor
ondernemers die in 2005 een ontvankelijke aanvraag of een melding op grond van de Wet
milieubeheer indienden, geldt het verbod van lid 1 niet.
(zie voor besluit vaststelling afstandscriterium: bijlage 15 bij de slotpagina's)
Afdeling 8
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.8.1
Cameratoezicht op openbare plaatsen
1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing
van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare
plaats.
2.
De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van
andere voor een ieder toegankelijke plaatsen:
a. parkeerterreinen;
b. overige plaatsen die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van
openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen;
3.
Na afloop van de in het eerste lid bepaalde duur worden cameraprojecten geëvalueerd. De
burgemeester betrekt de gemeenteraad bij evaluatie van cameraprojecten.
(zie voor besluit toezicht: bijlage 19 a en 19b bij de slotpagina’s)
Hoofdstuk 3
SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Afdeling 1
Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1
Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding;
b
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding;
c
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval
verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een
prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar;
d
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of
in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in
de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen
van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht;
f
raamprostitutiebedrijf: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee
tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
g
straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot
prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
h
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een
seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die
rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
i
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of
uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
j
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
1 de exploitant;
2 de beheerder;
3 de prostituee;
4 het personeel dat in de inrichting werkzaam is;
5 toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a
6 andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen
noodzakelijk is.
Artikel 3.1.2
Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en
wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende
erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3.1.3
Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college van burgemeester en
wethouders over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
(zie voor collegebesluit tot vaststellen nadere regels:bijlage 2B bij de slotpagina's)
Afdeling 2
Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1
Seksinrichtingen en escortbedrijven
1
Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder
vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. (zie besluiten in bijlage 2D en bijlage 2E)
2
Het bevoegd orgaan kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen.
3.
Bij de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval overgelegd
respectievelijk vermeld:
a de persoonsgegevens van de exploitant;
b de persoonsgegevens van de beheerder;
c
d
e
4.
vervallen;
de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening
met een schaal van tenminste 1:1000;
f
een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van
tenminste 1:100;
g een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
h een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte
bestemd voor de seksinrichting.
Een aanvraag om een vergunning voor een seksinrichting wordt in behandeling genomen als
blijkt dat er een aanvraag voor een geschiktheidsverklaring is gedaan.
Artikel 3.2.2
Gedragseisen exploitant en beheerder
1.
De exploitant en de beheerder:
a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en
c. hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.
2.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch
ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter
beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba,
dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een
bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van
Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere
hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht,
wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de
Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud),
273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek
van Strafrecht;
3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163
van de Wegenverkeerswet 1994;
4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
3.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het
Wetboek van strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan driehonderd vijfenzeventig euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
4.
De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
a. bij de weigering van een vergunning gerekend vanaf de datum van beslissing op de
aanvraag van de vergunning;
b. bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van deze
vergunning.
5.
De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon
bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen
exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het
bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is
ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.3
Sluitingstijden
1
Het bevoegd orgaan kan door middel van voorschriften als bedoeld in artikel 1.9 voor een
afzonderlijke seksinrichting sluitingstijden vaststellen.
2
3
4
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe
te laten of te laten verblijven gedurende de op grond van lid 1 opgelegde sluitingstijden.
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat
die seksinrichting krachtens het eerste lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4 eerste lid, gesloten
dient te zijn.
Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer
gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4
Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1
Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid
met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting
bevelen.
2
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het
bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend
overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.2.5
Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge
artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
2
De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de
seksinrichting:
a geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de
titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling)
van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet
wapens en munitie;
b geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet
arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.6
Straatprostitutie
1
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot
prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
2
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op of aan door het college van burgemeester en
wethouders aangewezen wegen en gebieden, indien de bij dat besluit vastgestelde
voorschriften in acht worden genomen; deze voorschriften betreffen in ieder geval de tijden,
waarop het verbod in het eerste lid vermeld niet geldt, de leeftijd van de prostituee en de locatie
waar het afwerken dient te geschieden.
(zie voor aanwijzingsbesluit met beleidsregels: bijlagen 2A-1 en 2A-2 bij de slotpagina's)
3
Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door een ambtenaar
van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van de afdeling Toezicht van de
gemeente Nijmegen het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te
verwijderen.
4
Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren
aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het tweede lid, het bevel
worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
5
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden op
de in lid 2 bedoelde wegen en gebieden dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor
een ander doel dan waarvoor deze gebieden zijn bestemd.
Artikel 3.2.7
Sekswinkels
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in
door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en
leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
(zie voor aanwijzingsbesluit met nadere regulering: bijlage 2F bij de slotpagina's)
Artikel 3.2.8
1
2
Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,
afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,
opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van
erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de
wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woonen leefomgeving in gevaar brengt;
b anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de
openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan
wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in
artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3
Beslissingstermijn; weigeringgronden;
Artikel 3.3.1
Beslissingstermijn
1
Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in
artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
2
Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3.3.2
Weigeringgronden
1
De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon
bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2
gestelde eisen;
b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een
geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of
leefmilieuverordening;
c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen)
zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de
Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
d de aanvrager niet door het overleggen van een door het college van burgemeester en
wethouders afgegeven geschiktheidverklaring kan aantonen dat het bedoelde pand voldoet
aan de ex artikel 3.1.3 gestelde nadere regels;
e het maximale aantal af te geven vergunningen voor seksinrichtingen of escortbedrijven is
verleend;
f
de vergunning is aangevraagd voor een raamprostitutiebedrijf dat niet is gevestigd in de
percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers).
2
De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld
in artikel 3.2.6, tweede lid, kan worden geweigerd:
a in het belang van de openbare orde;
b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
e in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
f
in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
g in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4
Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1
Beëindiging exploitatie
1
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de
exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
2
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan
schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3.4.2
Wijziging beheer
1
2
3
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, derde lid, onder b, het beheer in de
seksinrichting feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de
feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd
bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning
overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid,
aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door
een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft
ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Afdeling 5
Overgangsbepaling
Artikel 3.5.1
(Vervallen)
Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR
HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1
Geluidhinder
Paragraaf 1
Algemeen
Artikel 4.1.1
Verbod geluidhinder
1.
Het is verboden om met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te
verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt
veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.
2.
Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.
3.
Het in het eerste lid van het artikel omschreven verbod geldt niet indien wordt voldaan aan de
door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het vrijstellen van bepaalde soorten
geluidhinder.
4.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet geluidhinder,
de Wegenverkeerswet, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet of het
Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels van toepassing is.
Paragraaf 2
"Festiviteitenregeling voor inrichtingen"
Artikel 4.1.2
Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
Inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
Houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een
inrichting drijft;
Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is
verbonden;
Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal
inrichtingen;
Geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet
Geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van
gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
Stadscentrum: Het gebied van de stad Nijmegen, dat wordt afgebakend door de spoorbrug,
Waal, Generaal James Gavinweg, Keizer Trajanusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer
Karelplein, Van Schaek Mathonsingel, Stationsplein en de Spoorlijn Arnhem-Nijmegen;
Artikel 4.1.3
Aanwijzing collectieve festiviteiten
1. Algemene voorwaarden
a.
b.
c.
d.
e.
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor
door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan
te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de
buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het
college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te
wijzen dagen of dagdelen.
In een aanwijzing als bedoeld onder a) en b), kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts
geldt in bepaalde gebieden en/of voor bepaalde inrichtingen.
Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw
kalenderjaar bekend.
Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een
festiviteit terstond als collectieve festiviteit aanwijzen.
2. Voorwaarden voor collectieve festiviteiten
a.
b.
c.
d.
Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65
dB(A) / 78 dB(C), gemeten op 1 meter buiten de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte
van 1,5 meter boven plaatselijk maaiveld.
Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van muziek - hoger dan
de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00
uur te worden beëindigd.
Tijdens de collectieve festiviteit blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het
onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
3. Aanvullende voorwaarden voor de Vierdaagsefeesten
a.
Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting tijdens de Vierdaagsefeesten,
bedraagt niet meer dan 80 dB(A) / 93 dB(C), gemeten op 5 meter van een geheel of gedeeltelijk
geopende gevel van een inrichting.
b.
Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege.
c.
De luidspreker(s) moeten binnen het gebouw zijn opgesteld.
d.
De luidspreker(s) binnen 3 meter van een geheel of gedeeltelijk geopende gevel mogen niet
geheel of gedeeltelijk naar de geopende gevel zijn gericht.
Artikel 4.1.4
Kennisgeving incidentele festiviteiten
1. Algemeen
a.
Het is een inrichting toegestaan maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar te
houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit
niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de
aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
b.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twee incidentele festiviteiten per
kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij
artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft
gesteld.
c.
Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.
d.
De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid
ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
e.
De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op een schriftelijk
verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te
voorzien was, terstond toestaat.
2. Specifiek aangewezen gebieden
a.
Het is een inrichting die niet gelegen is in het stadscentrum, toegestaan om één van de twee
incidentele festiviteiten binnen de inrichting maar buiten een gebouw van de inrichting te laten
plaatsvinden.
b.
Voor deze incidentele festiviteiten gelden de voorschriften uit de Beleidsregels geluid bij
evenementen in de openlucht.
c.
Het is het Openluchttheater gelegen aan de Steinweglaan 2 te Nijmegen toegestaan maximaal
twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit
niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de
aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
d.
Het is de Atletiekbaan, gelegen aan de Heemraadstraat 3 te Nijmegen toegestaan maximaal
zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit
niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de
aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
e.
Het is de Vasim, gelegen aan de Winselingseweg 41 te Nijmegen toegestaan maximaal zes
incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit niet
van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang
van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
f.
Het is een inrichting, gelegen aan een locatie zoals benoemd in de Beleidsregels geluid bij
evenementen in de openlucht, toegestaan om een incidentele festiviteit te houden op de dagen
en tijden dat op die locatie openbare evenementen plaatsvinden als bedoeld in Hoofdstuk 2
Afdeling 2 van deze Algemene Plaatselijke Verordening.
g.
Een incidentele festiviteit buiten een gebouw en binnen de inrichting die aan een locatie of
binnen de invloedssfeer van een locatie zoals benoemd in de Beleidsregels geluid bij
evenementen in de openlucht ligt, kan worden gehouden indien de maximaal toegestane
gebruiksfrequentie, zoals bedoeld in de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht
niet wordt overschreden.
3. Aanvullende voorwaarden voor incidentele festiviteiten binnen een gebouw van een
inrichting
a.
Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 65
dB(A) / 78 dB(C), gemeten op 1 meter buiten de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een
hoogte van 1,5 meter.
b.
Het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen
2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit wordt uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
c.
Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege.
d.
Tijdens incidentele festiviteiten blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het
onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Artikel 4.1.5
Verboden incidentele festiviteiten
a.
Een incidentele festiviteit mag niet worden gehouden tijdens een door het college voor bepaalde
locaties vastgesteld evenementenvrij weekend, zoals vermeld in de Beleidsregels geluid bij
evenementen in de openlucht.
b.
Een incidentele festiviteit mag niet worden gehouden door een inrichting aan welke inrichting
door het college een last onder dwangsom is opgelegd of een andere bestuursrechtelijke
maatregel is getroffen wegens geluidsoverlast.
Afdeling 2
Paragraaf 1
Afvalstoffen
Algemene Bepalingen
Artikel 4.2.1.1
Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.
wet: Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551 zoals sindsdien gewijzigd);
b.
autowrakken: hetgeen daaronder wordt verstaan in de wet;
c.
inzameldienst: de dienst bedoeld in artikel 4.2.1.2;
d.
wegen: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, de zijkanten;
e.
motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden
voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig
zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders;
f.
doelmatige verwijdering:
zodanige verwijdering van afvalstoffen dat in ieder geval:
1. de continuïteit van de verwijdering wordt gewaarborgd;
2. de afvalstoffen (met inachtneming van artikel 10.1, Wm) op effectieve en efficiënte wijze
wordt verwijderd;
3. de capaciteit aan afvalverwijderingsinrichtingen is afgestemd op het aanbod te verwijderen
afvalstoffen;
4. een onevenwichtige spreiding van afvalverwijderingsinrichtingen wordt voorkomen;
5. een effectief toezicht op de verwijdering mogelijk is en
6. gewaarborgd is dat een inrichting voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen,
nadat zij buiten gebruik is gesteld, geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt;
g.
afvalstoffen:
alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de
verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
h.
huishoudelijke afvalstoffen:
afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet
begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die
afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
i.
grof huisafval:
j.
huishoudelijke afvalstoffen die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere
huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden;
restafval: huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van klein chemisch afval, groente-, fruiten tuinafval, glas, oud papier en karton, textiel en grof huisafval.
Artikel 4.2.1.2
Inzameldienst
Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet en deze afdeling inzamelen van
afvalstoffen wordt aangewezen DAR NV.
DAR NV wordt hiertoe concessie verleend.
Paragraaf 2
Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1
Uitsluiting grof huisafval
Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing op grof huisafval, behoudens voor zover bij
artikel 4.2.3.4 bepaalt.
Artikel 4.2.2.1a Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst
1.
Restafval wordt éénmaal per week door de inzameldienst ingezameld.
2.
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan
een ander dan de inzameldienst.
3.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover burgemeester en wethouders
krachtens paragraaf 4 van deze afdeling aan anderen dan de inzameldienst vergunning hebben
verleend.
4.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde wordt restafval door de inzameldienst bij laagbouw
éénmaal per twee weken ingezameld.
5.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet in het gebied voormalig sportpark Grootstal.
Artikel 4.2.2.2
De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden
1.
Burgemeester en wethouders stellen dagen en tijden vast voor het overdragen of het ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.
2.
Het is verboden de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen op andere dan de krachtens dat lid
vastgestelde dagen en tijden over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de
inzameldienst.
Artikel 4.2.2.3
De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden
Het is verboden restafval anders aan de inzameldienst over te dragen, ter inzameling aan te bieden of
achter te laten in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers dan in groene huisvuilzakken van het
type dat vastgesteld is door Burgemeester en wethouders (bijlage 7) en waarvoor gemeentelijke
belastingen zijn afgedragen.
Artikel 4.2.2.4
Verpakking van huishoudelijk afval
1.
De vuilniszakken moeten goed gesloten zijn.
2.
Bij het overdragen of ter inzameling aanbieden moet de inhoud van de vuilniszakken die niet
zwaarder mag zijn dan 12 kg, zonder uitsteeksels in de zakken zijn gepakt, zodanig dat zulks
geen aanleiding kan geven tot verwondingen of het scheuren van de zakken.
Artikel 4.2.2.5
Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval
Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in vuilniszakken moet ordelijk
geschieden door plaatsing daarvan, na 06.00 uur op een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid,
vastgestelde inzameldag, op het voetpad, zo dicht mogelijk bij de rijweg, of, bij het ontbreken van een
voetpad, aan de kant van de rijweg.
Artikel 4.2.2.6
Aangewezen plaats
In het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen burgemeester en
wethouders bepalen dat de vuilniszakken overgedragen of ter inzameling aangeboden moeten
worden op een door hen te bepalen plaats nabij de percelen.
Artikel 4.2.2.7
Het overdragen of aanbieden in containers
1.
2.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat huishoudelijke afvalstoffen in een gedeelte
van de gemeente in van gemeentewege op of nabij de percelen geplaatste containers moeten
worden overgedragen of ter inzameling aangeboden.
Deze overdracht moet geschieden in gesloten verpakking en op een zodanige wijze dat geen
afvalstoffen buiten de containers achterblijven.
De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten en, indien
gesitueerd op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tussen 18.00 en 06.00 uur afgesloten te
zijn.
Artikel 4.2.2.7a Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers
1.
In het navolgende gedeelte van de gemeente dient restafval in van gemeentewege geplaatste
wijkcontainers te worden overgedragen of ter inzameling te worden aangeboden: voormalig
sportpark Grootstal.
2.
Deze overdracht moet geschieden in de gesloten huisvuilzakken en op zodanige wijze dat geen
afvalstoffen buiten de containers achterblijven.
3.
De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten worden.
Artikel 4.2.2.8
Verwijdering container
De gebruiker van een container moet er voor zorgen dat de container zo spoedig mogelijk, na lediging
door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid,
vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd.
Artikel 4.2.2.9
Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van
huishoudelijke afvalstoffen
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep
overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 4.2.2.10 Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Indien krachtens artikel 10.11, vijfde lid, van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen,
waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stellen
burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop deze afvalstoffen daar kunnen
worden achtergelaten.
Artikel 4.2.2.11 Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het incidenteel achterlaten van
huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4.2.2.12 Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen, tijden, wijzen en plaatsen achter te laten
dan bij of krachtens de artikelen 4.2.2.4 tot en met 4.2.2.11 is bepaald.
Artikel 4.2.2.12a Achterlaten in daartoe bestemde bakken
1.
Het is verboden andere huishoudelijke afvalstoffen dan van zeer beperkte omvang en gewicht,
zoals proppen papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde vloeistoffen, achter te laten in
daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken.
2.
Het is verboden glas op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege
geplaatste glasbakken.
3.
Het is verboden papier op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege
geplaatste papierbakken.
4.
Het is verboden textiel op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege
geplaatste textielbakken.
Artikel 4.2.2.13 Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
1.
Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden de
volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk over te dragen of
aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van de percelen
geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats:
a. Klein Chemisch Afval.
b. Glas.
2.
c. Oud papier en karton.
d. Textiel.
Door de inzameldienst en/of een vergunninghouder overeenkomstig het bepaalde in artikel
4.2.4.1 wordt:
a. klein chemisch afval één maal per week met behulp van de chemokar ingezameld;
b. glas via de van gemeentewege geplaatste glasbakken ingezameld;
c. oud papier en karton één maal per maand ingezameld;
d. textiel vier maal per jaar ingezameld.
Artikel 4.2.2.13a Groente-, fruit- en tuinafval
1.
Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden
groente-, fruit- en tuinafval anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de
inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van percelen geplaatste bakken of op
een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
2.
Door de inzameldienst wordt éénmaal per week groente, fruit en tuinafval afzonderlijk
ingezameld.
3.
In afwijking van het tweede lid wordt door de inzameldienst bij laagbouw éénmaal per twee
weken groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
4.
In afwijking van het tweede lid dient in het voormalig sportpark Grootstal het groente-, fruit- en
tuinafval achter te worden gelaten in van gemeentewege geplaatste groente-, fruit- en
tuinafvalcontainers.
5.
De overdracht van groente-, fruit- en tuinafval aan het de in het vierde lid bedoelde
wijkcontainers moet geschieden op zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers
achterblijven.
6.
De in het vierde lid bedoelde wijkcontainers moeten na het deponeren van het groente-, fruit- en
tuinafval goed worden gesloten.
Artikel 4.2.2.14 Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
1.
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en
plaatsen waarop het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde
categorieën van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen, aangeboden of
achtergelaten.
2.
Het is verboden het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde categorieën
van huishoudelijke afvalstoffen over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het
krachtens het eerste lid bepaalde.
Paragraaf 3
Het zich ontdoen van grof huisafval
Artikel 4.2.3.1
Verbod ontdoen grof huisafval
Het is verboden grof huisafval op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of
ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens deze paragraaf is bepaald.
Artikel 4.2.3.2
Aanbieden en overdragen grof huisafval
Burgemeester en wethouders stellen vast op welke plaats, op welke tijden en op welke wijze, grof
huisafval ter inzameling kan worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst.
Artikel 4.2.3.3
Omvang en inhoud grof huisafval
1.
Een stuk grof huisafval mag bij het overdragen of het aanbieden niet langer, hoger en breder
zijn dan 1,5 meter. Kleinere stukken grof huisafval moeten zoveel mogelijk in één of meer
bundels samengedrukt en -gebonden worden overgedragen of aangeboden.
3
2.
Stukken of bundels grof huisvuil mogen geen grotere inhoud hebben dan 1 m of zwaarder zijn
dan 30 kg.
Artikel 4.2.3.4
Schakelbepaling
De artikelen 4.2.2.1a, 4.2.2.10, 4.2.2.12 en 4.2.2.13 zijn op het overdragen, het ter inzameling
aanbieden en het achterlaten van grof huisafval van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4
Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan
de inzameldienst
Artikel 4.2.4.1
Inzamelvergunning
1.
Het is aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en
wethouders van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval in te zamelen.
2.
De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet deze tijdens het inzamelen
steeds bij zich hebben en op verzoek van degenen bij wie hij inzamelt tonen.
3.
De vergunning wordt geweigerd indien vaststaat of met redenen is te vrezen dat het verlenen
van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke
afvalstoffen of grof huisafval.
Artikel 4.2.4.2
Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning
1.
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en
plaatsen waarop huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen of ter inzameling
aangeboden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen
in te zamelen.
2.
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in strijd met het krachtens eerste lid bepaalde over
te dragen of ter inzameling aan te bieden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd
is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.
Paragraaf 5
Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.5.1
Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen
1.
Burgemeester en wethouders kunnen van derden afkomstige andere categorieën afvalstoffen
dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen, die aan de inzameldienst kunnen worden
overgedragen of ter inzameling aangeboden dan wel kunnen worden achtergelaten.
2.
Andere motorrijtuigen op meer dan twee wielen dan autowrakken, die rijtechnisch in
onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, kunnen
ter verwijdering worden afgegeven op door burgemeester en wethouders tenminste één daartoe
aangewezen plaats binnen de gemeente.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijze en plaatsen
waarop de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst kunnen worden
overgedragen, aangeboden of achtergelaten.
4.
Het is verboden afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid over te dragen, aan te bieden of achter
te laten in strijd met het krachtens het vorige lid bepaalde.
5.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Destructiewet of de
Provinciale Milieuverordening van toepassing is.
Artikel 4.2.5.2
Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden
1.
Het is aan anderen dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en
wethouders de krachtens artikel 4.2.5.1, eerste lid aangewezen afvalstoffen in te zamelen.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de in het vorige lid bedoelde vergunning voorschriften
verbinden ter bescherming van het milieu.
3.
De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien vaststaat of met
redenen valt te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een
doelmatige verwijdering van deze afvalstoffen.
Paragraaf 6
Openbare bekendmaking
Artikel 4.2.6.1
Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders
De door burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 4.2.2.2, eerste lid, 4.2.2.6, 4.2.2.7,
eerste lid, 4.2.2.9, 4.2.2.10, 4.2.2.11, 4.2.2.14, 4.2.3.2, 4.2.4.2 en 4.2.5.1, eerste, tweede en derde lid
genomen besluiten worden openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Algemene Wet
Bestuursrecht.
Afdeling 3
Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1
Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
1.
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting
in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen,
te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan
geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
2.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
3.
Het verbod is niet van toepassing op:
a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;
b. het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;
c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als
onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het
verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
4.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het
Besluit Bodemkwaliteit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.
Artikel 4.3.1.a
Achterlaten van straatafval
1.
Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van
de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of
soortgelijke voorwerpen.
2.
Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van
gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke
voorwerpen.
Artikel 4.3.2
Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
1.
Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren
of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan
worden beïnvloed.
2.
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg
wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde
werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten
reinigen:
a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de
veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor
de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de
werkzaamheden.
Artikel 4.3.3
Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
1.
De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of een andere inrichting waar eet- en/of
drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
a) een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk
zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;
b) zorg te dragen dat die deze afvalbak, -mand of soortgelijke voorwerp van een zodanige
constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of dat
voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;
c) zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder
geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de
naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg
achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt
opgeruimd.
Artikel 4.3.4
Wegwerpen van reclamebiljetten en ander promotiemateriaal
Degene die op de weg reclamebiljetten of dergelijke of ander promotie materiaal onder het publiek
verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen,
indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek
toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 4.3.5
(Vervallen)
Artikel 4.3.6
Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen
buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.3.7
Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en
te verspreiden.
2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan, te stoten,
te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval
ontstaat.
Afdeling 4
Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.1
Begripsomschrijvingen
1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand: hakhout, een houtwal, bos, bosplantsoen of één of meer bomen;
b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen;
c. bos en bosplantsoen: houtopstand, bestaande uit hoofdzakelijk bomen soms in combinatie
2
met een onderbegroeiing van struiken en kruiden met een oppervlakte van minimaal 150m
d. dode bomen: bomen die medio juni geen of nauwelijks bladeren hebben. dunning: velling
ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
e. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
f. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde
lid, van de Boswet;
g. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn.
Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
h. iepenspintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus
scolytus (F.), Scolytus multistriatus (Marsh.) en Scolytus pygmaeus (F.);
bosplantsoen: aanplant van jong bos, hoofdzakelijk bestaande uit heesters, struiken en
jonge bomen met een oppervlakte van minimaal 250m² en een breedte van minimaal 5 m.
2.
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten,
alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van
houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4.4.2
Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te kappen of te doen vellen.
2. Het college stelt een kaart vast waarop gebieden zijn aangewezen. (Bijlagen 26A en 26B)
3. Het college stelt een lijst vast waarop bijzondere bomen staan vermeld. (Bijlage 27 (lijst) als
apart aanhangsel bij het gemeenteblad gepubliceerd)
4. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor de gevallen all benoemd in at/m k tenzij er
sprake is van een bos en/of bosplantsoen als bedoeld in art 4.4.1. lid 1 onder c. Het kappen of
vellen van een bos en/of bosplantsoen is altijd vergunningplichtig:
a. dode bomen;
b. bomen die een stamomtrek hebben van minder dan 95 centimeter;
c. bomen die geen eigendom zijn van de gemeente en niet zijn gelegen binnen de op de kaart
aangewezen gebieden, zoals bedoeld in lid 2, mits de stamomtrek van de boom kleiner is
dan 160 centimeter;
d. bomen die eigendom zijn van de gemeente, en niet vallen binnen de op de kaart
aangewezen gebieden, zoals bedoeld in lid 2, mits de boom niet staat op de lijst van
bijzondere bomen, zoals bedoeld in lid 3;
e. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover
bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
f. fruitbomen die deel uitmaken van een bedrijfsmatige exploitatie en windschermen om
boomgaarden;
g. naaldbomen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op
daarvoor in bijzonder bestemde terreinen;
h. kweekgoed;
i. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
j. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand
een zelfstandige eenheid vormt die:
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
ofwel bestaat uit rijbepalingen van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal
rijen;
k. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een
aanschrijving of last van het college.
5. Voor het bepalen van de stamomtrek als bedoeld in het tweede lid geldt:
a. de stamomtrek van de stam 1.30 m. boven het maaiveld;
b. bij meerstammigheid de diameter van de dikste stam.
Artikel 4.4.3
(Vervallen)
Artikel 4.4.3a
Weigeringsgronden en nadere regels
1.
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de vitaliteit van de houtopstand;
g. de monumentale waarde van de houtopstand.
2.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende de in het eerste lid genoemde
belangen.
Artikel 4.4.4
Bijzondere vergunningsvoorschriften
1.
Het bevoegd gezag kan aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat binnen een bepaalde
termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden
herplant. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op
welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen.
2.
Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag aan de vergunning
het voorschrift verbinden, dat een financiële compensatie moet worden betaald in het belang
van de instandhouding van het bomenbestand.
3.
Het bevoegd gezag kan aan de kapvergunning ook het voorschrift verbinden dat niet eerder
wordt gerooid dan nadat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de
kapvergunning wordt aangevraagd, is verleend en er zes weken na bekendmaking van de
omgevingsvergunning zijn verstreken en er gedurende die periode geen voorlopige voorziening
bij de voorzieningenrechter is aangevraagd ter schorsing van de omgevingsvergunning voor de
activiteit bouwen. Indien er gedurende deze periode van zes weken wel een verzoek om
voorlopige voorziening is aangevraagd dan mag pas van de kapvergunning worden gebruik
gemaakt nadat op het verzoek negatief is beslist dan wel bij toewijzing van het verzoek, de
schorsing is beëindigd.
Artikel 4.4.5
Herplant- en instandhoudingplicht
1.
Wanneer houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing
is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is
gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de
houtopstand bevond of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen de grond opnieuw te beplanten. Deze beplanting geschiedt
overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het
bevoegd gezag te stellen termijn.
2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet
worden vervangen.
3.
Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag van de zakelijk
gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel van degene die uit
4.
5.
andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een financiële compensatie eisen,
in het belang van de instandhouding van het bomenbestand.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is
in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de
grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het
treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen
te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor
die bedreiging wordt weggenomen.
Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is
opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4.4.6
Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13,
vierde lid, van de Boswet.
Artikel 4.4.7
Bestrijding iepziekte
1.
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het
collegegevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van
iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven,
verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat
verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
2.
Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst
iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te
hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
Afdeling 5
Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.5.1
Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te
bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen,
groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 4.5.2
(Vervallen)
Artikel 4.5.3
(Vervallen)
Afdeling 6
Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.6.1
1.
2.
Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde
landbouwproducten
Het is verboden op een van de weg zichtbare plaats aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of
onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig
hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel
doel;
c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve
doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan
geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild
gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afval, afbraakmaterialen en oude
metalen.
In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de
Wegenverkeerswet.
3.
4.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing
te verlenen.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke
Ordening of de Provinciale Milieuverordening van toepassing is.
Artikel 4.6.2
Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke
1.
Het is de rechthebbende op een onroerend goed alsmede de hoofdgebruiker van dat goed
verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag dit goed of een daarop aanwezige zaak te
gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp
van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf
een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:
a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen gericht op het inwendig gedeelte van een
onroerend goed, dan wel deel uitmakend van een etalageopstelling;
b. opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies,
aangewezen door burgemeester en wethouders;
c. opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
- openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een
onroerend goed, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
- het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het onroerend goed wordt uitgeoefend of
waarvoor dat goed is bestemd, zomede op naamborden: mits deze opschriften en
2
aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,15 m en geen
van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 0,50 meter en mits deze
opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed;
d. opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken
en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk
betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering
zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
e. opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien
deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;
f. opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke
betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de
rechthebbende of de hoofdgebruiker van het onroerend goed schriftelijk kennisgeving is
gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst
van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben
verloren, wanneer deze gedurende meer dan 4 weken op het onroerend goed aanwezig
zijn.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, de
Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening of artikel 2.1.5.1 van toepassing is.
4.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan
redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de
nabijheid gelegen onroerend goed.
Artikel 4.6.3
Aanschrijving
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.6.2, tweede lid dan wel
aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt
gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders
bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te
schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar
of deze hinder.
Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op
te volgen.
Artikel 4.6.4
(Vervallen)
Artikel 4.6.5
(Vervallen)
Hoofdstuk 5
ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE
GEMEENTE
Afdeling 1
Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1
Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.
voertuigen:
voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens,
kinderwagens en rolstoelen;
b.
parkeren:
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens ( RVV 1990);
c.
aanhangwagens:
aanhangwagens als bedoeld in artikel 1 onder a, van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990)
Artikel 5.1.2
Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal
niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor
deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te
stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren
binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
Artikel 5.1.3
Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken
niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.4
Voertuigwrakken
1.
Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in
een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet
milieubeheer
Artikel 5.1.5
Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen
1.
Het is verboden om een voertuig dat wordt gebezigd voor het vervoer van meer dan 300
kilogram gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 2 van de Wet gevaarlijke stoffen te parkeren
indien zich binnen een straal van 250 meter gebouwen bevinden waarbinnen zich personen
plegen op te houden.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde
verbod.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of
de Wet Milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.6
Caravans en dergelijke
1.
Het is verboden een kampeerwagen, een caravan of een ander voor de recreatie bestemd
voertuig en aanhangwagens langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg of
op een van af de weg zichtbare plaats te parkeren.
2.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde
verbod.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wegenverordening Gelderland
2010 van toepassing is.
Artikel 5.1.7
Parkeren van reclamevoertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat kennelijk bedoeld is als voorwerp om reclame mee te maken op
de weg te parkeren.
2. Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.8
Parkeren van grote voertuigen
1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6
meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter alsmede aanhangers te parkeren op andere dan
door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit aangewezen wegen.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt
voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse
noodzakelijk is.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing
verlenen.
Artikel 5.1.9
Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6
meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter op de weg te parkeren bij een voor bewoning of
ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van
bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun
anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2.
Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren
van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5.1.10
Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
1.
Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners
of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen
ondervinden.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing
is.
Artikel 5.1.11
Aantasting groenvoorziening door voertuigen
1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of
plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2. Dit verbod is niet van toepassing:
a. op de weg;
b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel
zijn bestemd.
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Afdeling 2
Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1
(Vervallen)
Artikel 5.2.2
(Vervallen)
Artikel 5.2.3
Standplaatsen:
1.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan
een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek
toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig
ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de
handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te
bieden.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Het is de rechthebbende op een voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen perceel
verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders
standplaats wordt of is ingenomen.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van gedrukte of geschreven stukken
waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in art. 7 eerste lid van de
Grondwet.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen
voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden
waarop die markt gehouden wordt en voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Woningwet,
het Rijkswegenreglement of de Gelderse wegenverordening van toepassing is.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der
gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een
redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een
standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een activiteit betreft die
vergunningplichtig is op basis van de Wet Milieubeheer en indien geen toepassing kan worden
gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing omtrent de vergunning ingevolge de
Wet Milieubeheer is genomen.
Artikel 5.2.4
Te koop aanbieden van voertuigen
1.
Het is verboden op een door het college aangewezen wegen een voertuig te parkeren met het
kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
2.
Het college kan ontheffing van dit verbod verlenen.
Afdeling 3
Slachten van dieren
Artikel 5.3.1
Publiekelijk slachten
Het is verboden op of zichtbaar vanaf voor het publiek toegankelijke plaatsen, dieren te slachten.
Afdeling 4
Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1
Crossterreinen
1.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of bromfiets als
bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bronfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding
van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel
te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig
te hebben.
2.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij
regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter
bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde
wedstrijden en ritten of van het publiek.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren
Artikel 5.4.2
Beperking verkeer in natuurgebieden
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor
recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, als
bedoeld in artikel 1 onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets
als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een
fiets of met een paard.
2. Het verbod geldt niet voor gebieden die door het college zijn aangewezen. Het college kan daarbij
regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen van overlast
b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden
c. in het belang van de veiligheid van het publiek.
3.
Het verbod in het tweede lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en
voor fietsers of berijders van paarden;
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere
krachtens artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als
bedoeld in het eerste lid;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten
worden uitgevoerd;
d. van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen die gelegen zijn de
terreinen als bedoeld in het eerste lid;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde
personen.
4
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen
stiltegebieden te aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn
aangewezen als ‘toestel’.
5
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde
verbod.
Afdeling 5
Verstrooiing van as
Artikel 5.5.1
Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in
de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een
permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.5.2
Regulering incidentele asverstrooiing
1.
Incidentele asverstrooiing is verboden op:
a. verharde delen van de weg;
b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;
c. kinderspeelterreinen;
d. ligweiden.
2.
Het is verboden om as te verstrooien op door het college aangewezen plaatsen anders dan in
lid 1, gedurende door het college te bepalen termijnen.
3.
Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van
bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
Artikel 5.5.3
Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor
derden.
Afdeling 6
Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke (vervallen)
Artikel 5.6.1
(Vervallen)
Artikel 5.6.2
(Vervallen)
Afdeling 7
Gevonden voorwerpen
Artikel 5.7.1
(Vervallen)
Artikel 5.7.2
Detectorverbod
1.
Burgemeester en wethouders kunnen terreinen aanwijzen waarvoor een detectorverbod geldt.
Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Awb.
(zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 1 bij de slotpagina's)
2.
Het is verboden zich anders dan met vergunning van burgemeester en wethouders, met een
metaaldetector te bevinden op de onder lid 1 bedoelde terreinen.
3.
Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 40
van de Monumentenwet 1988 een opgravingvergunning is verstrekt.
Afdeling 8
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 5.8.1
Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen
bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan
wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5.8.2
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of
geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is
bestemd of mede bestemd.
2. Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor:
a. het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein;
b. groepskamperen in besloten kring met maximaal 50 personen;
c. verenigingskamperen in sportverband of door een organisatie met een sociale, culturele,
educatieve of wetenschappelijke doelstelling;
d. voor de vrijstellingen onder b en c geldt een maximale periode van 10 aaneengesloten dagen
en maximale frequentie van 2 keer per jaar per groep of vereniging.
Artikel 5.8.3
Aanwijzing kampeerplaatsen
1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod in artikel 5.8.2, lid 1 niet geldt.
2. Het college kan daarbij nadere regels stellen met betrekking tot tijdstippen, perioden en soort
kampeermiddel voor de plaatsen in lid 1.
(zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 5C bij de slotpagina's)
Hoofdstuk 6
STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1
Strafbepalingen
1.
Behoudens het bepaalde in de volgende leden, wordt overtreding van het bij of krachtens deze
verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen
gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede
categorie.
2.
Overtredingen van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van
artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met geldboete van de
eerste categorie: artikel 2.4.10, artikel 2.4.11, artikel 2.4.11a, artikel 2.4.11b, artikel 2.4.22,
artikel 2.5.2 en artikel 4.1.1.
3.
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2 bepaalde en de op
grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen geldt als strafbaar feit op
grond van artikel 1a van de Wet economische delicten.
Artikel 6.1a
Toezichthouders
1.
Met inachtneming van de uitzonderingen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn met het
toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van
artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de toezichthouders van het
bureau Toezicht afdeling Stadstoezicht.
2
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor:
- artikel 2.1.1.1
- artikel 2.1.2.3
- artikel 2.2.3
- de artikelen 2.2.10 en 2.2.11
- artikel 2.3.1.4
- artikel 2.4.12
- artikel 2.6.1
- hoofdstuk 3 met uitzondering van artikel 3.2.6
- de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2
3.
Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening
en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de door
burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aangewezen personen.
(zie ook bijlage 12D, bijlage 18 en bijlage 2C bij de slotpagina's)
Artikel 6.2
(Vervallen)
Artikel 6.3
Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoners
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of
krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde
of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het
binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4
Inwerkingtreding
1.
Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders nader te bepalen
dag na die waarop zij is afgekondigd.
2.
Op dat tijdstip worden de volgende verordeningen of bepalingen uit verordeningen ingetrokken:
1. de Nijmeegse Politieverordening, vastgesteld op 27 juni1962, sedertdien gewijzigd;
2. de Afvalstoffenverordening;
3. artikelen 30 en 31 Brandbeveiligingsverordening;
4. verordening houdende toepassing van de artikelen 8 en 22, lid 6 van de Drank- en
Horecawet;
5. de Geluidhinderverordening recreatie-inrichtingen;
6. de verordening speelautomatenhallen;
7. de verordening tot wering van overlast als gevolg van het zonder toestemming van
rechthebbende in gebruik nemen van gebouwen.
Artikel 6.5
Overgangsbepalingen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4 lid 1, die golden op het
moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening
overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Vervallen.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een
vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel
6.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog
niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige
verordening toegepast.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Artikel 6.6
Aanhalingstitel
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening voor de
gemeente Nijmegen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Nijmegen d.d. 29 januari 1992.
De Voorzitter,
De Secretaris.
mr. E.M. d'Hondt
mr. F.J. Derks
Chronologisch overzicht inzake besluitvorming met betrekking tot de APV inzake vaststelling,
wijzigingen, aanwijzingsbesluiten en tijdstippen van inwerkingtreding.
Omtrent de Vaststelling van de verordening (raadsvoorstel nummer 85 en 85a/1991) hebben
Gedeputeerde Staten van Gelderland het op 3 april 1992 gedateerde bericht van ontvangst verzonden
(ex art. 198 van de oude gemeentewet).
De inwerkingtreding van de verordening is door Burgemeester en Wethouders bepaald op 10 oktober
1992 en is afgekondigd in "De Brug" van 7 oktober 1992.
De 1e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.2, lid 1 - onderwerp: vrije sluitingstijden horeca) is
vastgesteld bij raadsbesluit van 7 oktober 1992 (raadsvoorstel nummer 175/1992).
Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door
Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 21 oktober 1992.
De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 21 juli 1993, is ingevolge artikel 205 van de
gemeentewet(oud) in werking getreden op 24 juli 1993.
De 2e Wijziging van de verordening (artikel 2.6.5, lid 2, sub b - onderwerp: gebruik van vuurwerk) is
vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 1992 (raadsvoorstel nummer 304/1992).
Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door
Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 27 januari 1993.
De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 16 december 1992, is in werking getreden op 17
december 1992, met gebruikmaking van de artikelen 202 en 205 van de gemeentewet(oud).
De 3e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.5.3 - onderwerp: eisen inzake hang- en
sluitwerk) is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 mei 1993 (raadsvoorstel nummer 89/1993).
Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door
Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 26 juli 1993.
De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 2 maart 1994, is ingevolge art. 205 van de
gemeentewet(oud) in werking getreden op 5 maart 1994.
De 4e Wijziging van de verordening (aanpassing rooivergunningenstelsel - vervanging huidige
afdeling 4 van Hoofdstuk 4 door een nieuwe afdeling 4) is vastgesteld bij raadsbesluit van 24
november 1993 (raadsvoorstel nummer 234/1993).
Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door
Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 29 december 1993.
De inwerkingtreding van de wijziging is bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 23 februari
1994 bepaald op de 3e dag na de afkondiging, welke heeft plaats gevonden in "De Brug" van 2 maart
1994, zodat de wijziging op 5 maart 1994 in werking is getreden.
De 5e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van de
Wet Milieubeheer en de opname van een verblijfsontzeggingsbevoegdheid en het verbod op
straathandel in drugs) is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 1994 (raadsvoorstel nummer
21/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking
(publicatiedatum in gemeenteblad is 25 februari 1994), derhalve op 5 maart 1994.
De 6e Wijziging van de verordening (artikel 5.1.5. - onderwerp: weren van langdurig parkeren van
aanhangwagens en artikel 1.1., lid E en artikel 5.1.1. - onderwerp: aanpassing begripsomschrijving
"voertuig") is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 september 1994 (raadsvoorstel nummer 140/1994)
en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking
(publicatiedatum in gemeenteblad is 27 september 1994), derhalve op 5 oktober 1994.
De 7e Wijziging van de verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1994
(raadsvoorstel nummer 161/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste
dag na bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 12 december 1994), derhalve op 20
december 1994.
(Betreft diverse aanpassingen ten gevolge van de nieuwe Gemeentewet en de Wet Milieubeheer,
schrappen afdeling 6 van hoofdstuk 2 in verband met inwerkingtreding Vuurwerkbesluit Wet
Milieugevaarlijke Stoffen (22 mei 1993) en wijzigingen ter uitvoering van het raadsbesluit van 25
november 1992, nr. 238/1992 inzake motie "Weeg de reinigingsheffing" en het Collegebesluit van
25 januari 1994, nr. 2.37). inzake Inzamel- en containervergunning).
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 19 december 1995 nummer 2.2, als
bedoeld in artikel 5.7.2 van de verordening (aanwijzing terreinen, waarvoor een detectorverbod
geldt). In dit besluit staat geen datum van inwerkingtreding, zodat het besluit ingevolge art. 142 van
de gemeentewet in werking treedt op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari
1996), derhalve op 9 februari 1996.
De 8e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.1 - onderwerp: uitsluiting coffeeshops uit het
begrip "inrichting")is vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 1996 (raadsvoorstel nummer
277/1995) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na
bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari 1996), derhalve op 9 februari 1996.
De 9e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.5 - onderwerp: voorschriften terrassen) is
vastgesteld bij raadsbesluit van 3 april 1996 (raadsvoorstel nummer 239/1995) en treedt ingevolge art.
142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 4 april
1996), derhalve op 12 april 1996.
Aanwijzingsbesluiten als bedoeld in artikel 2.4.7 van de verordening (aanwijzing gebied, waar het op
de weg verboden is om alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en
dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben). De besluiten en de informatie inzake de
inwerkingtreding ervan, welke voor het laatst nog opgenomen waren in Gemeenteblad GB99-46 als
bijlagen 2A (besluit B&W van 13-9-1994, nr. 1.2) en 2B (besluit van B&W van 12-3-1996, nr. 1.3) en
het nimmer in het gemeenblad gepubliceerde B&W-besluit van 25 maart 1997, nr. 2.1 zijn ingetrokken
bij besluit van burgemeester en wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr.
1054/1999).
De 10e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen naar aanleiding van de inwerkingtreding
van het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet Milieubeheer en als gevolg van de inwerkingtreding van
de Politiewet 1993, Algemene Wet op het Binnentreden en de Algemene Wet Bestuursrecht.
Daarnaast herstel van enige omissies uit het verleden en toevoeging van een toelichting op artikel
2.14.15. over alarminstallaties. Deze toelichting is in tegenstelling tot de toelichtingen bij de overige
artikelen wel toegevoegd in de tekst van het gemeenteblad in verband met de bijzondere functie
ervan. De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juni 1996 (raadsvoorstel nummer 82/1996)
en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking
(publicatiedatum is 13 juni 1996), derhalve op 21 juni 1996.
Het amendement "Geschil" is in artikel 4.2.2.13a. verwerkt.
Op verzoek van VM31 zijn direct na de raadsvergadering nog een drietal kleine redactionele (niet
inhoudelijke) correcties aangebracht in dit gemeenteblad:
1.
In artikel 4.2.2.1a is in lid 3 de verwijzing naar het eerste lid veranderd naar het tweede lid;.
2.
In artikel 4.2.2.7a is in lid 1 het woord voormalig toegevoegd;
3.
In artikel 4.2.2.13a is in lid 4 eveneens het woord voormalig toegevoegd.
De 11e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.4.11-a en b en wijziging artikel 5.1.3 en 6.1
lid 1 - onderwerp: Regulering fietsparkeren) De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli
1997 (raadsvoorstel nummer 129/1997) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking
op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 3 juli 1997), derhalve op 11 juli 1997.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 augustus 1997 (CIS-nr. 929/1997 - agendapuntnr.
1.12) tot aanwijzing (op grond van art. 2.4.11a en 2.4.11b) van het Stationsplein met inbegrip
van het voorplein en het voormalig streek- en stadsbusstation alsmede met inbegrip van het
meest westelijk gelegen gedeelte van de Van Schaeck Mathonsingel als gebied, waarin het
verboden is (brom)fietsen te parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming
van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 augustus 1997.
Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 27 augustus 1997.
Nadien is het besluit gepubliceerd in gemeenteblad GB02-074, waaromtrent andermaal op 29 mei
2002, bekendheid is gegeven via "De Brug". Bij deze opname (achteraf) als bijlage 5A in het
gemeenteblad zijn de bijlagen 5A t/m 5D (met een onderlinge herschikking) hernummerd tot 5B t/m
5E.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1067/1997 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2.. Het besluit is openbaar
bekend gemaakt in "de Brug" van 17 september 1997 en daarna terstond in werking getreden. Het
besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997 gepubliceerd als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB97-39.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 16 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1094/1997 - aanwijzing gebied door het college van Burgemeester en Wethouders, waarin
zij een nieuwe beleidslijn gaan toepassen bij de uitvoering van artikel 2.1.5.1 en 5.2.3 van de APV om
binnen dit gebied geen vergunningen meer te verstrekken voor uitstallingen en reclameborden).
Aan het besluit is openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 24 september 1997, waarna het
terstond in werking is getreden. Het besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997
gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB97-39.
De 12e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 4.3.5, hernummering artikelen 4.3.5, 4.3.6, en
4.3.7 in respectievelijk 4.3.6, 4.3.7 en 4.3.8 en wijziging artikelen 2.1.3.1, lid 3, artikel 4.2.1.2 en
4.2.2.13a - onderwerpen: Strooifolders en amendement "Geschil" ). De wijziging is vastgesteld bij
raadsbesluit van 24 september 1997 (raadsvoorstel nummer 152/1997) en treedt ingevolge art. 142
van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 25 september
1997 - als gemeenteblad GB97-39), derhalve op 3 oktober 1997.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 (Agendapuntnr. 1.2 - CISnr. 1252/1997 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van de Broerstraat als
respectievelijk gebied en zone, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit
treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking
(publicatiedatum is 31 december 1997), derhalve op 8 januari 1998. Daarnaast is aan het besluit
openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 januari 1998. Het besluit is voor het eerst op 31
december 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB98-16.
De 13e Wijziging van de verordening (vervanging afdeling 5 Lijkbezorging in hoofdstuk 5 met
vervangende tekst en artikelen). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 september 1998
(raadsvoorstel nummer 149/1998) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de
achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 24 september 1998 - als gemeenteblad GB98-58),
derhalve op 2 oktober 1998.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 24 november 1998, (Agendapuntnr. 1.9 CIS-nr. 1188/1998 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van gedeelten van de
Ziekerstraat e.o. als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt
ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het
eerst gepubliceerd op 2 december 1998 in gemeenteblad GB98-63), derhalve op 10 december 1998.
Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 9 december 1998.
Aanwijzingbesluit van Burgemeester en Wethouders van 8 december 1998, (Agendapuntnr. 1.11 CIS-nr. 1248/1998 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2 - thans artikel 2.4.1 van de
verordening). Het besluit is voor het eerst op 9 december 1998 gepubliceerd als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB98-63 en is ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking getreden op
de achtste dag na bekendmaking, derhalve op 17 december 1998. Daarnaast is aan het besluit
openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 16 december 1998.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 29 juni 1999, (Agendapuntnr. 2.7 - CIS-nr.
688/1999 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van onderdoorgang (Kerkboog) van
Grote Markt naar St. Stevenskerk als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren.
Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na
bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 30 juni 1999 in gemeenteblad GB99-46), derhalve op 8
juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 juli 1999.
De 14e Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.4.11a - m.b.t. stallingbeleid Binnenstad).
De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 124/1999) en treedt
ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd
op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit
openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
De 15e Wijziging van de verordening (tijdelijke aanpassing van artikel 1.5 - m.b.t. minimale
termijn bij vergunningen of ontheffingen voor een millenniumfeest). De wijziging is vastgesteld
bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 125/1999) en treedt ingevolge art. 142 van de
gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als
gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid
gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d.13 juli 1999 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999 criteria voor ontheffingverlening van het stallingverbod Binnenstad voor fietsen). Het besluit
treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking
(gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is
aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 september 1999, (Agendapuntnr. 2.19 CIS-nr. 926/1999) tot aanwijzing voormalige Botanische Tuin c.a. op grond van artikel 2.4.16, lid
1, onder d van de verordening als verboden gebied voor loslopende honden. De inwerkingtreding
van dit aanwijzingsbesluit is op 21 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 13 oktober 1999 in de
eerste versie van gemeenteblad GB99-91). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven
in "de Brug" van 20 oktober 1999.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CISnr. 1054/1999) tot aanwijzing van het gebied binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen als gebied
bedoeld in artikel 2.4.7. van de APV (verbod hinderlijk drankgebruik c.a. op de weg). De
inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit is op 27 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 27
oktober 1999 in de tweede versie van gemeenteblad GB99-91).
Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 oktober 1999.
De 16e Wijziging van de verordening (aanpassing van artikel 4.2.1.2 – Inzameldienst, i.v.m.
verzelfstandiging DAR) bij raadsbesluit van 10 november 1999, raadsvoorstel nummer 178/1999. De
inwerkingtreding van het besluit is op grond van het raadsvoorstel op
1 januari 2000. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2. Daarnaast is aan
het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug".
Besluit van de Burgemeester van 15 november 1999 (vaststelling van gebruiksinstructies
bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging - als bedoeld in artikel 3.2 - is artikel 2.4.1
geworden). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet
bepaald op 25 november 1999. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2.
Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug".
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 maart 2000, agendapuntnr. 1.7 - CIS-nr.
318/2000, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b ) tot aanwijzing van de Broerstraat en
Ziekerstraat en omgeving als niet-stallingsgebied voor (brom)fietsen. De inwerkingtreding van
het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht,
gesteld op 30 maart 2000. Dit is de dag na 29 maart 2000, waarop het besluit in gemeenteblad
GB2000-33 gepubliceerd is en bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug".
e
De 17 Wijziging van de verordening (14-dagenregeling horeca - ontheffing geluidsnormen) is
vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2000, (raadsvoorstel nummer 88/2000).
e
De 18 Wijziging, van de verordening (regeling m.b.t. betaald voetbal - effectuering Wet
bestuurlijke ophouding - diverse technische aanpassingen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 10
mei 2000, raadsvoorstel nummer 89/2000.
e
e
De inwerkingtreding van de 17 en 18 wijziging is met toepassing van artikel 142 van de
Gemeentewet gesteld op 20 mei 2000, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB2000-33 is
vervallen. De wijzigingsbesluiten zijn op 12 mei 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-45,
waaraan bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug".
Hernieuwd besluit van de Burgemeester van 8 juni 2000 (in de plaats van het besluit van15 november
1999) (vaststelling van gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1 ). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142
van de Gemeentewet gesteld op 22 juni 2000. Op 14 juni 2000 gepubliceerd - in gemeenteblad
GB2000-161. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juni
2000.
e
De 19 Wijziging, van de verordening (instemming met het integrale prostitutiebeleid, waarbij een
geheel vervangend Hoofdstuk 3) is vastgesteld bij raadsbesluit van 28/29 juni 2000, raadsvoorstel
nummer 112/2000. De inwerkingtreding van het besluit is op 1 oktober 2000, met uitzondering van
artikel 3.2.6, waarvoor de inwerkingtreding is bepaald op 13 juli 2000. De wijziging is voor het eerst op
12 juli 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-184, welke publicatie per 13 juli 2000 in de plaats
is getreden van voorgaand gemeenteblad GB00-161. Daarnaast is aan het besluit openbare
bekendheid gegeven in het huis-aan-huis-blad "de Brug" van 12 juli 2000.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 5 september 2000, agendapuntnr. 1.10 CIS-nr. 998/2000, (op grond van artikel 3.2.6 lid 2) tot aanwijzing gedeelte van de Nieuwe
Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende leeftijd, tijden en
afwerklocatie. Het besluit is voor het eerst op 6 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB00-230. De inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142 van de
Gemeentewet gesteld op 14 september 2000 en voor laatst genoemd onderdeel van de voorschriften
op 9 oktober 2000 (gekoppeld aan het moment van feitelijke openstelling van de afwerklocatie). Aan
het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van
13 september 2000 en voor de openstelling van de afwerklocatie in "de Brug" van 4 oktober 2000.
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 september 2000 (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr.
1010/2000) tot vaststelling van nadere regels (op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor
seksinrichtingen en escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober
2000. Het besluit is voor het eerst op 20 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB00-238. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de
Brug" van 27 september 2000.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 10 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.5 - CISnr. 1103/2000), waarbij de in het besluit benoemde politieambtenaren aangewezen zijn als
toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de APV. Het besluit is voor het eerst
op 17 oktober 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-251. Na
totstandkoming van het besluit op 10 oktober 2000, is het terstond in werking getreden. Aan het
besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 oktober 2000.
Geactualiseerd aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders, van 31 oktober 2000
(Agendapuntnr. 1.9 - CIS-nr. 1168/2000) (in de plaats van het besluit van 8 december 1998), tot
aanwijzing conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding,
ten behoeve van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Het besluit is voor het eerst op 8
november 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na
bekendmaking derhalve op 8 november 2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare
bekendheid gegeven in "de Brug" van 8 november 2000.
Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 2 november 2000 (in de plaats van het besluit van 2
juni 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking
verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 8 november 2000 gepubliceerd als onderdeel
van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 8 november
2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 8
november 2000.
e
De 20 Wijziging van de verordening (aanpassing artikel 4.2.2.3 inzake huisvuilzakken) bij
raadsbesluit van 13 december 2000, raadsvoorstel nummer 204/2000. De datum van inwerkingtreding
is 21 december 2000, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad GB00-257 is vervallen.
Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 november 2000 (CIS-nr. 1254/2000 - agendapuntnr.
1.15 -) tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3. De datum van
inwerkingtreding is afgeleid van en gerelateerd aan het raadsvoorstel en
-besluit (RIS-nr. 204/2000) en eveneens gesteld op 21 december 2000. Daarnaast is aan het besluit
openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000.
Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 27 februari 2001 (in de plaats van het besluit van 2
november 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking
verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 14 maart 2001 gepubliceerd als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB01-57 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 14 maart 2001 in
werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 14 maart
2001.
e
De 21 Wijziging van de verordening (aanvulling met zgn. venstertijdenbepaling voor
horecagelegenheden en effectuering periodiek juridisch onderhoud) bij raadsbesluit van 11 april
2001, raadsvoorstel nummer 48/2001. De inwerkingtreding is op 25 april 2001, op welke datum tevens
het voorgaande gemeenteblad GB01-57 is vervallen. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid
gegeven in "de Brug" van 25 april 2001.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 mei 2001, agendapuntnr. 2.5 - CIS-nr.
550/2001, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot aanwijzing van Marikenstraat en omgeving
en een gedeelte van de Stieltjesstraat als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te
parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42
van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 14 juni 2001. Dit is de dag na publicatie van het
besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 13 juni 2001. Nadien is het besluit gepubliceerd in
gemeenteblad GB01-086, waaromtrent andermaal op 18 juni 2001, bekendheid is gegeven via "De
Brug". Dit gemeenteblad vervangt de voorgaande publicatie GB01-068.
Besluit van de Burgemeester tot hernieuwde vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid
bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1. Het vervangende besluit is voor het
eerst op 11 juli 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-86 en daarbij is
aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 juli 2001. Met in achtneming van
het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet
Bestuursrecht, is de datum van inwerkingtreding gesteld op 19 juli 2001. Ingaande deze datum is
tevens het voorgaande besluit van de loco-burgemeester van 27 februari 2001 vervallen en vervalt het
voorgaande gemeenteblad GB01-68.
Besluit van de Burgemeester van 4 juli 2001 tot vaststelling van de Beleidsregels
stadionomgevingsverboden in relatie tot stadionverboden (2001) (als bedoeld in artikel 2.2.10
APV). Het besluit is voor het eerst op 1 augustus 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad
nummer GB01-94 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 1
augustus 2001. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 2
augustus 2001. Ingaande deze datum is tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-86 vervallen.
e
De 22 Wijziging van de verordening (in het kader van het opstelplaatsenbeleid voor
speelautomaten) bij raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 203/2001.
e
De 23 Wijziging van de verordening (toevoegen extra weigeringgrond voor terrassen) bij
raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 206/2001. De inwerkingtreding van
e
e
zowel de 22 als de 23 wijziging is, gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet, op 29
november 2001, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-94 is vervallen.
Vervangend aanwijzingsbesluit (vervanging van het besluit van 31 oktober 2000) van burgemeester
en wethouders, van 13 november 2001 (Agendapunt nr. 2.10 - CIS-nr. 1182/2001), tot aanwijzing
conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding, ten behoeve
van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Tevens mandatering bevoegdheid aanwijzen
gebieden voor periodes van maximaal drie maanden aan de burgemeester in dit kader. Het besluit is
onmiddellijk na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie
ingevoegd als vervangende bijlage 3a. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094
vervallen.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2001 (CIS-nr. 1189/2001 agendapuntnr. 2.17) tot aanwijzing collectieve dagen voor 2002 "14-dagenregeling horeca",
inzake verruiming geluidsnormen. De datum van inwerkingtreding is, gelet op het bepaalde in
artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, gesteld op 20 december 2001 (daags na plaatsing
van de openbare bekendmaking in "de Brug"). De tekst van de openbare bekendmaking omtrent het
hierboven omschreven besluit is op 27 februari 2002 opgenomen in het gemeenteblad, waaromtrent
andermaal een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie is geplaatst op laatst genoemde
datum in "de Brug".
Vervangend besluit van de Burgemeester, van 29 november 2001 tot vaststelling van de
gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is onmiddellijk
na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie ingevoegd
als vervangende bijlage 3B. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094 vervallen.
Besluiten van 4 december 2001 van respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders
(CIS-nr.1247/2001 - agendapunt nr. 1.5 - tot maximalisering van het aantal te verlenen
vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul) en van
de Burgemeester (tot maximalisering van het aantal te verlenen vergunningen voor de
exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde
raamprostitutiebedrijven op twaalf). In de gerelateerde besluitvorming is door B&W tevens besloten
om geen maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven. De
inwerkingtreding van de besluiten is (in afwijking van de koppeling aan de bekendmaking op 23
januari 2002) in dit geval direct na besluitvorming derhalve op 4 december 2001.
e
De 24 Wijziging van de verordening (inzake rooien houtopstanden - bescherming flora en fauna)
bij raadsbesluit van 22 mei 2002, raadsvoorstel nummer 80/2002, waarbij de inwerkingtreding is
bepaald op 1 juni 2002, op welk tijdstip voor dit onderdeel het voorgaande gemeenteblad GB02-56 is
vervallen.
Vervangend besluit van de Burgemeester, van 24 mei 2002 tot vaststelling van de
gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging (bijlage 3B). De
inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de
Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 13 juni 2002. Dit is de dag na publicatie van het besluit in
het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 12 juni 2002. Op 13 juni 2002 is voor dit onderdeel tevens het
voorgaande gemeenteblad GB02-56 vervallen.
Besluit van de Burgemeester d.d. 26 juni 2002 tot vaststelling van de beleidsregels bootfeesten
(2002) (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV en toegevoegd als bijlage 10). Het besluit is voor het eerst op
10 juli 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB02-80 en daarnaast is aan het
besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 10 juli 2002. De inwerkingtreding, gekoppeld
aan de publicatiedatum, is op 11 juli 2002, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB02-74 is
vervallen.
Tijdelijk aanwijzingsbesluit van de Burgemeester d.d. 25 september 2002 (aanwijzing wegen,
plaatsen en uren) op grond van artikel 2.4.1 van de verordening (verblijfsontzeggingen). Het
besluit is voor het eerst op 2 oktober 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer
GB02-94, waarbij tevens een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie in het huis-aan-huisblad "De Brug" is geplaatst op 2 oktober 2002. De inwerkingtreding van het besluit is, met in
achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3
oktober 2002. Op dit tijdstip is het voorgaande gemeenteblad GB02-80 vervallen. Het besluit werkt
maximaal 3 maanden.
e
25 Wijziging van de verordening (inzake maken en veranderen van een weg of uitweg - waarbij
inritvergunningen - artikelen 2.1.5.2 en 2.1.5.3) bij raadsbesluit van 18 december 2002,
raadsvoorstel nummer 194/2002. De datum van inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel
142 van de Gemeentewet gesteld op 16 januari 2003, op welke datum het voorgaande gemeenteblad
GB02-94 is vervallen.
Aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2003 (agendapuntnr. 1.20) tot
aanwijzing data voor 2003 (op grond van art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4) in kader van de "14dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De
inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de
Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 16 januari 2003 (de dag na de advertentie in het huis-aanhuisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB02-94 is vervallen.
e
26 Wijziging van de verordening (nieuw artikel 2.3.1.5 - Terrasvergunningen, onder intrekking van
het oude artikel en nieuw artikel 4.1.2.5 - Verboden bijzondere activiteiten, onder intrekking artikel
4.1.2.4, eerste lid, sub f, bij raadsbesluit van 12 maart 2003, raadsvoorstel nummer 48/2003. De
datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de
Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het
voorgaande gemeenteblad GB03-22.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 maart 2003 (agendapunt nr. 1.19), overeenkomstig
het bepaalde in artikel 4.3.5 APV, tot nadere regulering (beperking) vergunningverlening
strooifolders met commerciële doeleinden voor en tijdens de jaarlijkse Vierdaagse en
e
Vierdaagsefeesten (3 week van juli) op plaatsen en tijden zoals in het aanwijzingsbesluit genoemd.
De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de
Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het
voorgaande gemeenteblad GB03-22.
e
27 Wijziging van de verordening (verbetering artikel 4.4.2, lid 7 - opschorting rooivergunning bij
bezwaren) bij raadsbesluit van 11 juni 2003, raadsvoorstel nr. 95/2003. De datum van
inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld
op 20 juni 2003, op welk tijdstip publicatie GB03-61 in de plaats is gesteld van het voorgaande
gemeenteblad GB03-46.
Besluit van de burgemeester van 10 juli 2003 (Gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking
verblijfsontzegging), gepubliceerd in het afzonderlijke gemeenteblad GB03-73, waarbij het eerder
hieromtrent genomen besluit van de burgemeester van 24 mei 2002 (voorheen als bijlage 3B
toegevoegd aan de APV) vervallen is verklaard. De inwerkingtreding van het besluit inclusief de
vervallen verklaring is ingaande 30 juli 2003. Bij verwijdering van bijlage 3B is tevens bijlage 3C (een
tijdelijk aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 25 september 2002 inzake
verblijfsontzeggingen) verwijderd (van rechtswege vervallen ingaande 3 januari 2003 wegens het
verstrijken van de werkingsduur). Ingaande 30 juli 2003 is gemeenteblad GB03-74 in de plaats gesteld
van voorgaande regelgeving zoals laatst gepubliceerd in gemeenteblad GB03-61.
Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor restafval (gerelateerd aan artikel
4.2.2.3 APV), genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij besluit van
Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000, agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408).
De inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober
2003, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad nummer GB03-74 is vervallen. Het
besluit is als bijlage 7 aan de slotpagina's toegevoegd.
e
28 Wijziging van de verordening (wijziging coffeeshopbeleid en invoering exploitatievergunning
droge horeca) bij raadsbesluit van 9 juli 2003, raadsvoorstel nummer 124/2003. De datum van
inwerkingtreding is op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is
gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99.
Besluit van de "lokale driehoek Nijmegen" d.d. 29 oktober 2003 tot vaststelling van het
Handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen. Het protocol is voor de eerste keer als bijlage 12c
van de APV opgenomen in gemeenteblad GB05-81.
Besluit (gerelateerd aan voornoemd raadsbesluit) van de burgemeester, d.d. 27 november 2003,
betreffende gebiedsaanwijzing, maximering, inrichtingseisen en beleidsregels coffeeshops.
Inwerkingtreding zoals hiervoor op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de
plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99.
e
29 Wijziging van de verordening (diverse wijzigingen, onder meer inzake evenementen,
buurtfeesten, voetbalwedstrijden en skateboarden) bij raadsbesluit van 15 oktober 2003,
raadsvoorstel nummer 152/2003. De datum van inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142
van de Gemeentewet gesteld op 23 oktober 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-95 in de plaats
is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-89.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 23
oktober 2003, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van
artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende
gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 5 november 2003 in werking getreden,
op welk tijdstip tevens de voorgaande relevante besluiten van burgemeester en wethouders en van de
burgemeester zijn vervangen of ingetrokken, waarmee gemeenteblad GB03-99 in de plaats is gesteld
van het voorgaande gemeenteblad GB03-95.
e
30 Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.3.1.2a inzake uitzondering op de venstertijd
voor de nacht van 31 december op 1 januari) bij raadsbesluit van 17 december 2003, raadsvoorstel
nummer 235/2003. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 25
december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande
gemeenteblad GB03-99.
Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december
2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden (bijlage
13). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42
van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de advertentie in het huisaan-huisblad "de Brug"), op welk tijdstip gemeenteblad GB04-15 in de plaats is gesteld van
voorgaande publicatie GB03-103.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 9) van burgemeester en wethouders
d.d. 6 januari 2004 (agendapuntnr. 1.16) tot aanwijzing data voor 2004 (op grond van art. 4.1.2.1
t/m 4.1.2.4) in kader van de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming
van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het
bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 januari 2004 (de
dag van de advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande
gemeenteblad GB04-15 is vervallen.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 14
januari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van
artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende
gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 28 januari 2004 in werking getreden,
op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-15 is vervallen.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 11
februari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van
artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende
gebruiksinstructies. Het besluit is op 1 maart 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het
voorgaande gemeenteblad GB04-20 is vervallen.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 6 mei
2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1
van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het
besluit is op 3 juni 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad
GB04-21 is vervallen.
Besluit (bijlage 9b - 9 wordt 9a) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt nr.
1.13) tot vaststelling van de geluidsnormen horecageluid in het centrum tijdens de Vierdaagse
2004 in afwijking het hieromtrent bepaalde in bijlage 9a. De werkingsduur is na bekendmaking op 7
juli 2004 en omschreven in bijlage 9a. Na de bekendmaking vervangt gemeenteblad GB04-54 het
voorgaande gemeenteblad GB04-41.
Besluit (toegevoegd als bijlage 2F) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt
nr. 1.23) tot regulering van sekswinkels op grond van artikel 3.2.7 van de APV in de vorm van een
aanwijzingsbesluit van het centrum als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te
exploiteren. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op welk
tijdstip GB04-54 is vervallen.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 19
oktober 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van
artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende
gebruiksinstructies. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op
welk tijdstip GB04-86 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB04-54.
Aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 14) van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november
2004, (agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van de APV, van
het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke voorwerpen openlijk bij zich te
dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18
november 2004, op welk tijdstip GB04-86 is vervallen.
Besluit van de Burgemeester van 2 november 2004 tot vaststelling van de Beleidsregels
stadionomgevingsverboden 2004 (als bedoeld in artikel 2.2.11 APV ), waarbij mandatering aan
politiedistrict Stad Nijmegen. Het besluit is voor het eerst op 15 december 2004 gepubliceerd als
onderdeel van gemeenteblad nummer GB04-92 (ter vervanging van voorgaand gemeenteblad GB0488) en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 15 december 2004.
De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 16 december
2004, op welk tijdstip de publicatie in de plaats is gesteld
e
31 Wijziging van de verordening (nieuwe bepalingen ter bestrijding overlast en overtreding
openbare orde en wetstechnische aanpassingen) bij raadsbesluit van 15 december 2004,
raadsvoorstel nummer 262/2004. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142
Gemeentewet) op 20 januari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-042 in de plaats is gesteld
van voorgaande publicatie GB04-92.
Aanwijzingsbesluit (vervangende bijlage 9 in plaats van de oude bijlagen 9a en 9b) van Burgemeester
en Wethouders d.d. 18 januari 2005 (agendapunt nr. 2.2) tot aanwijzing data voor 2005 in kader van
de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen
geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en
3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3 februari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad
GB05-050 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-42.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 28 april
2005, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1
van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De
inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 26 mei 2005, op welk tijdstip GB05-50 is
vervallen.
e
32 Wijziging van de verordening (wijziging artikel 4.1.2.1 t/m 4.1.2.5 inzake 14-dagenregeling
horeca) bij raadsbesluit van 8 juni 2005, raadsvoorstel nummer 110/2005. De inwerkingtreding is (met
toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 17 juni 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-085 in
de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-81.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 juni 2005 (agendapunt nr. 2.3) tot vaststelling
"Nadere regels 14-dagenregeling horeca" (bijlage 9A), waarbij een maximering tot 6 bijzondere
activiteiten per kalenderjaar voor Openluchttheater de Goffert (bijlage 9C). De inwerkingtreding
van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 139 en volgende van de
Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:40 en volgende van de Algemene Wet Bestuursrecht,
gesteld op 7 juli 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-090 in de plaats is gesteld van voorgaande
publicatie GB05-85.
Besluit van de burgemeester, d.d. 8 juli 2005, inzake verblijfsontzegging (vervangend
aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de
verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De
inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 september 2005, op welk tijdstip voor
dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-90.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juli 2005 (agendapunt nr. 2.9 - vervangend
aanwijzingsbesluit) op grond van artikel 3.2.6. lid 2 van de verordening tot aanwijzing gedeelte
van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende
leeftijd, tijden en afwerklocatie. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2005, op
welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande
publicatie GB05-90.
e
33 Wijziging van de verordening (invoegen nieuwe afdeling 7 spreiding van
vuurwerkverkooppunten in hoofdstuk 2) bij raadsbesluit van 21 december 2005, raadsvoorstel
nummer 215/2005. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op
23 februari 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande
publicatie GB05-99.
Besluit (aanvullend aan voorgaand raadsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari
2006 (agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de
APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten. De
inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006, op
welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-99.
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapunt nr. 3.1 registratienr. 06.0000825) tot aanwijzing data en tijden voor 2006 in kader van de "14dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve verruiming van de
geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142
Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de voorgaande bijlage
9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB05-99.
e
34 Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 2.4.17 - verontreiniging door honden en
wijziging artikelen 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.1.6.1, 2.1.6.5, 2.4.23, 4.3.1, 5.1.6 en 5.2.3 als gevolg
van de vervanging van de provinciale regelgeving door de Gelderse wegenverordening) bij
raadsbesluit van 19 april 2006, raadsvoorstel nummer 59/2006. De inwerkingtreding is (met
toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 28 april 2006, op welk tijdstip publicatie GB06-53
in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB06-35.
e
35 Wijziging van de verordening (vervallen artikel 5.7.1 - Gevonden voorwerpen, wijzigen artikel
3.2.2, lid 2, onder c, sub 2 - Mensenhandel, artikel 2.4.5 - Verbod van voor het publiek gesloten
ruimten en artikel 6.1, tweede lid - verandering strafmaat) bij raadsbesluit van 28 juni 2006,
raadsvoorstel nummer 107/2006.
e
36 Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 6.1a - Bevoegdheden toezichthouders) bij
raadsbesluit van 28 juni 2006, raadsvoorstel nummer 104/2006.
Voor beide wijzigingsbesluiten is de inwerkingtreding (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet)
gesteld op 13 juli 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-68 in de plaats is gesteld van voorgaande
publicatie GB06-53.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage1) van Burgemeester en Wethouders
d.d. 3 oktober 2006 (agendapunt nr. 2.14 - registratienr. 06.0026439) tot aanwijzing van het totale
grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt conform artikel 5.7.2
van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet)
gesteld op 26 oktober 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het
voorgaande gemeenteblad GB06-68.
Aanwijzingsbesluiten (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen op grond van artikel 2.4.17, lid 1 APV onder hernoemen van de huidige bijlage 6 tot bijlage 6A, toegevoegd als bijlagen 6B t/m G) van
Burgemeester en Wethouders d.d. 31-10-2006, agendapunt 3.8 t/m 3.13.
Stadsdeel Noord (3.8 - registratienr. 06.0030227 - Bijlage 6B
Stadsdeel Centrum-Oost (3.9 - registratienr. 06.0030226 - Bijlage 6C
Stadsdeel Lindenholt (3.10 - registratienr. 06.0030225 - Bijlage 6D
Stadsdeel Dukenburg (3.11 - registratienr. 06.0030224 - Bijlage 6E
Stadsdeel Zuid (3.12 - registratienr. 06.0028760 - Bijlage 6F
Willemsweg (3.13 - registratienr. 06.0030228 - Bijlage 6G
De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 7
december 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande
gemeenteblad GB06-87.
37e Wijziging (vervallen en wijzigen van een aantal artikelen in kader van deregulering) van de
verordening bij raadsbesluit van 6 december 2006 (raadsvoorstelnr. 248/2006).
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 november 2006 (agendapunt nr. 2.17 - aanvullend
aanwijzingsbesluit verbod skateboarden Vondelpark). Het besluit is onder hernummering van de
bestaande bijlage 13 tot 13A toegevoegd als bijlage 13B. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de
Gemeentewet is voor beide wijzigingen de inwerkingtreding gesteld op 14 december 2006, op welk
tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van voorgaand gemeenteblad GB06-109.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 december 2006 (agendapunt nr. 2.16 - vervangend
aanwijzingsbesluit, toegevoegd als bijlage 2A) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV tot aanwijzing
gedeelte van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone met voorschriften. De inwerkingtreding is in
het besluit bepaald op 15 december 2006, op welk tijdstip (alleen voor dit onderdeel) gemeenteblad
GB06-113 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-109.
Besluit (vervangend aanwijzingsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 december 2006
(agendapunt nr. 3.16 - registratienr. 06.0035463) tot aanwijzing data en tijden voor 2007 in kader
van de "14-dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve
verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van
artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de
voorgaande bijlage 9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB06-113.
Besluit van de Burgemeester d.d. 21 december 2006 tot aanwijzing van alle medewerkers van het
politiekorps Gelderland-Zuid (met als taakaccent horeca) als toezichthouder horeca in het
kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met
toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007, op welk tijdstip voor dit
onderdeel gemeenteblad GB07-21 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-113.
Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13 juni 2000 (agendapuntnr. 1.10
tot vaststelling van het Handhavingprotocol Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel
112/2000: Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Gehanteerd sedert
besluitvorming en voor de eerste keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21.
Besluit van de burgemeester d.d. 6 februari 2007, inzake verblijfsontzegging (vervangend
aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de
verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De
inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 februari 2007, op welk tijdstip GB07-49
in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-21.
Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2007, agendapuntnr. 3.15 (wijziging op eerder
besluit van 19 december 2006) inzake eindtijden collectieve festiviteit als bedoeld in de 14dagenregeling horeca in de vierdaagseweek (verwerkt in bijlage 9b). De wijzigingen zijn in werking
getreden na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad (GB07-66).
38e Wijziging (toevoegen nieuw lid 2 bij artikel 2.2.2. inzake indieningtermijn aanvraag
evenementenvergunning) van de verordening bij raadsbesluit van 25 april 2007 (raadsvoorstelnr.
94/2007). De inwerkingtreding voor dit onderdeel is in het besluit gesteld op 1 september 2007.
Besluiten van de burgemeester d.d. 26 april 2007, (ter vervanging, waarbij opsplitsing, van het
handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen) tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving
coffeeshops (bijlage 12c), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 APV en de
Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen (bijlage 12c-2), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1
eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops. De inwerkingtreding van deze 2
besluiten is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad.
39e Wijziging (toevoegen nieuw artikel 2.8.1 inzake cameratoezicht op openbare plaatsen) van de
verordening bij raadsbesluit van 4 juli 2007 (initiatiefvoorstel PvdA en CDA nr. 174/2007). De wijziging
is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) inwerking getreden op 13 juli 2007, op welk
tijdstip GB07-95 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB07-087.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juni 2007, agendapunt nr. 3.28, (vervangend
aanwijzingsbesluit tippelzone met voorschriften) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV (toegevoegd
als bijlage 2A-1).
Besluit van de Burgemeester d.d. 10 september 2007 (behorend bij het voorgaande besluit) tot
vaststelling van Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van
onderdeel 2a van voornoemd aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 2A-2).
De inwerkingtreding van beide besluiten is (daags na bekendmaking) op 13 september 2007, op welk
tijdstip gemeenteblad GB07-109 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 3.15, (vervangend
aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Weezenhof 36e straat - i.p.v. 37e straat) op grond van
artikel 2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6H).
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 4.4,
(aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Ubbergeveldweg/hoek Broerweg) op grond van artikel
2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6 i).
De inwerkingtreding van beide besluiten van 11 september 2007 is (met toepassing van artikel 142
Gemeentewet) bepaald op 4 oktober 2007, op welk tijdstip gemeenteblad GB07-123 in de plaats is
Besluit van de Burgemeester d.d. 28 november 2007 tot vaststelling van de vervangende
Beleidsregels Stadionomgevingsverbod (met mandatering), onder intrekking van de beleidsregels
van 2004 (toegevoegd als bijlage 8). De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 januari 2008,
op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123.
40e Wijziging (onderwerpen: Plaatsen objecten op de weg [artikel 2.1.5.1], Geluidhinder [Artikel
4.1.1.1] en Straatartiesten [artikel 2.1.4.1]) van de verordening bij raadsbesluit van 28 november
2007 (raadsvoorstel nummer 243/2007). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van
artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in
de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.10, (tijdelijk
aanwijzingsbesluit inzake het toestaan van uitstallingen in de binnenstad/centrum) op grond
van artikel 2.1.5.1 junto 5.2.3 APV (toegevoegd als bijlage 4B). De inwerkingtreding is in het besluit
bepaald op 1 januari 2008 met een proefperiode van 6 maanden).
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.14, (vervangend
aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2008 met verruiming
geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2008.
41e Wijziging (Kamperen/Openluchtrecreatie - artikelen 5.8.1 en 5.8.2) van de verordening bij
raadsbesluit van 12 december 2007 (raadsvoorstel nummer 282/2007). De inwerkingtreding van de
wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk
tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123.
42e Wijziging (toevoegen artikel 1.3 - vergunningen/ontheffingen tijdens Vierdaagsemarsen van
de verordening bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 25/2008). De
inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op
21 februari 2008.
43e Wijziging (inzake openbare orde, overlast en wetstechnische aanpassingen: wijzigen artikel
2.2.6, 2.2.11, 2.4.5, 3.2.2 en 3.2.6 - vaststellen 2.1.6.7a en 2.5.1 tot en met 2.5.5) van de verordening
bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 24/2008). De inwerkingtreding is op grond
van het besluit is van de wijziging op 21 februari 2008.
44e Wijziging (vervangende Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 6) van de
verordening bij raadsbesluit van 13 februari 2008 (raadsvoorstel nummer 282/2007). Op grond van het
besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 21 februari 2008.
Bij de inwerkingtreding van bovengenoemde besluiten(wijzigingen 42-43-44) is gemeenteblad GB0841 in de plaats gesteld van voorgaande publicatie GB08-13.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 april 2008 (agendapunt nr. 3.19) tot vaststelling van
de "Nadere regels festiviteitenregeling voor inrichtingen"(bijlage 9A), waarbij aanwijzing collectieve
festiviteiten 2008 (bijlage 9B).
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 april 2008 (agendapunt nr. 4.1 - wijziging
strooifolderverbod vóór en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten - bijlage 11)
Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels speelautomatenhallen
(bijlage 6).
Besluit Burgemeester en Wethouders 18-03-2008, agendapunt nr. 1.2, tot aanwijzen
hondenlosloopgebieden (bijlagen 20C). Om praktische redenen (tussenvoegen van kaartmateriaal)
zijn de bijlagen onder 6 [hondenproblematiek] verschoven naar bijlage 20, bijlage 6 is zoals hierboven
aangegeven opgevuld met de speelautomatenhallen).
De besluiten treden in werking op 24 april 2008, waarbij gemeenteblad GB08-60 in de plaats is
gesteld van voorgaande publicatie GB08-41. Voor zover reeds in kaart gebracht, zijn de op grond van
de APV genomen (aanwijzings) besluiten toegevoegd als bijlagen.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 mei 2008 (agendapunt nr. 3.16) tot vaststelling van
het Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station (bijlage 5A).
Besluit van de burgemeester, d.d. 18 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels
Dansmuziekevenementen (bijlage 16), onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels
houseparties GB99-049. De inwerkingtreding voor beide besluiten is op 22 mei 2008, op welk tijdstip
dit gemeenteblad de voorgaande publicatie GB08-60 vervangt.
Besluit van de burgemeester, d.d. 18 februari 2008 tot vaststelling Beleidsregels Bootfeesten 2008
(bijlage 10), onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Bootfeesten 2002 GB02-080. De
inwerkingtreding voor het besluit is op 5 juni 2008, op welk tijdstip dit gemeenteblad de voorgaande
publicatie GB08-65 vervangt.
Besluit Burgemeester en Wethouders 3-06-2008, agendapunt nr. 3.18, tot aanwijzen
hondenuitlaatplaats Couwenbergstraat (bijlage 20B-9).
Het besluit treedt in werking op 19 juni 2008, waarbij gemeenteblad GB08-77 in de plaats is gesteld
van voorgaande publicatie GB08-75. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV
genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage.
Besluit Burgemeester en Wethouders 1-07-2008, agendapunt nr. 4.3, tot tijdelijke uitbreiding
stallingverbod tijdens vierdaagse (12 t/m 18 juli) (bijlage 5C).
Het besluit treedt in werking op 9 juli 2008, waarbij gemeenteblad GB08-94 in de plaats is gesteld
van voorgaande publicatie GB08-77. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV
genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage.
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19) betreffende de in het
kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten aanzien van bepaalde vergunningen
(bijlage 17 A t/m E).
De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en Wethouders
voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip GB08-95 in plaats wordt gesteld
van voorgaande publicatie GB08-94.
Aanvullend aanwijzingsbesluit inzake verblijfsontzegging omgeving winkelcentrum Meijhorst
(2008) van de Burgemeester d.d. 23-09-2008 (toegevoegd als bijlage 3a).
Het besluit treedt in werking op 23 september 2008 (terstond na plaatsing op internet), waarbij
gemeenteblad GB08-112 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-100.
Vaststelling handhavingprotocol APV bureau Toezicht (2008) door de Burgemeester en
Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30 september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 080016651A) toegevoegd als bijlage 17.
De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008. Waarbij gemeenteblad GB08117 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-112.
Besluit van de Burgemeester d.d. 17 december 2008, inzake verblijfsontzegging (vervangend
aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening)
toegevoegd als bijlage 3b.
Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in
het besluit geregeld, gesteld op 25 december 2008, op welk tijdstip GB08-136 in de plaats is gesteld
van voorgaande publicatie GB08-117.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 16 december 2008, agendapunt nr. 3.17, (vervangend
aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2009 met verruiming
geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2009.
45e Wijziging (Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 4.1.2.6) van de
verordening bij raadsbesluit van 4 maart 2009 (raadsvoorstel nummer 34/2009).
Op grond van het besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 19 maart 2009.
Bij de inwerkingtreding van bovengenoemd besluit is gemeenteblad GB09-44 in de plaats gesteld van
voorgaande publicatie GB08-136.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 februari 2009, agendapunt nr. 3.4, (aanwijzing data
en tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als
bijlage 9b.
De inwerkingtreding is op 19 maart 2009.
Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende een wijziging van het besluit tot
aanwijzing gebied, maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels ten aanzien van
vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen, inhoudende toevoeging van een afstandscriterium
middelbaar onderwijsinstelling), toegevoegd als bijlage 12a. Dit besluit vervangt het eerdere besluit
van 27 november 2003.
De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009.
Besluit van de burgemeester d.d. 13 juni 2008 (tot aanwijzing van de Stationstunnel als locatie voor
cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19a.
Besluit van de burgemeester d.d. 20 maart 2009 (tot aanwijzing omgeving winkelcentrum Meijhorst als
locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19b.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 april 2009, agendapunt nr. 4.2, (vaststellen van
nadere regels Festiviteitenregeling voor inrichtingen) toegevoegd als bijlage 9a.
De inwerkingtreding is gesteld op 16 april 2009.
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage 4) van Burgemeester en Wethouders
d.d. 12 mei 2009 (agendapunt nr. 3.1 - registratienr. 09.0006816 tot (aanwijzingsbesluit gebied waar
verbod op voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of
achter te laten niet van toepassing is (artikel 2.1.5.1, eerste lid)). De inwerkingtreding van het
besluit is gesteld op 6 juni 2009, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het
voorgaande gemeenteblad GB09-58.
e
46 Wijziging van de verordening (wijziging artikelen 1.1, 2.1.5.1, en 5.2.3 als gevolg van (aangepaste
regels voor uitstallingen) bij raadsbesluit van 27 mei 2009, raadsvoorstel nummer 81/2009. De
inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 3 juni 2009, op welk
tijdstip publicatie GB09-66 in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB09-58.
e
47 Wijziging, aanpassen APV in het kader van: wijzigen artikelen 1.1, 2.1.5.1. en 5.2.3 van de APV bij
raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstel nummer 81/2009) - Uitstallingenbeleid waarbij
Aanwijzingsbesluit (bijlage 4A) en Beleidsregels Uitstallingen 2009 (bijlage 4B);
wijzigen artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en vervallen van artikel 4.5.3 van de APV
bij raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstelnummer 213/2009 Bewaren van houtopstanden.
e
48 Wijziging, aanpassen APV in het kader van: toevoeging artikel 2.4.7a aan de APV bij raadsbesluit
van 24 februari
2010 (raadsvoorstel nummer 5/2010) - Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 30 maart 2010, agendapunt 3.13, (aanwijzing data en
tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als
bijlage 9b. De inwerkingtreding is op 1 april 2010.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 6 april 2010, agendapunt 4.2 tot aanwijzen
hondenlosloopgebied (uitbreiding).
Op grond van art. 2.4.16 lid 2 van de APV aan te wijzen als hondenlosloopgebied de groenstrook
tussen de Kometenstraat en de Neptunusstraat e.e.a. aangegeven conform de bijgevoegde bijlage
20C (kaart nr. 46)
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 februari 2010, agendapunt 3.17 met betrekking tot
terrassen ringstraten. Op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV is het besluit als bijlage 4C
opgenomen
Besluit van de Burgemeester d.d. 17 mei 2010, kenmerk A700/10.0012415 met betrekking tot
aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en verpakkingen.
Op grond van artikel 2.4.7a van de APV is het besluit als bijlage 22 opgenomen
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 1 juni 2010, agendapunt 3.7 tot opheffen en aanwijzen
hondenuitlaatplaats (HUP) Da Costastraat.
Op grond van art. 2.4.27 lid 1 van de APV: intrekken aangewezen locatie hondenuitlaatplaats op de
hoek van de Willemsweg en de Da Costastraat en, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te
wijzen de volgende locatie: -hoek Da Costastraat met de Dr. Schaepmanstraat e.e.a. zoals
aangegeven op bijgaande situatietekening bijlage 20B-6.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 31 augustus 2010, agendapunt 4.4 tot het aanwijzen
hondenuitlaatplaatsen (HUP) Tunnelweg en Leliestraat
Op grond van art. 2.4.27 lid 1 van de APV: als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen
de volgende locaties: Tunnelweg en Leliestraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande
situatietekeningen (bijlage 20-B13).
e
49 Wijziging, aanpassing APV in het kader van: De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) treed op 1 oktober 2010 in werking. Deze wet heeft gevolgen voor de APV. Daarom is deze
aangepast aan de systematiek van de Wabo.
Voor het overzicht van aanpassingen zie bijlage 23 met uittreksel van het raadsbesluit.
Besluit Burgemeester en Wethouders d.d. 12 oktober 2010, agendapunt 3.13, tot uitbreiding van
stallingsverbod locatie voormalig postkantoor (TPG) bij station (bijlage 5C):
Het besluit treedt in werking, conform art. 142 van de Gemeentewet, op de achtste dag na
bekendmaking: 28 oktober 2010.
Besluit, van de burgemeester d.d. 13 december 2010, besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond
van artikel 2.4.1. APV en gelet op de artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht,
mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat tijdens de jaarwisseling. Toegevoegd
als bijlage 3b.
De inwerkintreding is onmiddellijk na bekendmaking (15 december 2010).
Besluit Burgemeester en Wethouders d.d. 1 februari 2011, agendapunt 3.6, (aanwijzing data en tijden
collectieve festiviteiten horeca 2011 zoals genoemd in de Festiviteitenregeling).
Toegevoegd als bijlage 9B. De inwerkingtreding is op 10 februari 2011.
Besluit van de Burgemeester d.d. 26 mei 2011, kenmerk A700/11.0011768 met betrekking tot
aanwijzing wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode.
Op grond van artikel 2.4.7a, lid 3 van de APV is het besluit als bijlage 22a opgenomen.
Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking.
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 juli 2011, agendanummer 3.15, registratienummer
11.0012298 met betrekking tot uitbreiding stallingsverbod Titus Brandsmastraat, Hoogstraat, kop
Voerweg en St. Stevenskerkhof.
Op grond van artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de APV is het besluit als bijlage 5a opgenomen
Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking, 14 juli 2011.
e
50 wijziging (raadsbesluit van 6 juli 2012, raadsvoorstelnummer 82/2011)
aanpassing APV in het kader van:
Het project “Minder regels, meer gemak!” zijn producten onderzocht op de mogelijkheid tot
deregulering. Hierdoor zijn een aantal regels vervallen en een aantal regels en procedures
vereenvoudigd.
Een aantal aanpassingen om te voldoen aan de Europese Dienstenrichtlijn.
Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 142 van de Gemeentewet) op de achtste dag na
bekendmaking, 28 juli 2011.
Besluit van de burgemeester d.d. 2 november 2011 (tot aanwijzing omgeving winkelcentrum Hatert als
locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19c.
Besluit van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 januari 2012 (agendapuntnr. 3.7) tot
aanwijzing omgeving Hessenberg als gebied waar het verboden is om te skateboarden. Toegevoegd
als bijlage 13c. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is de inwerkingtreding van
het besluit gesteld op 2 februari 2012.
e
51 wijziging (raadsbesluit van 15 februari 2012, raadsvoorstelnummer 168/2011)
aanpassing APV in het kader van:
Het project “Minder regels, meer gemak!” zijn producten onderzocht op de mogelijkheid tot
deregulering. Hierdoor zijn een aantal regels vervallen en een aantal regels en procedures
vereenvoudigd (deel II).
Een aantal aanpassingen om te voldoen aan de Europese Dienstenrichtlijn.
Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 142 van de Gemeentewet) op de achtste dag na
bekendmaking, 28 februari 2012.
Besluit van de burgemeester d.d. 15 maart 2012, tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel
2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: uitbreiding van
het gebied Oranjesingel. Dit besluit vervangt bijlage 3 van de APV
De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op de dag na bekendmaking:
20 maart 2012.
Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2012 (agendapunt 1.1 registratienummer
12.0000592A) tot aanwijzing collectieve festiviteiten horeca 2012 toegevoegd als bijlage 9b.
Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2012 (agendapunt 3.14, registratienummer
11.0013830) tot het vaststellen nadere regels op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening
naar aanleiding van eerste tranche project ‘Minder regels, meer gemak’.
De inwerkingtreding is gesteld op de dag na publicatie: 25 april 2012.
Deze aanpassingen omvatten onder meer:
Nieuwe bijlagen: 4B, 4D, 4E (met plattegronden) en 25, op grond van art. 2.1.5.1., lid 2;
Nieuwe bijlage: 24, op grond van art. 5.2.1., lid 4;
Nieuwe bijlagen: 26A en 26B, kaarten met gebieden als bedoeld in art. 4.4.2., lid 2 (rooien);
Lijst met waardevolle en monumentale gemeentebomen als bedoeld in art. 4.4.2 lid 2 (rooien)
Deze lijst is opgenomen in het aanhangsel van het gemeenteblad onder GB2012-046.
Intrekken van de nadere regels bijlagen: 4A, 9A, 9B, 17A en 17B;
Besluit van de burgemeester d.d. 23 april 2012 (registratienummer 12.0007358) tot aanwijzing
uitzondering exploitatievergunningplicht toegevoegd als bijlage 12D.
De inwerkingtreding is gesteld op de dag na bekendmaking: 25 april 2012.
Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 8 mei 2012.
Op 17 april 2012 heeft het college besloten tot het vaststellen van nader regels voor de APV
(collegevoorstel 11.0013830). Per abuis is bij beslispunt 2 ook het intrekken van nadere regels in
bijlage 9B genoemd. Dit hersteld het college door nu vast te stellen dat bijlage 9B behorende bij de
APV niet wordt ingetrokken.
Besluit van de burgemeester d.d. 14 mei 2012, betreffende beleidsregels voor
Dansmuziekevenementen. Dit besluit vervangt bijlage 16 van de APV
De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op de dag na bekendmaking:
17 mei 2012.
e
52 wijziging aanpassing APV bij raadsbesluit van 23 mei 2012 (raadsvoorstelnummer
63 /2012) tot wijziging van de artikelen 5.8.1 en 5.8.3 van de APV.
Dit in verband met de (tijdelijke) camperplaats aan de Lindenberghaven. De APV kent nu een
verbodbepaling om buiten recreatieterreinen te kamperen. Door deze wijziging kan het College
plaatsen, tijdstippen en perioden aanwijzen waarvoor dit verbod niet geldt.
Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 139 van de Gemeentewet) op de achtste dag na
bekendmaking, 8 juni 2012.
Besluit van de burgemeester d.d. 14 september 2012 (m.b.t. cameratoezicht openbare plaatsen) in
de zin van artikel 151c Gemeentewet en artikel 2.8.1. van de APV), toegevoegd als bijlage 19d.
Bijlage 19b en bijlage 19c van de APV zijn hiermee ingetrokken.
Besluit van het college van 9 oktober 2012, nr. 12.0018116 betreffende de intrekking van de nadere
regels voor kleine evenementen (bijlage 17C).
e
53 wijziging: aanpassing APV bij raadsbesluit van 24 oktober 2012 (raadsvoorstelnummer 131/2012)
tot wijziging in het kader van het project Minder regels meer gemak en de Europese dienstenrichtlijn.
Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking:
2 november 2012.
Besluit van de Burgemeester van 12 november 2012 (registratienummer 12.0020429) betreffende de
vaststelling van de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”2012. De beleidsregel is
opgenomen als bijlage 17C met als datum inwerkingtreding 23 november 2012.
Besluit van de Burgemeester van 18 december 2012 (registratienummer 12.0022781) betreffende
beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet. (GB2012-113).
Deze beleidsregel vervangt bijlage 12b van de APV die hierbij vervalt.
Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking:
21 december 2012.
Besluit van de Burgemeester van 30 januari 2013 (registratienummer 13.0001535)
tot aanwijzing Kronenburgerpark als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c
Gemeentewet. Het besluit is opgenomen als bijlage 19B.
Besluit van de Burgemeester van 16 april 2013 (registratienummer 13.0005787)
tot aanwijzing van wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode ex artikel 2.4.7a, lid 3.
Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking.(24-04-2013)
Het besluit is opgenomen als bijlage 22A.
Besluit (gelet op art 2.4.11-a en 2.4.11-b APV) van Burgemeester en wethouders van 1 mei 2013
(registratienummer 13.0005475) betreffende tijdelijke stallingsverbod locatie van Schaeck
Mathonsingel ten zuiden van gebouw Metterswane (terrein voormalig chinees restaurant).
Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking. (23-05-2013)
Het besluit, met situatietekening, is opgenomen als bijlage 5D.
Besluit van Burgemeester en wethouders van 9 juli 2013 (registratienummer 13.0002394)
betreffende aanwijzing dagen als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het
Activiteitenbesluit vallen.
Het besluit is opgenomen als bijlage 9C (bijlage 9B is aangepast).
e
54 wijziging: aanpassing APV bij raadsbesluit van 4 december 2013 (raadsvoorstelnummer
142/2013) tot aanpassingen in het kader van de gewijzigde Drank- en Horecawet.
Dat heeft geleid tot het toevoegen aan hoofdstuk 2, afdeling 3 van paragraaf 1a .
Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking:
19 december 2013.
Besluit van Burgemeester en wethouders van 10 december 2013 (registratienummer 13.0015768)
betreffende aanwijzing dagen als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het
Activiteitenbesluit vallen. Het besluit is opgenomen als bijlage 9B .
Besluit van de burgemeester van 24 april 2104 tot aanwijzing Willemsweg als locatie voor
cameratoezicht in de zin van art. 151c van de Gemeentewet (registratienummer 14.0005207)
Het besluit is opgenomen van bijlage 19C.
Aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 4 juni 2014 tot vaststellen van het digitale
opkopersregister. Het besluit is opgenomen als bijlage 23.
Het aanwijzingsbesluit toezichthouders opkopersregister (GB08-082) komt hierbij te vervallen
Besluit van de burgemeester van 12 juni 2014 tot hernieuwde aanwijzing Tunnelweg als locatie voor
cameratoezicht in de zin van art. 151c van de Gemeentewet (registratienummer 14.0007031).
Het besluit is opgenomen van bijlage 19A.
55e wijziging: aanpassing APV bij raadsbesluit van 15 oktober 2014 (raadsvoorstelnummer
123/2014), wijzigingsverordening APV is bekendgemaakt via www.overheid.nl als gemeenteblad 2014
nr. 61314, d.d. 30 oktober 2014.
Datum inwerkingtreding is: 7 november 2014,
Besluit van de burgemeester tot aanwijzing evenementen ex artikel 2.2.3a lid 1 Algemene Plaatselijke
Verordening (APV) in verband met sample-, flyer-, collecte- en ventverbod d.d. 8 november 2014,
registratienummer A14.000322. Het besluit is direct in werking getreden.
Het besluit is tevens opgenomen als bijlage 20 van de APV.
Besluit aanwijzing kampeerplaatsen als bedoeld in artikel 5.8.3. Algemene Plaatselijke verordening.
Bekendgemaakt als Gemeenteblad 2015, nr. 47288 en in werking getreden op 2 juni 2015.
Het besluit is tevens opgenomen als bijlage 5C van de APV.
Besluit aanwijzing Toezichthouders inbrekerswerktuigen en prostitutie als bedoeld in artikel 6.1a lid 3
APV. Het besluit is bekendgemaakt als Gemeenteblad 2015 nr. 67875 en in werking getreden op 10
juni 2015. Het besluit is tevens opgenomen als bijlage 2C van de APV.
Bijlage 1:
Vervangend aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5.7.2 van de
verordening (aanwijzing totale grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor
een detectorverbod geldt).
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
3 oktober 2006, agendapuntnummer 2.14, registratienummer
06.0026439
Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd (overgenomen uit de besluitenlijst) van de
samenvatting van het voorstel en het besluitgedeelte waaromtrent het college conform heeft
besloten.
Samenvatting voorstel:
In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd dat het verboden is om doelbewust te zoeken
naar archeologische relicten. Om uitvoering te geven aan de wet heeft Nijmegen in de APV
een verbod ingesteld op het meest gebruikte hulpmiddel om archeologisch materiaal te
vinden: de metaaldetector. Momenteel is een gebied aangewezen waarvoor dit verbod geldt.
Het verbod geldt niet voor instanties met een opgravingsvergunning; Bureau Archeologie van
de gemeente Nijmegen is in het bezit van zo’n opgravingsvergunning. De Monumentenwet
kent geen gebiedsbegrenzing. Het is daarom inconsequent dat Nijmegen in de uitvoering van
het detectorverbod wel een begrensd gebied heeft aangewezen. Om het Nijmeegse beleid
gelijk te trekken met de Monumentenwet wordt daarom voorgesteld om het hele
grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt aan te wijzen. Deze
gebiedsuitbreiding heeft als bijkomend voordeel dat wordt voorkomen dat onbevoegden met
een metaaldetector onbedoeld oude munitie vinden, met alle risico’s van dien.
Besluit:
Aanwijzen van het grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt.
Conform artikel 5.7.2 van de APV.
78
Bijlage 2A-1:
Vervangend aanwijzingsbesluit (tippelzone met voorschriften) op grond
van artikel 3.2.6, lid 2 van de verordening. Het besluit is gepubliceerd op
12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109.
De inwerkingtreding is (daags na de bekendmaking) op 13 september
2007.
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, d.d. 12 juni 2007;
Gelet op artikel 3.2.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen
(APV);
Besluiten:
1. Aan te wijzen als wegen en gebieden, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 van de APV:
de Nieuwe Marktstraat, vanaf de kruising met de Lange Hezelstraat tot aan de fysieke
afsluiting, halverwege de Nieuwe Marktstraat.
2. Daarbij als voorschriften, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 APV, te stellen:
a. het aanbieden van seksuele diensten is alleen voorbehouden aan prostituees die
zich voor dat doel hebben geregistreerd bij de burgemeester van Nijmegen. De
burgemeester zal hiertoe beleidsregels opstellen, die met dit besluit zullen worden
bekendgemaakt;
b. de in het voorgaande lid bedoelde registratie is slechts voorbehouden aan
prostituees, die:
ƒ de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben;
ƒ aan kunnen tonen gedurende tenminste 2 jaren voorafgaande aan de
inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit met enige regelmaat op de
tippelzone aan de Nieuwe Markstraat te hebben gewerkt; of:
ƒ aan kunnen tonen in de 2 jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding
van dit aanwijzingsbesluit gebruik te hebben gemaakt van het
zorgaanbod op de zone, c.q. verbonden aan de zone;
c. geen straatprostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of
krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
d. de aangewezen locatie mag slechts gebruikt worden voor straatprostitutie van
20.00u tot 02.00u - met als uitzondering: 31 december vanaf 20.00u tot 1
januari tot 02.00u;
e. het zogeheten afwerken dient te geschieden in de daartoe ingerichte
afwerklocatie aan de Nieuwe Marktstraat.
3. Het nieuwe aanwijzingsbesluit één dag na bekendmaking in werking te laten treden, en
gelijktijdig het eerder genomen besluit van 5 december 2006 in te trekken.
Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen in
zijn vergadering van 12 juni 2007.
79
De Burgemeester
De Secretaris
Mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage 2A-2:
Besluit van de burgemeester d.d. 10 september 2007 tot vaststelling
van de hierna genoemde beleidsregels. De beleidsregels zijn gepubliceerd
op 12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109
De inwerkingtreding is op 13 september 2007
Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van onderdeel 2a
van het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid 2 APV (2007)
Inleiding
De tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat is oorspronkelijk ingericht om de overlast door
(verslaafde) straatprostituees in en uit de omgeving van Nijmegen terug te dringen, en tevens
om deze prostituees een gepast zorgaanbod te verschaffen. Als gevolg van de sluiting van
tippelzones elders in het land, en mede als gevolg van het feit dat gemeenten die nog wel
een tippelzone hebben de afgelopen jaren zijn overgestapt op een vergunningenstelsel, is de
Nijmeegse tippelzone een aantrekkelijk werkgebied geworden voor straatprostituees elders
uit het land. Daardoor zijn de oorspronkelijke doelstellingen van de tippelzone onder druk
komen te staan.
Om die oorspronkelijke doelstellingen veilig te stellen, heeft het College van Burgemeester en
Wethouders besloten om een registratiesysteem in te voeren, en de burgemeester te
belasten met de uitvoering hiervan.
Grondslag van het registratiesysteem
Artikel 151a van de Gemeentewet bepaalt, dat de gemeenteraad een verordening kan
vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven
van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling. In Nijmegen is die verordening opgenomen als hoofdstuk 3 van de Algemene
Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen (APV).
In dat hoofdstuk 3 van de APV zijn ook bepalingen opgenomen ten aanzien van de
straatprostitutie. Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV geeft het College van Burgemeester en
Wethouders de mogelijkheid om wegen en gebieden aan te wijzen, waarvoor het verbod op
de straatprostitutie niet geldt. Tevens kan het College van Burgemeester en Wethouders met
zo’n aanwijzingsbesluit ook voorschriften geven in verband met de straatprostitutie.
Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV ziet op het delegeren van wetgevende bevoegheid, zoals
bedoeld in artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet. Het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid
2 van de APV is daarmee een algemeen verbindend voorschrift (AVV), omdat het een
grondslag in de wet heeft.
Registratie
Het registratiesysteem heeft tot doel om te bevorderen dat de tippelzone slechts toegankelijk
is voor straatprostituees die daar tenminste vanaf 1 september 2005 met enige regelmaat
gewerkt hebben, of straatprostituees die tenminste vanaf die datum bij de De Cirkel (het
huiskamerproject van IrisZorg) bekend zijn als gebruikers van de Nijmeegse tippelzone, en die
bij IrisZorg ook een casemanager hebben.
80
1. Doel van de registratie
Door een beperking van het gebruik van de tippelzone door prostituees die daar hun seksuele
diensten aanbieden, wil het College van Burgemeester en Wethouders bevorderen dat recht
wordt gedaan aan de doelstellingen waarvoor de tippelzone is ingericht - in casu: het
tegengaan van overlast door (verslaafde) straatprostituees, en het ervoor zorgen dat de
straatprostituees laagdrempelig zorg kan worden aangeboden via het huiskamerproject van
De Cirkel en door de GGD regio Nijmegen. De politie van het District Stad Nijmegen heeft
aangegeven, dat door de aanzuigende werking vanwege sluitingen, c.q. verdere regulering
van tippelzones elders in het land de overlast rondom de zone zonder een registratiesysteem
niet goed beheersbaar meer is.
2. De burgemeester als bevoegde bestuursorgaan
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft de bevoegdheid voor de registratie bij de
burgemeester van Nijmegen neergelegd, omdat de registratie, mede gelet op de
bovenstaande overwegingen, een openbare-ordemaatregel is. Artikel 172 Gemeentewet
belast de burgemeester met de handhaving van de openbare orde, en geeft de burgemeester
de bevoegdheid om overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de
openbare orde te beletten of te beëindigen.
3. Aanvraag van een registratie
De registratie dient te worden aangevraagd bij het bevoegde bestuursorgaan. Daartoe kan
schriftelijk een verzoek worden ingediend bij:
De burgemeester van Nijmegen
per adres: Gemeente Nijmegen
Afdeling Veiligheid (A700)
Postbus 9105
6500 HG Nijmegen
De
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
aanvrager dient in ieder geval de volgende gegevens te overleggen:
naam;
adres;
geboortedatum;
burgerservicenummer (ook wel: sofi-nummer);
een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA);
informatie waaruit blijkt, vanaf welke datum de aanvrager - in ieder geval vanaf 1
september 2005 - met enige regelmaat op de tippelzone heeft gewerkt. De burgemeester
toetst deze informatie bij de politie en/of het gemeentelijk Bureau Toezicht
een verklaring van IrisZorg, dat betrokkene aldaar tenminste vanaf 1 september 2005 bij
De Cirkel bekend is, c.q. al dan niet via De Cirkel gebruikmaakt van een
zorgverleningsaanbod door IrisZorg.
4. De beslissing op de aanvraag van een registratie
De registratie is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, waartegen
bezwaar en beroep mogelijk is.
De beslistermijn op de aanvraag aanvraag van een registratie bedraagt maximaal 4 weken,
met nog eens een verdaagtermijn van maximaal 4 weken.
81
De aanvraag zal marginaal worden getoetst: de overgelegde persoonsgegevens zullen via de
gemeentelijke basisadministratie worden nagetrokken. Wel zal de burgemeester van
Nijmegen bij alle aanvragen om registratie de politie van het District Stad Nijmegen op grond
van artikel 15 Wet Politieregisters om een advies vragen, teneinde te voorkomen dat
slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie geregistreerd worden.
5. De wijze van registratie
Indien de burgemeester de aanvraag om registratie inwilligt, krijgt de aanvrager een brief,
inhoudende een bewijs van registratie. Het is verplicht dat betrokkene deze brief tijdens
bezoeken aan de tippelzone altijd bij zich heeft, opdat betrokkene aanstonds op verzoek van
de bevoegde toezichthouders kan aantonen op de tippelzone te mogen werken.
Tevens zal de burgemeester een lijst van alle geregistreerden opstellen ten behoeve van het
door hem in het kader van deze registratie uit te oefenen gegevensbeheer. Tevens zal hij van
deze lijst een afschrift doen toekomen aan de ambtenaren die belast zijn met het toezicht in
het kader van artikel 3.2.6 APV. Dat zijn, naast de politie-ambtenaren van de regio
Gelderland-Zuid, ook de toezichthouders van de afdeling Stadstoezicht van de gemeente
Nijmegen. De burgemeester zal derhalve een lijst van alle geregistreerden verstrekken aan de
districtschef van de politie in Nijmegen, en aan de gemeentelijke afdeling Stadstoezicht.
Sancties
Ingevolge dit aanwijzingsbesluit is het verboden om, zonder daartoe bij de burgemeester van
Nijmegen geregistreerd te zijn, seksuele diensten aan te bieden op de tippelzone aan de
Nieuwe Marktstraat.
Op overtreding van dit verbod zijn de strafbepalingen van hoofdstuk 6 van de Algemene
Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen van toepassing. De toezichthouders van
politie en gemeente zullen van elke overtreding een proces-verbaal opmaken.
Werken op de tippelzone zonder het bewijs van registratie met zich mee te dragen, kan
leiden tot een bevel van de toezichthouders om zich van de tippelzone te verwijderen.
Vaststelling
Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 10 september 2007 en treden in werking één dag na
bekendmaking.
De Burgemeester van Nijmegen
Mr. Th.C. de Graaf
82
Bijlage 2B:
Besluit van burgemeester en wethouders van 12 september 2000
(Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1010/2000) tot vaststelling van nadere regels
(op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor seksinrichtingen en
escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober
2000. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de
Brug" van 27 september 2000.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen;
Overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van
overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de
veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid,
zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee geboden is de exploitatie van
seksinrichtingen en escortbedrijven aan nadere regels te binden;
Gelet op artikel 3.1.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening
BESLUITEN:
vast te stellen de volgende nadere regels:
NADERE REGELS SEKSINRICHTINGEN EN ESCORTBEDRIJVEN
Paragraaf 1.
Algemeen
Artikel 1.1.
Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
a. seksinrichting: een seksinrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, sub c van de Algemene
Plaatselijke Verordening;
b. escortbedrijf: een escortbedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1, sub d van de Algemene
Plaatselijke Verordening;
c. verblijfsruimte: een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 45 van het Bouwbesluit;
d. werkruimte: een verblijfsruimte waar de feitelijke seksuele dienstverlening plaatsvindt.
Paragraaf 2.
Geschiktheidverklaring seksinrichting
Artikel 2.1.
Verklaring staat seksinrichting
Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidverklaring van Burgemeester
en wethouders een gebouw als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden.
Artikel 2.2.
Aanvraag geschiktheidverklaring
Artikel 6.1.2. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.3.
Ontvankelijkheid
Artikel 6.1.3. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing.
83
Artikel 2.4.
Termijn van beslissing
1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een geschiktheidverklaring
binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf
weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste
lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houden burgemeester en
wethouders de beslissing op de aanvraag aan indien:
a. een bouwvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist;
b. voorschriften van het Bouwbesluit of de Bouwverordening en aan die aanschrijving
(nog) niet is voldaan.
4. De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een
bouwvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving.
Artikel 2.5.
Weigering geschiktheidverklaring
Een geschiktheidverklaring wordt geweigerd indien een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
a. de bouwvergunning is geweigerd;
b. de seksinrichting voldoet niet aan het bepaalde in paragraaf 3 of 4.
Artikel 2.6.
Intrekken of wijzigen geschiktheidverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een geschiktheidverklaring intrekken of wijzigen indien:
a. blijkt dat zij de verklaring ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens hebben
afgegeven;
b. blijkt dat de houder van de verklaring niet of niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan
aan een aan deze verklaring verbonden voorwaarde;
c. het belang op grond waarvan de verklaring is afgegeven dit vereist op grond van een
verandering van de inzichten met betrekking tot de bescherming van de prostituees en de
verbetering van hun positie, opgetreden na het afgeven van de verklaring.
Paragraaf 3.
Inrichtingseisen seksinrichtingen
Artikel 3.1.
Reikwijdte
Het gestelde in deze paragraaf is niet van toepassing op een seksbioscoop en een
seksautomatenhal.
Artikel 3.2.
Verblijfsruimten
1. Tot een seksinrichting moet tenminste behoren:
a. een verblijfsruimte ingericht als keuken;
b. een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met per werkruimte een afsluitbare hang/legkast, tenzij er voor iedere prostituee een afsluitbare hang/legkast in de werkruimte
aanwezig is;
b. een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een vloeroppervlakte van ten minste
3,6 m x 3,6 m.
2. Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het
dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders,
een gelijkwaardige situatie wordt bereikt.
2. Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden
worden gebruikt.
3. In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet in voldoende mate daglicht kunnen
toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn.
84
Artikel 3.3.
Werkruimten
1. Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten minste 5 m², waarvan de
breedte ten minste 2 meter is.
2. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water
en van heldere witte elektrische verlichting.
Artikel 3.4.
Sanitaire voorzieningen
In een seksinrichting moeten tenminste één toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn, met
dien verstande dat:
a. per vijf werkruimten tenminste één toiletruimte en
b. per 8 werkruimten tenminste één badruimte aanwezig dient te zijn.
Artikel 3.5.
Overige voorzieningen
1. De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een
seksinrichting moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit.
2. Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in
hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden
verwarmd.
Artikel 3.6.
Bed en handlinnen
1. Het bedlinnen in de werkruimten moet dagelijks worden verschoond.
2. Het handlinnen moet na gebruik door schoon handlinnen worden vervangen.
Artikel 3.7.
Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
1. Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostitue(e)s plegen te bevinden,
moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de
normale uitgangen daartoe onvoldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal
andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte
toereikend zijn om de prostituee(s) op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke
plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn
vrijgehouden van obstakels.
2. De toegangsdeur van een werkruimte dient van binnenuit te allen tijde te openen te zijn.
3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een
werkruimte is gelegen aan de weg.
4. Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding
staan met andere ruimten.
5. Indien het bepaalde in het vierde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen
maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins
wordt gewaarborgd.
Artikel 3.8.
Hulp bij ongevallen
1. Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten voldoende en doelmatige
middelen beschikbaar zijn en direct voor gebruik bereikbaar zijn.
2. Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een
opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij middelen voor eerste
hulp bij ongevallen bevatten.
85
Paragraaf 4.
Brandveiligheidseisen
Artikel 4.1.
Brandveiligheidsvoorschriften
1. Voor een seksinrichting met één werkruimte is hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit van
overeenkomstige toepassing.
2. Voor een seksinrichting met meer dan één werkruimte is hoofdstuk 7, titel 2 van het
Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing.
3. De algemene gebruikseisen van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening zijn van
overeenkomstige toepassing.
4. Het gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen is niet toegestaan.
Paragraaf 5.
Eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering
Artikel 5.1.
Algemeen
1. Het is verboden vanuit een seksinrichting klanten te werven die zich op of aan de weg
bevinden.
2. Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor de seksinrichtingen, gevestigd in de percelen
Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers).
3. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht te doen en
na te laten hetgeen redelijkerwijs kan worden gevergd om hinder en overlast van
bezoekers voor de omgeving te voorkomen of te beperken.
4. Het is de exploitant en beheerder van een seksinrichting verboden bezoekers beneden de
leeftijd van 18 jaar toegang te verlenen tot de seksinrichting.
Artikel 5.2.
Register
1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een
register bij te houden met daarin opgenomen naam, adres en geboortedatum van alle in
het bedrijf werkzame personen.
2. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het
register als bedoeld in het eerste lid op eerste vordering ter inzage te geven aan een
ambtenaar van politie.
Artikel 5.3.
Toegang ambtenaren van politie
De exploitant en beheerder van een seksinrichting zijn verplicht ervoor te zorgen dat
ambtenaren van politie onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de seksinrichting:
a. gedurende de tijd dat de seksinrichting voor bezoekers geopend is; dan wel
b. gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien ambtenaren van politie
hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Artikel 5.4.
Bescherming van de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de
prostituee
1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht
maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van
de gezondheid van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituee, alsmede de
bescherming van de volksgezondheid.
2. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat:
a. de seksinrichting dient te voldoen aan de hygiëne-eisen, die door de GGD worden
gesteld, zoals vermeld in het Inspectieformulier Hygiëne Seksinrichtingen van de GGDen Gelderland Zuid;
b. de exploitant minimaal een keer per jaar een technische hygiëne-inspectie door de GGD
of een door de gemeente aangewezen en daartoe gekwalificeerde instantie laat
uitvoeren.
86
3. De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de in
het bedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich vier keer per jaar, of
vaker wanneer de GGD dit uit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid
noodzakelijk acht, te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en
overige aan het beroep gerelateerde klachten overeen-komstig de landelijke richtlijnen van
de stichting SOA-bestrijding.
4. Indien een arts vast verbonden is aan de seksinrichting of het escortbedrijf, meldt de
exploitant of beheerder schriftelijk de naam en adres van deze arts aan de GGD.
5. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht
medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om voorlichtingsen preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op
bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf
werkzame prostituees.
6. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht er zorg
voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende
informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan
prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van
instellingen op het gebied van de gezondheids-zorg en de hulpverlening.
7. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een
bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het
zelfbeschikkingsrecht van de prostituee centraal staan.
8. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat:
a. in de werkruimten te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor
gebruik beschikbaar zijn;
b. de prostituee het werken zonder condoom mag weigeren;
c. de prostituee klanten en/of bepaalde diensten mag weigeren;
d. de prostituee mag weigeren met de klant alcoholhoudende dranken te drinken of
andere verdovende middelen te gebruiken;
e. de prostituee niet verplicht kan worden zich geneeskundig te laten onderzoeken;
f. de prostituee het recht heeft op een vrije artsen keuze;
g. voor een seksinrichting of escortbedrijf geen reclame wordt gemaakt waarbij de
garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in het bedrijf
werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen;
h. op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats schriftelijke informatie wordt verstrekt
over de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de
prostituee.
Paragraaf 6.
Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Artikel 6.1.
Inwerkingtreding
Deze nadere regels treden in werking op 1 oktober 2000.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in
zijn vergadering van 12 september 2000.
87
De burgemeester,
De secretaris,
mr. E.M. d’Hondt
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage 2c
Aanwijzingsbesluit Toezichthouders inbrekerswerktuigen en prostitutie.
Het besluit is bekendgemaakt als Gemeenteblad 2015 nr. 67875 en in werking
getreden op 10 juni 2015.
Besluit aanwijzing toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a lid 3 Algemene Plaatselijke Verordening
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen d.d. 1 juni 2015
Gelet op
artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.4.3 en hoofdstuk 3 van de APV;
Besluit:
•
•
•
•
alle politieambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de politie
eenheid Oost-Nederland, aan te wijzen als toezichthouder inbrekerswerktuigen in het kader van artikel 2.4.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening
van de gemeente Nijmegen;
alle politieambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de politie
eenheid Oost-Nederland, aan te wijzen als toezichthouder prostitutie in het
kader van de hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de
gemeente Nijmegen;
dit besluit op de dag na bekendmaking in werking te laten treden;
het eerder genomen besluit van 10 oktober 2000 (bijlage 2C van de APV) in
te trekken.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie.
De Gemeentesecretaris,
drs. B. van der Ploeg
De Burgemeester,
drs. H.M.F. Bruls
Bijlage 2D:
Besluit van de Burgemeester ex artikel 3.2.1 lid 2 APV tot
maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van
seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde
raamprostitutiebedrijven op twaalf. Doelstelling en beoogd effect maakt
deel uit van het bijbehorende besluit van Burgemeester en Wethouders
van 4 december 2001 (CIS-nr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5) zie ook
de hierna volgende bijlage 2E.
Burgemeester der gemeente Nijmegen;
Overwegende:
dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het
voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een
maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van
seksinrichtingen, niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven;
Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Besluit:
Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaarof voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf te stellen.
Aldus besloten door de burgemeester der gemeente Nijmegen op 4 december 2001.
De burgemeester,
mevr. dr. G. ter Horst
89
Bijlage 2E:
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 4 december 2001 (CISnr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5), ex artikel 3.2.1 lid 2 APV, tot
maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van
seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul. Uit het relevante
voorstel aan het College en uit de besluitenlijst blijkt tevens dat
Burgemeester en Wethouders ook hebben besloten om: Geen maximum
te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven.
Zie ook het hieraan gerelateerde besluit van de Burgemeester
(bijlage 2D)
Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen;
Overwegende:
dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het
voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een
maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van
seksinrichtingen, zijnde vaar- of voertuigen;
Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Besluiten:
Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of
voertuigen op nul te stellen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in
zijn vergadering van 4 december 2001.
90
De burgemeester,
De secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage 2F:
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 15 juni 2004,
agendapuntnr. 1.23, tot regulering van sekswinkels op grond van artikel
3.2.7 van de APV in de vorm van een aanwijzingsbesluit van het centrum
als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Het
verbod geldt niet indien sekswinkels zich minimaal op een loopafstand van
500 meter van elkaar bevinden. De inwerkingtreding van het besluit is,
met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet
Bestuursrecht, gesteld op 4 november 2004, de dag na bekendmaking in
het gemeenteblad GB04-86 en het huis-aan-huis-blad "De Brug".
Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd van het voorstel, overgenomen uit de
besluitenlijst, waaromtrent het college conform heeft besloten.
91
1.
Het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel,
Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de
spoorlijn Arnhem-Nijmegen) op grond van artikel 3.2.7 van de Algemene Plaatselijke
Verordening voor de gemeente Nijmegen aanwijzen als gebied waarbinnen het
verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Dit verbod geldt niet indien sekswinkels
zich minimaal op een loopafstand van 500 meter van elkaar bevinden.
2.
Voor sekswinkels die reeds binnen een loopafstand van 500 meter van elkaar zijn
gevestigd geldt een overgangsregime. Voor deze sekswinkels geldt de afstand van 500
meter nog niet, maar indien de exploitatie van de sekswinkel wijzigt, gaat het
afstandscriterium wel gelden.
Bijlage 2G:
Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13
juni 2000 (agendapuntnr. 1.10 tot vaststelling van het Handhavingsprotocol
Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel 112/2000: Deelnota 4
Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Voor de eerste
keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21 en gehanteerd
sedert besluitvorming.
HANDHAVINGSPROTOCOL PROSTITUTIE
Hierna volgt de uitwerking van het handhavingsprotocol prostitutiebeleid. Daarbij is een
onderscheid gemaakt in de drie belangrijkste categorieën van overtredingen, te weten:
1) exploitatie zonder vergunning;
2) exploitatie in strijd met de vergunning en
3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (oftewel
mensenhandel)
1) exploitatie zonder vergunning
Overtreding
Exploitatie past niet
binnen het
prostitutiebeleid (dus
niet te legaliseren)
Exploitatie past binnen
het prostitutiebeleid
Politie/
Toezichthouder
Waarschuwen en
proces-verbaal (pv)
c.q. rapport
opmaken t.b.v.
Openbaar Ministerie
resp. gemeente.
Waarschuwen en
rapport c.q. pv
opmaken t.b.v.
gemeente en het
Openbaar Ministerie.
Gemeente
Openbaar Ministerie
Anderen
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
2e constatering:
sluiting voor
onbepaalde tijd.
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing met
vermelding van de
termijn waarbinnen
de vergunning moet
worden aangevraagd;
2e constatering:
sluiting voor
onbepaalde tijd.
1e constatering: pv
en vervolgen op
grond van de APV.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
inschakeling van bijv.
de Arbeidsinspectie, of
de Belastingdienst
Na 1e constatering:
vervolging o.g.v. de
APV.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
Inschakeling van bijv.
de Arbeidsinspectie, of
de Belastingdienst
2 ) exploitatie in strijd met vergunning
Overtreding
Handelen in strijd
met gedragseisen
Overschrijden
sluitingsuur
92
Politie/
Toezichthouder
Pv opmaken tbv
gemeente en OM
Waarschuwen en
rapport opmaken tbv
gemeente. Bij
tweede constatering
ook pv t.b.v. OM.
Gemeente
Openbaar Ministerie
Anderen
Intrekking vergunning
Zie onder 3)
-
1e constatering:
schriftelijke waarschuwing;
2e constatering:
opleggen van beperkte
openingstijden;
3e constatering: tijdelijke
sluiting of intrekking
Na 2e constatering:
vervolging ogv de APV.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie (bijv.
te lange arbeidstijden)
evt. inschakeling van
de Arbeidsinspectie
Overtreding
Politie/
Toezichthouder
Waarschuwen en
rapport opmaken tbv
gemeente. Bij 1e
constatering pv tbv
OM.
Gemeente
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
2e constatering: tijdelijke
sluiting of intrekking;
3e constatering: sluiting
voor onbepaalde tijd of
intrekking
1e constatering:
Schijnbeheer
Waarschuwen en
volledig pv tbv
schriftelijke
gemeente en OM.
waarschuwing;
2e constatering: tijdelijke
sluiting of intrekking;
3e constatering: sluiting
voor onbepaalde tijd of
intrekking.
1e constatering:
Waarschuwen en
Wijzigen van de
rapport opmaken
inrichting zonder
schriftelijke
t.b.v. gemeente. Bij waarschuwing met
voorafgaande
tweede constatering vermelding van de
toestemming (bijv.
ook pv tbv OM.
In afwijking van de
termijn waarbinnen de
geschiktheidsvergunning moet worden
verklaring)
aangevraagd; 2e
constatering: tijdelijke
sluiting, of opleggen van
een dwangsom;
3e constatering: sluiting
voor onbepaalde tijd
Waarschuwen en
1e constatering:
Gebruik van de
rapport opmaken tbv schriftelijke
inrichting in strijd
gemeente. Bij 2e
met de
waarschuwing;
vergunningsvoorwaa constatering ook
2e constatering: tijdelijke
rden of nadere
tbv OM pv.
sluiting/intrekking/
regels
dwangsom;
3e constatering: sluiting
voor onbepaalde tijd of
intrekking
1e constatering;
Overlast voor de
Waarschuwen en
omgeving
rapport opmaken tbv schriftelijke waargemeente. Bij 2e
schuwing;
constatering ook tbv 2e constatering: tijdelijke
OM pv.
sluiting of intrekking;
3e constatering: sluiting
voor onbepaalde
tijd/intrekking
Ontbreken van
toezicht door de
exploitant
Openbaar Ministerie
Anderen
Na 1e constatering pv
en vervolgen.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
inschakeling van de
Arbeidsinspectie, of
de Belastingdienst
1e constatering pv en
vervolgen.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
Inschakeling van bijv.
De Belastingdienst
Na 2e constatering
vervolging o.g.v. de
APV.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
Inschakeling van bijv.
De Arbeidsinspectie,
of de Belastingdienst
Na 2e constatering
vervolging ogv de APV.
Afhankelijk van de
feitelijke situatie evt.
inschakeling van bijv.
de Arbeidsinspectie
of de Belastingdienst
Na 2e constatering pv
en vervolgen.
-
3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel)
Bij de exploitatie van prostitutie kan sprake zijn van strafbare feiten. Bijzondere aandacht
gaat daarbij uit naar artikel 250a Sr, maar ook naar andere regelgeving die in dit verband van
toepassing kan zijn. Indien van dergelijke strafbare feiten sprake is, dan ligt de verantwoorde-
93
lijkheid voor de opsporing en vervolging ervan volgens de gangbare procedures bij het
Openbaar Ministerie. Van belang daarbij is dat het Openbaar Ministerie de gemeente over het
verloop en de uitkomsten van die procedure informeert, zodat ook tijdig de nodige
bestuurlijke maatregelen getroffen kunnen worden, bijvoorbeeld de sluiting van de inrichting.
Uitgelicht uit (bijlage van raadsvoorstel 112/2000) Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid
(met bijtitel: Zicht op rood licht).
Het protocol is, voorafgaand aan het raadsvoorstel, vastgesteld bij besluiten van
Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester d.d. 13 juni 2000, agendapunt nummer
1.10
94
Bijlage 3:
Vervangend aanwijzingsbesluit (onder intrekking van het voorgaande besluit
van 15 maart 2012) van de burgemeester d.d. 26 januari 2015, inzake
verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel
2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende
gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld,
gesteld op 28 januari 2015, de dag na bekendmaking in het gemeenteblad en
op de site bekendmakingen.nijmegen.nl
Betreft:
Wijziging in het besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat
aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: tekstuele wijzigingen, intrekking
aanwijzingsbesluiten Meijhorst en Jaarwisseling.
De burgemeester van de gemeente Nijmegen
Gelet op
Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de
Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
I.
In te trekken het aanwijzingsbesluit Meijhorst d.d. 9 juni 2009 (bijlage 3a);
II. In te trekken het aanwijzingsbesluit Jaarwisseling d.d. 13 december 2012 (bijlage 3b);
III. Aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene
Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen:
1. gebied Kronenburgerpark:
Voorstadslaan (tussen Nieuwe Hezelpoort en Havenweg), Simon Langendampad,
Spoorbrugkade, Snelbinder (het gedeelte vanaf de aansluiting met de Stieltjesstraat tot de
overbrugging van de Lange Hezelstraat, inclusief de trappen), Nieuwe Marktstraat, Veemarkt,
Gravendal, Joris Ivensplein, Kartuizerhof, Rode Toren, Kromme Elleboog, Nieuwe Markt,
Bottelstraat, Hof van Kampen, Oude Haven (tussen Rode Toren en Oude Havenstraat),
Lange Hezelstraat (tussen Nieuwe Hezelpoort en Papengas), Pijkestraat, Hessenberg,
Kroonstraat, Doddendaal (tussen Parkweg en Regulierstraat), Parkdwarsstraat, Achter de
Valburg, Parkweg, van Berchenstraat, Kronenburgersingel, Kronenburgerplaats,
Kronenburgerpark, Stieltjesstraat, Vredestraat, Nassausingel, Keizer Karelplein (gehele plein,
inclusief middenplein), van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein, Spoorstraat, Burg.
Hustinxstraat, Tunnelweg (centrumzijde), inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten
met elkaar verbinden;
2. gebied Centrum
Lange Hezelstraat (vanaf kruising Pijkestraat richting Grote Markt), Stikke Hezelstraat,
Burchtstraat, Korte Nieuwstraat, Emaushof, Marikenstraat, Raadhuishof, Nieuwstraat,
Gruitberg, Achter de Hoofdwacht, Kannenmarkt, Grote Markt, Grotestraat (vanaf Burchtstraat
t/m Platenmakersstraat), Platenmakersstraat, Spinthuisplaats, Gapershof, mr. Hermanstraat,
Broerstraat, Kerkegasje; Pauwelstraat, Koningstraat, Koningshofje, Arsenaalgas, Mariënburg,
Passage Mariënburg, Tweede Walstraat, Ziekerstraat, van Welderenstraat, Vlaamse Gas,
Eilbrachtstraat, Arksteestraat, Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein),
Bisschop Hamerstraat, Molenstraat, Passage Molenpoort, In de Betouwstraat, Smetiusstraat,
Eerste Walstraat, Karrengas, Piersonstraat, Zeigelhof, Bloemenburgerhof, Bloemerstraat,
Regulierstraat, Bloemerhof, Regulierenhof, Titus Brandsmastraat, Achter de Carmel,
Carmelhof, Jodenberg, Doddendaal (vanaf Bloemerstraat t/m Regulierstraat), Plein 1944,
Achter de Wiemelpoort, Hendrikhof, Scheidemakershof, Augustijnenstraat, Houtstraat,
Houthof, Stikke Hezelstraat, inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar
verbinden;
3. gebied St.Josephhof/Hunnerpark
Hoogstraat, Lindenberg, Hunnerpark (uitgezonderd het lage gedeelte rond de bloemenklok),
Valkhof (tot aan de Waalkade), het gebied onder de Waalbrug (tot aan ´t Meertje, dit gebied
staat ook wel bekend als de vluchthaven), Lange Baan, Voerweg (tussen Hoogstraat en
voetgangersbrug), Kelfkensbos, St. Jorisstraat, Gerard Noodtstraat, Derde Walstraat,
Lunetstraat, Bastionstraat, St. Thomashof, St. Josephhof, Hertogstraat (vanaf Kelfkensbos
t/m Gerard Noodtstraat), Hertogplein, Achter de bank, Klein Mariënburg, De Spaarpot,
Hertoghof, Wintersoord, Mariënburgsestraat, Raadhuisstraat, Achter de Oude Gracht,
inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden;
4. gebied Oranjesingel
Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), Oranjesingel(tussen Keizer Karelplein
en Berg en Dalseweg), Berg en Dalseweg, Van den Havenstraat, Jacob Canisstraat,
Arksteestraat, van Welderenstraat, Eilbrachtstraat, Tweede Walstraat(tussen Eilbrachtstraat
en Mariënburgsestraat), Mariënburgsestraat, van Broeckhuysenstraat, van
Schevichavenstraat, Staringstraat, Hertogstraat, Prins Hendrikstraat, Daalseweg (tot
Groesbeeksedwarsweg), Groesbeeksedwarsweg, Prins Bernhardstraat, Roukensstraat,
Vonckstraat, Van Lyndenstraat, Stenen Kruisstraat, Singendonckstraat, Waldeck
Pyrmontsingel, Bijleveldsingel, H. Hoogerstraat, Sloetstraat, Nijhoffstraat, Wilhelminasingel,
Guyotstraat, Athlonestraat, van Gentstraat, Sweersstraat, Joh. Vijghstraat, Fort Kijk in de
Potstraat, Groesbeekseweg (tussen Fort Kijk in de Potstraat en St.Annastraat), St.Annastraat
(tussen Keizer Karelplein en Groesbeekseweg), inclusief alle straatjes die bovengenoemde
straten met elkaar verbinden.
5. gebied Willemskwartier
Thijmstraat, Multatuliplaats, Guido Gezellestraat, Schonckstraat, Brederostraat,
Ruusbroeckstraat, Tollensstraat, Jacob van Lennepplaats, Spieghelstraat, Ds. Ter
Haarstraat, Hofdijkstraat, Jan Luykenstraat, Maerlantstraat, A. Bijnsstraat,
Tesselschadestraat, Beetsplein, Heyestraat, Willemsweg, De Genestetlaan, Potgieterplein,
Ten Katestraat, Jacob Catsstraat, Pater van Meursstraat, Helmersstraat, dr.
Schaepmanstraat, Da Costastraat, Bilderdijkstraat, Pootstraat, Feithstraat, inclusief alle
straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden;
6. gebied Bottendaal: jaarlijks in de periode 1 mei tot 1 oktober
Van Oldenbarneveltstraat, Stijn Buijsstraat (tussen Graafseweg en van Trieststraat),
Burghardt van den Berghstraat, Jan de Wittstraat, Holtermanstraat, van Goorstraat,
Cortenaerpad, De Ruyterstraat, Sint Stephanusstraat (tussen Dr.Jan Berendsstraat en
Cortenaerpad), Jan van Galenstraat, Leemptstraat, Witte de Withstraat, Piet Heinstraat, van
Heemskerckstraat, Bestevaerhof, Trompstraat, Dr Jan Berendsstraat (tussen van
Diemerbroeckstraat en Jan van Galenstraat), Graafsedwars-straat, van Diemerbroeckstraat,
Arend Noordduijnstraat, Vondelstraat en Graafseweg (tussen van Oldenbarneveltstraat en
spoorbrug Graafseweg), inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar
verbinden.
IV.
2
en als uren te noemen:
*voor het gebied Kronenburgerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur;
*voor het gebied Centrum: 12.00 uur tot 06.00 uur;
*voor het gebied St. Josephhof/Hunnerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur;
*voor het gebied Oranjesingel: 08.00 uur tot 22.00 uur;
*voor het gebied Willemskwartier: 12.00 uur tot 06.00 uur;
*voor het gebied Bottendaal: 12.00 uur tot 06.00 uur;
V.
aan de Hulpofficieren van Justitie werkzaam bij de politie-eenheid Oost Nederland,
district Gelderland-Zuid, de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.4.1. APV aan
de burgemeester toegekende bevoegdheid om in het belang van de openbare orde of
zedelijkheid aan een persoon het bevel te geven zich ergens niet op te houden
(verblijfsontzegging), namens de burgemeester in mandaat uit te oefenen, onder
voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van de bevoegdheid.
VI.
Bij het geven van een bevel op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke
Verordening in mandaat namens de burgemeester dient volgens de hiernavolgende
instructies te werk te worden gegaan:
• In principe krijgt een persoon slechts een verblijfsontzegging voor één van de aangewezen
gebieden. Slechts bij uitzondering krijgt iemand een gelijktijdige ontzegging voor meerdere
gebieden. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, die deze uitzondering noodzakelijk
maken, dienen deze in het besluit vermeld te worden.
Indien een ontzegging moet worden opgelegd voor een feit, gepleegd op een locatie die
binnen meerdere aangewezen gebieden valt, wordt de ontzegging opgelegd voor dat gebied,
waarin vrees bestaat voor een nieuwe openbare orde verstoring, gelet op de eerder
opgelegde ontzegging/waarschuwing/antecedenten(zie onderstaande
voorbereidingsprocedure).
• In het bevel wordt duidelijk aangegeven welk gebied het betreft en voor welk tijdvak het
verbod geldt.
• Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt
waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een
aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie.
• In het bevel wordt eenduidig aangegeven op grond van welke feiten de persoon de
bekendmaking ontvangt.
• De verblijfsontzegging wordt in geval van een aanhouding op heterdaad onmiddellijk, dat wil
zeggen vóór heenzending, uitgereikt. In geval de verdachte buiten heterdaad binnen twee
weken na het gepleegde feit wordt aangehouden, dan wordt alsnog onmiddellijk een
ontzegging uitgereikt met dien verstande dat de tussenliggende periode in mindering wordt
gebracht op de termijn van de verblijfsontzegging; m.a.w. de termijn begint te lopen op de
delictsdatum.
• Feiten en termijnen tabel
Feiten waarvoor ontzegging wordt opgelegd
categorie 1:
*tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV, lid 1 of lid 2 (tippelen
buiten de zone of in strijd met de gestelde voorschriften)
*onnodig verblijf op de tippelzone
(3.2.6 lid 5 APV)
*samenscholing (art. 2.1.1.1 APV)
*hinderlijk gedrag (art. 2.4.6, 2.4.8 en
2.4.9 APV)
*hinderlijk drankgebruik (art 2.4.7 APV)
*openbare dronkenschap (453 Sr en 426 Sr)
*baldadigheid (424 Sr)
3
Termijn ontzegging
2 weken
Categorie 2
e
*1 recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV
6 weken
*huisvredebreuk in afwerkloods of in het inloopcentrum van de
Grift (138 Sr)
*bezit van meer dan een gebruikershoeveelheid
drugs en gebruik van harddrugs in het
openbaar (Opiumwet)
*overtreding artikel 2.4.3a (kennelijk dealen), artikel 2.4.3b
(gebruik harddrugs op straat), artikel 2.4.3c (samenscholing in
verband met drugs)APV Nijmegen
*overtreding Wet Wapens en Munitie: traangas, boksbeugels,
wapenstokken, steekwapens e.d.
*dragen gevaarlijke voorwerpen (2.1.6.8a APV)
*vernieling (350 Sr) en openlijke
geweldpleging, uitsluitend tegen goederen
(141 Sr)
*eenvoudige mishandeling (300 Sr)
*diefstal met braak, vanuit een auto(311 lid 5
Sr)
*belediging ambtenaar in functie (267 Sr)
*bedreiging (285 Sr)
*negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel (184 Sr)
*wederspannigheid (180, 181, 182 Sr)
Categorie 3
e
*2 recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV
*overtreding Wet Wapens en Munitie: vuurwapens/schietwapens
*dealen harddrugs (Opiumwet)
*Zware geweldsmisdrijven: zware mishandeling (302 Sr),
(poging tot)doodslag (287 Sr),
openlijke geweldpleging uitsluitend tegen
personen (art 141 Sr), afpersing (317 Sr),
afdreiging (318 Sr)
*overtreding verblijfsontzegging (art.2.4.1.
APV)
4
12 weken
•
Voorbereidingsprocedure ontzegging
Zodra een verdachte is aangehouden en proces-verbaal is opgemaakt voor een
geconstateerd feit uit de feitentabel, gepleegd in of in relatie tot de aangewezen gebieden
wordt bekeken of hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
1.Indien er in de zes maanden voorafgaande aan de aanhouding een verblijfsontzegging is
uitgereikt dan wordt opnieuw een ontzegging opgelegd conform de termijnentabel, aangezien
er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring.
2. Indien er in de zes maanden voorafgaand aan de aanhouding een op naam gestelde
waarschuwing is uitgereikt, wordt een verblijfsontzegging opgelegd aan betrokkene conform
de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare
ordeverstoring.
3. Indien er geen sprake is van een verblijfsontzegging of waarschuwing in de zes maanden,
voorafgaand aan de aanhouding, wordt er door de politie een op naam gestelde
waarschuwing uitgereikt aan betrokkene.
•
De processen-verbalen voor de feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de
verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het
betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger.
Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie
met openbare orde zijn.
Zo zullen bedreigingen in een winkel of het inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de
openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging.
Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor publiek toegankelijke inrichting
de basis zijn voor een verblijfsontzegging, indien ze aan alle bovengenoemde voorwaarden
voldoen.
VII.
het eerder genomen besluit van 15 maart 2012 in te trekken en dit nieuwe besluit op
de dag na bekendmaking in werking te laten treden.
De burgemeester van Nijmegen,
drs. H.M.F. Bruls
Datum: 26 januari 2015
5
Bijlage 4B:
Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder h, van de
Algemene Plaatselijke Verordening ten aanzien van uitstallingen.
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830.
De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Overwegende ,
Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder h, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het
college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van uitstallingen en gebieden
aan te wijzen waar dit beleid geldt.
Besluiten:
A. Het gehele grondgebied van de gemeente Nijmegen aan te wijzen als gebied waar het verbod
op grond van artikel 2.1.5.1. niet geldt zodat hier uitstallingen mogelijk zijn mits voldaan wordt
aan de door het college vastgestelde nader regels ten aanzien van niet commerciële
uitstallingen.
B. Dat voor uitstallingen mits voldaan aan de onderstaande nadere regels geen vergunning is
vereist.
1. De volgende niet commerciële uitstallingen mogen worden geplaatst
a. één bankje parallel aan de gevel,
b. ten hoogste twee bakken met bloemen en/of planten,
c. andere objecten ter verfraaiing van de winkel of het pand,
2.De volgende commerciële uistallingen mogen worden geplaatst:
a. handelswaar
b. één speeltoestel voor kinderen
3. Voor het plaatsen van toegestane uitstallingen bedoeld in lid 1 en 2 gelden de volgende
voorschriften:
a. Plaatsing tegen de gevel, niet breder dan de gevel van de ter plaatse gevestigde
onderneming, waartoe de uitstalling behoort, niet hoger dan 1,80 meter en gemeten
vanaf de gevel maximaal 0,60 meter diep;
b) bankjes mogen maximaal 0,80 meter diep, gemeten vanaf de gevel geplaatst
worden. Er dient te allen tijde een vrije doorgang voor voetgangers van ten minste
1,50 meter over te blijven. Tevens dient er te allen tijde een vrije doorgang voor nood- en
hulpdiensten van ten minste 4,5 meter over te blijven en rondom brandkranen
moet een obstakelvrije ruimte aanwezig zijn met een diameter van 1,8 meter;
c) plaatsing uitsluitend tijdens de openingsuren van de winkel;
d) de uitstalling past in het straatbeeld en uitstallingen zijn voor hun doel ontworpen en
dienen een eigen kwaliteit te hebben als zelfstandig object;
e) de vormgeving van de uitstallingen is afgestemd op de architectuur van gebouw of
winkelpui, óf legt een direct verband met de te leveren producten;
f) uitstallingen zijn gemaakt van hoogwaardige, duurzame materialen (plastic
wasmanden, kratten, kartonnen dozen en dergelijke zijn niet toegestaan). Verder zijn
de uitstallingen niet in een felle, dominante of sterk contrasterende kleurstelling
uitgevoerd;
g) wel toegestaan zijn objecten die in eerste instantie ter verfraaiing zijn bedoeld, maar
waarop op een terughoudende wijze productaanduidingen zijn aangebracht. Deze
productaanduidingen zijn niet in een felle, dominante of sterk contrasterende
kleurstelling of lettertype uitgevoerd.
106
h) een uitstalling (of een object ter verfraaiing) waarvan een oppervlak voor meer dan
20% voorzien is van een productaanduiding, is niet toegestaan.
I) (reclame)borden zijn niet toegestaan. Het begrip reclamebord kan als volgt
gedefinieerd worden: Een bord waarop productaanduidingen, al dan niet met
vermelding van prijzen, aangegeven zijn. Reclameborden en -objecten zijn niet
toegestaan. Productaanduidingen die vergezeld gaan van prijzen worden beschouwd
als reclame en zijn daarom niet toegestaan.
j) er mag geen verontreiniging ontstaan of worden veroorzaakt, eventuele ontstane
verontreiniging moet dagelijks worden verwijderd;
k) de uitstalling mag geen gevaar, schade of hinder opleveren voor personen en
goederen, de veiligheid van de weg en het doelmatige beheer en onderhoud van de
weg.
4. Dat uitstallingen niet mogen worden geplaatst:
a) indien werkzaamheden moeten worden verricht aan, onder, op of boven de weg;
b) indien dit een te houden evenement, festiviteit of gebeurtenis in het algemeen belang
in de weg staat;
c) in de binnenstad tijdens de week van de jaarlijkse Vierdaagsefeesten;
d) indien dit door de politie, brandweer of toezichthouders van de gemeente onverwijld
wordt geëist in het belang van de openbare orde en veiligheid, de bruikbaarheid van
de weg of het
e) doelmatig en veilig gebruik van de weg en/of het doelmatig beheer en onderhoud van
de weg.
5. In straten met een verkeersfunctie is een uitstalling alleen mogelijk als het trottoir ten minste
2,10 meter breed is. In voetgangersgebieden dient de beschikbare ruimte ten minste 7,20
meter te zijn, opgebouwd uit 0,6 meter uitstalling, 1,5 meter vrije ruimte voetganger, 4,5 meter
calamiteitenverkeer en 0,6 meter uitstalling. Bij bankjes dient de beschikbare ruimte
omvangrijker te zijn. Uitgaande van 0,8 meter voor bankjes bedraagt de minimale
beschikbare ruimte 7,60 meter.
6. Daar waar discussie ontstaat, kan op initiatief van Bureau Stadstoezicht de afdeling
Economische Zaken een advies uitbrengen aan de verantwoordelijk portefeuillehouder die
een besluit neemt. Het mandaat voor dit besluit wordt verleend aan het afdelingshoofd
Economische Zaken. In de afweging worden de uitgangspunten voor het uitstallingenbeleid
en ons beleid wat betreft beeldkwaliteit meegenomen. Verder wordt door de afdeling
Economische Zaken advies ingewonnen bij de afdeling Stedenbouw & Architectuur en bij het
ondernemerscollectief dat de belangen in de betreffende straat vertegenwoordigt waar de
discussie afspeelt.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. W.J.A. Dijkstra
drs. B. van der Ploeg
107
Bijlage 4C
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 februari
2010, kenmerk 10.0001689 m.b.t. terrassen ringstraten.
Op 19 mei 2009 is door ons college besloten bij wijze van pilot voor de duur van het terrasseizoen
2009 ( 1 maart -1 november ) 23 parkeerplaatsen in gebruik te geven als terras voor de
horecaondernemers in de In de Betouwstraat, Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat.
Hieraan ten grondslag ligt de herinrichting van de openbare ruimte in het kader van het Economisch
Offensief Ringstraten 2009 -2010.
De terrassennotitie "Nijmegen, 'n rijk aan terrassen d.d. 18 december 2003 dient als toetsingskader
voor het uitgeven van terrasvergunningen.
Maximaal 16 parkeerplaatsen in de Betouwstraat, Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat
gedurende het zomerterras-seizoen (1 maart - 1 november) in te zetten als terrasruimte voor de
horeca;
In afwachting van de herijking van het algemene terrassenbeleid het sluitingstijdstip te handhaven op
23.00 uur;
Te bepalen dat het gezamenlijk aan te schaffen terrasmeubilair de goedkeuring dient te hebben van
Bureau Stedenbouw & Architectuur Directie Grondgebied in verband met de gewenste beeldkwaliteit;
De minimale doorloop voor voetgangers tussen gevels en de terrassen op tenminste 2 meter vast te
stellen;
Buiten het zomerseizoen in de parkeervakken geen winterterrassen toe te staan.
Om de kwaliteit van het woon- en leefklimaat te waarborgen, zijn voor de duur van de pilot voor
bestaande vergunningen de volgende aanvullende voorwaarden en bepalingen gesteld:
 Ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabijheid van de terrassen was de
sluitingstijd 23:00 uur. Voorkomen moet worden dat terrassen na deze tijd gebruikt worden
door dit fysiek onmogelijk te maken.
 Er diende te allen tijde een vrije doorgang voor voetgangers van tenminste 1,50 meter over te
blijven.
 Reclame op terrasmeubilair en terrasschotten was niet toegestaan.
 Winterterrassen waren niet toegestaan
108
Bijlage 4D
Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder a, van de
Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het tijdelijk
plaatsen van objecten ten behoeve van (bouw)werkzaamheden.
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830.
De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Overwegende ,
Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het
college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van bouwobjecten.
Besluiten:
I. Dat voor de bouwobjecten mits wordt voldaan aan de onderstaande nadere regels geen
vergunning is vereist.
II. Dat voor het niet vergunningplichtig plaatsen van bouwobjecten de onderstaande
voorschriften gelden.
Omschrijving en bereik
Deze nadere regels hebben betrekking op bouwobjecten die noodzakelijkerwijze kortstondig op de
weg of een weggedeelte worden geplaatst ten behoeve van (bouw)werkzaamheden.
Begripsbepalingen
a. Bouwobject: (verplaatsbaar) materiaal en/of materieel ten dienste van bouw- en
onderhoudswerkzaamheden of van de daartoe betrokken personen, zoals: steigers,
hoogwerkers, puinbakken, (afzet)containers, keetcontainers, verhuisliften, pompinstallaties,
eco-toiletten, zand, cement, stenen en tegels. Eén big bag of één pallet geldt als één
bouwobject. Per pand geldt een daarvoor geplaatste steiger als één bouwobject.
b. Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als
bedoeld onder c;
c. Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Criteria plaatsen bouwobjecten
Het is toegestaan tijdelijk maximaal 4 bouwobjecten te plaatsen indien wordt voldaan aan elk van
de volgende voorwaarden:
1. Losse materialen zoals bijvoorbeeld zand en grond worden opgeslagen in een big bag. Losse
materialen zoals stenen e.d. worden opgeslagen op een pallet.
2. De duur van de ingebruikname van een openbare plaats bedraagt niet langer dan 4 weken.
Tussen een afzonderlijke periode van opslag van bouwobjecten op dezelfde locatie bedraagt
de tussenperiode minimaal één week.
3. De bouwobjecten mogen geen hinder opleveren voor het verkeer (zie ook artikel 2.1.5.1,
tweede lid onder a APV).
4. Het bouwobject brengt door de omvang of vormgeving, constructie, plaats van bevestiging of
het beoogde gebruik geen schade toe aan openbare plaatsen.
5. Het bouwobject of het beoogde gebruik daarvan levert geen gevaar op voor de bruikbaarheid
en het doelmatig en veilig gebruik van de openbare plaats en vormt geen belemmering voor
het doelmatig beheer en onderhoud van openbare plaatsen. Dit geldt ook voor de
bereikbaarheid van rioleringsputten en ondergrondse kabels en leidingen.
6. Het bouwobject of het beoogde gebruik daarvan levert geen overlast op voor gebruikers van in
de nabijheid gelegen onroerende zaken.
7. Op een voetpad is een vrije doorgang van tenminste 1,20 meter breed, in een zoveel mogelijk
rechte lijn, gewaarborgd voor voetgangers en mensen met een fysieke beperking, zoals
rolstoel- en rollatorgebruikers.
109
8. Het bouwobject wordt niet geplaatst op een gehandicaptenparkeerplaats.
9. De bouwobjecten worden zodanig geplaatst dat voorzieningen voor hulpdiensten goed te
bereiken en te gebruiken zijn. Opstelplaatsen voor de brandweer blijven goed bereikbaar
blijven. Brandkranen, bluswaterwinplaatsen, voedingspunten van droge blusleidingen etc.
blijven onbelemmerd te gebruiken.
10. Alle in- en uitgangen, brandgangen en nooduitgangen van nabije panden in de omgeving
blijven te allen tijde bereikbaar waarbij de in- en uitgangen aan weerszijden 0.5 meter vrij zijn
van bouwobjecten en werkmaterialen.
11. De bouwobjecten mogen geen belemmering vormen voor evenementen, markten, kermissen,
andere festiviteiten en/of gebeurtenissen van algemeen belang.
12. De bouwobjecten zijn c.q. worden niet geplaatst één week voorafgaand en tijdens de
Vierdaagse en Vierdaagsefeesten.
13. Het bouwobject of het beoogd gebruik daarvan levert geen hinder, overlast of gevaar op voor
het milieu.
Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, is de betreffende plaatsing van bouwobjecten
vergunningplichtig (artikel 2.1.5.1 eerste en tweede lid APV).
Voorschriften
Onderstaande voorschriften zijn van toepassing op
1. Het plaatsen van de bouwobjecten moet worden gemeld via een digitaal meldingsformulier.
Het meldingsformulier moet uiterlijk zijn ingediend om 09.00 uur ’s ochtends op de werkdag
vóór de dag dat wordt gestart met het plaatsen van de bouwobjecten. Één van de op de
locatie aanwezige personen moet een print- dan wel digitale versie van de ingediende melding
kunnen tonen.
2. Binnen de singels dienen buiten de werktijden losse bouwmaatmaterialen en open containers
te worden beveiligd middels afgesloten bouwhekken dan wel van de locatie te worden
verwijderd.
3. Er mogen geen gevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of
elektriciteit.
4. De steigers moeten worden beveiligd tegen het beklimmen door derden. Eventuele bekleding
van de steiger* moet onbereikbaar zijn voor derden ( minimaal op 2,5 meter hoogte worden
aangebracht) dan wel voldoen aan het criterium "niet gemakkelijk ontvlambaar" alsmede
voldoen aan de eis dat bij brand de ontwikkeling van rook of giftige gassen minimaal is. De
toegepaste materialen moeten derhalve voldoen aan klasse 4 voor wat betreft de bijdrage tot
brandvoortplanting, bepaald overeenkomstig de NEN 6065 tentdoeken welke zijn
geïmpregneerd, moeten zijn voorzien van een stempel of een label waarop een waarmerk met
de datum van het impregneren c.q. de geldigheidsduur van het impregneren zijn aangegeven.
* Overigens is voor reclame-uitingen een afzonderlijke toestemming vereist.
5. Het bouwobject moet voorzien zijn van naam en telefoonnummer van de eigenaar of
verhuurder.
110
Opvolgen aanwijzingen
Door of namens een bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene
belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen
kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel
verwijderen van de geplaatste bouwobjecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken
op schadevergoeding.
Schade
Schade die is toegebracht aan gemeentelijke eigendommen als gevolg van het bouwobject zal
door de gemeente voor rekening van de initiatiefnemer worden hersteld.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. W.J.A. Dijkstra
drs. B. van der Ploeg
111
Bijlage 4 E
Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder i, van de
Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het aanbrengen
van spandoeken.
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830.
De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Overwegende ,
Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder i, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het
college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van het aanbrengen van
spandoeken.
Besluiten:
Dat voor het aanbrengen van spandoeken boven, op of aan de openbare weg geen vergunning is
vereist mits is voldaan aan de onderstaande nadere regels.
1. Het spandoek mag aangebracht worden op de daarvoor bestemde voorziening op de
volgende locaties zoals aangegeven op de bijbehorende plattegronden;
- Van Broekstraat,
- Van Boetbergweg,
- Graafseweg,
- Berg en Dalseweg,
- St. Annastraat,
- Kronenburgersingel,
- Hazenkampseweg,
- Stationsplein,
- Laauwikstraat,
- Nijmegen Oosterhout, nabij Jonagoldstraat
2. Per locatie mogen tegelijkertijd twee spandoeken worden/zijn aangebracht.
3. De tekst op de spandoeken niet commercieel mag zijn;
4. Het spandoek maximaal 2 weken voorafgaand aan het evenement opgehangen worden en
5. De maximale afmetingen van het spandoek zijn 60 cm x 6 meter.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. W.J.A. Dijkstra
drs. B. van der Ploeg
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
Atlaz Print
nqO^eq-ef^
( C? CP'^'^ € rz h O ^d J
paginalvaii2
|G E M E E W T E
Ijmegen
•
Kadastraal perceei
y^ gebouw
_ / Niet gemeten
/
Pand
,-'•' overbouw
y^ ovenge bebouwing
y^
geslotenverharding
y^ open verharding
y^ groen
y^ wateriopen
/
tenreinafscheiding
y^ spoor
y^ ovenge objecten
JA|- straatnamen
I A I huisnummers
A l<oIk
^
obstakels
9 noolputten
*
straatverlichting
— ^
hi-~inHI.'i-^nr^n
Datum:
19-1-2010
Naam:
POOLLO
Stadsdeel: N.v.t
0
40m
1:1000
http://agita/Atla2/piintvoorbeeld.asp?xl=186017<Syl=432378&x2=186119&y2=432439&visThemes=Kadasto
122
19-1-2010
Bijlage 5A:
Aanwijzingsbesluit (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot uitbreiding
stallingverbod centrumgebied. De inwerkingtreding van het besluit is, met in
achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht,
gesteld op 14 juli 2011. Dit is de dag na 13 juli 2011, waarop aan het besluit
bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad “De Brug”.
Onderwerp: Uitbreiding stallingverbod centrum Nijmegen/omgeving station
Titus Brandsmastraat, Hoogstraat, kop Voerweg en St. Stevenskerkhof.
Kenmerk:
Besluit B&W d.d. 4 juli 2011, agendanr.: 3.15, registratienr.: 11.0012298
__________________________________________________________________________
Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
Overwegende,
dat in de Titus Brandsmastraat, St. Stevenskerkhof, Hoogstraat en op de kop van de Voerweg
fietsklemmen worden geplaatst;
dat dit deels samenhangt met het tijdelijk wegvallen van de stallingsvoorzieningen op Plein 1944 in
verband met de bouwwerkzaamheden die daar worden uitgevoerd;
dat het om te voorkomen dat er overlast en hinder ontstaat door buiten de stallingen geplaatste fietsen
gewenst is deze straten toe te voegen aan het gebied waar een verbod geldt om (brom)fietsen buiten
de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen.
dat hiermee voorts wordt beoogd de verblijfskwaliteit van deze omgeving te verhogen en mogelijke
belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen;
dat hiermee bovendien wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de stalling;
dat voor wat betreft de Titus Brandsmastraat, Hoogstraat en de kop van de Voerweg wordt
aangesloten bij het bestaande stallingsregime in het winkelgebied (stallingsverbod van maandag tot
en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, op koopavonden tot 20.00 uur);
dat voor wat betreft St. Stevenskerkhof is aangesloten bij het bestaande stallingsverbod onder de
kerkboog tussen de Grote Markt en St. Stevenskerkhof dat permanent geldt;
gelet op artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente
Nijmegen;
besluiten:
A. De Titus Brandsmastraat, de Hoogstraat en de kop van de Voerweg aan te wijzen als gebied
waarbinnen het van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur,
en op koopavonden tot 20.00 uur verboden is:
 (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
 (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in
een voor stalling bestemde voorziening achter te laten
B. St. Stevenskerkhof aan te wijzen als gebied waarbinnen het permanent verboden is:
 (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
 (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in
een voor stalling bestemde voorziening achter te laten
een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 06-06-2011
123
C. Besluit Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station d.d. 13-05-2008, nr. 08.0008990/3.16
dienovereenkomstig aan te passen.
Nijmegen, 4 juli 2011
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
mr. Th.C. de Graaf
drs. B. van der Ploeg
124
Overzicht van de straatnamen van de situatietekening d.d. 6 juni 2011:
Gebied waarbinnen het van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00
uur, en op koopavonden tot 20.00 uur verboden is:


(brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
(brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in
een voor stalling bestemde voorziening achter te laten
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
125
Arsenaalgas
Arsenaalplaats
Arsenaalpoort
Augustijnenstraat
Bisschop Hamerstraat
Bloemerstraat (incl. doorsteek naar Bloemenhof)
Broerstraat
De Spaarpot
Eilbrachtstraat
Emaushof
Gruitberg
Gulden Wagengas
Hertoghof
Hertogstraat (gedeelte van Kelfkensbos tot Van Broeckhuysenstraat)
Hessenberg
Hoogstraat
Houthof
Houtstraat
Houtstraat-Titus Brandsmastraat (aansluiting tussen Houtstraat nr. 33 en nr. 35)
In de Betouwstraat
Jodenberg
Kerkegasje
Klein Mariënburg
Koningstraat
Korte Nieuwstraat
Kronenburgergas
Lange Hezelstraat
Mariënburg (tot de aansluiting Mariënburgsestraat)
Marienburgsestraat
Marikenstraat
Moenenstraat
Molenstraat
Nieuwstraat
Pauwelstraat
Pijkestraat
Plein 1944
plein rondom de Mariënburgkapel
Raadhuishof
Raadhuisstraat
Scheidemakershof
Smetiusstraat
Stieltjesstraat (gedeelte vanaf Stationsplein tot de aansluiting Nieuwe Marktstraat)
Stikke Hezelstraat
Titus Brandsmastraat
Tweede Walstraat
van Broeckhuysenstraat
van Schevichavenstraat
van Welderenstraat
Veemarkt (ter hoogte van Joris Ivensplein)
•
•
•
•
Vlaamsegas
Voerweg (kop van de weg)
Wintersoord
Ziekerstraat (gedeelte tussen Molenstraat en Tweede Walstraat)
Overzicht van de straatnamen van de situatietekening d.d. 6 juni 2011:
Gebied waarbinnen het permanent verboden is:


(brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
(brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in
een voor stalling bestemde voorziening achter te laten
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------•
•
•
•
•
126
Grote Markt
St. Stevenskerk; onderdoorgang (kerkboog)
St. Stevenskerkhof
Stationsplein (incl. voorplein voormalig streek- en stadsbusstation tevens met inbegrip
van het meest westelijk gelegen deel van de Van Schaeck Mathonsingel)
Tunnelweg; gebied aan oostzijde Tunnelweg tussen Koninginnelaan en Burg.
Hustinxstraat (westzijde station)
NIJMEGEN-CENTRUM
•^
V
Keizer Traianusplein
y.<.-
Verbod op maandag tot en met
zaterdag en op koopzondagen van
12 00 tot 1700 uur, en op
koopavonden tot 20.00 uur
- (brom)fietsen buiten de daarvoor
aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
- (brom)fietsen al dan niet voor
onmiddelijk gebruik gescliikt
langer dan 4 weken onbeineerd
in een voor stalling bestemde
voorziemng achter te laten
Permanent verbod
- (brom)fietsen buiten de daarvoor
aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen
- (brom)fietsen al dan niet voor
onmiddelijk gebruik geschikt
langer dan 4 weken onbeheerd
in een voor stalling bestemde
voorziening achter te laten
127
6 JUNI 2011
26784l(adei01
Bijlage 5B:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 juli 1999
(Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999) tot vaststelling van de
criteria voor ontheffing-verlening van het stallingsverbod Binnenstad
voor fietsen. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de
gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor
het eerst gepubliceerd op 13 juli 1999 in gemeenteblad GB99-46),
derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare
bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
Onderwerp:
Kenmerk:
Ontheffingsmogelijkheid stallingsverbod binnenstad voor fietsen.
99.32840
Aangepast bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 mei 2009 ( agendapunt nr.
3.1, kenmerk 09.0006816) toevoeging van criterium tot ontheffing op bedrijfseconomische
gronden.
Criteria voor ontheffingverlening van het stallingsverbod Binnenstad voor fietsen:
-
128
mensen die al in bezit zijn van een invalidenparkeerkaart of -plaats komen direct in
aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen,
mensen die beschikken over een vervoersvoorziening in het kader van de WVG komen
direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen,
mensen die beschikken over een aangepaste fiets gericht op het gebruik door mensen met
een loophandicap komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod
voor fietsen,
een huisartsverklaring waaruit blijkt dat door de fiets te gebruiken tegemoet gekomen
wordt aan het opheffen van de mobiliteitsbeperking, is voldoende voor
een ontheffing,
ondernemers die om bedrijfseconomische redenen gebruik maken van een transportfiets.
Bijlage 5C:
Besluit aanwijzing kampeerplaatsen als bedoeld in artikel 5.8.3. Algemene
Plaatselijke verordening. Bekendgemaakt als Gemeenteblad 2015, nr. 47288
en in werking getreden op 2 juni 2015.
Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen d.d. 26-05-2015
Gelet op
Artikel 5.8.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen;
Besluit
Als plaatsen aan te wijzen waarop het verbod van artikel 5.8.2, lid 1 niet geldt met nadere
regels omtrent tijdstippen en perioden:
•
•
•
•
•
•
•
Sportpark de Dennen, Dennenstraat 25, Nijmegen ten behoeve van
Vierdaagsecamping de Dennen tijdens de jaarlijkse Vierdaagsefeesten van
vrijdag vanaf 09.00 uur tot en met de tweede zaterdag tot 12.00 uur;
Sportpark Vossendijk, Winkelsteegseweg 206 ten behoeve van
Vierdaagsecamping Vossendijk tijdens de jaarlijke Vierdaagsefeesten van
vrijdag vanaf 09.00 uur tot en met de tweede zaterdag tot 12.00 uur;
Weiland Oosterhoutsedijk 78 ten behoeve van Vierdaagsecamping Lent
tijdens de jaarlijke Vierdaagsefeesten van vrijdag vanaf 09.00 uur tot en met
de tweede zaterdag tot 12.00 uur;
Terrein Scouting Keizer Karel, Sophiaweg 450 ten behoeve van
Vierdaagsekamp tijdens de jaarlijkse Vierdaagsefeesten van vrijdag vanaf
09.00 uur tot en met de tweede zaterdag tot 12.00 uur;
Park Brakkenstein ten behoeve van de camping Music Meeting tijdens de
jaarlijkse Music Meeting gedurende het Pinksterweekend van zaterdag 14.00
uur tot maandag 22.00 uur;
Het Valkhofpark en Hunnerpark ten behoeve van kampeergelegenheid
Gebroeders Van Limburg tijdens de jaarlijkse Gebroeders van Limburgfeesten
van vrijdag 09.00 uur tot zondag 17.00 uur;
Het terrein onder de Waalbrug ten behoeve van het verblijf van de
kermisexploitanten tijdens de voorjaarskermis, najaarskermis en tijdens de
Vierdaagse met ingang van de dag van de opbouw tot en met de dag van de
afbouw.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie.
De Secretaris,
drs. B. van der Ploeg
De Burgemeester,
drs. H.M.F. Bruls
Page 1 of 1
Print voorbeeld
200 m
1 : 1718
Geprint op 14:39 4/13/2013
Gemeente Nijmegen
132
http://alana/atlaz2/commands/printadvanced/print_preview_landscape.asp
8-4-2013
Atlaz Print
pagina 1 van 2
133
http://agita/Atlaz/printvooiteeld.asp?xl=l 868 ll&yl=428327&x2=l 8759 l&y2=428794&visThenies=KleurenpIattegrond;gebouw;Niet%20genieten;Pand;overbouw;overi^^
20-9-2010
Bijlage 6:
Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008, waarbij op grond van artikel
30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.4, lid 3 APV beleidsregels worden
gegeven ten behoeve van het stellen van voorschriften en beperkingen aan
vergunningen zoals bedoeld in artikel 2.3.3.2, lid 1 van de APV. De
beleidsregels zijn gepubliceerd op 23 april 2008 als onderdeel van
gemeenteblad nummer GB08-60. De inwerkingtreding is op 24 april 2008.
Beleidsregels speelautomatenhallen in Nijmegen
De Burgemeester van de gemeente Nijmegen;
Gelet op artikel 30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.2 van de Algemene Plaatselijke
Verordening voor de gemeente Nijmegen belast met het toezicht op de
speelautomatenhallen;
BESLUIT:
1. Het aantal speelautomaten en het daaraan te koppelen aantal spelersplaatsen dat mag
worden opgesteld in de 3 Nijmeegse speelautomatenhallen als volgt te maximeren:
a. de vestiging van JVH Gaming in Dukenburg: 130 automaten, met niet meer dan
242 spelersplaatsen;
b. de vestiging van JVH Gaming in de Tweede Walstraat: 75 automaten, met niet
meer dan 97 spelersplaatsen;
c. de vestiging van Walk-in amusementscenter in de Bloemerstraat: 55 automaten,
met niet meer dan 55 spelersplaatsen.
2. In geval van een nieuwe ondernemer voor de speelautomatenhal op grond van
omstandigheden zoals zijn gegeven in artikel 2.3.3.8 APV stelt de burgemeester,
uitgaande van het in het eerste artikel toegestane aantal speelautomaten, het daaraan te
koppelen aantal spelersplaatsen vast met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
a. bij plaatsing van meerspelers, die als één speelautomaat gerekend worden, mag
het daadwerkelijk te realiseren aantal spelersplaatsen niet uitstijgen boven het
aantal spelersplaatsen dat gerealiseerd zou kunnen worden indien elke automaat
slechts één spelersplaats zou bieden;
b. de burgemeester kan van de voorgaande bepaling afwijken, indien dat naar zijn
oordeel in het belang is van de zogeheten ‘ideale mix’ op grond van de landelijke
Handreiking Gemeentelijke Speelautomatenbeleid uit 2003.
3. Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het Gemeenteblad.
Aldus besloten door de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, de dato 16 april 2008.
De Burgemeester
mr. Th. C. de Graaf
134
Bijlage 7A:
Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor
restafval, genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij
besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000,
agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408). De inwerkingtreding is conform
het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober 2003.
Het eerder genoemde besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14
november 2000 vervalt slechts gedeeltelijk, voor zover het betreft de
vaststelling van het type huisvuilzak. Het besluit is voor het eerst op 24
september 2003 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer
GB03-89 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in
"de Brug" van 1 oktober 2003.
Besluit tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV
Datum besluit: 12-09-2003
Onderwerp
Wijziging type vuilniszak voor huishoudelijk restafval
Registratienummer
3.52327
Bijlage 7B
opdruk groene vuilniszak voor restafval
Mandaat
Voor het nemen van dit besluit is gemachtigd het hoofd milieu bij besluit van 14-11-2000,
gepubliceerd op 20-12-2000.
Korte toelichting
Recentelijk heeft DAR Milieudiensten haar logo veranderd waardoor de opdruk op de groene
huisvuil-zak zal gaan wijzigen. Dit maakt het noodzakelijk dit nieuwe type vuilniszak conform
artikel 4.2.2.3. van de APV vast te stellen. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik
gemaakt om het reprint logo aan te brengen teneinde de huisvuilzak beter beschermd te laten
zijn tegen illegale namaak. De huidige opdruk van de huisvuilzak is:
DAR Milieudiensten
Restafval gemeente Nijmegen
zoals vastgesteld in de collegevergadering van 14 november 2000 (nr. 0.86408). Deze
opdruk op de groene huisvuilzak zal gelijk bijgesloten bijlage per 1 oktober 2003 worden
gewijzigd in:
Dar ®
www.dar.nl
restafval gemeente Nijmegen
Het opschrift op de verpakking van een rol vuilniszakken “TARIEF HUISVUILZAK GEMEENTE
NIJMEGEN” blijft ongewijzigd.
135
Omdat de bestaande voorraad zakken met het oude opschrift tijdelijk ook nog verkocht zal
worden en de bewoners van Nijmegen in de gelegenheid moeten zijn om deze op te maken,
wordt een over-gangstermijn van 6 maanden in acht genomen, ingaand op de datum van in
werkingtreding van dit besluit.
Besluiten
1. Per 1 oktober 2003 groene vuilniszakken met de opdruk:
Dar ®
www.dar.nl
restafval gemeente Nijmegen
vast te stellen als het toegestane type vuilniszak voor huishoudelijk restafval, zoals
bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV.
2. Als overgangstermijn tot 6 maanden na vaststelling van dit besluit toe te staan, dat
restafval wordt aangeboden in groene vuilniszakken zoals vastgesteld in het besluit d.d.
14-11-2000 nr. 0.86408.
3. Het besluit d.d. 14-11-2000 nr. 0.86408 ten aanzien van de vaststelling van het type
vuilniszak komt per 1 oktober 2003 te vervallen.
Namens burgemeester en wethouders van Nijmegen,
Drs. T.B. Yap
Hoofd afdeling Milieu
136
Auteursrecht voorbehouden
Bijlage behorend bij besluit 3.52327 d.d. 12 september 2003
137
Bijlage 8:
Vervangend besluit van de burgemeester dd. 26 januari 2015 tot vaststelling van
de beleidsregels stadionomgevingsverboden 2015 (onder intrekking van de
voorgaande beleidsregels stadionomgevingsverboden 2008), als bedoeld in artikel
2.2.11 APV. Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies.
De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op28 januari 2015, de
dag na bekendmaking in het gemeenteblad en op de site
bekendmakingen.nijmegen.nl
Betreft:
Wijziging in het besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.2.11. APV, mandaat aan
de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: tekstuele wijzigingen.
De burgemeester van de gemeente Nijmegen
Gelet op
Artikel 2.2.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de
Algemene wet bestuursrecht;
Besluit
I.
Gewijzigd vast te stellen de ‘beleidsregels stadionomgevingsverboden’;
II. Aan de Hulpofficieren van Justitie van de politie-eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid,
de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.2.11 van de APV aan de burgemeester toegekende
bevoegdheid tot het opleggen van een stadionomgevingsverbod namens de burgemeester in
mandaat uit te voeren, onder de voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van
die bevoegdheid;
III. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na bekendmaking;
IV. Het besluit van 28 november 2007 (beleidsregels stadionomgevingsverboden 2008) in te trekken.
Beleidsregels Stadionomgevingsverbod
1. Algemeen
Op grond van artikel 2.2.11 van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare
orde aan een persoon het bevel geven zich niet op te houden in de omgeving van
het Goffertstadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van
voetbalwedstrijden. Het verbod geldt voor een bepaalde periode en is niet langer dan twee
jaar.
Indien een persoon de openbare orde
1. in een stadion van een Nederlandse betaald voetbalvereniging, of
2. in de omgeving van een dergelijk stadion heeft verstoord, of
3. bij een onder auspiciën van de UEFA georganiseerde uitwedstrijd van NEC de orde heeft
verstoord, en
4. daarvoor een privaatrechtelijk stadionverbod van de KNVB heeft gekregen
krijgt deze persoon, indien aan de onderstaande voorwaarden daarvoor is voldaan, tevens een
bestuursrechtelijk stadionomgevingsverbod binnen de gemeente Nijmegen opgelegd.
Het bevel kan ook worden opgelegd aan een persoon aan wie een strafrechtelijk stadionverbod is
opgelegd. Indien er een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd als aanvulling op een strafrechtelijk
stadionverbod of wegens verstoring van de openbare orde zonder dat dit heeft geleid tot het opleggen
van een (privaatrechtelijk dan wel strafrechtelijk) stadionverbod, zullen bij het opleggen van een
stadionomgevingsverbod deze beleidsregels analoog worden toegepast.
2.
Gebied
Het gebied waarvoor een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd wordt omsloten door: Hatertseweg
- Weg door Jonkerbos - Tarweweg - Nieuwe Dukenburgse weg - Muntweg - Wezenlaan - Slotemaker
de Bruïneweg.
Ten aanzien van bovengenoemde wegen geldt dat deze wegen zelf geen deel uitmaken van het
gebied waarvoor het stadiongebied van toepassing is.
3.
Gedragingen en termijnen stadionomgevingsverbod
Of naast een stadionverbod tevens een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd hangt af
van de ernst van de gedraging en de (verwachte) impact van de gedraging op de openbare orde. Er
worden door de burgemeester enkel stadionomgevingsverboden opgelegd naar aanleiding van
gedragingen die een mogelijk effect op de openbare orde kunnen (gaan) hebben. Voor de overige
gedragingen wordt in principe geen stadionomgevingsverbod opgelegd.
Wanneer een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd correspondeert de duur van het verbod met
de duur van het stadionverbod volgens de richtlijn Termijn Stadionverbod KNVB, met als maximum
een duur van 24 maanden.
Wanneer door de KNVB of NEC wordt besloten tot oplegging van een voorwaardelijk stadionverbod
wordt daarbij aansluitend eveneens een voorwaardelijk stadionomgevingsverbod opgelegd.
In onderstaand schema wordt weergegeven wanneer en voor hoelang er een stadion- (afgekort SV)
en een stadionomgevingsverbod (afgekort SOV) wordt opgelegd.
Gedraging
Overtreding van de wet ID
Opgeven valse naam
Overtreding APV
Poging tot brandstichting met geringe gevaarzetting
Niet voldoen aan een bevel of vordering van personen die belast
zijn met de kaartcontrole en/of het handhaven van de orde,
waaronder politie en stewards
Valsheid in geschrift
Beledigen en/of kwetsen van personen
Diefstal of verduistering
Baldadigheid/provocatie
Openbare dronkenschap in of rond het stadion
Overtreding van de Opiumwet
(Geringe) vernieling of beschadiging
Overtredingen van de KNVB standaardvoorwaarden niet nader
en/of afzonderlijk genoemd in deze richtlijn
Niet voldoen aan verplichte combiregeling
Poging tot binnendringen van het stadion
Schaden van het aanzien en/of belang van het voetbal
Gooien van voorwerpen en/of vloeistoffen
Aanbieden/verkopen van toegangskaarten
Bezit of verkoop van illegale kaarten
Opruiing
Huisvredebreuk/lokaalvredebreuk buiten het stadion
(stadionterrein en omgeving)
Maanden SV
3 voorwaardelijk
3
9
9
9
Maanden SOV
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
Afhankelijk van de
overtreding 9 tot 24
maanden
12
12
12
Afhankelijk van het
feit en/of de
gevolgen: 12 tot 24
18
18
18
18
9
9
9
9
-
-
18
18
Brandstichting met geringe gevaarzetting
Wederspannigheid
Eenvoudige mishandeling
Overtreding van de Wet Wapens en Munitie
Openlijke geweldpleging
Voorhanden hebben en/of afsteken van vuurwerk
Belediging groep c.q. verpreiding discriminatoire uitlatingen
(Ernstige) vernieling of beschadiging
Poging tot brandstichting met ernstige gevaarzetting
Poging zware mishandeling
Bedreiging
Huisvredebreuk/lokalvredebreuk in het stadion
Binnendringen van het stadion met geweld
Betreden van het speelveld (erfvredebreuk)
Vernieling met ernstige gevolgen
Afsteken van een vuurwerkbom
Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge c.q. zware
mishandeling
Brandstichting met ernstige gevaarzetting
Poging doodslag
Deelneming aan een aanval of een vechterij
Mishandeling met de dood ten gevolg
Doodslag
Deelneming aan aanval of vechterij de dood ten gevolge
18
18
18
18
Afhankelijk van de
omschrijving en/of
de gevolgen: 18 tot
36
18
24
24
36
36
36
36
48
60
60
60
60
18
18
18
18
gelijk aan het Sv,
met een maximum
van 2 jaar
60
60
60
240 (20 jaar)
240 (20 jaar)
240 (20 jaar)
24
24
24
24
24
24
18
24
24
24
24
24
24
24
24
24
4.
Regels met betrekking tot uitoefening van de bevoegdheid in mandaat
De politie is belast met de actieve handhaving van het stadionomgevingsverbod. De uitoefening van
het mandaat is strikt gebonden aan de onderstaande uitvoeringsregels.
Ten aanzien van de voorbereiding van het besluit geldt:
• De gemandateerde onderzoekt of de feiten op grond waarvan de KNVB het stadionverbod
heeft opgelegd voldoende aannemelijk zijn om ook een stadionomgevingsverbod voor op te
kunnen leggen.
• De gemandateerde maakt het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod
schriftelijk bekend aan de persoon aan wie het verbod wordt opgelegd.
• De persoon aan wie het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod wordt
bekendgemaakt wordt in de gelegenheid gesteld binnen twee weken zijn of haar zienswijze
naar voren te brengen Het uitbrengen van de zienswijze kan schriftelijk of mondeling
gebeuren.
• Indien de zienswijzen naar het oordeel van gemandateerde leiden tot nieuwe feiten of
inzichten die tot heroverweging van het voornemen tot oplegging van het stadionverbod
zouden moeten leiden, treedt gemandateerde in overleg met de Afdeling Veiligheid van de
gemeente Nijmegen.
Ten aanzien van het besluit tot oplegging van het stadionomgevingsverbod geldt:
• Indien de zienswijzen geen nieuwe feiten of inzichten opleveren die die er toe moeten leiden
dat er geen stadionomgevingsverbod zou moeten worden opgelegd, wordt het
stadionomgevingsverbod opgelegd.
• Het stadionomgevingsverbod wordt persoonlijk en schriftelijk aan de betreffende persoon
bekendgemaakt.
• Binnen twaalf weken na oplegging van het stadionverbod wordt het stadionomgevingsverbod
opgelegd.
• In de beschikking wordt duidelijk aangegeven voor welk tijdvak het stadionomgevingsverbod
geldt en op grond van welke feiten een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd.
• Een stadionomgevingsverbod duurt maximaal twee jaren (24 maanden) maar nooit langer dan
het stadionverbod dat door de KNVB ten aanzien van dezelfde gedraging is opgelegd.
•
•
Indien een stadionverbod opgelegd door de KNVB eerder wordt beëindigd, heroverweegt de
burgemeester het nut en de noodzaak van het door hem opgelegde stadionomgevingsverbod.
Een stadionomgevingsverbod geldt voor een bepaalde termijn en derhalve voor alle
wedstrijden, ongeacht het risicoprofiel van die wedstrijden, in dat tijdvak.
De burgemeester van Nijmegen,
drs. H.M.F. Bruls
Datum: 26 januari 2015
Bijlage 9B:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december 2014, agendapunt 3.27,
(Aanwijzing collectieve festiviteiten horeca 2015)
Samenvatting
Volgens de ‘Festiviteitenregeling voor inrichtingen’ uit de APV, wijst het college jaarlijks een aantal
dagen aan als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen. Er geldt
dan een collectieve verruiming van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit
De navolgende dagen aan te wijzen als collectieve festiviteiten:
-
1 januari 2015 00.00 – 04.00 (nieuwjaarsnacht)
(besluit van B&W van 10 december 2013)
- 14 februari 12.00 – 15 februari 01.00 uur (carnaval)
- 15 februari 14.00 – 16 februari 01.00 uur (carnaval)
- 16 februari 10.00 – 17 februari 01.00 uur (carnaval)
- 17 februari 10.00 – 00.00 uur (carnaval)
- 28 februari 19.00 – 29 februari 01.00 uur (Tribute festival)
- 18 april 20.00 – 19 april 01.00 uur (Billy in Bottendaal)
- 6 april 15.00 – 23.00 uur (Easter Jazz)
- 18 juli 14.00 – 19 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 19 juli 14.00 – 20 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 20 juli 14.00 – 21 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 21 juli 14.00 – 22 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 22 juli 14.00 – 23 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 23 juli 14.00 – 24 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten)
- 24 juli 14.00 – 25 juli 01.00 uur (vierdaagsefeesten)
- 17 september 20.30 - 18 september 01.00 uur (Popronde)
- 7 november 21.00 - 8 november 01.00 uur (Troost van Oost)
- 1 januari 2016 00.00 - 04.00 uur (nieuwjaarsnacht)
Bijlage 10:
Besluit van de Burgemeester van 18-02-2008 tot vaststelling van de
beleidsregels bootfeesten (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV). Het besluit is voor
het eerst op 4 juni 2008 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad
nummer GB08-75 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in
"de Brug" van 4 juni 2008. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de
publicatiedatum is op 5 juni 2008.
Beleidsregels bootfeesten (2008)
De burgemeester van Nijmegen,
Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen,
Besluit:
I
Vast te stellen de ‘beleidsregels bootfeesten 2008’;
II
De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De
Brug”;
III
De ‘beleidsregels bootfeesten 2002’ te laten vervallen.
Beleidsregels Bootfeesten 2008
Algemeen
Af en toe worden er in Nijmegen op passagiersschepen grootschalige dansfeesten georganiseerd.
Dit houdt in dat een passagiersschip een aantal uren aan de Waalkade ligt terwijl feestgangers
zich inschepen. Gedurende een deel van de nacht wordt er vervolgens een rondtocht over de
Waal gemaakt. Tot slot wordt er weer aangemeerd en verlaten de passagiers het schip. Ter
bescherming van de openbare orde en veiligheid, het beperken van geluidsoverlast,
parkeeroverlast, vernielingen en baldadigheid bij het in- en uitschepen en de bescherming van de
veiligheid aan boord van het passagiersschip is dit gereguleerd middels de ‘beleidsregels
bootfeesten 2002’. Deze beleidsregel is in 2008 geactualiseerd.
Juridisch kader
Op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen
is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Het
houden van een dansfeest op een passagiersschip wordt beschouwd als een evenement
waarvoor een vergunning nodig is.
Aan de vergunning worden een aantal voorwaarden verbonden. De vergunning geldt voor zover
het passagiersschip zich binnen de grenzen van Nijmegen bevindt en is aangemeerd aan de
Waalkade. Op grond van de Acte van Mannheim hebben schepen namelijk vrije doorgang en is op
een varend schip alleen de landelijke nautische regelgeving van toepassing.
Begripsomschrijvingen
143
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bootfeest:
Organisator:
Passagiersschip:
Vergunning:
Waalkade:
Een feest op een passagiersschip dat gedurende een
vastgestelde tijd een vaartocht maakt.
De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens
verantwoordelijkheid een bootfeest wordt georganiseerd.
Een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer
van passagiers.
Voor zover niet anders is aangegeven de
evenementenvergunning op grond van artikel 2.2.2 van de
Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente
Nijmegen.
Het kadegedeelte langs de Waal.
Procedure
Een verzoek om een vergunning voor een bootfeest wordt ten minste twaalf weken voor de
datum waarop het evenement plaatsvindt ingediend bij de burgemeester.
De vergunningaanvraag gaat vergezeld van:
• Een melding aan de havenmeester om aan de kade te mogen aanmeren op grond van artikel
3.1 van de Haven- en Kadeverordening.
• Een verzoek om ontheffing voor het schenken van alcoholische dranken op het schip op
grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
• Een afschrift van een certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement
onderzoek schepen op de Rijn.
• Een afschrift of een aanvraag van een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de
Brandveiligheidsverordening van de gemeente Nijmegen.
Bureau Vergunningen van de gemeente Nijmegen coördineert de totstandkoming van de
evenementenvergunning die door de burgemeester wordt verleend dan wel geweigerd.
Voorwaarden
Aan de vergunning worden in het kader van geluid, veiligheid, brandveiligheid en de openbare
orde de onderstaande voorwaarden verbonden.
Algemeen
1.1
Certificaat van onderzoek
Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een
certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement onderzoek schepen op de
Rijn. Aan een organisator die niet over een certificaat van onderzoek beschikt, dan wel geen
afschrift daarvan overhandigt, wordt geen vergunning verleend.
1.2
Ander vaartuig dan een passagierschip
Voor een bootfeest op een ander vaartuig dan een passagiersschip wordt geen vergunning
verleend.
1.3
Samenloop evenementen
Er wordt voor niet meer dan één bootfeest tegelijk een vergunning afgegeven. Voorts wordt ook
geen vergunning afgegeven voor een bootfeest indien op het voorgestelde tijdstip tevens een
ander evenement plaatsvindt aan de Waalkade.
144
Openbare ruimte
2.1
Ligplaats
Het passagiersschip is verplicht af te meren ter hoogte van de steiger van Viking River Cruises
(voorheen KD-steiger) (ter hoogte van het evenemententerrein) aan de Waalkade. Het is op grond
van artikel 3.2 van de Haven- en Kadeverordening verboden om een andere ligplaats in te nemen
dan door de havenmeester is aangewezen.
2.2
Laad- en losplaatsen
De laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afvallen worden opgeslagen of
gedeponeerd, moeten zodanig zijn gesitueerd dat bij brand het oprijden en opstellen van de
voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.
2.3
Inscheepbeleid
De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat inscheepbeleid, zodat geen
problemen kunnen worden verwacht.
2.4
Reclame-uitingen
De organisator kan conform de beleidsregels Reclame-uitingen gedurende maximaal tien dagen op
vijfendertig borden reclame maken voor het bootfeest.
Openbare orde en veiligheid
3.1
Maximum aantal passagiers
Het is verboden om meer dan het toegestane aantal bezoekers op het passagiersschip aanwezig
te laten zijn. Het maximaal aantal bezoekers wordt bepaald door artikel 15.05 van het Reglement
onderzoek schepen op de Rijn of door hetgeen is vastgelegd in de gebruikvergunning. Het
passagiersschip zal nooit meer dan 750 bezoekers aan boord hebben.
3.2
EHBO
Er is aan boord voldoende EHBO-personeel aanwezig. Tevens dienen er voldoende EHBOvoorzieningen te zijn.
3.3
Melding GHOR/CPA
De organisator dient de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en de Centrale
Post Ambulancevervoer ruim vooraf op de hoogte te stellen van datum, tijd, plaats en omvang
van het bootfeest.
3.4
Veiligheidsplan
Er is een veiligheidsplan voor het passagiersschip met instructies voor de bemanning en het
personeel voor het geval het schip lek raakt, er brand aan boord uitbreekt, de passagiers moeten
worden geëvacueerd of er een man-over-boord-situatie is.
3.5
Ontheffing artikel 35 van de Drank- en Horecawet
Indien er op het passagiersschip alcoholische dranken worden verkocht is de organisator verplicht
om een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet aan te vragen. Bij de
ontheffing zullen de bepalingen omtrent de verlening van een vergunning op grond van artikel 3
van de Drank- en Horecawet voor zover mogelijk analoog worden toegepast.
3.6
Beveiligingsbedrijf
De organisator huurt een vergunninghoudend beveiligingsbedrijf in. In verhouding tot het aantal
bezoekers dienen voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één per honderd
bezoekers).
145
3.7
Toegangscontrole
Er wordt gezorgd voor een goede uitvoering van de toegangscontrole en fouillering op wapen- en
drugsbezit. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te zijn (minimaal twee vrouwelijke
fouilleerders).
3.8
Passagierslijst
De organisator overhandigt voordat het schip de kade verlaat aan de politie een passagierslijst
met daarop aangegeven de personen die aan boord zijn van het passagiersschip.
3.9
Overleg politie
De organisator overlegt met de politie over de te nemen beveiligingsmaatregelen.
Geluid
4.1
Ontheffing
Er wordt geen ontheffing verleend van het verbod voor het veroorzaken van geluidshinder als
bepaald in artikel 4.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Dit betekent dat de
installaties (inclusief muziekgeluid en aggregaten) opgesteld ten behoeve van het bootfeest niet
hoorbaar mogen zijn op de Waalkade. Uitgezonderd zijn het geluid ten gevolge van de
voortstuwing gedurende aanmeren en afvaart en de normale energievoorziening.
4.2
Rustige ruimte
Aan boord van het passagiersschip zijn één- of meerdere ruimtes waar geen harde muziek wordt
gedraaid.
Brandveiligheid
5.1
Gebruiksvergunning
Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een
gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandveiligheidsverordening van de
gemeente Nijmegen. Aan een organisator die niet over een gebruiksvergunning beschikt wordt
geen vergunning verleend. De brandweer kan in het kader van de brandveiligheid nadere regels
stellen omtrent het gebruik van het passagierschip.
Aldus besloten d.d. 18-02-2008
De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th. C. de Graaf
146
Bijlage 12a :
Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende
een wijziging van het besluit tot aanwijzing gebied,
maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels
ten aanzien van vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen,
inhoudende toevoeging van een afstandscriterium middelbaar
onderwijsinstelling).
De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009.
registratienummer: 09.0006488
De burgemeester van Nijmegen;
Gelet op artikel 2.3.1.6, zevende lid en artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b en onder c van de
Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 13B van de Opiumwet alsmede op artikel 4:81
van de Algemene Wet Bestuursrecht;
Besluit:
I.
Als gebied, bedoeld in artikel 2.3.1.8 eerste lid onder c van de APV aan te wijzen,
waar alcoholvrije inrichtingen zich mogen vestigen, die tevens cannabisproducten
verkopen voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse:
het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel,
Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn
Arnhem-Nijmegen;
II.
Het maximum, bedoeld in artikel 2.3.1.6 zevende lid van de APV, voor de categorie
alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden verkocht voor
gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, te stellen op 11.
III.
Als inrichtingseisen op grond van artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b van de APV voor
de categorie alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden
verkocht voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, vast te
stellen:
Oppervlakte inrichting
In de inrichting moet één lokaliteit een oppervlakte hebben van tenminste 25 m² en
elke andere lokaliteit een oppervlakte van tenminste 15 m².
Daglichttoetreding
De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat
voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd, met dien verstande dat het
raamoppervlak tenminste gelijk moet zijn aan die oppervlakte die in het Bouwbesluit
of, bij gebreke daarvan in de Bouwverordening ten aanzien van woonkamers in
woonhuizen, wordt gesteld.
De ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan ten hoogste 20%
mag zijn bedekt met materiaal dat daglichttoetreding verhindert. Behoudens het
bepaalde in de vorige volzin mag de daglichttoetreding niet worden gehinderd door
afscherming van het raamoppervlak binnen de inrichting.
148
Afzondering van de inrichting
In een lokaliteit mogen geen voorzieningen zijn aangebracht die een gehele
afzondering van een gedeelte van de lokaliteit mogelijk maken.
Vanuit ieder punt van een lokaliteit moet bij voortduring een deel van de lokaliteit
met een oppervlakte van tenminste 15 m² kunnen worden overzien.
Kunstlichtvoorziening
De inrichting moet een zodanige kunstlichtvoorziening hebben, dat de gemiddelde
horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1 meter boven de vloer, over de gehele
oppervlakte tenminste 50 lux bedraagt.
Luchtverversings-, elektriciteits- en drinkwatervoorziening
In de inrichting moeten de luchtverversing, de elektriciteits- en drinkwatervoorziening
voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit.
Drinkwatervoorziening
In de inrichting moet een voorziening aanwezig zijn om het glas- en vaatwerk met
stromend deugdelijk drinkwater te kunnen reinigen.
Toiletgelegenheden
In de inrichting moet, ten behoeve van de bezoekers, een gescheiden toiletinrichting
voor zowel mannen als vrouwen aanwezig zijn, die voldoet aan de vereisten, gesteld
in het Bouwbesluit.
Elke toiletgelegenheid moet tenminste bevatten:
a. één of meer behoorlijke privaten;
b. één of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk
drinkwater te kunnen wassen.
c. De in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs moeten voorzien zijn van
een waterspoeling, welke is aangesloten op de watervoorziening.
IV.
Vast te stellen de volgende “Beleidsregels vergunningverlening
Exploitatievergunning”, zijnde beleidsregels inzake de verlening van vergunningen en
het opleggen van vergunningvoorwaarden aan alcoholvrije inrichtingen ex artikel
2.3.1.6 APV
“Beleidsregels vergunningverlening Exploitatievergunning
Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor die categorie inrichtingen, waar tevens
cannabisproducten voor gebruik ter plaatse of anders dan ter plaatse worden
verkocht (coffeeshops).
1. Weigeringsgronden:
a: afstandscriterium middelbaar onderwijs en jeugdactiviteiten.
Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub a
indien in de omgeving van de inrichting, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd,
veel specifiek op jongeren (12+) gerichte activiteiten worden ontplooid.
Ten aanzien van instellingen voor middelbaar onderwijs geldt als afstandscriterium
dat de loopafstand tussen de coffeeshop en de middelbaar onderwijsinstelling
minimaal 150 meter bedraagt, gemeten van deur tot deur.
b: concentratie coffeeshops, smartshops en growshops
Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub c
149
en d indien er door de vestiging van de coffeeshop op de locatie een waarneembare
concentratie van coffeeshops ontstaat.
Dit is in het algemeen het geval indien er binnen een loopafstand van 300 meter een
soortgelijke inrichting is gevestigd.
Ook een combinatie met bijvoorbeeld smartshops en growshops is onwenselijk.
2. Vergunningvoorwaarden
Aan de exploitatievergunning worden op grond van artikel 1.9 APV in ieder geval de
volgende voorwaarden verbonden:
* de exploitant dient, in overleg met de verslavingszorg, informatiemateriaal over de
gevolgen van het gebruik van drugs onder de aandacht van de bezoekers te brengen.
* de exploitant en de beheerder dienen te allen tijde medewerking te verlenen aan
medewerkers van de politie, op hun verzoek:
* de exploitant en beheerder dienen de zogeheten AHOJ-G-criteria strikt na te leven:
* er mag geen alcohol verkocht worden of aanwezig zijn in de inrichting, ook niet
voor eigen gebruik door de exploitant of beheerder.
Sluitingstijden
Aan de inrichting, zijnde een coffeeshop, wordt op grond van artikel 2.3.1.2 APV
een sluitingstijd vanaf 01.00 uur tot 08.00 uur opgelegd.
Aan een coffeeshop, die gelegen is in de nabijheid van een middelbare
onderwijsinstelling, wordt, indien dit noodzakelijk blijkt ter voorkoming van
(indirecte) verkoop aan minderjarigen, een sluitingstijd opgelegd van 01.00 uur tot
17.00 uur.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking.
De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th. C. de Graaf
Nijmegen, 16 maart 2009
150
Bijlage 12c:
Besluit van de Burgemeester d.d. 26 april 2007 ( tot vaststelling van de
Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen, inrichtingen ex artikel
2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV. De inwerkingtreding van het
besluit is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug”
en het Gemeenteblad.
Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen; inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid,
sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops
1. Inleiding
Alcoholvrije inrichtingen, ook wel droge horeca genoemd, zijn horeca-inrichtingen waar ter
plaatse etenswaren en alcoholvrije dranken genuttigd kunnen worden en afhaalzaken
(winkels) waar etenswaren worden bereid om elders te worden genuttigd. Op grond van de
APV is sinds 2003 voor deze inrichtingen een exploitatievergunning verplicht. Deze
vergunningplicht verving de daarvoor geldende meldingsplicht.
In 1999 is de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen door de burgemeester ter
handhaving van de artikelen 2 en 3 van Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen
en daarbij horende erven opgenomen in artikel 13B van de Opiumwet. Deze bevoegdheid
staat bekend als de Wet Damocles.
Om gebruik te maken van deze bevoegdheid is het wenselijk dat er een handhavingsprotocol
is opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaat met deze bevoegdheid.
Daarnaast is het sinds de introductie van de exploitatievergunning voor de droge horeca in
2003 ook mogelijk om op grond van de APV handhavingsmaatregelen te nemen.
2. Doel handhavingsprotocol
Het handhavingsprotocol heeft tot doel:
151
•
de activiteiten van gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en waar
mogelijk complementair te laten zijn;
•
te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel
die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het
daardoor ontstane gevaar voor de openbare orde;
•
kenbaar te maken aan de overtreder welke maatregel hij van de overheid kan
verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van
uit gaat.
•
door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een gerechtelijke
procedure te versterken.
3. Handhavingsprotocol
152
Feit
Politie
Gemeente/
burgemeester
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
Tegelijkertijd
voornemen kenbaar
maken van
bestuursdwang
o.v.v.
zienswijzetermijn
2e constatering:
toepassing
bestuursdwang,
gericht op
beëindiging
exploitatie op basis
van APV.
Openbaar Ministerie
Artikel 2.3.1.6 APV
Inrichting in bedrijf
zonder (geldige)
vergunning, waarvan
exploitatie niet past
binnen het drogehorecabeleid (dus niet
te legaliseren)
Waarschuwen en
proces-verbaal
(pv) c.q. rapport
opmaken tbv
Openbaar
Ministerie en
gemeente.
Artikel 2.3.1.6 APV
Inrichting in bedrijf
zonder (geldige)
vergunning, waarvan
exploitatie past
binnen het drogehoreca-beleid.
Waarschuwen en
rapport c.q. pv
opmaken tbv
gemeente en het
Openbaar
Ministerie.
Vervolging conform
1e constatering:
schriftelijke
richtlijnen voor
waarschuwing met strafvordering
vermelding van de
termijn waarbinnen
de vergunning moet
worden aangevraagd;
Tegelijkertijd
voornemen kenbaar
maken van
bestuursdwang
o.v.v.
zienswijzetermijn
2e constatering:
toepassing
bestuursdwang,
gericht op
beëindiging
exploitatie op basis
van APV
Strafbare handelingen
in inrichting of
aantasting van de
openbare orde zoals
bedoeld in artikel
2.3.1.9 APV of strijd
met belangen van art.
2.4.4 APV
Pv opmaken tbv
gemeente en OM,
dan wel
politierapportage
ten behoeve van
gemeente
Vervolging conform
1e constatering:
waarschuwing of
richtlijnen voor
tijdelijke sluiting
strafvordering
(2.4.4.), afhankelijk
van ernst van de
feiten, ter
beoordeling van de
burgemeester
2e
constatering:
langere tijdelijke
Vervolging conform
richtlijnen voor
strafvordering
sluiting of
intrekking
vergunning
(2.3.1.9)
afhankelijk van
ernst van de feiten,
ter beoordeling van
de burgemeester
Rapport opmaken
tbv gemeente. Bij
2e constatering
ook tbv OM pv.
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
2e , 3e en 4e
constatering:
tijdelijke sluiting of
last onder
dwangsom;
5e constatering:
intrekking
Vervolging conform
richtlijnen voor
strafvordering
Gebruik van de
Waarschuwen en
inrichting in strijd met rapport opmaken
de vergunningstbv gemeente. Bij
voorwaarden of
2e constatering
ook tbv OM pv.
nadere regels
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
2e constatering:
tijdelijke sluiting/intrekking/ last
onder dwangsom;
3e constatering:
sluiting voor onbepaalde tijd of
intrekking
Vervolging conform
richtlijnen voor
strafvordering
Artikel 2 en 13B lid 1 p.v. opmaken
Opiumwet:
t.b.v. gemeente
aanwezigheid van een en OM
handelsvoorraad
en/of verkopen van
harddrugs in of vanuit
de inrichting
1e constatering:
sluiting voor
periode van 1 jaar
(Damocles) en,
indien omvang en
duur van de handel
daartoe aanleiding
geven, intrekking
van de exploitatievergunning o.g.v.
2.3.1.9 APV
2e constatering:
sluiting voor
periode van 1 jaar
(Damocles) en
intrekking van de
exploitatievergunning o.g.v.
2.3.1.9 APV
Vervolging conform
Richtlijn voor
strafvordering
Opiumwet, harddrugs
en aanwijzing
Opiumwet
artikel 2.3.1.7 APV;
Schijnbeheer of niet
aanwezig zijn
beheerder
153
1e constatering:
sluiting voor
periode van
minstens drie
maanden tot
maximaal één jaar
1
(Damocles)en,
indien omvang en
duur van de handel
daartoe aanleiding
geven, intrekking
van de exploitatievergunning o.g.v.
2.3.1.9 APV
2e constatering:
sluiting voor
periode van 1 jaar
(Damocles) en
intrekking van de
exploitatievergunning o.g.v.
2.3.1.9 APV
verkopen alcohol voor zie Handhavings- zie Handhavingsgebruik ter plaatse ,
protocol
protocol
derhalve handelen
Inrichtingen Drank Inrichtingen Drank
i.s.m. art 3 Drank- en en
en
Horecawet
Horecavergunning Horecavergunning
Art. 2.1.5.1. jo
p.v. opmaken
1e constatering:
2.3.1.5 APV:
schriftelijke
terras zonder
waarschuwing;
vergunning
Tegelijkertijd
voornemen kenbaar
maken van last
onder dwangsom
o.v.v.
zienswijzetermijn
2e constatering:
last onder dwangsom per
geconstateerde
overtreding per 24
uur met een
maximum van twee
maal het geldende
jaartarief aan
precario.
Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken
Opiumwet:
t.b.v. gemeente
aanwezigheid van een en OM
handelsvoorraad
en/of verkopen van
softdrugs in of vanuit
de inrichting
1
Vervolging conform
Richtlijn voor
strafvordering
Opiumwet, softdrugs
en aanwijzing
Opiumwet
zie Handhavingsprotocol Inrichtingen
Drank en
Horecavergunning
De sluitingsduur zal afhankelijk van de mate van de geconstateerde overtreding door de
burgemeester naar eigen oordeel worden vastgesteld.
154
Art. 2.1.5.1. jo
2.3.1.5 jo 1.9 jo
1.11 APV:
overtreding
voorschriften
terrasvergunning
p.v. opmaken
Overschrijden
Waarschuwen en
sluitingsuur
rapport opmaken
(voorzover bepaald op tbv gemeente. Bij
grond van
tweede
art. 2.3.1.2 APV)
constatering ook
pv t.b.v. OM.
1e constatering:
schriftelijke
waarschuwing;
Tegelijkertijd
voornemen kenbaar
maken van
bestuursdwang
o.v.v.
zienswijzetermijn
2e , 3e en 4e
constatering:
toepassing
bestuursdwang,
gericht op
beëindiging
overtreding
5e constatering:
intrekking
vergunning art.
1.11 APV
1e constatering:
schriftelijke waarschuwing;
2e constatering:
opleggen van
beperkte openingstijden;
3e constatering:
tijdelijke sluiting of
intrekking
Vervolging conform
richtlijnen voor
strafvordering
4. Uitgangspunten voor optreden conform dit protocol:
• Als beleidsuitgangspunt wordt bij handel in drugs of de aanwezigheid ten behoeve
van handel als regel gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het
opleggen van een dwangsom. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig
effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende
middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal
worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom op
termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.
•
155
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens in principe gekozen voor
sluiting van het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden
beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en
herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen,
waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden
welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast.
•
Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, dient de 2e constatering
in alle gevallen binnen een periode van 2 jaar gedaan te worden, om een maatregel
op te kunnen leggen. Indien er na de waarschuwing een periode van meer dan 2 jaar
is verstreken, wordt er bij een volgende constatering opnieuw een waarschuwing
gegeven en wordt gehandeld alsof het de eerste overtreding betreft.
•
Indien er een bestuurlijke maatregel is opgelegd en vervolgens wordt er gedurende 5
jaar geen overtreding geconstateerd, dan wordt bij de eerstvolgende constatering
weer eerst gewaarschuwd, indien een waarschuwing vereist is volgens het overzicht.
•
Indien er een 3e of 4e constatering plaatsvindt, en hiervoor geen specifieke maatregel
wordt genoemd in dit overzicht, beslist de burgemeester of nogmaals een zelfde
maatregel wordt genomen of dat een verzwaring van de maatregel als genoemd voor
de 2e constatering plaatsvindt.
•
Dit handhavingsprotocol is een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de
burgemeester gemotiveerd afwijken van het protocol en de daarin genoemde
(zwaarte van de) maatregel.
5. Vaststelling Beleidsregel
Deze beleidsregel wordt voorzover het zijn compententie betreft vastgesteld door de
burgemeester na consultatie van het Driehoeksoverleg.
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Het driehoeksoverleg is geconsulteerd op 19 april 2007.
Aldus vastgesteld op 26 april 2007
De burgemeester van Nijmegen
mr. Th.C. de Graaf
156
Bijlage 12d:
Aanwijzingsbesluit Toezichthouders Horeca, waarbij de in het besluit
benoemde medewerkers aangewezen zijn als toezichthouder horeca in het
kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV (toezicht op openbare
inrichtingen). Het besluit is voor het eerst op 3 januari 2007.gepubliceerd als
onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-21. Aan het besluit is tevens
openbare bekendheid gegeven in “de Brug“ van 10 januari 2007.
Burgemeester van de gemeente Nijmegen;
Gelet op artikel 6.1a, derde lid van de APV;
BESLUIT:
alle medewerkers van het politiekorps Gelderland-Zuid met als taakaccent horeca aan te
wijzen als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de
Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen.
Aldus besloten door de burgemeester van Nijmegen.
De burgemeester,
mevr. dr. G. ter Horst
Datum: 21 december 2006
157
Bijlage 12e
Besluit aanwijzing uitzondering exploitatievergunningplicht
Kenmerk: VH00/12.0007358
Betreft: aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2.3.1.6 eerste lid
van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt
De burgemeester van Nijmegen;
Overwegende dat:
 in onderstaande soorten inrichtingen het verstrekken van etenswaren en alcoholvrije
dranken een zeer ondergeschikte rol speelt binnen de algehele bedrijfsvoering van de
onderneming.
 in die gevallen waarin de verstrekking van alcoholvrije dranken of etenswaren door de
setting waarin dat plaatsvindt, naar verwachting geen risico’s oplevert voor de openbare
orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving, de exploitatievergunningplicht
achterwege kan blijven.
Gelet op artikel 2.3.1.6 tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Besluit:
Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2.3.1.6 tweede lid aan te wijzen:
1. hotels, indien uitsluitend aan hotelgasten alcoholvrije dranken worden geschonken en/of eetwaren
worden verstrekt;
2. winkels, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, uitsluitend alcoholvrije dranken en/of eetwaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en die voldoen aan de volgende criteria:
a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de winkel-activiteit en het aantal vierkante meters van het
ondersteunende horecagedeelte is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie;
b. het horecagedeelte wordt door dezelfde ondernemer geëxploiteerd;
c. voor het horecagedeelte gelden dezelfde openings- en sluitingstijden als voor de winkel;
d. het horecagedeelte is niet direct gelegen aan de weg;
e. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteiten door bij voorbeeld uithangborden of
menukaarten zichtbaar vanaf de weg;
f. de winkel is geen afhaalzaak als bedoeld in artikel 2.3.1.1 , eerste lid sub a onder 3;
3. prostitutiebedrijven, indien uitsluitend aan klanten alcoholvrije dranken worden geschonken en/of
eetwaren worden verstrekt;
4. sport- en dansscholen, indien uitsluitend aan leerlingen alcoholvrije dranken worden geschonken
en/of eetwaren worden verstrekt;
5. sauna’s en zonnecentra, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren uitsluitend worden
verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrafaciliteiten;
158
Besluit aanwijzing soorten inrichtingen ex artikel 2.3.1.6 lid 2 APV
6. ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren
in het horecagedeelte uitsluitend worden verstrekt aan degenen die verblijven in deze instellingen en
hun bezoekers, alsmede verzorgingshuizen en verpleeghuizen waarvan het horecagedeelte
toegankelijk is voor de doelgroep in de buurt;
7. voor het publiek toegankelijke inrichtingen waar bedrijfsmatig, of in een omvang alsof
bedrijfsmatig kookcursussen worden gegeven, waarbij de eindproducten ter plaatse worden
geconsumeerd;
8. bedrijfs- of schoolkantines, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren uitsluitend worden
verstrekt aan degenen die hier werken, scholing volgen of werk- of scholingsgerelateerd deze
inrichting bezoeken dan wel indien de verstrekking deel uitmaakt van een opleidingsprogramma;
9. musea, mits het horecagedeelte niet direct gelegen is aan de weg.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking.
De burgemeester van Nijmegen,
drs. W.J.A. Dijkstra
Nijmegen, 23 april 2012
2
159
Bijlage 13A:
Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en
Wethouders d.d. 9 december 2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van
wegen waar niet geskateboard mag worden. De inwerkingtreding van het
besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de
Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de
advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug").
Onderwerp:
Aanwijzing van wegen waar niet
geskateboard mag worden
Registratienummer: 3.69564
Samenvatting van bovenomschreven besluit van Burgemeester en Wethouders, zoals
omschreven in de openbare besluitenlijst en het daaraan voorafgaande voorstel:
Burgemeester en Wethouders hebben op 9 december 2003 besloten om op grond van artikel
2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening als wegen aanwijzen waar niet
geskateboard mag worden:
•
•
•
•
160
Marikenstraat (beide niveau's)
Raadhuishof
Mariënburg (hoog bij de kapel en laag bij de lindenboom, inclusief de weg langs het
arsenaal en de toegangsroute tot de mariënburgkapel)
Koningsstraat
Bijlage 13B:
Aanvullend aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester
en Wethouders d.d. 28 november 2006, agendapunt nr. 2.17, tot aanwijzing
van het Vondelpark als gebied waar niet geskateboard mag worden. Gelet op
het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is de inwerkingtreding van
het besluit gesteld op 14 december 2006.
Onderwerp:
Aanwijzing van het Vondelpark
als gebied waar niet geskateboard
mag worden
Registratienummer: 06.0032382
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen d.d. 28 november 2006;
Overwegende,
dat het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend
Noorduijnstraat opnieuw is ingericht;
dat het park onder meer is voorzien van zitranden met daarop een beschermende coating en
er mozaïek is aangebracht;
dat deze inrichting met zich mee brengt dat er door skateboarders schade aangericht zou
kunnen worden;
dat dit voorkomen kan worden door ter bescherming van het straatmeubilair in het park een
verbod om te skateboarden in te stellen;
dat hiermee bovendien hinder en overlast veroorzaakt door skateboarden wordt tegengegaan
en er wordt bijgedragen aan de verblijfskwaliteit in het park;
gelet op artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente
Nijmegen;
besluiten:
Het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend
Noorduijnstraat aan te wijzen als gebied waar het verboden is om te skateboarden;
een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 07-112006
161
De burgemeester,
De secretaris,
mw. dr. G. ter Horst
P. Eringa
162
163
Bijlage 13C
Aanwijzingsbesluit: van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 januari 2012,
agendapunt nr. 3.7.
Onderwerp:
Verbod skateboarden omgeving Hessenberg
Kenmerk: 11.0025742
___________________________________________________________________________
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN;
Overwegende,
dat er in het gebied rond de Hessenberg woningbouw heeft plaatsgevonden en de openbare ruimte
hier opnieuw is ingericht;
dat hierbij rekening is gehouden met de directe omgeving van de benedenstad en er een historische
sfeer is gecreëerd door middel van smalle straatjes en het gebruik van 'oud' aandoende materialen als
baksteen en stucwerk;
dat er in dit gebied in verband met de hoogteverschillen veel trappen en hellingen zijn toegepast;
dat het gebied door deze inrichting aantrekkelijk is voor skateboarders;
dat skateboarden hier echter schade aan weg, kunstwerken en straatmeubilair oplevert en er ook
geluidsoverlast wordt ervaren;
dat dit kan worden voorkomen door ter bescherming van dit kwetsbare gebied een verbod om te
skateboarden in te stellen;
dat hiermee hinder en overlast veroorzaakt door skateboarden wordt tegengegaan en er wordt
bijgedragen aan de verblijfskwaliteit van dit gebied;
dat er binnen Nijmegen andere plekken voorhanden zijn waar geskateboard kan worden;
gelet op artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen;
besluiten:
Op grond van artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de volgende
straten/pleinen aan te wijzen als gebied waar het verboden is om te skateboarden:
 Gebroeders van Limburgplein
 Hertog van Berryplein
 Groot Bethlehem
 Klein Bethlehem
 Arnold van Akenplein
 Johan Maelwaelplein
 Weeshuistrappen
 Op het Spinhuis
een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 12-12-2012
De Burgemeester,
mr. Th.C. de Graaf
164
De
Gemeentesecretaris,
drs. B. van der Ploeg
165
Bijlage 14:
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2004,
(agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van
de APV, van het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke
voorwerpen openlijk bij zich te dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het
besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18 november 2004.
Onderwerp:
Aanwijzing gebieden
verbod op het dragen
van gevaarlijke voorwerpen
Registratienummer: 04.0045181
Het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Nijmegen,
2 november 2004;
Gelet op
Artikel 2.1.6.8a van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen;
Besluit
De in het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel,
Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn
Arnhem-Nijmegen) gelegen wegen en daaraan gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen
en terreinen aanwijzen als gebied waarin het verboden is om messen, knuppels, slagwapens
of andere voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad en 'De Brug'.
De burgemeester,
mevr. dr. G. ter Horst
De secretaris,
ir. H.K.W. Bekkers
166
Bijlage 15:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006
(agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in
hoofdstuk 2 van de APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor
vuurwerkverkooppunten.
Onderwerp:
Afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten
Kenmerk: 05.0031624
Samenvatting (overgenomen uit het ambtelijk voorstel aan het college, d.d. 30-12-2005):
In de raadsvergadering van 21 december 2005 heeft de raad afdeling 7 in hoofdstuk 2 van
de Algemene plaatselijke verordening opgenomen. Deze regeling in de Apv maakt het
mogelijk dat wij een afstand vaststellen tussen verkooppunten van consumentenvuurwerk ter
voorkoming van overlast. Voor nieuw te vestigen verkooppunten van consumentenvuurwerk
geldt dat zij zich niet mogen vestigen binnen 1000 meter van een bestaand verkooppunt.
Weergave van het besluit (overgenomen uit de openbare besluitenlijst d.d. 24-1-2006):
Het afstandscriterium tussen vuurwerk verkooppunten vaststellen op 1000 meter.
167
Bijlage 16:
Besluit van de Burgemeester van Nijmegen van 14 mei 2012 tot
vaststelling van de beleidsregels Dansmuziekevenementen 2012.
De datum van inwerkingtreding is 17 mei 2012.
Besluit burgemeester betreffende beleidsregels voor Dansmuziekevenementen 2012
Registratienummer: 12.0010985
De burgemeester van de gemeente Nijmegen,
Overwegende dat

de geldende beleidsregels voor Dansmuziekevenementen op enkele punten
geactualiseerd dienen te worden en dat het beleid qua terminologie moet worden
afgestemd op de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht”

dansmuziekevenementen die plaatsvinden tijdens en onderdeel uitmaken van de
Vierdaagsefeesten uitgezonderd dienen te worden van dit beleid, gelet op de bijzondere
positie van dit evenement in Nijmegen, de reeds forse aandacht voor de veiligheid van dit
evenement en de grote politie-inzet tijdens de Vierdaagsefeesten
Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen
Besluit:
1. Tot vaststelling van de "Beleidsregels voor Dansmuziekevenementen 2012"
2. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad
Besloten op 14 mei 2012
De burgemeester van Nijmegen,
drs. W.J.A. Dijkstra
168
Beleidsregels Dansmuziekevenementen gemeente Nijmegen
1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a: Dansmuziekevenement: grootschalig evenement waar voornamelijk aan dance
1
gerelateerde muziekstromingen ten gehore worden gebracht.
b: Grootschalig: er is sprake van een grootschalig evenement als de maximale
bezoekerscapaciteit van de inrichting of de evenementenlocatie meer dan 500 personen
betreft.
c: APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen;
d: Horeca-inrichtingen: inrichtingen waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van
de Drank- en Horecawet;
e: Niet-horeca-inrichtingen: grote inrichtingen (bij voorbeeld zalen, sporthallen en
dergelijke) waarvoor geen vergunning ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet is
verstrekt;
2. Juridisch kader
Dansmuziekevenementen vallen onder het begrip 'evenement' van artikel 2.2.1. APVgemeente Nijmegen. Paragraaf 2.2. van de APV is daarmee van toepassing op
dansmuziekevenementen. Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor
dansmuziekevenementen. De burgemeester bepaalt bij de beoordeling van het
evenement aan de hand van de beschikbare (programma)informatie of er sprake is van
een dansmuziekevenement.
Dit betekent dat dansmuziekevenementen op grond van artikel 2.2.2 APV
vergunningplichtig zijn, door de burgemeester verboden kunnen worden, aan
voorwaarden kunnen worden onderworpen en, indien nodig, kunnen worden beëindigd.
De enige uitzondering op deze regel is de bepaling van artikel 2.2.1, eerste lid sub d.
Hierin is geregeld dat het gelegenheid geven tot dansen níet als een evenement
beschouwd wordt, als dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de
inrichting en gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt.
Verder dienen inrichtingen, waarin dansmuziekevenementen plaatsvinden, ter
voorkoming van geluidhinder, te beschikken over een vergunning op grond van de Wet
milieubeheer die dergelijke activiteiten toelaat. Indien sprake is van een inrichting zoals
bedoeld in de Wet milieubeheer, is het toegestane geluidsniveau geregeld via de Wet
milieubeheer. De inrichting moet dan voldoen aan het volgens de Wet milieubeheer
Volgens Van Dale dient hieronder te worden verstaan: elektronisch voortgebrachte dansmuziek met een
snelle beat
1
169
toegestane geluidsniveau. Indien de Wm-inrichting valt onder het ‘Besluit algemene
regels voor inrichtingen milieubeheer’ oftewel het Activiteitenbesluit, dan dient de
inrichting aan de daarin geregelde geluidsregels te voldoen.
De “Festiviteitenregeling voor inrichtingen” uit de APV, op basis waarvan deze
inrichtingen zeer incidenteel een vergunning met ruimere geluidsnormen kunnen krijgen,
is ook gebaseerd op dat Activiteitenbesluit.
3. Dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken (tenten en dergelijke) en in de
openlucht
Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning
van de burgemeester dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken of in de
buitenlucht te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken
voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden
aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en
de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend.
De beleidsregels dansmuziekevenementen zijn niet van toepassing op
dansmuziekevenementen in de openlucht die plaatsvinden tijdens en deel uitmaken van
het evenement Vierdaagsefeesten.
In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden in ieder
geval die voorwaarden gesteld zoals die hier verder onder 6. zijn vermeld.
Het evenement moet tevens voldoen aan de bepalingen van artikel 4.1.1.1 APV en de
daarop gebaseerde “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht”.
Indien er gelijktijdig met het dansmuziekevenement in het stadscentrum andere
evenementen worden georganiseerd kan dit leiden tot weigering van de vergunning.
4. Dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen
Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning
van de burgemeester dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen te laten
plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande
datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning
kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden
geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend.
In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden aan de
evenementenvergunning in ieder geval die voorwaarden verbonden zoals die hier verder
onder 6. zijn opgesomd.
Daarnaast kunnen voorwaarden worden gesteld in het belang van de brandveiligheid en
beperking van (geluids)overlast (voor zover de Wet Milieubeheer niet van toepassing is).
De voor een niet-horeca-inrichting afgegeven vergunning op grond van de Wet
170
milieubeheer dient de mogelijkheid te bieden om evenementen die de gehele nacht duren
te laten plaatsvinden.
5. Dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen
Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning
van de burgemeester dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen te laten
plaatsvinden, tenzij er sprake is van de uitzondering van artikel 2.2.1 eerste lid sub d.
De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het
dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het
belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan
wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de
veiligheid en de gezondheid worden aan de evenementenvergunning in ieder geval die
voorwaarden verbonden zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd.
6. Voorwaarden voor dansmuziekevenementen
6.1: Vertegenwoordigers van de hulpverleningsdiensten dienen te allen tijde een vrije
toegang tot het dansmuziekevenement te hebben. De organisator dient met de politie
afspraken te maken over de toegangspasjes die kunnen worden gebruikt. Het
bovenstaande geldt ook voor politieambtenaren 'in burger';
6.2: De organisator treft, in overleg met de politie, maatregelen om parkeeroverlast te
voorkomen;
6.3: De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat 'deurbeleid',
zodat geen opstootjes kunnen worden verwacht;
6.4: De burgemeester bepaalt het maximaal toegestane aantal bezoekers. De organisator
zorgt ervoor dat dit aantal niet wordt overschreden door middel van (al dan niet gratis)
gelimiteerde kaartuitgifte aan de bezoekers. Het aantal toegangskaarten dat op de dag
van het evenement nog wordt uitgegeven mag niet groter zijn dan 10% van het maximum
aantal bezoekers;
6.5: De burgemeester kan de minimum leeftijd van de bezoekers bepalen;
6.6: De organisator van het dansmuziekevenement dient een vergunninghoudend
beveiligingsbedrijf in te huren;
6.7: De organisator dient ervoor te zorgen dat in verhouding tot het aantal bezoekers,
voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één beveiligingsbeambte per
100 bezoekers, van dit minimum kan worden afgeweken op advies van de politie);
6.8: De organisator moet een namenlijst van de in te zetten beveiligers aan de politie
kunnen overleggen;
6.9: Onder verantwoordelijkheid van de organisator wordt gezorgd voor goede uitvoering
van de toegangscontrole en fouillering. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te
171
Beleidsregels
zijn;
6.10: De organisator moet werkafspraken maken met de politie over het omgaan met
tijdens de toegangscontrole en fouillering aangetroffen voorwerpen, zoals drugs, messen,
wapens en andere voorwerpen die een gevaar kunnen vormen, over de opslag van deze
goederen en over de aanhouding en overdracht van de betrokken personen;
6.11: De organisator dient te voldoen aan de voorwaarden op het terrein van hygiëne en
andere gezondheidsvoorwaarden die in het advies van de GHOR en de GGD zijn gesteld
en als bijlage bij de vergunning is opgenomen. Dit advies houdt rekening met het feit dat
een evenement zich in een inrichting of in de openlucht afspeelt.
5
172
Bijlage 16A:
Besluit van de burgemeester van 8 juni 2009 tot vaststelling
van beleidsregels afterparty’s tijdens de vierdaagseweek (gebaseerd op
artikel 2.2.2. APV). De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan
publicatiedatum is op 18 juni 2009.
Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek (2009)
De burgemeester van de gemeente Nijmegen,
Gelet op artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen,
Besluit:
I
II
Vast te stellen de ‘beleidsregels afterparty’s tijdens de jaarlijkse Vierdaagseweek’;
De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De
Brug”;
Besloten op 8 juni 2009.
De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf
173
Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek
Algemeen
De afgelopen jaren zijn er verzoeken ingediend tot het houden van een afterparty tijdens de
jaarlijkse terugkerende vierdaagseweek. Afterparty’s kunnen evenementvergunningplichtig zijn.
Begripsomschrijving
a) Een afterparty is een festiviteit (feestelijke aangelegenheid), die plaatsvindt na afloop van de
programmeringstijden van de vierdaagsefeesten in een horeca-inrichting (binnen) of in een niethoreca-inrichting (binnen of buiten) waarbij in het algemeen muziek ten gehore wordt gebracht
en/of alcoholhoudende drank wordt geschonken (ex artikel 3 of 35 Drank- en Horecawet). Met
afterparty’s in de zin van deze beleidsregels wordt niet bedoeld afterparty’s die in reeds
bestaande horeca inrichtingen worden gehouden en die over de daartoe vereiste vergunningen
(drank- en horeca vergunning / exploitatievergunning) beschikken. Dergelijke
afterparty’s/activiteiten zijn niet evenementvergunningplichtig gelet op artikel 2.2.1. lid 1 sub d
APV.
b) Evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van
de activiteiten zoals opgesomd in artikel 2.2.1. lid 1 onder a t/m g van de APV;
c) APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen;
d) Horeca-inrichting: inrichting waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van de Drank- en
Horecawet;
e) Niet-Horeca inrichting: grote inrichting (bijvoorbeeld o.a. zalen, sporthallen e.d.)waarvoor geen
vergunning ex artikel 3 van de Drank - en Horecawet is verleend.
Juridisch kader
Op grond van artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen
is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Overwegingen
Overwegingen om een evenementenvergunning voor bovenstaande categorieën
(afterparty/activiteit/overige evenementen) te weigeren tijdens de Vierdaagseweek:
 Uitgangspunt is dat het karakter van de vierdaagsefeesten Nijmegen behouden moet
blijven met een bewuste keuze voor een start in de vroege avond, een eindtijd van de
programmering aan het begin van de nacht en een programmering met en voor alle
doelgroepen en alle leeftijden;
 Het toestaan van afterparty’s doet afbreuk aan het karakter van de vierdaagsefeesten;
door afterparty’s na de vierdaagsefeesten en/of buiten het feestgebied wordt de positie
die de vierdaagefeesten in Nijmegen innemen verzwakt;
 Voorkomen dat zowel wandelaars van de vierdaagsemarsen als omwonenden lang last
(blijven) houden van publieksbewegingen als gevolg van een afterparty;
Besluit
Tijdens de vierdaagseweek worden na de vigerende programmeringstijden van de diverse
podia/vermaakcentra, ongeacht de locatie, géén evenementenvergunningen verleend voor:
* evenementvergunningplichtige afterparty’s; of
* evenementvergunningplichtige activiteiten; of
* overige evenementen (naast het evenement Vierdaagsefeesten en Vierdaagsemarsen).
174
Bijlage 17
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19)
betreffende de in het kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten
aanzien van bepaalde vergunningen (bijlage 17 A t/m E).
De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en
Wethouders voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip
GB08-95 in plaats wordt gesteld van voorgaande publicatie GB08-94.
1e Wijziging
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 6 oktober 2009 (agendapunt 3.9,
09.0020738) betreffende de vereenvoudiging nadere regels evenementen.
1. Wijzigen van de criteria van de nadere regels voor kleine evenementen zoals
opgenomen in bijlage 17C (plaatsen van objecten voor feest op of aan de weg)
en 17D (buurt- en straatfeest/verbod geluidhinder) van de Algemene
Plaatselijke Verordening.
2. Bijlage 17C en 17D integreren tot één nieuwe bijlage 17C, zoals hier
bijgevoegd.
3. In bijlage 17E de titulatuur wijzigen door “straattheater” toe te voegen aan
“straatmuziek” en de tekst van lid 3 wijzigen. Voor het overige de tekst in
ongewijzigde vorm opnemen in bijlage 17D, zoals hier bijgevoegd.
4. Bijlage 17E te laten vervallen.
e
2 Wijziging
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 17 april 2012 (agendapunt 3.14,
11.0013830) betreffende de vaststelling nadere regels o.b.v. Algemene Plaatselijke
Verordening nav eerste tranche project ‘Minder regels, meer gemak’.
Hierbij zijn bijlage 17A en 17B per 25 april 2012 vervallen.
3e Wijziging
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 2012 (agendapunt 2.2,
12.0018116) betreffende de vaststelling nadere regels o.b.v. Algemene Plaatselijke
Verordening nav deregulering en actualisering tot intrekking van bijlage 17C.
4e Wijziging
Besluit van de Burgemeester van 12 november 2012 (registratienummer
12.0020429) betreffende de vaststelling van de beleidsregel “locatie
voorkeursbeleid evenementen”2012. De beleidsregel is opgenomen als bijlage 17C
met als datum inwerkingtreding 23 november 2012.
Bijlagen:
Nadere regels voor:
•
bijlage 17C
locatie voorkeursbeleid evenementen (2012)
•
bijlage 17D
straatmuziek/straattheater
175
Registratienummer: 12.0020428
Bijlage 17C:
Besluit van de burgemeester van 12 november 2012 tot vaststelling van de
beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”.
De datum van inwerkingtreding is op de dag na publicatie in het Gemeenteblad
en de gemeentelijke website www.nijmegen.nl.
Beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen” (2012)
De Burgemeester van de gemeente Nijmegen,
Gelet op artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Nijmegen,
Besluit:
I
II
Vast te stellen de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”;
De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en
de gemeentelijke website www.nijmegen.nl;
Nijmegen,
De burgemeester van Nijmegen,
drs. H.M.F. Bruls
Beleidsregel: hoe om te gaan met het “locatie voorkeursbeleid evenementen”?
1. De burgemeester kan een aanvraag voor een vergunning of ontheffing op grond van deze
verordening weigeren indien tegelijkertijd voor dezelfde locatie en datum of alleen voor
dezelfde datum reeds een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening is verleend of
daarvoor reeds een volledige aanvraag was binnengekomen en de verschillende activiteiten
of handelingen waarvoor een vergunning of ontheffing is gevraagd of verleend redelijkerwijs
niet verenigbaar zijn op dezelfde locatie, hetzij redelijkerwijs niet verenigbaar zijn op dezelfde
datum.
2. In afwijking van lid 1 zal de burgemeester bij zijn beoordeling, indien aan de orde, de volgende
toetsingscriteria hanteren:
a. evenementenorganisatoren krijgen voorrang, indien:
i. hetzij de gemeente een partnership-, convenant-, en/of subsidierelatie met
hen heeft;
ii hetzij de organisator al gedurende een langere periode hetzelfde evenement
organiseert;
iii ofwel de organisator een evenement organiseert dat goed aansluit op het
gemeentelijk evenementenbeleid;
b. indien de gemeente een negatieve ervaring heeft met een organisator, dan zal de
burgemeester dit laten meewegen. De organisator wordt hierover schriftelijk
geïnformeerd voordat de jaarlijkse inventarisatie van opties plaatsvindt.
176
Bijlage 17 D
Onderwerp: Nadere
regels straatmuziek/straattheater
___________________________________________________________________________
De burgemeester van Nijmegen,
overwegende
dat in artikel 2.1.4.1, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan de
burgemeester de bevoegdheid is toegekend nadere regels te stellen met
betrekking tot straatmuzikanten.
besluit:
dat het voor publiek muziek ten gehore brengen op grond van artikel
2.1.4.1. APV zonder ontheffing is toegestaan indien wordt voldaan aan de
volgende regels:
1. Straatmuziek/straattheater moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. Er mag slechts gemusiceerd worden op werkdagen tussen 11:00 en
18:00 uur en op de koopavond (donderdag) tot 21.00 uur; op zon- en
feestdagen tussen 13:00 en 17:00 uur met uitzondering van Eerste
Paasdag, Eerste Pinksterdag en Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag.
b. Er mag geen muziek ten gehore worden gebracht door middel van
elektrische versterkers en/of motorische aandrijving;
c. Deze nadere regels gelden voor groepen muzikanten tot maximaal 5
personen;
d. Er mag niet worden gemusiceerd in de Molenpoortpassage en
winkelcentrum Dukenburg;
e. Wanneer door anderen eveneens voor publiek muziek ten gehore wordt
gebracht mag binnen een afstand van 100 meter tot die ander niet
worden gemusiceerd;
f. Wanneer een evenement en / of (centrum)markt plaats vindt mag
binnen een afstand van 100 meter tot het evenement niet worden
gemusiceerd;
g. Men mag per locatie slechts 30 minuten muziek maken. Iedere
volgende locatie waar men muziek gaat maken, moet minimaal 100
meter verwijderd liggen van de vorige locatie;
h. Er mag niet gemusiceerd worden op terrassen van horecabedrijven;
Nabij een terras mag niet langer dan 10 minuten worden
gemusiceerd;
i. Er mag niet gemusiceerd worden voor de in- en uitgang van winkels;
j. er mag slechts geld worden ingezameld door middel van het plaatsen
van één (1) voorwerp op de weg zonder dat daarop mondeling
schriftelijk of op enigerlei andere wijze de aandacht wordt
gevestigd;
177
k. Er mag niet gemusiceerd worden binnen een afstand van 100 meter
van kerken en andere voor de voor de openbare eredienst bestemde
gebouwen, gedurende de tijden dat daarin godsdienstoefeningen
worden gehouden, noch binnen een afstand van scholen, waarin
onderwijs wordt gegeven, noch op plaatsen waar stilte wordt
gevraagd en gewenst is, noch op dagen en tijden die door middel
van openbare bekendmaking zijn afgekondigd;
l. de aanwijzingen door ambtenaren van de politie en toezichthoudende
gemeenteambtenaren in het belang van de openbare orde en ter
voorkoming van overmatige hinder voor de omgeving dienen
onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd;
2. Het optreden van straatartiesten als bedoeld in het eerste lid kan te
allen tijde door de burgemeester worden verboden vanuit het oogpunt van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid;
e. het woon- en leefklimaat.
3. Dat dit besluit niet van toepassing is gedurende de week dat de
Vierdaagsemarsen en de Vierdaagsefeesten plaatsvinden.
Aldus vastgesteld op 6 oktober 2009
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
178
Bijlage 18:
Vaststelling Handhavingsprotocol bureau Toezicht (2008) door de
Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30
september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 08-0016651A).
De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008.
waarbij gemeenteblad GB08-116 in de plaats is gesteld van voorgaande
publicatie GB08-113.
Handhavingsprotocol
Algemene Plaatselijke Verordening
Bureau Toezicht
Inhoudsopgave
A. Instrumenten
1. opleggen van een dwangsom
2. toepassen van bestuursdwang
3. Intrekken van de vergunning
4. Kennisgeving van bekeuring
179
3
3
3
B. Keuze voor een dwangsom, bestuursdwang, kennisgeving van
bestuursdwang
3
C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten
5
D. Keuze duur begunstigingstermijn
6
E. Hoogte van de dwangsom
6
F. Hoogte bekeuring
6
MATRIX
H2 Openbare orde
H3 Sexinrichtingen
H4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het
uiterlijk aanzien van de gemeente
H5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
8
Algemeen stappenplan
16
11
11
14
Handhavingsprotocol APV bureau Toezicht
Bureau Toezicht houdt toezicht op de naleving van een aantal bepalingen in de Algemene
Plaatselijk Verordening (APV).
Dit protocol ziet op de mogelijkheden tot handhaving, zowel bestuursrechtelijk als
strafrechtelijk (bekeuring).
De bedoeling van dit protocol is dat er op een eenduidige manier wordt gehandhaafd door
alle handhavers. Dit protocol ziet op de meest voorkomende (wijze van) overtredingen.
Uiteraard zijn er specifieke situaties denkbaar waarbij van het protocol kan/moet worden
afgeweken. Dit zal dan nader gemotiveerd worden in het handhavingsbesluit.
A. Instrumenten
Het gaat hierbij om de volgende instrumenten;
1. het opleggen van een last onder dwangsom. Hierbij wordt de overtreder opgedragen zelf
een einde te maken aan de overtreding (en deze beëindigd te houden) op straffe van het
verbeuren van een dwangsom. Het initiatief ligt dus bij de overtreder.
Indien na het verstrijken van de termijn de overtreding niet is beëindigd (constateren), wordt
de dwangsom automatisch verbeurd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet er
binnen zes maanden na het verbeuren van de dwangsom een actie tot invordering
plaatsvinden, zoals een dwangbevel maar ook het versturen van een nota of een aanmaning.
De termijn van zes maanden begint dan weer opnieuw te lopen.
2. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding door of namens de gemeente
beëindigd. Tenzij er sprake is van een spoedeisendheid wordt degene die de overtreding kan
beëindigen, eerst in de gelegenheid gesteld dit zelf te doen. Het hoeft hierbij dus niet alleen
om de daadwerkelijke overtreder te gaan.
De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen alleen verhaald worden op de
overtreder.
3. Intrekken vergunning
Bij overtreding van een aantal bepalingen in de APV bestaat ook de mogelijkheid om de
vergunning geheel of gedeeltelijk en/of permanent of tijdelijk in te trekken.
Aan een handhavingsbesluit kan een vooraanschrijving vooraf gaan. In deze
vooraanschrijving moet de betrokkene gewezen worden op de overtreding en moet hem een
termijn worden gesteld waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt. Tevens
moeten de mogelijke vervolgstappen worden vermeld. Deze stap is niet wettelijk verplicht
maar kan in het kader van de zorgvuldigheid toch vereist zijn.
Uiteraard is het stellen van een termijn niet nodig indien er sprake is van een spoedeisend
belang waardoor afwachten niet wenselijk is. Indien het beëindigen van de overtreding
slechts bestaat uit het nalaten dan behoeft ook geen termijn te worden gegeven.
4. Kennisgeving van bekeuring
Artikel 6.1 van de APV geeft de strafbepalingen aan voor het overtreden van de bepalingen
in de APV, hechtenis of een geldboete.
Een bekeuring ziet op het straffen van de overtreder en niet zo zeer op het beëindigen van de
overtreder.
B. Keuze voor dwangsom, bestuursdwang of een kennisgeving van bekeuring
Wanneer wordt er nu gekozen voor een dwangsom, bestuursdwang of een boete.
180
Voordelen dwangsom;
• Het financiële risico ligt geheel bij de overtreder.
• De gemeente hoeft de overtreding niet zelf te (laten) beëindigen.
Nadelen dwangsom
• Indien blijkt dat het opleggen van een dwangsom geen effect heeft moet deze of
worden ingetrokken of moet worden gewacht totdat deze is uitgewerkt.
Voordelen bestuursdwang
• Als overtreding niet wordt beëindigd heeft de gemeente de volledige regie bij het
opheffen van de overtreding.
• Bij spoedgevallen kan de gemeente de overtreding direct beëindigen.
Nadelen bestuursdwang
• De kosten kunnen slechts verhaald worden op de overtreder. Als deze niet meer in
beeld is dan kunnen de kosten niet worden verhaald.
• Indien de overtreder niet draagkrachtig is, valt er dus niets te verhalen. De kosten zijn
daarmee voor de gemeente.
Voordelen bekeuring
• De boete is geschikt om de overtreder te straffen. Dit kan van belang zijn als de
overtreding al is geëindigd maar toch opgetreden moet worden (bijv. wildplassen)
Nadelen bekeuring
• De boete is bedoeld om de overtreder te straffen en is niet gericht op beëindiging van
de overtreding. Als er nog maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te
beëindigen is (alleen) een boete niet geschikt.
In eerste instantie wordt er gekozen voor een dwangsom omdat de risico’s voor de
gemeente hierbij het kleinst zijn en een financiële prikkel vaak wel het gewenste effect heeft.
Bij overtredingen waarbij het direct handelen (door het bestuursorgaan) noodzakelijk is, is
bestuursdwang geschikt.
Een boete wordt opgelegd bij overtredingen die al zijn beëindigd en waarbij de schriftelijke
bestuursrechtelijke procedure geen soelaas zal bieden.
Overigens is het mogelijk om naast de bestuursrechtelijke besluiten een bekeuring op te
leggen. Deze combinaties staan niet beschreven.
181
SANCTIE
dwangsom
BETEKENT
het opleggen van
een financiële
prikkel; de
dwangsom kan
worden vastgesteld
per overtreding,
tijdseenheid of per
bedrag ineens
TOEPASSING
- in beginsel bij alle overtredingen, behalve als het
voorkomen van direct (milieu)gevaar, ernstige
overlast of groot gevaar voor de gezondheid,
openbare orde of veiligheid zich daartegen verzet.
- efficiënt bij (toekomstige) herhalingen; de sanctie
werkt voor onbepaalde tijd (mits goed
geformuleerd) en blijft dus bestaan na beëindiging
van de overtreding. Na een jaar zonder herhaling
van de overtreding kan de overtreder verzoeken het
besluit tot dwangsom in te trekken
bestuurs-dwang
het op kosten van
de overtreder
ongedaan maken
- bij overtredingen waarbij sprake is van direct
(milieu)gevaar, ernstige overlast of groot gevaar
voor de gezondheid, openbare orde of veiligheid
van de overtreding.
intrekken
vergunning
bekeuring
tijdelijk of
permanent
intrekken van een
deel van) de
vergunning
de overtreder
wordt stafrechtelijk
gestraft.
(zware overtreding, spoedeisendheid)
- indien opgelegde en geïnde dwangsom geen effect
heeft gehad en aannemelijk is dat dit ook geen
effect meer zal hebben. Let op het besluit tot
dwangsom moet eerst worden ingetrokken, voordat
het besluit tot bestuursdwang wordt genomen
(tenzij het dwangsombesluit is uitgewerkt)
- bij overtreding van sommige apv-bepalingen kan
dit als sanctie worden toegepast
- de boete wordt ingezet als de bestuursrechtelijke
procedure geen adequate oplossing biedt of als de
overtreding al is beëindigd (bijv. bij wildplassen)
C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten;
1. Last onder dwangsom
• Aanschrijven van de overtreder. Het moet daarbij gaan om degene die het voorschrift
daadwerkelijk overtreedt.
• Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden?
• De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden.
• Opnemen last, waarbij wordt aangegeven wat de overtreder moet doen om de
overtreding te beëindigen.
• Binnen welke redelijke termijn (vanaf verzenddatum brief) moet de overtreding
beëindigd zijn en moet de overtreding beëindigd blijven. Het opnemen van dit laatste is
van belang om te voorkomen dat de overtreding wordt beëindigd en er aan de last word
voldaan, om vervolgens de overtreding weer te begaan. (bijvoorbeeld het plaatsen van
een container).
• Hoogte dwangsom. Er wordt vermeld dat er de dwangsom wordt verbeurd indien de
overtreding niet tijdig wordt beëindigd.
Het kan dan gaan om;
- een bedrag ineens.
- een bedrag per tijdseenheid (dag/week etc) dat de overtreding voortduurt.
- per geconstateerde overtreding.
Het maximum van de te verbeuren dwangsommen.
• Bezwarenclausule.
• In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is
gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt
een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder
naar een mondelinge reactie worden gevraagd.
2. Bestuursdwangbesluit
• Aanschrijven van degene die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen.
Dit hoeft dus niet de overtreder te zijn.
• Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden?
• De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden.
• Welke maatregelen moeten er worden genomen om de overtreding op te heffen.
• De betrokkene dient een redelijke termijn te krijgen om de overtreding te beëindigen
tenzij er sprake is van spoed.
182
• Na verloop van deze termijn zal de overtreding door of namens de gemeente worden
beëindigd (toepassen bestuursdwang).
• Kosten. In het besluit moet worden vermeld;
- dat de kosten op de overtreder zullen worden verhaald. (indien dit niet vermeld wordt
is kostenverhaal niet mogelijk)
- als de kosten slechts gedeeltelijk of niet op de overtreder worden verhaald moet dit
gemeld worden.
Kosten worden niet verhaald als dit onredelijk is.
• Bezwarenclausule
• In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is
gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt
een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder
naar een mondelinge reactie worden gevraagd.
NB; Een last onder dwangsom en een bestuursdwangbesluit mogen nooit tegelijk worden
opgelegd.
D. Keuze duur begunstigingstermijn
Het bestuursorgaan komt bij het bepalen van de begunstigingstermijn een grote mate van
beleidsvrijheid toe. De begunstigingstermijn wordt vooral bepaald door de ernst van de
overtreding en de tijd die redelijkerwijs nodig is om de overtreding te beëindigen. Hoe meer
werk het is om de overtreding te beëindigen en hoe meer de betrokkenen afhankelijk is van
derden, hoe langer de begunstigingstermijn.
Een sanctiebesluit hoeft niet per definitie een begunstigingstermijn te bevatten. Bepalend is
of voor het beëindigen van de overtreding, het ongedaan maken van de gevolgen van de
overtreding dan wel het voorkomen van herhaling nog maatregelen moeten worden
getroffen.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat;
• Bij overtreding van gedragsvoorschriften wordt een korte termijn gesteld aangezien het
handelen onmiddellijk kan worden stopgezet.
Indien er geen andere maatregelen hoeven te worden getroffen dan het nalaten van de
verboden gedraging behoeft geen termijn te worden gesteld.
• Bij het ontbreken van voorzieningen wordt een termijn gesteld waarbinnen de
voorzieningen redelijkerwijs kunnen worden aangebracht.
• Hoe acuter het gevaar en hoe ernstiger de overtreding, hoe korter de termijn dan wel
geen termijn.
E. De hoogte van de dwangsom
Het doel van de last onder dwangsom is om de overtreding te beëindigen of om herhaling te
voorkomen. De hoogte van de dwangsom moet een financiële prikkel geven om de
overtreding te beëindigen. Het mag dus geen straf zijn.
De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de overtreding. Hoe
zwaarder de overtreding, hoe hoger de dwangsom.
Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom moet altijd naar het individuele geval
worden gekeken. Van belang kan o.a. zijn;
• Het economische voordeel als gevolg van de overtreding. Overtreden moet financieel
niet interessant zijn.
• Recidive.
Verderop in dit protocol wordt een indeling gemaakt naar overtreding, duur van de
begunstigingstermijn en bij het opleggen van een dwangsom, de hoogte van de dwangsom.
183
Dit zijn slechts richtlijnen waarbij de bovengenoemde afwegingen vooraf zijn gemaakt. Per
individueel geval moet bekeken worden of afwijking noodzakelijk is.
Als een overtreding zich uitsluitend leent voor het opleggen van een boete zoals aangegeven
in de strafbepalingen van de apv, dan staat dit aangegeven. Uiteraard kan er naast het
toepassen van bestuursdwang en dwangsom ook een boete worden opgelegd. Deze
combinaties zijn niet opgenomen.
Tevens is de mogelijkheid tot intrekken van de vergunning/ontheffing niet opgenomen omdat
dat echt specifiek per geval bekeken moet worden.
F. Hoogte van de bekeuring
Als voor een overtreding een boete wordt opgelegd dan staat in onderstaande matrix
aangegeven welk feitnummer (op basis van het feitenboekje van het Ministerie van Justitie
van april 2008) dit zal zijn en hoe hoog de bekeuring is.
184
MATRIX
Artikel
Overtreding
ernst
overtreding
hoogte dwangsom
bestuursdwang
Keuze handhaving
en Begunstigingstermijn
bekeuring
Hoofdstuk 2 Openbare Orde
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
2.1.3.1.
zonder ontheffing aanbieden
van schriftelijke stukken of
afbeeldingen
2.1.4.1.
straatartiest
verbod
tenzij nadere regels en
ontheffing
2.1.5.1.
voorwerpen of stoffen in, op,
aan, of boven de weg;
vergunning tenzij voldaan aan
nadere regels
-
bekeuring
feitencode F11
-
bekeuring
feitencode 100
gemiddeld tot
zwaar
- bestuursdwang
- dwangsom
€100,- p/dag,
maximum van
€500
2.1.6.2.
winkelwagens op de weg,
ontheffing mogelijk
licht
2.1.6.3.
Uitzicht belemmerende
beplanting of voorwerp
gemiddeld
winkelier;
dwangsom €50
p/overtreding
maximum €500,consument;
bekeuring
feitencode F136
bestuursdwang
dwangsom €50100,- p week.
maximum €500,-
185
2.1.6.4.
openen straatkolken e.d.
-
2.1.6.5.
Kelderingangen, koekoeken
e.d. in of aan de weg,
verboden
-
bekeuring
feitencode F120B,
Bekeuring
feitencode F120B
- Bij acuut gevaar
voor (verkeers)
veiligheid, geen
termijn
- 24 uur
- indien er geen
gevaar is voor de
omgeving en er
veel maatregelen
moeten worden
genomen,langere
termijn
1 uur
bij ernstige
belemmering,
gevaarzetting,
geen termijn
afhankelijk van de
ernst van de
belemmering;
geen termijn- 1
week
2.1.6.7.
tenzij voldaan aan nadere
regels
Rookverbod in bossen
-
2.1.6.7a
Verbod vuur te stoken
-
2.1.6.8.
Gevaarlijk of hinderlijk
voorwerp (prikkeldraad e.d.)
Objecten onder
hoogspanningslijn
ontheffing mogelijk
Veiligheid op het ijs
zwaar
2.1.6.11
2.1.6.12
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
2.2.2.
Evenementenvergunning
gemiddeld
zwaar
lichtzwaar
bekeuring
feitencode H315
bekeuring
feitencode H1.01
feitencode H.025
bestuursdwang
-
dwangsom €150,p/week maximum
van €900,bekeuring
twee weken
bestuursdwang
geen termijn
dwangsom/
bestuursdwang
onderscheid
maken in grootmiddelgroot-klein
evenement.
geen termijn
geen termijn
t.a.v. sub c van
dit artikel
Hoe kleiner/
kortdurend het
evenement, hoe
korter de termijn.
De hoogte van de
dwangsom
afhankelijk stellen
van het
economische
gewin.
2.2.5.
Verwijderplicht
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
2.3.1.5
Terrasvergunning
186
-
bekeuring
zie
handhavinsprotocollen Alcoholvrije
inrichtingen
(bijlage 12c-2
APV) en
beleidsregels
handhaving
horecainrichtingen,
waarop de
vergunningplicht
van artikel 3 Drank
- en horecawet
feitencode F060,
2.3.1.6.
Vergunningsplicht alcoholvrije
inricht- ingen
2.31.7
aanwezigheid exploitant en
beheerder
van toepassing is.
zie handhavingsprotocol
Alcoholvrije
inrichtingen;
bijlage 12c-2 bij
apv
zie handhavingsprotocol
Alcoholvrije
inrichtingen;
bijlage 12c-2 bij
apv
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
2.4.1.
Verblijfsontzeggingen
-
2.4.2.
Plakken en kladden
-
2.4.6.
Hinderlijk gedrag op of aan de
weg
-
Verbod slapen op of aan de
weg
Overlast skateboarden
-
2.4.6a
2.4.6b
2.4.7
-
2.4.8 lid
1 en 2
Hinderlijk gedrag bij of in
gebouwen
-
2.4.9
Gedrag in voor publiek
toegankelijke ruimten
overlast van fiets of bromfiets
bij publiektrekkende
activiteiten
aanwijzen gebied waar
plaatsingsverbod fietsen geldt;
ontheffing mogelijk
(brom)fietsen langer dan 4
weken stallen
alarminstallaties
ontheffing mogelijk
-
loslopende honden
-
2.4.11
2.4.11a
2.4.11b.
2.4.15
2.4.16
187
Hinderlijk drankgebruik
-
bekeuring
feitencode F177,
hoogte bedrag
wordt bepaald
door justitie
bekeuring
feitencode F110a
en b
bekeuring
feitencode
feitencode
bekeuring
feitencode
bekeuring
feitencode
bekeuring
feitencode
en F121b
-
-
F120a
F120b
F114
F118
F121a
bekeuring
feitencode F125a
F130a F130b
bekeuring
feitencode F125b
bekeuring
feitencode F135
-
licht
bestuursdwang
zie beleid
licht
bestuursdwang
zie beleid
licht
dwangsom
100p/dag
maximum €700
bekeuring
geen termijn
-
-
-
2.4.17
verontreiniging door honden
-
2.4.18
Gevaarlijke honden
nav mededeling burgemeester
zwaar
feitencode F145a
F145b F145c
bekeuring
feitencode F145d
H325a
H325b H325c
1e overtreding
bekeuring +
aanzeggen
dwangsom
dwangsom €100
per overtreding tot
max van 500,-
-
1 uur
bestuursdwang bij
acuut gevaar
geen termijn
2.4.19
Bescherming tegen gevaarlijke
honden op eigen terrein
2.4.23
Bijen
ontheffing mogelijk
2.4.24
opvang op straat aangetroffen
dieren
zwaar
gemiddeld
1e overtreding
Bekeuring +
aanzeggen
dwangsom
dwangsom €300,per overtreding
maximum van
€3000
dwangsom
€100,- p/week
1 tot max5 dagen
afhankelijk van de
te treffen
maatregelen
feitelijk handelen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels. Straatprostitutie e.d.
3.2.6.
straatprostitutie
bekeuring
feitencode F174
F175 hoogte van
het bedrag wordt
door justitie
bepaald
-
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk
aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder
4.1.1.1
verbod geluidhinder,
ontheffing mogelijk
gemiddeld
kleine
vermaakcentra
dwangsom €100
p/overtreding
maximum van
€500
bij gemiddeld-
188
geen termijn
grotere
vermaakcentra
(vierdaagse,
poppodia etc)
aparte belangenafweging
Dit geldt voor zover het stappenplan horeca en geluidsbeleid voor evenementen in de
openlucht niet van toepassing is.
189
Afdeling 2 Afvalstoffen
NB; In artikel 6.1 van de APV wordt voor de toezichthouders handhaving van de artikelen
4.2.2.1-4.2.4.2 uitgesloten. De bevoegdheid voor de toezichthouders om deze artikelen te
handhaven wordt ontleend aan de Wet milieubeheer en niet aan de APV. Gelet op de
duidelijkheid wordt het wel in dit protocol opgenomen.
4.2.2.2
4.2.2.3
4.2.2.6
4.2.2.7
aanbieden restafval op
andere dagen en tijden dan
aangewezen
de wijze en de plaats voor
het overdragen van afval
aanbieden afval op
aangewzen plaats bij de
percelen (verzamelplek)
het overdragen of aanbieden
in containers
4.2.2.7a
het overdragen of aanbieden
in wijk- containers
4.2.2.9
het in bijzondere gevallen
overdragen of ter inzameling
aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
4.2.2.10
aangewezen plaats waar
huishoudelijk afval- stoffen
kunnen worden
achtergelaten
opstellen van regels omtrent
het incidenteel achterlaten
van huishoudelijke
afvalstoffen
opstellen van nadere regels
omtrent bijzondere
categorieën huishoudelijke
afvalstoffen
vaststellen plaats, tijd en
wijze van aanbieden en
4.2.2.11
4.2.2.14
4.2.3.2
2
licht
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 2
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
afhankelijk van
wijze waarop het
afval verkeerd
wordt
aangeboden
afgezet tegen de
overlast, geen
termijn tot 1 dag
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
handelswijze 1
bestuursdwang
zie huidige
De huisvuilzak wordt gestickerd en voorzien van datum en tijd. De overtreder wordt in de
gelegenheid gesteld om de zelfde dag de zak nog te verwijderen. Is dit niet gebeurd dan
wordt de zak meegenomen en krijgt de overtreder, mits bekend, een bestuursdwangbesluit.
190
4.2.4.1
4.2.5.1.
overdragen grof huisafval
inzamelvergunning
aanwijzen andere
categorieën afvalstoffen
licht
gemiddeld
handelswijze 1
bestuursdwang
bestuursdwang
geen termijn
1 dag
Afdeling 3 Bodem- weg en andere milieuverontreiniging
4.3.1.
Verontreiniging van de
gemidbekeuring
weg en van terreinen
deld
feitencode H017
(bodem)
H020
H022 H096
F180a F180b
of
bestuursdwang
4.3.5.
4.3.7
strooibiljetten met
commerciële doeleinden
doorzoeken afvalstoffen
Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden
4.4.2
Kapverbod
gemiddeld
bekeuring
feitencode F111
boete feitencode
H016
bekeuring
feitencode H470
Hoogte bedrag
wordt bepaald
door justitie
of dwangsom
waarbij de last
een herplantplicht
inhoudt
Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
4.6.1.
opslag voertuigen
gemiddeld
dwangsom
afvalstoffen e.d.
hoogte
dwangsom moet
ontheffing mogelijk
afhankelijk
worden gesteld
van het
economisch
voordeel
bekeuring
feitencode H096
voor particulieren
191
geen termijn voor
beëindigen
verontreiniging.
Bij verwijderen
afhankelijk van de
te treffen
maatregelen
afhankelijk van
het seizoen
afhankelijk van
groote opslag 14 weken
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1 parkeerexcessen
5.1.2.
Regels omtrent parkeren
licht
dwangsom €150 24 uur
van voertuigen van
p/dag, maximum
autobedrijf e.d.,
€1050
ontheffing mogelijk
5.1.6.
Parkeren caravans e.d. aan
licht
dwangsom €75
2 dagen
de weg,
p/dag maximum
ontheffing mogelijk
€750
5.1.7.
5.1.8.
5.1.11
Parkeren van
reclamevoertuigen,
ontheffing mogelijk
Parkeren van grote
voertuigen,
ontheffing mogelijk
aantasting groen- voertuig
door voertuigen,
ontheffing mogelijk
bestuursdwang
als direct
optreden direct
noodzakelijk is,
geen termijn
-
bekeuring
feitencode F210
1 uur
-
bekeuring
feitencode
R414a F205
bekeuring
feitencode H310
H311
-
-
Afhankelijk van
het type voertuig
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
5.2.1
5.2.2
5.2.3.
collectes zonder
vergunning
venten e.d.
vergunning
standplaatsen;
uitstallingen op de weg
vergunning
licht
bekeuring
feitencode F220
bekeuring
feitencode F225
bekeuring
feitencode F230
dwangsom €100
p/dag maximum
bestuursdwang
-
afhankelijk van de
mate van
overlast/gevaar
geen termijn- 4
uur
bij noodzaak tot
direct optreden,
geen termijn
Evt intrekken
vergunning zie art.
1.11
192
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
5.4.1.
Crossterreinen
-
5.4.2.
Beperking gemotoriseerd
verkeer ruiters en fietsen in
natuurgebieden
ontheffing mogelijk
-
bekeuring
feitencode H311
bekeuring
feitencode D537
Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen e.d.
5.6.1.
Gedoogplicht van eigen
licht
dwangsom €50
aan-duidingen straatp/dag met een
naamborden op een pand
maximum van
€700
-
geen termijn.
Betrokkene hoeft
slechts te
gedogen.
Afdeling 7 Gevonden voorwerpen
5.7.2
Detectorverbod
gemiddeld
bekeuring van de
tweede categorie
Deze beleidsregel/dit handhavingsprotocol wordt voorzover het zijn/hun compententie betreft
vastgesteld door de burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders, ieder
orgaan voor zijn eigen bevoegdheden,
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld op 30 september 2008
De Burgemeester van Nijmegen
mr. Th.C. de Graaf
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
193
De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Algemeen Stappenplan
Overtreding
geconstateerd
Op straat
Mondelinge
waarschuwing;
Verzoek tot beëindigen
overtreding, geef aan
wanneer je terugkomt
Controle;
overtreding
beeindigd?
nee
ja
afgerond
Schriftelijk
vooraanschrijving
Evt zienswijzen
Controle;
overtreding
beeindigd?
nee
ja
afgerond
Dwangsom/bestuurs-dwang
aanschrijving
Inningsprocedure starten bij
dwangsom
Toepassen
bestuursdwang;
Kostenverhaall
194
nee
Controle;
overtreding
beeindigd?
ja
afgerond
Bijlage 19 a
Besluit burgemeester tot hernieuwde aanwijzing Tunnelweg als locatie voor cameratoezicht in
de zin van artikel 151c Gemeentewet
Reg.nr: 14.0007031
De burgemeester van de gemeente Nijmegen
d.d. 20 juni 2014,
Gelet op
Artikel 151c Gemeentewet en
Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ;
Gehoord het advies van
de Officier van Justitie ;
Overwegende dat
•
•
•
•
het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en (subjectieve)
veiligheid van de gebruikers van de Stationstunnel het noodzakelijk is gebleken het
cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet, voor een
langere periode voort te zetten;
het cameratoezicht in het hierna genoemde gebied voldoet aan de eisen die artikel 151c van
de Gemeentewet stelt aan het instellen van cameratoezicht (bijvoorbeeld kenbaarheid van
cameratoezicht, proportionaliteit, subsidiariteit);
de fysieke situatie van de Stationstunnel een grote rol speelt in de veiligheidssituatie van dit
gebied en dat die zoveel mogelijk geoptimaliseerd is;
er gelet op het feit dat er geen mogelijke piekmomenten aan te geven zijn voor de mogelijke
openbare ordeverstoringen gekozen wordt voor een dagelijks gebruiks- en uitkijktijdenregime;
Besluit
1. de toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel
2.8.1 APV, waarmee is gestart in juni 2008, voort te zetten;
2. de Stationstunnel, gelegen aan de Tunnelweg, als openbare plaats, als bedoeld in artikel
151c Gemeentewet, aan te wijzen;
3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te laten eindigen op 1
juli 2016;
4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen
op 24 uur per dag;
5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk
geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 18.00 uur en
01.00 uur.
De burgemeester van Nijmegen,
Drs. H.M.F. Bruls
Burgemeestersbesluit cameratoezicht Stationstunnel (3)
Bijlage 19 B
Besluit burgemeester tot verlenging aanwijzing Kronenburgerpark als locatie voor
cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet
Reg.nr: 14.0014125
De burgemeester van de gemeente Nijmegen
d.d.18 december 2014,
Gelet op
Artikel 151c Gemeentewet en
Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening
en de besluiten van de burgemeester van 30 januari 2013 en 18 december 2013;
Gehoord het advies van
de Officier van Justitie in het driehoeksoverleg van 25 oktober 2012 en 17 september 2014 ;
Overwegende dat
•
•
•
•
het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van
de omwonenden en bezoekers van het Kronenburgerpark in verband met de langdurige en
structurele overlast van dealers noodzakelijk is gebleken een structurele vorm van
cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet, in te zetten en
dat daartoe op 30 januari 2013 besloten is door de burgemeester;
bij besluit van 18 december 2013 de termijn van het cameratoezicht met een jaar is verlengd;
er gelet op de ervaringen met de openbare-orde verstoringen gekozen werd voor een
dagelijks gebruiks- en uitkijktijdenregime;
dat de problematiek nog dusdanig is dat de inzet van het middel van cameratoezicht nog niet
beëindigd kan worden, zoals toegelicht in de brief aan de gemeenteraad van 14 oktober
2014; ;
Besluit
1. de toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel
2.8.1 APV vooralsnog voort te zetten;
2. Het Kronenburgerpark, en de omliggende straten, te weten de Parkweg en het Joris
Ivensplein, als openbare plaats als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet aan te wijzen;
3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te verlengen met een
jaar, derhalve eindigend op 1 januari 2016;
4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen
op 24 uur per dag;
5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk
geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 18.00 uur en
01.00 uur.
De burgemeester van Nijmegen,
Drs. H.M.F. Bruls
Burgemeestersbesluit verlenging cameratoezicht Kronenburgerpark 2015
Bijlage 19D:
Cameratoezicht
Reg.nr: 12.0002628
De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d.14-09-2012
Gelet op
Artikel 151c Gemeentewet en
Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ;
De besluiten van de burgemeester van 20 maart 2009 en 2 november 2011 tot plaatsing van
vaste camera’s
Gehoord het advies van
de Officier van Justitie;
Overwegende dat:




het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van
de omwonenden en bezoekers van het winkelcentrum Meijhorst en van het winkelcentrum
Hatert en omgeving (Couwenbergstraat en Thorbeckestraat, tussen de Hatertseweg en de
Nijenrodestraat/Cort van der Lindenstraat) bij bovengenoemde besluiten deze gebieden zijn
aangewezen als als openbare plaats als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet waar
cameratoezicht plaatsvindt.
dit cameratoezicht nog steeds noodzakelijk is in bedoelde gebieden, maar door wijziging van
het uitkijkregime een wijziging van het eerdere besluit op dit punt noodzakelijk is. Tevens
wordt de duur van de plaatsing gewijzigd.
er gelet op de ervaringen met de openbare orde-verstoringen gekozen wordt voor een
roulerend surveillanceregime, dagelijks tussen 20.00 uur en 05.00 uur;
de camera’s worden uitgekeken in de Regionale Toezichtruimte (RTR) van de politie;
Besluit:
1. de aanwijzing van de directe omgeving van winkelcentrum Meijhorst (Dukenburg) en
winkelcentrum Hatert en omgeving (Couwenbergstraat en Thorbeckestraat, tussen de
Hatertseweg en de Nijenrodestraat/Cort van der Lindenstraat) als openbare plaats, als
bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te handhaven
2. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te bepalen op:
uiterlijk eindigend op 15 maart 2014;
3. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen
op 24 uur per dag;
4. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden via een
roulerend surveillanceregime worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 20.00
uur en 05.00 uur.
5. dit besluit in de plaats te stellen van de eerdere uitvoeringsbesluiten van 20 maart 2009
en 2 november 2011.
De Burgemeester van Nijmegen,
drs. H.M.F. Bruls
198
Bijlage 20 APV
Besluit burgemeester tot aanwijzing evenementen ex artikel 2.2.3a lid 1 APV ivm sample-, flyer-, collecte- en
ventverbod
Reg.nr. A14.000322:
De burgemeester van de gemeente Nijmegen
d.d. 8 .november 2014,
Gelet op
Artikel 2.2.3a lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Nijmegen;
Overwegende dat:
•
het op grond van artikel 2.2.3a van de APV mogelijk is evenementen aan te wijzen
waarbij op de daarbij aangegeven tijden en plaatsen een verbod geldt tot samplen en
flyeren, collecteren en venten;
•
de achtergrond van deze mogelijkheid gelegen is in de risico’s voor de openbare orde en
veiligheid bij grote, drukbezochte evenementen;
•
de aanwezigheid van de personen die zich met de verboden gedragingen bezig houden
kan zorgen voor belemmeringen voor het publiek dan wel dat de verspreide goederen
zorgen voor veiligheidsrisico’s voor het publiek en/of de deelnemers aan het evenement;
•
de wenselijkheid van en noodzaak tot aanwijzing van een evenement bepaald wordt
door de omvang en aard van het evenementen, maar ook door de mate van toezicht, die
beschikbaar is bij het evenement ter handhaving van het verbod
Besluit
De volgende evenementen met tijden en plaatsen aan te wijzen, waarop het verbod van artikel
2.2.3a lid 1 van toepassing is:
1. De Vierdaagsefeesten, gedurende de hele periode van de feesten 24 uur per dag voor
alle wegen, gelegen in het centrum (het gebied omsloten door de rivier de Waal, Keizer
Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck
Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen) ;
2. De Vierdaagsemarsen, in de periode van de Vierdaagsemarsen dagelijks van 03.00 uur
tot 18.00 uur voor de wegen en terreinen die deel uitmaken van de route van de
Vierdaagsemarsen ;
3. De Marikenloop, op de zondag van de Marikenloop van 11.00 tot 16.00 uur voor de
wegen en terreinen die deel uitmaken van de route van de Marikenloop;
Burgemeestersbesluit aanwijzing evenementen flyeren etc
Vervolgvel
1
4. De Zevenheuvelenloop en Zevenheuvelennacht, van zaterdag vanaf 17.00 uur tot
zondag 17.00 uur voor de wegen en terreinen die deel uitmaken van de route van de
Zevenheuvelenloop of -nacht;
5. De Stevensloop, op de zondag van de Stevensloop van 11.00 uur tot 18.00 uur voor de
wegen en terreinen die deel uitmaken van de route van de Stevensloop.
De burgemeester van Nijmegen,
Drs. H.M.F. Bruls
Burgemeestersbesluit aanwijzing evenementen flyeren etc
Bijlage 21:
Aanwijzingsbesluit (parkeren grote voertuigen op basis van art. 5.1.8.) bij B&W
besluit van 14 juli 2009 (agendapunt 3.9, registratienr. 09-.0011707.
De inwerkingtreding is gesteld op 1 september 2009.
_________________________________________________________________________________________
Nijmegen,14 juli 2009
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN;
Overwegende,
dat het op basis van artikel 5.1.8. van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verboden is
een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte
van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders
aangewezen wegen;
dat het gewenst is een aantal wegen aan te wijzen waar het voor de hierboven omschreven
categorie voertuigen is toegestaan te parkeren;
dat het overigens gewenst is te bepalen dat het in de eerste alinea genoemde verbod niet geldt
op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur;
gelet op artikel 5.1.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen;
besluiten:
I.
de volgende wegen/weggedeelten aan te wijzen als locatie waar het
parkeren van een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte
heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter is
toegestaan:
Industrieterrein Energieweg
Nijverheidsweg
Handelsweg
Industrieterrein Weurtseweg/Kanaalstraat
Beurtvaartweg
Cargadoorweg
Koopvaardijweg
Fabrieksweg
Industrieterrein Phillips/Winkelsteeg
St. Teunismolenweg
Nieuwe Dukenburgseweg (alleen parallelweg ter hoogte van Smitweld)
II.
Het in artikel 5.1.8. 1e lid APV genoemde verbod parkeren grote
voertuigen niet van toepassing te verklaren op werkdagen van maandag
tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur;
een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening
d.d. 23-06-2009;
De burgemeester,
De secretaris,
mr. Th.C. De Graaf
P. Eringa
199
Koopvaardijweg
Gargadoorweg
Handelsweg
Nijverheidsweg
Nw. Dukenburgeweg
(parallelweg)
St. Teunismolenweg
200
Bijlage 22 :
Besluit aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en
verpakkingen
Kenmerk: A700/10.0012415
Betreft: aanwijzing centrum als gebied bedoeld in artikel 2.4.7a APV
De burgemeester van Nijmegen;
Gelet op artikel 2.4.7a, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Besluit:
Als gebied, bedoeld in artikel 2.4.7a, lid 1 APV, waar het op de weg verboden is om drinkgerei
van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij
zich te hebben of met zich mee te voeren,
aan te wijzen:
het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel,
Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn ArnhemNijmegen;
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking.
De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf
Nijmegen, 17 mei 2010
201
Bijlage 22a:
Besluit tot aanwijzing van wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode
ex artikel 2.4.7a, lid 3 APV, Kenmerk: 13.0005787
Betreft: aanwijzingen als bedoeld in artikel 2.4.7a lid 3 APV
De burgemeester van Nijmegen;
Gelet op artikel 2.4.7a, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Overwegende dat het gebruik van glazen verpakkingen of glazen drinkgerei tijdens een groot
evenement grote risico’s meebrengt voor de openbare orde en veiligheid. Het glas dat op straat
terechtkomt kan immers verwondingen opleveren bij bezoekers of medewerkers van hulpdiensten.
Flessen en glazen kunnen tevens gebruikt worden als slag- of steekwapen. In de praktijk blijkt dat er
voor de ondernemers voldoende alternatieven beschikbaar zijn, waardoor het belang van de openbare
orde en veiligheid hier zwaarder moet wegen dan het economische belang;
Besluit:
• als wegen, bedoeld in artikel 2.4.7a, lid 3 van de APV, waar het alle inrichtingen, bedoeld in
de zin van artikel 2.3.1.1, en winkelbedrijven en slijtersbedrijven verboden is om dranken in
aangewezen verpakkingen te verstrekken aan te wijzen:
Alle wegen en weggedeelten, gelegen in het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer
Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, van Schaeck Mathonsingel, het Stationsplein
en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen;
•
als verpakkingen en drinkgerei, aan te wijzen: alle verpakkingen en drinkgerei gemaakt van
glas;
•
als periode, bedoeld in artikel 2.4.7a, derde lid van de APV, aan te wijzen: de jaarlijkse
periode vanaf de eerste zaterdag van de Vierdaagsefeesten tot de tweede zaterdagochtend
van de Vierdaagsefeesten, dagelijks van 18.00 uur tot 08.00 uur;
•
het verbod tot het verstrekken van dranken in glazen drinkgerei voor gebruik ter plaatse te
beperken tot het verstrekken op het terras en het verbod in het algemeen te beperken tot
alcoholhoudende dranken, voorzover in dit onderwerp niet reeds is voorzien in de
terrasvergunning, zoals die geldt tijdens de Vierdaagsefeesten.
Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking.
De burgemeester van Nijmegen,
Drs. H.M.F. Bruls
202
Nijmegen, 16 april 2013
Publicatiedatum
Overwegende dat:
artikel 2.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Nijmegen verplicht handelaren van de
door de burgemeester aangewezen categorieën gebruikte of ongeregelde goederen een
verkoopregister bij te houden;
artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit ter uitvoering van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van
Strafrecht bepaalt dat een handelaar verplicht is aantekening te houden van alle gebruikte of
ongeregelde goederen die hij verworven of voorhanden heeft, in een doorlopend en een door of
namens de burgemeester gewaarmerkt register (inkoopregister);
er een digitaal opkopersregister (DOR) is ontworpen voor het in- en verkoopregister;
het digitale opkopersregister dat de handelaren kunnen gaan gebruiken, kan worden gekoppeld
aan een landelijk systeem waarin gestolen goederen worden geregistreerd;
indien een handelaar een gestolen goed registreert, het systeem hiervan een melding maakt
waardoor gestolen goederen snel worden getraceerd en heling op een effectieve wijze kan
worden tegengegaan;
BESLUIT:
1. dat naast het papieren register, het digitale opkopersregister wordt aangewezen als
doorlopend en gewaarmerkt register voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde
goederen;
2. dat gelet op artikel 2.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening alle categorieën
goederen worden aangewezen die genoemd zijn in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit ex.
artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zijnde; opkopers en handelaren in
gebruikte en ongeregelde goederen, metalen, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen,
auto's, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en
apparatuur voor automatische registratie;
3. dat de daarmee belaste ambtenaren van de gemeente Nijmegen en politieambtenaren
gelet op artikel 5:11 van de Algemene wet Bestuursrecht worden aangewezen als
toezichthouder in het kader van de controle op het verkoopregister zoals geregeld in
artikel 2.5.2 e.v. van de Algemene Plaatselijke Verordening;
4. dat het aanwijzingsbesluit toezichthouders opkopersregister van 4 juni 2008 met het
gemeentebladnummer GB08-82 komt te vervallen;
5. dat dit besluit de dag na bekendmaking in werking treedt.
Nijmegen, 4 juni 2014
De Burgemeester van Nijmegen,
drs. H.M.F. Bruls
203
Bijlage 25:
Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder j, van de Algemene
Plaatselijke Verordening ten aanzien van informatiekramen.
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830.
De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Overwegende,
Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder j, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het
college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van informatiekramen.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Besluiten:
Dat voor de informatiekramen, mits voldaan aan de onderstaande nadere regels, geen vergunning
is vereist.
Omschrijving en bereik
Deze nadere regels hebben betrekking op informatiekramen van waaruit aan het publiek niet
commerciële informatie wordt verschaft.
Begripsbepalingen
1. Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als
bedoeld onder c;
2. Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Criteria plaatsen informatiekramen
Het is toegestaan informatiekramen te plaatsen indien wordt voldaan aan elk van de volgende
voorwaarden:
1. Informatiekramen mogen alleen geplaatst worden op zaterdag van 09.00 tot 18.00 en op
donderdagavond van 17.00 tot 21.00.
2. Informatie kramen mogen worden geplaatst in de Broerstraat aan de kruisingen met de
Ziekerstraat en de Pauwelstraat en Plein 1944.
3. De plaatsing van de informatiekraam levert geen gevaar op voor de bruikbaarheid en het
doelmatig en veilig gebruik van de openbare plaats en vormt geen belemmering voor het
doelmatig beheer en onderhoud van openbare plaatsen.
4. Objecten mogen niet met pinnen e.d. aan de bestrating worden bevestigd. Er mag geen
beschadiging aan bestrating of straatmeubilair worden toegebracht.
5. De informatiekraam of het gebruik daarvan levert geen overlast op voor gebruikers van in de
nabijheid gelegen onroerende zaken.
6. De informatiekraam of het gebruik daarvan levert geen risico op voor de openbare orde en
veiligheid.
7. Er mogen geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of
elektriciteit;
8. De standplaats moet aan redelijke eisen van welstand en hygiëne voldoen en er steeds
ordelijk uitzien. Op of bij de standplaats liggend papier of ander afval moet door de gebruiker
van de informatiekraam steeds worden opgeruimd;
9. Op een voetpad is een vrije doorgang van tenminste 1,20 meter breed, in een zoveel mogelijk
rechte lijn, gewaarborgd voor voetgangers en mensen met een fysieke beperking, zoals
rolstoel- en rollatorgebruikers.
10. De informatiekraam wordt niet geplaatst op een (gehandicapten)parkeerplaats.
206
11. Er is altijd een vrije en onbelemmerde doorgang in een rechtdoorgaande lijn van minimaal 4
meter breed met een vrije hoogte van tenminste 4,20 meter aanwezig ten behoeve van
hulpdiensten.
12. De informatiekraam moet zodanig geplaatst worden dat voorzieningen voor hulpdiensten goed
te bereiken en te gebruiken zijn. Opstelplaatsen voor de brandweer moeten goed bereikbaar
blijven. Brandkranen, bluswaterwinplaatsen, voedingspunten van droge blusleidingen etc.
moeten onbelemmerd te gebruiken zijn. Daarbij dient minstens een strook van 0,9 meter
rondom vrij te zijn.
Overige regels
1. Informatiekramen mogen niet worden geplaatst of geplaatst worden gehouden indien deze
een belemmering vormen voor aan, onder, op of boven openbare plaatsen te verrichten
(onderhouds)werkzaamheden, evenementen, markten, kermissen, andere festiviteiten en/of
gebeurtenissen van algemeen belang.
2. Voor informatiekramen die worden geplaatst één week voorafgaand en tijdens de Vierdaagse
en Vierdaagsefeesten is een vergunning op grond van artikel 2.1.5.1 van de APV
noodzakelijk.
Opvolgen aanwijzingen
Door of namens een bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene
belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen
kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel
verwijderen van de geplaatste bouwobjecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken
op schadevergoeding.
Schade
Schade die is toegebracht aan gemeentelijke eigendommen als gevolg van de informatiekraam
zal door de gemeente voor rekening van de initiatiefnemer worden hersteld.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. W.J.A. Dijkstra
drs. B. van der Ploeg
207
Bijlage 26A
208
Bijlage 26B
Monumentale boom
Waardevolle boom
Monumentale en
waardevolle bomen
209
Ontwerp: R. van Wijk
Datum: 06‐03‐2011
Download