Nog eens de adpositionele constructies in het Nederlandse (en Friese) taalgebied 197 Cor van Bree Abstract Dutch has three kinds of adpositions: prepositions, postpositions and circumpositions (prepositions and postpositions can be compounds). In this contribution the semantic differences are discussed in connection with the regional ones. The discussion is restricted to expressions of “real movement”. Prepositions can be characterised as (static or dynamic) locative, postpositions as “trajective” and circumpositions as directional. As regards the regional differences, the south of the linguistic area has a preference for prepositions, the north(east) for circumpositions and the west for postpositions. The description and the maps are based on a written questionnaire filled in by 594 informants in the whole linguistic area. 1. Inleiding In dit artikel wordt verslag uitgebracht van een onderzoek naar adpositionele constructies bij ‘reële beweging’ binnen het Nederlandse taalgebied (inclusief het Friese taalgebied binnen de Nederlandse provincie Fryslân). We raken hiermee aan een zowel semantisch als dialectologisch dan wel areaallinguïstisch interessant onderwerp. Het semantische aspect heeft vooral de laatste tijd binnen het kader van de cognitieve semantiek (language and space) sterk de aandacht getrokken. Ook voor het dialectologische aspect heeft belangstelling bestaan, maar het doel van dit artikel is vooral om dit aspect nader te belichten. Het onderzoek werd uitgevoerd door een Leidse werkgroep in het cursusjaar 1994-1995.1 Adposities zijn er in verschillende soorten: preposities (al 1 Ik dank het Meertens-Instituut in de persoon van Dr. Jan Berns voor zijn bereidwilligheid om voor de werkgroep een schriftelijke enquête te organiseren en in de persoon van Dr. Ton Goeman voor de vervaardiging van de kaarten. Een deel van het schriftelijke materiaal werd door Nelleke Kleingeld verwerkt in een doctoraalscriptie van 1995. Op het internationale dialectologencongres van 2003 te Riga werd in een lezing een eerste verslag van het onderzoek uitgebracht (Van Bree 2006). Ik dank ook de Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 197 16-7-2013 14:31:32 198 dan niet samengesteld), postposities (idem) en circumposities (met een prepositioneel en een postpositioneel element): van(af) de berg, de berg af, de brug onderdoor en van de berg af. Er bestaan tussen de verschillende soorten adpositionele constructies subtiele betekenisverschillen, die echter niet altijd van even groot belang zijn: vergelijk bijvoorbeeld van de berg, van de berg af, de berg af, vanaf de berg. Een belangrijk verschil bestaat er, althans in een groot deel van het taalgebied, wel tussen in de stad en de stad in. Deze verschillen heb ik bestudeerd aan de hand van het noordelijke Standaardnederlands. Hierbij raadpleegde ik uiteraard de ans, waaraan ik ook voorbeeldzinnen ontleende. Aan Draye (1992), die het gebruik van adposities in Nederlands en Duits contrasteert, ontleende ik verschillende termen, o.a. de term trajectief, die hij gebruikt in verband met postposities als hij liep de berg af of de tuin in: het subject legt daarin een bepaald traject af. Vergelijk in dit verband de notie “bestemming met bereikt eindpunt” bij Van Langendonck, Lamiroy & Van Belle 2008. Bij Beliën (2008) vinden we een verwante opvatting van de postpositionele constructie; deze auteur benadrukt dat bij deze constructie de beweging zich voltrekt ten opzichte van het referentie-object: de beweging vindt alleen maar plaats waar dit object zich bevindt.2 Aan de (generatieve) studie van Helmantel (2002) ontleende ik een indeling van de Nederlandse adposities. Ik maak hierbij wel een verdere indeling en gebruik ook voor mijn doel geschikte Nederlandse termen. Helmantel onderscheidt drie soorten: 1. narrow locative adpositions (-path): achter, beneden enz., 2. point locative adpositions (+path, inherently directional): naar, tot enz., en 3. extended locative adpositions (+path): door, langs, uit enz. Voor mijn doel onderscheid ik bij categorie 1 tussen globale en precieze plaatsbepalers (achter, beneden, boven, onder, tussen, voor tegenover in, binnen, op)3 en bij categorie 2 tussen rich- redactie voor opname van het artikel en de beide beoordelaars voor hun opbouwend en prikkelend commentaar. Mijn dank gaat ook uit naar Marijke Beliën die bereid was een voorlaatste versie kritisch door te lezen. Het artikel is een herziene en uitgebreide versie van Van Bree 2010. 2 Bij Beliën (2008:196) zijn postpositionele constructies (bij Beliën ParC’s) erdoor gekenmerkt “(i) that they designate an event of which P [de adpositie] is understood as the result, (ii) this event necessarily requires two participants, which are expressed as subject and direct object, (iii) the event progresses from not P to completely P, and (iv) that the event takes place ‘where the referent of the direct object is’, i.e. it progresses through the direct object”. 3 Het verschil lijkt op het onderscheid dat o.a. Van Langendonck, Lamiroy & Van Belle (2008) maken tussen intern en extern localiserend. Het is interessant dat we het bij de Poolse preposities terugvinden: bij statische locativiteit regeren w ‘in’ en na ‘op’ de locatief, przed ‘voor’, nad ‘boven’, pod ‘onder’, za ‘achter’ de instrumentalis. (Is er van dynamische locativiteit sprake, dan krijgen we steeds de accusatief.) Het verschil blijkt in het Nederlands ook hieruit dat in en op (en ook binnen) postpositie kunnen zijn terwijl Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 198 16-7-2013 14:31:33 tingaanduiders (naar, tot, van) en begin- of eindpuntaanduiders (vanaf, vanuit, totaan4). Categorie 3 duid ik aan als afstandsaanduiders. Beliën 2008 volg ik in ieder geval in zoverre dat het net als bij haar ook bij mij uiteindelijk niet om de betekenis van de adposities afzonderlijk maar om die van de adpositionele constructies gaat. Een belangrijk verschil met vroegere literatuur is dat daarin met een tweedeling, meestal ‘directioneel’ – ‘niet-directioneel’, gewerkt wordt terwijl ik daarnaast, in een driedeling dus, ook trajectief onderscheid. Naast de semantische verschillen doen zich ook regionale voor. Hiernaar is al onderzoek gedaan voor een in 1991 verschenen syntactische atlas (Gerritsen 1991). Voor eerder onderzoek zie Nuijtens (1962) voor het Twents en Heestermans (1979; zie daarin de kaarten 1 t/m 4) voor het hele taalgebied. In de atlas van Gerritsen komt al naar voren dat in ieder geval het zuidwesten (Vlaanderen) een duidelijke voorkeur heeft voor de prepositie. Dat het noordoosten een voorkeur heeft voor de circumpositie, is niet (gemakkelijk) van haar kaarten af te lezen. Die voorkeur komt duidelijk naar voren uit de dialectologische literatuur. Vergelijk bijvoorbeeld in het Groningse woordenboek van Ter Laan (1974): ’t daip löpt bie ’t laand langs ‘het diep loopt langs het land’ (zie onder bie langs). Verder blijken preposities van het, van het zuiden bekende, type langsheen maar weinig in het materiaal van Gerritsen voor te komen. De samengestelde prepositie vanuit (in vanuit het raam kon hij z’n geboortehuis zien) heeft bij haar in het zuiden (met uitzondering van Limburg) het alleenrecht en komt verder ook verspreid in de rest van het taalgebied voor. Het loonde de moeite om een nieuw onderzoek in te stellen waarbij, anders dan bij Gerritsen, systematisch rekening gehouden werd met eventuele betekenisverschillen. Het onderzoek was dus gericht op een (mogelijk) samenspel van semantische en regionale factoren. Anders ook dan in Gerritsen bleef het nieuwe onderzoek beperkt tot uitdrukkingen van “reële” beweging. Uitdrukkingen van “psychische beweging”; hij keek in de kamer, hij keek de kamer in, en uitdrukkingen van “rust”: hij woont in het bos, hij woont een eind het bos in, bleven dus buiten beschouwing evenals uitdrukkingen met een bepaling van tijdsduur als hij loop/slaapt de hele dag door. Zie voor deze gevallen Leys 2003. Dit geldt ook voor combinaties met er en vergelijkbare woordjes, bijvoorbeeld ik liep eromheen (naast ik liep om de kerk heen). Voordat de regionale verschillen aan de orde komen probeer ik eerst tot een beschrijving van de semantische aspecten te komen. Deze zal min of meer provisorisch zijn; de bedoeling is vooral om zoveel semantiek te geven als nodig 199 voor, boven enz. dat niet kunnen. Die kunnen wel met een postpositie gecombineerd worden (vgl. voor het huis langs) wat bij in en op weer niet mogelijk is. 4 De reden waarom ik tegen de gewoonte in totaan aan elkaar schrijf, wordt verderop in de tekst duidelijk. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 199 16-7-2013 14:31:33 200 is om de verschillen die zich bij het regionale onderzoek voordoen, enigszins te kunnen verklaren. Een uitgebreid corpus- en/of informantenonderzoek zou interessant en nuttig zijn, met daarbij uiteraard de nodige theoretische reflectie, in het bijzonder betreffende de vraag of er aspectsverschillen in het geding zijn. Met laatstgenoemde problematiek zullen we in het vervolg nu en dan in aanraking komen. Een corpusonderzoek, op basis van het corpus gesproken taal van het INL, naar pre- en postpositionele groepen is verricht door Beliën (2008); het daarbij gebruikte theoretische kader is de cognitieve grammatica. Voordat we tot de semantische beschrijving overgaan nog een syntactisch probleem. Het betreft het bekende probleem of postposities en postpositionele elementen inderdaad adpositioneel zijn dan wel , in traditionele termen, als bijwoorden moeten worden begrepen. Beliën (2008) spreekt van partikelconstructies en beschouwt op-lopen in hij loopt de berg op als een samengesteld werkwoord met daarbij een direct object. In gesproken taal blijkt bijvoorbeeld passivisatie mogelijk te zijn: de berg werd opgelopen, vergelijkbaar met de groente werd ingemaakt. Daartegenover kan worden opgemerkt dat de laatste zin heel wat acceptabeler klinkt dan de eerste en dat in het eerste geval een ellips gemakkelijker lijkt dan in het tweede: de berg op! ?de groente in! (Vergelijk ook uit een wandellied van vroeger: de paden op, de lanen in, vooruit, met flinke pas.) Dit wijst op een nauwer verband tussen de berg en op dan tussen de groente en in. Dit laat onverlet dat postposities ook partikelachtige eigenschappen hebben. Per geval kan dit wisselen: zo kan er in we liepen het bos in (‘beweging’) een bepaling tussen het bos en in komen te staan: het bos met ferme pas in; bij hij woont een eind het bos in kan dit niet: *hij woont het bos een eind in (een eind lijkt hier overigens niet weg te laten). Misschien zitten we bij een dergelijk probleem te zeer vast aan het idee dat het element in kwestie het een of het ander moet zijn. De evidentie kan namelijk verschillende kanten uit wijzen, wat (historisch) verband houdt met verschuivingen die optreden of opgetreden zijn. Ik ga hier niet dieper op deze problematiek in; zonder me verder in de discussie te willen mengen spreek ik in het vervolg rustig van postpositie of postpositioneel en van circumpositie of circumpositioneel.5 5 Zie voor de discussie verder bijvoorbeeld nog Leys 2003,Van Canegem-Ardijn & Van Belle 2004 of Van Langendonck, Lamiroy & Van Belle 2008 en de daar genoemde oudere literatuur. Uit Van Canegem-Ardijn & Van Belle citeer ik (p. 122): “Most likely, the categories of postpositions and particles should be viewed in terms of a continuum.” Zie voor de specifiek syntactische aspecten ook Van Langendonck 1986, Helmantel 2002 of Broekhuis 2002. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 200 16-7-2013 14:31:33 2. Semantische aspecten 2.1. Betekenisverschillen In deze paragraaf worden de betekenisverschillen besproken die we bij de verschillende adpositionele constructies kunnen aantreffen. De volgende noties zullen aan de orde komen: locativiteit (statisch of dynamisch), trajectiviteit, directionaliteit en ingressiviteit. Het is niet gemakkelijk de betekenisverschillen precies te bestuderen omdat er in een concrete zin een ingewikkeld samenspel is tussen de adpositionele constructie op zichzelf, de concrete woordinhoud van de constructie en de context. Een eerste poging waag ik met de hieronder staande zinnen. Voor de goede orde: ik duid bepaalde zinnen met behulp van een vraagteken als twijfelachtig aan. Wegens de subtiliteit van de materie gebruik ik liever niet de aanduiding ongrammaticaal: *. 201 (1a) Het vliegtuigje vloog over het water. (1b) Het vliegtuigje vloog het water over. (1c) Het vliegtuigje vloog over het water heen. (1d) Het vliegtuigje vloog vanaf het water. (2a) De man liep in de tuin. (2b) De man liep de tuin in. (3a) Het vat rolde van de straat. (3b) Het vat rolde de straat af. (3c) Het vat rolde van de straat af. (3d) Het vat rolde vanaf de straat. (4a)? Het kind klom de schoot van zijn moeder op. (5a) Het vliegtuigje heeft over het water gevlogen. (5b) Het vliegtuigje is het water over gevlogen. (5c) Het vliegtuigje is over het water heen gevlogen. (6)? Hij sprong het hekje over. Zin (1a) met prepositie kan in contrast met (1b) en (1c) zo worden begrepen dat het vliegtuigje zich boven het water blijft bevinden en daarover heen en weer vliegt. We kunnen dit aanduiden met de term locatief. Die term is ook van toepassing op (2a) en (3a). In (3a) is echter, doordat de prepositie van een verwijdering uitdrukt, een verandering van locatie in het spel. Het verschil kunnen we aanduiden met dynamisch-locatief tegenover statisch-locatief, waarbij – we houden ons immers met uitdrukkingen van beweging bezig – in beide gevallen sprake is van beweging, respectievelijk beweging van de ene plaats naar de andere en beweging op één bepaalde plaats. In zin (1b), met postpositie, bereikt het vliegtuigje de overkant van het water; het komt op of boven een duidelijk andere locatie dan het water terecht. Het verschil met (3a) is ook Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 201 16-7-2013 14:31:33 202 dat bij (1b) daarvoor een bepaalde afstand moet worden afgelegd. Vergelijk hiervoor zin (4a) die ons vreemd aandoet. Het gebruik van de postpositie suggereert dat het kind een bepaalde afstand naar de schoot moet afleggen en daarvoor een duidelijke inspanning moet leveren. Voor de situatie in kwestie gebruik ik (zie par. 1) de term trajectief. De trajectiviteit blijkt duidelijk uit (3b): we stellen ons de daarin gegeven situatie het liefst zo voor dat het vat niet dwars zoals bij (3a) en ook (3c) maar overlangs over de straat rolt.6 Vergelijk ook (de trajectieve) zin (2b) in vergelijking met zin (2a). Ik beschouw ‘bereiken van een nieuwe locatie na het afleggen van een bepaalde afstand’ (trajectiviteit) als kernbetekenis van de postpositionele constructie. Soms is het afleggen van de afstand het duidelijkst: hij loopt de berg op, soms het bereiken van de nieuwe locatie: hij loop de tuin in; bij hij loopt de stad in zijn beide duidelijk. Directionaliteit is in trajectiviteit geïmpliceerd: het afleggen van een bepaald traject impliceert het gaan in een bepaalde richting. In plaats van trajectiviteit zou ook de term perfectiviteit (of resultativiteit) gebruikt kunnen worden: het bereiken van een nieuwe locatie na het afleggen van een bepaalde afstand impliceert immers een bepaald tijdsverloop met afsluiting oftewel resultaat (vgl. Beliën 2008).7 Het is echter omgekeerd niet zo dat perfectiviteit altijd duidelijke trajectiviteit impliceert: vergelijk hiervoor bijvoorbeeld de dynamisch-locatieve zin 3a. Op de statisch-locatieve zinnen 1a en 2a is uiteraard de term imperfectief van toepassing. De zinnen (1c) en (3c) bevatten een circumpositie en combineren daarmee een prepositioneel en een postpositioneel element. We vergelijken (1c) met (1a): in (1a) kan het vliegtuigje gemakkelijk alle kanten heen vliegen, bij (1c) wordt een bepaalde richting gesuggereerd. Dat houdt in dit geval in dat er ook een bepaalde afstand wordt afgelegd zodat ook hier, secundair, van trajectiviteit sprake is. Vergelijk hiervoor ook (3c) met (3a): de trajectiviteit die in (3c) met de circumpositie geïmpliceerd is, maakt dat er meer dan van (3a) de suggestie uitgaat dat het vat zich op een gegeven moment niet meer op de straat bevindt (dus op een andere locatie). De prepositie en daarmee de ‘verwijdering’ domineert echter, vandaar dat we ons het rollen eerder overdwars dan overlangs voorstellen. 6 Bij navraag bij groepen studenten in Leiden bleken dezen de verschillen net zo aan te voelen als ik ze nu beschreven heb. 7 In de ans (1984, blz. 632) wordt hij klom op het dak perfectief genoemd (wat juist is) maar hij klom het dak op niet-perfectief (wat niet juist is). Het laatste zinnetje lijkt op het eerste gezicht imperfectief doordat er, binnen een bepaald tijdsverloop, een bepaalde afstand wordt afgelegd. Doorslaggevend is echter dat een afstand totaan een bepaald punt en dus een tijdsverloop met een eindpunt is geïmpliceerd (het eerste zinnetje geeft alleen verandering van locatie en géén afstand aan; het aspect zou men ook momentaan kunnen noemen). Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 202 16-7-2013 14:31:33 Voor de circumpositionele gevallen kunnen we de term directioneel gebruiken. Daarin kan dus trajectiviteit geïmpliceerd zijn (en daarin noodzakelijkerwijs perfectiviteit) maar niet altijd is dat duidelijk het geval; vandaar dat (6) vreemd kan aandoen (tenzij we ons het hek, omgewaaid, als liggend op de grond voorstellen). Maar omdat het toch vaak het geval is en omgekeerd trajectiviteit altijd directionaliteit impliceert, is er wél een sterke verwantschap tussen beide soorten adpositionele constructie zodat ze vaak gemakkelijk voor elkaar in de plaats kunnen worden gebruikt. Die verwantschap komt ook aan het licht in de keuze van het hulpwerkwoord van de voltooide tijd. Vergelijk (5) waarin een werkwoord als vliegen gebruikt wordt waarbij zowel hebben als zijn goed mogelijk zijn. In zin (5c) wordt evenals in zin (5b) het hulpwerkwoord zijn gebruikt wordt, dat gewoner lijkt dan hebben, dat wel heel goed kan in de statisch-locatief opgevatte zin (5a). Kijken we nu naar de zinnen (1d) en (3d), met samengestelde prepositie. Hiervan gaat sterk de suggestie uit dat er nog iets moet volgen, bijvoorbeeld een groep met naar of een postpositie: vanaf het meer...naar het eiland en vanaf de straat...het huis in. Vergelijk ook de auto reed vanuit de garage…de straat op. Voor deze gevallen zouden we de term ingressief kunnen gebruiken. Bij komen hebben we minder behoefte aan een aanvulling: de auto kwam vanuit de garage; waar hij terechtkomt, lijkt dan uit de context duidelijk. De term ingressief kunnen we uiteraard niet gebruiken in verband met totaan (dat ik dus als samengesteld opvat en daarom aaneenschrijf) waarop eerder de term terminatief van toepassing is. Een zin met totaan vraagt ook niet om iets wat volgt: vergelijk ik liep totaan de brug.8 Ik noem ten slotte samengestelde preposities met -heen als doorheen en langsheen, die frequent gebruikt worden in de zuidelijke variant van de standaardtaal. Van een ingressief aspect is hierbij geen sprake. 203 2.2. Inhoud en context Aan de hand van de volgende zinnen bekijken we nu welke invloed de woordinhoud (de aard van het adpositieobject en de aard van de adpositie: zie de punten 1 en 5 hieronder) op de acceptabiliteit van de zin hebben en welke de context (de aard van het werkwoord, nogmaals het hulpwerkwoord van de voltooide tijd en bijgevoegde bepalingen: zie de punten 2, 3 en 4). (7a) Jan klom op de berg. (7b) Jan klom de berg op. 8 Let wel: niet iedere combinatie van preposities is als een samengestelde prepositie op te vatten. Vergelijk (hij is) van boven de rivieren waarin boven een groep vormt met de rivieren en van met boven de rivieren. Zie Helmantel 2002: 40, 46. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 203 16-7-2013 14:31:33 204 (4b) Het kind klom op de schoot van zijn moeder. (8a) De kinderen sprongen in het water. (8b) De kinderen sprongen het water in. (9a) Jan wandelde op de berg. (9b) Jan wandelde de berg op. (10a) Het vliegtuigje is over het water gevlogen. (10b) Het vliegtuigje is het water over gevlogen. (10c) Het vliegtuigje is over het water heen gevlogen. (11a) Het vliegtuigje heeft over het water gevlogen. (11b)? Het vliegtuigje heeft het water over gevlogen. (11c)? Het vliegtuigje heeft over het water heen gevlogen. (12a) De kinderen sprongen op en neer in het water. (12b)? De kinderen sprongen op en neer het water in. (13a) Jan wandelde langs de berg. (13b) Jan wandelde de berg langs. 1).De aard van het adpositieobject. Een voorbeeld daarvan hebben we al gezien in zin (4a) met als object de schoot van zijn moeder. De vergelijkbare zin (7b), met als object de berg, geeft daarentegen geen enkel probleem. De dynamisch-locatieve zin (4b) (‘wel verandering van locatie, géén afstand’) blijkt wel te kunnen. Zin (7a) kan ook maar bij de berg moeten we dan wel bij voorkeur aan een berg van kleine afmetingen denken, bijvoorbeeld aan een berg zand op een speelplaats. 2).De aard van het werkwoord. Hierbij is een onderscheid te maken tussen twee groepen werkwoorden. Ten eerste werkwoorden die in normaal gebruik zowel mutatief als non-mutatief oftewel duratief zijn, mutatief/duratieve werkwoorden, bijvoorbeeld het in (1) en (5) gebruikte vliegen: vergelijk heeft en is gevlogen; ten tweede werkwoorden die primair mutatief zijn als bijvoorbeeld springen: vergelijk is gesprongen. Kijk nu naar de zinnen (8a) en (8b). Naast (8b) kan zonder bezwaar (8a) gebruikt worden. Het primair mutatieve springen leidt tot een dynamisch-locatieve interpretatie. Er is, kunnen we zeggen, wel een betekenisverschil tussen (8a) en (8b), respectievelijk dynamischlocatief (‘verandering van locatie, geen afstand’) en trajectief (‘verandering van locatie, afstand’), maar de stand van zaken waarnaar in beide gevallen verwezen wordt, is dezelfde. Er is sprake van referentiële neutralisatie: bij de dynamisch-locatieve zin (8a) wordt het trajectieve aspect in de werkelijkheid vanuit de aard van het werkwoord begrepen, bij de trajectieve zin (8b) komt dit constructioneel tot uitdrukking. Met wandelen (mutatief/duratief) ligt het anders: vergelijk (9a) en (9b). De tweede zin krijgt, door de postpositie, een trajectieve interpretatie maar de eerste zin zal snel als statisch-locatief worden opgevat. 3).Het hulpwerkwoord van de voltooide tijd. Dit is al aan de orde geweest naar aanleiding van (5) waarvan (10) voor een deel een herhaling is. We Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 204 16-7-2013 14:31:33 hebben daar gezien dat in geval van een postpositie of circumpositie (bij voorkeur) zijn wordt gebruikt terwijl hebben wel goed mogelijk is bij een prepositie. Vergelijk hiervoor nogmaals (10b=5b) en (10c=5c) met (11a=5a). Naast (11a) is echter (10a) met prepositie mogelijk. In het laatste geval wordt door zijn een dynamisch-locatieve interpretatie afgedwongen (met niet-uitgedrukt maar wel begrepen traject) en is er weer sprake van referentiële neutralisatie. Een dergelijk effect heeft hebben niet: naast (11a) met prepositie blijkt (11b) met postpositie niet goed mogelijk te zijn, en naast (10c) evenmin (11c) met circumpositie. Alleen wanneer men zich met enige moeite een iteratieve situatie probeert voor te stellen, zouden (11b) en (11c) nog te verdedigen zijn. 4).Bijgevoegde bepalingen. Als we aan zin (8b) de bepaling op en neer toevoegen, dan ontstaat er een vreemd effect: vergelijk zin (12b). De bepaling in kwestie geeft aan het primair mutatieve springen een (secundaire) duratieve (in casu iteratieve) betekenis en die past niet in een (perfectieve oftewel trajectieve) postpositionele constructie (tenzij misschien bij iterativiteit). De strikt statisch-locatieve zin (12a) is uiteraard zonder meer mogelijk.9 5).De soort adpositie. Een vergelijking van de zinnen (9) en (13) maakt duidelijk dat ook de soort adpositie van invloed is. (13a) kan als statisch-locatief worden begrepen maar eventueel in afwijking van (9a) ook als dynamischlocatief omdat langs anders dan de precieze plaatsbepaler op een afstandsaanduider is. In de werkelijkheid wordt er, aangeduid door langs, een afstand afgelegd; ten opzichte van (13b) is er dan referentiële neutralisatie (de trajectiviteit is bij (13b) misschien wel duidelijker). Vergelijk ook (1a), met de afstandsaanduider over, maar nu niet in contrast met (1b) en (1c); de zin is dan als dynamisch-locatief op te vatten, met referentiële neutralisatie ten opzichte van 1b. 205 2.3. Afsluiting De besproken voorbeelden laten zien dat, als gevolg van het beschreven samenspel, zich aan de ene kant gevallen voordoen waarin een bepaalde adpositionele constructie vreemd aandoet en aan de andere kant gevallen waarin het er weinig toe op welke constructie men de keuze laat vallen. Opvallend is dat de prepositie in het gebruik gemakkelijk concurreert met de postpositie en de circumpositie terwijl het omgekeerde niet het geval is. We zouden kunnen 9 In de voltooide tijd wordt (12a) de kinderen hebben op en neer in het water gesproken (met hebben dus). Vergelijk hiermee (gezegd door een moeder van haar dochtertje) ze heeft eindelijk in het zwembad gesprongen (namelijk ‘dat type handeling verricht’). Ook hier is van secundair gebruik van springen sprake. Ik dank dit voorbeeld aan Maaike Beliën. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 205 16-7-2013 14:31:33 206 zeggen dat de prepositionele constructie, in tegenstelling tot de post- en de circumpositionele, in haar gebruik “ongemarkeerd” is: ze kan in plaats van de beide andere gebruikt worden wanneer de context referentiële neutralisatie toelaat. Het terrein van de dynamische locativiteit (‘verandering van plaats’) omvat dan dat van de directionaliteit (‘verandering van plaats in een bepaalde richting’) en dit op zijn beurt dat van de trajectiviteit (‘verandering van plaats in een bepaalde richting zodanig dat na het afleggen van een bepaalde afstand een nieuwe locatie wordt bereikt’) . De prepositie lijkt dus (het gaat natuurlijk wel steeds om uitdrukkingen van “reële beweging”) altijd mogelijk, zeker wanneer directionaliteit en trajectiviteit al langs andere weg tot uitdrukking komen (vergelijk de punten 2 t/m 5 in de vorige paragraaf), maar er zijn gevallen waarin deze (door de aard van het adpositieobject en de daarmee verbonden situatie: punt 1) zo naar voren springen dat er toch een duidelijke voorkeur voor de postpositie of de circumpositie bestaat. 3. Onderzoek en verwerking Het doel van het onderzoek is in par. 1 al kort aangegeven: het verrichten van een regionaal onderzoek waarbij rekening is gehouden met eventuele betekenisverschillen. Voor het onderzoek is, zoals ook al in par. 1 medegedeeld, gekozen voor een schriftelijke enquête aangevuld met interviews in de Vlaamse stad Brugge. Uiteraard zou spontaan geproduceerd taalmateriaal een betere empirische basis vormen; voor dialectologisch onderzoek over een groot gebied stuiten we hierbij echter op grote kosten aan tijd en geld. Echter, omdat alle gebieden en alle items op dezelfde manier zijn onderzocht, is er voldoende basis om tot betrouwbare vergelijkingen te komen. De schriftelijke enquête werd door 594 informanten ingevuld en bestond uit dertien nummers waarvan er elf van direct belang voor het onderwerp van dit artikel zijn. Voor de verschillende nummers in concreto zie par. 4. Ieder nummer bestond uit twee, drie, vier of vijf vergelijkbare keuzemogelijkheden. Van elke mogelijkheid moesten de informanten bepalen of zij die uit het dialect kenden en verder moesten zij aangeven welke mogelijkheid voor hen de meest gewone was. Ten slotte werd hun gevraagd de mogelijkheid van hun voorkeur in het dialect te vertalen. Die hoefde niet per se de mogelijkheid te zijn die men als het meest gewoon had aangekruist: het was immers mogelijk dat we een bepaalde manier van uitdrukken over het hoofd gezien hadden. Hadden we zo’n mogelijkheid wél aangeboden, dan was hij misschien ook door andere informanten gekozen. Verder is het mogelijk dat de informanten zo door ons aanbod gestuurd werden dat niemand van hen aan een bestaand alternatief gedacht heeft. De enquête kan dus tot enige vertekening geleid hebben. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 206 16-7-2013 14:31:33 Bij het samenstellen van de enquête is er dus naar gestreefd bij ieder nummer de toepasselijke varianten aan te bieden: prepositie, postpositie, circumpositie, samengestelde prepositie. Bij de nummer 1 t/m 9 is er naar variatie in situatie gestreefd, waarbij verschillende elementen een rol spelen. Ten eerste kan het adpositieobject variëren: tuin (1, 2), klas (3), kanaal (4, 5), sluis (6), water (7), sloot (8, 9). Er is wel steeds sprake van een “watergang” maar er zijn belangrijke verschillen in vorm en afmetingen. Ten tweede de aard van het werkwoord; die verschilt tussen (1) en (7): respectievelijk met het mutatief/ duratieve lopen en het primair mutatieve springen. Verder werden steeds mutatief/duratieve werkwoorden aangeboden: lopen, varen; daarnaast ook sturen10. Ten derde kan ook de aard van de adpositie variëren: zo is in (1, 2, 7) een precieze plaatsbepaler terwijl uit (3), door (4, 5, 6) en langs (8, 9) afstandsbepalers zijn. Ten slotte kan er variatie zijn in de bepalingen die aan bepaalde nummers (4, 5, 6, 8 en 9) werden toegevoegd; deze bepalingen hadden zoals gezegd de bedoeling de informant in de richting van een bepaalde constructie te sturen. Het waren bepalingen van tijdsduur, en wel perfectiverend: in een uur, in een paar minuten, in een kwartier, of imperfectiverend: gedurende een uur, een eind (in het laatste geval was de tijdsduur impliciet gegeven). Zinnen met verschillende hulpwerkwoorden (vergelijk punt 3 in par. 2.2) zijn niet aangeboden. Met de besproken variaties moeten we bij de verklaring van de resultaten zo goed als mogelijk is rekening houden. De genoemde bepalingen kwamen in de zinnen van Gerritsen, die alle uit schriftelijke enquêtes van het Meertensinstituut afkomstig waren, niet voor.11 Vooral wat die bepalingen betreft gaat het om een verfijning van het onderzoek van Gerritsen (1991), uiteraard voor zover het ook bij haar om uitdrukkingen van beweging gaat. Nemen we een zin met varen en kanaal: we voeren door het kanaal, het kanaal door, door het kanaal heen. Wat is het effect wanneer we de informant door middel van een bepaling in de richting van een bepaalde interpretatie proberen te sturen? Bijvoorbeeld wanneer we een bepaling als gedurende een uur toevoegen? De verwachting kan zijn dat dan overal de prepositie zal worden gekozen. En wat is het effect wanneer we een bepaling als in een uur toevoegen? Wordt dan vooral de postpositie gekozen en, omdat het varen duidelijk in een bepaalde richting gebeurt, misschien ook 207 10Dit werkwoord is primair transitief en wordt met hebben vervoegd. Het lijkt in betekenis eerder als “mutatief’ dan als “non-mutatief” te begrijpen. 11De voor ons relevante items bij Gerritsen zijn: Jan liep de tuin uit/uit de tuin; hij stuurde de boot door de sluis/door de sluis heen/doorheen de sluis/de sluis door; hij liep langs de beek/langsheen de beek/de beek langs; ze holden om de kuil heen/ omheen de kuil/om de kuil; je mag naar huis/naar huis heen/heen huis/naar huis toe gaan. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 207 16-7-2013 14:31:33 208 de circumpositie? En wordt deze laatste vooral in het noordoosten gekozen terwijl het zuiden vaak naar de (ongemarkeerde) prepositie zal uitwijken? De nummers (10 en 11) waren respectievelijk op de samengestelde prepositie (vanuit het zuiden) en op een speciale circumpositie (tegen de boom aan) gericht en vallen dus enigszins buiten de structuur van de enquête. Onbesproken blijft voorlopig nummer 12 (in de enquête zelf kwamen 11 en 12 in omgekeerde volgorde voor) omdat de zinnen daarin niet met ‘beweging’ te maken hebben: er staan rijen bomen langs de weg enz.. Tegen het einde zal ik er op terugkomen. Bij de verwerking van het materiaal werd het taalgebied aan de hand van de grondkaart van Kloeke (Kloeke-kaart) in zeventien vakken verdeeld. Het aantal informanten per vak varieerde van 10 in vak P: Zuid-Brabant, tot 60 in vak K-noord: het Waardengebied plus het westen van Noord-Brabant. Voor ieder vak werd voor een bepaalde constructie bij een bepaald enquêtenummer een gemiddeld percentage berekend. Er werden kaarten gemaakt die betrekking hadden op de vraag naar de meest gewone constructie. Wanneer er een tegenspraak was tussen de aangegeven meest gewone constructie en de vertaling, gaf de laatste de doorslag. Voor een overzicht van de gegevens (in percentages) wordt naar de tabel in par. 4 verwezen. Er zijn ook kaarten gemaakt van het voorkomen van de constructies. De resultaten hiervan worden over het algemeen niet in de beschouwingen betrokken maar soms gebeurt dat dus wel. Bij de vragen naar het voorkomen streepten de informanten namelijk nogal wat mogelijkheden aan. Dat bevestigt het beeld dat we in par. 2 gekregen hebben omtrent het diffuse karakter van de betekenisverschillen en van de ongemarkeerdheid van de prepositionele constructie. In deze publicatie blijft het aantal kaarten beperkt tot een drietal overzichtskaarten en een kaart betreffende de -heen-preposities; zie hiervoor par. 5. 4. Resultaten Voor een overzicht van de resultaten zie de tabel. Voordat we naar de verschillende nummers gaan kijken, deze opmerking vooraf. De toevoeging van de in par. 3 besproken bepalingen heeft zoals zal blijken, de informanten wel in de richting van de postpositie of circumpositie gestimuleerd maar heeft toch niet het gevolg gehad dat de informanten in overweldigende meerderheid deze adposities hebben gekozen.. Blijkbaar is het in par. 2.1 onder 4) besproken effect opgetreden, namelijk dat de bepaling op zichzelf al voldoende de trajectiviteit of directionaliteit aangaf waardoor men rustig kon uitwijken naar de ongemarkeerde prepositie. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 208 16-7-2013 14:31:34 K 1 pr 3 pr/po/cp 4 pr/po/cp 5 pr/po/cp 6 pr/po/cp 7 pr 8 pr/po/cp 9 pr/po/cp 10 11 sp pr a+b(n) 16 04/71/25 48/08/44 86/09/05 48/00/52 78 20/00/80 08/16/76 00 25 en(nw) 03 12/85/03 41/29/29 71/16/13 50/26/24 42 75/18/06 53/44/03 03 50 c(n) fn(no) gn(no) d+ez(nw) fz(m) gz+m(no) in(zw) kn(m) ln(m) h+iz(z) kz(z) lz(zo) n+o(z) p(z) q(zo) 14 00 10 06 09 12 11 05 02 56 33 05 68 30 00 09/85/06 44/11/44 71/13/39 31/03/49 07/86/07 48/15/37 77/15/19 56/11/33 06/91/03 47/03/50 52/07/41 52/03/49 03/91/06 39/45/16 73/18/09 55/42/08 03/94/03 36/30/33 73/06/21 58/06/36 14/72/14 43/10/48 62/06/32 52/07/41 17/70/13 55/31/15 65/18/18 66/20/14 07/83/10 51/26/23 68/10/22 58/12/31 12/83/05 51/15/34 81/03/17 54/20/29 55/38/07 86/14/00 88/10/02 94/04/02 39/44/17 70/25/04 86/05/09 75/17/13 11/84/05 45/26/29 69/17/14 50/08/42 64/20/16 97/03/00 96/04/00 100/0/00 20/60/20 90/10/00 100/0/00 100/0/00 09/83/09 65/20/15 86/05/14 74/13/13 86 52 64 53 64 79 77 59 55 90 87 50 93 90 43 17/00/84 17/03/80 52/00/49 38/19/42 43/06/52 35/09/56 76/10/14 55/30/16 53/13/34 60/09/31 69/02/29 60/10/28 85/09/15 63/23/13 84/08/08 69/22/10 79/08/13 68/18/13 90/02/08 90/04/04 96/04/00 83/14/04 93/03/05 72/13/15 97/03/00 93/00/07 100/0/00 89/11/00 86/09/05 77/19/05 03 08 09 27 11 08 08 21 17 23 21 13 23 41 19 55 44 45 45 47 51 99 96 37 26 100 20 64 22 209 100 Tabel: resultaten in percentages12 Toelichtingen bij de tabel De cijfers in de bovenste rij verwijzen naar de enquêtenummers. Kolom K bevat de aanduidingen van de (halve) Kloekevakken (zie hieronder); pr, po, cp en sp staan achtereenvolgens voor prepositie, postpositie, circumpositie en samengestelde prepositie. In de kolommen 1, 7 en 11 zijn alleen de scores van de prepositie genoemd; die van de postpositie, in 1 en 7, en van de circumpositie, in 11b, zijn daaraan complementair (de circumpositie van 11c is niet gekozen). Aan de scores van de samengestelde prepositie in kolom 10 zijn die van de niet-samengestelde prepositie nagenoeg complementair; de beide crcumposities zijn praktisch niet gekozen. De scores van doorheen en langsheen zijn evenmin in de tabel opgenomen; bij de bespreking van de enquêtenummers worden ze vermeld. Scores boven de 60% zijn vet aangegeven en die tussen de 30 en de 60% staan cursief. 12 Doordat de informanten soms een dubbele voorkeur hadden of geen voorkeur hebben gegeven, komt het totaal in een vakje van kolom 3, 4, 5, 6, 8 of 9 niet altijd op 100 uit. Ook afrondingsfouten kunnen hierbij een rol gespeeld hebben. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 209 16-7-2013 14:31:34 210 De afkortingen in kolom K staan voor (tussen haakjes wordt steeds het aantal informanten vermeld): A + B: Noord-Friesland (25); C: Groningen plus de kop van Drenthe (36); E-noord: Noord-Holland (34); D + E-zuid: MiddenHolland (32); F-noord: Zuid-Friesland, Zuidwest-Drente plus de kop van Overijssel (27); F-zuid: Noordwest-Gelderland plus oosten van Utrecht (33); G-noord: Drenthe plus aangrenzende delen van Groningen en Overijssel (33); G-zuid + M: Overijssel plus deel Achterhoek (41); I-noord: Deltagebied (56); H + I-zuid: Noord-Vlaanderen (49); K-noord: Waardengebied plus het westen van Noord-Brabant (60); K-zuid: Midden-Brabant (24); L-noord: Zuid-Gelderland plus aangrenzende delen van Noord-Brabant en Limburg (41); L-zuid: het zuidoosten van Noord-Brabant plus Midden-Limburg (28); N + O: ZuidVlaanderen (31); P: Zuid-Brabant (10) en Q: Zuid-Limburg (23). Tussen haakjes staan in kolom K zeer globale gebieden aangegeven. N staat ten naaste bij voor het Noorden (Groningen, Friesland), NW voor het Noordwesten (Noord en Midden-Holland), NO voor het Noordoosten (Drenthe, Overijssel, Achterhoek), M voor het Midden (Gelderland, Oost-Utrecht, Grote Rivierengebied), ZW voor het Zuidwesten (Deltagebied), Z voor het Zuiden (Vlaanderen, Brabant) en ZO voor het Zuidoosten (Limburg). Hieronder nu worden één voor één de enquêtenummers en de reacties daarop behandeld. We geven de verschillende nummers en de varianten daarbinnen in de volgorde waarin ze in de enquête zijn aangeboden. Bij ieder nummer vergelijken we de verschillende adposities met elkaar, daarnaast vergelijken we voor het hele taalgebied verschillende nummers met elkaar. Bij de laatste vergelijking geldt natuurlijk het ceteris-paribusprincipe: we vergelijken nummers die op alle punten (bijvoorbeeld aard object, aard werkwoord, soort adpositie) overeenkomen behalve op het punt van vergelijking (in dit geval de bepaling). Hierbij gaan we steeds uit van de gemiddelden van de gemiddelden van de (halve) Kloekevakken. Om willekeur in de kwantificerende aanduidingen te vermijden wordt, in een driedeling, een score beneden de 30% laag genoemd, een score vanaf 30 tot en met 59% als betrekkelijk hoog en een score vanaf 60 tot en met 100% als hoog. Er zullen ook verklaringen worden gesuggereerd maar het spreekt vanzelf dat die om nieuwe toetsingen vragen. De dingen onverklaard laten zou echter onbevredigend zijn. 1a. Hij liep door de poort de tuin in. 1b. Hij liep door de poort in de tuin. Voor de resultaten (betreffende de prepositie) zie kolom 1 in de tabel. Het is de bedoeling bij beide zinnen aan een trajectieve interpretatie te denken, dus aan dezelfde situatie; op grond van 1a kan de poort in de tuin in 1b niet als één zinsdeel worden opgevat. Alle informanten hebben de poort dan ook als de ingang tot de tuin begrepen en niet als ergens in de tuin staande. Er kon geVan Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 210 16-7-2013 14:31:34 kozen worden tussen een postpositie en een prepositie. (Met een variant met circumpositie hoefden we geen rekening te houden: de precieze plaatsbepaler in kan geen eerste deel van een circumpositie zijn, bijv. in *in de tuin heen.13) De postpositie domineert met hoge scores in het hele taalgebied behalve in het Zuiden14, waar we een duidelijke concentratie van preposities aantreffen met betrekkelijk hoge scores en zelfs een hoge score in Zuid-Vlaanderen. De prepositie is dus voor de informanten buiten het Zuiden sterk verbonden met een locatieve interpretatie, de postpositie met een trajectieve. Dat er in de werkelijkheid duidelijk sprake is van trajectiviteit (met als duidelijkste aspect het bereiken van een nieuwe locatie), het gebruik van de prepositie tot ambiguïteit leidt en de adpositie in van zichzelf geen afstand aanduidt maar een precieze plaatsbepaler is, is echter voor vele zuidelijke informanten geen belemmering om toch deze adpositie (en daarmee voor een dynamisch-locatieve interpretatie van in de tuin) te kiezen. Voor zover in Vlaanderen ook de postpositie wordt gebruikt, is er sprake van referentiële neutralisatie. 211 2a. Ik heb een hele tijd in de tuin gelopen. 2b. Ik heb een hele tijd de tuin in gelopen. Er is hier duidelijk sprake van een statisch-locatieve interpretatie. Het bleek niet nodig te zijn een kaart te maken: bij dit nummer is door bijna alle informanten de prepositie gekozen. Daardoor ontbreekt ook een kolom 2 in de tabel. 3a. De leraar liep boos uit de klas. 3b. De leraar liep boos de klas uit. 3c. De leraar liep boos uit de klas uit. 3d. De leraar liep boos uit de klas weg. Voor de resultaten zie kolom 3 in de tabel. Hier ligt een trajectieve interpretatie (het bereiken van een nieuwe locatie is het duidelijkst) voor de hand. Er is een vergelijking mogelijk met 1 (de tuin in enz.): in beide gevallen is het werkwoord lopen, is er geen bepaling van tijd en het verschil in adpositieobject lijkt niet van betekenis te zijn (tuin, klas). Er is verschil in soort adpositie: in als precieze plaatsbepaler tegenover uit als afstandsaanduider. De postpositie domineert sterk met (betrekkelijk) hoge scores behalve in het Zuiden waar de scores laag tot betrekkelijk hoog zijn. Daar komt de pre- 13We zouden nog kunnen denken aan in de tuin in maar geen enkele informant is daarmee aangekomen. 14 Met Zuiden (vergelijk kolom K in de tabel) zijn altijd Brabant en Vlaanderen zonder (althans oostelijk) Limburg bedoeld. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 211 16-7-2013 14:31:34 212 positie naar voren met (betrekkelijk) hoge scores; alleen Zuid-Brabant scoort daarvoor laag, o.a. door een zekere concurrentie van de circumpositie. De scores van deze adpositie zijn overigens overal laag. We zouden een hogere score voor de prepositie verwachten: er is geen gevaar voor ambiguïteit en uit is van zichzelf een afstandsaanduider. De trajectiviteit dringt zich blijkbaar echter zo op dat toch de postpositie domineert. Dat er ook sprake is van een zekere directionaliteit, blijkt niet bevorderlijk voor de circumpositie te zijn. Omdat er nu geen gevaar voor ambiguïteit is en uit van zichzelf een afstandsaanduider is, verwachten we dat de postpositie er hier in vergelijking met 1 toch wel minder goed van afkomt. Dat is inderdaad het geval: vergelijk de gemiddelde percentages 83,5 bij nummer 1 en 72,9 bij nummer 3. Rekenen we de circumposities bij nummer 3 op het totaal niet mee, dan wordt het verschil tussen de beide nummers echter verwaarloosbaar klein: 83,5% en 81%. Op de kaarten betreffende het voorkomen werd uit...uit, verspreid, acht keer gekozen, daarnaast twee keer, in het Noordoosten, tot (klas) uit. Het is een omissie geweest dat bij de samenstelling van de enquête niet met de laatste mogelijkheid rekening is gehouden.15 Acht informanten (vijf in het centrale Zuiden) kozen voor weg uit de klas wat op een werkwoord weglopen wijst. Bij Gerritsen (1991) kunnen we kaart 2 (Jan liep de tuin uit/uit de tuin) vergelijken. Het beeld dat we daar vinden, komt goed overeen met wat wij zelf gevonden hebben. 4a. In een uur voeren we het kanaal door. 4b. In een uur voeren we door het kanaal. 4c. In een uur voeren door het kanaal heen. 4d. In een uur voeren we doorheen het kanaal. Voor de resultaten zie kolom 4 in de tabel. Op grond van in een uur valt aan een trajectieve interpretatie te denken. De postpositie is echter niet vaak gekozen, het meest, met gemiddeld nog een betrekkelijk hoge score, in Midden-Holland en het aansluitende Midden. Veel vaker is de prepositie gekozen. Ze komt overal boven de 30% uit en heeft opnieuw een zwaartepunt in het Zuiden met duidelijk hoge scores (Zuid-Limburg inbegrepen). Alles bij elkaar genomen is de prepositie bijna twee keer zo vaak gekozen als de postpositie (respectievelijk 322 en 117 keer). Nog iets vaker dan de postpositie is de circumpositie gekozen, namelijk 148 keer. Het zwaartepunt hiervan ligt duidelijk in het Noorden en Noordoosten (met een aansluitend deel van het Midden). De scores zijn daar betrekkelijk hoog. Het is onwaarschijnlijk dat de grote voorkeur voor de prepositie alleen aan de be15In Gerritsen 1991 vinden we voor Groningen en Drenthe vermeld: te tuin uit, toe tuin uit, uit de tuin heen, uit de tuin weg. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 212 16-7-2013 14:31:34 paling in een uur¸ die de trajectiviteit al aangeeft, kan worden toegeschreven. Blijkbaar is de situatie niet erg prototypisch voor het gebruik van een postpositie. Er is duidelijk wel sprake van het afleggen van een bepaalde afstand maar het bereiken van een nieuwe locatie springt niet erg naar voren. In feite wordt alleen maar aangegeven dat het einde van het kanaal wordt bereikt. De betekenis van door, in tegenstelling tot die van in en uit, is hier van invloed. Bij de wat magere score voor de postpositie moet echter ook rekening worden gehouden met de concurrentie van de circumpositie. De aanwezige directionaliteit kan die hebben opgeroepen. De samengestelde prepositie doorheen is maar één keer, in het Zuiden, gekozen. Doorheen komt hier, hoewel men het in het Zuiden frequent kan horen, niet als een duidelijke dialectvorm naar voren. Dit geldt ook voor de -heengevallen in de volgende nummers. In par. 5.3 kom ik op deze kwestie terug.16 213 5a. Gedurende een uur voeren we het kanaal door. 5b. Gedurende een uur voeren we door het kanaal. 5c. Gedurende een uur voeren we door het kanaal heen. 5d. Gedurende een uur voeren we doorheen het kanaal. Voor de resultaten zie kolom 5 in de tabel. De bepaling gedurende een uur suggereert een statisch-locatieve interpretatie. De prepositie haalt overal hoge scores behalve in Drenthe en aangrenzende delen van Groningen en Overijssel. De hoogste scores vinden we weer in het Zuiden. Alleen in het Noordoosten ondervindt zij enige concurrentie van de circumpositie, die daar betrekkelijk hoge scores bereikt. De verklaring kan zijn dat het varen door een kanaal (vergelijk het vorige nummer), althans in het Noorden, al snel de gedachte aan directionaliteit oproept. De postpositie scoort overal laag, zo laag dat het niet de moeite waard was om daarvan een kaart te maken. De prepositie komt dus duidelijk naar voren als de adpositie die bij een statisch-locatieve interpretatie hoort. Het verschil met 4 (in een uur het kanaal door enz.) is duidelijk. Variant d met doorheen is geen enkele keer gekozen. 6a. In een paar minuten stuurde hij de boot de sluis door. 6b. In een paar minuten stuurde hij de boot door de sluis. 6c. In een paar minuten stuurde hij de boor door de sluis heen. 6d. In een paar minuten stuurde hij de boot doorheen de sluis. 16 Twee keer werd zeer verspreid (E127: Huizen, en K294: Koningshooikt) voor door het kanaal door gekozen. Dat gebeurde ook één keer bij no. 5 en eveneens in K294. Daar, en in E127, werd ook door de sluis door (vgl. no. 6) gekozen. Hebben we hier met ideolectische afwijkingen te doen? Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 213 16-7-2013 14:31:34 214 Voor de resultaten zie kolom 6 in de tabel. We zouden hier weer aan een trajectieve interpretatie kunnen denken, vooral aan het bereiken van een nieuwe locatie. We kunnen vergelijken met 4 (in een uur het kanaal door enz.) met als constanten in beide gevallen een perfectiverende bepaling (in een uur, in een paar minuten), vergelijkbare werkwoorden (varen, sturen, respectievelijk mutatief/duratief en als ‘mutatief’ te begrijpen; zie noot 10) en de afstandsaanduider door; er is wel sprake van een verschil in adpositieobject: het kanaal, de sluis. Als we het hele taalgebied overzien, constateren we dat de prepositie overal ten minste betrekkelijk hoge scores behaalt en in het Zuiden met daarbij het Zuidwesten (het Deltagebied) en Zuid-Limburg zelfs hoge. Werd bij het vergelijkbare nummer 4 gemiddeld per vak de prepositie in 56% van de gevallen gekozen, bij dit nummer is het percentage 69%. De postpositie bereikt nergens een betrekkelijk hoge score; met uitzondering van Midden-Holland waar ze op 42% komt. De percentages bij nummer 4 en bij dit nummer zijn respectievelijk 19% en 11% per vak. Een en ander moet wel verband houden met het feit dat een sluis nu eenmaal korter is dan een kanaal waardoor het aspect van afstand minder duidelijk overkomt (het gaat eigenlijk meer om een soort punt dat men moet passeren). De circumpositie laat een ander beeld zien. Ze scoort betrekkelijk hoog niet alleen in het Noorden en Noordoosten maar ook in een groot deel van het Midden en van het Zuidoosten. Door de bank genomen is er geen groot verschil met wat de circumpositie bij nummer 4 laat zien: bij nummer 4 komt de circumpositie op 25%, bij dit nummer op 26%. Anders dan de postpositie lijdt de circumpositie in de vergelijking met nummer 4 niet onder de onduidelijkheid van de situatie. Het kan zijn dat ‘sturen’ al gauw de gedachte aan ‘in een bepaalde richting sturen’ oproept. De variant met doorheen is geen enkele keer gekozen. Het hier geschetste beeld komt wat de prepositie betreft goed overeen met kaart 6 (‘meest gewoon’) in Gerritsen 1991; buiten het Zuiden laat haar kaart een mengsel van post- en circumposities zien. Doorheen de sluis komt er niet op voor; op kaart 5 (‘komt voor’) duikt deze constructie een paar keer (zes keer) in Oost-Vlaanderen en West-Brabant op met daarnaast één keer in WestVlaanderen bij de grens met Frankrijk. 7a. Hij sprong plotseling het water in. 7b. Hij sprong plotseling in het water. Voor de resultaten (betreffende de prepositie) zie kolom 7 in de tabel. Ook hier kunnen we aan een trajectieve interpretatie denken; al hoeft de afgelegde afstand niet zeer groot te zijn, het bereiken van een nieuwe locatie is duidelijk. Een vergelijking is mogelijk met nummer 1 (de tuin in enz.): bij beide nummers is de adpositie in gebruikt en bij beide nummers zijn er ook slechts twee Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 214 16-7-2013 14:31:34 keuzemogelijkheden. Er is wel verschil in adpositieobject (tuin, water) maar het is niet goed voorstelbaar hoe dat van invloed kan zijn. Belangrijker verschillen betreffen de aard van het werkwoord: mutatief/duratieve lopen in 1 en primair mutatief springen in 7, en de bepaling plotseling in 7. De prepositie blijkt ondanks de trajectieve interpretatie overal betrekkelijk hoge tot hoge scores te behalen. De hoge vinden we behalve in het Zuiden (waar we ze verwachten) ook in het daarbij aansluitende Zuidwesten (Deltagebied), in het Noorden en in delen van het Noordoosten en het Midden. Bij nummer 1 komt de prepositie op 16% gemiddeld, bij dit nummer op 69%. De woorden springen en plotseling geven blijkbaar al voldoende aan dat er een afstand wordt afgelegd en een andere locatie wordt bereikt (vgl. zin 8 in 2.2). 215 8a. We liepen een eind langs de sloot. 8b. We liepen een eind de sloot langs. 8c. We liepen een eind bij de sloot langs. 8d. We liepen een eind langs de sloot heen. 8e. We liepen een eind langsheen de sloot. Voor de resultaten zie kolom 8 in de tabel. Hier ligt op grond van een eind een statisch-locatieve interpretatie voor de hand. We vergelijken dit nummer met nummer 5 (gedurende een uur het kanaal door enz.). De constanten zijn dat in beide gevallen een imperfectiverende bepaling gebruikt is: gedurende een uur tegenover een eind, verder in beide gevallen een mutatief/duratief werkwoord (varen, lopen) en een afstandsaanduider (door en langs). Het verschil zit in het adpositieobject: kanaal, sloot. De statisch-locatieve interpretatie werkt de prepositie zodanig in de hand dat zij in het hele taalgebied met hoge of betrekkelijk hoge scores domineert. Een uitzondering vormt het Noorden. Daar is de concurrentie van de circumpositie (bij...langs of langs...heen) met 80% en 84% bijzonder sterk. In het overige Noordoosten staat ze, met betrekkelijk hoge scores of zelfs een lage score, minder sterk; Noordwest-Gelderland plus Oost-Utrecht sluiten met een betrekkelijk hoge score hierbij aan. Meer naar het zuiden binnen dit gebied maakt bij...langs overigens plaats voor langs...heen. De postpositie heeft overal lage scores. Buiten de genoemde gebieden neemt de circumpositie geen sterke positie in. Bij vergelijking met nummer 5 stellen we vast dat de scores niet zeer uiteenlopen: voor de prepositie zijn ze respectievelijk 77% en 71%, voor de postpositie 10% en 6% en voor de circumpositie 16% en 19%. Langsheen is vijf keer en wel in het Zuiden gekozen.17 17 We noteerden twee keer naast de sloot af (L182a, L241) en drie keer naast de sloot/ gracht op (L210, L288, L300). De betreffende plaatsen liggen in het noordoosten van Noord-Brabant en het noorden van Limburg. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 215 16-7-2013 14:31:34 216 9a. In een kwartier liepen wij de sloot langs. 9b. In een kwartier liepen wij langs de sloot. 9c. In een kwartier liepen wij bij de sloot langs. 9d. In een kwartier liepen wij langs de sloot heen. 9e. In een kwartier liepen wij langsheen de sloot. Voor de resultaten zie tabel 9 in de tabel. De bepaling in een kwartier suggereert een trajectieve interpretatie; er is in ieder geval sprake van het afleggen van een afstand. We vergelijken met 4 (in een uur het kanaal door enz.) en 6 (in een paar minuten de sluis door enz.); de constanten zijn een perfectiverende bepaling: in een uur, in een paar minuten, in een kwartier; een mutatief/ duratief of als mutatief te begrijpen werkwoord: varen, sturen, lopen; en een afstandsaanduider: door, langs. Het adpositieobject varieert: hier de sloot, bij 4 het kanaal en bij 6 de sluis. In het hele taalgebied is er ondanks de suggestie van een trajectieve interpretatie een sterke dominantie van de prepositie met hoge of betrekkelijk hoge scores. De uitzondering wordt weer gevormd door het Noorden. Daar bereikt de circumpositie hoge scores, die verder in het Noordoosten en het aansluitende Midden nog betrekkelijk hoog scoort (maar laag in Overijssel en de Achterhoek). Naar het zuiden toe neemt langs...heen weer de plaats van bij...langs in. Het is opmerkelijk dat de circumpositie in de rest van het taalgebied geen sterke positie inneemt; blijkbaar is de directionaliteit in dit geval niet erg duidelijk. Met uitzondering van het Noordwesten (Noord- en MiddenHolland) scoort de postpositie laag: is de situatie niet erg trajectief? Eventuele trajectiviteit wordt natuurlijk wel door in een kwartier al duidelijk aangegeven. Al met al is het verschil met het vorige nummer (met een eind langs de sloot) niet groot. Bij de vergelijking met nummer 4 valt op dat de prepositie over het hele taalgebied genomen bij dit nummer vaker is gekozen (percentages respectievelijk voor 4 en 6 56% en 63%). Daaraan complementair is de postpositie met respectievelijk 19% en 11%. De circumpositie komt ongeveer overeen met respectievelijk 25% en 26%. Het verschil kan moeilijk aan de verschillende adposities worden toegeschreven (door of langs). Ook bij langs is er in feite alleen maar sprake van het bereiken van een bepaald punt. Het verschil zal eerder aan het adpositieobject (de sloot) moeten worden toegeschreven. Als we vergelijken met nummer 6, dan blijkt dat de prepositie in beide gevallen het ongeveer even goed doet, met respectievelijk bij nummer 6 en dit nummer 63% en 61%. Bij de postpositie en de circumpositie is er enig verschil: bij de postpositie zijn de scores resp. 11% en 16%, bij de circumpositie 26 en 23%. Over het betrekkelijke succes van de circumpositie bij nummer 6 is bij de bespreking van dit nummer al iets opgemerkt. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 216 16-7-2013 14:31:34 Langsheen werd slechts drie keer gekozen (twee keer in het Zuiden en één keer in Noord-Brabant) naast één keer, in het Zuiden, langsneven (I157: Kaprijke).18 Voor een vergelijking van 8 en 9 met Gerritsen (1991) kijken we naar haar kaarten 7 ‘komt voor’ en 8 ‘meest gewoon’ met hij liep langs de beek/ de beek langs/langsheen de beek. Haar kaart 8 laat in het Zuiden alleen preposities zien; boven de Grote Rivieren zijn het ook voornamelijk preposities zien met verspreid wat postposities (de circumpositie is niet als keuzemogelijkheid gegeven). Langsheen komt drie keer voor in Oost-Vlaanderen, twee keer in het Land van Waas en één keer bij de taalgrens. Op kaart 7 vond ik in OostVlaanderen en West-Brabant tien samengestelde preposities. 217 10a. De wind waait uit het zuiden. 10b. De wind waait van het zuiden uit. 10c. De wind waait vanuit het zuiden. 10d. De wind waait vanuit het zuiden weg. De samengestelde prepositie (c, zie kolom 10 in de tabel) bereikt nergens betrekkelijk hoge scores; de scores van de prepositie (a) zijn nagenoeg complementair. Deze uitkomst zal er wel het gevolg van zijn dat er niet van een duidelijk ingressief aspect sprake is (zie par. 2). De samengestelde prepositie neemt wel enigszins toe als we naar het zuiden gaan. De beide circumposities (b, d) bereiken evenmin hoge scores: mogelijkheid b is in totaal elf keer gekozen (maar niet in het zuiden) en mogelijkheid d drie keer. Het is vreemd dat 10b niet vaker in Friesland gekozen is; in het Fries is de uitdrukking út ‹t súden wei toch wel bekend. Bij de vraag naar het voorkomen kwam d wat vaker in het Friese gebied te voorschijn. De prepositie domineert dus heel duidelijk. 11a. Hij reed met zijn fiets tegen de boom. 11b. Hij reed met zijn fiets tegen de boom aan. 11c. Hij reed met zijn fiets aan/op de boom tegen. Zie kolom 11 waarin de percentages voor de prepositie zijn gegeven; die voor de circumpositie van b zijn hieraan complementair. We vinden weer een vertrouwd patroon: een duidelijke dominantie van de circumpositie in het Noorden plus Drenthe en een duidelijke dominantie van de prepositie in het Zuiden (inclusief Zuid-Limburg). De (nogal irreële) mogelijkheid c is geen enkele keer gekozen. 18Daarnaast noteerden we twee keer de sloot/gracht af (L083, L182a) en twee keer naast de sloot/gracht op (L074, L210). We bevinden ons dan – met L083 en L074 iets meer naar het noordoosten – niet ver van het in noot 17 aangeduide gebied. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 217 16-7-2013 14:31:34 5. Afsluiting 218 5.1. Samenvatting regionaal aspect Om wat beter vat op het regionale aspect te krijgen spitsen we de behandeling nu toe op drie regio’s: één in het Westen (D + E-zuid en I-noord), één in het Zuiden (N + O: Zuid-Vlaanderen) en één in het Noorden en Noordoosten (A + B, C en F-noord). We constateren het volgende19: 1. De postpositie staat het sterkst in het Westen, met gemiddeld 40%. Daarna volgen het Noordoosten (steeds inclusief het Noorden) met 26.7% en ZuidVlaanderen met slechts 9%. 2. De prepositie staat het sterkst in Zuid-Vlaanderen met 83%. Daarna volgen het Westen met 54.7% en het Noordoosten met 43.5%. 3. De circumpositie staat het sterkst in het Noordoosten met 37.8%. Daarna volgen het Westen met 13.9% en Zuid-Vlaanderen met slechts 2.3%. 4. De samengestelde prepositie (maar die is afgezien van de -heen-gevallen maar bij één nummer afgevraagd) staat het sterkst in Zuid-Vlaanderen met 26%. Daarna volgen het Westen met 18% en het Noord(oost)en met 3.6%. Samengestelde preposities van het type doorheen worden alleen sporadisch in het Zuiden gekozen.20 Deze constateringen worden bevestigd door de overzichtskaarten. Deze zijn gemaakt volgens een methode die als Universal Kriging te boek staat; ze zijn gebaseerd op de gemiddelde percentages voor de verschillende (halve) vlakken van de Kloeke-kaart (zie bij de tabel). Deze percentages worden per 10% met grijstinten aangegeven: hoe donkerder de tint, hoe hoger het percentage. (Uiteraard moeten de diverse tinten buiten de grenzen van het taalgebied worden weggedacht.) De percentages zijn aangenomen voor plaatsen in het centrum van de vlakken.21 19 De scores zijn bepaald bij de prepositie op basis van alle nummers, bij de postpositie idem met uitzondering van 10 en 11 en bij de circumpositie idem met uitzondering van 1, 7 en 10. 20Samengestelde preposities vragen om nader onderzoek. Ook volgens één van de beoordelaars zijn ze in Vlaanderen (in de ruime zin) frequenter dan in het noorden. Hij noemt als afsluitingen van live reportages in het vrt-journaal: Ivan Ollevier voor het vrtr-journaal vanuit Londen en xx voor het journaal vanop Werchter. De vraag is overigens of vanop al een samengestelde prepositie is dan wel of van nog met op Werchter in z’n geheel verbonden moet worden. (Vergelijk 8). Ook de historische aspecten verdienen aandacht. Zie in dit verband bijvoorbeeld Van der Horst & van der Horst 1999:195. 21Deze plaatsen zijn (ook de Kloeke-code wordt steeds vermeld): Huzum B57, Kolham C117, Obdam E28, Blokland E146, Wanneperveen F71, Kootwijk F148, Zwinderen G77, Geesteren G249, ‘s-Heer-Jansland I41, Katrijke I157, Hank K128a, Lillep K266, Zeeland L157, Weerd L289, Kuurne N90, Boutersem P102 en Heer Q105. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 218 16-7-2013 14:31:34 219 Kaart 1. Prepositie: percentages voorkeuren (40-90%) Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 219 16-7-2013 14:31:36 220 Kaart 2. Postpositie: percentages voorkeuren (0-50%) Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 220 16-7-2013 14:31:38 221 Kaart 3. Circumpositie: percentages voorkeuren (0-50%)] Dat het Zuiden het prepositiegebied bij uitstek is, werd duidelijk bevestigd bij (door de in par. 1 genoemde werkgroep) in Brugge afgenomen interviews. Het wordt ook onbedoeld bevestigd door Draye 1992, waarin door de zuidelijke auteur een zin als de jongens klommen op de berg (waar ik als noordeTaal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 221 16-7-2013 14:31:39 222 lijke spreker eerder de berg op zou zeggen) als onproblematisch voorbeeld wordt gegeven. Het zuidelijke prepositiegebied kwam overigens zoals reeds eerder vermeld, al duidelijk in Gerritsen 1991 te voorschijn. Dat het Noorden en Noordoosten een typisch circumpositioneel gebied vormen, valt echter van haar kaarten niet (gemakkelijk) af te lezen.22 Wel blijkt uit haar kaart 14 (vanuit het raam kon hij zijn geboortehuis zien) dat de samengestelde prepositie nagenoeg het alleenrecht in het Zuiden heeft maar daarnaast ook verspreid in de rest van het taalgebied voorkomt. Er is hier echter geen sprake van ‘beweging’ 5.2. Het Noordoosten als circumpositiegebied Op het Noordoosten wil ik nog wat verder ingaan. Het is interessant hier nog het enquête-item (no. 12) te vermelden dat tot dusver niet besproken is omdat het daarin niet om ‘beweging’ gaat: er stond een rij bomen langs de weg/langs de weg heen/langsheen de weg/de weg langs. In Friesland en Groningen (de vakken B en C) blijkt in plaats van langs de weg dat zeer algemeen is, bij de weg langs 23 keer gekozen te zijn (dat is op een totaal van 61 38%). Interessant is ook dat in de noordoostelijke contreien samengestelde postposities of combinaties van postposities voorkomen die bij sprekers uit andere delen van het taalgebied vreemd overkomen: ik ga alle constructies bijlangs, ik fiets het huis achterlangs, schaatsen tot aan Delfzijl aan toe, van onder de auto uit vandaan. Ik ontleen deze voorbeelden aan Helmantel (2002:49), die blijkens haar curriculum vitae (blz. 209) in de provincie Groningen geboren en getogen is. Vergelijk ook de reeds in par. 1 genoemde publicaties van Nuijtens (1962) en Heestermans (1979). Op de kaarten 1 t/m 4 bij Heestermans vinden het type naar…toe in Friesland en Groningen en naar…heen in Overijssel, daarnaast heen als prepositie in Drenthe. Nuijtens (blz. 108) geeft o.a. als voorbeeld: ik gòò nòò Hengel nòò de maarkt hen hen blomen kopen ‘ik ga naar Hengelo naar de markt om bloemen te kopen’. Vergelijk ook de “zware” eindgroep in hee gung op Hengel ópan ‘hij ging richting Hengelo’. Nuijtens geeft verder voorbeelden van het type in…in of uit…uit. Volgens hem is er een betekenisverschil tussen dóót dèn hoend de duur oet ‘doe die hond van de hand’ en dóót dén hoen oet den duur oet ‘zet die hond buiten de deur’. Wanneer men zegt: hee gung in het hoes in, dan beklemtoont men dat hij inderdaad (bijvoorbeeld een brandend) huis inging. Dat het Noordoosten het circumpositionele gebied bij uitstek is, lijdt geen twijfel. 22 Dat geldt ook voor haar kaarten 11 en 12. Het Zuiden inclusief Limburg blijkt daarop alleen je mag naar huis gaan te kiezen. De rest van het taalgebied laat een mengsel van naar huis en naar huis toe zien met het in het noordoosten enkele gevallen met naar huis heen en heen huis. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 222 16-7-2013 14:31:40 5.3. De -heen-preposities De samengestelde preposities met -heen, bekend uit de zuidelijke standaardtaal, zijn maar weinig gekozen, namelijk in totaal negen keer (naast één keer langsneven bij 9): één keer bij 4, vijf keer bij 8 en drie keer bij 9, dus acht keer bij de sloot! Dat er een stijgende lijn van 4 over 8 naar 9, kan komen dat de informanten invullenderweg zich meer van de mogelijkheid in kwestie bewust werden. De plaatsen liggen in Oost-Vlaanderen met uitzondering van één plaats in West-Vlaanderen, bij doorheen (4), en één plaats in Noord-Brabant, bij langsheen (9) (een vergissing?).23 Ook op de kaarten van Gerritsen (1991) komen maar weinig -heen-gevallen voor. Als gebied tekent zich daar zoals we gezien hebben, niet alleen Oost-Vlaanderen maar ook West-Brabant af. Op haar (niet goed met de onze te vergelijken) kaarten 9 en 10 betreffende ze holden om de kuil heen/omheen de kuil/om de kuil komt omheen overigens verspreid in heel het Zuiden voor. Ook ons eigen enquête-item 12 (zie boven) leverde maar weinig -heen op: langsheen de weg is slechts vier keer als ‘meest gewoon’ gekozen.24 Bij de vragen naar het voorkomen komt de -heen-prepositie, maar dan toch nog vaak naast de andere adposities, iets sterker naar voren. Dat geldt voor de kaarten bij Gerritsen, het geldt ook voor ons eigen materiaal. Zo is ze bijvoorbeeld bij nummer 4, zoals hierboven aangegeven, maar één keer als “meest gewoon” gekozen; daarentegen komt ze bij “komt voor” tien keer voor, maar ook dat is nog niet overweldigend veel. Toch loonde het de moeite de voorkomens bij alle in aanmerking komende nummers apart in kaart te brengen (zie kaart 4). Deze kaart laat zien dat er een duidelijke concentratie (in zeer relatieve zin) in Oost-Vlaanderen is, met daarbij de flankerende gebieden van West-Vlaanderen en West-Brabant, en dat -heen verder verspreid voorkomt in het Zuiden met nog een lichte concentratie in Limburg. Langsheen de weg komt daarbij iets verspreider voor.25 223 23 De plaatsen met de Kloekenummers zijn, in Noord-Brabant Loon op Zand (K164, bij 9), in West-Vlaanderen Izenberge (N15, bij 4) en in Oost-Vlaanderen Hengsdijk (I116, bij 5), Kieldrecht (I147, bij 8 en 9), Stekene (I171, bij 8 en 9), Lokeren (I208, bij 8) en Herzele (O133, bij 9). Langsneven werd opgegeven voor Liedekerke (I157, bij 9). 24 De betreffende plaatsen zijn I082, I147, I171 en I208. Zie voor de laatste drie plaatsen noot 23. I082 staat voor Oost-Souburg (Walcheren). 25De plaatsen zijn voor 4 (tot. 10): I147, 155, 250, L292, 387, 423, N015, 024, P001, Q133; voor 5 (tot. 10): I082, 089, 262, K185, N024, O056, P001, 103, QO86, 198; voor 6 (tot. 15): I082, 089, 153, 221, 223, 250, 262, L043, 423, N024, 132, O056, P001, 103, Q153; voor 8 (tot. 14): I171, 208, 221, 250, 262, 268, K262, L423, O062, 066, 117, 133, 162; P001; voor 9 (tot. 18): I082, 089, 096, 116, 147, 153, 157, 171, 208, 268, K262, L056, O062, 133, P001, 035a, Q086, 153; voor 12 (tot. 25): F060 (niet gekarteerd), I075, 082, 116, 147, 153, 155, 161, 171, 208, 221, 250, 256, 262, K174, 262, L423, N083, O062, 066, 117, 133, 162, Q086, 153. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 223 16-7-2013 14:31:40 224 Kaart 4. kruis = voorkomen -heen-prepositie in geval van ‘beweging’; horizontale streep = -heen-prepositie in een rij bomen langsheen de weg] Er is verder niet veel evidentie dat de -heen-adposities in de zuidelijke dialecten voorkomen c.q. voorkwamen. Zie hiervoor Tavernier-Vereecken (1968), die wel, in allerlei varianten, voor Oost-Vlaanderen gevallen van langstegen vermeldt. Ik citeer haar laatste zin: “Alle Zuidndl. schrijvers (grosso modo sedert de 2e helft der 19e e. ?) gebruiken langsheen, zowel degenen die het bijwoord henen in hun dialect niet kennen als de anderen”. Zijn dus langsheen en ook doorheen en omheen (die volgens Tavernier-Vereecken dialectisch niet voorkomen) in oorsprong schrijftaalvormen, die later ook in het (gesproken) “Belgisch Beschaafd” terechtgekomen zijn? En vandaar nu en dan in de dialecten en dan vooral in het centrale gebied, en daarbinnen weer vooral in Oost-Vlaanderen, dat het meest onder invloed van de zuidelijke standaardtaal staat? Of wijst het feit dat het hier om een beperkt gebied gaat, eerder op een dialectische oorsprong? Maar Tavernier-Vereecken merkt op dat heen niet Vlaams is, wat bevestigd wordt door de beschikbare woordenboeken. Lievevrouw-Coopman (1950) vermeldt het wel in zijn Gentse woordenboek maar met de toevoeging ong. = ongebruikt.26 De -heen-adposities passen wel in het algemene beeld van een zekere zuidelijke voorkeur voor samengestelde 26Het heen-gebied bij uitstek is het noordoosten waar heen zelfs als voorzetsel voorkomt (zie noot 22: heen huis (hen hoes)). Elders kan het nogal schrijftalig aandoen: vergelijk ik ga heen; als postpositioneel element klinkt het echter niet ongewoon: zie de voorbeelden hiervan in dit artikel. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 224 16-7-2013 14:31:40 preposities. Nader onderzoek is gewenst dat het beste door een Vlaamse onderzoeker verricht kan worden. 5.4. Samenvatting betekenisaspecten Gemiddeld komt over het hele taalgebied de circumpositie op 20.6%, de postpositie op 29.5% en de prepositie op 57%. De circumpositie wordt inderdaad door een duidelijke directionaliteit bevorderd (vgl. bijv. 6) maar haalt nergens hoge scores; de hoogste score is voor 11: tegen de boom op/aan. De postpositie wordt vooral gebruikt bij trajectiviteit: er wordt een bepaalde afstand afgelegd gepaard gaande met een markante verandering van locatie. De hoogste scores vinden we bij de nummers 1 en 3 (de tuin in, de klas uit). De prepositie haalt overal hoge scores, wat het ongemarkeerde karakter ervan laat zien. Vergelijk het hoge percentage van 57%. Alleen bij de nummers 1 en 3 is de score betrekkelijk laag door de sterke concurrentie van de postpositie. Uit het onderzoek zijn aanwijzingen gekomen dat het adpositieobject inderdaad van invloed is. Vergelijk, met perfectiverende bepaling, het kanaal in 4, de sluis in 6 en de sloot in 9 (bij 5 het kanaal en 8 de sloot, met imperfectiverende bepaling, lopen de scores niet erg uiteen). De aard van het werkwoord bleek duidelijk van invloed bij (7) met het primair mutatieve werkwoord springen in vergelijking met (1, met liepen); hierbij kan echter ook de bepaling plotseling van invloed geweest zijn. Voor de soort adpositie vergelijke men (1) met in (precieze plaatsbepaler) met (3) met uit (afstandsaanduider): bij uit komt de postpositie minder voor dan bij in (maar de verschillen zijn klein). In het algemeen bleken de bepalingen van tijdsduur de situatie te verduidelijken en de informanten in de richting van een bepaalde adpositie te sturen maar dat gebeurde minder sterk dan verwacht werd. Wanneer ze in de richting van trajectiviteit wezen, bleken ze het gebruik van de postpositie ook af te remmen. 225 5.5. Regio en betekenis Laten we om te beginnen vaststellen dat het algemene patroon: het Zuiden prepositioneel, het Noordoosten circumpositioneel, het Westen (enigszins) postpositioneel, zich over het algemeen bij de afzonderlijke nummers blijkt te herhalen. Hiervoor kunnen bij wijze van steekproef in de kolommen van de tabel in par. 4, de gemiddelde percentages voor het Noordoosten(A+B, F-n), het Westen (D + Ez, In) en het Zuiden (N + O) vergeleken worden.27 27De percentages zijn voor een aantal nummers als volgt. (Steeds worden eerst die voor het Noordoosten genoemd, daarna die voor het Westen en ten slotte die voor het Zuiden, en wordt het hoogste percentage vet afgedrukt.) Voor 3 cp. 16/10/16, Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 225 16-7-2013 14:31:40 226 Moeten we nu aannemen dat de adposities semantisch per regio verschillen? Dat bijvoorbeeld de postpositie in het Westen iets anders betekent dan in Zuiden omdat ze in het ene gebied vaker gekozen wordt dan in het andere? Hiervan zijn we in de besprekingen in par. 2 niet uitgegaan en dit uitgangspunt geef ik liever niet op. De hypothese kan zijn dat de adposities door het hele taalgebied in feite hetzelfde betekenen. We kunnen de betekenissen in kwestie beschouwen als voorwaarden voor het gebruik van een bepaalde adpositie. Het verschil tussen het Westen en het Noord(oost)en is dan dat men, voor bijvoorbeeld een postpositie, in het Westen zo’n voorwaarde sneller laat gelden dan in het Noord(oost)en. En in het Noord(oost)en zal men hem sneller laten gelden dan in het Zuiden. Mutatis mutandis kan hetzelfde voor de prepositie en de circumpositie worden geformuleerd. We kunnen ook formuleren dat er sprake is van interpretatieve verschillen: in het Westen wordt een bepaalde situatie eerder als trajectief gezien, in het Noordoosten als directioneel, in het Zuiden als geen van beide waardoor men eerder uitwijkt naar de ongemarkeerde adposities, dus de prepositie. Verder onderzoek is op dit punt echter gewenst. Vervolgens is het de vraag waarom de verschillende regio’s zich in hun voorkeuren zo verschillend gedragen. Spelen ook syntactische voorkeuren een rol, in casu in het Zuiden een voorkeur voor een vo-volgorde (adpositie – object), in het Noordoosten en Westen voor een ov-volgorde (object – adpositie)? Het Westen en het Noordoosten gaan dan in zoverre niet gelijk op dat het eerste gebied inderdaad een (zekere) voorkeur heeft voor ov maar het Noordoosten in feite voor vov. Dat die voorkeuren een rol spelen, kan blijken uit de opmerkelijke keuze van het Zuiden voor (hij loopt) in de tuin ‘de tuin in’ bij nummer 1 en de even opmerkelijke keuze in het Noorden voor de circumpositie bij de beide nummers 8 en 9. Is het in dit verband toevallig dat het zuidelijke prepositiegebied grenst aan het gebied waar het Frans, een typische prepositietaal, gesproken wordt? Het zuidelijke gebied is trouwens ook niet ver verwijderd van het Engels, eveneens een prepositietaal, verwijderd. Omgekeerd sluit het noordoostelijke circumpositiegebied bij het Duitse taalgebied aan: vergelijk in den Garten hinein. Vergelijk ook, met de zware postpositionele groep auf…hinüber: Tiefausläufer die auf das europäische Festland hinübergreifen. De vraag komt op of we binnen het Nederlandse taalgebied te maken hebben met oorspronkelijk syntactische verschillen waaraan later semantische verschillen gekoppeld zijn. po. 79/82/20, pr. 6/10/64; voor 4 cp. 41/15/0, po. 7/23/3, pr. 48/47/97; voor 5 cp. 12/9/0, po. 12/18/4, pr. 82/69/96; voor 6 cp. 43/11/0, po. 6/31/0, pr. 53/61/100; voor 8 cp. 58/15/0, po. 0/10/3, pr. 36/81/97; voor 9 cp. 59/15/7, po. 18/27/0, pr. 23/59/93. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 226 16-7-2013 14:31:40 Met deze vraag komt de problematiek in een breder (West)-Germaans perspectief te staan en komen er ook taalhistorische vragen op ons af. Er is hier geen ruimte om daarop in te gaan; in Van Bree 2008 heb ik er enkele zeer voorlopige opmerkingen over gemaakt. 227 Cor van Bree. Emeritus hoogleraar Universiteit Leiden. Frans Halslaan 61, nl-2343 eb Oegstgeest, Nederland. E-mail: [email protected]. Bibliografie ANS = Geerts, Guido, Walter Haeseryn, Jaap de Rooij & Maarten van den Toorn (red.) (1984). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen & Leuven, 1984. 2e herziene druk, Groningen, 1997 [als e-ans online te raadplegen]. inl: Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden. Beliën, Maaike (2008). Constructions, constraints, and construal: adpositions in Dutch. Utrecht [dissertatie vu Amsterdam]. Broekhuis, Hans (2002). Adpositions and adpositional phrases. Tilburg. Draye, Luc (1992). ‘Zum Trajektiv. Ein Kapitel aus einer kognitiv orientierten niederländisch-deutschen Kontrastivgrammatik’. In: Leuvense Bijdragen 81, 163203. Gerritsen, Marinel (red.) (1991). Atlas van de Nederlandse Dialectsyntaxis (and), deel 1. Amsterdam. Heestermans, Hans (1979). ‘Naar’, ‘naast’, ‘langs’ en ‘in’. Den Haag. Helmantel, Marjon (2002). Interactions in the Dutch adpositional domain. Utrecht [dissertatie Leiden]. Kleingeld, Nelleke (1995). Welke plaats? Over de plaats van adposities in de zin [doctoraalscriptie Nederlands, Leiden]. Leys, Odo (2003). Trajectieve structuren van het type de trap op, de klok rond. In: Leuvense Bijdragen 92, 1-12. Nuytens, Emile (1962). De tweetalige mens. Assen. Tavernier-Vereecken, Cécile (1968). Lancxhenen. In: Taal en Tongval 20, 138-141. Ter Laan, Kornelis (1094). Nieuw Groninger woordenboek. Groningen. Van Bree, Cor (2006). Adpositions in the Dutch linguistic area. In: Timuška, Agris (red.), Proceedings of the 4th International Congress of Dialectologists and Geolinguists Riga, July 28 – August 2 2003, 81-92. Van Bree, Cor (2008). Syntactische configuraties in het Nederlandse taalgebied. In: Neerlandica Wratislaviensia 17, 95-118. Van Bree, Cor (2010). Adpositionele constructies in het Nederlandse (en Friese) taalgebied. In: Caluwe , Johan de & Jacques van Keymeulen (red.). Voor Magda. Artikelen voor Magda Devos bij haar afscheid van de Universiteit Gent. Gent, 613628. Taal & Tongval 63 (2011), nummer 2; www.taalentongval.eu 01-Bree_2011-2-derde.indd 227 16-7-2013 14:31:40 228 Van Canegem-Ardijns, Ingrid & Willem van Belle (2004). Pronominal adverbs, containing adpostions of direction in Dutch. In: Cuyckens, Hubert, Walter de Mulder & Tanja Mortelmans, Adpositions of movement [Belgian journal of linguistics 18], 115-143. Van der Horst, Joop & Kees van der Horst (1999). Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw. Den Haag. Van Langendonck, Willy (1988). Preposities, postposities en circumposities in het Nederlands. In: Hoppenbrouwers Cor, et al. (red.). Syntaxis en lexicon. Dordrecht, p. 39-50. Van Langendonck, Willy, Béatrice Lamiroy & William van Belle (2008). Statische en dynamische spatiale adposities in het Nederlands en het Frans. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlands taal- en letterkunde 118, 33-47. Van Bree - Nog eens de adpositionele constructies 01-Bree_2011-2-derde.indd 228 16-7-2013 14:31:40