Protestantse godsdienst Zelf geloven (of niet) De geschriften van het Oude Testament Daniël De Waele GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 1 De geschriften van het Oude Testament GroepT Inhoudstafel De oud-Israëlitische literatuur 1. Proza 2. Poëzie 3. Ontstaan en groei van de Pentateuch 4. Het Deuteronomistisch geschiedwerk 5. Het Chronistisch geschiedwerk 6. De late profeten 7. De geschriften 3 3 4 5 7 8 9 11 De Canon 1. Canonisering 2. Indeling 3. Benaming 18 18 18 19 Overlevering van de tekst 20 Vertalingen 1. De Septuaginta 2. Nieuwe Griekse vertalingen 3. Targumim 4. Andere oude vertalingen 22 22 22 23 23 Titelblad: De in Qumran gevonden Jesajarol http://www.franklinterhorst.nl/UNESCO%20het%20wangedrocht%20van%20de%20Verenigde%20Naties.htm GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 2 De oud-Israëlitische literatuur De oud-Israëlitische literatuur is omvangrijker geweest dan wat ons vandaag nog bekend is. In het O.T. vinden we verwijzingen naar 'het Boek des oprechten' (Joz.10:13; 2 Sam.1:18), naar 'het Boek der oorlogen des Heren' (Num.21:14). Maar ook 'het Boek der koningen van Juda en Israël' (2 Kon.15:31) moeten niet verward worden met de ons bekende boeken 'Koningen' en Kronieken'. Verder worden nog aangehaald: 'het Boek der geschiedenissen van Salomo' (1 Kon.11:41) en de 'uitlegging (Midrasj) van het boek der Koningen' (2 Kron.24:27). De letterkundige genres (poëzie, proza, wetteksten) hebben een nauwe verwantschap met de algemene oosterse literatuur van die tijd. Toch draagt de oudtestamentische literatuur een eigen karakter, dat hangt samen met het aparte van Jahwe, rondom wie het allemaal gaat. Men spreekt wel van een theologiserend (literatuur die betrokken is op de verkondiging) en van een historisch karakter (Jahwe maakt geschiedenis met zijn volk). Wat niet voorkomt in het O.T. zijn: mythen (over heldenfiguren), koninklijke pronkschriften (in 1e persoon), omen-literatuur, verhalen over godenstrijd. 1. Proza Voorbeelden: Brieven, geslachtsregisters, lijsten, prediking, verhaal. Wetten zijn ofwel casuïstisch: 'Wanneer iemand ... doet, dan zal ...' of apodictisch: 'jij zult niet ...', 'vervloekt is ...' Casuïstische formuleringen vinden we overal in het oud-oosterse recht: in de oude Sumerische, latere Babylonische, Assyrische en ook in de oudste Grieks-Romeinse wetten. In de Hammurabi codex uit 1780 v.Chr. vinden we bijvoorbeeld volgende (casuïstische) wet: CH 2. Indien iemand een beschuldiging uit tegen een man, en de beschuldigde gaat naar de rivier en loopt in de rivier, als hij zinkt in de rivier zal zijn aanklager zijn huis in bezit nemen. Maar als de rivier bewijst dat de beschuldigde niet schuldig is, en hij ongedeerd blijft, dat zal hij die de beschuldiging uitte ter dood gebracht worden, en hij die in de rivier liep zal het huis van zijn aanklager in bezit nemen. Iets gelijkaardigs vinden we het boek Numeri: Num.5:12-14, 19-21 “Stel dat iemands vrouw hem ontrouw is geweest door overspel te plegen, dat een ander gemeenschap met haar heeft gehad; haar man weet er niet van, het is niet aan het licht gekomen dat ze zich verontreinigd heeft, omdat ze niet betrapt is en door niemand is aangeklaagd. Wanneer zo’n man zijn vrouw, die zich verontreinigd heeft, in een vlaag van jaloezie wantrouwt, … Zelf heeft [de priester] het bittere, vloekbrengende water in zijn hand. 19 Dan spreekt de priester deze bezwering over de vrouw uit: ‘Als niemand anders dan uw eigen man gemeenschap met u heeft gehad, als u zich als gehuwde vrouw niet verontreinigd hebt door overspel te plegen, dan zal dit bittere, vloekbrengende water u niet deren. 20 Maar als u zich als gehuwde vrouw verontreinigd hebt door overspel te plegen, als een ander dan uw eigen man gemeenschap met u heeft gehad, dan’ 21 – zo spreekt de priester de bezwering en vervloeking over de vrouw uit – ‘zal de HEER maken dat uw naam genoemd wordt in de vervloekingen die er bij uw volk worden uitgesproken: hij zal uw schoot laten verschrompelen en uw buik laten opzwellen. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 3 In het verhaal wordt de zin vaak onthult aan het slot, soms reeds aan het begin. Herhalingen komen voor om ergens de nadruk op te leggen. De verhalen zijn niet bedoeld om stil te lezen, maar om luid verteld te worden ('en zie ...'). Soms vinden we een element van retardering, om het verhaal spannend te maken. Wat vaak verloren gaat in een vertaling is het woordspel (Bijv. mens en aarde: Adam en adamah). Probeer deze kenmerken aan te duiden in onderstaande tekst. Gen.21:33 En Abraham plantte een tamarisk in Berseba, en hij riep daar de Naam van de HEERE, de eeuwige God, aan. 34 Abraham verbleef vele dagen als vreemdeling in het land van de Filistijnen. 22:1 En het gebeurde na deze dingen dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tegen hem: Abraham! Hij zei: Zie, hier ben ik. 2 Hij zei: Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izak, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal. 3 Toen stond Abraham 's morgens vroeg op, zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten met zich mee, en Izak, zijn zoon. Hij kloofde hout voor het brandoffer, stond op en ging naar de plaats die God hem genoemd had. 4 Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op, en hij zag die plaats in de verte. 5 Abraham zei tegen zijn knechten: Blijven jullie hier met de ezel, dan zullen ik en de jongen daarheen gaan. Als wij ons neergebogen hebben, zullen wij bij jullie terugkeren. 6 Daarop nam Abraham het hout voor het brandoffer en legde dat op zijn zoon Izak. Hijzelf nam het vuur en het mes in zijn hand. Zo gingen zij beiden samen. 7 Toen sprak Izak tot zijn vader Abraham en zei: Mijn vader! Hij zei: Zie, hier ben ik, mijn zoon. Hij zei: Zie, hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam voor het brandoffer? 8 Abraham zei: God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon. Zo gingen zij beiden samen. 9 En zij kwamen op de plaats die God hem genoemd had. Abraham bouwde daar het altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Izak en legde hem op het altaar, boven op het hout. 10 Toen strekte Abraham zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten. 11 Maar de Engel van de HEERE riep tot hem vanuit de hemel en zei: Abraham, Abraham! Hij zei: Zie, hier ben ik. 12 Toen zei Hij: Steek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat u godvrezend bent en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt. 13 Toen sloeg Abraham zijn ogen op en keek om, en zie, achter hem zat een ram met zijn horens verstrikt in het struikgewas. Abraham ging erheen, nam die ram en offerde hem als brandoffer in de plaats van zijn zoon. 14 En Abraham gaf die plaats de naam: De HEERE zal erin voorzien. Daarom wordt heden ten dage gezegd: Op de berg van de HEERE zal erin voorzien worden. 15 Daarna riep de Engel van de HEERE tot Abraham voor de tweede keer vanuit de hemel. 16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, 17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. 18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent. 19 Daarna keerde Abraham terug naar zijn knechten. Zij stonden op en gingen samen naar Berseba. En Abraham bleef in Berseba wonen. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 4 2. Poëzie Voorbeelden: Spreuken, profetieën, godsspraken, Job, Psalmen. Rijm en strakke strofen kent de Israëlitische poëzie niet, de maat of het ritme is het belangrijkst. De Israëlitische poëzie vertoont formeel veel overeenkomsten met die van de Kanaänietisch- Fenicische poëzie. Een bekende stijlfiguur is het parallellisme: hetzelfde wordt op twee verschillende wijzen gezegd. Men onderscheidt: - herhalend (synoniem) parallellisme - tegenstellend (antithetisch) parallellisme, Ps.37:16 "De armen der goddelozen worden verbroken, maar de Here schraagt de rechtvaardigen". - aanvullend (synthetisch) parallellisme Ugarit Neem een lam in je handen, Een offerlam in je rechterhand, Een jong dier in beide handen. Israël Ps.19:2: De hemel verhaalt van Gods majesteit, het uitspansel roemt het werk van zijn handen. Ps.25:4: Maak mij, HEER, met uw wegen vertrouwd, leer mij uw paden te gaan. Getalspreuken willen een soort volheid aanduiden: Ugarit Zeven jaren, faalt Baäl, Acht, de Rijder op de Wolken: Geen dauw, geen regen, Geen golving van de twee zeeën, Geen voordeel van Baäls’ stem1. Israël Spr.6:16: Zes dingen haat de HEER, zeven dingen zijn hem een gruwel: Spr.30:18: Drie dingen zijn te wonderlijk voor mij, vier dingen kan ik niet bevatten. Soms vertoont ook de inhoud overeenkomsten: Ugarit Israël Laat mij u zeggen, Prins Baäl, Ps.92:9-10 Maar U bent de Allerhoogste, Laat mij herhalen, Rijder op de Wolken, voor eeuwig de HEERE. Voorwaar, uw vijand, Baäl, Want zie, Uw vijanden, HEERE, Voorwaar, gij zult uw vijand doden,voorwaar gij want zie, Uw vijanden zullen omkomen; zult vernietigen uw tegenstanders. allen die onrecht bedrijven, zullen overal Gij zult uw eeuwig koningschap opnemen, verspreid worden. Uw heerschappij voor eeuwig en altijd. Ps.145:13 Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, mem Uw heerschappij omvat alle generaties 3. Ontstaan en groei van de Pentateuch In de middeleeuwen meende men dat Mozes de auteur was van de Tora of de Pentateuch: de eerste vijf boeken van de Bijbel. Reeds in de 16e eeuw merkten sommige Reformatoren (Karlstadt) op dat dit niet zo kon zijn. Ook Spinoza in de 17e eeuw wees erop dat Mozes moeilijk zijn eigen dood had kunnen beschrijven, dat veel delen in de 3e persoon over Mozes waren geschreven, en dat sommige steden werden aangeduid met namen uit later tijd. Het was echter vooral in de 18 e eeuw dat een 1 M.D. Coogan, Stories From Ancient Canaan, Louisville 1978, 16-17 GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 5 doorgedreven literair-kritisch onderzoek van de Bijbel op gang kwam. De vraag die men zicht stelde is hoe de Bijbelboeken ontstaan zijn. Wie de Pentateuch aandachtig leest zal opmerken dat er verschillende bronnen samengevoegd zijn, die elk hun eigen kenmerken vertonen. Men duidt die bronnen als volgt aan. Jahwist (‘J’): in deze bronnen wordt God aangeduid met JHWH (Jahwe, vaak vertaald met HEERE), ze zijn Judees. De verhalen zijn universalistisch (bijv. over de toren van Babel, de ark van Noach). Kritisch tegenover grote figuren (de leugen van Abraham). Gebruik van antropomorfe beelden voor God (Jahwe wandelt in de tuin, wordt boos, heeft daar dan spijt van). Elohist (‘E’): God wordt Elohim genoemd (in vertalingen: ‘God’). De verhalen zijn nationalistisch, ze handelen vooral over Israël. Grote figuren en geloofshelden worden minder kritisch benaderd. Men heeft een meer transcendente opvatting van God, die doorgaans via een engel optreedt. Deuteronomist (‘D’): Monotheïstisch. In 2 Kon.22 lezen we over de vondst van een boekrol die nogal wat consternatie veroorzaakt. Die vondst gebeurde tijdens de regering van koning Josia, in 622 v.Chr. Het gaat om een ‘wetboek’ waarvan men tegenwoordig aanneemt dat het een vroege versie is van het ons bekende boek Deuteronomium. Er wordt een grote klemtoon gelegd op het belang van de tempel in Jeruzalem en ook op het houden van de Mozaïsche wet. Priestercodex (‘P’): een verzameling van priesterlijke bronnen: alles wat feesten, offers, de cultus betreft. Vroeger probeerde men deze vier bronnen te dateren. Men meende dat de Jahwist uit 900 v.Chr. was, de Elohist uit 750, Deuteronomist uit 600, Priestercodex uit 550 v.Chr. Tegenwoordig heeft men het opgegeven tot een datering te komen. De termen blijft men gebruiken om de verschillende bronnen aan te duiden. Voorbeelden. Probeer zelf aan te duiden met welke bron we te maken hebben. Lev.7:1 Dit nu is de wet voor het schuldoffer. Het is allerheiligst. 2 Op de plaats waar men het brandoffer slacht, moet men ook het schuldoffer slachten. Men moet het bloed ervan rondom op het altaar sprenkelen. 3 Daarvan moet men al zijn vet aanbieden, de staart en het vet dat de ingewanden bedekt; 4 en ook de beide nieren met het vet dat eraan vastzit, tegen de lendenen aan, en de kwab aan de lever, die men tegelijk met de nieren moet verwijderen. 5 De priester moet die vervolgens op het altaar in rook laten opgaan als een vuuroffer voor de HEERE. Het is een schuldoffer. 6 Al wie mannelijk is onder de priesters mag het eten; op een heilige plaats moet het gegeten worden. Het is allerheiligst. Gen.20:1 Abraham trok vandaar naar het Zuiderland en woonde tussen Kades en Sur, en hij verbleef als vreemdeling in Gerar. 2 Abraham zei van zijn vrouw Sara: Zij is mijn zuster. Toen stuurde Abimelech, de koning van Gerar, een bode en haalde Sara weg. 3 Maar God kwam in een nachtelijke droom bij Abimelech en zei tegen hem: Zie, u gaat sterven vanwege de vrouw die u genomen hebt, want zij is met een man getrouwd! 4 Abimelech was echter nog niet tot haar genaderd. Daarom zei hij: Heere, wilt U dan echt een onschuldig volk doden? 5 Heeft hij mij zelf niet gezegd: Zij is mijn zuster. En zij, ook zijzelf heeft gezegd: Hij is mijn broer. Met een oprecht hart en zuivere handen heb ik dit gedaan. 6 God zei tegen hem in de droom: Ik weet ook dat u dit met een oprecht hart gedaan hebt. Ik heb u ook ervan weerhouden tegen Mij te zondigen en daarom heb Ik u niet toegelaten haar aan te raken. 7 Nu dan, geef de vrouw van die man terug, want hij is een profeet! Hij zal voor u bidden, zodat u in leven blijft. Als u haar echter niet teruggeeft, weet dan dat u zeker zult sterven, u en al wat van u is. …. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 6 Gen.11:1 Heel de aarde had één taal en eendere woorden. 2 En het gebeurde, toen zij naar het oosten trokken, dat zij een vlakte in het land Sinear vonden. Daar gingen zij wonen. 3 En zij zeiden allen tegen elkaar: Kom, laten wij kleiblokken maken en die goed bakken! En de kleiblokken dienden hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. 4 En zij zeiden: Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heel de aarde verspreid! 5 Toen daalde de HEERE neer om de stad en de toren te zien die de mensenkinderen aan het bouwen waren, 6 en de HEERE zei: Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn. 7 Kom, laten Wij neerdalen en laten Wij hun taal daar verwarren, zodat zij geen van allen elkaars taal zullen begrijpen. 8 Zo verspreidde de HEERE hen vandaar over heel de aarde, en zij hielden op met het bouwen van de stad. 9 Daarom gaf men haar de naam Babel; want daar verwarde de HEERE de taal van heel de aarde, en vandaar verspreidde de HEERE hen over heel de aarde. Deut.12:1 Dit zijn de verordeningen en de bepalingen die u nauwlettend in acht moet nemen, in het land dat de HEERE, de God van uw vaderen, u gegeven heeft om het in bezit te hebben, al de dagen dat u op de aardbodem leeft. 2 U moet al de plaatsen waar de volken van wie u het land in bezit neemt, hun goden gediend hebben, volledig vernielen, op de hoge bergen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom. 3 Hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan, hun gewijde palen met vuur verbranden en de beelden van hun goden omhakken; en u moet hun naam uit die plaats doen verdwijnen. 4 U mag tegenover de HEERE, uw God, niet doen zoals zij! 5 Maar naar de plaats die de HEERE, uw God, uit al uw stammen zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, naar Zijn woning moet u vragen en daarheen komen. 6 Daarheen moet u uw brandoffers brengen, uw slachtoffers, uw tienden, de hefoffers van uw hand, uw gelofteoffers, uw vrijwillige gaven en de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee. 7 En daar moet u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, eten en u verblijden, u en uw gezinnen, over alles wat u ter hand genomen hebt en waarin de HEERE, uw God, u gezegend heeft. 4. Het Deuteronomistisch geschiedwerk (vroege profeten) Met de term ‘deuteronomistisch geschiedwerk’ (term van Martin Noth) worden de boeken Jozua, Richteren, Samuël en Koningen bedoeld, wat volgens de joodse canon de ‘vroege profeten’ zijn. Deze boeken werden door een redacteur samengesteld uit verschillende oudere bronnen tot een weldoordacht geheel. Noth zelf liet dit geschiedwerk beginnen bij het boek Deuteronomium, anderen laten het aanvangen bij Jozua. Het eindigt met de begenadiging van koning Jojakin in 561 in 2 Kon. Dit geschiedwerk is doortrokken van één bepaalde gedachte en wordt beheerst door een bepaalde stijl (al komt die ook voor in delen van Exodus bijvoorbeeld). Eindredactie: 550 v.Chr. In het Deuteronomistisch geschiedwerk gaat aan de lezer een hele reeks zonde en lijden voorbij. Mensen komen tot schuld: Ammon, Absolom, Adonja, Joab, Achitofel, Seba. En daar bovenuit staat de schuld van de koning, 2 Sam.11-12 (David en Batseba). Opvallend is dat de boeken Samuël erg profaan zijn. Eigenlijk zijn er maar drie plaatsen waar direct sprake is van Jahwe: 2 Sam.11:27, 2 Sam.12:24, 2 Sam.17:14. We hebben hier te maken met een doorbraak in de opvattingen van het handelen van Jahwe in de geschiedenis. Er is nu minder sprake van wonderen, verschijningen, een heilige plaats waar bijzondere dingen gebeuren. Vrijwel alleen het profaan handelen van mensen blijft over. Jahwe blijft als het ware voor het natuurlijke oog verborgen. Maar Hij regeert in alle levensgebieden en met name in het hart van de mens. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 7 5. Het Chronistisch geschiedwerk De boeken 1 en 2 Kronieken, Ezra en Nehemia vormen het `chronistisch geschiedwerk'. Deze boeken vertonen dezelfde taal en stijl, en Ezra begint met de laatste woorden van Kronieken te hernemen. Het chronistisch geschiedwerk is opgeschreven na de ballingschap (350, 300 v.Chr.), in een tijd waarin Juda nog slechts een onooglijke provincie van het Perzische rijk. In deze situatie gaat Juda nog één keer een groot geschiedwerk voortbrengen. Dat vangt aan bij Adam en eindigt met Nehemia. Kenmerkend is dat hier veel eigenmachtiger omgegaan wordt met de stof, met het verleden. Het is voor het grootste deel (Kronieken) een herbewerking van het Deuteronomistisch Geschiedwerk. Enkele vergelijkingen tussen beiden (duid de frappante verschillen aan): Koningen Kronieken 1 Kon.14:25. Nu gebeurde het in het vijfde jaar van koning Rehabeam dat Sisak, de koning van Egypte, optrok tegen Jeruzalem. 2 Kron.12:1,2. En het gebeurde, toen Rehabeam zijn koningschap gevestigd had en hij sterk geworden was, dat hij de wet van de HEERE verliet, en heel Israël met hem. Nu gebeurde het in het vijfde jaar van koning Rehabeam dat Sisak, de koning van Egypte, optrok tegen Jeruzalem, omdat zij de HEERE ontrouw waren, 1 Kon.15:23. Het overige nu van heel de geschiedenis van Asa, al zijn macht, alles wat hij gedaan heeft en de steden die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda? Alleen, in de tijd van zijn ouderdom werd hij ziek aan zijn voeten. 2 Kron.16:10-12 Toen werd Asa zo toornig op de ziener, dat hij hem in de gevangenis zette, want hij was hierover woedend op hem. Bovendien onderdrukte Asa in die tijd anderen uit het volk. Asa werd in het negenendertigste jaar van zijn regering ziek aan zijn voeten. Zijn ziekte was heel ernstig. Desondanks zocht hij in zijn ziekte niet de HEERE, maar de geneesheren. 1 Kon.22:49,50. Josafat had Tarsis-schepen gebouwd om naar Ofir te gaan om goud. De reis ging echter niet door, want de schepen leden al in Ezeon-Geber schipbreuk. Toen zei Ahazia, de zoon van Achab, tegen Josafat: Laat mijn dienaren met uw dienaren op de schepen meevaren, maar Josafat wilde dat niet. 2 Kron.20:35. Hierna is Josafat, de koning van Juda, een verbintenis aangegaan met Ahazia, de koning van Israël. Hij was het die goddeloos handelde in zijn doen. … Zij bouwden schepen in Ezeon-Geber. Maar Eliëzer … profeteerde: Omdat u een verbintenis aangegaan bent met Ahazia, heeft de HEERE uw werken afgebroken. Toen leden de schepen schipbreuk en konden zij niet naar Tarsis varen. 2 Kon.15:5. [Azarja] deed wat juist was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader Amazia gedaan had. … En de HEERE trof de koning, zodat hij melaats werd tot de dag van zijn dood. Hij woonde in een apart staand huis. Maar Jotham, de zoon van de koning, had de leiding over het huis en gaf leiding aan de bevolking van het land. Azarja (= Uzzia) 2 Kron.26:16,19. Maar toen hij sterk geworden was, werd zijn hart hoogmoedig, tot zijn eigen verderf. Hij werd ontrouw aan de HEERE, zijn God. Hij ging namelijk de tempel van de HEERE binnen om reukwerk in rook te laten opgaan op het reukofferaltaar. ... En terwijl hij woedend was op de priesters, verscheen de melaatsheid op zijn voorhoofd, voor de ogen van de priesters, in het huis van de HEERE, bij het reukofferaltaar. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 8 In het Deuteronomistisch geschiedwerk werd geen onmiddellijk verband gelegd tussen onheil en schuld. Wel had men oog voor de relatie schuld-onheil, maar dan op langere termijn: de zonde van koning Jerobeam en zijn opvolgers, resulteren uiteindelijk in de ondergang van het rijk. Voor de Chronist bereikt het oordeel (of het heil) van Jahwe elke generatie direct, ook: individueel. De boodschap is: elke generatie staat voor Jahwe; elke generatie staat of valt met zijn gezalfde (koning). Hier wordt geraakt aan de vraag naar het aandeel van de enkeling tegenover Jahwe. Het belangrijkste thema in het Chronistisch geschiedwerk is koning David. Deze wordt heel anders getekend als in 2 Sam., nu namelijk als de heilige koning (over zijn zonden wordt niet meer gesproken). Maar daarmee wordt wel de messiaanse traditie bewaard (1 Kron.17:11-14). In de tijd waarin het chronistisch geschiedwerk werd geschreven, werd Juda overheerst door vreemd mogendheden, er waren dus geen eigen koningen die op de troon zaten. Toch had God ooit beloofd dat er altijd iemand uit het nageslacht van koning David op de troon zou zitten. Daarom ontstond de verwachting dat er ooit een nieuwe koning zou komen. Omdat een koning gezalfd werd, spreekt men van de ‘gezalfde’ (Hebreeuws: ‘messias, Grieks: ‘Christus). David is de drager van de messiaanse traditie. Er wordt dus een koning verwacht, een koning zoals David, maar die koning zal toch twee ambten dragen: een koninklijk en priesterlijk ambt. David was wel geen priester, maar had als zijn hoofdopdracht de zorg voor het heiligdom gezien. Dáár komt in het Chronistisch Geschiedwerk de nadruk op te liggen. - David was de initiatiefnemer voor de tempelbouw (1 Kron.22). - Hij heeft als een 2e Mozes het `model' gekregen en aan Salomo overgedragen (1 Kron.28:11 Ex.25:9,40). - Hij heeft als een 2e Mozes een heffing gevorderd (1 Kron.29:3 - Ex.25:1, 35:4). De wezenlijke accentverschillen zijn: Deuteronomistisch Geschiedwerk Chronistisch Geschiedwerk Is een schuldbelijdenis, waartoe de hele koningsgeschiedenis wordt opgevoerd. Is een legitimatie van de cultische ambten, door David ingesteld. David is drager van de messiaanse traditie. Centraal staat de uitverkiezing van Israël. Centraal staat de uitverkiezing van de koning (1 Kron.28:4), de cultusplaats (2 Kron.7:12,16; 12:13; 33:7) en de stam Levi (1 Kron.13:2, 2 Kron.29:11). Er wordt niet meer gesproken over Israël (alleen over Juda). 6. De late profeten Met de ‘late profeten’ wordt in de joodse canon aangeduid wat wij doorgaans de ‘profetische boeken’ noemen. Deze boeken vormen een aparte soort literatuur die kenmerkend is voor Israël, maar verder in het oude oosten nauwelijks voorkwam. De profeten drukten zich doorgaans uit in dichterlijke taal, soms ook in proza. De profetische boeken zijn als verzameling niet door de profeten zelf samengesteld maar door anderen. Jer.36:4 “En Baruch schreef uit de mond van Jeremia al de woorden van de HEERE die Hij tot hem gesproken had, op de boekrol.”. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 9 We kunnen onderscheiden tussen de profetieën zelf, confessiones, en historische verhalen over de profeet. a. Historische verhalen. Het boek Jona bevat enkel een historisch verhaal over de profeet, maar geen profetieën. In het boek Jeremia treffen we ook veel historische stukken aan (Jer.36-45), bij andere profeten wat minder (Hosea 1) of soms ontbreken die ook geheel (vooral bij de ‘kleine profeten’). b. De confessiones. Deze bestaan vooreerst in autobiografische stukken waarin de profeet bijvoorbeeld zijn roeping beschrijft, of andere belevenissen. In sommige boeken ontbreekt dit (in een aantal kleine profeten). Ook lyrische ontboezemingen horen tot de confessiones. Soms zijn daar profetische uitspraken in vervat. Vooral bij Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Zacharia komen we dit tegen. Jer. 20: 14-15 “Vervloekt is de dag waarop ik geboren ben. De dag waarop mijn moeder mij gebaard heeft, laat die niet gezegend zijn. Vervloekt is de man die mijn vader de boodschap bracht: U hebt een kind gekregen, een jongetje, en hem zeer blij maakte”. c. De profetieën. De vorm van de profetieën is erg verschillend: korte spreuken, lange redevoeringen, liederen of klaagzangen. De profeet moest een keuze maken wat betreft de vorm van de boodschap. Dat kon een bodespreuk zijn. In het profane leven sprak de bode in naam van zijn zender in de Ikvorm (vgl. Gen.32:4 “ Hij gebood hun: Dit moet u zeggen tegen mijn heer, tegen Ezau: Dit zegt uw dienaar Jakob: Ik heb als vreemdeling bij Laban gewoond en heb mij daar tot nu toe opgehouden”). Zo hebben de profeten zich als afgezant, als bode van Jahwe gezien en de profane bodespreuk opgenomen. Uit sommige profetieën zou men kunnen afleiden dat de profeet de goddelijke `dreigspreuk' liet vooraf gaan door zijn eigen `scheldrede'. De verbinding tussen beiden wordt gevormd door "daarom" (Amos 5:14-17, 6:3-7). Amos 5: 14-17 Zoek het goede en niet het kwade, opdat u leeft! Dan zal de HEERE, de God van de legermachten, met u zijn, zoals u altijd zegt. Haat het kwade en heb het goede lief, handhaaf het recht in de poort. Misschien zal de HEERE, de God van de legermachten, genadig zijn voor het overblijfsel van Jozef. Daarom, zo zegt de HEERE, de God van de legermachten, de Heere: Op alle pleinen zal er rouwklacht zijn, op alle straten zullen ze zeggen: Ach! Ach! Akkerbouwers roept men op tot rouwbetoon, en de klaagzangers tot rouwklacht. En in alle wijngaarden zal er rouwklacht zijn, want Ik zal door uw midden trekken, zegt de HEERE Amos 6:3-7 U, die de onheilsdag ver van u afhoudt, maar de zetel van het geweld naderbij brengt; u, die op bedden van ivoor ligt, die op uw rustbanken hangt, die lammeren uit het kleinvee eet, kalveren uit het midden van de stal; u, die vrolijk zingt onder het geklank van de luit – zoals David hebben zij voor zichzelf muziekinstrumenten uitgedacht – u, die wijn uit sprengbekkens drinkt en u zalft met de beste olie, maar om de ondergang van Jozef bekommert u zich niet. Daarom zullen zij nu als eersten in ballingschap gaan; dan is het feest voorbij voor hen die maar wat rondhangen. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 10 Zo gaat aan de goddelijke `beloftespreuk' een menselijke `aanmaningsrede' (Jes.51:17-21) vooraf. Jes.51:17-22 Ontwaak, ontwaak, sta op, Jeruzalem! U die uit de hand van de HEERE gedronken hebt de beker van Zijn grimmigheid; de droesem uit de beker van bedwelming hebt u gedronken, opgedronken. Er is niemand die haar zachtjes leidt van al de kinderen die zij heeft gebaard; er is niemand die haar hand grijpt onder al de kinderen die zij heeft grootgebracht. Deze twee dingen zijn u overkomen. Wie betuigt u zijn medeleven? Er is verwoesting en ondergang, honger en zwaard. Door wie zal Ik u troosten? Uw kinderen zijn uitgeput, zij liggen op de hoeken van alle straten, als een antilope in een net; zij zijn vol van de grimmigheid van de HEERE, van de bestraffing door uw God. Daarom, luister toch hiernaar, u die ellendig bent, dronken, maar niet van wijn. Zo zegt uw Heere, de HEERE en uw God, Die voor Zijn volk een rechtszaak zal voeren: Zie, Ik neem de beker van bedwelming uit uw hand, de droesem van de beker van Mijn grimmigheid – u zult die voortaan niet meer drinken. Waarschijnlijk moest de profeet dan ook zelf uitmaken aan wie het ontvangen woord moest gebracht worden. Zo richt Amos het woord over deportatie aan de rijke bovenlaag van de bevolking: Am.4:1: “Luister naar dit woord, koeien van Basan die op de berg van Samaria zijn”, Am.6:1: “Wee de zorgelozen in Sion, en de onbezorgden op de berg van Samaria”. De profeet is geen willoos instrument in Gods hand, hij is zelf ten nauwste betrokken bij Woord Gods: Jer.6:27: “Ik maak jou tot een keurmeester, je toetst de handelwijze van mijn volk”. Zijn verantwoording ligt hierin, dat hij de wil van Jahwe voltrekt. Jahwe verbindt zich met de door de profeet uitgesproken woorden. De zgn. scheldrede of aanmaningsrede is daarbij niet alleen de zaak van aandacht trekken, het moet ook duidelijk maken dat het gericht verbonden is met de daden der mensen. Het komt hierop neer dat het boze, dat de mensen doen, op henzelf neerkomt, en het is Jahwe die daarvoor zorgt. 7. De Geschriften De Geschriften omvatten: Job, Psalmen, Spreuken, Hooglied, Prediker, Klaagliederen, Ruth, Ester, Daniël, Kronieken, Erza en Nehemia. Deze laatste hebben we al beschouwd onder ‘Chronistisch Geschiedwerk’. Prozavormen hebben we in het begin behandeld. Hieronder behandelen we nog enkele van de andere geschriften. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 11 a. De Psalmen. Het woord `psalm' is afgeleid van het Griekse ho psalmos dat betekent: het snarengetokkel; een lied om gezongen te worden bij snarenspel. In het Hebreeuws spreekt men van Sefer tehillim: boek der gezangen. Belangrijk is het Hebreeuwse parallellisme: in één vers wordt tweemaal dezelfde inhoud anders verwoord. Ps.24:1; "Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen". Dit is het herhalend parallellisme, Ps.51:17; "Here, open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige"; en het tegenstellend parallellisme, Ps.37:16; "De armen der goddelozen worden verbroken, maar de Here schraagt de rechtvaardigen". Belangrijk is ook het voorkomen van ritmische bewegingen: het opeenvolgen van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. In de psalmen vinden we verschillende soorten gebeden, verzuchtingen, lofprijzingen van de gelovige tot God. Psalmen kwamen voor in het hele oude oosten. Toch lijkt de gelovige in de bijbelse psalmen veel directer tot God te naderen dan in bijvoorbeeld in Assyrische psalmen. Daar valt de herhaling op; de gebeden zelf vormen een soort boetedoening. Assyrisch gebed om vergeving van zonden. 1 Mijn Heer is vertoornd in zijn hart: moge hij opnieuw verzoend worden 2 Mijn God weze opnieuw verzoend, want ik wist niet dat ik zondigde. 3 Moge Isjtar, mijn moeder, opnieuw verzoend worden, want ik wist niet dat ik zondigde. 4 God weet wat ik niet wist: moge hij verzoend worden. 5 Isjtar, mijn moeder, wist wat ik niet wist, moge zij verzoend worden. 6 Moge het hart van mijn God verzoend worden. 7 Moge God en Isjtar, mijn moeder, verzoend worden. 8 Moge God zijn toorn inhouden. 9 Moge Isjtar, mijn moeder, haar toorn inhouden. 10 De overtreding die ik beging, mijn God kende die. [enkele lijnen onleesbaar] 11 De overtreding die ik beging, Isjtar, mijn moeder kende die. 12 Mijn tranen drink ik als de wateren van de zee. 13 Dat wat verboden was door mijn God, at ik zonder te weten. 14 Dat wat verboden was door Isjtar, mijn moeder, vertrad ik zonder te weten. 15 O mijn Heer, mijn overtreding is groot, vele zijn mijn zonden. 16 O mijn God, mijn overtreding is groot, vele zijn mijn zonden. 17 O Isjtar, mijn moeder, mijn overtreding is groot, vele zijn mijn zonden. 18 O mijn God, die weet wat ik niet wist, mijn overtreding is groot, vele zijn mijn zonden. 19 O Isjtar, mijn moeder, die weet wat ik niet wist, mijn overtreding is groot, vele zijn mijn zonden. 20 De overtreding die ik beging, kende ik niet. 21 De zonde die zondigde, kende ik niet. 22 Het verboden ding dat ik at. 23 Het verboden ding dat ik vertrad. 24 Mijn Heer, in de boosheid van zijn hart, strafte mij. 25 God, in de kracht van zijn hart, pakte mij. 26 Isjtar, mijn moeder, heeft mij gegrepen, mij smart gegeven. 27 God, die weet wat ik niet wist, heeft mij gekweld. 28 Isjtar, mijn moeder, die weet wat ik niet wist, heeft duisternis gebracht. 29 Ik bad, en niemand nam mijn hand. 30 Ik weende, en niemand nam mijn handpalm. 31 Ik riep luid, maar er is niemand die mij hoort. 32 In donkerheid verberg ik me, ik durf niet opkijken. 33 Aan God geef ik mijn verdriet, zeg ik mijn gebed. 34 De voeten van Isjtar, mijn moeder, omhels ik. 35 Tot God, die weet wat ik niet wist, zeg ik mijn gebed. 36 Tot Isjtar, mijn moeder, die weet wat ik niet wist, richt ik mijn gebed. [vier lijnen onleesbaar] GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 12 37 Hoe lang, O God, zal ik lijden? 38 Hoe lang, O Isjtar, mijn moeder, zal ik gekweld zijn? 39 Hoe lang, O God, die weet wat ik niet wist, zal ik uw kracht voelen? 40 Hoe lang, O Isjtar, mijn moeder, die weet wat ik niet wist, zal uw hart boos zijn? 41 Gij schrijft het getal van de mensheid, en niemand weet het. 42 Gij roept de mens bij zijn naam, en wat weet hij? 43 Of hij gekweld zal worden of hij voorspoedig zal zijn, niemand weet het. 44 O mijn God, gij geeft geen rust aan uw dienaar. 45 In de wateren van de razende vloed, neem zijn hand. 46 De zonde die hij zondigde, keer die ten goede. 47 Laat de wind wegnemen de overtreding die ik beging. 48 Vernietig de vele slechtheden als een kleed. 49 O mijn God, zeven maal zeven zijn mijn overtredingen, 50 Mijn overtredingen staan altijd voor me. [nawoord:] 51 Voor de tranenvolle smeekbeden van het hart, laat de glorierijke naam van elke god 65 keer aangeroepen worden, dan zal het hart vrede kennen. (A.H. Sayce, Assyrian Religion, 71-73). Ps.51:1 Voor de koorleider. Een psalm van David, 2 toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had. 3 Wees mij genadig, God, in uw trouw, u bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet, 4 was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. 5 Ik ken mijn wandaden, ik ben mij steeds van mijn zonden bewust, 6 tegen u, tegen u alleen heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen. Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn en uw oordeel zuiver. 7 Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving, 8 maar u wilt dat waarheid mij vervult, u leert mij wijsheid, diep in mijn hart. 9 Neem met majoraan mijn zonden weg en ik word rein, was mij en ik word witter dan sneeuw. 10 Laat mij vreugde en blijdschap horen: u hebt mij gebroken, laat mij ook juichen. 11 Sluit uw ogen voor mijn zonden en doe heel mijn schuld teniet. 12 Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig, 13 verban mij niet uit uw nabijheid, neem uw heilige geest niet van mij weg. 14 Red mij, geef mij de vreugde van vroeger, de kracht van een sterke geest. 15 Dan wil ik verdwaalden uw wegen leren, en zullen zondaars terugkeren tot u. 16 U bent de God die mij redt, bevrijd mij, God, van de dreigende dood, en ik zal juichen om uw gerechtigheid. 17 Ontsluit mijn lippen, Heer, en mijn mond zal uw lof verkondigen. 18 U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept u geen behagen. 19 Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult u, God, niet verachten. 20 Wees Sion welgezind en schenk het voorspoed, bouw de muren van Jeruzalem weer op. 21 Dan zult u de juiste offers aanvaarden, offers in hun geheel verbrand, dan legt men stieren op uw altaar. Welke verschillen zijn er tussen deze twee psalmen? (duid aan in tekst) Betreffende: - het kennen van de overtreding - de verwachting van wat de godheid doet - de wijze van bidden - de verwoording van het wegnemen van de zonde - duid in de Assyrische psalm een voorbeeld van parallellisme aan. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 13 b. De Spreuken. Wijsheid is een praktische zaak. In de chaos van het leven wil men orde brengen om zo vat te krijgen op het leven. Dat is de primaire zin van de wijsheidsuitspraken. In de chaos worden bepaalde wetmatigheden opgemerkt. Wijsheidsuitspraken hebben ook een didactische functie. Er zijn twee vormen van waarheidsapperceptie: filosofisch/theologisch empirisch/in spreukvorm De filosofie kan theoretisch als een in zich afgesloten geheel van de werkelijkheid gedacht worden. Alles ‘klopt’ in het systeem. Wijsheid is echter nooit afgesloten, altijd open. Vandaar de op het eerste gezicht tegenstrijdige spreuken; 26:4,5. Vaak zit in een spreuk iets speels, of ze bevat humor, er zijn paradoxen (25:14) zowel als analogieën (25:23). Spr.26: 4 Antwoord een dwaas niet naar zijn dwaasheid, anders zou ook u aan hem gelijk worden. 5 Antwoord een dwaas naar zijn dwaasheid, anders zou hij in zijn eigen ogen wijs zijn. Spr.25:14 Zoals wolken en wind zonder regen, zo is iemand die zich beroemt op een valse gift (geschenk zonder waarde). Spr.25:25 Een goed bericht uit een ver land is als koel water voor een dorstige keel. Men maakt wel eens een onderscheid tussen het spreekwoord (zoals bovengenoemde voorbeelden) en de kunstspreuk: spreuken over de wijsheid zelf (Spr.1:33). Deze laatste kende men ook in Egypte, Babylon, Arabië, aan het hof. In Israël worden uiteindelijk meer volkse spreuken opgenomen. Het menselijke heeft er een grotere plaats dan in bijvoorbeeld Egyptische spreuken. Toch waren ook in Israël de spreuken bedoeld voor de onderrichting van de hofbeambte (Spr.14:35). Diens taak was de koning raad te verschaffen (vooral politiek) en moest welbespraakt zijn, andere talen kennen enz. Zodoende vinden we in Spreuken enerzijds spreuken ter ordening van de leefwereld, anderzijds didactische spreuken ter opvoeding van de mens. Spr.1:33 Maar wie naar Mij luistert, zal veilig wonen, hij zal vrij zijn van angst voor het kwaad. Spr.14:35 Aan een verstandige dienaar heeft de koning een welgevallen, maar zijn verbolgenheid treft hem die beschaamd maakt. c. Job. In de raamvertelling van het boek Job (proza) wordt de vraag gesteld naar de motivatie van Jobs vroomheid. Job neemt echter het onheil van God aan. In die raamvertelling wordt ook duidelijk dat de mens uiteindelijk geen sleutel heeft om de oorzaak en het doel van het leed te duiden. Ook in 9:24 staat: “Als Hij het niet doet, wie dan wel?” In het middengedeelte (poëzie) wordt echter Jobs geloofscrisis zichtbaar. Het gaat om de vraag naar de oorzaak van het lijden. De drie vrienden van Job vertolken de gangbare gedachte dat de mens het lijden dat hem overkomt, aan zichzelf te wijten heeft (Job 4:3-21). GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 14 Duid in de tekst de passages aan waarin gezegd wordt dat lijden het gevolg is van eigen zonden. In welke andere delen van de Bijbel vinden we dezelfde gedachten terug? NBV Job 4:3 Zie, je hebt velen onderwezen, en je hebt slappe handen versterkt. 4 Je woorden hebben degene die struikelde, opgericht, en de knikkende knieën heb je sterk gemaakt. 5 Maar nu overkomt het jezelf, en je bezwijkt; het treft je, en je wordt door schrik overmand. 6 Is je vrezen van God dan niet je verwachting, de oprechtheid van je wegen je hoop? 7 Denk er toch aan: wie is ooit als onschuldige omgekomen, en waar zijn er ooit oprechten uitgeroeid? 8 Maar zoals ik gezien heb: zij die onrecht ploegen en moeite zaaien, oogsten dat ook. 9 Door de adem van God komen zij om, en door het blazen van Zijn neus worden zij vernietigd. 12 Verder, er is in het geheim een woord tot mij gebracht; mijn oor heeft er een fluistering van opgevangen. 13 In de beangstigende gedachten van de visioenen in de nacht, als een diepe slaap op de mensen valt. 14 Angst en huiver kwamen over mij, en zij joegen de veelheid van mijn beenderen angst aan. 15 Een geest trok aan mijn gezicht voorbij; hij deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen. 16 Hij bleef staan, maar ik herkende zijn gedaante niet; er was een gestalte voor mijn ogen. Er was stilte, en toen hoorde ik een stem, die zei: 17 Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God? Zou een man rein zijn voor zijn Maker? 18 Zie, zelfs Zijn dienaren vertrouwt Hij niet, en Zijn engelen legt Hij dwaling ten laste. 19 Hoeveel te meer dan mensen, die in lemen huizen wonen, waarvan het fundament in het stof is? Zij worden nog eerder verbrijzeld dan een mot. 20 Van de morgen tot de avond worden zij verpletterd; onopgemerkt komen zij voor altijd om. 21 Hun tentkoord wordt bij hen losgetrokken; zij sterven, maar niet in wijsheid. Job verwerpt de oude geloofsvoorstelling dat lijden komt door eigen schuld, Job 10:7: “Het is U bekend dat ik niet schuldig ben; maar er is niemand die redt uit Uw hand”. GroepT– Protestantse godsdienst Job 21:7 Waarom leven de goddelozen, worden zij oud, en wordt zelfs hun vermogen groot? 8 Hun nageslacht is blijvend bij hen en met hen, en hun nakomelingen zijn voor hun ogen. 9 Hun huizen hebben vrede en zijn zonder angst, en de roede van God is niet op hen. De geschriften van het Oude Testament 15 Het is opmerkelijk is dat Job zich blijft vasthouden aan zijn rechtvaardigheid, Job 29:14: “14 Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en die bekleedde mij; mijn recht was als een mantel en een tulband”. Op grond daarvan wil hij een gesprek met Jahwe. Daarbij gaat het er niet om dat hij zondeloos zou zijn, 14:4: “Wie zal een reine geven uit een onreine? Niet één“. Men zou kunnen zeggen dat Job zich beroept op de "Lossergod", tegen het beeld van de "Vijandgod". Duid die twee godsbeelden aan in de tekst hiernaast. Job.16:9 Zijn toorn verscheurt en haat mij; Hij knarsetandt tegen mij; mijn Tegenstander scherpt Zijn ogen tegen mij. 10 Zij sperren hun mond tegen mij open; smadelijk slaan zij mij op de kaak; zij komen allen samen tegen mij. 11 God heeft mij aan een verkeerde overgegeven, en heeft mij uitgeleverd in de handen van goddelozen. 12 Ik had rust, maar Hij heeft mij gebroken, en mij bij de nek gegrepen en mij verpletterd; Hij heeft mij neergezet als een doelwit voor Hem. 13 Zijn schutters omringen mij; Hij splijt mijn nieren en spaart mij niet, Hij giet mijn gal op de aarde uit. 14 Hij breekt mij met breuk op breuk, Hij stormt tegen mij aan als een held. 15 Ik heb een rouwgewaad over mijn huid genaaid, ik heb mijn hoorn in het stof gestoken. 16 Mijn gezicht is rood van het huilen, en over mijn oogleden ligt de schaduw van de dood, 17 en dat terwijl er geen geweld in mijn handen is, en mijn gebed zuiver is! 18 Aarde, bedek mijn bloed niet, en laat er geen rustplaats zijn voor mijn geroep. 19 Ook nu, zie, in de hemel is mijn Getuige, en mijn Pleitbezorger is in de hoogten. Job 19: 23 Och, werden mijn woorden maar opgeschreven. Och, werden ze maar opgetekend in een boekrol! 24 Werden ze maar met een ijzeren griffel en lood voor eeuwig in een rots uitgehakt! 25 Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan. Job houdt vast dat de eerste over het tweede zal zegevieren. Het werkelijke goede einde komt pas in Job 38,40, de Godsrede. Deze is een indirect antwoord. God antwoordt door te wijzen op de heerlijkheid van zijn schepping, waar Hij voor zorgt. Deze gerechtigheid Gods kan de mens niet begrijpen, wel kan men God daarin aanbidden. Het enige relevante antwoord op de nood van Job is allicht niet één of andere dogmatische uiteenzetting, zoals deze van Jobs vrienden (42:7) maar de tegenwoordigheid van de Heer zelf, 42:5: “Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien”. Job 42:7 Nadat de HEERE deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat de HEERE tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 16 d. De feestrollen (‘megillot’). Deze boeken worden voorgelezen op bepaalde feesten: Hooglied Pasen Ruth Pinksteren Klaagliederen Gedenkdag van de verwoesting van de tempel Prediker Loofhuttenfeest Ester Poerimfeest Hooglied. Samen met het boek Ester is Hooglied één van de niet geciteerde boeken in het N.T. Dat heeft te maken met de late opneming in de canon (100 n. Chr.). Men interpreteerde dit profane liefdeslied als een beschrijving van de liefde tussen Jahwe en zijn volk. Zo wordt het ook door christenen gelezen. Ruth. Dit verhaal speelt zich af in de oogsttijd. Centraal staat het verbond van Jahwe en koning David (4:17) die een Moabitische grootvader heeft gehad. Klaagliederen. Het gaat om vijf gedichten die de verschrikkelijke toestanden beschrijven tijdens het beleg van Jeruzalem. Prediker. Een latere ontwikkeling binnen de wijsheid is het ontstaan van de scepsis. Niet als twijfel aan Jahwe, maar aan Jahwe's bereidheid drastisch in te grijpen in de geschiedenis. Prediker erkent Gods daadwerkelijk regeren (geen nihilisme), maar de mens ziet dat niet. Het deel der mensen is te leven, de dagen die God hem geeft. Het positieve (van het leven) wordt op God betrokken. Ester. In dit boek wordt de oorsprong van het poerimfeest verklaard (lotenfeest). De vijf feestrollen http://bijbelkring.wordpress.com/tag/feestrollen/ e. Daniël. Daniël is niet de schrijver van het boek, hij is de hoofdpersoon. De hoofdstukken 1-6 hebben een verhalend karakter, de andere beschrijven visioenen. De hoofdstukken 1,2:1-4; 8-12 zijn in het Aramees geschreven. De verhalen schilderen de moed en de trouw aan Jahwe van Daniël en zijn vrienden. Daniël wordt daarin getekend als een `ziener', een profeet. Maar het kenmerkende is dat Daniël een apocalyptische profetie brengt. De profetieën, die we vooral in het tweede deel vinden, betreffen niet enkel Israël, maar de gehele wereld. Het gaat dan om een strijd van Jahwe en `iemand gelijk een mensenzoon' (7:13) tegen de chaosmachten. De apocalyptische profetie onthult aspecten van de toekomst, de `eindtijd' (10-12). GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 17 De canon Het O.T. is een keuze uit de oud-Hebreeuwse literatuur. Het bevat boeken die door Israël, door geestelijke leiders van het jodendom, als canoniek werden erkend. Een verzameling 'heilige boeken' dus. Het Grieks woord kanoon betekent o.a.: lineaal, maatstaf. Men gebruikt het voor de door de synagoge en/of kerk geaccepteerde lijst van geschriften, waarvan beleden wordt dat ze door God zijn geïnspireerd. Ze hebben gezag ten overstaan van de oud- of nieuwtestamentische gemeente. 1. Canonisering De canonisering van de oudtestamentische boeken is een moeilijk te achterhalen, langzaam proces geweest. Men neemt aan dat de ontwikkeling ongeveer als volgt is verlopen: * * * * 4e eeuw v. Chr.: Pentateuch canoniek, vgl. Neh.8:1-13, 19; het wetboek van Mozes (= Deuteronomium?) wordt voorgelezen (458 v. Chr.) 200 v. Chr.: de profeten (naar de joodse bijbelindeling!) 190 v. Chr.: Jezus Sirach noemt alle ons bekende boeken behalve enkele geschriften waaronder 'Daniël' 100 n. Chr.: de geschriften. Vermoedelijk werd de ons bekende oudtestamentische canon vastgelegd tussen 90 en 100 n.Chr. Daarbij werden sommige reeds hier en daar erkende geschriften geweerd: de zgn. apocriefe boeken (van apokrino verbergen). Het gaat om boeken uit de 2e en 1e eeuw v. Chr., die wel voorkomen in de Septuaginta en Rooms Katholieke vertalingen (katholieken spreken van deuterocanonieke boeken). Het zijn: 3 Ezra 4 Ezra (niet in Septuagint, wel in Vulgaat) Tobit (= Tobias) Judith Wijsheid van Salomo Spreuken van Jezus Sirach (= Ecclesiasticus) Baruch (+ brief van Jeremia) Andere toevoegingen: bij Daniël en Esther, het gebed van Manasse 1 en 2 Makkabeeën 3 Makkabeeën (niet in Septuaginta en Vulgaat) Twee belangrijke stimulansen tot het verzamelen van boeken en het vragen naar de Canoniciteit ervan, waren de 1e verwoesting van de tempel met de ballingschap, en de 2e verwoesting in 70 n. Chr. In een tijd waarin meer uiterlijke godsdienstige instellingen wegvallen, wordt de aandacht voor de verkondiging der geschriften groter, omdat die dan ook het enig overgebleven bindteken zijn van de joodse gemeenschap. 2. Indeling De Hebreeuwse indeling van het O.T. geeft een inzicht in de groei van de canon. Centraal staat de Tora (= pentateuch), daar omheen de Profeten en dáár omheen de Geschriften. Vandaar de naam 'Tenach' voor het O.T. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 18 Tenach = Tora (Aanwijzing, wet) + Nebiim (Profeten) + Chetoebim (Geschriften) Tora: de eerste vijf boeken, de oprichting van het verbond. Profeten: aanmaning van profeten het verbond te bewaren. - vroege profeten: Jozua; Richteren; Samuël (1 & 2); Koningen (1 & 2) - late profeten: Jesaja; Jeremia; Ezechiël; 12 kleine profeten Geschriften: de belijdenis van Israël als antwoord op het verbond. - Psalmboeken - Feestrollen: - Hooglied (pasen - waarop veel mensen trouwen); - Ruth (pinksteren - feest van de tarwe-oogst); - Prediker (loofhuttenfeest - woestijn - ijdel = vluchtig); - Esther (poerimfeest) - Kronieken (1 & 2) - Spreuken - Job - Ezra - Nehemia - Daniël De Septuaginta heeft de zogenaamde Alexandrijnse canon. Hier wordt een zakelijke ordening aangehouden, die ook in onze Bijbels gevolgd wordt, te weten: - de wet (nomos) of pentateuch - de historische boeken - de poëtische boeken - de profetische boeken De apocriefe boeken zitten daar tussendoor, naar dezelfde zakelijke ordening gerangschikt. Er zijn nog andere, ‘pseudepigrafische’ boeken die zowel door de Hebreeuwse als de Alexandrijnse canon geweerd zijn (zoals: Henoch, de Marteldood van Jesaja, enz.). 3. Benaming Tegen het eind van de 2e eeuw n. Chr. zijn de namen ‘Nieuw Testament’ en ‘Oud Testament’ voor beide delen van de bijbel aanwijsbaar. Het is een 'christelijke' - geen joodse - benaming. Men spreekt dus niet meer, zoals Jezus deed, over: de wet, de profeten, de psalmen (of geschriften). De term 'testament' is in zwang gekomen onder de invloed van de oude Latijnse vertalingen (Vetus Latina) die hiermee het Griekse woord diathèkè weergaf. Diathèkè is het woord waarmee in de Septuaginta het Hebreeuwse woord berit (= verbond, verbintenis) wordt vertaald. In het profaan gebruikte woord diathèkè en testamentum zit de idee van een laatste wilsbeschikking. Deze betekenis raakt op de achtergrond als het woord in de Septuaginta gebruikt wordt. Wel blijft het het aspect behouden van de verkondiging van iemands wil: God bepaalt de voorwaarden van het verbond. Het Nieuwe Testament spreekt van het nieuwe verbond: kainè diathèkè. Andere Griekse vertalingen (Aquila, Symmachus) gebruiken het woord sunthèkè als vertaling van berit. Dit Griekse woord heeft de betekenis van overeenkomst, verdrag, gebod, opdracht. Hiëronymus vertaalt berit wat inconsequent met foedus (= verbond) én pactum (verdrag). De laatste tijd begint men meer te spreken van 'Tenach' in plaats van O.T. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 19 Overlevering van de tekst Van de oudtestamentische teksten bezitten wij geen 'autographa': oorspronkelijke handschriften van de schrijvers of hun secretarissen zelf. In 1947 vond men in Palestina vele rollen: de 'Dode Zee-rollen; tekstmateriaal dat 1000 jaar ouder is dan wat men had. Het gaat om teksten uit de 3e eeuw v. Chr. tot de 1e eeuw n. Chr. Er werden talrijke handschriften van bijna alle bijbelboeken gevonden (Esther niet). Verder veel bijbelverklaringen, apocriefe boeken, en literatuur van de joodse gemeenschap der Essenen zelf. (Men vermoedt dat de rollen aan deze joodse groepering toebehoorden). Uit al dat tekstmateriaal blijkt dat er vele afwijkende Hebreeuwse handschriften hebben bestaan. Dezen tonen, behalve enkele andere tekstvarianten, verwantschap met de drie teksttypes die men al kende. a. De Masoretische tekst Codex Leningradensis http://www.lectio.unibe.ch/05_2/troyer_names_of_god.htm Moderne bijbels zijn een vertaling van de Masoretische tekst, zo genoemd vanwege de joodse Masoreten die de tekst zeer zorgvuldig kopieerden. De oudste manuscripten van de Masoretische tekst zijn: de Caïro Codex (alleen profeten) uit 895 n.Chr., de Aleppo Codex (profeten, nu gedeeltelijk vernietigd) uit 925 en de Codex Leningradensis (hele O.T.) uit 1008. De Masoreten zijn joodse GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 20 geleerden uit de middeleeuwen die de consonnantentekst (waarschijnlijk uit 100 n. Chr. die teruggaat op nog andere teksten) hebben voorzien van klinkers (het Tiberiënisische systeem), samen met allerlei aantekeningen ('Masora'): verdelingen, rustpauzen voor het reciteren en andere. De oorspronkelijke Hebreeuwse teksten hadden slechts medeklinkers. Alleen door mondelinge overlevering (reciteren) werd de precieze uitspraak onthouden. Toch waren er verschillende uitspraken bij verschillende joodse geleerden, die hun eigen uitspraak schriftelijk vastgelegd hebben tegen verdere verbastering. Zo werden verschillende vocalisatiesystemen ontworpen. De belangrijkste zijn de Babylonische, de Palestijnse en de Tiberiënisische. b. De Septuaginta Omdat reeds enkele eeuwen v.Chr. vele joden woonden in de diaspora, werd de Hebreeuwse bijbel vertaald in het Grieks, de taal die deze joden hadden overgenomen. De oudste complete manuscripten dateren uit de 3e en 4e eeuw n.Chr. Deze manuscripten wijken soms af van de Masoretische tekst. Er zijn duizenden kleine verschillen, zoals het toevoegen van een lidwoord. Belangrijker verschillen vinden we bijvoorbeeld in de leeftijden van de patriarchen in Gen.5: de Griekse versie heeft langere leeftijden. De Septuagint heeft zo ook een extra generatie tussen Adam en Abraham in Gen 10:24, nl. Kenan. Vrij grote verschillen met de Masoretische tekst vinden we in sommige boeken zoals Jeremia: de Griekse tekst beslaat slechts 7/8e van de Hebreeuwse. De vraag is natuurlijk welke versie de meest oorspronkelijke is. Het ziet er naar uit dat de Septuagint een vertaling is van een andere Hebreeuwse versie dan de ons bekende Masoretische. Papyrus Codex Septuaginta 7e eeuw (50 % verkleind) http://www.papyrusportal.de/content/below/me mbers_heidelberg.xml?lang=en c. De Samaritaanse Pentateuch Dit is de complete bijbel van de Samaritaanse gemeenschap. (Ze bevat de eerste vijf boeken van het O.T.). Er zijn ongeveer 6000 verschillen met de Masoretische tekst, maar dat zijn alle zeer kleine verschillen. 1900 van deze verschillen zijn dezelfde als die de Septuagint had. Belangrijker verschillen zijn bijvoorbeeld de toevoeging dat de ‘plaats waar men aanbidden moet’ (de plaats van de tempel dus), de berg Gerizim is. De oudste manuscripten in ons bezit stammen uit de middeleeuwen. In Qumran heeft men dus deze drie versies, plus soms nog enkele andere versies gevonden. Om een idee te geven van hoe verschillen er kunnen uitzien volgt op volgende pagina een voorbeeld uit Deut.32:41-43. De Samaritaanse Pentateuch gebruikt het Oud-Hebreeuws schrift. http://aramaicdesigns.rogueleaf.com/scripts-list/ GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 21 Qumran Septuaginta Masoretische tekst Ik zal brengen vergelding aan mijn tegenstanders en zal vergelden zij die haten mij en zal brengen vergelding aan mijn tegenstanders en zal vergelden hen die haten mij Ik zal brengen vergelding aan mijn tegenstanders en zal vergelden hen die haten mij Ik zal maken mijn pijlen dronken met bloed en mijn zwaard zal verslinden vlees met het bloed van de verslagenen en de gevangenen van het hoofd van de leiders van de vijand Ik zal maken mijn wapens dronken met bloed en mijn zwaard zal verslinden vlees met het bloed van de verslagenen en de gevangenen van het hoofd van de leiders van de vijand Ik zal maken mijn pijlen dronken met bloed en mijn zwaard zal verslinden vlees met het bloed van de verslagenen en de gevangenen van het hoofd van de leiders van de vijand Verheugt, o gij hemelen, met hem, en al gij goden prijst hem Verheugt, o gij hemelen, met hem, en laat alle engelen Gods hem prijzen Verheugt, o gij naties met zijn volk, en laat alle zonen van God hem kracht verlenen Want hij zal wreken het bloed van zijn zonen En zal brengen wraak en gerechtigheid vergelden aan zijn tegenstanders en zal vergelden hen die hem haten en de Heer zal het land van zijn volk verzoenen Verheugt, o gij Want hij zal wreken het bloed van zijn zonen En zal brengen wraak aan zijn tegenstanders en zal vergelden hen die hem haten en hij zal het land van zijn volk verzoenen Want hij zal wreken het bloed van zijn dienaren En zal brengen wraak aan zijn tegenstanders en hij zal zijn land verzoenen, voor zijn volk. Vertalingen 1. De Septuaginta De Septuaginta is ontstaan in de 3e eeuw v. Chr. als vertaling van weer een bepaald Hebreeuws teksttype. Aanleiding tot het vertalen was de onkunde van uitgeweken joden: men vergat het Hebreeuws en had behoefte aan een vertaling in de toenmalige wereldtaal. De Aristeasbrief verhaalt ons hoe 70 joodse geleerden elk apart de Tora (later volgde de rest) vertaalden en nadien bij onderlinge vergelijkingen constateerden dat de 70 vertalingen identiek waren. Een goddelijk geïnspireerde vertaling dus. 2. Nieuwe Griekse vertalingen In de 2e eeuw n. Chr. ontstonden nieuwe Griekse vertalingen. De joden lieten het gezag van de Septuaginta die door christenen aangenomen werd, varen. Rond 130: Aquila: zeer letterlijke vertaling Rond 170: Theodocion: in goed Grieks misschien een herziening van de Septuaginta Rond 190: Symmachus: goed leesbare vertaling GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 22 3. Targumim Ook de joden in Palestina hadden behoefte aan een vertaling. Vanaf de 5e eeuw v. Chr. verdwijnt het Hebreeuws als omgangstaal. Men blijft in de synagogen de Hebreeuwse tekst reciteren maar met een Aramese vertaling: een Targum. De belangrijkste zijn: Tg Onkelos (Aquila) op de Tora Tg Jonathan op de profeten: een vrij nauwkeurige vertaling Tg Jerusjalmi I op Tora Midrasj Tg Jerusjalmi II (fragmententargum) Tg Neofiti parafraserend vertaald Moderne uitgave van bijbeltekst met Targum Onkelos en Janathan, plus andere commentaren. http://www.alljewishlinks.com/mikraot-gedolot-ha-maor/ 4. Andere oude vertalingen Naast de oude Latijnse vertalingen - grotendeels verloren gegaan - die men de Vetus Latina noemt, is er de beter bekende Vulgata (vulgus: algemeen). Het is een vertaling door Hiëronymus in 383 op basis van Hebreeuwse én Griekse teksten. Op het concilie van Trente (1546) werd deze vertaling aangenomen als de authentieke tekst voor de Rooms Katholieke Kerk. De Peschitta is een Syrische vertaling (2e eeuw n. Chr.), de bijbel der Syrische kerken. Deze is verwant met de Masoretische en Septuaginta-tekst. GroepT– Protestantse godsdienst De geschriften van het Oude Testament 23