EEN DIERLIJKE CEL celmembraan: de huid van de cel. Het beschermt de cel en het laat alleen de dingen door die nodig zijn, zoals voedingsstoffen. Hierdoor wordt het ook wel ‘semi-permeabel’ genoemd. cytoplasma: het skelet van de cel. Het zorgt ervoor dat de organellen (de organen van de cel) op hun plek blijven en dat de cel zijn stevigheid behoudt. celkern: de hersenen van de cel. Het bevat het DNA (de informatie van de cel en het lichaam) en het beschermt het DNA. Ook stuurt de celkern alle processen aan die in de cel gebeuren en wordt het daardoor ook vergeleken met de hersenen van de cel. mitochondrium: het verteringsstelsel van de cel. Het is een organel dat voor de nodige energie in de cel zorgt, door middel van het omzetten van stoffen. Wat maakt de dierlijke cel uniek? Het heeft geen celwand en gebruikt geen fotosynthese, dus het is geen plantencel. Het is veel groter dan een bacteriecel en het heeft, in tegenstelling tot een bacteriecel, organen in de cel en is het een deel van een groter geheel. Het is geen schimmelcel, want deze cel lijkt heel erg op een plantaardige cel.