Anatomie / fysiologie Zenuwstelsel 2 FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 1 Actiepotentiaal / depolarisatie • chemische depolarisatie – Transmitterstof opent natrium kanalen in postsynaptisch membraan. • Membraanpotentiaal stijgt van -70 0 mV + 30 mV. neuron wordt geactiveerd • hyperpolarisatie – Transmitterstof kan ook kalium kanalen openzetten • Membraanpotentiaal daalt van -70 -80 / -90 mV neuron wordt geremd (inhibitie) • repolarisatie – Terugkeren naar de rustpotentiaal • Natriumpoorten geïnactiveerd – kaliumpoorten geactiveerd FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 2 FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 3 Voortplanting impuls • hierdoor celinwendige positief (actiepotentiaal)(spanningsgereguleerd) • door enzymatische pomp (Na/Kpomp) weer naar rust (repolarisatie) • tijdens refractaire periode is geen prikkel op te wekken Door prikkeling van de membraan verandert permeabiliteit FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 4 Voortplanting impuls Basis van het neurale proces input cellichaam axon output signaal FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 5 Myelineschede • Zenuwcellen met een myelineschede zijn dikker en sneller (myeline = isolatie) dendriet nucleus of kern cellichaam myeline axon • Insnoeringen van Ranvier geven sprongsgewijze zenuw impuls voortplanting (saltatorisch) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 synaptisch eindplaatje 6 Saltatorische impulsgeleiding In- / uitstroom van Na+ en K+ kan alleen op die plaatsen waar het axon ‘bloot’ ligt plaatsvinden, dus bij knopen van Ranvier Dus: hoe dikker de vezel des te sneller de impulsgeleiding. Cellen van Schwann Depolarisatie gebied, insnoering van Ranvier Cellichaam Myeline schede Axon FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 7 Functie neuron • De snelheid van de prikkelgeleiding is afhankelijk van de vezeldikte en de plaats van de insnoeringen van Ranvier • Prikkeloverdracht – neuromusculaire transmissie – neuro-neurale transmissie Neuroneuraal Neuromusculair FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 8 Neuromusculaire transmissie • Vindt plaats bij motorische neuronen • Contactplaats tussen neuriet en spiervezel heet motorisch eindplaatje • De actiepotentiaal maakt hier de neurotransmitter acetylcholine vrij • Deze stof zet de spiervezels aan tot depolarisatie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 9 Meest voorkomende transmitters Synaptische transmissie • acetylcholine komt voor in m.e.p. (motorisch eindplaatje) aansturing spier en van parasympatische systeem • catecholaminen (groep) met adrenaline, noradrenaline en dopamine (sympatisch systeem) • serotonine is een inhiberende transmitterstof FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 10 Neuro-neurale transmissie Neurotransmitter – adrenaline – noradrenaline – dopamine – serotonine – histamine – gama-amino-boterzuur (GABA) • Neurotransmitters zijn of exciterend of inhiberend FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 11 hersencapillair astrocyt Gliacellen • Soorten en functies: – astrocyt neuron • • • • Steun Regelen ionenconcentratie opruimen neurotransmitter bloedhersenbarrière – oligodendriet • vormen myelineschede – microgliacel • fagocytose FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 12 Gliacellen • Soorten en functies: –ependymcellen • vormen de binnenbekleding van hersenholtes en centrale ruggenmergskanaal –voeding –vorming liquor cerebrospinalis FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 13 Gliacellen & bloedhersenbarrière • Astrocyten (speciale gliacel) vormen samen met endotheelcellen van de haarvaten de bloedhersenbarrière. Zij laten alleen vetoplosbare stoffen door, andere stoffen selectief • Cytostatica en sommige antibiotica passeren niet • Drugs en alcohol wel FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 14 Begrippen • Grijze stof – cellichamen en dendrieten • Witte stof – Myelineschede of mergschede om de neurieten of axonen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 15 Begrippen • Kern of nucleus – groep bij elkaar horende neuronen in CZS • Ganglion – groep bij elkaar horende neuronen in het PZS FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 16 zenuw Begrippen • Baan of tractus axon – bundel gelijksoortige zenuwuitlopers in het CZS zenuwvezel axon bloedvat • Zenuw of zenuwstreng – bundel gelijksoortige zenuwuitlopers in het PZS • Plexus – Vlecht van meerdere zenuwen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 17 Begrippen • Preganglionair / postganglionair neuron – Binnen een baan meerdere synapsen ook wel presynaptisch / postsynaptisch neuron Synaps aan genoemd. ander neuron collateraal dendriet axon receptor kant neurotransmitter presynaptisch neuron postsynaptisch neuron synapsspleet FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 18 Cerebrum / grote hersenen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 19 Centraal zenuwstelsel zenuwstelsel centraal perifeer encephalon truncus cerebri diëncephalon cerebellum medulla spinalis cerebrum lobus frontalis Lobus = kwab lobus pariëtalis L. frontalis = voorhoofdskwab L. pariëtalis = wandbeenkwab L. temporalis = slaapkwab lobus temporalis lobus occipitalis L. Occipitalis = achterhoofdskwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 20 Cerebrum (grote hersenen) functie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 21 Cerebrum (grote hersenen) • Het cerebrum bestaat uit een linker en rechter hemisfeer • De buitenste laag van het cerebrum heet schors is grijs van kleur • Daarbinnen ligt het merg (kleur wit) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 22 Cerebrum FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 23 Cerebrum • Grote hersenen worden van bloed voorzien door eindarteriën. Dit zijn bloedvaten zonder anastomosen Van belang: Arteria carotides interna Arteria vertebrales FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 24 Hersenkwabben • De grote hersenen bestaan uit 4 lobi (kwabben), gedeeltelijk gescheiden door 2 sulci • • • • Lobus Lobus Lobus Lobus Lobus frontalis Lobus pariëtalis frontalis pariëtalis temporalis occipitalis Lobus occipitalis Lobus temporalis FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 25 Sulci (hersengroeven) • Centrale groeve • Laterale groeve • Longitudinale groeve FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 26 Cerebrum schorsvelden • Vóór de sulcus centralis ligt de motorische schors, deze hoort tot de frontaalkwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 Primaire motorische schors 27 Cerebrum schorsvelden • Achter de centrale groeve ligt de sensorische schors, deze hoort tot de pariëtaal kwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 Primaire sensorische schors 28 Schorsvelden motorisch sensorisch • Op deze tekening zie je twee homunculi die de projectieplaatsen van het lichaam aangeven. • Homunculus (L) = klein mannetje FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 29 FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 30 Motorische homunculus FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 31 Sensibele homunculus FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 32 Cerebrum: functies FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 33 motorische schors • Primaire schors: – Willekeurige grove bewegingen • Secundaire schors – Aangeleerde vaardigheden met repeterend karakter – Gebied van Broca • Motorisch spraakcentrum – Voorbereiding spreken – Spreken – Bij beschadiging spraak gestoord, wel taalbegrip FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 34 Sensorische schors • Primaire schors – Receptoren voor warmte, koude, pijn, tast en druk in de huid. • Secundaire schors – Alle info van primaire schors analyseren en vergelijken ontstaan begrip in waarneming (voorwerpherkenning) – Gebied van Wernicke • Sensorisch spraakcentrum – Taalbegrip – Bij beschadiging taalgebruik intact, begrip gestoord – Woordvinding problemen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 35 Visuele / auditieve schors • Primair: impulsen van het netvlies • Secundair: – Visuele databank – Schade zielsblindheid • Primair: impulsen van gehoorzintuig • Secundair: – Auditieve databank, herkennen van geluiden FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 36 Prefrontale schors • Ingewikkeldste deel van de cortex – – – – – – – Vorming persoonlijkheid Planningsvaardigheden Intelligentie Logisch redeneren Sociaal bewustzijn Geweten Betrokken bij stemming en emotie limbisch systeem • Ontwikkelt zich traag tijdens de kleuterjaren – Sterk afhankelijk van positieve / negatieve invloeden • Degeneratie ziekte van Pick (frontaalkwabdementie) – Geheugenstoornissen, verandering in persoonlijkheid en gedrag FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 37 Gnostisch centrum • Verwerken van alle sensorische input • Samenstellen tot één beeld van de werkelijkheid. • Doorsturen naar hogere schorsgebieden voor het nemen van beslissingen. • Beschadiging mentale retardatie. Al is de sensorische info intact, niet bruikbaar meer. (interpretatie stoornis, onjuiste beslissingen). FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 38 Cerebrum: spraak • Dominante hersenhelft voor taal • Actief bij een zin maken, berekening maken, uit hoofd leren • Ook in andere hemisfeer activiteit: – ruimtelijk aspect – creativiteit – emotie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 39 Cerebrum verbindingen • Door de grote hersenen lopen vele vezels die verbindingen vormen tussen de GH en de rest van het zenuwstelsel. – associatiebanen – commissuurbanen – sensibele en motorische banen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 40 Associatiebanen • Verbindingen binnen een hemisfeer. • Verbinden verschillende schorsgebieden met elkaar FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 41 Commissuurbanen • Tussen de hemisferen lopen commissuur banen. Informatie uit de ene hersenhelft komt hierdoor ook in de andere hersenhelft. • Belangrijkste banen lopen via het corpus callosum (balk) • Bij afwezigheid balk ‘split brain’ (geen communicatie tussen hersenhelften) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 42 De 2 efferente hoofdrouten 1 = hersenschors 2 = heterolateraal afdalend extrapiramidale baan (PMN) 3 = homolateraal afdalend piramide baan (CMN) 4 = motoneuron FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 43 Piramidaal versus extrapiramidaal • Piramidaal zijn afdalende vezels meeste kruisen in hersenstam (piramidekruising) verder in ruggenmergsegment homolaterale door naar motoneuron, fijne motoriek • extrapiramidaal ook afdalend, meeste kruisen pas in het betreffende ruggenmergsegment, dus heterolateraal naar motoneuron, grove motoriek, speelt rol bij automatismen en reflexen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 44 Piramidaal systeem • Willekeurige bewegingen vanuit motorische centra • Via motorische banen lopen de prikkels naar heterolaterale ruggenmerg segment (kruising ter hoogte van foramen magnum) • Homolateraal door naar motoneuron • Fijne motoriek, piramidaal Striatum = gestreept lichaam Pallium = hersenmantel FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 45 Verlammingen • Registratie van gevoel, tast in de sensibele (aanvoerende) hersenschors, grenst aan de (afvoerende) motorische hersenschors • altijd links met rechts vergelijken • hemiplegie = spastische verlamming t.g.v. problemen in CZS (grote hersenen, of hersenstam) contralaterale zijde aangedaan • hemiparalyse = totale slappe verlamming t.g.v. perifere zenuwstelsel (parese = deels) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 46 Extrapiramidaal (PMN) • Symptomen bij extrapiramidaal stoornis – spiertonus verlaagd – onwillekeurige bewegingen – stoornis motorisch tempo en automatismen • Symptomen bij extrapiramidaal cerebellair (kleine hersenen) stoornis – coördinatie stoornissen, ataxie = onzekere gang, veroorzaakt door gebrekkig samenwerkende spieren – doorschietende bewegingen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 47 Dwarslaesie (dwarsletsel) • Beschadiging ruggenmerg compleet of incompleet • daardoor zenuwbanen in de ruggenmerg op de plek van de laesie onderbroken • wel reflexen (werkt immers via RM) • tweezijdige spastische verlammingen onder niveau laesie • incontinentie of urine retentie (terughouden) => urineweginfecties FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 48 Piramidebaan of CMN (centraal motorisch neuron) • Stoornis: – Spasticiteit – hypertonie (verhoogde spierspanning) of – hemiplegie (spastische verlamming) – hyperreflexie (makkelijk prikkelbare reflexen) – pathologische reflexen (niet juist reagerende reflexen) vaak versterkt doordat remming van de reflex weggevallen is FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 49 Extrapiramidaal of PMN (perifeer motorisch neuron) • Stoornis: – parese (onvolledige verlamming) van circumscripte (omschreven, begrenst) spiergroep – spieratrofie (afname spieromvang en kracht) – fasciculaties (lokale samentrekking van een deel van de spier) uit zich vaak in trillen van de spier, zonder contractie (samentrekking) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2 50