De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1

advertisement
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
1
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
2
De strijd om het
geboorterecht
- The Struggle for the Birthright -
Dr. Stephen E. Jones
De Bijbelteksten in dit boek komen uit de HERZIENE
STATENVERTALING tenzij anders aangegeven.
Kopiëren voor niet-commerciële
niet commerciële doeleinden toegestaan
Voor meer boeken zie:
gods-kingdom
kingdom-ministries.org
ministries.org & bereastudies.nl
De strijd om het geboorterecht
geboorterech – bereastudies.nl
3
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
4
Andere vertaalde boeken van dr. Stephen E. Jones
Het Jubeljaar van de schepping (Creation’s Jubilee)
Dit boek is gebaseerd op het concept van het Jubeljaar en hoe deze wet van toepassing is op Gods eigendomsrecht van
de aarde. De mens kan zichzelf (zijn ‘land’) voor een tijd verkopen, maar omdat hij zichzelf niet bezit heeft hij niet het
recht of de mogelijkheid om zichzelf voor eeuwig te verkopen. Uiteindelijk krijgt God, bij het Herstel van alle dingen en
de verzoening van heel de schepping, alles terug.
De wetten van de tweede komst (The Law’s of the Second Coming)
De Wetten van de Tweede Komst is een diepgaande studie over de feestdagen van Israël en hun profetische betekenis
met het oog op de tweede komst van Christus. De meeste christenen weten dat Pascha de dood van Christus aan het
kruis tijdens Zijn eerste verschijning aanduidde; maar slechts weinigen begrijpen de betekenis van het Feest van de
Bazuinen, de Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dit boek leert ons ook de wetten van het Zoonschap en het mannelijk
Kind.
De geheimen van tijd (Secrets of time)
De openbaring van de tijd zoals deze in de Schrift en in de geschiedenis geopenbaard is. Het openbaart het belang van
oktober 1986 als het 120e Jubeljaar vanaf Adam en de juridische verklaring van het Jubeljaar in de herfst van 1986.
Het boekt toont de volgorde van de geschiedenis aan en laat ook zien dat niets bij geval geschied. Het openbaart “de
tijd van benauwdheid van Jakob” en hoe Amerika, Canada, Engeland en andere volken in het overkoepelende plan van
God passen.
Het Koninkrijk van God (The Kingdom of God)
De meeste mensen denken bij het Koninkrijk van God aan ‘de hemel’. Er wordt vaak gedacht dat het Evangelie van het
Koninkrijk hetzelfde is als het Evangelie van Redding. Dit boekje geeft de basis weer van het Evangelie van het
Koninkrijk dat verkondigd moet worden aan alle volken voordat het einde komt (Mat. 24:14).
De zonen van God (The Sons of God)
In dit boekje behandelen we de verschillende aspecten van het zoonschap. Het doel van de schepping voor ons is om
zonen van God te worden. Dit geschiedt door drie belangrijke stappen, die door de feestdagen worden gesymboliseerd.
Daarnaast is het ook belangrijk dat we het verschil begrijpen tussen de twee verbonden en hoe deze in relatie staan tot
deze drie feesten.
Het herstel van alle dingen (The Restoration of AllThings)
De Bijbel zegt dat elke knie zich zal buigen voor Jezus Christus en dat God aan Jezus het oordeel heeft toebedeeld. Hoe
zal God dit doel behalen? Zal Hij dit doen door de mensheid niet te veroordelen voor de zonde? Of zal Hij dit doen door
middel van Zijn oordelen? Dit boekje laat het verschil tussen het Universalisme, dat al het goddelijke oordeel ontkent,
en de Leer van Herstel, die leert dat alle oordelen van de wet corrigerend zijn en leiden tot herstel.
Als God iedereen zou kunnen redden – Zou Hij dit dan doen?(If God could save everyone – Would He?)
Dit boekje laat u nadenken over God als eigenaar van de schepping en de logische conclusie die hieruit getrokken kan
worden. Het begint met de Schepper en schetst een overzichtelijk beeld van het goddelijke plan voor Zijn schepping.
Inbegrepen zijn studies over verlossing en het Jubeljaar. Het laat ook zien dat het herstel van alle dingen verplicht
wordt gesteld door de goddelijke wet.
Gods stem horen (Hearing Gods Voice)
Wat betekent het in Bijbels en experimenteel optiek om de stem van God te horen. En wat betekent het om te
wandelen in de Geest van openbaring, in tegenstelling tot het horen en gehoorzamen van afgoden in ons hart. Velen
vinden dit het meest waardevolle boek dat wij hebben geschreven.
De wetten van geestelijke oorlogvoering (The Law’s of Spiritual Warfare)
Een studie over de oorlogswetten uit Deuteronomium 20, die eveneens de wetten van geestelijke oorlogvoering zijn.
Een ieder die deelneemt aan geestelijke oorlogvoering moet zich bewust zijn van deze wetten.
Wie is een Jood? (Who is a Jew?)
In Romeinen 2:28, 29 vertelt Paulus ons wie WEL een Jood is en wie NIET. Het antwoord hierop kan niet worden
verkregen door te kijken naar de genen van iemand, maar door te kijken naar de wettelijke eisen van het burgerschap
van een stam van Israël. Dit laat zien dat de Joden die Christus hebben geaccepteerd en alle anderen die Hem hebben
aangenomen als Koning–Messias degenen zijn die op een legale manier binnen de stam van Juda zijn opgenomen en
dus ‘Joden’ zijn. Aan de andere kant zijn degenen die Hem uiteindelijk hebben verworpen GEEN Joden, omdat zij in
opstand zijn gekomen tegen de Koning van Juda en zodoende hun burgerschap van Juda hebben verspeeld.
Wie is een Israëliet? (Who is anIsraëlite?)
Dit 50 pagina’s tellende boek is een vervolg op het boek ‘Wie is een Jood’. Het spoort de natuurlijke Israëlieten op (dat
wil zeggen, ex-Israëlieten van de diaspora) die van Israël naar Assyrië en tot in Europa en andere delen van de wereld
zijn verstrooid. Het laat ook zien dat als je een Israëliet bent, dit een kwestie van wettig burgerschap is. Om een
burger van Israël te worden moet iemand overeenstemmen met het gegeven dat Jezus Christus bij zijn tweede komst
als Houder van het Eerstgeboorterecht (Jozef) terugkomt. Met andere woorden, iemand moet een overwinnaar zijn om
een Israëliet te zijn. Op deze manier verkreeg Jakob namelijk, als eerste, de naam ‘Israël’.
Wanneer is Jezus nu ECHT geboren?(When was Jesus REALLY born?)
Een fascinerende geschiedenis rond de gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus. Op 5 februari in het jaar 2 v.Chr.
vaardigde de Romeinse Senaat een besluit uit waarmee zij keizer Augustus tot “Vader des Vaderlands” benoemden. Zij
eisten dat de hele Romeinse wereld dit besluit bekrachtigde. Cyrenius werd naar Syrië en Palestina gezonden om deze
volkstelling (inschrijving) uit te voeren. Zie Lukas 2:1. Dit en vele andere historische gebeurtenissen bewijzen
afdoende dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is.
De schuldbrief in profetie (The Debtnote in Prophecy)
Dit kleine boekje is een studie over de implicaties van de gelijkenis van Jezus uit Mattheüs 21:33-45, in het licht van
de Bijbelse geschiedenis.
De wetten van alsem en uitwerpselen (The Law’s of WormwoodandDung)
Het woord “alsem” in de Bijbel betekent eigenlijk opium, en de profeten spreken daar in geestelijke betekenis over. Het
staat in relatie tot de wetten van uitwerpselen, die duiden op problemen met de afgoden van het hart. Ezechiël vertelt
ons hoofdzakelijk over dit probleem.
Bijbels geld: De zilver-gerstnorm (Biblical Money: The Silver-Barley Standard)
Dit kleine boekje laat ons het verschil zien tussen het monetaire systeem van Babylon en dat van het Koninkrijk.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
5
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
6
DE STRIJD OM HET GEBOORTERECHT
DOOR DR. STEPHEN E. JONES
INHOUDSOPGAVE
Noot van de vertaler ............................................................................................. 9
Hoofdstuk 1: Het geboorterecht ......................................................................... 11
A. Het heersersmandaat ...................................................................................... 11
Hoofdstuk 2: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 14
A. Waarom verachtte Ezau het geboorterecht? .......................................................
B. Sem is Melchizedek .........................................................................................
C. Ezau is Edom, Idumea, het Seïrgebergte, Teman en Amalek ................................
D. De uitverkoop van het geboorterecht: opbieden .................................................
E. Het heersersmandaat door bedrog gestolen .......................................................
F. Izaks zegen aan Jakob .....................................................................................
G. Ezau de eerste zionist .....................................................................................
H. De profetie van Maleachi over Edom .................................................................
I. De verovering van de Makkabeeën over Edom in 126 v.Chr. .................................
J. Herodus; het patroon van een Joods-Edomitische koning .....................................
14
16
17
18
19
20
22
23
24
25
Hoofdstuk 3: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 26
A. De zegen van Jakob aan Juda...........................................................................
B. Het raadsel van Simson over de dode leeuw ......................................................
C. De breuk in het koninkrijk ...............................................................................
D. De twee vijgenbomen van Juda ........................................................................
E. Het goddelijke oordeel voor ongehoorzaamheid ..................................................
27
27
28
29
30
Hoofdstuk 4: De wetten van tegenspoed ............................................................ 32
A. Het ijzeren juk ...............................................................................................
B. Het houten juk ...............................................................................................
C. Israël verlangt naar een koning ........................................................................
D. Waar God verkiest om Zijn naam te laten wonen ................................................
32
33
35
36
Hoofdstuk 5: De gevangenschappen van Juda .................................................... 40
A. Juda verwerpt het houten juk ...........................................................................
B. Juda veroordeeld tot een ijzeren juk .................................................................
C. Jeremia’s advies aan de goede vijgen ................................................................
D. De terugkeer uit ballingschap ...........................................................................
E. De voortduring van het gevangenschap van het houten juk .................................
F. De opstand tegen Rome (en God): 66-73 n.Chr. .................................................
G. Het ijzeren juk opnieuw op de slechte vijgen van Juda geplaatst ..........................
H. De timing van het oordeel over Jeruzalem .........................................................
I. De inname van Masada: 73 n.Chr. .....................................................................
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
41
41
42
43
43
44
46
48
49
7
Hoofdstuk 6: De verwerping van Jezus ............................................................... 51
A. Absalom: De tijdelijke veroveraar van Davids troon ............................................
B. Gekruisigd op de “schedel” van de olijfberg ........................................................
C. Juda’s opstand tegen koning Jezus....................................................................
D. Judas: Zoon van het verderf ............................................................................
E. Verraden in het huis van hen die mij liefhebben ..................................................
51
54
55
59
61
Hoofdstuk 7: Het geschil..................................................................................... 62
A. Vervangingstheologie ......................................................................................
B. De goede vijgenboom was “de kerk” .................................................................
C. De wet van het snoeien van bomen ..................................................................
D. Offerwetten ...................................................................................................
E. Wie is een “Jood”? ..........................................................................................
F. De vroege Kerk ...............................................................................................
63
63
65
66
67
68
Hoofdstuk 8: Het Nieuwe Jeruzalem ................................................................... 72
A. Jesaja profeteert over de Nieuwtestamentische “bruid”........................................
B. De muren van het Nieuwe Jeruzalem ................................................................
C. De poorten van het Nieuwe Jeruzalem ...............................................................
D. Profetieën over Jeruzalem en Sion ....................................................................
E. Profetieën over de “herbouwde” tempel .............................................................
F. Twee soorten Jeruzalem met verschillende eindbestemmingen .............................
G. Hagar is door Sara vervangen ..........................................................................
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
72
73
74
75
76
77
79
8
NOOT VAN DE VERTALER
Dit boek is in het Nederlands vertaald als doel om een eye-opener voor christenen te
zijn. Het nodigt u als lezer uit om te ontdekken wat God in de Bijbel over Zijn volk Israël
zegt. Wij leven nu in een tijd waar het lijkt alsof het volk Israël weer gevonden is en zich
heeft gevestigd in het kleine stukje land in Palestina. Maar is dit ook zo?
Ik hoop dat het lezen van dit boek u ten minste aan het denken zet en u ernaar zult
verlangen om de waarheid ofwel dé Waarheid te leren kennen (Joh. 14:6).
Vanaf 1948 is de staat Israël opgericht. Het Israël dat het volk van God, het volk van
Jezus moet zijn. Maar als we enkele feiten op een rijtje zetten dan blijken er veel haken
en ogen aan te zitten.
Feit 1: Jezus heeft als opgestane Zoon alle macht over de aarde verkregen (Mat. 28:18).
Hij is dus met recht de Koning over de aarde. Elk volk op aarde en in het bijzonder Zijn
volk Israël zou dus deze Koning moeten dienen. Toch blijft Israël al meer dan zestig jaar
Jezus Christus verwerpen en nemen ze het volmaakte Offer niet aan, maar gaan ze stug
door met het brengen van eigen offers.
Feit 2: Het volk Israël bestaat uit twaalf stammen, de staat Israël bestaat voornamelijk
uit één stam: de Joden (ofwel Juda). En wel Joden die Jezus verwerpen. Denk aan wat
Paulus over een ware Jood zegt (Rom. 2:28, 29). Een ware Jood is een volgeling van
Jezus, wiens hart besneden is, hetgeen dus per sé door zijn uiterlijk zichtbaar is.
Feit 3: Na de dood van Salomo scheurde het koninkrijk (1 Kon. 11:31). Het werd
verdeeld in het tien-stammenrijk (Israël) en het twee-stammenrijk (Juda). Beide rijken
hadden een eigen rol te vervullen in het plan van God. Juda (de natie) moest de
Verlosser, de Koning, voortbrengen en Israël (de natie) moest het Koninkrijk
voortbrengen. De rol van Juda is in 2 v.Chr. door Jezus vervuld. In dat jaar is namelijk
de Koning geboren (zie het boek “Wanneer is Jezus nu ECHT geboren”). De rol van Israël
is tot nu toe nog niet vervuld. Het lijkt erop dat de Joden nu ook de rol van Israël willen
vervullen. Maar is dit ook mogelijk?
Dit zijn slechts enkele feiten die een om een antwoord schreeuwen. Maar al te vaak
wordt de staat Israël (de natie Juda die Jezus verworpen heeft) met het volk Israël (het
twaalf-stammenrijk, het koninkrijk) verward. Met als gevolg dat heel de christelijke
wereld en alle kerken de staat steunen, zonder te weten wat ze eigenlijk aan het doen
zijn.
Dit boek is het eerste deel van het boek “The Struggle for the Birthright” van Stephen
Jones. Dit eerste deel richt zich hoofdzakelijk op de waarheden over de strijd om het
geboorterecht in de Bijbel. Het tweede deel richt zich voornamelijk op de strijd om het
geboorterecht op politiek vlak in de 20e eeuw. De Engelse Bijbelteksten zijn overgezet
naar het Nederlands middels de vertaling van de Herziene Statenvertaling (HSV).
— Remmer Remmers
Nederland, 2012
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
9
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
10
HOOFDSTUK 1
Het geboorterecht
De strijd om het geboorterecht en om de heerschappij over de aarde is,door het verhaal
in Genesis 27 over Jakob en Ezau, onder christenen zeer bekent. De geschiedenis van die
strijd is echter niet zo bekend. Vanwege deze reden begrijpen veel christenen de huidige
strijd, die Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” noemt, niet. Als christenen deze
historische strijd wel zouden begrijpen, zouden zij een heel andere opvatting van
Bijbelprofetie hebben dan de opvatting die vandaag de dag populair is.
Er zijn twee primaire studiegebieden die de ruggengraat van Bijbelprofetie vormen. De
eerste is de kennis over de feestdagen van Israël, die wij grondig in ons boek “De wetten
van de tweede komst” hebben behandeld. Het twee gebied is de kennis over de
geschiedenis van het geboorterecht van Adam tot onze tijd. Dit tweede gebied zullen we
in dit boek gaan behandelen.
HET HEERSERSMANDAAT
Het geboorterecht dat in het begin aan Adam is gegeven bestaat uit twee delen, namelijk
het heersersmandaat en het vruchtbaarheidsmandaat. Het heersersmandaat wordt in
Gen. 1:26 gegeven,
26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis;
en laten zij heersen[Heb. radah, “heerschappij voeren”] over de vissen van de zee,
over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de
kruipende dieren die over de aarde kruipen!
Binnen dit goddelijke mandaat zien wij dat God de mens heeft geschapen om te
“heersen”. Het Hebreeuwse woord is radah en betekent letterlijk “heerschappij voeren”.
Dit is dan ook het oorspronkelijke heersersmandaat. Hierdoor werd Adam als koning over
heel de aarde bevestigd.
Vele tegenstanders van deze troon zijn de afgelopen eeuwen opgestaan. Nimrod was de
eerste opvallende persoon die dit deed, hij heeft ook Babylon gesticht (Gen. 10:10).
Letterlijk betekent Nimrod “rebel”. Hij kwam in opstand tegen de heerschappij van Noach
en Sem (de stichter van Jeruzalem) en vestigde hij als tegenbeeld de stad Babel, ofwel
Babylon. Vanaf die tijd droomt men van het heersen van de wereld en van het maken
van onderdanen binnen hun wereldrijk. Maar al deze tegenstanders van de troon willen
volgens hun eigen opstandige wetten regeren in tegenstelling tot de goddelijke wet en
Christus, die Gods gezalfde Koning is.
Het heersersmandaat dat aan Adam gegeven was gaf hem geen regels of adviezen om
de aarde goed te regeren. Omdat Adam naar het beeld van God geschapen was, was een
goede wereldregering ingeschapen. Maar nadat Adam zondigde en hij de heerlijkheid van
God verloor, duurde het niet lang voordat het zuurdesem van de zonde de gevallen mens
het idee gaf dat heerschappij voeren betekende anderen in slavernij brengen en hen de
wil van de heersers opdringen, ongeacht wat die wil ook was.
Pas toen de goddelijke wet aan Mozes werd gegeven kreeg de mens een duidelijker beeld
van de wil van God wat betreft heerschappij voeren. Het eerste gebod, dat op heersers
van toepassing is, hield in dat de heersers hun macht onder God moesten uitoefenen.
Het feit dat heersers goddelijke wetten kregen om hierdoor te regeren, toonde aan dat
God hun geen licentie gaf om te regeren volgens hun eigen grillen of opvatting van goed
en fout. Er werd van hen verwacht dat zij vanuit goddelijke openbaring regeerden.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
11
Misschien is de primaire wet van heerschappij wel gegeven in Deut. 1:16, 17, waar
Mozes het volgende zegt,
16 Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw
broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de
vreemdeling die bij hem is. 17 U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel
de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn,
want de rechtspraak behoort aan God.
In het Nieuwe Testament wordt dit concept van onpartijdigheid in Jakobus 2:9 herhaald,
waar de broer van Jezus het volgende schreef,
9 Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u
door de wet ontmaskerd als overtreders.
Tegen de tijd dat wij bij de Nieuwtestamentische era aankwamen hadden wij de
volkomen openbaring van het heersersmandaat al door het voorbeeld van Jezus Chritus
gekregen. Hoewel Hij geboren was om Koning te worden, kwam Hij echter als dienaar.
Hij kwam niet om een volk tot een privilege te roepen. Toen de discipelen discussieerden
wie het belangrijkste binnen het Koninkrijk zou zijn, legde Jezus het duidelijkste principe
van heerschappij voeren af. Lukas 22:24-30 zegt,
24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over wie van hen geacht werd de
belangrijkste te zijn. 25 En Hij zei tegen hen: De koningen van de volken
heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners
genoemd. 26 Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u
moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. 27 Want
wie is belangrijker: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt?
Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. 28 En u bent het die steeds bij
Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u het Koninkrijk, zoals
Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft, 30 opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in
Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.
Ook zegt Jezus in Mat. 23:8-12 opnieuw,
8 Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk
Christus; en u bent allen broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader
noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag
niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. 11
Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn. 12 En wie zichzelf zal
verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd
worden.
Met andere woorden, zij die vanuit Gods oogpunt geroepen worden als heersers zijn niet
degenen die door mensen als koningen, rabbi’s, leraren, profeten of mannen van naam
erkend worden. De heersers in Gods ogen zijn degenen die God en Zijn volk dienen. Dit
is de gedachte van God. Dit is hoe God Adam bedoeld had als heerser over Zijn
schepping. Dit zijn de soort mensen die het Koninkrijk van God bij de eerste opstanding
zullen regeren (Op. 20:6). Dit zijn degenen die de woorden van Jezus serieus hebben
genomen en het concept van het dienen van anderen, in plaats van zich te laten
bedienen,hebben gegrepen.
Deze opvatting van rechters die onpartijdig zijn, die als dienaren heersen, die het beste
met het volk voor hebbe, in plaats van hen uitbuiten voor hun eigen welzijn en gemak, is
in de eeuwenlange strijd tussen het koninkrijk van de duisternis en het Koninkrijk van
Godcruciaal. Elk volk dat claimt dat zij geroepen zijn om het Koninkrijk te regeren, zullen
uiteindelijk gediskwalificeerd worden wanneer zij niet volgens deze basisnormen regeren.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
12
Als u verder zult lezen, zult u zien hoe dit principe de denkwijze van de kerk behoort te
beïnvloeden.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
13
HOOFDSTUK 2
Het verhaal van Ezau
De meeste kennen het verhaal van Jakob en Ezau wel. Genesis 25 zegt ons dat zij een
tweeling waren van Izak en Rebekka. Gen. 25:22, 23 zegt ons dat voordat ze nog
geboren waren het al leek of zij beide in de buik van de moeder al vochten:
22 De kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar. Toen zei zij: Als dit zo is,
waarom overkomt mij dit? En zij ging de HEERE raadplegen. 23 De HEERE zei
toen tegen haar: Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties zullen zich uit
uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere
en de meerdere zal de mindere dienen.
Ezau kwam als eerste ter wereld, dus als oudste zoon zou hij normaliter het
geboorterecht beërven. Toch leren wij vanuit de geschiedenis en vanuit Rom. 9:9-13 dat
God Jakob, in plaats van Ezau, voorbestemd had om het geboorterecht te ontvangen. Dit
was het fundament van de strijd tussen de twee broers.
WAAROM VERACHTTE EZAU HET GEBOORTERECHT?
De Bijbelse optekening in Genesis 25 gaat vervolgens verder door ons te vertellen dat
Ezau op een dag terugkeerde van het veld en erg moe was. Vervolgens verkocht hij zijn
geboorterecht voor een kom soep die Jakob aan het maken was. Gen. 25:34 eindigt
vervolgens met: “Zo verachtte Ezau het eerstgeboorterecht.”
Deze paar details vertellen ons niet echt waarom Ezau zijn geboorterecht verachtte. Over
het algemeen zou een dergelijk vleselijkgerichte man zijn geboorterecht willen houden,
want zulke mensen lijken altijd een verlangen naar welvaart en macht te koesteren. Izak
was behoorlijk rijk, want hij had het geboorterecht van zijn vader Abraham geërfd, die
eveneens zeer rijk was geweest. Abraham kon in de strijd om zijn neef Lot in Genesis
14:14 te bevrijden in feite 318 gewapende mannen voeden. Niemand zo zoveel slaven en
slavenfamilies zonder enorme rijkdom kunnen onderhouden.
Dus waarom zou Ezau al deze rijkdom verachten? Hij moet een reden gehad hebben om
te denken dat dergelijke welvaart niet aan de orde was, want de vleselijke mens denkt
niet op deze manier. Als wij buiten de Bijbel op zoek gaan naar een oude historische bron
en in het Boek van de Oprechte (Jasher) duiken, vinden we een mogelijk antwoord. Het
Boek van de Oprechte wordt in Jozua 10:13 en in 2 Sam. 1:18 aangehaald. Na de
verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. was dit boek verloren totdat in 1613 in een
kantoor van een rabbi een oude kopie werd gevonden. In 1840 werd het tenslotte in het
Engels vertaald (The Book of Jasher - Jasher betekend in het Nederlands “Oprechte”).
Jasher schenkt ons een interessant verslag dat verklaart waarom Ezau zijn geboorterecht
verachtte. Jasher 27:1-13 zegt,
1 En na die tijd, na de dood van Abraham, ging Ezau regelmatig het veld in om te jagen.
2 En Nimrod, de koning van Babel, die ookAmrafel is, ging eveneens samen met zijn
bewakers regelmatig het veld in om te jagen en om met hen in de koelte van de dag een
wandeling te maken. En alle dagen hield Nimrod Ezau in de gaten, want al deze dagen
was Nimrod in zijn hart jaloers op Ezau. 4 Op een zekere dag ging Ezau het veld in om te
jagen en zag daar in de woestijn Nimrod met zijn twee bewakers lopen. 5 En al zijn
machtige mannen en manschappen waren samen met hem in de woestijn, maar zij
bleven op een afstand van hem en gingen vandaar in verschillende richtingen uiteen om
te jagen en Ezau verborg zich voor Nimrod en bespiedde hem in de woestijn. 6 En
Nimrod en zijn bewakers die bij hem waren zagen hem niet en Nimrod en zijn bewakers
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
14
liepen constant in het veld in de koelte van de dag om te zien waar zijn mannen aan het
jagen waren. 7 En Nimrod en zijn twee bewakers kwamen op de plaats aan vanwaar zij
waren vertrokken toen Ezau opeens uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam en zijn
zwaard trok en zich al rennend tot Nimrod spoedde en zijn hoofd afhakte. 8 En Ezau
vocht wanhopig met de twee bewakers die Nimrod hadden vergezeld en toen zij hem
nariepen keerde Ezau zich om en doodde hij hen met zijn zwaard. 9 En alle machtige
mannen van Nimrod, die hem hadden verlaten om in de woestijn te gaan jagen, hoorden
van verre een noodkreet en zij herkenden de stemmen van de bewakers en spoedden
zich tot hen om te zien wat er aan de hand was en troffen hun koning en de twee
bewakers dood aan. 10 En toen Ezau de manschappen van Nimrod van verre aan zag
komen, vluchtte hij; en Ezau nam de waardevolle gewaden van Nimrod, die de vader van
Nimrod hem had nagelaten en waardoor Nimrod over heel het land heerste en hij
vluchtte en verborg hen in zijn huis. 11 En Ezau nam de gewaden en rende vanwege de
mannen van Nimrod naar de stad en kwam vermoeid en uitgeput van het gevecht bij het
huis van zijn vader aan en toen hij zijn broer Jakob naderde en voor hem ging zitten was
hij bereid om door verdriet te sterven. 12 En hij zei tot zijn broer Jakob: “Zie, deze dag
zal ik sterven, en waarom zou ik dan het geboorterecht willen?” En Jakob handelde in dit
vooral zeer geslepen en Ezau verkocht zijn geboorterecht aan Jakob, want de HEERE had
het zo tot stand gebracht. 13 En het deel van Ezau van de grot in het veld van
Machpela, dat Abraham van de kinderen van Heth als bezit voor een begraafplaats had
gekocht, verkochte Ezau ook aan Jakob en Jakob kocht dit alles van zijn broer Ezau.
In dit verslag zien we dat Ezau, net als Nimrod (Gen. 10:9), een jager was. Nimrod was
jaloers op Ezau’s jachttalent en hij bespiedde hem, of liet hem in de gaten houden. Dit
wist Ezau blijkbaar, want het Boek van de Oprechte is vanuit het perspectief van Jakob
geschreven. Op een dag begon Ezau Nimrod te bespieden en overviel hij hem vanuit zijn
schuilplaats. Vervolgens doodde Ezau Nimrod en moest daarna tegen de twee
bodyguards van Nimrod vechten voor zijn leven. Nadat hij ook hen had gedood rende hij
voor zijn leven, want hij hoorde de andere mannen van Nimrod aanstormen om de
bewakers van Nimrod te hulp te schieten. Omdat alle mannen die Ezau daadwerkelijk
gezien hadden dood waren, waren er waarschijnlijk geen getuigen, waardoor de andere
mannen slechts konden gissen wie hun koning had overvallen.
Ezau ontsnapte en rende naar huis, waarbij hij de speciale gewaden (of kleden) van
Nimrod meenam. Er wordt van deze gewaden gezegd dat God deze aan Adam had
gegeven, waarmee aangetoond werd dat hij het recht op wereldregering had. In die
dagen waren gewaden van grote betekenis. Merk op dat toen Jakob het geboorterecht
aan zijn zoon Jozef gaf, hij hem eveneens een bijzonder “veelkleurig gewaad” gaf(Gen.
37:3).
Het zevende hoofdstuk van het Boek van de Oprechte legt uit dat de gewaden van Adam
op Noach waren over gegaan, maar dat na de vloed, toen Noach van de wijn dronken
was geworden, zijn zoon Cham die gewaden had gestolen. Cham heeft ze waarschijnlijk
nooit proberen te dragen, maar liet deze aan zijn zoon Cusjna, die deze op zijn beurt
tenslotte aan zijn zoon Nimrod gaf. Nimrod was de eerste die ze op twintig jarige leeftijd
openlijk ging dragen en vanwege deze huiden legde hij een claim op Adams
heersersmandaat over de hele aarde. Op deze manier werd Nimrod de eerste openlijke
rebel die zich de goddelijke autoriteit van Noach en Sem toe-eigende.
Ezau stal de gewaden van Nimrod en leek zo dus de erfgenaam van het heersersmandaat
over de aarde te zijn. Hij dacht dat hij met deze gewaden als Nimrod kon zijn en de
wereld kon regeren. Waarom zou hij de zegen van Izak nog nodig hebben? Izak hoorde
bij Sem, de stichter van Jeruzalem, wiens titel Melchizedek, “koning der gerechtigheid” of
Adoni-zedek “heer der gerechtigheid” was. Dit werd in feite de titel voor alle koningen
lang nadat Sem gestorven was en in Jozua 10:1 lezen we van een dergelijke koning met
deze naamtitel.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
15
SEM IS MELCHIZEDEK
Om aan te tonen dat Sem Melchizedek uit Gen. 14:18 is zullen we een stuk uit Jasher
16:11, 12 citeren, dat ons over het verhaal van Abrahams ontmoeting,nadat hij Lot
bevrijdt had, met Melchizedek vertelt:
11 En Adoni-Zedek koning van Jeruzalem, die ook Sem is, ging uit met zijn mannen om
Abram en zijn mannen met brood en wijn te ontmoeten, en in vallei van Melech
verbleven zij. 12 En Adoni-Zedek zegende Abram, en Abram gaf hem van alles wat hij
van zijn vijanden had buitgemaakt een tiende deel, want Adoni-Zedek was een priester
van God.
Velen hebben Melchizedek verkeerd begrepen, denkende dat hij een incarnatie van Jezus
Christus was. Hun geloof is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van Heb. 7:1-8.
Vers 3 zegt het volgende over Melchizedek:
3 Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom kent hij geen begin van
dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt.
Dit moet in de context van vers 6 begrepen worden. Heb. 7:6 zegt: “Hij echter, die niet
van hen afstamt, heeft van Abraham tienden genomen, en hij heeft hem gezegend die de
beloften gekregen had.” De Statenvertaling zegt: “Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit
hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen.” Met andere woorden, de
geslachtrekening van Melchizedek is niet door een Bijbelse schrijver getraceerd of
OPGETEKEND, en op deze manier is hij eveneens een beeld van Christus. Het betekent
NIET dat Melchizedek letterlijk geen ouders had. Het zegt alleen maar dat hij slechts
vanuit het niets in dat Bijbelverhaal ten tonele verschijnt, zonder de
achtergrondinformatie van wie hij was en wie zijn ouders waren. Deze goddelijke stilte
binnen dat Bijbelgedeelte werd bewust op deze manier opgetekend om van hem een
beeld van Christus te maken, ofwel “aan de Zoon van God gelijkgemaakt”.
Sem zelf leefde tot de volle leeftijd van 600 jaar. Hij was een eeuw oud toen de vloed
kwam en leefde na de vloed vervolgens nog eens 500 jaar. Als iemand de genealogieën
uit Gen. 11 op een rijtje zet, zoals wij in ons boek “De geheimen van tijd” hebben
gedaan, dan zien wij dat Sem Abraham overleefde. Sem stierf in wezen toen Izak 50 jaar
oud was.
De Joodse tradities leren dat Sem Jeruzalem gesticht heeft en dat hij zodoende ook haar
koning was. Tijdens heel het leven van Abraham was hij in leven. Op deze manier is het
alleen maar logische dat Abraham aan hem tienden betaalde, want hij was de ware
koning over heel de aarde en de houder van het geboorterecht. Omdat Sem Abraham
overleefde heeft Abraham in feite nooit het geboorterecht ontvangen, hoewel hij er wel
voor in aanmerking kwam. Daarom ging het geboorterecht direct van Sem op Izak over,
en dit is de reden waarom het Bijbelverhaal niets over het geboorterecht zegt totdat de
zonen van Izak erom gaan vechten.
EZAU IS EDOM, IDUMEA, HET SEÏRGEBERGTE, TEMAN EN AMALEK
Het begrijpen van Ezau – wie hij is en hoe zijn leven de moderne geschiedenis heeft
beïnvloed – is van wezenlijk belang binnen de studie van Bijbelprofetie. De nakomelingen
van Adam kregen in de Bijbel verschillende namen. De eerste naam was Edom, dat, zoals
we in Genesis 25:30 lezen, “rood” betekent,
30 Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar,
want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom [“rood”].
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
16
De Hebreeuwse naam “Edom” wordt soms in haar Griekse vorm “Idumea” geschreven.
Dit zijn dezelfde namen, alleen in een andere taal geschreven. Door met de dochter van
Seïr de Horiet te trouwen maakte Ezau een verbond met hem en ging vervolgens, zoals
we in Genesis 36:8 lezen, bij die Kanaänitische familie wonen,
8 Daaromging Ezau in het Seïrgebergte wonen. Ezau, dat is Edom.
Het Boek van de Oprechte bevestigt dit, waarbij de reden aangedragen wordt dat hij
vanwege het geschil met de Kanaänieten over grasland en waterrechten verhuisde.
Vervolgens trouwde hij zich binnen de familie van Seïr deHoriet en gaf hij zijn dochters
ten huwelijk aan de mannen binnen die familie (Jasher 30:29). Vanwege een geschil
roeide de familie van Ezau uiteindelijk de familie van Seïr de Horiet uit, waardoor hij dus
heel dat land beërfde. Op deze manier werd het Seïrgebergte het erfdeel van Ezau, het
“land van Edom” en wordt dit later in de Schrift ook zo genoemd. Het lag ten zuiden van
de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba bij de Rode Zee.
In Ezechiël 35 is de profetie tegen de afstammelingen van Ezau direct gericht tot
“Seïrgebergte en heel Edom” (Ez. 35:15). De profeet uit in 25:13 zijn anti-Ezau profetie
ook tegen “Teman”. Teman was Ezau’s kleinkind door Elifaz (Gen. 36:11).
Elifaz had eveneens een zoon met de naam Amalek (Gen. 36:12) die een prominente
stam binnen Edom vestigde. Zij waren een van Israëls felste vijanden. Zij vestigde zich
in het oosten van Edom, tussen Kanaän en Egypte. Het waren de Amalekieten die Israël
aanvielen toen zij onder Mozes uit Egypte kwamen. Zolang Mozes met zijn opgeheven
handen voor Israël bemiddelde won Israël de slag (Exodus 17:11). Nadat Israël Amalek
in Exodus 17:16 had verslagen vertelde God aan Mozeshet volgende,
16 Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de
HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!
Vanaf die tijd identificeerden de profeten de nakomelingen van Ezau constant als Israëls
vijand die in latere tijden omvergeworpen zou worden.Het boek Obadja bestaat slechts
uit een hoofdstuk, maar het is geheel aan dit onderwerp gewijd. Het zegt in vers 18 dat
het huis van Ezau verteerd zal worden zoals een stoppelveld door vuur verteerd wordt.
18 Dan zal het huis van Jakob een vuur zijn, het huis van Jozef een vlam, en het
huis van Ezau zal tot stoppels worden; zij zullen tegen hen ontbranden en hen
verslinden, zodat er geen ontkomene zal zijn voor het huis van Ezau! Ja, de
HEERE heeft gesproken!
Interessant detail is dat het “vuur” als eerste als “het huis van Jakob” (Israël) wordt
aangeduid, en vervolgens meer specifiek als”het huis van Jozef”. Onthoudt dat Jozef de
houder van het geboorterecht was en de naam Israël droeg, sinds Jakob die naam in
Gen. 48:16 aan de zonen van Jozef gegeven had. Dit laat in het bijzonder het conflict
tussen Jozef en Ezau zien. De reden is dat beide huizen om het geboorterecht vochten.
Ezau was het kwijtgeraakt en zijn nakomelingen verlangden ernaar om het terug te
krijgen. Uiteindelijk verkreeg Jozef het, maar zou het in latere tijden tijdelijk verliezen.
De strijd om het geboorterecht wordt in Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” genoemd,
8 Want het zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, het jaar van de
afrekening om de rechtszaak van Sion.
Het Hebreeuwse woord waarmee “rechtszaak” is vertaald is reeb, en de Concordantie van
Strong geeft het weer als “een twist (persoonlijk of juridisch)”. Met andere woorden, God
heeft voor Edom een afspraak in de rechtbank gepland, want Hij heeft een juridische
zaak, of twist, wat betreft “Sion”, ofwel wat betreft het besturen van het Koninkrijk.
Omdat Sion oorspronkelijk de plaats was waar Davids regeringzetel zich bevond werd het
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
17
een symbool voor het besturen van het Koninkrijk. Vanaf deze kant van het kruis geloven
wij natuurlijk dat het Nieuwe Jeruzalem het Oude Jeruzalem overruled, en zo is er ook
het Nieuwe Sion dat van haar oorspronkelijke locatieverschilt. Hier zullen we in hoofdstuk
8 over uitweiden.
Wanneer we eenmaal begrijpen dat de profetieën wat betreft Ezau onder al deze namen
opgetekend staan, wordt het duidelijk dat de Bijbel vol staat van profetieën tegen de
nakomelingen van Ezau in latere tijden. Velen realiseren zich dit echter niet, want vele
profetische statements zijn gericht tot een van de andere namen, namelijk Edom,
Idumea, Seïr, Teman of Amalek.
DE UITVERKOOP VAN HET GEBOORTERECHT: UITBUITEN
Jakob en Ezau waren zelf uiteraard rivalen om het geboorterecht en de zegen
(heerschappij). Toen Ezau die dag extra hongerig was verkocht hij zijn geboorterecht
voor een kom soep aan Jakob (Gen. 25:29-34). Het geboorterecht was het
eigendomsrecht van alles wat Izak bezat. Toen Jakob in ruil voor een kom soep het
geboorterecht kocht, was deze verkoop volgens Leviticus 25:14 onwettig,
14 Wanneer u dan aan uw naaste iets verkoopt wat verkocht kan worden, of
iets uit het bezit van uw naaste koopt, mag u elkaar niet uitbuiten.
In de context van koop en verkoop betekent iemand uitbuiten, het profiteren van
iemands situatie door iets voor een hele lage prijs te kopen of voor een hele hoog prijs te
verkopen. Jakob brak deze wet toen hij het geboorterecht van Ezau voor een kom soep
kocht. Jakob bezat niet genoeg geld om het geboorterecht voor een eerlijke prijs te
kopen.
Vele jaren later, toen Izak stierf, probeerde Jakob dit met Ezau recht te zetten. Jasher
47:15-19 vertelt ons het verhaal,
15 En toen Izak stierf liet hij zijn vee en zijn bezittingen en alles wat aan hem behoorde
aan zijn zonen na; en Ezau zei tegen Jakob: “Zie ik bid u dat alles wat onze vader ons
heeft nagelaten we in twee helften delen en ik vervolgens een deel mag kiezen.” En
Jakob zei: “Zo zal het geschieden.” En Jakob nam alles wat Izak in het land Kanaän had
achtergelaten, het vee en het bezit en hij bood het Ezau en zijn zonen in twee helften
aan en zei tegen Ezau: “Zie, alles bevind zich voor u, kies nu een deel dat u zult nemen.”
17 En Jakob zei tegen Ezau: “Hoor naar wat ik u te zeggen heb, de Heere HEERE van
hemel en aarde sprak tot onze vaders Abraham en Izak zeggende, Aan uw zaad na u zal
ik dit land voor eeuwig als erfdeel geven. 18 Daarom ligt alles wat onze vader ons heeft
nagelaten voor uw voeten, en zie al het land ligt aan uw voeten; kies het deel dat u
verlangt. 19 Als u het hele land verlangt, neem het dan voor eeuwig voor u en uw
kinderen, en ik zal dan deze rijkdom nemen, en als u de rijkdom verlangt, neem het dan
en ik zal dan dit land voor mij en mijn kinderen nemen als eeuwig erfdeel.”
De keuze was dus tussen de rijkdom van Izak en het land Kanaän. Ezau besloot
natuurlijk de rijkdom te nemen en liet het land voor Jakob over, want het land was al
door de Kanaänieten geclaimd en de kans zat erin dat het nooit geërfd kon worden. De
deal werd in een boek opgenomen, getekend en verzegeld. Ezau verhuisde terug naar
zijn gebied ten zuiden van Kanaän en Jakob bleef in Kanaän. Dit beëindigde tenminste
voor eventjes het conflict.
Wat noch Jakob noch Ezau begreep was dat de “land Kanaän” meer dan een geografische
landerfenis omvatte. God had, zoals we al eerder vanuit Gen. 1:26-28 hebben
aangetoond, vanaf het begin al in gedachte dat dit geboorterecht de belofte van het
Zoonschap moest zijn. Met andere woorden, de zogenaamde “landerfenis” was in wezen
de openbaring van de zonen van God. Hoe? Onze lichamen zijn van het stof van de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
18
aardbodem gemaakt. Adam was geschapen vanuit het stof van de aardbodem en was in
het begin een “geopenbaarde zoon”. Oftewel, het lichaam van Adam was geestelijk vlees.
Zijn aardse lichaam openbaarde de heerlijkheid van God.
Het doel van de schepping was dat God Zijn heerlijkheid in de aarde die Hij geschapen
had kon openbaren. De hoogst haalbare openbaring was voor Adam en de mens in het
algemeen weggelegd. Het lichaam dat dus uit aardse materie was geschapen was niet
slecht of kwaad, maar “zeer goed” (Gen. 1:31). God was altijd al in de hemelen
geopenbaard, maar God schiep deze aarde zodat Hij Zichzelf in deze dimensie ook kon
openbaren. Maar Adam zondigde en verloor dat verheerlijkte lichaam. Ofwel, hij verloor
letterlijk zijn erfenis en kwam in slavernij van een aards lichaam terecht dat was
verstoken van haar oorspronkelijke heerlijkheid. Het doel van de geschiedenis is dat de
mens het verheerlijkte lichaam weer verkrijgt, waardoor het stof van de aardbodem
wederom de goddelijke heerlijkheid kan huisvesten en openbaren.
Vanwege deze reden is het Zoonschap in wezen het voornaamste erfdeel van de mens.
Het is het ware “land Kanaän” dat God vanaf het begin aan ons wilde schenken. Het oude
land Kanaän was slechts een beeld en afschaduwing van de ware erfenis. Toch toen Ezau
de welvaart koos en de belofte van de landerfenis aan Jakob schonk, verachtte Ezau
wederom het ware geboorterecht. En Jakob verkreeg de belofte van Zoonschap dat
inherent, maar als het land Kanaän vermomt was.
Het punt is dat Ezau een eerlijk tijdskeuze ontving. Maar Ezau was geen geestelijk mens,
noch kon hij werkelijk onderscheiden wat er op het spel stond. Hij koos de onmiddellijke
zegen van welvaart en verwierp het lange termijn erfdeel van de landerfenis, dat Paulus
“de verlossing van ons lichaam” (Rom. 8:23) noemt.
Maar hoe zit het met het heersersmandaat? Ook dit was iets dat God in het eerste
hoofdstuk van Genesis aan Adam schonk. Onthoud dat dit van generatie op generatie
werd overgeleverd. Het ging over op Sem, de koning van gerechtigheid, koning van JeruZalem (“Stad van Salem”). Abraham stierf te vroeg om deze mantel van heerschappij te
ontvangen, maar Izak ontving het bij de dood van Sem, want hij was de volgende eerste
erfgenaam in de lijn. Hoe verkreeg Jakob vervolgens dit heersersmandaat?
HET HEERSERMANDAAT DOOR BEDROG GESTOLEN
Het conflict tussen Jakob en Ezau stak de kop op toen Izak gereed was om de zegen aan
Ezau te schenken. Blijkbaar werd Izak behoorlijk ziek of zwak en voelde hij dat zijn leven
spoedig ten einde zou komen. Daarom besloot hij om zijn oudste zoon Ezau met het
heersersmandaat te zegenen. Dit was een gebruikelijke manier van zegenen wanneer
een aardvader voelde dat hij spoedig zou gaan sterven. Het was een formele overdracht
van bezit op de opvolgende heerser. Het was het moment dat de houder van het
geboorterecht wettelijk als HEERSER werd aangewezen.
Het verschil tussen het geboorterecht en de heerschappij was in het eerste hoofdstuk van
Genesis gevestigd. In Gen. 1:26 zei God tegen Adam en Eva: “Laten zij heersen.” In vers
28 zei God: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk”. De zegen van het vruchtbaar en talrijk
zijn was het geboorterecht dat Ezau aan Jakob voor een kom soep had verkocht. Het
heersersmandaat is de zegen die Jakob stal.
Izak had de intentie om de “zegen” van heerschappij aan zijn oudste zoon Ezau te
schenken. Hij zond Ezau om voor de gelegenheid naar wildbraad te jagen, maar Rebekka
hoorde het gesprek en dacht terug aan de profetie tijdens haar zwangerschap dat “de
oudere de jongere zou dienen”. Meteen besloot zij om God te helpen om de zegen voor
Jakob te verzekeren. Door misbruik te maken van de blindheid van Izak (Gen. 27:1)
deed Jakob zich als Ezau voor, door zich zelfs in Ezau’s beste kleding te hullen. Genesis
27:15, 16 zegt,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
19
15 Daarop nam Rebekka de kostbare kleren van Ezau, haar oudste zoon, die ze
bij zich in huis had, en trok ze Jakob, haar jongste zoon, aan. 16 Het vel van de
geitenbokjes trok ze over zijn handen en over zijn gladde hals.
Izak rook echter onraad omdat hij de stem van Jakob meende te horen. Vers 19 zegt,
19 Jakob zei tegen zijn vader: Ik ben Ezau, uw eerstgeborene. Ik heb gedaan
wat u mij gezegd hebt. Richt u toch op, ga zitten en eet van mijn wildbraad,
zodat uw ziel mij kan zegenen.
Later had Izak toch nog steeds argwaan en deed hij nogmaals een poging om Ezau’s
identiteit vast te stellen. Vers 24 zegt,
24 Hij zei: Ben je echt mijn zoon Ezau? Hij antwoordde: Dat ben ik.
Vervolgens zegende Izak Jakob en riep hij hem uit als opvolger van Adam, goddelijk
aangesteld om de aarde te regeren. Maar Ezau keerde met het wildbraad terug en vroeg
om de zegen. Toen hij te horen kreeg dat Jakob het al had toegeëigend werd hij ziedend.
Dit kan niemand hem echt kwalijk nemen. Ook Izak was door Jakobs bedrog behoorlijk
van slag. Vervolgens lezen we in vers 36:
36 Hij zei daarop: Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, omdat hij mij nu twee
keer bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij mij afgenomen, en zie,
nu heeft hij mij mijn zegen afgenomen. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen
voor mij overgehouden?
Hier zien wij heel helder het verschil tussen het geboorterecht en de zegen. Vele jaren
later hield hij dit onderscheid in stand toen hij zijn 12 zonen zegende, waarbij hij de
zegen van het heersersmandaat aan Juda en het geboorterecht aan Jozef gaf. 1 Kron.
5:1, 2 zegt,
1 De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël – hij was namelijk de
eerstgeborene, maar omdat hij het bed van zijn vader geschonden had, is zijn
eerstgeboorterecht aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar
niet zo, dat deze in het geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven,
2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst,
maar het eerstgeboorterecht was van Jozef.
Hieruit blijkt duidelijk dat Juda de zegen van leiderschap ontving en dit hield in dat uit
hem de koningen van Israël – in het bijzonder de Messias – zouden komen. Aan de
andere kant ontving Jozef het geboorterecht, dat het mandaat van “wees vruchtbaar en
wordt talrijk” was. Het geboorterecht omvatte vervolgens het volk Israël – dat het
Koninkrijk zelf is. Dit was een beeld en afschaduwing van een grotere vervulling die nog
stond te gebeuren – niet slechts vleselijke mensen die nationaal onder de naam Israël
bekend kwamen te staan, maar de zonen van God die in de aarde tot openbaring komen.
Onthoud dat toen God het vruchtbaarheidsmandaat aan Adam gaf Hij niet slechts naar
vleselijke kinderen, maar naar de zonen van God verlangde. Het volk Israël was zeer
zeker geroepen om het Koninkrijk en de zonen van God voort te brengen, maar zij
faalden onherroepelijk.
De zegen van het heersersmandaat was de KONING-MESSIAS voortbrengen. Het bezit
van het geboorterecht betekende het bezit van het KONINKRIJK. Jakob verdrong Ezau in
beide zaken. Eerst nam Jakob het eerstgeboorterecht door oneerlijke handel, namelijk
door te profiteren van Ezau’s honger. Maar door bedrog stal hij simpelweg de zegen van
het heersersmandaat.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
20
Er is een ding dat ik over de goddelijke wet heb geleerd en dat is dat deze onpartijdig is
(Jakobus 2:9). Dit betekent dat Ezau een juridische zaak tegen Jakob had, omdat Jakob
hem onrecht had aangedaan. Velen hebben geprobeerd om de daden van Jakob hier te
rechtvaardigen, maar zij kunnen niet gerechtvaardigd worden. De Bijbel zegt dat Jakob
tegen zijn blinde vader loog. Jakob was schuldig aan regelrechte fraude. Vanwege deze
reden moest God Jakob aansprakelijk houden. Daarom gaf Hij door Izak heen een
belangrijke zegen aan Ezau. Een zegen die pas, zoals we spoedig in onze studie zullen
aantonen, in de twintigste eeuw in vervulling ging.
IZAKS ZEGEN AAN EZAU
Izak moet op de hoogte zijn geweest dat God Jakob voor zijn bedrog jegens Ezau zou
oordelen. Het maakte niets uit dat Ezau vleselijk was en niet het karakter van God bezat
(ja, zelf niet het karakter van Izak). Maar Jakob bezat het blijkbaar evenmin. Als
slachtoffer van bedrog wist Izak dat er een dag van afrekening zou aanbreken, waarbij
Jakob het geboorterecht en de zegen aan Ezau moest teruggeven en het aan God moest
overlaten aan wie Hij het op Zijn eigen manier wil schenken. Daarom gaf Izak in Gen.
27:39, 40 de volgende zegen aan Ezau,
39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zei tegen hem: Zie, van de vruchtbare
streken van de aarde zal je woongebied zijn, en van de dauw van de hemel van
boven. 40 Van je zwaard zul je leven en je broer zul je dienen. Maar als je tot
macht komt, zul je zijn juk van je nek afrukken.
De dag zou dus aanbreken dat Ezau het heersersmandaat door kracht zou nemen en zijn
macht over een ieder die hij wil zou kunnen uitoefenen. Dit komt overeen met het
karakter van Ezau en een onderdrukkende regering is wat wij van zijn nakomelingen
zouden verwachten. Omdat Jakob het heersersmandaat van Ezau had gestolen, moest
Jakob het om een of andere reden op een moment in de toekomst teruggeven. Dit was
het rechtvaardige oordeel van Izak wat betreft deze zaak.
Toch zal God het niet toestaan dat Edom voor altijd de heerschappij zal bezitten. Hun tijd
zou ten einde komen nadat zij bewezen hadden dat zij niet geroepen noch in staat waren
om de aarde zonder aanzien des persoons en door liefde te regeren. Hun regeringstijd
zou aan alle mensen bewijzen dat zij tirannen zijn die verwachten behandeld te worden
als vooropgestelde mensen. Maar God zal geen tirannen gebruiken om Zijn Koninkrijk te
regeren.
EZAU, DE EERSTE ZIONIST
Ezau was van mening dat het land Kanaän rechtmatig aan hem toebehoorde en dat zijn
broer Jakob het land onwettig had toegeëigend. Door heel de geschiedenis heen was het
zijn verlangen om Jakob uit te zetten en het land te veroveren en het te bezetten. Toen
de nakomelingen van Jakob in Egypte woonden verbleef de hoofdstam van Edom in
Arabië, net ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba. De Amalekieten die
een andere tak van Ezau waren vestigden zich ten zuiden van hen in de Negev, direct ten
zuiden van Kanaän. Toen Israël onder leiding van Mozes Egypte verliet vielen de
Amalekieten hen aan (Ex. 17). Op deze manier waren zij Israëls oudste vijanden, zij
waren van plan om te voorkomen dat Israël naar het land Kanaän zou terugkeren.
Eeuwen later, ten tijde van Gideon, werd Israël door een alliantie van drie mensen
gevangen gehouden: Amalek, Midian en de mensen van het oosten (Rich. 6:3). Zo zien
wij dat Amalek nog steeds de vijand van Israël is en ernaar verlangt om hun in
gevangenschap te zetten.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
21
Toen Juda door Babylon in ballingschap werd geleid, verheugde Edom zich in hun
gevangenschap, want dit betekende dat zij het land Kanaän konden gaan bezetten. Dit
wordt in Ezechiël 35 in een profetie tot Edom aangehaald.
2 Mensenkind, richt uw blik op het Seïrgebergte en profeteer ertegen.
5 Omdat u een eeuwige vijandschap hebt en u de Israëlieten deed neerstorten
door het geweld van het zwaard in de tijd van hun ondergang, in de tijd van de
uiterste ongerechtigheid, 6 daarom, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE:
Voorzeker, Ik zal u tot bloed maken en bloed zal u achtervolgen. Omdat u het
bloedvergieten niet hebt gehaat, zal bloed u achtervolgen.
10 Omdat u zegt: Die beide volken [Israël en Juda] en die beide landen zullen mij
toebehoren, wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn, 11 daarom,
zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal handelen overeenkomstig uw
toorn en overeenkomstig uw afgunst, waarmee u uit uw haat jegens hen bent
opgetreden. Ik zal Mij onder hen bekendmaken, wanneer Ik u oordelen zal.
Merk op dat in bovenstaand gedeelte wordt beschreven dat het Seïrgebergte geen
vredelievende mensen waren. Zij verlangden naar bloed en schenden op deze manier dus
de wet tegen het “eten van bloed” (Lev. 17). Vandaag de dag zou men hen als
bloeddorstig bestempelen. Bloed is rood; Edom betekent “rood”. We kunnen niet anders
dan Edoms naam binnen de profetische beschrijving van het nationale karakter insluiten.
In vers 10 zien we door de mond van de profeet dat het verlangen van Edom bestond uit
het bezitten van de twee landen van Israël en Juda. Hoewel Izak geprofeteerd had over
Ezau’s uiteindelijke heerschappij – en daarbij waarschijnlijk ook zijn claim op het land
Kanaän – geschiedde deze terugkeer NIET onder goddelijke motieven. Daarom zegt God
ook dat Hij hen zal oordelen volgens hun toorn, afgunst en haat.
Ezau verlangde ernaar om het Koninkrijk van God vanwege zijn persoonlijke gewin te
regeren en deed dit volgens vleselijke motieven en methoden. In Ezechiël 36 richt de
profeet zich tot Israël en vertelt hen in de verzen 2 tot 5 over Edom,
2 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand over u gezegd heeft: Haha! Zelfs de
eeuwige hoogten zijn ons tot erfelijk bezit geworden… 5 daarom, zo zegt de
Heere HEERE: Voorwaar, in het vuur van Mijn na-ijver heb Ik gesproken tot het
overblijfsel van de heidenvolken en tot heel Edom, die zichzelf Mijn land tot
erfelijk bezit hebben gegeven met de blijdschap van heel hun hart, met
leedvermaak, zodat zijn weidegrond tot buit zou zijn.
Het conflict tussen Jakob en Ezau komt in deze profetie duidelijk tot uiting. De strijd gaat
om het land Kanaän, dat beide partijen wilden bezitten. Toen God van 745-721 v.Chr.
het huis van Israël verstrooide stond alleen Juda nog in de weg van de afstammelingen
van Ezau om het land in bezit te nemen. Toen Juda van 604-586 v.Chr. naar Babylon
werd genomen eigende Edom Gods land zichzelf toe, niet om het voor Gods wil te
gebruiken, maar om hun eigen egoïstische motieven te bevredigen.
Deze profetie werd in de dagen van Ezechiël gedeeltelijk vervuld, maar in die tijd bezat
Babylon in feite het land en niet Edom. De Assyriërs voor hen hadden andere volken in
dat land geplaatst om de gedeporteerde Israëlieten te vervangen (2 Kon. 17:24). De
afstammelingen van die volken kwamen bekend te staan als Samaritanen, die zelfs in de
tijd van Jezus zo genoemd werden.
Dus ondanks dat Edom de twee landen van Israël en Juda had willen bezitten, werd het
hun op dat moment ontnomen. Dit betekent dat de vevulling van de zegen van Izak over
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
22
Ezau op een later moment zou geschieden. Hetzelfde geldt voor de profetie van Ezechiël
over Edom.
DE PROFETIE VAN MALEACHI OVER EDOM
De profeet Maleachi (ca. 450-400 v.Chr.) is waarschijnlijk de duidelijkste verklaring van
Ezau’s zionistische motieven. In hoofdstuk een lezen we,
1 Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi. 2 Ik
heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad? Was
Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad,
3 en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn
erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn. 4 Hoewel Edom
zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de
HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men
zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in
eeuwigheid toornig is.
Het zionistische motief van Ezau bevindt zich in de verklaring: “Wij bouwen de puinhopen
weer op.” In zekere zin herbevestigd God de zegen van Izak over Edom dat zij zullen
terugkeren en zullen wederopbouwen, maar dat het op een bepaald moment zal worden
afgebroken. Op dat moment zal de wereld Gods kijk op Edom en zijn methoden leren.
Men zal hen “goddeloos gebied noemen”.
Toch is de manier waarop God het land en het geboorterecht aan de afstammelingen van
Ezau herstellen voor de meeste mensen grotendeels verborgen. Zowel de wereld als de
kerk zijn opzettelijk door God verblindt, zodat wij Zijn plan en methoden niet zouden
tegenwerken. Maar wij zijn van mening dat het moment is aangebroken dat een ieder zal
zien wat God heeft gedaan om het onrecht jegens Ezau recht te maken. Om dit correct te
begrijpen moeten we naar de historische optekening kijken en zien wat er daadwerkelijk
met de afstammelingen van Ezau, ofwel Edom in het Hebreeuws en Idumea in het
Grieks, is gebeurd.
DE VEROVERING VAN DE MAKKABEEËN OVER EDOM IN 126 V.CHR.
De verovering van Edom of Idumea (zoals het toentertijd onder haar Griekse naam
bekend stond) begon volgens 1 Makkabeeën 5:3-8 in 163 v.Chr. met Judas Makkabeüs.
Uiteindelijk verdween in 126 v.Chr. Edom als natie toen Johannes Hyrkanus van Juda zijn
verovering bezegelde en de overgebleven Edomieten met geweld tot het Judaïsme
bekeerde. Nooit meer was er een natie die Edom of Idumea genoemd werd. Het verhaal
wordt door een Joods historicus uit de eerste eeuw, Josephus genaamd, in zijn
“Antiquities of the Jews”, XIII, ix, 1, zeer gedetailleerd beschreven. Daar lezen wij:
“Ook nam Hyrkanus Dora en Marissa, steden van Idumea, in en onderwierp al de
Idumeeërs; en stond het hen toe om in het land te blijven, mits zij besneden werden en
de wetten van de Joden in gebruik zouden nemen; zij verlangde er zo naar om in het
land van hun voorvaderen te leven dat zij zich aan het gebruik van de besnijdenis en al
de Joodse wetten onderwierpen; waardoor het volgende op dat moment tot hun
doordrong, namelijk dat zij in geen enkel opzicht meer van de Joden verschilden.”
Josephus was de Joodse historicus die als eerste tegen de Romeinen vocht in de oorlog
die Jeruzalem verwoestte. Hijzelf stamde van de Makkabeeën af. Hij was zeer bekend
met deze zaken toen hij over deze zaken schreef, omdat hij dus over zijn eigen
familiegeschiedenis schreef. De Joodse encyclopedie uit 1925 bevestigt onder “Edom”
deze Edomitische opname tot het Jodendom, zeggende,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
23
“Judas Makkabeüs veroverde voor een tijd hun gebied (163 v.Chr.; Ant. Xii, 8 par. 1, 2).
Opnieuw werden zij door Johannes Hyrkanus onderworpen (c. 125 v.Chr.) door wie zij
werden gedwongen om de Joodse riten en wetten te houden (ib. 9, par. 1: xiv. 4, par.
4). Zij werden vervolgens opgenomen binnen de Joodse natie en hun land werd door de
Grieken en Romeinen “Idumea” genoemd (Mark iii. 8; Ptolemeüs, Geography v.16). De
Idumese dynastie die tot aan de verovering van de Romeinen over Judea regeerde begon
met Antipater. Voor de belegering van Jeruzalem verschenen er onder leiding van
Johannes, Simeon en Jakob meteen 20.000 Idumeeërs voor Jeruzalem om namens de
zeloten die in de tempel werden belegerd te vechten (Josephus, B.J. iv. 4, par. 5).
“Vanaf dat moment verdwenen de Idumeeërs als een apart volk.”
Er zijn boeken geschreven om aan te tonen dat Turkije of China of andere naties het
moderne Edom zijn als vergeefse poging om Edom te identificeren als de echte of
denkbeeldige vijand van de moderne Joodse staat. Toch beschrijft zelfs de Joodse
encyclopedie (zojuist aangehaald) de waarheid zonder er doekjes om te winden. In 125
of 126 v.Chr. “verdwenen de Idumeeërs (of Edomieten) als een apart volk” van de Joden.
Dit wordt opnieuw door de Joodse encyclopedie, 1925 editie, Vol. 5, p. 41, bevestigt, die
zegt: “Edom is het huidige Jodendom.”
Edom werd door de Joden opgenomen en hield binnen de geschiedenis op met het zijn
van een apart volk. Aan dit geschiedkundige feit kan niet getoornd worden en geen
enkele historicus heeft geprobeerd dit te weerleggen. Het is onder historici zo bekend dat
het ongelofelijk is hoe weinig christenen dit weten of het binnen hun opvatting van
Bijbelprofetie hebben toegepast. Alleen God is in staat geweest om de kerk zo te
verblinden zodat zij de hele natie van Edom zijn kwijtgeraakt!
Vandaar dat de Joden – of een vertakking hiervan – als het enige volk overbleef om de
zegen van Izak en de zionistische profetieën over Edom te vervullen. Deze zullen tot
openbaring komen door hun karakter, geopenbaard door hun zionistische methoden. Wij
mogen verwachten dat het zionisme van Edom door geweld, diefstal en bloedvergieten
vervuld zal worden. In contrast mogen wij verwachten dat het ware, goddelijke zionisme
van Israël (Jozef) door vrede, rechtvaardigheid en recht vervuld zal worden als zegen
van alle geslachten van de aarde (Gen. 12:3). Dit is het verschil tussen het oude en het
Nieuwe Jeruzalem, tussen vleselijk en geestelijk, tussen bedrog en waarheid.
HERODUS; HET PATROON VAN EEN JOODS-EDOMITISCHE KONING
Bij de eerste komst van Jezus Christus was koning Herodus Zijn rivaal voor de troon,
ofwel Zijn aartsvijand. Vanwege deze reden probeerde Herodus Jezus te doden door kort
na Zijn geboorte alle kinderen in Bethlehem te vermoorden. In dezen heeft de afgelopen
generatie de opkomst van de kindermoord opnieuw kunnen aanschouwen in de vorm van
legale abortus, wij vatten dit op als historische gelijkenis van de gebeurtenissen die
voorafgaan aan de tweede komst van Christus.
Het patroon van koning Herodus zelf wordt vandaag de dag nog niet volledig
gewaardeerd, omdat maar weinig mensen aan dit verband hebben gedacht en anderen
dit het liefst mijden. Maar koning Herodus was half Idumees en half Joods. Zijn vader
Antipater was toen hij nog jong was door Idumeeërs gevangen genomen waarna hij in
Idumea opgroeide. Later huwde hij een Idumese vrouw, Herodus’ moeder.
Antipater kreeg de macht toen de Romeinse regering hem in 47 v.Chr. als procurator van
Judea benoemde. Kort hierna veroverden de Parthen Syrië en Judea en plaatste zij
Antigonus op de troon omdat hij uit de lijn van de Makkabeeën kwam. Maar uiteindelijk
ging Antipaters zoon Herodus in 40 v.Chr. naar Rome en verkreeg hij hun eerdere titel
als koning van Judea. In zijn “Antiquities of the Jews”, XIV, xv, 2, schreef Josephus,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
24
“Herodus nu had een sterk leger; en… ging tot Jeruzalem… als reactie op wat Herodus
had veroorzaakt verklaarde Antigonus… dat zij geen recht zouden doen als zij het
koninkrijk aan Herodus zouden geven, die niet meer dan een heimelijk iemand en een
Idumeeër was, d.w.z. een half-Jood…”
In 37 v.Chr. wierp Herodus Antigonis omver en liet hij hem uiteindelijk in 34 v.Chr.
ombrengen. Herodus besteeg de troon als koning der Joden en begon de Idumese
dynastie, die Judea voor een eeuw bestuurde, tot aan haar verwoesting in 70-73 n.Chr.
Daarnaast vertegenwoordigde Herodus eveneens de Joodse natie, omdat hij net zoals de
natie zelf half Idumees en half Joods was.
Met andere woorden, het Jodendom zelf – d.w.z. zij die het judaïsme aanhangen en
Jezus Christus verwerpen – is de enige moderne natie die de profetieën aangaande Edom
kan vervullen. Door Edom binnen de Joodse natie en haar religieuze systeem op te
nemen werden de Joden de erfgenamen van beide profetieën – zowel de profetieën
aangaande Juda als de profetieën aangaande Edom.
Tot nu toe hebben wij slechts een kant van deze zaak aangetoond, ofwel de kant van
Edom. Later zullen wij aantonen hoe de Joden eveneens het gedeelte van de profetieën
over Juda vervullen. Om het volledige bereik van dit beeld te begrijpen moet men een
goed begrip van de beide soorten profetieën hebben en inzien hoe deze zonder
tegenstelling in elkaar passen.
Maar voordat we enige chocola kunnen maken van het zionisme van de twintigste eeuw
en haar verband met Edom, moeten we eveneens haar verband met Juda aantonen. Pas
als wij beide takken van deze profetie hebben vastgesteld zal alles overvloedig helder
zijn.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
25
HOOFDSTUK 3
Het heersersmandaat van Juda
De eerstgeboren zoon van Jakob was Ruben, maar omdat hij “het bed van zijn vader had
geschonden” verkreeg hij het geboorterecht niet (1 Kron. 5:1). Dit is een verwijzing naar
de gebeurtenis die in Gen. 35:22 is opgetekend,
22 En het gebeurde, toen Israël in dat land woonde, dat Ruben ging en met
Bilha sliep, de bijvrouw van zijn vader; en Israël kwam dat te weten.
Dit diskwalificeerde Ruben voor het ontvangen van het geboorterecht – zowel het
heersersmandaat als de zegen van het zoonschap. In Gen. 49:4 zegt Jakob tegen Ruben
dat hij “onstuimig als het water” was, omdat hij niet de zelfbeheersing had om zich te
onthouden van zijn seksuele relatie met Bilha. De naam van Ruben betekent: “Zie een
zoon,” maar vanwege zijn daden verloor hij het zoonschap. Het zoonschap werd
vervolgens aan zijn broer Jozef gegeven en het heersersmandaat ging over op zijn broer
Juda.
Juda was de vierde zoon van Jakob-Israël. Hij ontving niet het geboorterecht zelf, maar
Jakob schonk hem wel het deel van het heersersmandaat. Hierover lezen we in 1 Kron.
5:1, 2,
1 De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël – hij was namelijk de
eerstgeborene, maar omdat hij het bed van zijn vader geschonden had, is zijn
eerstgeboorterecht aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar
niet zo, dat deze [Ruben] in het geslachtsregister als eerstgeborene werd
ingeschreven, 2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd
tot vorst, maar het eerstgeboorterecht was van Jozef.
In het boek Genesis wordt ons de manier vertelt waarop Jakob het heersersmandaat van
het vruchtbaarheidsmandaat scheidde. In Gen. 37:3 vinden we de eerste hint dat het
geboorterecht aan Jozef gegeven was, toen Jakob hem het teken van de
geboorterechthouder gaf – een speciaal kleed:
3 Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem
een zoon van zijn ouderdom. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem
maken.
De eigenlijke schenking van het geboorterecht geschiedde later echter aan de zonen van
Jozef, in het bijzonder Efraïm, wiens naam “vruchtbaarheid” betekent. Zijn naam was op
deze manier profetisch wat betreft de vervulling van het vruchtbaarheidsmandaat, dat
refereert aan Gen. 1:28. Toen Jakob oud geworden was en zou gaan sterven riep hij om
Jozef en zijn zonen en schonk hij hen de zegen die in Genesis 48 is opgetekend. Jozef
verwachtte dat de zegen op Manasse, zijn oudste zoon, zou overgaan en daarom plaatste
hij Manasse naast de rechterhand van Jakob. Efraïm plaatste hij aan de linkerhand van
Jakob.
Maar Jakob kruiste vervolgens zijn handen en legde zijn rechterhand op het hoofd van
Efraïm en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Gen. 48:15, 16 zegt,
15 En hij zegende Jozef en zei: De God voor Wiens aangezicht mijn vaderen,
Abraham en Izak, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft,
mijn leven lang tot op deze dag, 16 de Engel, Die mij verlost heeft van al het
kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
26
vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in het midden van het
land in menigte zullen toenemen.
De Engel die Jakob had verlost was de Engel die met Jakob in Gen. 32:24-32 bij Pniël
worstelde. Dit was de Engel die Jakob de naam “Israël” had gegeven. Dus door deze
zegen gaf Jakob-Israël die naam ISRAËL aan de zonen van Jozef door. Op dat moment
zegende hij hen met een “grote menigte” van volken – ofwel, het
vruchtbaarheidsmandaat van het geboorterecht.
En vanwege deze reden zegt 1 Kron. 5:1, 2 (zojuist aangehaald) dat Jozef het
geboorterecht ontving. En toch leren wij eveneens dat het geboorterecht aan Jozef niet
het gehele geboorterecht was dat tot die tijd bestaan had. Jakob scheidde het
heersersmandaat van de rest van het geboorterecht en schonk dat deel aan Juda.
DE ZEGEN VAN JAKOB AAN JUDA
De zegen aan Juda wordt in Gen. 49:8-12 beschreven,
8 Juda, jij bent het, jou zullen je broers loven [Juda betekent “lofprijzen”]! Je hand
zal rusten op de nek van je vijanden; voor jou zullen de zonen van je vader zich
neerbuigen. 9 Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn
zoon. Hij heeft zich gekromd [Heb. rabats, “hurken, in een duiken of liggen”], zich
als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? 10 De
scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn
voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen. 11 Hij bindt
zijn jonge ezel aan de wijnstok en het veulen van zijn ezelin aan de edelste
wijnstok; hij wast zijn kleren in wijn en zijn gewaad in druivenbloed. 12 Zijn
ogen zijn donker door de wijn en zijn tanden wit door de melk.
Hier zien wij dat Juda de heersersstaf (scepter) ontving. Ook wordt hij met een leeuw
vergeleken, dat Juda’s nationale symbool op hun banier werd. Vandaar dat wij in
Openbaringen 5:5 het volgende over Christus lezen: “de Leeuw Die uit de stam van Juda
is.” Ook zien wij dat de leeuw zich zou krommen of neer zou leggen. Op profetische wijze
beeldt dit de dood van Jezus Christus uit. De Enige “die hem zal doen opstaan” is de
Geest van Hem die Jezus uit de dood liet opstaan (Rom. 8:11).
HET RAADSEL VAN SIMSON OVER DE DODE LEEUW
Ditzelfde thema over een dode leeuw die uit de dood opstaat komt in het raadsel van
Simson in Richteren 14 naar voren. Door de kracht van God dode Simson met zijn blote
handen een leeuw (Rich. 14:5, 6), en wat later hadden enkele bijen een bijenkorf in het
dode karkas van de leeuw gemaakt. Simson nam wat honing van de korf, at ervan en gaf
wat aan zijn ouders. Niet lang daarna ging hij naam Timna om daar zijn zevendaagse
trouwfeest te vieren omdat hij van plan was om een Filistijnse vrouw uit Timna te
trouwen. Aan het begin van het feest gaf hij een raadsel aan de Filistijnen op. Als zij dit
konden oplossen zou hij elk van zijn dertig vrienden een nieuw kleed geven. Maar als zij
het niet konden oplossen zouden zij allen Simson een nieuw kleed moeten geven.
In Richteren 14:14 wordt het raadsel gegeven,
14 Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke.
Omdat de Filistijnen de dode leeuw, uit wiens dood de honing kwam, niet hadden gezien
begrepen zij hier niets van. Noch begrepen zij de betekenis – dat het geheimenis van het
Beloofde Land overvloeiende van melk en honing geschiedde door het zien van de dode
Leeuw van Juda, “Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze
rechtvaardiging” (Rom.4:25). De openbaring van dat raadsel zou de belonging van
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
27
nieuwe klederen brengen, “klederen van het heil” (Jes. 61:10). Paulus spreekt over deze
klederen als een “tent” waarnaar we verlangen om mee bekleed te worden opdat wij de
onsterfelijkheid mogen verkrijgen (2 Kor. 5:1-4).
Dit verhaal is zo een andere profetie van hoe we gered kunnen worden en hoe wij de
onsterfelijkheid ontvangen, bekleed met een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dit is in
wezen het doel van het Loofhuttenfeest, waar wij in hoofdstuk zeven van ons boek “De
wetten van de tweede komst” volledig over uitweiden.
Het raadsel van Simson zegt ons hoe wij de zegen van Jakob op Juda moeten
interpreteren. Juda moest de Koning-Messias voortbrengen, de Leeuw van de stam van
Juda, die zou sterven en uit de dood op zou staan. Dit was de roeping van Juda en Jezus
werd inderdaad uit de stam van Juda geboren. Juda heeft zijn roeping dus ook vervuld.
Maar wij kunnen niet van Juda verwachten dat zij de boodschap van het zoonschap
zullen vervullen, want deze roeping is voor Jozef weggelegd.
Wij kunnen van Juda niet verwachten dat zij de roeping van het geboorterecht vervullen,
want dit was aan Efraïm, de zoon van Jozef, gegeven.
Noch had Juda het recht om de naam van het geboorterecht, namelijk Israël, te
gebruiken, want deze naam was aan de zonen van Jozef gegeven.
DE BREUK IN HET KONINKRIJK
De scheiding van het heersersmandaat van het vruchtbaarheidsmandaat zaaide het zaad
van de breuk die zich binnen de natie van Israël na de dood van Salomo zou voordoen.
Salomo mag dan de wijste mens zijn die ooit geleefd heeft, hij was echter niet volwassen
genoeg om zijn wijsheid verstandig te gebruiken. Vanwege deze reden werd hij erg
corrupt en sloeg de volslagen dwaasheid bij hem toe. Hij hield van bouwen, maar hij
vroeg aan het volk te veel belasting om zijn bouwprojecten te ondersteunen.
Na de dood van Salomo naderde het volk tot zijn zoon Rehobeam en zij vroegen hem of
hij de zware belasting wilde verlagen. Rehobeam raadpleegde zijn adviseurs. De wijzen
onder hen adviseerden hem om de belasting inderdaad te verlagen; de jongeren
adviseerden hem echter om de belasting juist te verhogen zodat hij duidelijk zou maken
dat het volk geen invloed had op zijn beleid. Dit veroorzaakte de breuk binnen het
Koninkrijk, waarbij de tien stammen tegen Rehobeam in opstand kwamen en hun eigen
natie, met een eigen koning, de Efraïmiet Jerobeam, vestigde.
Dit gebeuren was al in 1 Kon. 11:28-39 door de profeet Ahia geprofeteerd,
30 Toen pakte Ahia het nieuwe kleed dat hij aanhad, en scheurde het in twaalf
stukken. 31 Hij zei tegen Jerobeam: Neem er tien stukken van voor uzelf. Want
zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zie, Ik ga HET KONINKRIJK uit de hand
van Salomo losscheuren en Ik zal u tien stammen geven. 32 Maar één stam zal
voor hem zijn, omwille van Mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de
stad die Ik uit alle stammen van Israël heb verkozen… 34 Uit zijn hand zal Ik
DIT HELE KONINKRIJK echter niet nemen, maar Ik zal hem voor al de dagen
van zijn leven tot vorst maken, omwille van Mijn dienaar David, die Ik heb
verkozen en die Mijn geboden en verordeningen in acht heeft genomen. 35 Maar
uit de hand van zijn zoon zal Ik HET KONINKSSCHAP [d.w.z. het Koninkrijk]
nemen en Ik zal u daarvan tien stammen geven.
Merk in het bijzonder op dat het het Koninkrijk was dat God van de koning van Juda
afnam. Dit zorgde voor een scheiding van de koning met het Koninkrijk. Dit was een
grote scheuring in het land. Omdat de stammen van Jozef (Efraïm en Manasse), die
bewaarders van de naam ISRAËL waren, zich binnen de tien stammen bevonden, was de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
28
natie van de tien stammen van het noorden degene die wettelijk de naam van het
geboorterecht mochten gebruiken. Daarom werd zij ook “het huis van Israël” genoemd,
terwijl de zuidelijke twee stammen (Juda en Benjamin) slechts “het huis van Juda”
genoemd konden worden.
Dit is zeer belangrijk. Vanaf dat moment spreken de profeten over deze verschillende
naties met hun officiële namen. Wanneer zij over de noordelijke stammen spraken,
noemden zij hen “het huis van Israël”. Als zij over de zuidelijke twee stammen spraken,
noemden zij hen “het huis van Juda”. De profeten halen deze twee huizen nooit door
elkaar als zij verschillende bestemming over deze twee naties profeteren.
Historische gezien beschouwde de andere naties Israël en Juda ook als twee
verschillende naties en hadden ook verschillende namen voor hen. De meeste naties
kenden het noordelijk huis van Israël NIET bij de naam Israël, maar bij de naam van de
stichter van Samaria, koning Omri. In die dagen werd die naam in wezen als “Gomer” of
“Ghomri” uitgesproken. De Assyriës die later Israël wegvoerden noemden hen officieel
Beth-Ghomri of Beth-Khumri, wat “huis van Omri” betekent. Dit is dezelfde naam die op
de Zwarte Obelisk van Salamaneser, de Assyrische koning die Samaria veroverde (2
Koningen 18:9), staat vermeld. Deze Khumri migreerden later naar de onbewoonde
wouden van Europa, waar zij onder de naam Kelten, Saksen en andere namen bekend
kwamen te staan. Zij vormden de meerderheid van de Europese bevolking.
Zie voor een uitgebreidere studie van de namen van Israël in hun ballingschap, en hoe zij
onder die namen in Europa gemigreerd zijn, het boek van William Bennett “The Story of
Celto-Saxon Israël”. In bijlage II van dat boek wordt de Zwarte Obelisk van
Salamaneser, ondersteund met foto’s en tekst, besproken.
Israël werd door Assyrië in ballingschap gevoerd en keerde nooit meer terug naar het
oude land; Juda heeft slechts een 70 jarige Babylonische ballingschap moeten ondergaan
opdat de Messias op de bestemde plaats in Bethlehem van Judea geboren kon worden
(Micha 5:2).
De bestemming van het huis van Israël was het vervullen van het geboorterecht. De
bestemming van het huis van Juda was het voortbrengen van de Koning-Messias. Bij Zijn
eerste komst kwam Christus voort uit de stam van Juda, geboren in Bethlehem, de stad
Davids, om zo Juda’s roeping als Messias te vervullen. Maar bij Zijn tweede komst moet
Hij op een andere manier komen om de roeping van het geboorterecht van het huis van
Israël te vervullen, waarbij Hij vele zonen tot heerlijkheid zal brengen. Dit onderwerp
hebben wij al zeer uitvoerig behandeld in de hoofdstukken tien en elf van ons boek “De
wetten van de tweede komst”, daarom zullen wij hier nu niet over uitweiden.
DE TWEE VIJGENBOMEN VAN JUDA
De stam van Juda bestond uit twee soorten Judeeërs (ofwel Joden): goede en slechte.
Het goede gedeelte moest het heersersmandaat ontvangen, terwijl het slechte gedeelte
door God verworpen moest worden. Dit beeld komt volledig naar voren binnen de
profetieën van Jeremia. Het primaire beeld van deze twee “bomen” kunnen we in Jeremia
24 vinden, waar het gaat over de natie Juda als zijnde 2 manden met vijgen. Een mand
bevatte zeer goede vijgen; de andere zeer slechte vijgen die niet gegeten konden
worden. In de eerste verzen van Jerermia 24 vertelt Jeremia hierover,
1 De HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor
de tempel van de HEERE, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia,
de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de
ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en
hen naar Babel gebracht had. 2 In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
29
de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die
vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren.
God gaf vervolgens de uitleg van deze openbaring. De mand met goede vijgen waren
degenen binnen Juda die zich aan het oordeel van God onderwierpen en die in
ballingschap naar Babylon gingen. God zei dat Hij ze terug zou brengen naar het land en
“hen een hart zou geven om Hem te kennen” (24:7).
De mand met slechte vijgen vertegenwoordigde echter degenen binnen Juda die
weigerden om zich aan de koning van Babylon te onderwerpen – ofwel, zij weigerden om
zich aan Gods oordeel te onderwerpen. God zei het volgende over deze vijgen,
8 Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten
zijn – want zo zegt de HEERE – zo zal Ik Zedekia maken, de koning van Juda,
zijn vorsten, het overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en
die in het land Egypte wonen. 9 Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde
tot een schrikbeeld stellen hoe slecht het kan aflopen, tot smaad en tot een
spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen
waarheen Ik hen zal verdrijven. 10 Ik zal onder hen zenden het zwaard, de
honger en de pest, totdat zij omgekomen zullen zijn uit het land dat Ik hun en
hun vaderen heb gegeven.
Wat een contrast! De vijgenboom was uiteraard het symbool van de Joodse natie. Maar
het is logisch dat deze twee manden met vijgen afkomstig waren van twee verschillende
bomen. Jezus zag in Zijn tijd heel helder beide soorten Joden, want in Mat. 7:17-20 zei
Hij,
17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom
brengt slechte vruchten voort. 18 Een goede boom kan geen slechte vruchten
voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen.
19 Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het
vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen.
De goede boom bracht dus goede vruchten voort en de slechte boom slechte vruchten.
Beide zijn van Juda, maar er was een duidelijk verschil tussen de mensen die door deze
bomen werden vertegenwoordigd. De goede vijgen zijn degenen die Hem als Messias
aannamen; de slechte vijgen verwierpen Hem. Jeremia zegt dat de goede vijgen zich aan
het oordeel van God tegen de natie onderwierpen door gewillig voor 70 jaar naar Babylon
te gaan. De slechte vijgen waren het niet eens met Gods oordeel voor hun zonden en
besloten om het leger van koning Nebukadnezar te bevechten. Dit komt heel duidelijk
naar voren bij het lezen van Jeremia 24-30.
HET GODDELIJKE OORDEEL VOOR ONGEHOORZAAMHEID
De goddelijke wet schrijft in Deut. 17:9-12 voor dat de mensen de uitspraak van de
priesters moeten gehoorzamen wanneer zij het volk volgens Gods wet moesten oordelen.
Vers 12 zegt,
12 De man echter die overmoedig handelt, door niet te luisteren naar de
priester die daar staat om de HEERE, uw God, te dienen, of naar de rechter, die
man moet sterven [vanwege het niet tonen van berouw en het minachten van de
rechtbank]. Zo moet u het kwaad uit Israël wegdoen.
Jeremia was een van de priesters van Anathoth (Jer. 1:1). In Jer. 7:9-15 gebruikt God
hem om het oordeel over de natie van Juda aan te kondigen:
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
30
9 Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen
aan de Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, 10 en dan
voor Mijn aangezicht komen staan in dit huis waarover Mijn Naam is
uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered – om al deze gruweldaden te doen? 11
Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol?
Ook Ik, zie, Ik heb het gezien, spreekt de HEERE. 12 Want ga toch naar Mijn
plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie
wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13
Welnu, omdat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u
sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet
geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen,
waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb,
doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van voor Mijn aangezicht
wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb, heel het nageslacht van
Efraïm.
In dit juridische oordeel tegen Juda zei God dat Hij Juda en Jeruzalem weg van Zijn
aangezicht zou werpen – net zoals Hij dit met Silo en Efraïm had gedaan. Silo was de
plaats waar God als eerste Zijn naam had gevestigd, nadat Jozua Kanaän had veroverd
(Joz. 18:1; Ps. 78:60). Maar vanwege de zonen van Eli verwijderde Hij zijn aanwezigheid
(ark) uit Silo en plaatste Hij dit in Jeruzalem.
God keerde nooit meer terug naar Silo, maar verliet die plaats voorgoed en verwierp
Efraïm uiteindelijk van Zijn aangezicht door middel van een Assyrische ballingschap.
Omdat zij net zo corrupt als het priesterschap van Eli en het volk Efraïm waren zou God
hetzelfde met Juda en Jeruzalem doen. Er waren enkele Joden die dit begrepen en zich
aan Gods oordeel onderwierpen, maar het merendeel deed dit niet. Zij besloten om het
te bevechten waardoor God volgens Deut. 17:12 de doodstraf over de slechte
vijgenboom uitriep.
Om het oordeel dat God over Juda en Jeruzalem aankondigde volledig te begrijpen
moeten we eerst onze huidige studie even pauzeren om de goddelijke wet van
tegenspoed te bestuderen. Dit zal ons een beter begrip geven van het “juk” van
ballingschap dat God over Juda bracht. Ook moeten we de geschiedenis induiken om te
zien waar God in het licht van de verwijzing naar Silo (geciteerd in bovenstaande
passage) Zijn naam heeft geplaatst.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
31
HOOFDSTUK 4
De wetten van tegenspoed
Deuteronomium 28 toont ons de zegeningen van gehoorzaamheid en de vloeken van de
wet voor ongehoorzaamheid aan God. Wanneer een natie Gods wet aan de kant schuift
en dit verwisselt voor de onvolmaakte wetten van de mens, dan zullen zonde en onrecht
in het land toenemen totdat het land ten slotte van binnenuit desintegreert of door
invallende vijanden wordt verwoest. We zullen onze studie met Deut. 24:48 beginnen,
want dit is het laatste en maximale oordeel binnen de wet van tegenspoed.
HET IJZEREN JUK
In Deut. 28:48 staat,
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en
dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u EEN IJZEREN JUK op de hals
leggen, totdat Hij u wegvaagt.
Een juk is wat boeren vroeger op de nek van een stier plaatste om zo een veld om te
ploegen. Een stier is een slaaf van de mens. Dus een juk op een mens duidt op zijn
aanstaande slavernij. Het juk van Jezus is licht (Mat. 11:30), maar het juk van de mens
is zwaar, want de heerschappij van de mens is op een bepaalde manier altijd
onderdrukkend.
In de volgende verzen (Deut. 28:49-57) beschrijft God Zijn definitie van een ijzeren juk.
Het is de meest zware vorm van slavernij. Het betekent onder een onrechtvaardig of
tirannieke meester komen die de wetten van God niet volgt, maar zijn eigen wetten
schept en deze rigoureus oplegt. Als God een ijzeren juk op de nek van een natie plaatst,
dan zal Hij een buitenlandse natie zenden die hen zal belegeren totdat zij de hele
infrastructuur van de natie hebben verwoest. Vers 64 zegt,
64 De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de
aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen,
die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen
Het komt in de Schrift duidelijk naar voren dat wanneer Israël of Juda in zonde volhard
en weigert zich te bekeren, God de belofte geeft om de natie te verwoesten en het volk
te verstrooien. God zal het oordeel niet veranderen omdat Israël nu eenmaal “verkozen”
is. In feite eist God juist meer van een “verkozen” volk, want “van ieder aan wie veel
gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd
heeft, zal men des te meer eisen” (Luk. 12:48).
Het ijzeren juk is een laatste maatregel. Het betekent de verwoesting van de natie en
haar steden. Het betekent dat vele mensen zonder genade zullen worden gedood.
Eveneens omvat het een deportatie van overlevenden naar andere landen, om daar of als
slaaf verkocht te worden of om daar als slaven ondergeschikt te worden aan vreemde
heersers en mensengeboden. Elke natie die dergelijke verwoesting ondergaat zal
zekerlijk weten dat zij in een grote verdrukking verkeren.
Toen Assyrië Israël verwoestte en haar overgebleven burgers naar een gebied rond de
Kaspische zee deporteerde (2 Kon. 17:6, 18-23), kwam dit omdat God een ijzeren juk op
Israël had geplaatst. Toen Babylon een eeuw later Jeruzalem verwoestte en het de natie
van Juda voor een zeventigjarige ballingschap deporteerde, was dit ook een ijzeren juk
die God op hen plaatste. Toen de Romeinen in 70 n.Chr. Jeruzalem verwoestte en de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
32
overgebleven Joden verstrooide, waarbij honderdduizenden in slavernij werden verkocht,
betekende dit voor Juda weer een ijzeren juk.
Dit zijn korte voorbeelden van een ijzeren juk die God in het verleden heeft gebruikt.
Maar zoals we net al even aanhaalden is dit een allerlaatste maatregel. Er bestaat ook
een milder oordeel dat God in het verleden op Zijn volk heeft geplaatst. De meest
belangrijke is wat Jeremia een houten juk noemt.
HET HOUTEN JUK
Lang voor de dagen van Jeremia, in de tijd van de Richteren, plaatste God Israël een
aantal keer in gevangenschap onder verscheidene naties. Telkens vond deze
gevangenschap binnen de grenzen van Israël plaats. Dit betekende dat de naties naar
Israël kwamen en hen door middel van belastingheffing in slavernij brachten. Toch werd
het de Israëlieten toegestaan om in het land dat God hun gegeven had te blijven.
In elke gebeurtenis in het boek Richteren zegt ons dat God Israël vanwege een oordeel
voor hun zonde in slavernij bracht. Als Israël niet wetteloos was geworden, dan had God
het de buitenlandse naties niet toegestaan om hen in slavernij te brengen. Richteren 3:58 zegt over de eerste gevangenschap het volgende,
5 Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, de
Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden, 6 namen zij
hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun eigen dochters aan hun
zonen. En zij dienden hun goden. 7 En de Israëlieten deden wat slecht was in de
ogen van de HEERE, en zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en
de gewijde palen. 8 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij
leverde hen over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië.
En de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar.
God verkocht Israël in deze gevangenschap. Dit kwam NIET omdat de koning van
Mesopotamië nu zo machtig was dat hij in staat was om Gods volk door wapengeweld te
overweldigen. Het kwam omdat Israël de wetten van God aan de kant hadden geschoven
en begonnen was met het volgen van de voorschriften en de wetten van andere goden.
Als gevolg verkocht God Israël toen in de handen van de koning van Mesopotamië.
Na een achtjarige gevangenschap kwam het volk tot bekering en zond God Othniël om
hen te bevrijden en het juk af te werpen. Dit juk was niet het juk waar Deut. 28 mee
dreigde, want de natie werd niet verwoest, noch werd het volk naar een ander land
gedeporteerd. Zoals Jeremia later beschreef was het slechts een houten juk. Het was een
juk waarbij het volk werd toegestaan om in hun eigen land te blijven, hun eigen akker
kon blijven ploegen, hun zaken konden blijven regelen – maar zij moesten echter
belasting betalen aan de buitenlandse veroveraar.
Maar ook de volgende generatie verwierp de goddelijke wet, waardoor na een
veertigjarige vredesperiode God de Moabieten liet optrekken en Israël wederom onder
een houten juk terecht kwam. Rich. 3:12 zegt,
12 Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de HEERE.
Toen maakte de HEERE Eglon, de koning van Moab, sterk tegen Israël, omdat zij
deden wat slecht was in de ogen van de HEERE.
Opnieuw nam God alle krediet van dit gebeuren op zich. Het was niet de duivel die Eglon
de kracht gaf. De koning van Moab had geen kracht om Israël in gevangenschap te
brengen als God hem niet de kracht hiervoor gegeven had. Noch gaf God Eglon de kracht
omdat hij zo rechtvaardig was. Nee, God gaf kracht aan Eglon om Israël voor hun zonden
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
33
te oordelen. En toen Israël uiteindelijk berouw toonde, zond God een richter met de
naam Ehud om hen van het houten juk van Moab te verlossen (Rich. 3:15).
Dezelfde soort gebeurtenissen worden telkens herhaald wanneer Israël God en Zijn wet
aan de kant schuift. Richteren 4 spreekt van Israëls derde gevangenschap, dit maal
onder Jabin, de koning van Kanaän, die in Hazor, een noordelijke vesting, regeerde. De
vierde gevangenschap was voor zeven jaar onder de Midjanieten (Rich. 6:1). Toen het
volk God aanriep zond God hen Gideon om hen te verlossen – maar deze keer werd de
verlosser pas gezonden nadat God een profeet had gezonden om hen een
geschiedenisles te geven. Hier zien wij het eerste teken van de weerzin van Gods kant
om Israël vrij te zetten. Hij wilde dat zij zich bekeerden en niet dat zij Hem slechts
aanriepen.
De vijfde en de zesde gevangenschappen staan in Richteren 10 opgetekend, eerst onder
de Amonnieten en daarna onder de Filistijnen. Telkens was de oorzaak van
gevangenschap hetzelfde – het volk had God en Zijn wet weggedaan. Richteren 10:10
zegt ons,
10 Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE en zeiden: Wij hebben tegen U
gezondigd, zowel omdat wij onze God hebben verlaten, alsook omdat wij de
Baäls hebben gediend.
Maar deze keer lijkt het erop dat God genoeg had van hun tijdelijke berouw en op
emoties gebaseerde opwekkingen die noch diepte noch kracht bezaten. Zijn weerwoord is
zeer opvallend:
11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars
verlost, en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, 12 en van de
Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten, toen zij u onderdrukten en u tot Mij
riep en Ik u uit hun hand verloste? 13 En toch hebt u Mij verlaten en andere
goden gediend. Daarom zal Ik u niet meer verlossen. 14 Ga weg en roep tot de
goden die u verkozen hebt. Laten die u verlossen ten tijde dat u in nood
verkeert!
Het volk deed hun valse goden weg en beleed haar zonden, waarna God hen door de
hand van Jefta verlostte. Toch duurde het niet lang voordat zij weer in zonde vielen en
God hen uiteindelijk weer voor 40 jaar in de handen van de Filistijnen overleverde (Rich.
13:1). In die tijd liet God Simson als een richter opstaan, maar God stond het hem niet
toe om Israël van hun gevangenschap te verlossen. In feite werd Simson ten slotte door
de Filistijnen gevangengenomen, die hem blind maakten en hem dwongen om bij de
molen te malen.
In de tussentijd was Eli de hogepriester bij de tabernakel in Silo. De zonen van Eli waren
corrupt en de toekomst van het priesterschap zag er somber uit. Het volk probeerde
zichzelf van het juk van de Filistijnen te verlossen, echter zonder succes, want zij
bekeerden zich niet van de wetteloosheid en verkregen zo geen hulp van God.
Vervolgens kregen de corrupte zonen van Eli het idee om de ark van het verbond mee te
nemen in de strijd tegen de Filistijnen. In plaats van door eenvoudigweg berouw te tonen
voor hun wetteloosheid dachten zij dat zij God in hun voordeel konden gebruiken. Zij
dachten terug aan Num. 10:35, waar staat:
35 En het was bij het opbreken van de ark dat Mozes zei: Sta op, HEERE, laat Uw
vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht
vluchten.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
34
Zij waren van mening dat zij dezelfde formule konden volgen. Het was namelijk een
“bewezen” taktiek en was daarnaast ook zeker Bijbels. En daarom lezen we in 1 Sam.
4:2-4 over een strijd tussen Israël en de Filistijnen,
2 De Filistijnen stelden zich op tegenover Israël. Toen de strijd zich uitbreidde,
werd Israël door de Filistijnen verslagen; want zij doodden in de gelederen in
het open veld ongeveer vierduizend man. 3 Toen het volk in het kamp
teruggekomen was, zeiden de oudsten van Israël: Waarom heeft de HEERE ons
vandaag vóór de Filistijnen verslagen? Laten wij vanuit Silo de ark van het
verbond van de HEERE bij ons nemen, en laat die in ons midden komen, opdat
die ons zal verlossen uit de hand van onze vijanden. 4 Toen zond het volk boden
naar Silo, en men bracht vandaar de verbondsark van de HEERE van de
legermachten, Die tussen de cherubs troont; en de twee zonen van Eli, Hofni en
Pinehas, waren daar met de ark van het verbond van God.
Ongetwijfeld riepen de zonen van Eli het volgende toen zij de ark vanuit Silo meenamen:
“Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw
aangezicht vluchten.”
Hun gebed werd beantwoord. 1 Sam. 4:10 zegt: “Toen streden de Filistijnen, en Israël
werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent.” Wat zij in hun blindheid niet
doorhadden was dat God Israël, zolang zij tegen Zijn wet in opstand waren, als Zijn
vijand beschouwde! Ex. 23:22 zegt,
22 Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken
zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in
het nauw brengen.
Was Israël aan de andere kant echter in opstand tegen God gekomen, dan was, zoals we
in Jes. 63:10 lezen, het omgekeerde ook waar,
10 Zíj [Israël] daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige
Geest bedroefd. Daarom is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft
tegen hen [Israël] gestreden.
Dit was de morele en politieke situatie toen God Samuël als profeet en richter op liet
staan. De Filistijnen hadden Israël in de slag verslagen en hadden de verbondsark
veroverd. Zij hadden de priesters gedood (Ps. 78:60-64) en de stad Silo verwoest. De
priesters die het hadden overleeft moesten naar het dorp Nob verhuizen (1 Sam. 21:1),
dat ten noorden van Jeruzalem lag.
De Filistijnen behielden de ark voor zeven maanden voordat zij deze teruggaven (1 Sam.
6). Maar de ark kon niet meer naar Silo, waar die sinds de dagen van Jozua had gestaan,
terugkeren, want de stad was nu verwoest. In plaats daarvan bleef hij voor twintig jaar
in Kirjath-Jearim staan (1 Sam. 7:2). Nadat de ark was teruggekeerd leidde Samuël het
volk tot een gebed van berouw (1 Sam. 7:3-6). Pas toen versloeg Israël de Filistijnen (1
Sam. 7:13).
Op deze manier eindigde het laatste “houten juk” in die historische periode binnen de
geschiedenis van Israël.
ISRAËL VERLANGT NAAR EEN KONING
Het is van belang om op te merken dat vanuit Gods oogpunt Israël niet het inherente
recht bezit om vrij te zijn. Hun vrijheid is een privilege onder God en wordt slechts
geschonken wanneer zij gehoorzaam zijn aan Zijn wet en weigeren om anderen goden te
volgen. Zoals dit in de tijd van de Bijbel gold, zo geldt dat vandaag de dag nog steeds.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
35
Het volk Israël begon dit ten tijde van Samuël eindelijk te begrijpen. Ze hadden namelijk
van hun drie eeuwse bestaan sinds de dagen van Jozua voor meer dan een derde onder
de tijd van een houten juk geleefd. Maar in plaats van te besluiten om voor altijd aan de
goddelijke wet gehoorzaam te zijn, waren zij van mening dat God te streng voor hen
was. Zij besloten dat zij eigenlijk helemaal niet door God geregeerd wilden worden, want
zij vonden Hem maar een tiran. Zij dachten dat zij door een mens gelijk aan hen
geregeerd moesten worden, iemand die hun zonde veel meer zou tolereren, iemand die
hen niet in gevangenschap zou brengen wanneer zij andere goden zouden gaan
aanbidden. Daarom gingen zij tot Samuël en vroegen hem om verandering van
heerschappij. 1 Sam. 8:4-7 zegt,
4 Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in
Rama. 5 Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet
in uw wegen. Stel daarom een koning over ons aan om ons leiding te geven,
zoals alle volken. 6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons leiding te
geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de
HEERE.
Het volk begreep niet dat er zonder God geen vrijheid bestaat. En zonder de goddelijke
wet is er ook geen ware rechtvaardigheid en genade. Zij waren van mening dat zij God
konden inwisselen en dat de mens meer rechtvaardig en genadig dan God zou zijn.
Daarom gaf God hen Saul als koning. Hij was het neusje van de zalm, maar hij werd een
onderdrukker van Israël en was geen haar beter dan de buitenlandse koningen die Israël
in slavernij hadden gebracht.
Dus in plaats van te worden geregeerd door buitenlandse onderdrukkers, werden zij nu
door hun eigen Israëlitische onderdrukker geregeerd.
Saul regeerde veertig jaar, waarna David nog eens veertig jaar regeerde. Toen David
stierf regeerde zijn zoon Salomo vervolgens nog eens veertig jaar en tijdens zijn regering
werd de grote tempel gebouwd. De ark van het verbond had eindelijk weer een huis
gevonden en God liet Zijn naam in Jeruzalem wonen.
WAAR GOD VERKIEST OM ZIJN NAAM TE LATEN WONEN
De goddelijke wet zegt in Deut. 16 dat de enige wettelijke plek waar men de feestdagen
kan vieren, de plek is waar Hij Zijn naam laat wonen. Het zegt niets over een specifieke
locatie, want God wist dat Hij de locatie van Zijn naam van tijd tot tijd zou veranderen.
Deut. 16:1, 2, spreekt over de plaats waar het volk het Pascha diende te vieren:
1 Neem de maand Abib in acht en houd het Pascha voor de HEERE, uw God,
want in de maand Abib heeft de HEERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid.
2 Dan moet u voor de HEERE, uw God, het paaslam slachten, kleinvee en
runderen, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten
wonen… 5 U mag het paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die de
HEERE, uw God, u geeft. 6 Maar op de plaats die de HEERE, uw God, zal
uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.
Hetzelfde geldt ook voor Pinksteren, ook wel binnen de wet het “Wekenfeest” genoemd.
Deut. 16:10, 11 zegt,
10 Daarna moet u het Wekenfeest houden voor de HEERE, uw God… 11… op de
plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.
Ten slotte geldt dit ook voor het Loofhuttenfeest, want in Deut. 16:13 lezen we,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
36
13 Het Loofhuttenfeest moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw
dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld… 15 Zeven dagen moet u het
feest vieren voor de HEERE, uw God, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen.
Eerst liet God Zijn naam in Silo wonen, waar Jozua binnen het territorium van zijn eigen
stam van Efraïm de tabernakel van Mozes opzette. Maar omdat het priesterschap daar –
het priesterschap van Eli – corrupt werd, verwijderde God Zijn naam (en de ark) van die
plaats en verplaatste Hij dit in de tijd van Salomo naar Jeruzalem. Psalm 78 zegt daar
het volgende over:
58 Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten, verwekten Hem tot naijver door hun afgodsbeelden. 59 God hoorde het en werd verbolgen, Hij
verachtte Israël zeer. 60 Daarom verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent
waarin Hij woonde onder de mensen…67 Hij verwierp de tent van Jozef, de
stam Efraïm verkoos Hij niet. 68 Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion,
die Hij liefhad. 69 Hij bouwde Zijn heiligdom, als hoogten, en vast als de aarde,
die Hij voor eeuwig grondvestte.
Zo zien wij dus dat God ten eerste Zijn naam in Silo vestigde, maar dat Hij vanwege de
corrupte priesters die locatie later verliet. De ark van het verbond werd later in de
nieuwe tempel die Salomo in Jeruzalem bouwde neergezet onder een nieuwe dynastie
van priesters die uit de familie van Zadok kwamen (1 Kon. 2:27, 35). Dit betekende dat
God Zijn naam in een nieuwe locatie vestigde, namelijk in Jeruzalem. Maar zelfs deze
plaatst was niet de laatste plaats waar Hij Zijn naam zou vestigen, want ook Jeruzalem
werd corrupt en de aanwezigheid van God verliet ook die plaats. Jeremia vertelde het
volk van Juda en Jeruzalem dat vanwege hun constante wetsovertredingen, God de
tempel van Salomo zou verlaten en verwoesten. Na de redenen te hebben opgesomst
zegt Jer. 7:12-16 het volgende,
12 Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn
Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de
slechtheid van Mijn volk Israël. 13 Welnu, omdat u al deze daden doet, spreekt
de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u
geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover
Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en
uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van
voor Mijn aangezicht wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb,
heel het nageslacht van Efraïm. 16 En u, bid niet voor dit volk, hef voor hen
geen geroep of gebed aan, dring niet bij Mij aan, want Ik zal niet naar u
luisteren.
Dit oordeel over Jeruzalem wordt in Jeremia 26:4-6 herhaald, waar staat:
4 Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Als u niet naar Mij wilt luisteren door te
wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, 5 door te luisteren naar
de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u
niet hebt willen luisteren, 6 dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal
Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.
Het volk bekeerde zich niet. De priesters veroordeelde de profeet in feite tot de doodstraf
(Jer. 26:11) en zouden hem als een valse profeet doden. Maar het volk en de vorsten
redden het leven van de profeet (26:16). Het Woord van de HEERE door Jeremia heen
was geen populaire theologie. Noch is dit het in onze dagen. En daarom heeft God
Jeruzalem inderdaad “tot een vloek voor alle volken van de aarde” gemaakt. Dit is
praktisch het TEGENOVERGESTELDE van de belofte aan Abraham, waar zijn zaad een
ZEGEN voor alle geslachten op aarde zou zijn.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
37
Toen Jeremia dit Woord ontving was dit Gods vonnis dat uitgesproken werd binnen het
hemelse gerechtshof. Vanaf dat moment mocht Jeremia niet bidden of dat oordeel
misschien gekeerd kon worden of dat Gods naam in Jeruzalem zou mogen verblijven.
Toen het vonnis eenmaal was uitgesproken kon zelfs berouw het oordeel van God niet
meer keren. Vanaf dat moment moest Jeremia op een andere manier bidden. Hij kon
slechts bidden dat het oordeel door berouw tot mindering gebracht zou worden, het kon
echter niet geannuleerd worden.
Jeremia zelf zag niet dat Gods heerlijkheid die tempel verliet. Dit visioen werd aan
Ezechiël geschonken. In Ez. 10:4, 18 en 19 lezen we,
4 Toen verhief de heerlijkheid van de HEERE zich van boven de cherub naar de
drempel van het huis. Daarop werd het huis vervuld met de wolk en de voorhof
was vol van de lichtglans van de heerlijkheid van de HEERE. 18 Toen ging de
heerlijkheid van de HEERE weg, van boven de drempel van het huis, en bleef
boven de cherubs staan. 19 En de cherubs hieven hun vleugels op, en verhieven
zich voor mijn ogen bij hun vertrek van de aarde, en de wielen tegelijk met hen.
Ieder stond stil bij de ingang van de Oostpoort van het huis van de HEERE, met
de heerlijkheid van de God van Israël van bovenaf boven hen.
De laatste keer dat het vertrek van Gods heerlijkheid wordt aangehaald kunnen we
vinden in Ezechiël 11:23, waar staat,
23 Toen steeg de heerlijkheid van de HEERE op uit het midden van de stad en
bleef op de berg staan die ten oosten van de stad lag.
De berg waar de heerlijkheid heen ging was de Olijfberg, gelegen ten oosten van
Jeruzalem. De heerlijkheid is die tijd niet verder getrokken dan de Olijfberg, want Jezus
moest nog komen. Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Toen Hij ca. 600 jaar later
geboren werd, leefde Hij, stierf Hij aan het kruis en stond Hij op uit de dood. Vervolgens
onderwees Hij voor veertig dagen de discipelen alvorens Hij op de veertigste dag ten
slotte ten hemel voer (Hand. 1:3). Op dat moment nam Jezus Zijn discipelen mee naar
de Olijfberg en voer Hij ten hemel. Hand. 1:12 zegt het volgende van de discipelen,
12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd
wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt.
Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Die heerlijkheid was, in een gedeeltelijke
vertrek van Jeruzalem, voor het laatst in de dagen van Ezechiël op de top van de
Olijfberg gezien. Jezus opvaring ten hemel van de Olijfberg was het totale vertrek. De
heerlijkheid was nu volledig vertrokken uit de oude stad Jeruzalem. Tien dagen later
keerde de heerlijkheid op de Pinksterdag terug (Hand. 2:1). Maar op dat moment vulde
het niet de tweede tempel, maar de 120 discipelen in de bovenkamer. Zij werden vervuld
van de Geest en de heerlijkheid van God verscheen als tongen als van vuur op hun
hoofden. De heerlijkheid van God had een nieuwe locatie gevonden. God had een nieuwe
plaats gekozen waar Hij Zijn naam vestigde. Dit wordt in Kor. 6:19 bevestigd,
19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is
en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?
Opnieuw lezen we in Op. 22:4,
4 en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.
Deze progressie zegt duidelijk waar God ervoor gekozen heeft om Zijn naam te vestigen.
Eerst vestigde Hij Zijn naam in Silo, vervolgens Jeruzalem en nu in de christelijke
gelovigen, die een tempel van God zijn. Als iemand een feest probeert te vieren op een
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
38
andere locatie dan waar God Zijn naam heeft gevestigd, dan is hij onwettig bezig.
Vandaag de dag reizen veel christenen voor verschillende feestdagen naar de oude stad
Jeruzalem af. Zij begrijpen niet dat de heerlijkheid uit die plaats vertrokken is, net zoals
deze uit Silo is weggegaan. Op die plaats staat “Ikabod” geschreven, net zoals het op de
plaats Silo geschreven was (1 Sam. 4:21).
Door Jeremia heen zei God dat Hij het oude Jeruzalem “een vloek” voor alle volken op
aarde zou maken. Als iemand de stad van zegen wil vinden, dan moet hij het Nieuwe
Jeruzalem vinden. Die stad is niet de oude stad. Het Nieuwe Jeruzalem is, net zoals haar
tempel, gemaakt van MENSEN, en niet van hout en steen. Het Oude Jeruzalem is een
vervloekte stad geworden, en dan niet door mensen, maar door God zelf vervloekt (Jer.
26:6, eerder aangehaald).
Wat nog erger is, is dat een ieder die naar het oude Jeruzalem gaat om een feest te
vieren de goddelijke wet kan schenden, want het feest mag nergens anders gevierd
worden dan daar waar Hij Zijn naam gevestigd heeft. Als iemand zegt: “Ik ben naar
Jeruzalem gegaan om het feest te vieren,” dan kan hij de goddelijke wet geschonden
hebben. Toch is het simpelweg geen zonde om ten tijde van de feesten naar Jeruzalem
(of enige andere locatie) te gaan. Het moet echter duidelijk worden dat iemand een feest
niet VIERT door naar een bepaalde geografische locatie te gaan.
Het feest van Pascha moet door geloof GEVIERD worden in iemands eigen tempel, want
iemand is gerechtvaardigd door het geloof in het bloed van het enige Lam van God die de
zonde weg kan nemen. Ook het Pinksterfeest moet eveneens gevierd worden in iemands
eigen tempel door met de Geest vervuld te worden, net zoals we in Handelingen 2
kunnen zien. Het Loofhuttenfeest moet ook in iemands eigen tempel gevierd worden door
volkomen in Zijn gelijkenis veranderd te worden, een lichamelijke verandering in een
onsterfelijk en onvergankelijk lichaam (“huis”) dat tot nu toe voor ons in de hemelen is
gereserveerd (2 Kor. 5:1-4). Voor een uitgebreide studie hierover verwijs ik u naar “De
wetten van de tweede komst”.
Sommige mensen zijn van mening dat de heerlijkheid van God in Jeruzalem geopenbaard
zal worden. Dit wordt echter door Jer. 7:14 tegengesproken. Als Gods heerlijkheid nooit
meer naar Silo zal terugkeren, dan zal het ook niet meer naar Jeruzalem terugkeren. Op
beide plaatsten staat “Ikabod” geschreven. De heerlijkheid heeft in het Nieuwe Jeruzalem
een nieuwe rustplaats gevonden, in een tempel gebouwd van levende stenen. Dit was
vanaf het begin al het verlangen van God. Dit onderwerp zal in hoofdstuk acht uitgebreid
worden besproken.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
39
HOOFDSTUK 5
De gevangenschappen van Juda
In Jeremia 23-30 vertelde de profeet het volk dat als zij zich aan Gods rechtvaardige
vonnis zouden onderwerpen, Hij het hen zou blijven toestaan dat zij onder een houten
juk in het land konden blijven. Maar als zij weigerden om zich aan Gods vonnis te
onderwerpen, zouden zij onder een ijzeren juk terecht komen en worden meegevoerd
naar Babylon. In Jer. 27:2 sprak de profeet over dit houten juk,
2 Zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Maak u banden en jukken en leg die op
uw nek, 3 en stuur ze naar de koning van Edom, naar de koning van Moab, naar
de koning van de Ammonieten, naar de koning van Tyrus en naar de koning van
Sidon, door de hand van de gezanten die naar Jeruzalem komen naar Zedekia,
de koning van Juda.
Dit was niet alleen een boodschap aan de koning van Juda, maar ook aan de naburig
gelegen volken. God zou al deze volken als slaven aan Nebukadnezar, de koning van
Babylon, geven. Al deze volken werden vermaand om zich aan het houten juk van
Babylon te onderwerpen. In Jer. 27:5-7 sprak God het volgende tot de profeet,
5 Ík heb de aarde gemaakt, de mens en het vee die op het aardoppervlak zijn,
door Mijn grote kracht en door Mijn uitgestrekte arm, en Ik geef haar aan wie
het in Mijn ogen goed is. 6 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van
Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van het
veld heb Ik hem gegeven om hem te dienen. 7 Alle volken zullen hem, zijn zoon,
en zijn kleinzoon dienen, totdat ook voor zijn land de tijd komt dat machtige
volken en grote koningen zich door hem laten dienen. 8 En het zal gebeuren dat
het volk of het koninkrijk dat hem, Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wil
dienen, en dat niet zijn nek wil geven onder het juk van de koning van Babel,
dat volk – spreekt de HEERE – zal Ik straffen met het zwaard, met de honger en
met de pest, totdat Ik hen omgebracht zal hebben door zijn hand.
Met andere woorden, God zei dat Hij al deze volken aan de koning van Babylon (Babel),
namelijk Nebukadnezar, “MIJN dienaar”, zou geven. Vanwege het scheppingsrecht claimt
God dit recht te bezitten om dit te doen. In vers 5 verklaart God Zijn recht om dit te
doen. Zo zien wij dus dat God Zelf het krediet claimt voor het brengen van de koning van
Babylon naar Jeruzalem om de tempel te verwoesten en om het volk naar een ander land
te deporteren. Op deze manier huurde God de koning van Babylon in om Zijn vonnis over
het zondige volk van Juda te laten uitvoeren. Maar Jeremia zegt in vers 11 ook heel
duidelijk dat als het volk van Juda zich wel aan Gods vonnis zouden onderwerpen, zij een
mildere vorm van oordeel zouden ontvangen, namelijk het houten juk.
11 Maar het volk dat zijn nek zal voegen onder het juk van de koning van Babel
en hem zal dienen, dat zal Ik in zijn eigen land laten, spreekt de HEERE, en het
zal dat bewerken en daarin wonen.
In het volgende hoofdstuk, Jeremia 28, wordt ons de beslissing van het volk door hun
voornaamste zegsman, de profeet Hananja, gegeven. Hier zien wij ook dat God Jeremia
in wezen had opgedragen om met een houten juk om door Jeruzalem te wandelen, om zo
het volk Zijn vonnis te tonen. De beslissing van Jeremia was om zich aan de koning van
Babylon te onderwerpen en hem als de HEERE te dienen, wetende dat Nebukadnezar
Gods dienaar was.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
40
JUDA VERWERPT HET HOUTEN JUK
De profeet Hananja was door het juk dat om de nek van Jeremia hing beledigd, waarna
hij het met geweld van Jeremia ontdeed en het brak. In Jer. 28:10, 11 lezen we,
10 Toen nam de profeet Hananja het juk van de nek van de profeet Jeremia af
en brak het. 11 En Hananja zei voor de ogen van heel het volk: Zo zegt de
HEERE: Zo zal Ik binnen twee volle jaren het juk van Nebukadnezar, de koning
van Babel, van de nek van alle volken breken. En de profeet Jeremia ging zijns
weegs.
Jeremia ging hier niet tegenin, wetende dat dit simpelweg het antwoord van het volk tot
God was. Omdat zij van mening waren dat God aan hun kant stond en Hij hen zou
helpen bij het verslaan van Babylonische leger, waren niet van plan om zich aan
Nebukadnezar te onderwerpen. Jer. 2:35 zegt het volgende over hen,
35 En dan zegt u [Judeeërs] nog: Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is
van mij afgewend.
Zij geloofden niet dat zij schuldig waren aan rebellie jegens God, omdat zij Hem continu
met alle religieuze vormen en rituelen in Gods tempel aanbaden. Zij geloofden niet dat
God het zou toestaan dat Zijn prachtige huis (tempel) ontheiligd of verwoest zou worden.
In Jer. 7:4 antwoord de profeet hen het volgende,
4 Stel uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: De tempel van de HEERE, de
tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE is dit!
God riep de twee profeten Jeremia en Hananja om het volk te polariseren en zo het hart
van het volk te openbaren. Zij die opstandig van hart waren volgden natuurgetrouw de
profetieën van Hananja en geloofden in de theologie van rebellie. Door tegen
Nebukadnezar in opstand te komen, kwamen zij buiten hun weten om in opstand tegen
God Zelf.
Zij die de boodschap van Jeremia geloofden waren degenen die de wet van verdrukking
kenden en begrepen, namelijk dat God Israël en Juda zou oordelen voor het verwerpen
van Zijn wet. Deze gelovigen waren bereid om zich aan het houten juk te onderwerpen,
net zoals Jeremia dit ook deed. De opstandige meerderheid besloot echter te geloven dat
God hen nooit als slaven van de koning van Babylon zou maken. Zij waren blijkbaar hun
eigen geschiedenis in het boek Richteren vergeten. Zij geloofden in ieder geval niet in de
wetten van verdrukking, die we in Deuteronomium kunnen vinden. Daarom streden zij en
stierven zij. De stad, de tempel en het gehele land werd geruïneerd. De overlevenden
werden met geweld naar Babylon meegenomen om daar onder een ijzeren juk een 70
jarige straf uit te dienen (Jer. 25:11), net zoals Deut. 28:48 al had gewaarschuwd.
JUDA VEROORDEELD TOT EEN IJZEREN JUK
In Jeremia 28:12-14 lezen we,
12 Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de profeet Hananja
het juk van de nek van de profeet Jeremia had gebroken: 13 Ga tegen Hananja
zeggen: Zo zegt de HEERE: Jukken van hout hebt u gebroken, nu zult u in plaats
daarvan jukken van ijzer maken. 14 Want zo zegt de HEERE van de
legermachten, de God van Israël: Ik heb een juk van ijzer gelegd op de nek van
al deze volken, om Nebukadnezar, de koning van Babel te dienen, en zij zullen
hem dienen, ja, Ik heb hem ook de dieren van het veld gegeven.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
41
Het volk van Juda had de totale verwoesting kunnen afwenden, als zij maar naar het
woord van de HEERE door Jeremia heen hadden geluisterd. Zij waren echter veel te
vaderlandslievend om zich aan het oordeel van God te onderwerpen. Op zich is er niets
mis met liefde voor het vaderland, maar wanneer men de liefde voor het vaderland
verkiest boven de onderwerping aan Gods oordeel voor de zonde, doen dergelijke
patriotten veel kwaad jegens hun eigen volk. Daarom is het ook vandaag de dag nog zo
belangrijk om de oordelen van God te herkennen, in plaats van zomaar aan te nemen dat
alle nationale vijanden en onderdrukkers “van de duivel” zijn.
In de tijd van Jeremia waren het de religieuze patriotten die het volk als lammeren naar
de slachtende handen van Babylon brachten.
JEREMIA’S ADVIES AAN DE GOEDE VIJGEN
Er waren twee mannen met de naam Hananja. De een vertegenwoordigde de goede
vijgen; de ander de slechte vijgen. De Hananja die tegen Jeremia opstond was de profeet
van de slechte vijgen, want hij was van mening dat God Juda zou zegenen, zelfs in hun
staat van rebellie. Hij dacht dat “verkozen zijn” betekende dat zij een voorrecht bezaten
en dat God hen daarom nooit in gevangenschap of slavernij zou brengen.
De andere Hananja was een van Daniëls vrienden die zich aan God onderwierp en als
gevangene naar Babylon werd meegevoerd. In Dan. 1:6 lezen we over hem. Hij
vertegenwoordigd de goede vijgen zoals deze in Jer. 24:7 beschreven staan.
Vervolgens schreef Jeremia een brief aan de gevangen in Babylon – dit waren de
Judeeërs die de “goede vijgen” voorstelden, inclusief de goede Hananja. Hij vertelde ze
hoe ze in gevangenschap in Babylon moesten leven. Hij adviseerde ze NIET om een
opstand of zelfs een algemene aanval te organiseren. Hij droeg hen NIET op om een van
de overweldigers om te leggen, noch om tegen de koning samen te zweren. Zijn advies
kunnen we in Jer. 29:4-7 vinden,
4 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle
ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd: 5 Bouw
huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan, 6 neem vrouwen en
verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters
aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder
niet in aantal. 7 Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb
gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben.
Met andere woorden, Jeremia vertelde de ballingen om voor het welzijn van Babylon,
haar vrede, te bidden. Bid niet dat Babylon verwoest wordt, want zij was slechts de
uitvoerder van Gods rechtvaardige oordeel over Juda. Probeer ook niet koning
Nebukadnezar omver te werpen, want hij was Gods dienaar. Probeer de koning niet te
doden, want God heeft Juda in zijn handen gegeven. In 1 Pet. 2:18 gaf Petrus hetzelfde
advies aan de slaven,
18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun
die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen.
De slechte vijgen zouden het advies van Jeremia alleen maar bespotten, maar de goede
vijgen namen het in acht. Noch Daniël noch een van zijn vrienden hebben ooit
geprobeerd om samen te zweren tegen de koning van Babylon. Zij leefden om kinderen
voort te brengen, die vervolgens na 70 jaar ballingschap terug naar het oude land
konden keren. Jer. 29:10 zegt,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
42
10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel
voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen,
door u terug te brengen naar deze plaats.
Zie voor een uitgebreide studie waarin uitleg wordt gegeven waarom Juda veroordeeld
was tot 70 jaar ballingschap in Babylon ons boek “De geheimen van tijd” hoofdstuk
zeven.
DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP
In voorgaande jaren was Babylon een van de provincies van het Assyrische rijk geweest.
Maar Babylon was in staat om in opstand te komen en om Assyrië omver te werpen,
waarbij zij de hoofdstad Ninevé in 607 v.Chr. innamen. Drie jaar later namen zij in 604
v.Chr. ook Jeruzalem en Juda in. Toch duurde het Babylonische rijk slechts 70 jaar (604
– 534 v.Chr.) Deze data worden in hoofdstuk acht van ons boek “De geheimen van tijd”
bewezen.
Ongeveer 50.000 mensen uit Juda, Benjamin en Levi keerde naar het oude land terug
om daar aan de lange en moeilijke taak van wederopbouw van een nieuwe natie te
beginnen. Dit alles onder leiding van de gouveneur Zerubbabel en met hulp van Ezra.
Daarnaast genoten ze ook de inspiraties van de profeten Habbakuk, Haggai, Zacharia en
Maleachi. Maar gedurende de volgende 450 jaar had het volk geen welbekende profeten
om hen tot de geboorte van Jezus te leiden. Velen van hen vergaten de wet van
tegenspoed en al gauw vormden de slechte vijgen de meerderheid in het land.
Hun situatie was als volgt: In 537 v.Chr. viel Babylon door de Meden en de Perzen. Deze
gebeurtenis staat in Daniël 5 opgetekend. Darius de Meder nam de stad Babylon in en
regeerde hier enkele jaren en organiseerde het nieuwe rijk in 120 provincies (Dan. 1:6).
Later arriveerde koning Kores de Perzische en keerde Darius terug naar zijn natie Medië.
Vervolgens vaardigde Kores zijn befaamde besluit in 534 v.Chr. uit waardoor de Judese
ballingen terug naar hun land mochten.
DE VOORTDURING VAN HET GEVANGENSCHAP VAN HET HOUTEN JUK
Kores de Perzische gaf Juda geen onafhankelijkheid. Zerubbabel werd gouverneur in
Judea, maar bleef wel onder het gezag van de Perzische monarchieën staan. Vele jaren
eerder had Daniël in feite al een opeenvolging van vier belangrijke wereldwijde rijken
voorzien (Daniël 2), deze monarchieën zouden de wereld beheersen tot aan de komst
van het grote Stenen Koninkrijk – het Koninkrijk van God onder Jezus Christus en Zijn
overwinnaars (Dan. 2:44, 45).
In Daniël 7 lezen wij meer details, waarbij wij zien dat de rijken van de “dieren” (leeuw,
beer, luipaard en het naamloze dier) de macht zouden behouden totdat “het tijdstip was
bereikt dat de heiligen het koningschap in bezit namen” (Dan. 7:22). Deze dierenrijken
waren Babylon, Medië-Perzië, Griekenland en het Romeinse Rijk. Daniël zag eveneens
een “kleine hoorn” die de heerschappij bij de val van het Romeinse Rijk in 476 n.Chr. zou
overnemen. Dit werd door Paaps Rome vervuld, dat tot op vandaag heerschappij voert.
Wij zien dus dat het gevangenschap lang zou gaan duren en het besluit van Kores
veranderde het ijzeren juk slechts in een houten juk.
Juda werd dus simpelweg een van de provincies van het Medië-Perzië Rijk. Waar zij voor
70 jaar onder een ijzeren juk hadden geleefd, zij nu onder een milder houten juk
kwamen te staan. God stond het hen toe om als slaven van de Meden en de Perzen in
het land te blijven. Dit Rijk wordt in Daniël 2 afgeschilderd als de twee armen van zilver
en in Daniël 7 als de beer.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
43
Ongeveer 200 jaar later veranderde dit opnieuw, toen Alexander de Grote Perzië
veroverde en het Griekse Rijk vormde. De heerschappij van het Griekse Rijk wordt in
Daniël 2 als de bronzen buik en dijen van het grote beeld afgeschilderd. Dit beeld wordt
eveneens in Daniël 7 afgeschilderd als het luipaard. In de verandering van Perzië tot
Griekenland bleef het houten juk van Juda bestaan. Zij verwisselde slechts van meester.
Toen Alexander stierf werd zijn Griekse Rijk onder zijn vier generaals verdeeld.
Ptolemaeus ontving Egypte en Seleceus ontving Syrië. Palestina viel er tussenin en werd
zodanig het strijdtoneel van deze twee rijken, waarbij het de ene keer onder de
heerschappij van Syrië viel en een andere keer onder Egypte. Nadat de Syrische koning
enkele bijzondere onaangename zaken aan de tempel in Jeruzalem liet bouwen stonden
in 163 v.Chr. ten slotte de Makkabeeën op, die het juk van Syrië afwierpen. Voor
gedurende een eeuw was de natie van Juda (of Judea, zoals de Grieken het noemde)
onafhankelijk. Het is opmerkelijk dat God het toestond dat vanwege de blasfemie van de
Syrische koning het houten juk voor een tijdje werd ontnomen.
Maar toen het Romeinse leger onder leiding van Pompeus Syrië en Judea veroverden
kwam Judea wederom onder een houten juk te staan. Het Romeinse Rijk werd in Daniël
2 als de twee ijzeren benen afgeschilderd en in Daniël 7 als het naamloze dier.
Vele Judeeërs morden en klaagden over de regering van Rome en accepteerden haar niet
als Gods dienaar. Zij wilden niet onder het houten juk verkeren. Vele valse messiassen
stonden op en beloofden om hen te bevrijden en het Koninkrijk van God te stichtten,
maar allen faalden. De grote ijzeren tanden van Rome en de bronzen klauwen vertrapten
alle tegenstand met haar voeten (Dan. 7:19). Als het volk de Schriften had begrepen,
hadden ze geweten dat zijzelf tot inkeer moesten komen en voor Rome moesten bidden,
net zoals Jeremia had gezegd, namelijk voor het welzijn van Babylon te bidden. Maar
naarmate de tijd vorderde begon de opstand jegens God te groeien en God reageerde
hierop door de onderdrukking van Rome op te voeren.
Als het volk had besloten om naar Rome toe vriendelijk te zijn, dan hadden de Romeinen
hen ook veel vriendelijker behandeld – net zoals ze met andere volken deden. Maar
Judea was een lastig land om te regeren, want van al de provincies van Rome waren zij
het meeste opstandig. Rome ging niet zachtmoedig met rebellie om. Zij waren van
mening dat zij alle rebellie grondig moesten onderdrukken waarop zij duidelijk maakten
dat alle opstand nutteloos was. Zij dachten dat zij met het uitroeien van alle hoop op
succes zij de overgebleven opstandigheid zouden ontmoedigen.
De Judeeërs waren echter van mening dat God aan hun kant stond, dat hun tempel het
huis van God was en dat God ernaar verlangde dat zij vrij en onafhankelijk waren. Zij
zagen het heidense Rome als een goddeloze onderdrukker – en niet als Gods dienaar om
hen te tuchtigen tot zij zich bekeerden en de boodschap van Jeremia geloofden. Zij
wilden zich net zo min aan het houten juk van Rome onderwerpen als hun voorvaders
zich aan het houten juk van Babylon wilden onderwerpen. Zodoende wendde de Judese
geschiedenis zich langzaam maar zeker tot de laatste ontknoping in 70 n.Chr. waarbij het
voor een ieder ten slotte duidelijk zou worden aan wiens zijde God zou staan. God streed
voor Rome. Opnieuw werd Jeruzalem verwoest en plaatste God het volk wederom onder
het ijzeren juk.
DE OPSTAND TEGEN ROME (EN GOD): 66-73 N.CHR.
In het boek van Abram Leon Sachar uit 1930, genaamd “A History of the Jews”, schrijft
de Joodse auteur op pagina 117 het volgende,
“Uiteindelijk kwam het Romeinse geduld ten einde waarna de procurators barbaarse strengheid gingen
hanteren. Bij ook maar de kleinste provocatie kwamen de soldaten opdraven. Eminente Joodse leiders werden
gekruisigd, terwijl hele dorpen met de grond gelijk gemaakt werden. Dit alles tevergeefs. Een koorts van
martelaarschap leek over de lastiggevallen menigte te komen. Fanatici reisden met een vreemde woeste blik en
in staat van waanzinnigheid heel het land door, waarbij ze profeteerden over het einde van de wereld en de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
44
komst van de Messias. Grote menigten waren bereid om elk mogelijke visionair, die claimde inspiratie van
boven te hebben, te volgen. Zeloten gingen hysterisch krijsend hun dood tegemoet. Wat moest iemand nu met
zo’n natie doen? De Romeinen waren behoorlijk verbijsterd. Zij hadden wel vaker met dergelijke turbulente
volken te maken gehad, maar geen van allen was zo tegendraads – zo waanzinnig hardnekkig.”
Toen Florus de Romeinse procurator van Judea was, begon in 66 n.Chr. de oorlog. Judea
was ziedend van onrust en haat jegens de Romeinen. De Romeinen waren van mening
dat een volgende opstand op handen was. Hun eigen diplomatie hadden ze zonder succes
gebruikt. Nu instrueerde ze Florus om standvastig en indien nodig zelfs wreed te
handelen. Joshephus, de Judese historicus in die tijd schreef in zijn “Wars of the Jews”,
II, xiv, 3, 4, het volgende,
“Daarom versterkte hij [Florus] elke dag hun calamiteiten om zo de kans op een opstand te verminderen… Op
hetzelfde moment begon in het twaalfde jaar van de regering van Nero en het zeventigste jaar van de regering
van Agrippa in de maand Artemisius of Jyar de oorlog.”
In onze huidige tijdberekening begon de oorlog in de lente van 66 n.Chr. Wanneer we de
geschiedenis door de ogen van God lezen moeten we constateren dat geschiedenis
simpelweg vervulde profetie is. Dus zonder enige kennis van geschiedenis kan men niet
volledig begrijpen wat de profeten door inspiratie van God voorzegd hebben. Zij die de
geschiedenis niet kennen zijn gedoemd haar te herhalen. In het geval van Juda in de
eerste eeuw waren zij de wetten van tegenspoed vergeten en hechtten zij geen waarheid
aan de boodschap van Jeremia. Zij vergaten de reden van het ijzeren juk van Babylon,
waardoor zij gedoemd waren om tot dit zware oordeel terug te keren.
God had de intentie om Jeruzalem en haar volk te oordelen voor hun hypocriete religie
(zoals Jesaja dit hen voor had gehouden), die zij ten volle liet blijken door de verwerping
van Johannes de Doper en Jezus Zelf door hun leiders. Johannes werd met het Pascha
van 30 n.Chr. ter dood veroordeeld en Jezus was met het Pascha van 33 n.Chr.
gekruisigd. Nu kwam hun genadeperiode van 40 jaar (die zij door Ezechiël in Ez. 4:6
verkregen hadden) in 70-73 n.Chr. ten einde.
God stuurde het hart van Rome aan door Florus over Jeruzalem aan te stellen, in de
wetenschap dat zijn op angstgebaseerde beleid de Joodse rebellie alleen maar zou
uitlokken, en die opstand zou op haar beurt een antwoord van Rome in het laatste
oordeel uitlokken. Florus had er geen weet van dat hij slechts een pion in de handen van
God was, want hij kon het grotere geheel niet overzien. Hetzelfde gold voor het volk van
Judea.
Rond die tijd werden een groep van Joodse extremisten, genaamd de Sicarii (Joodse
“moordenaars”) uit Jeruzalem verbannen vanwege het veroorzaken van vernieling. Zij
slaagden erin om heimelijk het fort van Masada in te nemen en de Romeinse soldaten die
daar verbleven om te leggen – dit nadat de Sicarii hadden beloofd om hun levens te
sparen als zij zich simpelweg zouden overgeven. Josephus zegt hierover: “en zo werden
al deze mannen dus barbaars gedood, met uitzondering van Metilius,” die gespaard werd
omdat hij overeenstemde om een Jood te worden. (Deze moordenaars, of “terroristen”,
zoals we ze vandaag de dag zouden noemen, verbleven in Masada totdat de Romeinen
hen in 73 n.Chr. veroverden.)
Op hetzelfde moment begon de gouverneur van de tempel in Jeruzalem met het
weigeren van het brengen van offers voor buitenlanders, en zij weigerden zelfs met het
gebruikelijke offer voor Caesar. Joshephus zegt ons in zijn “Wars of the Jews”, II, xvii, 2:
“dit was het echte begin van de oorlog met de Romeinen.”
Binnen een paar maanden toen het volk voor het Loofhuttenfeest op weg was naar
Jeruzalem braken openlijke vijandelijkheden uit (Wars, II, xix, 1). Rome’s 12e legioen
van Antiochië werd onder leiding van Cestius Gallus verwoest. Vijfduizend driehonderd
voetvolk en 380 ruiters werden gedood. De woede van Rome groeide hier door en
bereidde zich voor om een groter leger te zenden om de opstand neer te drukken. Op dat
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
45
moment zou het blijken dat de woorden van Jezus in Lukas 21:20-22 hun vervulling
gingen vinden:
20 Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat
zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de
bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op
de velden zijn, er niet in gaan. 22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat
geschreven staat, vervuld wordt.
Jezus sprak over de verwoesting van Jeruzalem zoals dit in Jeremia 19 voorzegd was.
Eveneens sprak Hij over de “dagen van wraak” zoals geprofeteerd in Jes. 34:8. Hoewel
deze profetieën hun laatste vervulling nog moeten vinden, werden zij ten minste
gedeeltelijk vervuld door de oorlog van Babylon en opnieuw in de Romeinse oorlog.
De verwoesting van Rome’s 12e legioen was de laatste daad die het lot van Jeruzalem
bezegelde. In “Wars”, II, xx, 1, zegt Josephus,
“Toen dit voorval door Cestius werd begaan vluchtten veel van de meest eminente Joden uit de stad weg, zoals
zij van een zinkend schip zouden vluchtten.”
Eusebius, de christelijke historicus uit de vierde eeuw en eveneens bisschop van
Caesarea, schrijft in “Eccl. Hist.”, III, 5, hierover:
“Verder werden de leden van de kerk in Jeruzalem, door een orakel die geschonken werd aan aanneembare
personen daar, opgedragen om de stad te verlaten voordat de oorlog zou beginnen, en zij vestigden zich in een
dorp in Perea, genaamd Pella. Zij die in Christus geloofden migreerden vanuit Jeruzalem naar Pella.”
De christenen in Jeruzalem verhuisden naar Pella, een stad ten zuiden van de Jordaan,
vele mijlen ten noorden van de Dode Zee. Met andere woorden, de tegenspoed zorgde
binnen de kerk in Jeruzalem niet voor slachtoffers, zij vertegenwoordigden de goede
vijgen van Juda. God bracht de tegenspoed om de slechte vijgen te oordelen – zij die het
judaïsme bleven aanhangen, zij die het wetteloze, hypocriete religieuze systeem dat
Jezus als de Christus had verworpen bleven steunen. Op de ochtend van het Pascha in 70
n.Chr. omsingelden Rome Jeruzalem. De belegring duurde tot augustus, op Ab 10 werd
de tempel verwoest, dit is dezelfde dag waarop de Babyloniërs de eerste tempel in 586
v.Chr. hadden verbrand. Opnieuw zegt Josephus ons in “Wars”, VI, iv, 5,
“Zo trok Titus [de Romeinse generaal] zich in de toren van Antiochië terug en besloot daar de volgende morgen
met zijn hele leger de tempel te bestormen en daar om het heilige huis heen een kampement op te zetten.
Maar God had, wat betreft dat huis, het al lang geleden verdoemd om verbrand te worden. En nu was die fatale
dag volgens de omloop van de eeuwen aanstaande; het was de tiende dag van de maand Lous, of Ab, waarop
het al eerder door de koning van Babylon was verbrand.”
HET IJZEREN JUK OPNIEUW OP DE SLECHTE VIJGEN VAN JUDA GEPLAATST
In 70 n.Chr. werd Jeruzalem verwoest en de laatste verwoesting van het land geschiedde
met de inname van Masada in 73 n.Chr. Gedurende deze hele tijd namen de Judeeërs
dezelfde houding over als van hun voorvaders in de dagen van Jeremia. Zij konden niet
geloven dat God echt tegen hen zou strijden. Zij konden niet geloven dat God hen voor
hun zonden aan het oordelen was. Zij konden niet geloven dat het de wil van God was
dat zij zich aan hun gehate veroveraars zouden onderwerpen. En daarom lieten de
religieuze zeloten en de patriotten onder hen de volslagen rampspoed over het volk
komen.
Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat in 70 n.Chr. de Joden onder het ijzeren juk, zoals
dit in de wetten van tegenspoed wordt gedefinieerd, kwamen te staan. Deut. 28:48-50
zegt,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
46
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en
dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals
leggen, totdat Hij u wegvaagt. 49 De HEERE zal een volk van ver weg tegen u
doen opkomen, van het einde van de aarde, zoals een arend aan komt zweven;
een volk waarvan u de taal niet verstaat, 50 een meedogenloos volk, dat oude
mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is.
Het nationale symbool van Rome was een arend. Het Romeinse Rijk was eveneens het
vierde dierkoninkrijk in Daniël, dat de profeet beschrijft als in het bezit zijnde van
IJZEREN benen. Daarom lijkt deze profetie van het ijzeren juk en volk als een arend
bijzonder van toepassing op Rome.
52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren,
waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw
poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft.
Het Romeinse leger belegerde Jeruzalem en al de dorpen van Judea totdat zij allen
onderworpen waren, net zoals Mozes dit in het bijzonder vermeldde.
62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren
aan de hemel, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam
geweest bent. 63 En het zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde om
u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden
om u om te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit het land
waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. 64 De HEERE zal u verspreiden
onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van
de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend
hebben, hout en steen. 65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust komen en
uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend
hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven.
Merk op dat Mozes zei dat dit zou gaan gebeuren wanneer het volk ongehoorzaam aan
God zou zijn. Zij die de woorden van Mozes niet geloven zullen de Romeinen de schuld
geven voor deze aanval in 70 n.Chr. Anderen zullen het verwijten aan de
omstandigheden. Sommige christenen zullen de duivel de schuld geven. Maar Mozes
schrijft deze tegenspoed aan God toe. In Johannes 5:45-47 zei Jezus het volgende over
hen,
45 Denk niet dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; die u aanklaagt, is Mozes, op
wie u uw hoop gevestigd hebt. 46 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven;
want hij heeft over Mij geschreven. 47 Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe
zult u Mijn woorden geloven?
Het ijzeren juk, zoals het door Mozes was gedefinieerd, betekende dat de Judeeërs uit
het land werden gezet. Meer dan een miljoen Joden kwamen in deze oorlog om. Nog
meer werden als slaaf in anderen landen verkocht. Toch werd nog niet echt iedereen
uitgezet. Oftewel, zij mochten zich nog wel in het land bevinden. De instelling ging pas
van kracht toen een andere opstand zich voordeed, bekend onder de naam Bar Kochbaopstand van 132-135 n.Chr.
Ondanks al hun tegenwerpingen geloofden de Joden Mozes net zo min als zij Jezus
geloofden. Als zij Mozes hadden geloofd, dan hadden zij wel begrepen dat het niet de
Romeinen waren, maar dat het God was die het oordeel en de tegenspoed over hen
bracht. Als zij Jeremia hadden geloofd, dan hadden zij zich aan de Romeinen
onderworpen en hadden zij zich vermenigvuldigd onder het houten juk, net zoals hun
voorvaderen dit in Babylon hadden gedaan. Maar hun reactie jegens het Romeinse leger
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
47
was dezelfde reactie als die van de slechte vijgen jegens het leger van Babylon vele jaren
eerder.
Zij begrepen niet dat God hen aan het oordelen was. In plaats daarvan besloten zij om
tot de dood toe te strijden, denkende dat God te allen tijde aan hun kant zou staan. Het
lijkt een historisch feit te zijn dat zij die wetteloos zijn, eveneens ook blind zijn voor hun
eigen wetteloosheid. Vanwege deze reden bevochten zij degenen die God had
opgeworpen om de natie te oordelen. Zij bevochten de stok, in plaats van zich te
vernederen voor Degene die deze hanteerde. Deut. 28:64 profeteert dat zij in hun
gevangenschap andere goden in andere landen zouden gaan dienen. Judaïsme vervult
deze profetie eveneens, want zij dienen niet de God van de Bijbel, behalve dan met hun
lippen.
En daarom staan Joodse geschiedenisboeken vol van klachten over hoe andere volken
hen slecht hebben behandeld. Laten wij ons als christenen niet mengen met hen die
doelbewust anderen mishandelen, waaronder de Joden. En laten wij eveneens erkennen
dat God een goddeloos volk opwierp om hen volgens de wet van Mozes te oordelen. God
gebruikt naast goede mensen ook slechte mensen voor Zijn doeleinden – hetzij op
verschillende manieren.
DE TIMING VAN HET OORDEEL OVER JERUZALEM
Dit oordeel van God kwam over hen als direct gevolg van hun verwerping en executie
van Johannes de Doper en Jezus Christus. God had hen 40 jaar van genade geschonken
waarin zij tot bekering konden komen, zij weigerden dit echter te doen. In hun blinde
overijverigheid bleven zij strijden tot heel het land geruïneerd was en er miljoenen
mensen dood of in slavernij verkocht waren.
Johannes de Doper werd met het Pascha van 30 n.Chr. gedood, dit was ca. zes maanden
nadat hij Jezus had gedoopt. Mattheüs 14:1-12 zegt ons dat nadat Johannes was
geëxecuteerd zijn discipelen naar Jezus gingen en Hem het nieuws vertelden. Vervolgens
voedde Jezus de 5000 met vijf broden en twee vissen. (Hetzelfde verhaal wordt in
Johannes 6 verteld, waar wij zien dat dit wonder rond de tijd van Pascha werd gedaan.)
Johannes stierf op het Pascha van 30 n.Chr.
Veertig jaar later, met het Pascha van 70 n.Chr., begonnen de Romeinen de stad
Jeruzalem te belegeren. Josephus, een van de Judese generaals die tot aan deze
belegering tegen de Romeinen had gevochten, schreef van de 115.880 doden en
gewonden die door een van de poorten van Jeruzalem werden gedragen. In zijn “Wars of
the Jews”, V, xiii, 7, schreef hij:
“Niet minder dan honderdvijftienduizend achthonderdtachtig dode lichamen, binnen de tijd tussen de
veertiende dag van de maand Xanthicus of Nissan [d.w.z. Pascha], toen de Romeinen hun kamp bij de stad
opzetten, en de eerste dag van de maand Panemus of Tamuz."
Josephus beschreef dat de Romeinen hun kamp rond Jeruzalem opzetten om zo de
belegering op het Pascha van 70 n.Chr. te beginnen. Dit was exact veertig jaar na de
executie van Johannes de Doper. De stad werd eind augustus dat jaar verwoest. De
tempel werd verbrand. Door de hitte hiervan smolt al het goud. Later wrikte in de strijd
om het goud heel het volk elke steen van de andere los om het goud, dat zich tussen de
stenen bevond, te verzamelen. Toen de verwoesting eenmaal was geschied stond er
geen enkele steen meer op de andere, hetgeen Jezus in Mat. 24: 1, 2, al voorzegt had,
1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar
Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 Jezus antwoordde
en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op
de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
48
Op deze manier werden de woorden van Jezus vervuld.
DE INNAME VAN MASADA: 73 N.CHR.
De Zeloten waren de Joodse extremisten in die tijd. Zij werden de Sicarii genoemd, wat
“volk van de dolken” betekent. Het waren moordenaars en terroristen. Een ieder die hen
niet hielp om de Romeinse overheid omver te werpen was hun vijand. Een van de
discipelen van Jezus, Simon Zelotes, was een van hen geweest (Luk. 6:15), totdat Jezus
hem een betere weg toonde. Zelotes betekent “de Zeloot”.
In 73 n.Chr. was een man genaamd Eleazar de commandant van de Sicarii. Voordat ze
naar Masada gingen doodden hij en zijn mannen duizenden mensen in Jeruzalem,
waarmee hij het volk terroriseerde zodat ze zich bij hem zouden aansluiten in de opstand
tegen de Romeinen. Een ieder onder hen die vreedzaam was werd gedood. Toen de
Sicarii uiteindelijk uit Jeruzalem werden verbannen namen zij de vestingberg Masada in.
Drie jaar na de verwoesting van Jeruzalem namen de Romeinen ten slotte Masada in. De
Romeinen hadden een verhoging moeten bouwen om zo de vesting in te nemen. Hun
verhoging was op de veertiende dag van de eerste maand in 73 n.Chr. af. Dit was de dag
waarop het volk normaliter hun lammeren voor het Pascha zou slachten om ze diezelfde
avond nog op te eten. De Romeinen besloten om Masada de volgende morgen te
bestormen. Maar die nacht drongen de Sicarii elkaar erop aan om in plaats van Pascha te
vieren, zelfmoord te plegen. Slechts een vrouw en vijf kinderen konden zich verbergen
en ontkwamen aan het gericht. Het feit dat ze die nacht zichzelf moesten verbergen duidt
erop dat het meer was dan een vrijwillige zelfmoord. Het was eveneens moord onder het
mom van “geassisteerde zelfmoord”. Het is onmogelijk om te zeggen hoeveel mensen
daadwerkelijk gedood werden. In “Wars of the Jews”, VII, ix, 1, zegt Josephus,
“Deze rampspoedige slachting geschiedde op de vijftiende dag van de maand Xanthicus, oftewel Nisan.”
Dit brengt de slachting van de eerstgeborenen in Egypte in herinnering, die eveneens op
de oorspronkelijk nacht van Pascha geschiedde. De enige reden waarom de Israëlieten
aan deze slachting ontkwamen was omdat zij het bloed van het lam op hun deurposten
en dorpels hadden aangebracht. Ex. 12:12, 13 zegt,
12 Want Ik zal in deze nacht door het land Egypte trekken en alle
eerstgeborenen in het land Egypte treffen, van de mensen tot het vee. En Ik zal
aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE.
13 En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik
het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf
teweegbrengt, als Ik het land Egypte zal treffen.
De Sicarii vierden in de lente van 73 n.Chr. geen Pascha. In plaats daarvan hielpen zij
elkaar om op de nacht, die terugdacht aan de slachting van de eerstgeborenen van
Egypte, zelfmoord te plegen. Deze gebeurtenis identificeert de Sicarii met de
Egyptenaren die op dat eerste Pascha stierven, en niet met de religieuze Israëlieten. Het
is eveneens opvallend dat de Sicarii-terroristen die bij Masada om het leven kwamen
vandaag de dag door de Israëli’s als helden worden herdacht. Maar in plaats daarvan
moeten zij juist herdacht worden als voorbeelden van slechte vijgen wiens houding en
daden door alle komende generaties moeten worden verafschuwd.
Josephus benadrukt dat deze religieuze zeloten (de Sicarii) onder degenen verkeerden
die het meest verantwoordelijk waren voor de rampen die over Jeruzalem en het hele
volk kwamen. Hun rebelse leer was “om God te zien als hun enige Heer en Meester”
(“Wars”, VII, x, 1). Zij geloofden niet dat God ernaar verlangde dat zij door een
buitenlander werden bestuurd. Hiermee bedoelden ze dat zij Gods goedkeuring hadden
om de oorlog te verklaren aan ieder volk dat hen overweldigd had. Zij begrepen de wet
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
49
van tegenspoed in Deut. 28 niet. Zij begrepen ook het boek Richteren niet, waar God
heel duidelijk naar voren laat komen dat Hij ze geen vrijheid zou verlenen wanneer zij in
opstand tegen Zijn wet leefden en een onberouwvolle houding aannamen. Noch leerden
zij iets uit de geschriften van Jeremia en de verwoesting van Jeruzalem door Babylon.
De slechte vijgen slaagden er slechts in om door hun ijver om het houten juk af te
werpen een ijzeren juk te verzekeren. Velen werden afgeslacht, het land was geruïneerd
en de mensen werden als gevangen en slaven naar het buitenland gezonden. Alles wat
Mozes in de wet van tegenspoed had geprofeteerd kwam over hen.
Dit ijzeren juk duurde tot aan de twintigste eeuw voort, waarbij het moderne zionisme
ontstond. Zionisme was een poging om het ijzeren juk af te werpen en om naar het oude
land terug te keren zonder eerst berouw te tonen over hun vijandschap tegen Jezus
Christus, zoals de wet dit eist. Daarom is deze beweging zelf wetteloos. Maar vele Joden
werden moe van het wachten, waarbij zij verblind bleven voor de oorzaak van hun eigen
diaspora.
De vraag is dan: waarom slaagde het zionisme erin om een Israëlische staat te vestigen,
zelfs waarbij de wet van tegenspoed dit onmogelijk lijkt te maken? Er bestaat geen
Bijbels voorschrift hoe men een juk van hout of ijzer kon afwerpen, dan alleen het
voorschrift van bekering. Het antwoord kan gevonden worden in het feit dat judaïsme
twee soorten profetieën vervult, een van Juda en een van Edom. Onder de banier van
Juda kon het volk door goddelijke wetgeving het ijzeren juk niet afwerpen.
Maar onder de banier van Edom hadden de Joden een echte zaak om aan het goddelijk
gerechtshof voor te leggen. God had Ezau-Edom beloofd dat hij het land Kanaän zou
ontvangen. Omdat Jakob-Israël het land door fraude had verkregen werd hij door de wet
verplicht om het aan zijn broer terug te geven. En daarom werd in 1948 de vlag “Union
Jack” van Groot-Brittannië uit Palestina verwijderd en was een nieuwe natie geboren, een
natie die zichzelf Israël noemde. De naam “Jack” is een afkorting van Jakob. In 1948
werd Jakob gedwongen om het land aan de zionistische Joden terug te geven, dit niet
omdat zij van het noordelijke huis van Israël afstamden, noch omdat zij van het
zuidelijke huis van Juda afstamden, maar vanwege hun afstamming van Edom.
Maar voordat wij deze recente gebeurtenissen uit de twintigste eeuw kunnen gaan
begrijpen moeten we eerst de betekenis van de verwerping van Jezus Christus bij Zijn
eerste komst uitleggen.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
50
HOOFDSTUK 6
De verwerping van Jezus
Het is algemeen bekend dat het volk van Juda Jezus als de Messias verwierp. De meeste
mensen weten ook dat Judas, toen hij zich aansloot bij de vijanden van Jezus, Jezus
verraadde, ondanks dat hij een discipel en vriend van Jezus was. Maar slechts weinigen
begrijpen dat dit gehele verhaal van Jezus’ verwerping al als afschaduwing in het Oude
Testament in het verhaal van Absalom, die met behulp van Achitofel de troon van zijn
vader toe-eigende, wordt geprofeteerd.
Om volledig te kunnen bevatten waarom en hoe de Joden Jezus als de Messias
verwierpen, moeten men het overeenkomstige verhaal in het Oude Testament zien. Wij
kunnen geen correct begrip van het Nieuwe Testament verkrijgen, tenzij wij de beelden
en afschaduwen van het Oude Testament bestuderen.
ABSALOM: DE TIJDELIJKE VEROVERAAR VAN DAVIDS TROON
De familieproblemen van David kwamen voort uit zijn affaire met Bathseba. In 2 Samuël
13 lezen we het verhaal van Amnon, de zoon van David, en hoe hij zijn halfzus Tamar
verkrachtte. Tamar en Absalom waren broer en zus. Hun moeder was Maächa, een
buitenlandse prinses, zoals we in 2 Sam. 3:3 kunnen lezen,
3 zijn tweede was Chileab, van Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel; de
derde Absalom, de zoon van Maächa, de dochter van Talmai, koning van Gesur;
Absalom haatte Amnon voor het verkrachten van zijn zus (2 Sam. 13:22). Zijn haat
sluimerde gedurende twee jaar, en in die tijd leek zijn vader (koning David) geen actie te
ondernemen om Amnon terecht te stellen. Door de gedachte van David te bestuderen
kunnen we er zeker van zijn dat hij over deze situatie ernstig had gebeden met de vraag
wat hij moest doen. De wet die hierop van toepassing is kunnen we vinden in Lev. 18:9,
9 De schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van
uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen
mag u niet ontbloten.
Dergelijk gedrag was een van de redenen waarom God de Kanaänieten het land uitzette
toen de maat vol was. Het oordeel van de wet kunnen we vinden in Lev. 18:24-29,
24 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die
Ik vóór u uit ga verdrijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd…
27 Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden
gedaan, zodat het land onrein geworden is. 28 Laat het land u niet uitspuwen,
omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was,
uitgespuwd heeft. 29 Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de
personen die ze doen, moeten uit het midden van hun volk uitgeroeid [of
afgesneden/verbannen] worden.
Het is dus zeker dat David gebeden had over het verbannen van Amnon, waarmee hij
hem van Juda zou afsnijden en hem zo zijn burgerlijke rechten zou ontnemen, want dit
was het oordeel van de wet. Toch herinnerde hij zich ook zijn eigen zonde met Bathseba.
David zelf was ook schuldig van zowel overspel met Bathseba als de moord op Uria haar
man. In die situatie was God jegens David genadig geweest, waarbij hij besloot dat niet
David, maar zijn zoon, de zoon van Bathseba, zou sterven. Dat hele verhaal wordt in 2
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
51
Samuël 12, het hoofdstuk direct voor het voorval van Amnons verkrachting van Tamar,
verteld.
Toen de profeet Nathan David confronteerde met zijn zonde, vertelde hij David eerst een
verhaal over een rijke man die het enige lam van zijn arme buurman had genomen om
aan zijn gasten voor te schotelen. David werd woest om deze ongerechtigheid en
kondigde een oordeel voor de rijke man aan. In 2 Sam. 12:5, 6, zei hij tegen Nathan,
5 …Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind
des doods! 6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, omdat hij dit gedaan
heeft en geen medelijden had.
Davids zoon werd als plaatsvervanger gekozen om voor zijn zonden te sterven. Die zoon
van David was een beeld van Christus, geroepen om voor onze zonden te sterven. Maar
het tweede deel van dit oordeel van David was dat hij het volgens de wet viervoudig
moest vergoeden (Ex. 22:1-4). Zo zien wij vervolgens dat David de jaren daarna vier
zonen zou verliezen: het naamloze kind, Amnon, Absalom en Adonia.
Toen David te weten kwam wat Amnon had gedaan, ontstak hij in hevige woede (2 Sam.
13:21), maar hij wist wel beter dan de situatie te veroordelen in een woedende toestand.
Daarnaast kende hij de genade van God persoonlijk. Door het bestuderen van de wet
wist David maar al te goed dat het zijn van een rechter niet zo makkelijk was, dan dat
het voor een legalist leek te zijn. En daarom bleef hij voortdurend in gebed om er zo
achter te komen hoe hij Amnons daad volgens de gedachte van God met een juiste
balans tussen rechtvaardigheid en genade moest oordelen. Het afwachten van het
veroordelen van Amnon het niet ten doel dat het voorval in de vergetelheid zou raken,
want geen enkele vader kan een dergelijke situatie vergeten.
Dit wachten was goddelijk ingegeven en het was, zoals we snel zullen ontdekken,
noodzakelijk om de profetische beelden en afschaduwen van de komende gebeurtenissen
te vervullen.
Absalom had echter geen idee waarom zijn vader zo lang wachtte. Hoewel David zeer
boos was, bleef de haat van Absalom maar groeien (2 Sam. 13:22). Hierin zit een
verschil, want ten slotte verteerde zijn haat hem en nam hij het recht in eigen hand en
beging hij als legalist een onwettige daad. Legalisme is de ergste vorm van
wetteloosheid, want het verblind.
Absalom organiseerde een familiefeest en droeg de slaven op om Amnon op dat feest te
doden. Het complot slaagde (2 Sam. 13:28-33). Amnon werd vermoord en Absalom
vluchtte naar Gesur, waar hij bij Talmai, de vader van zijn moeder, ging wonen. In 2
Sam. 13:37-39 lezen we het volgende,
37 Absalom was gevlucht en naar Talmai, de zoon van Ammihur, koning van
Gesur, gegaan. En David rouwde over zijn zoon, al die dagen. 38 Absalom was
dus gevlucht en naar Gesur gegaan. Hij bleef daar drie jaar. 39 Koning David
verlangde ernaar uit te trekken naar Absalom, want hij had troost gevonden
over Amnon, dat hij dood was.
Absalom verkreeg dus asiel in Gesur en bleef daar drie jaar. Gedurende die drie jaar
verlangde David naar zijn zoon, maar hij ondernam of zei niets waardoor zijn zoon naar
Jeruzalem zou terugkeren. David wist dat Absalom onwettig had gehandeld en dat
verbanning hem daarom ten deel viel. Maar vanuit Absaloms oogpunt was hij ervan
verzekerd dat hij recht had gedaan door Amnon te doden en was van mening dat zijn
verbanning, hoewel noodzakelijk, onrechtvaardig was. Hij wilde terug naar het land gaan.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
52
Ten slotte vroeg Absalom aan Davids generaal Joab om voor hem te bemiddelen. Pas
toen stond David het toe dat Absalom in vrede terug naar Jeruzalem mocht keren. Maar
er gingen nog eens twee jaar voorbij waarin David bleef weigeren om Absalom te
ontmoeten (2 Sam. 14:28).
Ten slotte riep Absalom Joab nogmaals tot zich, maar nu weigerde Joab op te komen
draven. Vervolgens gaf Absalom zijn knechten de opdracht om een stuk grond van Joab
met gerst erop in de fik te steken, en dit deden zij vervolgens. Dit kwam Joab te weten,
waarop hij meteen naar Absalom ging om verhaal te halen. Vervolgens stond Absalom
erop dat Joab naar David zou gaan om in zijn naam te bemiddelen. Het plan werkte.
Absalom kon weer in de aanwezigheid van zijn vader David verkeren. In 2 Sam. 14:33
lezen we het volgende,
33 Toen ging Joab bij de koning naar binnen en vertelde het hem. Deze riep
Absalom bij zich, en hij kwam bij de koning en boog zich voor hem neer met zijn
gezicht ter aarde, vóór de koning; en de koning kuste Absalom.
Niet lang daarna besloot Absalom dat zijn vader het niet waard was om koning te zijn en
beraamde hij een plan om hem te overweldigen en zo zijn troon toe te eigenen. Daarom
vroeg hij toestemming aan David om naar het zuiden, naar Hebron, te gaan om “zijn
geloften na te komen” (2 Sam. 15:7). David stond dit toe, maar toen Absalom in Hebron
aankwam riep hij zichzelf uit als koning (2 Sam. 15:10). Eveneens stuurde hij
boodschappers naar Achitofel, de raadgever en vriend van David, om zich bij hem aan te
sluiten. Achitofel gaf gehoor aan de oproep en sloot zich bij hem aan. Op deze manier
verraadde hij David door Absalom hulp te bieden om de troon toe te eigenen. 2 Sam.
15:12 zegt,
12 Absalom stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode om
Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. De
samenzwering werd sterk en het volk bij Absalom nam gaandeweg in aantal
toe.
Nu zal iemand zich afvragen waarom Achitofel de kant van Absalom koos. Maar wanneer
we zien dat Achitofel de opa van Bathseba was, worden de motieven duidelijk. 2 Sam.
11:3 zegt ons,
3… Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet?
In 2 Sam. 23:34 lezen we in de genealogische optekening van “Eliam, de zoon van
Achitofel, uit Gilo.” Met andere woorden, Achitofel had een zoon met de naam Eliam, die
op zijn beurt een dochter met de naam Bathseba had, welke de vrouw was waar David
overspel mee had gepleegd (2 Samuël 11). Een genealogisch overzicht zou er als volgt
uit zien:
Obed
|
Isaï
|
David
huwt
Achitofel
|
Eliam
|
Bathseba
Achitofel had David nooit voor deze zonde vergeven en dit maakte hem kwetsbaar voor
de verleiding om David te verraden, ondanks het feit dat hij Davids raadgever en vriend
was. Later schreef David in Psalm 41:10 het volgende over Achitofel,
10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn
brood at, heeft mij hard nagetrapt [letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt
of opgeheven].
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
53
In Johannes 13:18 citeerde Jezus dit vers, waarbij Hij het profetisch toepaste op Judas
de verrader:
18 Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift
moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.
David had vertrouwen in Achitofel, maar in zijn citaat van Ps. 41:9 liet Jezus het stuk “op
wie ik vertrouwde” weg, want Hij wist dat Judas Hem zou verraden. In dit opzicht
verschilde Jezus van David, want Hij wist dat Hij Judas niet kon vertrouwen. Toch zien
wij hierin dat Achitofel een beeld en afschaduwing van Judas was. Achitofel verraadde
David. Judas verraadde de Zoon van David.
Door dit beeld door te trekken zien wij dat de rol van Absalom in het toe-eigenen van de
troon van David later door de natie Juda werd overgenomen, in het bijzonder door de
hogepriesters.
GEKRUISIGD OP DE “SCHEDEL” VAN DE OLIJFBERG
David weigerde om tegen Absalom en zijn mannen om de troon te strijden. In plaats
daarvan verliet hij zachtmoedig Jeruzalem, wetende dat God Zijn troon zou vestigen. In
dezen nam hij de houding van Jezus Christus aan, die eveneens weigerde te strijden om
Zijn troonrechten, ondanks dat Hij de rechtmatige Erfgenaam van de troon was. 2 Sam.
15:30 en 31 zegt,
30 En David ging al huilend de weg omhoog naar de Olijfberg op, zijn hoofd
bedekt, en zelf ging hij barrevoets. Ook van al het volk dat bij hem was, had
iedereen zijn hoofd bedekt, terwijl zij al huilend de berg opgingen.
Dit is hetzelfde pad dat ook Jezus bewandelde toen Hij met Zijn kruis op Zijn rug naar de
plek van Zijn kruisiging liep.
31 Toen vertelde men David: Achitofel is onder hen die met Absalom
samenspannen. En David zei: O HEERE, maak de raad van Achitofel toch tot
dwaasheid.
Dit is een Hebreeuwse uitspraak. Achitofels naam betekent: “mijn broeder is dwaas”. Ik
ben van mening dat zijn naam profetisch is voor Judas’ houding jegens Jezus zijn
“broeder”. Judas dacht dat Jezus dwaas was vanwege het niet aanwenden van Zijn
kracht om Zijn roeping als de Messias in te gaan en om zijn autoriteit in Jeruzalem te
vestigen. Judas was het ook niet eens met Jezus’ weigering om de hogepriester te
dwingen om Hem als de Messias te verklaren. Maar als Jezus deze zaak had
opgedrongen, waar zou Zijn dwingende kracht ophouden? Het volk zou vervolgens van
Hem verwachten dat Hij met geweld de Romeinen zou omverwerpen en het Koninkrijk
met geweld zou innemen. Maar dit was heel Jezus’ intentie niet, want Hij wilde wachten
en de harten van het volk door liefde inwinnen. Ook had Hij niet de intentie om het
Romeinse volk omver te werpen, want Hij hield net zoveel van de Romeinen als van de
Judeeërs.
2 Sam. 15:32 gaat verder,
32 En het gebeurde, toen David op de top [Hebr. rosh, “hoofd”] van de berg
kwam, waar men zich voor God neerbuigt [Hebr. shachah, “buigen of aanbidden”].
Rosh is het Hebreeuwse woord dat met “top” vertaald is en het betekent “hoofd”. Zo is
Rosh Hasanna bijvoorbeeld het “hoofd” van het jaar, ofwel de eerste dag van het jaar,
gemarkeerd door het Feest van de Bazuinen. Joh. 19:17 zegt ons dat Jezus op de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
54
Schedelplaats gekruisigd werd. Net zoals David naar de top of hoofd van de Olijfberg
wandelde, zo ook droeg Jezus Zijn kruis naar dezelfde plek waar David God aanbad.
Dit was de oude locatie van het offeraltaar waar de rode vaarzen “buiten het kamp”
werden verbrand. Uiteraard vervulde Jezus dit brandoffer, zoals Hij alle offers vervulde.
Buiten het kamp werd Hij gekruisigd (Heb. 13:11-13), en in die tijd werd dit gedefinieerd
als 2.000 el buiten de muren van Jeruzalem. De top van de Olijfberg was exact die
afstand. De plaats die vandaag de dag de Schedelplaats moet voorstellen bevind zich niet
buiten het kamp. Die heuvel lijkt wel op een schedel, maar archeologen zeggen ons dat
dit het gevolg is van erosie van de afgelopen duizend jaar.
Het verhaal van Absalom die de troon toe-eigende en Davids pad naar de top van de
Olijfberg toont ons heel duidelijk en afdoende dat het verhaal van Absaloms opstand en
Achitofels bedrog een profetisch beeld is van Jezus’ kruisiging en Judas’ verraad.
Later toen Absalom Achitofels raad om David meteen te achtervolgen in de wind sloeg,
was Achitofel wijs genoeg om te weten dat David uiteindelijk weer tot de troon zou
terugkeren. Hij wist dat het koningschap van Absalom ten einde zou komen en hij zou
dan zelf vanwege zijn verraad Davids rechtspraak moeten ondergaan. Daarom lezen we
in 2 Sam. 17:23,
23 Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en
maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van
zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in het graf van zijn
vader.
Achitofel hing zichzelf op, net zoals Judas dit later ook zou doen, zoals we in Mat. 27:3-5
kunnen lezen,
3 Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij
berouw en hij bracht de dertig zilveren penningen bij de overpriesters en de
oudsten terug 4 en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed
verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien. 5 En nadat
hij de zilveren penningen de tempel in gegooid had, vertrok hij. Hij ging heen en
hing zich op.
Later keerde David terug tot de troon en werd Absalom gedood (2 Sam. 18:15). De
opstand van Absalom eindigde dus, nadat het direct succesvol had gebleken, uiteindelijk
toch in een falen. Dit verhaal is profetisch over het verhaal van Jezus. De hogepriesters
waren meteen succesvol in hun samenzwering om Koning Jezus omver te werpen, maar
hun inspanning zal uiteindelijk falen.
JUDA´S OPSTAND TEGEN KONING JEZUS
Het hele conflict tussen Absalom en David was profetisch wat betreft het conflict tussen
de slechte vijgen van Juda en Jezus, de Zoon van David. Absalom vertegenwoordigde de
slechte vijgen; David vertegenwoordigde de goede vijgen, in het bijzonder Jezus
Christus. Amnon de verkrachter vertegenwoordigde de wetteloosheid van het algemene
leiderschap van het volk. De concordantie van Strong zegt dat zijn naam “trouw”
betekent en leidt haar stam van het woord aman af, dat “opbouwen of ondersteunen;
verzorgen als een ouder of zuster” betekent. De concordantie van Young zegt dat Amnon
“voogdij of opvoeding” betekent. Amnons naam lijkt te duiden op het idee van het
voortbrengen van kinderen en het opvoeden, ondersteunen of verzorgen van hen, om
hen zo tot de volwassenheid te brengen.
De kinderen van Juda werden voortgebracht en onderwezen om de gedachte van God
door de goddelijke wet te kennen. De wet zelf is de leermeester waardoor kinderen tot
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
55
de volwassenheid van de gedachte van Christus komen (Gal. 3:24; 4:2). Maar als de wet
alleen maar juridisch wordt toegepast, zonder de gedachte van Christus, heeft het als
gevolg dat het de bruid van Christus verkracht.
Tamar betekent “opzetten, rechtop, een palmboom”. Zij vertegenwoordigt de ware
gelovigen in Juda – dit zijn de goede vijgen. Als vrouw vertegenwoordigt zij ook de ware
bruid van Christus.
Er zijn ten minste twee manieren waarop wij naar deze profetische gelijkenis kunnen
kijken. Ten eerste toont het verhaal van Amnon aan hoe de leiders van Juda de bruid van
Christus zouden verkrachten. Hun religieuze instellingen maakte de goddelijke wet
krachteloos (Mat. 15:6) en zorgde ervoor dat zij wetteloos werden. In de eeuwen van
Juda’s terugkeer uit Babylon tot de geboorte van Christus namen de Farizeeërs en
Saduceeën gestaag een hypocriete vorm van religieuze wetteloosheid aan.
Een tweede manier om Amnon te bezien is dat hij de goddelijke wet zelf
vertegenwoordigde. Vanwege de wetteloosheid van Juda veroordeelde de wet hen tot
een ijzeren juk van een 70 jarige gevangenschap onder Babylonische regering, gevolgd
door een nog veel langere periode onder een houten juk. In de tijd dat Jezus werd
geboren verkeerden zij nog steeds onder een Romeins houten juk. De goddelijke wet was
in essentie hun leermeester en door deze oordelen onderwees God hen in
gehoorzaamheid. Daarnaast huurde Hij ook andere volken als leermeester in – als eerste
Babylon, vervolgens Medië-Perzië, hierna Griekenland en toen Rome.
Als verlengde hiervan was Amnon (voogdij) vervolgens profetisch van deze andere rijken
die wetteloos en onderdrukkend waren. Zij hadden Tamer, de bruid van Christus,
verkracht. Er werd in die eeuwen jegens het volk van Juda veel onrecht gepleegd. Zij
verlangden naar vrijheid en gerechtigheid. Zij begrepen niet dat de jukken van ijzer en
hout vanwege hun zonden het juridische oordeel van God over het volk waren. Daarom
werden zij net zoals Absalom ontevreden, denkende dat God (David) niet geschikt was
om hen te regeren, want het leek erop dat Hij, ondanks al hun religieuze activiteit, niets
ondernam.
En daarom deden zij net zoals Absalom onwettige zaken om Gods hand te dwingen.
Absalom verbrandde de akker met gerst van Joab. In ons boek “The Barley Overcomers”
toonden wij aan dat gerst (in het Engels: “barley”) de overwinnaars vertegenwoordigt –
in dezen van toepassing op de goede vijgen. In het bijzonder profeteert het van de
profeten die allemaal in Jeruzalem werden gedood, culminerend met Johannes de Doper,
de laatste van de Oudtestamentische profeten, die door Herodus gevangen en uiteindelijk
geëxecuteerd werd. Dit was de laatste daad van het “verbranden van de gerst” waardoor
Absalom weer in het bijzijn van David kon verkeren. De verwerping van Johannes en zijn
gevangenschap zorgde ervoor dat Jezus Zijn publiekelijke dienstwerk begon. Het zorgde
ervoor dat de “Absalomgemeenschap” in het bijzijn van Koning Jezus, de Zoon van
David, kon verkeren.
2 Sam. 14:33 zegt: “de koning kuste Absalom.” Dit spreekt van Jezus die omgang had
met de hogepriesters in Jeruzalem. Jezus zegende (“kuste”) het volk met vele goede
werken en wondergenezingen. Maar zoals Ps. 109:3-5 al zegt betaalde zij Zijn goedheid
en liefde terug met kwaad en haat:
3 Met hatelijke woorden hebben zij mij omringd, ja, zij hebben mij zonder reden
bestreden. 4 Voor mijn liefde klagen zij mij aan, maar ik was steeds in gebed. 5
Zij hebben kwaad over mij gebracht in plaats van goed, en haat in plaats van
mijn liefde.
De slechte vijgen van Juda, die geleidt werden door hun religieuze leiders in de tempel,
verlangden een Messias die een groot militair leider zou zijn, opdat zij de gehate
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
56
Romeinen konden overwinnen en de rest van de wereld in slavernij konden brengen. Zij
geloofden in wereldvrede, maar alleen nadat de wereld door militaire strijd was
onderworpen. Dit was hun opvatting van de Messias en dit is de reden dat toen Jezus als
Vredevorst kwam, zij het met Zijn methoden ronduit oneens waren. Volgens hun mening
was Hij simpelweg geen Messias-type.
Binnen het profetische verhaal van David bevinden zich twee vredevorsten. Absalom was
de eerste. Zijn naam betekent “vader van vrede”. De twee is Salomo, dat eveneens
“vrede” betekent. Beide waren zonen van David; vandaar dat zij beide vorsten (prinsen)
waren. Maar Absalom was een vorst van geweld die hypocriet de naam van “vader van
vrede” droeg. Aan de andere kant vestigde Salomo ware vrede in Israël en op die manier
was hij een beeld van Christus, de ware “Vredevorst”.
Absalom was het oneens met David die blijkbaar niets deed aan het feit dat Amnon
Tamar verkracht had. Hij eiste “gerechtigheid” en toen dit niet geschiedde wierp hij
David omver en eigende hij de troon toe. Zo was ook het volk ten tijde van Jezus het
oneens met God die blijkbaar niets aan Rome’s verkrachting van het volk van Juda deed.
Het volk bad tot God om gerechtigheid en toen dit niet geschiedde wierpen zij Koning
Jezus omver en eigende zij Zijn troon toe.
Jezus was de God van het Oude Testament, die Zich eerst als El Shaddai openbaarde en
later als Yahweh. Hij was de Wetgever die Mozes van aangezicht tot aangezicht kende. In
Zijn bestaan voor Zijn vleeswording als God in de hemel, deed Jezus niets om het volk
van hun houten juk onder Medië-Perzië, Griekenland of Rome te bevrijden. Toen Jezus
naar de aarde kwam en als kind in Bethlehem geboren werd, deed Hij wederom niets om
het volk van hun houten juk onder Rome te bevrijden – ondanks dat Hij de macht had
om dit te doen. Waarom? Het volk kon dit niet bevatten. Maar Jezus begreep de wet van
tegenspoed. En daarom leek het erop dat hij, net zoals David, niets deed.
Net zoals Absalom waren de slechte vijgen het met dit beleid van nietsdoen ronduit
oneens. En net zoals Achitofel stemde zelfs Judas, de discipel van Jezus, overeen met de
slechte vijgen.
Men zou vervolgens verwachten dat Absalom de les geleerd had om de misdaad van
verkrachting niet plegen. Maar uiteindelijk eindigde Absalom, op advies van Achitofel, zelf
als verkrachter van al Davids bijvrouwen! Dit verhaal wordt in 2 Sam. 16:20-23 vertelt,
20 Toen zei Absalom tegen Achitofel: Geeft u met elkaar raad, wat zullen wij
doen? 21 En Achitofel zei tegen Absalom: Ga naar de bijvrouwen van uw vader,
die hij achtergelaten heeft om zorg te dragen voor het huis. Dan zal heel Israël
horen dat u bij uw vader in een kwade reuk gekomen bent, en zullen allen die
bij u zijn, moed grijpen. 22 Toen spanden zij voor Absalom een tent op het dak;
en Absalom ging naar de bijvrouwen van zijn vader, voor de ogen van heel
Israël. 23 In die tijd was de raad die Achitofel gaf, alsof men naar het woord
van God vroeg. Zo was elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor
Absalom.
Het is opvallend dat zo veel mensen die anderen van onrecht beschuldigen vaak zelf aan
dezelfde zaken schuldig zijn. In dit geval spreekt het profetisch over de misbruik van
Israël, de vrouw van God. De hogepriesters waren van mening dat God onrechtvaardig
was vanwege het feit dat Hij het toestond dat de Romeinen hen overheersten, maar
tegelijkertijd misbruikten zij het volk zelfs meer dan dat de Romeinen ooit hadden
gedaan. In Mat. 23:2-15 zei Jezus,
2 De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes… 4
Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij
leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
57
vinger verroeren… 13 Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars,
want u sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf
niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan. 14 Wee
u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de
weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult u een des te zwaarder
oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want
u reist zee en land af om één proseliet te maken, en als hij het geworden is,
maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u.
Door de vrouw van God te verkrachten maakten zij zichzelf “verfoeilijk” voor de Vader (2
Sam. 16:21), net zoals Achitofel had geadviseerd.
In Mattheüs 21 vertelde Jezus een gelijkenis van het Koninkrijk, waarbij Hij de Joodse
leiders de dag van het complot voorhield waarop zij de troon van de Messias toe-eigende.
De wijnbouwers of landbouwers in de wijngaard van God hadden de autoriteit over de
wijngaard verkregen om de Eigenaar (God) de vruchten op hun tijd te geven. Toen de
Eigenaar van de wijngaard zijn slaven zond om de vruchten te verzamelen sloegen de
landbouwers hen, stenigde zij hen en in enkele gevallen doodden zij hen (Mat. 21:35,
36). Ten slotte zond Hij Zijn Zoon, in de veronderstelling dat zij wel ontzag voor Zijn
Zoon zouden hebben. Maar vers 38 zegt,
38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de
erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39
Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en
doodden hem.
Absalom wist dat zijn vader de koning was en vanwege die reden eigende hij de troon
toe. Op gelijke wijze wisten de hogepriesters ook dat Jezus de Erfgenaam was. Zij
doodden Hem, omdat zij wisten wie Hij was. Het was een opzettelijke oproer en opstand
om Zijn erfdeel in beslag te nemen. Merk eveneens op dat de Romeinen niet de
landbouwers voorstelden. Zij hadden geen bewaring van Gods Koninkrijk gekregen, noch
hadden zij de profeten gedood, die in dezelfde gelijkenis de slaven van de koning waren.
De Romeinen hebben Jezus ook niet gekruisigd. Pilatus wilde in feite Jezus juist vrijlaten
(Hand. 3:13). Johannes 19:15-18 zegt ons wie de kruisiging deed:
15 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei
tegen hen: Moet ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij
hebben geen koning dan de keizer. 16 Toen leverde hij [Pilatus] Hem dan aan
HEN [de overpriesters] over om gekruisigd te worden. En ZIJ namen Jezus mee en
leidden Hem weg. 17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de
plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. 18 Daar
kruisigden zij [de overpriesters] Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant
één, en Jezus in het midden.
In de dagen na Pinksteren maakten de leiders van het Sanhedrin bezwaar aan jegens de
rede van Petrus, zeggende dat hij de intentie had om “het bloed van deze Mens over ons
brengen” (Hand. 5:28). Met andere woorden, de Joodse leiders beschuldigden Petrus
ervan dat hij hen verantwoordelijk hield voor de kruisiging van Jezus. In Hand. 5:30
reageert Petrus als volgt,
30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door
Hem aan een kruishout te hangen.
Maar misschien wordt de meest belangrijke passage waarin het verband tussen de
hogepriesters van het Sanhedrin en Absaloms toe-eigenen van Davids troon wel getoond
in Hand. 7:51-53, waar Stefanus zijn rede geeft waarin hij het verhaal van Gods
Koninkrijk voordraagt. Zijn rede eindigt met de volgende woorden:
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
58
51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de
Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. 52 Wie van de profeten
hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de komst
van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars
geworden bent. 53 U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen,
hebt die niet in acht genomen!
In Mattheüs 22:1-7 vertelde Jezus een andere gelijkenis die tot de hogepriester was
gericht. Zij die als eerste waren geroepen om tot het bruiloftfeest te komen weigerden te
gaan. In feite misbruikten zij de boodschappers (profeten) die hen tot de bruiloft hadden
uitgenodigd. Wij lezen het volgende,
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de
ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [Gods profeten],
behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd
hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad
in brand.
In 70 n.Chr. ging deze passage overduidelijk in vervulling toen God het Romeinse leger
stuurde om Jeruzalem in brand te steken en om “die moordenaars” om te brengen. Met
andere woorden, God gebruikte de Romeinen om het oordeel over Jeruzalem uit te
voeren. God stuurde NIET Zijn legers om Rome te verwoesten, want zij waren NIET de
moordenaar die in vers 7 worden aangehaald. Het is een valse beschuldiging om de
Romeinen de schuld te geven van de kruisiging van Jezus, en iemand vals beschuldigen
is het schenden van de goddelijke wet (Deut. 19:16-20).
Velen geven er vandaag de dag de voorkeur aan om de Romeinen de schuld te geven,
want dit is meer politiek correct en het zorgt ervoor dat Joden gemakkelijker tot het
christendom bekeert kunnen worden. Maar door dit te doen onteren wij echter God door
tegen Zijn Woord in te gaan. Wij geloven dat het Woord de geïnspireerde Schrift is en
ons doel is om te onderwijzen wat het zegt, want alleen de waarheid zal de mensen vrij
maken. Laat ons daarom geen valse getuige zijn.
Wij vernamen eveneens onze christelijke broeders om zich van enige emotionele haat die
zij jegens de Joden of andere mensen hebben te ontdoen. Zulke zaken zijn onbetamelijk
voor een ieder die de naam van Jezus Christus belijdt. Het is zaak om te geloven en te
onderwijzen wat in de Schrift staat; het is een behoorlijk andere zaak om haat en
bitterheid in het hart te koesteren. Hoewel wij zekerlijk bevestigen dat de priesters naar
de ordening van Aäron Jezus gekruisigd hebben, moeten wij ook de noodzaak van dit
offer door hun handen begrijpen. Zij waren namelijk natuurlijk de enigen die in staat
waren om dit grote Offer te brengen. Zonder hen zou het offer van Jezus volgens de
goddelijke wet onacceptabel zijn. Als de priesters een Romeinse, Edomitische of enige
andere afstamming hadden gehad, dan zouden zij de offerwetten hebben geschonden.
Vandaar dat zij binnen het grotere geheel van Gods plan ons onopzettelijk een enorme
dienst hebben bewezen.
JUDAS: ZOON VAN HET VERDERF
In 2 Thes. 2:3 spreekt Paulus over “de mens van de wetteloosheid” als eveneens zijnde
de “zoon van het verderf”.
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij
eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het
verderf [Grieks, apoleia], geopenbaard is.
Jezus gebruikt in Johannes 17:12 dezelfde term voor Judas: “de zoon van het verderf”,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
59
12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U
Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de
zoon van het verderf [Grieks, apoleia], opdat de Schrift vervuld wordt.
Jezus stelde Judas als onderdeel van het dienstwerk aan, ondanks dat Hij wist dat Judas
als penningmeester geld achterhield en een dief was. Johannes 12:6 zegt,
6 En dit zei hij [Judas] niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar
omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.
Later lezen we net voor de kruisiging het volgende in Johannes 13:27,
27 En met het nemen van het stuk brood voer de satan in hem [Judas]. Jezus
dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe het snel.
Hierna verliet Judas de ruimte om Jezus te verraden. Pas toen gaf Jezus Zijn bijzondere
instructies en onderwijs aan de andere discipelen, beginnende in Johannes 14, waar Hij
vertelde dat Hij ze spoedig zou verlaten, maar dat Hij hen de Heilige Geest zou zenden
om hen tot alle waarheid te leiden. Johannes 16:13 zegt,
13 Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen
[Grieks: hodegos] in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken,
maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal
Hij u verkondigen.
Dit is belangrijk vanwege het feit dat Judas de “gids” was voor hen die Hem arresteerden
en Hem kruisigden. Hand. 1:16 zegt,
16 Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige
Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids
[Grieks: hodegos] geweest is voor hen die Jezus gevangennamen.
Als we met onze studie verder gaan zullen we snel ontdekken dat Judas in contrast met
de Heilige Geest gezien moet worden, want Hij is de ware Gids die tot waarheid leidt.
Judas is degene die de mens tot de bedrieglijke geest van verraad leidt, en is in dit
opzicht een valse vorm van de Heilige Geest. Dit kunnen we opmaken uit 2
Thessalonicenzen, waar Paulus spreekt over de man van wetteloosheid die in de tempel
van God zit, de plek waar normaliter de Heilige Geest moet wonen.
Het is eveneens opmerkelijk dat Judas in Hand. 1:20-26, net voor de komst van de
Heilige Geest op de Pinksterdag, vervangen werd. De discipelen hadden vanuit Psalm
69:26 en Psalm 109:8 onderscheden dat Judas vervangen moest worden. Daarom zegt
Hand. 1:20 ons het volgende,
20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats
woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont [geciteerd uit Ps. 69:26].
En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen [geciteerd uit Ps. 109:8].
Psalm 69 en 109 profeteren over Judas en de hogepriesters. De Psalmen zijn te lang om
hier te citeren. Veel van deze verzen werden later in het Nieuwe Testament geciteerd,
waarbij ze toegepast werden rond de omstandigheden omtrent Jezus’ kruisiging.
De discipelen wierpen het lot en kozen Matthias als vervanging van Judas, maar op een
hoger niveau, was de Heilige Geest de Enige die ons tot alle waarheid kon leiden. Op de
Pinksterdag verving de Heilige Geest in de tempel de man van wetteloosheid (Judas).
Maar op een ander niveau riep God Zelf de apostel Paulus om Judas te vervangen.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
60
VERRADEN IN HET HUIS VAN HEN DIE MIJ LIEFHEBBEN
Judas Iskariot (Ish-Kerioth) kwam uit het stadje Kerioth of Kirjath. Iskariot betekent
“man uit Kirjath”. Met andere woorden, Judas’ woonplaats was Kerjath-Arba, dat Hebron
is, zoals wij uit Gen. 35:27 kunnen opmaken,
27 Toen kwam Jakob bij Izak, zijn vader, in Mamre bij Kirjath-Arba, het
tegenwoordige Hebron, waar Abraham en Izak als vreemdelingen gewoond
hadden.
Om de rol van Achitofel in Absaloms opstand te kunnen spelen, moest hij een man uit
Hebron zijn, want dat was de plaats waar de opstand van Absalom begon. Verder moest
hij als verrader van Jezus ook iemand zijn die Hem “liefhad”, want Zacheria profeteerde
dat Hij verraden zou worden in het huis van hen die Hem liefhadden:
6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan
zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij LIEFHEBBEN.
Hebron betekent “vriendschap”. Judas verraadde Jezus met een liefdevolle kus die
vrienden elkaar gaven en in Mat. 26:49, 50 noemde Jezus hem een vriend.
49 En hij [Judas] ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij
kuste Hem. 50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen
kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.
Iedereen kan een ander onrechtvaardig behandelen, maar alleen een vriend is in staat
tot verraad.
Concluderend zien wij dus dat David een beeld van Christus was; dat Absalom een beeld
van de hogepriesters was; en dat Achitofel een beeld van Judas was. Het is een verhaal
van hen die de Erfgenaam zouden doden en het heersersmandaat van de Dienaar van
dienaren zouden toe-eigenen, want dergelijk gewelddadige mensen willen graag over
anderen heersen. Het is eveneens een verhaal van hoe de discipel en vriend van de
Koning Hem, vanwege het oneens zijn met Zijn methoden, verraadde. Ten slotte zien wij
het tragische einde van zowel de overweldigers als de verrader, de man van
wetteloosheid.
Dit alles geeft ons een begrip van de zoon van het verderf en zijn profetische rol. Het is
voor ons ter lering opgeschreven, opdat wij niet zouden worden als de discipel en vriend
van Jezus die vandaag de dag de rol van Judas zou spelen.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
61
HOOFDSTUK 7
Het geschil
Tot nu toe hebben ons alleen maar gericht op de slechte vijgen die in Jeremia 24
aangehaald worden. Het is tijd om naar de andere boom van Juda te gaan kijken. Dit is
van groot belang om de relatie van de kerk tussen Juda en Israël te begrijpen. Zo zijn er
mensen die menen dat een “heidense” kerk Israël heeft vervangen, anderen zijn van
mening dat de christenen zich bij de slechte vijgen moet voegen om Bijbelprofetie te
vervullen. Beide opvattingen zijn echter niet waar.
De klassieke “vervangingstheologie” zoals deze traditioneel door de Rooms Katholieke
Kerk en enkele Protestante denominaties wordt onderwezen komt niet overeen met de
Bijbel. Maar ook de opvatting van degenen die hier tegenin gaan en voor een Messiaans
judaïsme pleiten klopt niet. In dit hoofdstuk zullen we aantonen dat de goede vijgen van
Juda – met name de Judeeërs die Jezus volgden – de stam van de “boom” van het
Nieuwtestamentische christendom vormden. Deze vijgenboom die goede vruchten voort
brengt en die haar Koning van Juda volgt, behield het recht om bij haar stamnaam Juda
genoemd te worden. Zij zijn als het ware de “ware Joden”.
In hoofdstuk vijf zagen we dat God het volk van Juda als een vijgenboom in Jer. 24 zag.
Ook zagen we dat het volk in wezen in twee groepen was verdeeld – zij wiens vruchten
zeer goed waren en zij wiens vruchten zeer slecht waren. Dit geldt eigenlijk voor elk
volk, want nergens ter wereld bestaat een volk dat alleen maar uit rechtvaardige of juist
onrechtvaardige mensen bestaat. Maar in het geval van Juda was het een zaak van
goddelijke scheiding tussen twee verschillende vijgenbomen, want God had de bedoeling
om verschillend met hen om te gaan. Hij had de intentie om het heersersmandaat van
Juda aan hen te geven die de goede vruchten voortbrachten en tegelijkertijd had Hij de
intentie om degenen die slechte vruchten voortbrachten te onterven.
Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Zoals dit door de genealogieën van Mattheüs 1
en Lukas 3 wordt bewezen, werd Hij uit een Judese moeder geboren. Maar als Koning
van de Joden was Hij meer dan slechts een vijgentak die goede vruchten voortbracht. Hij
was namelijk de boom zelf. Hij was de stam van de boom waaraan verschillende takken
werden geënt die meer goede vruchten voortbrachten. Jezus zinspeelt hierop als Hij een
iets ander voorbeeld van de wijnstok en de takken gebruikt. Johannes 15:1-6 zegt,
1 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die
in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt
Hij, opdat zij meer vrucht draagt… 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij
blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.
6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en
verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
Hieruit blijkt duidelijk dat slechts degenen die in Christus blijven de vruchten
voortbrengen waarnaar God verlangt. Als iemand claimt in Christus te zijn, maar deze
vruchten niet voortbrengt, dan wordt hij afgesneden. En “als iemand niet in Mij blijft”,
zegt Jezus, “wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort.” Hij had ongetwijfeld
die Judeeërs in gedachte die Hem als Messias verwierpen. Slechts enkele dagen hiervoor
had Jezus de vijgenboom vervloekt en hadden de discipelen zich erover verwonderd dat
de boom de volgende ochtend verdort was. Hij zei dus dat de mensen die geen vruchten
voortbrachten – of zoals Jesaja dit zegt, zij die alleen slechte vruchten voortbrengen die
niet gegeten kunnen worden – afgesneden zouden worden.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
62
Dit is exact wat er gebeurt is. Juda scheidde zich in twee facties of twee “bomen”. Zij die
Jezus als Messias aannamen werden de takken van de goede vijgenboom. Zij waren de
erfgenamen van het heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Van hen zei Jezus dat
Hij hen zou reinigen (d.i. snoeien) zodat zij zelfs nog meer vruchten zouden
voortbrengen.
Zij die weigerden om Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren niet
langer erfgenamen van het heersersmandaat. Jezus zei heel duidelijk dat er geen
mogelijkheid bestond om vruchten voort te brengen zonder in Christus geënt te zijn.
VERVANGINGSTHEOLOGIE
Een “heidense kerk” heeft de een “Joodse kerk” NIET vervangen. De slechte vijgen
werden simpelweg afgesneden en de goede vijgen die Jezus, de Koning van Juda,
volgden bleven over om de banier van de Judese kerk te dragen. Er was dus geen sprake
van vervanging zoals de klassieke Romeinse Katholieke theologie in het verleden heeft
geleerd. De beloften aan Abraham zijn nooit van een volk op een ander volk overgegaan.
De beloften zijn simpelweg gebleven bij de ongebroken lijn van de goede vijgenboom van
Juda.
Vervangingstheologie leert dat de vijgenboom ontwortelt is en voor een appelboom is
ingewisseld. Dit is niet het geval. De waarheid is dat er twee vijgenbomen waren, een
goede en een slechte. Beide waren van Juda. De slechte vijgenboom is ontwortelt en de
goede vijgenboom bleef bestaan om het Koninkrijk van God op aarde uit te dragen. De
goede vijgenboom heeft nooit iets vervangen omdat het er altijd al geweest was.
Zo is het ook geen “Joodse” kerk, ten minste niet op de manier zoals mensen dit
bedoelen als ze dit zeggen. Het is weldegelijk een Judese vijgenboom; maar zij die
zeggen dat dit een “Joodse” kerk is, zeggen gewoonlijk ook dat christenen zich met de
Joden die van Christus werden afgesneden moeten verenigen. Met andere woorden, zij
proberen de goede vijgenboom met de slechte vijgenboom te herenigen. Bijna altijd
blijkt deze beweging te onderwijzen dat de slechte vijgenboom nog steeds Gods
verkozen volk is.
Het probleem met deze opvatting zit hem in het feit dat het een beweging is om de
takken van de goede vijgen in de slechte vijgenboom te enten, in plaats van andersom.
Deze leer zou uiteindelijk alle christenen tot het judaïsme brengen, in plaats van de
Joden tot Christus. Het feit is echter dat de slechte vijgenboom NOOIT vrucht zal dragen,
want dit was de aard van Jezus’ vloek (Mat. 21:19). De enige oplossing is dat de
individuele takken van de dode boom worden afgesneden en in de enige Boom – Jezus
Christus, de stam van de goede vijgenboom – worden geënt die hen het leven kan
geven. Zolang de bekering tot Christus een Jood niet aanstaat is hij geen deelgenoot van
het heersersmandaat van Juda, noch behoort hij vanuit Gods optiek tot die stam (zoals
we spoedig vanuit de Schrift zullen aantonen).
DE GOEDE VIJGENBOOM WAS “DE KERK”
De goede vijgenboom probeerde voor een tijd in het oude land te blijven, maar
geschillen dwongen de meeste van hen om voor hun leven te vluchten en in andere delen
van het Romeinse Rijk hun toevlucht te zoeken. Het boek Handelingen verhaalt over deze
vervolging. Toch groeide de vijgenboom behoorlijk snel. Op de Pinksterdag werden er
3000 bekeerd (Hand. 2:41). Hand. 2:47 zegt,
47 En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente
toe.
Opnieuw lezen we in Hand. 4:4,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
63
4 En velen van hen die het Woord gehoord hadden, geloofden, en het aantal
mannen werd ongeveer vijfduizend.
Wederom lezen we in Hand. 5:14,
14 En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden,
menigten van zowel mannen als vrouwen.
Hand. 6:7 zegt verder,
7 En het Woord van God verbreidde zich en het aantal discipelen in Jeruzalem
nam sterk toe; en een grote menigte priesters werd aan het geloof gehoorzaam.
Telkens wanneer andere Judeeërs werden bekeerd, nam de vijgenboom in kracht en
grootte toe. De discipelen hadden veel succes, ondanks dat zij niet aarzelden om de
verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus op hun eigen volk te leggen. De
apostelen waren niet van mening dat zij over dit onderwerp zachtzinnig moesten
spreken. Stoutmoedig bleven zij verkondigden en grote menigten bekeerden zich en
volgden Jezus Christus.
Deze grote menigten van Judeeërs waren “natuurlijke takken” van de vijgenboom. Toch
werden zij van de Koninkrijksboom, wiens stam Jezus Christus was, afgesneden, tot het
moment dat zij zich bekeerden en hun geloof in Jezus als de Messias beleden. De goede
vijgenboom bleef groeien en al gauw werd de oppositie in de tempel zo onrustig dat zij
de kerk ernstig begon te vervolgen.
Jazeker, deze goede vijgenboom was DE KERK.
Zij was de erfgenaam van het heersersmandaat dat aan Juda was gegeven. Het was,
zoals dit vaak wordt onderwezen, geen “heidense kerk”. Het was en zal altijd een Judese
kerk blijven.
De goede vijgen van Juda werden spoedig door vervolging in alle delen van het Romeinse
Rijk en daar voorbij verspreid. Waar zij ook heengingen verkondigden zij aan een ieder
die maar horen wilde het goede nieuws. Alle volken voedden zij met de goede vruchten
van de boom en zij zorgden voor veel bekeerlingen onder niet-Judeeërs. Deze nieuwe
bekeerlingen tot Christus werden als takken in die vijgenboom van Juda “geënt”. Binnen
een eeuw begon de kerk (vijgenboom) vanuit alle volken, die allen het leven van Jezus
Christus verkregen, vele soorten vruchten voort te brengen. In feite waren de vijgen
door alle appels, peren en abrikozen van de geënte takken van de andere volken al snel
in de minderheid.
Maar ondanks de grote variëteit van takken en vruchten die de boom voortbracht had de
boom nog steeds een Judese stam. Het was nooit een “heidense kerk”, noch verving een
“heidense kerk” Juda. Juda scheidde zich simpelweg in goede en slechte bomen, maar de
goede boom van Juda was erfgenaam van het heersersmandaat – waarna deze goede
Juda boom zich openstelde voor alle takken van andere volken in de wereld.
God plantte GEEN nieuwe boom en noemde het de “heidense kerk”. In plaats daarvan
nam God Zijn vijgenboom en entte Hij hierin takken van appelbomen, perenbomen, etc.
Deze nieuwe takken brachten als onderdeel van de vijgenboom andere soorten vruchten
voort. Wanneer mensen van andere rassen zich in deze vijgenboom enten veranderd hun
ras of hun genen niet. Zij brengen simpelweg andere soorten vruchten voort. God houdt
van verscheidenheid. En zoals we kunnen lezen in Op. 22:2 zal deze boom aan het einde
twaalf soorten vruchten voortbrengen,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
64
2… en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf
vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de
bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.
De Boom des levens is Jezus Christus en deze bestaat uit vele takken – zij die in
Christus, of een onderdeel van het lichaam van Christus zijn.
Zij die Jezus verwierpen zijn gezamenlijk de corrupte vijgenboom die slechts vijgen kon
voortbrengen die zo slecht waren dat zij niet gegeten konden worden. Die corrupte
vijgenboom verloor zijn juridische status als stam van Juda toen zij de Messias
verwierpen en Zijn troon toe-eigenden, evenals Absalom de troon van zijn vader toeeigende. Toch heeft de afgelopen 2000 jaar een gestage stroom van Joden zich tot Jezus
Christus bekeerd en zijn ze Hem gaan volgen. Zij zijn opnieuw in de goede vijgenboom
geënt en zijn samen met de andere gelovigen verenigd als erfgenamen met Christus in
het heersersmandaat.
Het is echter NIET het geval dat christelijke Joden een speciale status voor God hebben
die hen verheft om over anderen te heersen. Vijgen zijn niet beter dan appels en ook zijn
appels niet beter dan vijgen; zij verschillen slechts in smaak.
Maar om dit te begrijpen moeten we naar de goddelijke wet kijken om na te gaan wat er
nu werkelijk gebeurd is.
DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN
Deuteronomium 29 zegt ons dat er bepaalde omstandigheden waren waardoor individuen
en zelfs hele stammen van Israël afgesneden of van de Koninkrijksboom gesnoeid
konden worden. Deut. 29:18-21 zegt,
18 Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van
de HEERE, onze God, afkeert, om de goden van deze volken te gaan dienen. Laat
onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt. 19 En het zal gebeuren,
als hij bij het horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart
zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart
volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, 20 dat de HEERE hem niet zal willen
vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man
ontbranden, en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem
rusten. De HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen. 21 De HEERE zal
hem voor dit kwaad afzonderen van al de stammen van Israël, overeenkomstig
alle vervloekingen van het verbond dat beschreven is in het boek met deze wet.
De opvatting dat God een van de stammen van Israël zou uitdelgen is niet nieuw. Er zijn
vele Bijbelleraren geweest die hebben gesuggereerd dat dit de reden is waarom de stam
van Dan niet in de verzegelde lijst van Openbaringen 7 wordt aangehaald. Hoewel ik niet
geloof dat dit de reden was van het weglaten van Dan, toont deze opvatting wel aan dat
Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam
van het Koninkrijk afgesneden kan worden.
Wij zullen in feite aantonen dat de vijgenboom die de slechte vijgen voortbracht op deze
manier en met bovenstaande reden is afgesneden. De andere vijgenboom die goede
vijgen voortbracht was het gedeelte van Juda die Jezus als de Messias aannam en Zijn
houding en onderwerping aan het Romeinse juk, zoals God dit voor Juda had ingesteld,
overnam. De reden die in Deut. 29:19 gegeven wordt is: “Hij… zichzelf in zijn hart zegent
door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg.” Met
andere woorden, een dergelijk persoon (of gezin of stam) zal denken met God verzoend
te zijn (vrede te hebben), zelfs als hun hart opstandig en koppig blijkt te zijn en te
blijven.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
65
Dit is een zeer nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenboom voor zowel in de tijd
van Jeremia als van Jezus. Zij dachten dat zij door middel van hun ijver van hun
tradities, en het getrouw doen van allerlei rituelen in de tempel, de wil van God deden.
Zij waren van mening dat de opstandigheid tegen Rome een geloofsdaad jegens God
was. Zij begrepen de wetten van gevangenschap of de wetten van tegenspoed niet.
Jezus begreep deze wel en daarom leek Hij meer op een vriend van de Romeinen en
vocht Hij nooit hun autoriteit of recht onder God om over Judea te heersen aan.
DE OFFERWETTEN
De priesters waren het meest trots op hun kennis van de offerwetten. Zij kenden elk
detail wat betreft het offeren van schapen en ossen, zij kenden echter niet de Auteur van
de offerwetten. Daarom overtraden zij bij dat laatste offer van het Lam van God deze
wet op de ergst mogelijke manier. Lev. 17:3-5 zegt:
3 Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp
slacht of die juist buiten het kamp slacht, 4 en het dier niet bij de ingang van de
tent van ontmoeting brengt om het de HEERE als offergave aan te bieden vóór
de tabernakel van de HEERE – die man moet het bloed aangerekend worden; hij
heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk
uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun OFFERS, die zij nu nog in het
open veld brengen, naar de HEERE brengen, naar de ingang van de tent van
ontmoeting, naar de priester, en ze als dankoffers aan de HEERE offeren.
Jezus was het Paaslam van God dat voor de zonde van de wereld werd geofferd. Om de
wet van de rode koe (Num. 19:3) te vervullen werd Hij “buiten het kamp” gekruisigd
(Lev. 17:3; Heb. 13:13). De priesters namen Jezus mee naar de top (schedel, hoofd) van
de Olijfberg, waar ook David zijn offers bracht (2 Sam. 15:30-32). Zij kruisigden Hem
zelfs op de juiste dag, namelijk Pascha, en Hij stierf exact op het juiste uur van de dag –
het negende uur – zoals de wet dit eiste (Ex. 12:6). Tot zover deden de priesters exact
wat de wet hen opdroeg te doen.
Maar de priesters faalden om het bloed van dat Offer op de wettelijk voorgeschreven
plaats te strijken. Omdat Jezus het Paaslam was, faalden zij om Zijn bloed op hun
bovendorpel (voorhoofd) en deurposten (oren) van hun “huis” te strijken. Daarom zag
God het bloed niet en ging Hij hen “voorbij” (Ex. 12:13). Zij werden niet door het bloed
van het Lam gerechtvaardigd.
Ten tweede sprenkelden zij Zijn bloed niet op het altaar van hun hart, want zij hadden
geen geloof in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet uit Lev. 17:4 van toepassing: “hij
heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk uitgeroeid
worden.” Met andere woorden, die man zal van de vijgenboom van Juda gesnoeid
worden omdat hij zijn juridische status als lid van de stam heeft verbeurd. Lev. 17:6
zegt,
6 De priester moet dan het bloed op het altaar van de HEERE bij de ingang van
de tent van ontmoeting sprenkelen en het vet in rook laten opgaan als een
aangename geur voor de HEERE.
Net zoals ons lichaam een tempel van God is, zo is ons hart eveneens een altaar van de
HEERE. En daarom legt Heb. 10:22 dit met de volgende woorden uit,
22 laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van
het geloof, nu ons hart gereinigd [schoon gesprenkeld) is van een slecht geweten
en ons lichaam gewassen is met rein water.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
66
Het was binnen het plan van God noodzakelijk dat Jezus Christus gekruisigd zou worden
en dat Hij als een Offer voor eens en altijd voor de zonde zou sterven. Maar zowel het
volk als de priesters moesten echter iets met het bloed van elk offer doen. In het geval
van Jezus moesten zij Zijn bloed voor hun rechtvaardiging op figuurlijke wijze op het
altaar van hun hart sprenkelen. Dit deden zij niet, met uitzondering van de priesters die
Hem als Messias aannamen en Hem begonnen te zien als hét Offer voor de zonde. Zij die
Hem aannamen bleven aan de Koninkrijksvijgenboom, die goede vruchten voor God
voortbracht, zitten.
WIE IS EEN “JOOD”?
De kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. De kerk is het “geroepen” lichaam uit het volk,
geroepen uit de slechte vijgenboom van het judaïsme om in de goede vijgenboom van
Jezus Christus geënt te worden. Hoewel er niet-Judeeërs bestaan die in die Juda kerk
geënt zijn, is de kerk zelf de juridische stam van Juda. De apostel Paulus is in Rom. 2:28,
29 hier heel duidelijk in,
28 Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die
in het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die het in het
verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar
de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.
Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij benadrukt dit zowel positief als negatief. Hij
zegt ons dat er twee groepen mensen zijn die beide claimen Jood (Judeeër) te zijn. De
slechte vijgen zijn de “gemanifesteerde, ofwel uiterlijke” Joden, want zij worden door de
mens als Joden bestempeld.
De goede vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen was, zij stonden
namelijk als zodanig niet bij het grote publiek bekend. De uiterlijke Joden waren degenen
die in die tijd het judaïsme volgden. De verborgen Joden waren degenen wiens hart met
God overeenstemde. De uiterlijke Joden legden een claim op hun stamstatus en
verbondstatus met God op grond van fysieke besnijdenis. De verborgen Joden legden
een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van hun
hartbesnijdenis.
Met andere woorden, alleen omdat ongelovige Joden in staat waren om de naam Juda (in
haar verkorte vorm “Jood”) te verkrijgen, betekende dit niet dat zij in wezen echte Joden
waren. Vanuit de opvatting van de christenen (inclusief Paulus) waren de ongelovigen
Joden van hun volk afgesneden en bezaten zij niet langer het recht om zichzelf voor God
Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van het Nieuwe Verbond, de
Koning van Juda, de Bewaarder van de stamnaam, aannamen waren in staat om in
juridisch opzicht zichzelf Judeeërs (d.w.z. Joden) te noemen.
Het “stamschap” behoorde bij de leider (prins) van een stam. Als een lid van een stam
besloot om naar een ander deel van de wereld te gaan en daar zijn eigen stam of volk te
vestigen, kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam waaruit hij
kwam te zijn. En was op gelijke wijze een man uit bijvoorbeeld de stam van Juda van zijn
volk afgesneden, of verbannen vanwege een ernstige overtreding van de wet, dan kon hij
niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam van Juda te zijn.
Zo was Jezus de Koning van Juda, dit niet alleen krachtens zijn afstamming, maar ook
krachtens Zijn daden. Daarom ging de stamnaam over op Jezus en zij die Hem volgden.
De stamnaam bleef niet bij degenen die tegen Hem in opstand kwamen en Hem doodden
om zo Zijn erfdeel in bezit te nemen. De overgrote meerderheid van het volk, geleidt
door de hogepriesters, die tegen hem in opstand kwamen verloren dus binnen de stam
van Juda hun status. Maar omdat zij Zijn troon hadden toegeëigend waren zij in staat om
de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de “ware Joden” waren. Daarom wordt de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
67
naam “Jood” nog steeds – in de ogen van de mens – toegepast op de slechte
vijgenboom, die de Koning van Juda verwierp en de troon en de naam van Juda toeeigende.
Aan het einde van de eerste eeuw zei Johannes in Openbaringen 2:9,
9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik ken de
lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn
namelijk een synagoge van de satan.
Deze gedachtegang herhaald hij in Op. 3:9, zeggende,
9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij
Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan
uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb.
Het is vreemd dat in de afgelopen decennia Messiaans judaïsme deze gedachte promoot,
namelijk de gedachte dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, de Koning van Juda) in
de dode vijgenboom die God circa 2000 jaar geleden vanwege wetteloosheid heeft
afgesneden geënt moeten worden. De basale fout van Messiaans judaïsme is dat zij de
goede vijgen door de slechte vijgen wil vervangen. Dit is hun vorm van
vervangingstheologie. Zij noemen de slechte vijgen “Gods verkoren volk”, waarna zij
vervolgens proberen om zich te identificeren met hun religieuze praktijken als tactische
zet om ervoor te zorgen dat sommigen van hen zich tot Jezus zullen keren.
Dit komt overeen met het meedrinken met dronkaards om ervoor te zorgen dat ze zullen
stoppen met drinken.
De apostelen zouden zich in hun graf omdraaien. Nooit hebben zij geprobeerd om ervoor
te zorgen dat de christenen terug zouden keren naar hun oude vorm van judaïsme. De
apostel Paulus schreef in feite hele evangeliën om een dergelijke gedachte te
weerleggen. Binnen de religie van het judaïsme is geen leven, want het heeft Degene die
het Leven is verworpen – en nog steeds verwerpt zij Hem. Men kan niemand dwingen om
gekerstend te worden door zich naar het judaïsme te bekeren. Het is een misvatting van
de eerste orde dat het judaïsme weer tot leven gewekt zal worden wanneer christenen
haar takken heen en weer schudden.
Het boek Hebreeën is geschreven om aan te tonen dat wij als christenen iets beters
bezitten dan wat het judaïsme te bieden heeft. Wij hebben een beter verbond, een beter
priesterschap, een betere tempel en betere offers. Het terugkeren naar de oude
rabbijnse tradities van het judaïsme, waarmee zij de wet van God te niet doen, is een
afvalligheid waar geen excuus voor bestaat.
Zoals we al hebben aangetoond is de heerlijkheid van God als eerste uit Silo en later uit
Jeruzalem getrokken. Op de Pinksterdag in Handelingen 2 ging de heerlijkheid van God
op een nieuwe tempel in het Nieuwe Jeruzalem rusten. Het maakt niet uit of de Joodse
zionisten er nu wel of niet in slagen om een derde tempel in Jeruzalem te bouwen, de
heerlijkheid van God heeft daar ooit gerust – en is daar weggetrokken. Op die plaats
staat Ikabod al geschreven. Hij heeft het al verlaten, zoals Hij ook Silo verlaten heeft
(Jer. 7:14). Verder is de heerlijkheid van God naar een betere tempel gegaan, een
tempel gemaakt van levende stenen, gefundeerd op de apostelen en profeten (Ef. 2:20).
Hij is NIET van plan om weer in bouwwerken van hout en steen te verhuizen, ongeacht
hoe geweldig hun architectuur ook mag zijn.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
68
DE VROEGE KERK
De leiders in de tempel begonnen de christenen al snel na hun kruisiging van Jezus te
vervolgen. In Handelingen 4:1-3 lezen we van het begin van de vervolging, nadat Petrus
en Johannes een verlamde man bij de poort van diezelfde tempel hadden genezen. Wij
lezen daar,
1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van
de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, 2 geërgerd, omdat zij het volk
onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. 3 En zij
sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want
het was al avond.
De volgende dag gaf Petrus zijn getuigenis tot de hogepriester dat de man door de kracht
van de verrezen Christus was genezen. Zijn getuigenis is het fundament van een
christelijke getuigenis voor alle Joden tot op heden. In Hand. 4:8-12 lezen we,
8 Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van het volk
en oudsten van Israël! 9 Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de
weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, 10 laat
het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van
Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden
opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 Deze
Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen
geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel
geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten
worden.
Tot voor kort trok niemand de woorden van Petrus in twijfel. Maar enige tijd geleden
begonnen verscheidene christelijke leiders ten behoeve van een betere relatie met het
judaïsme de Romeinen voor de kruisiging te beschuldigen, waarbij zij de Schrift
negeerden, want daarin staat dat de priesters naar de ordening van Levi als enigen in
staat waren om God een welgevallig offer te brengen. Nog korter geleden begonnen
verscheidene christelijke leiders vervolgens te menen dat de Joden in wezen zonder het
geloof in Jezus Christus gered konden worden. Ikzelf zag deze opvatting voor het eerst in
de column “My Answer” van Billy Graham in 1960, hoewel ik eraan twijfel of dit wel door
Graham zelf geschreven is. Het week teveel van zijn persoon af om het zelf geschreven
te hebben.
Het artikel vermeldt dat de heidenen door het geloof in Christus gered worden, terwijl de
Joden door de wet gered worden. Maar als dit het geval zou zijn, dan zou geen enkele
Jood gered kunnen worden, want er is niemand rechtvaardig, ook niet één (Rom. 3:10).
Geen enkele Jood is in zijn leven voor de wet volmaakt geweest, tenzij hij misschien zeer
vroeg is overleden. Ikzelf zou de redding voor een Jood nooit zo onmogelijk poneren. Als
wij het boek Handelingen lezen zien wij overal dat de Joden door het geloof in Jezus
Christus gered werden. Ik zou de zogenaamde Bijbelleraren willen vragen op welke
datum deze eis voor redding is veranderd.
Laat mij voor de goede orde verklaren dat ik geloof dat wat Petrus zei nog steeds klopt:
“Er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig
moeten worden.“
De reactie van de Joodse leiders op de verklaring van Petrus vestigde een patroon voor
het judaïsme dat tot op de dag van vandaag gevolgd wordt. Deze reactie kunnen we
lezen in Hand. 4:14-18,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
69
14 En omdat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er
niets tegen inbrengen. 15 En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten,
overlegden zij met elkaar, 16 en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen?
Want dat er een alom bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen
die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet ontkennen. 17 Maar laten wij,
opdat het niet nog verder onder het volk bekend raakt, hun met de grootste
dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen
spreken. 18 En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun het bevel helemaal
niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus.
Met andere woorden, zij waren zich zeer bewust van het wonder van genezing dat voor
de tempel had plaatsgevonden. Dit kon niet ontkend worden. Maar zij wilden niet geloven
dat Jezus de Messias was, waarna zij hun toevlucht zochten in schadebeperking. Deze
zelfde leiders waren zich er ook van bewust dat Jezus Christus uit de dood was
opgestaan – maar zij wilden Hem hoe dan ook niet volgen. Zij gaven de voorkeur aan
een leugen. Mat. 28:11-15 zegt,
11 Terwijl zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en
berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. 12 En zij kwamen bijeen
met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel
geld te geven, 13 en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en
hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. 14 En als de stadhouder hiervan
hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. 15 Toen
zij het geld in ontvangst genomen hadden, deden zij zoals hun was
voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag.
Het is daarom geen verrassing dat de leiders van het volk Jezus Christus bleven
verwerpen, zelfs nadat een lamme man nota bene in de poort van de tempel door Zijn
kracht was genezen. Hun reactie op deze goede daad was het bevel tot de discipelen om
niet meer in de naam van Jezus te onderwijzen. De discipelen weigerden zich te
onderwerpen aan dit bevel en genazen nog veel meer zieken (Hand. 5:15, 16). Hierna
smeed de hogepriester hen vervuld van jaloezie in de gevangenis (Hand. 5:18). Maar de
engelen bevrijdden hen, waarna de apostelen stoutmoedig het verkondigen voortzetten.
Ze begonnen pas echt zenuwachtig te worden toen ze erachter kwamen dat zij de
apostelen zelfs niet binnen de gevangenismuren konden houden, want de engelen
zouden hen toch bevrijden. Ik bedoel, wie was God om tegen hun juridische beslissingen
in te gaan? Daarom arresteerden zij de apostelen nogmaals. Maar zonder poespas legde
Petrus hen het probleem uit en de oplossing voor dat probleem. In Hand. 5:30-32 staat,
30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door
Hem aan een kruishout te hangen. 31 Deze Jezus heeft God door Zijn
rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven
en vergeving van zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook
de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.
Dit maakte hen pas echt woest en zij zouden hen hebben vermoord als Gamaliël hier
geen stokje voor gestoken had. Toch zegt Hand. 5:40,
40 En zij lieten zich door hem overtuigen; en toen zij de apostelen bij zich
geroepen hadden, geselden zij hen en geboden hun dat zij niet zouden spreken
in de Naam van Jezus, en zij lieten hen gaan.
In Handelingen 6 en 7 werd het geschil door de steniging van Stefanus woeliger. Dit
markeerde de dag van de formele uitbraak van vervolging van de christengemeenschap
van goede vijgen. In Hand. 8:1-5 lezen we,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
70
1 En Saulus stemde in met zijn [Stefanus] dood. En er ontstond op die dag een
grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen
verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen… 4
Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het
Woord. 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun
Christus.
Spoedig werden de meesten uit het land van Judea naar andere delen van het Romeinse
Rijk verdreven. Op deze manier vervulden zij de beschrijving van Jeremia wat betreft de
goede vijgen die de mensen voorstelden die zich aan God onderwierpen en in
ballingschap gingen – oorspronkelijk de Babylonisch, maar in dit geval een ballingschap
binnen het Romeinse Rijk.
Dit is de geschiedenis van de vroege kerk. Het was een kerk van goede vijgen, niet van
slechte vijgen. De slechte vijgen waren jaloers op de goede vijgen en weigerden te
geloven dat Jezus de Messias was, ondanks dat er grote tekenen en wonderen onder hen
verricht werden. Deze geloven, ofwel de goede vijgen, droegen vanuit Gods oogpunt het
heersersmandaat van Juda. Zij waren de ware Joden, want zij droegen de stamnaam van
Juda en haar roeping.
De goede vijgen beschouwden niemand – Jood of niet-Jood - als zijnde in een
reddingsverbond zonder Jezus Christus. Stoutmoedig predikten zij bekering, waarbij zij
het volk vertelden om zich te bekeren van de verwerping en kruisiging van de Messias
om zo gered te worden. Deze boodschap is nog steeds onveranderd, ondanks dat
moderne theologen hier wel verandering in hebben aangebracht. De Bijbel is nog steeds
het Woord van God, zelfs als de inzettingen en tradities van de mens hier tegen ingaan.
Laat het verder glashelder zijn dat het geschil niet begon met Jezus die de slechte vijgen
ging vervolgen. Nee, het begon met de slechte vijgen die Jezus vervolgden en
kruisigden. Na de Pinksterdag begon het geschil niet met de christenen die de Joden
gingen vervolgen. Nee, het begon met de hogepriesters van de tempel die de christenen
vervolgden. Pas later verloren de christenen het licht van Pinksteren, waardoor vleselijk
denkende christenen terug begonnen te vechten en de Joden gingen vervolgen. Hiermee
gingen ze de fout in. Christenen behoren een hogere norm dan dat te hanteren. Ondanks
dat we mogen verwachten dat de Joodse leiders “van woede zullen barsten” (Hand. 5:33)
als zij de roep op bekering horen en wij mogen verwachten dat zij met boosheid zullen
reageren, mogen wij deze zelfde vleselijkheid niet tot openbaring zien komen bij degenen
die claimen het voorbeeld van Jezus te volgen. Ook christenen blijft hun portie wat
betreft bekering niet bespaard.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
71
HOOFDSTUK 8
Het Nieuwe Jeruzalem
Het was nodig voor Jezus om de aarde te verlaten en tot de hemel te varen om zo de
laatste verplaatsing van Gods heerlijkheid binnen aardse tempels en steden te
bewerkstelligen. Toen dit eenmaal voltooid was kon de heerlijkheid van God na tien
dagen op de Pinksterdag terugkeren en op de discipelen in de bovenkamer rustten.
Vanaf dat moment zijn wij, zoals de apostel Paulus dit uitlegt, als individuen de tempels
van God (1 Kor. 3:16). De kerk is als geheel ook een tempel, met Jezus Christus als
hoeksteen en de apostelen en de profeten als funderingsstenen (Ef. 2:20-22). Anderen
zijn levende stenen in die tempel (1 Pet. 2:5). Het meest belangrijke is misschien nog
wel dat Gods naam nu op ons als volk rust en niet op een externe ark van het verbond in
een tempel van hout en steen in een fysieke stad in Palestina.
Men kan de vervulling van de profetie niet vatten zonder te zien dat er twee Jeruzalems
zijn: het oude en het Nieuwe Jeruzalem. Dit onderscheid maakt het mogelijk om de
schijnbare tegenstrijdigheid tussen de Bijbelse verklaringen van zegen en vloek over
Jeruzalem te begrijpen.
JESAJA PROFETEERT OVER DE NIEUWTESTAMENTISCHE “BRUID”
In Jesaja lezen we over het primaire voorbeeld van “Jeruzalem” waarvan Johannes zegt
dat het als het Nieuwe Jeruzalem opgevat moet worden. Jes. 62:1, 2 zegt,
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil
zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een
brandende fakkel. 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle
koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de
mond van de HEERE bepalen zal.
Op het eerste gezicht lijkt het dat Jesaja over de oorspronkelijke stad Jeruzalem spreekt.
Maar Johannes past de profetie niet op het oude Jeruzalem, maar op het Nieuwe
Jeruzalem toe. Op. 3:12 verwijst naar Jes. 62:2 waarbij het zegt dat deze nieuwe naam
het Nieuwe Jeruzalem is:
12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en
hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem
schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat
neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.
Vanuit de profetie van Johannes blijkt dat Jesaja niet over de oude stad, maar over het
Nieuwe Jeruzalem sprak. Deze tempel in het Nieuwe Jeruzalem is de plaats waar God
Zijn naam heeft gevestigd. Het is geen vervloekte plaats, maar een plaats van zegen.
Jes. 62:3-5 profeteert dat Jeruzalem een “sierlijke kroon” in Gods hand zal zijn. Zij zal
niet langer “verlatene” of “woestenij” genoemd worden, maar daarentegen “getrouwde”.
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet
meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn
welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een
jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich
verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
72
Johannes verwijst in Op. 21:2 naar deze profetie, waar we lezen dat de heilige stad die
God zal huwen niet het oude Jeruzalem is. De Bruid is het Nieuwe Jeruzalem – ondanks
dat Jesaja het slechts “Jeruzalem” noemt.
2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God
uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt
is.
In Op. 21:9, 10 identificeert een engel wederom de bruid als het Jeruzalem dat uit de
hemel neerdaalt, als tegenstelling van het Jeruzalem dat op de aarde haar oorsprong
heeft:
9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven
laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de
bruid, de vrouw van het Lam, laten zien. 10 En hij voerde mij weg in de geest op
een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat
neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.
Ondanks dat Jesaja niets over het NIEUWE Jeruzalem zegt, kunnen we zien dat Johannes
ons zegt dat dit het is wat God bedoelde. Met andere woorden, Johannes zegt ons welk
Jeruzalem God bedoelde toen Hij de profetie aan Jesaja gaf.
DE MUREN VAN HET NIEUWE JERUZALEM
Johannes beschrijft in fysieke termen de “muren” en “poorten” van die stad, maar het is
overduidelijk dat dit symbolisch bedoeld wordt. Van de muur wordt gezegd dat deze 144
el hoog is (21:17), hetgeen het Bijbelse getal van de uitverkorenen aanduid. De
numerieke waarde van de letters in de naam Lazarus is exact 144. Dit verbindt het getal
aan zij die uitverkoren zijn om uit de dood op te staan om zo van de dood gered te
worden (zie Joh. 11).
De muren van een stad dienen ter bescherming en geven de grens aan om degenen die
niet geacht zijn de stad binnen te komen buiten te houden. De muren worden daarom
“redding” genoemd, waarmee aangeduid wordt dat alleen de verlosten de stad binnen
kunnen gaan. Zach. 2:5 (hieronder geciteerd) beschrijft de muur als “een muur van
vuur”. Waarom wordt het als vuur beschreven? Deut. 33:2 zegt ons dat Hij Israël bij de
Sinaï een “vurige wet” gaf. De wet is het “vuur” van God dat alle mensen oordeelt. Een
wet is een morele grens. Zonde is het overtreden van de wet (1 Joh. 3:4). Daarom is de
muur van vuur in de profetie van Zacharia de grens van de wet.
We lezen dat al degenen die de stad binnengaan rechtvaardig zijn. Men kan niet
wetteloos zijn en de stad binnengaan. Noch overtreden de verlosten de wet wanneer zij
binnengaan.
De stad is meer dan een enkele locatie op aarde. Zach. 2:1-5 profeteert,
1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een
meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik
ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn
lengte zal zijn. 3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een
andere engel trad Hem tegemoet. 4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot
die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet ommuurd blijven, vanwege de veelheid
aan mensen en dieren in haar midden. 5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de
HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid
zijn.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
73
Aan de ene kant profeteert Zacheria dat de stad “niet ommuurd” zal zijn en in het
volgende vers zegt hij dat er een “muur van vuur rondom” zal zijn. Jazeker, er bevindt
zich een muur rond dit Jeruzalem, maar het is geen fysieke muur rondom een paar
gebouwen die een “stad” genoemd wordt. Het is een muur van redding en een muur van
vuur (wet). Niemand zal deze muur trotseren door fysiek door een van haar poorten te
wandelen. Men kan zich alleen door “redding” kwalificeren.
DE POORTEN VAN HET NIEUWE JERUZALEM
Er wordt ook gesproken over twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen van
Israël erop geschreven. Er wordt ook gezegd dat er twaalf parels zijn (Op. 21:21). Deze
beschrijving van de poorten wordt overduidelijk niet letterlijk bedoeld. De profeet geeft
ons de basisdefinitie van de poorten als hij in Jes. 60:18 het volgende zegt,
18 Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of
rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten
Lof.
Johannes zegt in Op. 21:12 dat de twaalf stammen van Israël op de twaalf poorten van
de stad geschreven staan. Later worden de twaalf poorten in vers 21 “parels” genoemd,
want de twaalf stammen zijn samen de “parel van grote waarde”. Jezus kocht deze parel
door Zijn dood aan het kruis, maar door dit te doen kocht Hij uiteindelijk heel de wereld.
In twee korte gelijkenissen in Mat. 13:44-46 sprak Jezus over deze zaken,
44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een SCHAT, in de akker
verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij
heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. 45 Ook is het
Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie PARELS zoekt.
46 Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en
verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem.
Jezus koos de thema’s van Zijn gelijkenissen uit de Schriften zelf, zodat ze niet moeilijk
zijn om te interpreteren. God noemde Israël in Ex. 19:5 Zijn persoonlijk eigendom (Hebr.
cagullah, d.w.z. schat). Israël was in Assyrië en de wereld verstrooid. Jezus zei in Mat.
13:38: “de akker is de wereld.” Vandaar dat Jezus kwam en de verloren stammen in hun
verstrooiing verborgen in de wereld vond. Daarom kocht hij de gehele akker (de wereld)
om zo de schat te verkrijgen. De hele wereld profiteert dus van de val van Israël.
De tweede gelijkenis is als de eerste, maar deze keer vergelijkt Jezus Israël met een
“parel van grote waarde”. En Johannes bevestigt dit door ons te zeggen dat de twaalf
poorten van het Nieuwe Jeruzalem de twaalf stammen van Israël zijn – en zij worden de
“twaalf parels” genoemd. Het enige verschil is dat Jezus hen allen bijeen vat als een
“parel van grote waarde”, terwijl Johannes elke stam als parel beschrijft.
Het eerder aangehaalde Jes. 60:18 zegt ons dat de poorten “lof” zijn. Dit is een
uitdrukking, want Juda betekent “lofprijzing”. Juda moest de leidende stam van Israël
zijn. Daarom vertegenwoordigt Juda in dit geval alle stammen, want op die dag zal de
Koning van Juda – Jezus Christus – over alle stammen als een volk en over de gehele
aarde regeren.
Jes. 60:19, 20 zegt ons dat Jeruzalem geen zon of maan nodig heeft om haar licht te
geven, want God Zelf zal haar licht zijn:
19 De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal
u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en
uw God tot uw sieraad. 20 Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
74
licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan
de dagen van uw rouw zal een einde komen.
In Op. 21:23 profeteert Johannes hetzelfde over het Nieuwe Jeruzalem,
23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want
de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp.
Opnieuw zegt Jesaja 60:21 het volgende over Jeruzalem,
21 Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde
in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn
handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.
Johannes laat in Op. 21:27 weerklinken dat alleen de rechtvaardigen het Nieuwe
Jeruzalem zullen bewonen:
27 Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt
met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des
levens van het Lam.
Een eenvoudige vergelijking van Jes. 60:18-21 met Op. 21 verduidelijkt dat dit niet het
oude Jeruzalem is dat opgebouwd en verheerlijkt wordt. Beide spreken van het licht van
de zon en maan dat vervangen wordt door het licht van een goddelijke bron. Beide
spreekt van zondaren die de stad niet binnen komen.
Dit is het Nieuwe Jeruzalem wiens oorsprong niet op aarde maar in de hemel is. Ook
moet opgemerkt worden dat de Bijbel nergens zegt dat het Nieuwe Jeruzalem uit de
hemel zal neerdalen en het stuk vastgoed dat Jeruzalem wordt genoemd zal bedekken.
Ik amuseer mij vaak vanwege de manier waarop men het Nieuwe Jeruzalem beschouwd
als een fysieke stad van miljarden tonnen kilo’s dat met kranen en katrollen uit de ruimte
komt zakken.
Christenen moeten leren dat het Nieuwe Jeruzalem een geestelijke, hemelse “stad” is dat
bij het herstel van alle dingen de hele aarde zal bedekken. Het doel van de fysieke
schepping was om de heerlijkheid van God te openbaren en dit doel zal uiteindelijk
behaald worden. Ondanks dat Adam de heerlijkheid van God verloor toen hij zondigde,
zal de laatste Adam deze heerlijkheid tot de aarde herstellen. Jezus bad dat de wil van de
Vader op aarde zou worden gedaan als in de hemel. Dit gebed zal verhoord worden als
het Nieuwe Jeruzalem zich volledig op aarde zal vestigen, want het Nieuwe Jeruzalem is
de wil van God voor de schepping. Maar in deze huidige tijd zucht heel de schepping nog
in afwachting van de openbaringen van de zonen van God (Rom. 8:19), want wij zien
nog niet dat alle dingen aan Christus onderworpen zijn (Heb. 2:8).
PROFETIEËN OVER JERUZALEM EN SION
Tot zover hebben we aangetoond dat de profetieën over Jeruzalem in Jesaja 60 in wezen
dezelfde zijn als die over het “Nieuwe Jeruzalem” uit Openbaringen 21. Uit deze
vergelijking blijkt dat het Nieuwe Testament “Jeruzalem” uit Jesaja 60 interpreteert als
het Nieuwe Jeruzalem, in plaats van het oude. Uiteraard zijn de Joden, die niet met het
Nieuwe Testament overeenstemmen, het niet met de openbaring van Johannes eens.
Maar als christenen geloven we dat de openbaring van Johannes goddelijk geïnspireerd is
en wij concluderen dus dat God een nieuwe stad aan het bouwen is, dat verschilt van de
oude stad.
Naast “Jeruzalem” gebruikt de Bijbel ook vaak een andere term, namelijk “Sion” en de
profetische eindtijd “dochter van Sion” (Jes. 62:11). Sion was in het Oude Testament de
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
75
plaats van waaruit David Jeruzalem en de rest van Israël bestuurde. Het werd een
symbool van leiderschap. Omdat de Bijbel binnen de profeten zowel over Sion als
Jeruzalem spreekt, menen velen dat het Sion binnen Bijbelprofetie de fysieke locatie
binnen de oude stad Jeruzalem is. Vandaar dat er vandaag de dag Zionisten zijn die hun
vertrouwen in het oude Jeruzalem hebben gesteld, denkende dat dit de vervulling is van
de beloften aan Abraham. Maar Hebreeën 12:22-24 zegt,
22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot
het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een
feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de
hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten
van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, 24 en tot de
Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus.
Het boek van Hebreeën zegt dat onze hoop op een meerdere Hogepriester (Jezus
Christus) is gericht. Hij die Zijn dienstwerk in een meerdere tempel (ons hart) in een
hemels Jeruzalem en haar meerere “berg Sion” door middel van een beter verbond
verricht. Met andere woorden, er zal ook een nieuwe berg Sion zijn, net zoals er een
Nieuw Jeruzalem is. De nieuwe Sion heeft alle eigenschappen van het Nieuwe Jeruzalem,
maar het symboliseert de plek van Jezus’ regering, want Hij is de Zoon van David.
Het boek Hebreeën is na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) geschreven om uit te
leggen waarom God het toestond dat de oude stad en haar tempel verwoest werden.
Vele vroege christenen (in het bijzonder zij die uit Judea kwamen) waren door die
verwoesting totaal van de kaart, want zij begrepen nog steeds niet dat God de “slavin”
en haar zoon (het priesterschap naar de ordening van Levi en het judaïsme zelf) had
verbannen.
PROFETIEËN OVER DE “HERBOUWDE” TEMPEL
Ezechiël 40-48 spreekt van een “herbouwde” tempel. Over het algemeen nemen
Bijbelleraren deze hoofdstukken letterlijk, zelfs tot het punt dat God weer over zal gaan
op dierenoffers. Dit is o.a. gebasseerd op Ezechiël 43:18-27. Uiteraard moeten wij
toegeven dat als God het verlangen had om een fysieke tempel in het oude Jeruzalem te
bouwen en om het priesterschap naar de ordening van Levi opnieuw te wijden, wij
zouden geloven dat het juaïsme opnieuw de ware religie zou worden, waarbij er in de
toekomst wederom weer dierenoffers gebracht moeten worden.
Maar laat het duidelijk zijn dat ik hier niets van geloof. Als christen heb ik kennis aan
betere zaken. Zoals ik het zie is een dergelijke aanhankelijkheid of bekering tot het
judaïsme exact de slavernij waar de apostel Paulus in het boek Galaten voor waarschuwt.
Hoeveel keer moet Paulus ons zeggen dat wij de tempel van God zijn voordat we dit ook
echt gaan geloven?
De tempel van Ezechiël zou ongetwijfeld als een letterlijk bouwwerk van hout en steen
gebouwd zijn, als Israël en Juda zich in vroegere tijden ten minste hadden bekeert en
naar het oude land waren teruggekeerd. Maar dit deden zij niet. Een deel van het huis
van Juda keerde terug, maar Israël keerde niet terug. Daarom kwam Jezus om een
nieuwe en betere tempel te vestigen, de tempel van ons lichaam. Dit was uiteraard vanaf
het begin al het plan van God. Vanwege deze reden moet de profetie van Ezechiëls
tempel volgens het Nieuwtestamentische model worden toegepast. De tempel van hout
en steen is vervangen door een nieuwe tempel van levende stenen. Het priesterschap
naar de ordening van Levi is vervangen door die naar de ordening van Melchizedek. De
offerdienst is vervangen door het enige ware offer voor de zonde – Jezus Christus – die
de vervulling van alle offers is.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
76
Volgens 1 Kor. 3:11 is Jezus, het enige fundament of de Hoeksteen die in deze Nieuwe
Tempel gelegd kon worden,
11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is
Jezus Christus.
Als iemand een fysieke tempel in Jeruzalem probeert te bouwen, dan is dit een directe
schending van de wil van God, want op geen mogelijkheid kunnen ze een fysieke tempel
bouwen en Jezus nog steeds als fundament gebruiken.
Door zijn sterven en Zijn neerliggen in de aarde was Zijn begrafenis het fundament van
de Nieuwe Tempel. Later nam Hij op de Pinksterdag inwoning in de gelovigen om zo met
levende stenen een begin te maken aan deze Tempel. Paulus vertelde de Efeziërs in Ef.
2:19-22 het volgende,
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van
de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de
apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op
Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de
Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de
Geest.
TWEE SOORTEN JERUZALEM MET VERSCHILLENDE EINDBESTEMMINGEN
Jeremia was de voornaamste profeet van de oude stad Jeruzalem. Hij was daar toen toen
het Babylonische leger daar binnenviel en de stad en de tempel verwoestte. Hij was de
profeer die de priesters van de oude tempel vervolgden. Jeremia is dus de meest
belangrijke profeet wiens geschriften het uiteindelijk lot voor die stad openbaren.
In Jer. 18:1-6 droeg God de profeet op om naar het huis van de pottenbakker te gaan.
Daar moest hij aanschouwen hoe een pottenbakker een pot van klei aan het maken was.
De verzen 3-6 zeggen ons,
3 Zo daalde ik af naar het huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de
draaischijven een werkstuk aan het maken. 4 Mislukte de pot die hij aan het
maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan
weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te
maken. 5 Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: 6 Zou Ik met u niet
kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie,
zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van
Israël.
Deze profetie was gericht tot het huis van Israël – niet het huis van Juda. Het was gericht
tot de tien verloren stammen, het volk dat God in de dagen van Hosea, hun laatste
koning (2 Kon. 17:3) van 745-721 v.Chr. verwoest had. In die dagen was Salamanzer
gekomen en had Israël in slavernij gevoerd. Kort hierop kwam het Assyrische leger en
veroverde zij Israël en Samaria haar hoofdstad, waarbij zij de overlevenden naar “Halah
en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië” deporteerden (2 Kon. 17:6).
Dit is de plek waar een eeuw later de profeet Ezechiël tot hen profeteert. Ezechiël 1:1
zegt,
1 In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik
te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar [of “Habor”] was, gebeurde het
dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien.
Het is belangrijk om te begrijpen dat de openbaring van Jeremia over het huis van de
pottenbakker NIET over Juda, maar over Israël ging. Omdat vele mensen onwetend zijn
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
77
over het feit dat Israël en Juda twee verschillende naties waren, zijn wij genoodzaakt om
dit te verhelderen. God beloofde dat Hij het huis van Israël zou herbouwen zoals een
pottenbakker een nieuwe pot van klei maakt.
Maar Jeremia besteedt slechts tien verzen aan het huis van Israël, omdat hij niet tot hen
gezonden was, maar tot Juda. De rest van Jeremia 18 en heel hoofdstuk 19 richt zich
direct tot Juda en Jeruzalem. De enige reden dat Jeremia de tien verzen aan Israël
wijdde was om het verschil qua bestemming tussen de twee naties te laten zien.
Beginnende in Jer. 18:11 en 12 richt de profeet zich tot Juda en Jeruzalem:
11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van
Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan
tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw
daden goed. 12 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers
onze eigen plannen. We doen ieder overeenkomstig zijn verharde, boosaardige
hart.
De rest van dit hoofdstuk schetst de opstandigheid van Juda en Jeruzalem tegen God en
biedt ons de redenen voor het komende oordeel. In Jer. 19:1-3 lezen we ten slotte,
1 Zo zegt de HEERE: Ga een aarden pottenbakkerskruik kopen, en neem enkele
van de oudsten van het volk en van de oudsten van de priesters mee. 2 Ga uit
naar het dal Ben-Hinnom, dat bij de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik
daar de woorden die Ik tot u spreek, 3 en zeg: Hoor het woord van de HEERE,
koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de
legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats,
zodat bij ieder die het hoort, zijn oren zullen tuiten.
Vervolgens geeft de profeet in de verzen 4 en 5 de aanklacht van God tegen Juda en
Jeruzalem vanwege hun opstand tegen Hem. Vanwege deze redenen zegt God dat de
natie en de stad verwoest zullen worden en het volk door het zwaard zal vallen. Toen de
profeet klaar was met zijn aanklacht tegen hen vertelde God hem om het volk in de
verzen 10-12 een aanschouwingsles te geven,
10 Dan moet u de kruik stukbreken voor de ogen van de mannen die met u
waren meegegaan, 11 en tegen hen zeggen: Zo zegt de HEERE van de
legermachten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukbreken, zoals men een pot van
een pottenbakker stukbreekt, zodat die niet meer hersteld kan worden. Men zal
hen in Tofet begraven, omdat er geen andere plaats om te begraven is. 12 Zo
zal Ik doen met deze plaats, spreekt de HEERE, en met zijn inwoners, om deze
stad te maken als een Tofet.
Men kan het hoofdstuk wel uitlezen, maar er wordt geen enkel woord van troost over
Jeruzalem gesproken. Geen enkele keer zegt hij dat in het einde der tijden de stad
hersteld zal worden. Jeremia zegt in feite het tegenovergestelde. Anders dan de natte
kleipot die het huis van Israël vertegenwoordigde – die mislukte en gekneed werd, maar
vervolgens tot nieuwe pot gemaakt werd – werd deze oude aarden pot stukgegooid. Als
oude potten of kruiken eenmaal breken, dan kunnen zij niet meer gemaakt worden. Men
bracht deze simpelweg naar de “Schervenpoort” (19:2) en wierp hen in gehenna, de
stadsstortplaats.
Jeremia maakte duidelijk dat de dag zou aanbreken waarop de oude stad Jeruzalem als
een aarden kruis in de handen van de profeet verwoest zou worden. Velen kunnen niet
geloven dat God dit werkelijk zal doen en daarom interpreteren ze dit door te zeggen dat
deze verwoesting tot vervulling kwam toen Babylon Jeruzalem verwoestte. Het probleem
is echter dat het volk zeventig jaar later terugkeerde en Jeruzalem weer OPBOUWDEN.
Eerst stond koning Kores het toe dat het volk in 534 v.Chr. weer naar hun land mocht
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
78
terugkeren en hun huizen mochten opbouwen. Vervolgens gaf koning Arthahsasta in 458
v.Chr. een tweede bevel waardoor de stad zelf weer opgebouwd kon worden. Hiermee
ging de profetie van Dan. 9:24, 25 in vervulling, waar staat,
24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad,
om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid
te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen
en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U
moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten
terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken
er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw
gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.
God vertelde Jeremia dat de stad als ee kruik verwoest zou worden en nooit meer
gerepareerd zou worden. Maar vervolgens wordt Daniël verteld van “een woord (bevel)
om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen”. In feite werd de stad geheel
herbouwd. Dit lijkt een inherente tegenstelling te zijn. Vele jaren later verwoesten de
Romeinen in 70 n.Chr. opnieuw de stad, maar door latere generaties is het toch weer
opgebouwd. De stad is in feite ongeveer negen keer verwoest en weer opgebouwd.
Dit zegt ons dat de profetie van Jeremia in de afgelopen verwoestingen van Jeruzalem
slechts GEDEELTELIJK is vervuld. De dag is aanstaande dat Jeruzalem op een dergelijke
manier verwoest wordt dat het NOOIT MEER OPGEBOUWD KAN WORDEN. Het Woord van
God kan niet gebroken worden, maar Jeruzalem zal als een kruik in de hand van Jeremia
gebroken worden en nooit meer gerepareerd worden.
Dit is in feite de reden dat God een nieuw Jeruzalem heeft gevestigd. De oude stad
bevindt zich onder de vloek van God en zal niet als zetel van de regering van Christus
dienen.
Als wij deze profetie van Jeruzalems verwoesting in het licht van Jeremia’s verklaring
over de heerlijkheid die uit die plaats wegtrekt – zoals dit ook met Silo het geval was –
bezien, begint het plan van God duidelijker te worden. Silo werd, nadat de heerlijkheid
was weggetrokken, verwoest. Ook haar priesters waren gedood, want God had de
intentie om de corrupte lijn van Eli met een nieuwe lijn van priesters van de
nakomelingen van Zadok te vervangen. Dit profeteert van een groter geheel, want Zadok
is een beeld en afschaduwing van de ordening naar Melchi-Zadok, ofwel Mechizedek. Het
wordt vervolgens ook duidelijk dat God in het grotere geheel de intentie had om de
ordening naar Levi te vervangen met de ordening naar Melchizedek, met Jezus Christus
als Hogepriester.
HAGAR IS DOOR SARA VERVANGEN
In Galaten 4:22-31 spreekt Paulus over het oude en nieuwe verbond en hoe deze
allegorisch door Hagar en Sara worden afgebeeld. Hagar was de slavin uit Egypte, terwijl
Sara de vrije was en degene door wie de profetieën zouden komen. Hagar was echter de
eerste die Abraham een zoon schonk. Zijn naam was Ismaël. Toen Ismaël 13 jaar was zei
God ten slotte tegen Abraham dat hij een zoon van Sara zou krijgen. Die zoon was Izak,
hij werd geboren toen Abraham 100 jaar was.
Uiteraard bestond er een strijd tussen de twee vrouwen van Abraham over wiens zoon
het geboorterecht zou erven. Ismaël was de eerstgeborene van Hagar, maar God koos
Izak, die uit Sara geboren was. Op gelijke wijze werd eerst het oude verbond onder
Mozes gevestigd, maar God koos het Nieuwe Verbond onder Jezus om de belofte voort te
brengen. Vervolgens doet Paulus in 4:25 en 26 een zeer opmerkelijke uitspraak,
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
79
25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige
Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat
boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.
Hedendaagse profetie uitleggers zeggen over het algemeen dat Hagar en Ismaël de
Arabieren vertegenwoordigen en daarom totaal geen recht op de stad Jeruzalem hebben.
Paulus zegt dat het oude Jeruzalem Hagar is en dat haar kinderen Ismaël zijn. Paulus
spreekt echt over de Joden die zich tot het judaïsme wijden. Vers 28-31 zegt,
28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals
destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest
geboren was, zo is het ook nu. 30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en
haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon
van de vrije. 31 Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar
van de vrije.
Het oude Jeruzalem is naar het vlees geboren en niet naar de Geest. De leiders van
Jeruzalem verwierpen het Nieuwe Verbond dat Jezus hen aanbood en kozen ervoor om
onder het oude verbond te blijven. Het verbond dat onder aan de berg Sinaï in Arabië
gegeven was. Arabië was het erfdeel van Hagar en Ismaël. Dus toen de Joodse leiders
hun cruciale keuze maakten om het oude verbond te blijven aanhangen en om de
Middelaar van het Nieuwe Verbond te verwerpen, plaatsten zij zichzelf en de stad onder
de juridische rechtsbevoegdheid van de berg Sinaï in Arabië, in plaats van onder de
juridische rechtsbevoegdheid van het Jeruzalem dat van boven is.
Vanwege deze reden zond God Zijn legers (de Romeinen) om de stad te verwoesten en
om de Joden te verdrijven, waardoor zij uiteindelijk uit Palestina werden verbannen. We
lezen hierover in de gelijkenis die Jezus in Mat. 22:2-7 vertelde,
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning [de Vader] die voor
zijn zoon [Jezus] een bruiloft bereid had, 3 en hij stuurde zijn slaven [profeten]
eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet
komen. 4 Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de
genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de
gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft.
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de
ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [profeten],
behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd
hij boos. En hij stuurde zijn legers [de Romeinse legers], bracht die moordenaars
om en stak hun stad [Jeruzalem] in brand.
Ook merkte Paulus in zijn tijd dat de kerk zelf de neiging had om onder het oude verbond
en de rechtsbevoegdheid van “Hagar” te blijven. Decennia lang bleven de eerste
christenen in Jeruzalem in de tempel offers brengen, zelf toen ze begrepen dat Jezus het
enige ware Offer voor de zonde was. Pas toen God het Romeinse leger inhuurde om die
stad en die tempel te verwoesten begon het kwartje bij de vroege kerk te vallen. Ergens
in die tijd inspireerde God iemand om het boek Hebreeën te schrijven om aan de
Hebreeuwse christenen duidelijk te maken dat het christendom simpelweg geen sekte
van het judaïsme was.
De Steen die de Joodse bouwers hadden verworpen werd de Hoeksteen van de nieuwe
weg die het christendom genaamd werd.
Helaas zijn er in onze tijd velen binnen de kerk die zich opnieuw tot het gedachtegoed
van het judaïsme hebben bekeerd. Zij denken dat Hagar-Jeruzalem op de een of andere
manier het beloofde Koninkrijk gaat voorbrengen. Dit zal het niet. Het oude Jeruzalem is
de slavin en niet de vrije. Het oude Jeruzalem vervolgd de kinderen van het Nieuwe
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
80
Jeruzalem – en niet andersom, zoals zo vaak geclaimd wordt. Paulus, die zelf de kerk
voor zijn bekering had vervolgd, was zich er zeer bewust van dat de kinderen van HagarJeruzalem de kinderen van Sara-Nieuw Jeruzalem vervolgde.
29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die
naar de Geest geboren was, zo is het ook nu.
Men hoeft slechts de geschiedkundige optekeningen van het boek Handelingen te lezen
om te zien hoe het judaïsme de kerk vervolgde. De oplossing is NIET om met de Joden of
het judaïsme herenigen, zoals zo velen vandaag de dag pleiten. Door dit te doen huwen
zij geestelijk gezien met Ismaël en diskwalificeren zij zich voor de beloning van de
volledige erfenis van Loofhutten. Wanneer christenen zich proberen te identificeren met
het judaïsme dan worden zij geestelijk gezien kinderen van Hagar. Laat ze niet denken
dat zij de belofte zullen voortbrengen, want deze kan alleen door Sara komen, namelijk
het Jeruzalem dat van boven is.
Paulus geeft als oplossing om de slavin en haar zoon weg te jagen (Gal. 4:30), net zoals
Araham Hagar en Ismaël wegjoeg om Sara en Izak te vestigen. Dit wordt gedaan door
een heldere breuk met het judaïsme te maken, net zoals de vroege kerk met een beetje
hulp van God en de Romeinse legers ook deed. Laat ons niet langer denken dat de
heerlijkheid van God tot het oude Jeruzalem zal terugkeren, of dat een fysieke tempel op
een dag daar de heerlijkheid van God zal huisvesten. Volgens Paulus’ woorden in 2 Thes.
2:3-12 kan die plaats slechts een antichrist huisvesten, ofwel een man van
wetteloosheid, een zoon van het verderf, een Judas.
Is dit misschien een deel van de afvalligheid die Paulus in 2 Thes. 2:3 voor ogen had? Is
deze man van wetteloosheid alreeds binnen de kerk verschenen? Heeft de kerk alreeds
het hemelse Jeruzalem verlaten ten gunste van het oude? Is de krachtige dwaling uit 2
Thes. 2:11 de opvatting dat Hagar en haar zoon de belofte zullen beërven en degenen
zullen zijn die het Koninkrijk van God zullen openbaren?
Sela.
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl
81
Download