De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 2 De strijd om het geboorterecht - The Struggle for the Birthright - Dr. Stephen E. Jones De Bijbelteksten in dit boek komen uit de HERZIENE STATENVERTALING tenzij anders aangegeven. Kopiëren voor niet-commerciële niet commerciële doeleinden toegestaan Voor meer boeken zie: gods-kingdom kingdom-ministries.org ministries.org & bereastudies.nl De strijd om het geboorterecht geboorterech – bereastudies.nl 3 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 4 Andere vertaalde boeken van dr. Stephen E. Jones Het Jubeljaar van de schepping (Creation’s Jubilee) Dit boek is gebaseerd op het concept van het Jubeljaar en hoe deze wet van toepassing is op Gods eigendomsrecht van de aarde. De mens kan zichzelf (zijn ‘land’) voor een tijd verkopen, maar omdat hij zichzelf niet bezit heeft hij niet het recht of de mogelijkheid om zichzelf voor eeuwig te verkopen. Uiteindelijk krijgt God, bij het Herstel van alle dingen en de verzoening van heel de schepping, alles terug. De wetten van de tweede komst (The Law’s of the Second Coming) De Wetten van de Tweede Komst is een diepgaande studie over de feestdagen van Israël en hun profetische betekenis met het oog op de tweede komst van Christus. De meeste christenen weten dat Pascha de dood van Christus aan het kruis tijdens Zijn eerste verschijning aanduidde; maar slechts weinigen begrijpen de betekenis van het Feest van de Bazuinen, de Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dit boek leert ons ook de wetten van het Zoonschap en het mannelijk Kind. De geheimen van tijd (Secrets of time) De openbaring van de tijd zoals deze in de Schrift en in de geschiedenis geopenbaard is. Het openbaart het belang van oktober 1986 als het 120e Jubeljaar vanaf Adam en de juridische verklaring van het Jubeljaar in de herfst van 1986. Het boekt toont de volgorde van de geschiedenis aan en laat ook zien dat niets bij geval geschied. Het openbaart “de tijd van benauwdheid van Jakob” en hoe Amerika, Canada, Engeland en andere volken in het overkoepelende plan van God passen. Het Koninkrijk van God (The Kingdom of God) De meeste mensen denken bij het Koninkrijk van God aan ‘de hemel’. Er wordt vaak gedacht dat het Evangelie van het Koninkrijk hetzelfde is als het Evangelie van Redding. Dit boekje geeft de basis weer van het Evangelie van het Koninkrijk dat verkondigd moet worden aan alle volken voordat het einde komt (Mat. 24:14). De zonen van God (The Sons of God) In dit boekje behandelen we de verschillende aspecten van het zoonschap. Het doel van de schepping voor ons is om zonen van God te worden. Dit geschiedt door drie belangrijke stappen, die door de feestdagen worden gesymboliseerd. Daarnaast is het ook belangrijk dat we het verschil begrijpen tussen de twee verbonden en hoe deze in relatie staan tot deze drie feesten. Het herstel van alle dingen (The Restoration of AllThings) De Bijbel zegt dat elke knie zich zal buigen voor Jezus Christus en dat God aan Jezus het oordeel heeft toebedeeld. Hoe zal God dit doel behalen? Zal Hij dit doen door de mensheid niet te veroordelen voor de zonde? Of zal Hij dit doen door middel van Zijn oordelen? Dit boekje laat het verschil tussen het Universalisme, dat al het goddelijke oordeel ontkent, en de Leer van Herstel, die leert dat alle oordelen van de wet corrigerend zijn en leiden tot herstel. Als God iedereen zou kunnen redden – Zou Hij dit dan doen?(If God could save everyone – Would He?) Dit boekje laat u nadenken over God als eigenaar van de schepping en de logische conclusie die hieruit getrokken kan worden. Het begint met de Schepper en schetst een overzichtelijk beeld van het goddelijke plan voor Zijn schepping. Inbegrepen zijn studies over verlossing en het Jubeljaar. Het laat ook zien dat het herstel van alle dingen verplicht wordt gesteld door de goddelijke wet. Gods stem horen (Hearing Gods Voice) Wat betekent het in Bijbels en experimenteel optiek om de stem van God te horen. En wat betekent het om te wandelen in de Geest van openbaring, in tegenstelling tot het horen en gehoorzamen van afgoden in ons hart. Velen vinden dit het meest waardevolle boek dat wij hebben geschreven. De wetten van geestelijke oorlogvoering (The Law’s of Spiritual Warfare) Een studie over de oorlogswetten uit Deuteronomium 20, die eveneens de wetten van geestelijke oorlogvoering zijn. Een ieder die deelneemt aan geestelijke oorlogvoering moet zich bewust zijn van deze wetten. Wie is een Jood? (Who is a Jew?) In Romeinen 2:28, 29 vertelt Paulus ons wie WEL een Jood is en wie NIET. Het antwoord hierop kan niet worden verkregen door te kijken naar de genen van iemand, maar door te kijken naar de wettelijke eisen van het burgerschap van een stam van Israël. Dit laat zien dat de Joden die Christus hebben geaccepteerd en alle anderen die Hem hebben aangenomen als Koning–Messias degenen zijn die op een legale manier binnen de stam van Juda zijn opgenomen en dus ‘Joden’ zijn. Aan de andere kant zijn degenen die Hem uiteindelijk hebben verworpen GEEN Joden, omdat zij in opstand zijn gekomen tegen de Koning van Juda en zodoende hun burgerschap van Juda hebben verspeeld. Wie is een Israëliet? (Who is anIsraëlite?) Dit 50 pagina’s tellende boek is een vervolg op het boek ‘Wie is een Jood’. Het spoort de natuurlijke Israëlieten op (dat wil zeggen, ex-Israëlieten van de diaspora) die van Israël naar Assyrië en tot in Europa en andere delen van de wereld zijn verstrooid. Het laat ook zien dat als je een Israëliet bent, dit een kwestie van wettig burgerschap is. Om een burger van Israël te worden moet iemand overeenstemmen met het gegeven dat Jezus Christus bij zijn tweede komst als Houder van het Eerstgeboorterecht (Jozef) terugkomt. Met andere woorden, iemand moet een overwinnaar zijn om een Israëliet te zijn. Op deze manier verkreeg Jakob namelijk, als eerste, de naam ‘Israël’. Wanneer is Jezus nu ECHT geboren?(When was Jesus REALLY born?) Een fascinerende geschiedenis rond de gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus. Op 5 februari in het jaar 2 v.Chr. vaardigde de Romeinse Senaat een besluit uit waarmee zij keizer Augustus tot “Vader des Vaderlands” benoemden. Zij eisten dat de hele Romeinse wereld dit besluit bekrachtigde. Cyrenius werd naar Syrië en Palestina gezonden om deze volkstelling (inschrijving) uit te voeren. Zie Lukas 2:1. Dit en vele andere historische gebeurtenissen bewijzen afdoende dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is. De schuldbrief in profetie (The Debtnote in Prophecy) Dit kleine boekje is een studie over de implicaties van de gelijkenis van Jezus uit Mattheüs 21:33-45, in het licht van de Bijbelse geschiedenis. De wetten van alsem en uitwerpselen (The Law’s of WormwoodandDung) Het woord “alsem” in de Bijbel betekent eigenlijk opium, en de profeten spreken daar in geestelijke betekenis over. Het staat in relatie tot de wetten van uitwerpselen, die duiden op problemen met de afgoden van het hart. Ezechiël vertelt ons hoofdzakelijk over dit probleem. Bijbels geld: De zilver-gerstnorm (Biblical Money: The Silver-Barley Standard) Dit kleine boekje laat ons het verschil zien tussen het monetaire systeem van Babylon en dat van het Koninkrijk. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 5 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 6 DE STRIJD OM HET GEBOORTERECHT DOOR DR. STEPHEN E. JONES INHOUDSOPGAVE Noot van de vertaler ............................................................................................. 9 Hoofdstuk 1: Het geboorterecht ......................................................................... 11 A. Het heersersmandaat ...................................................................................... 11 Hoofdstuk 2: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 14 A. Waarom verachtte Ezau het geboorterecht? ....................................................... B. Sem is Melchizedek ......................................................................................... C. Ezau is Edom, Idumea, het Seïrgebergte, Teman en Amalek ................................ D. De uitverkoop van het geboorterecht: opbieden ................................................. E. Het heersersmandaat door bedrog gestolen ....................................................... F. Izaks zegen aan Jakob ..................................................................................... G. Ezau de eerste zionist ..................................................................................... H. De profetie van Maleachi over Edom ................................................................. I. De verovering van de Makkabeeën over Edom in 126 v.Chr. ................................. J. Herodus; het patroon van een Joods-Edomitische koning ..................................... 14 16 17 18 19 20 22 23 24 25 Hoofdstuk 3: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 26 A. De zegen van Jakob aan Juda........................................................................... B. Het raadsel van Simson over de dode leeuw ...................................................... C. De breuk in het koninkrijk ............................................................................... D. De twee vijgenbomen van Juda ........................................................................ E. Het goddelijke oordeel voor ongehoorzaamheid .................................................. 27 27 28 29 30 Hoofdstuk 4: De wetten van tegenspoed ............................................................ 32 A. Het ijzeren juk ............................................................................................... B. Het houten juk ............................................................................................... C. Israël verlangt naar een koning ........................................................................ D. Waar God verkiest om Zijn naam te laten wonen ................................................ 32 33 35 36 Hoofdstuk 5: De gevangenschappen van Juda .................................................... 40 A. Juda verwerpt het houten juk ........................................................................... B. Juda veroordeeld tot een ijzeren juk ................................................................. C. Jeremia’s advies aan de goede vijgen ................................................................ D. De terugkeer uit ballingschap ........................................................................... E. De voortduring van het gevangenschap van het houten juk ................................. F. De opstand tegen Rome (en God): 66-73 n.Chr. ................................................. G. Het ijzeren juk opnieuw op de slechte vijgen van Juda geplaatst .......................... H. De timing van het oordeel over Jeruzalem ......................................................... I. De inname van Masada: 73 n.Chr. ..................................................................... De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 41 41 42 43 43 44 46 48 49 7 Hoofdstuk 6: De verwerping van Jezus ............................................................... 51 A. Absalom: De tijdelijke veroveraar van Davids troon ............................................ B. Gekruisigd op de “schedel” van de olijfberg ........................................................ C. Juda’s opstand tegen koning Jezus.................................................................... D. Judas: Zoon van het verderf ............................................................................ E. Verraden in het huis van hen die mij liefhebben .................................................. 51 54 55 59 61 Hoofdstuk 7: Het geschil..................................................................................... 62 A. Vervangingstheologie ...................................................................................... B. De goede vijgenboom was “de kerk” ................................................................. C. De wet van het snoeien van bomen .................................................................. D. Offerwetten ................................................................................................... E. Wie is een “Jood”? .......................................................................................... F. De vroege Kerk ............................................................................................... 63 63 65 66 67 68 Hoofdstuk 8: Het Nieuwe Jeruzalem ................................................................... 72 A. Jesaja profeteert over de Nieuwtestamentische “bruid”........................................ B. De muren van het Nieuwe Jeruzalem ................................................................ C. De poorten van het Nieuwe Jeruzalem ............................................................... D. Profetieën over Jeruzalem en Sion .................................................................... E. Profetieën over de “herbouwde” tempel ............................................................. F. Twee soorten Jeruzalem met verschillende eindbestemmingen ............................. G. Hagar is door Sara vervangen .......................................................................... De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 72 73 74 75 76 77 79 8 NOOT VAN DE VERTALER Dit boek is in het Nederlands vertaald als doel om een eye-opener voor christenen te zijn. Het nodigt u als lezer uit om te ontdekken wat God in de Bijbel over Zijn volk Israël zegt. Wij leven nu in een tijd waar het lijkt alsof het volk Israël weer gevonden is en zich heeft gevestigd in het kleine stukje land in Palestina. Maar is dit ook zo? Ik hoop dat het lezen van dit boek u ten minste aan het denken zet en u ernaar zult verlangen om de waarheid ofwel dé Waarheid te leren kennen (Joh. 14:6). Vanaf 1948 is de staat Israël opgericht. Het Israël dat het volk van God, het volk van Jezus moet zijn. Maar als we enkele feiten op een rijtje zetten dan blijken er veel haken en ogen aan te zitten. Feit 1: Jezus heeft als opgestane Zoon alle macht over de aarde verkregen (Mat. 28:18). Hij is dus met recht de Koning over de aarde. Elk volk op aarde en in het bijzonder Zijn volk Israël zou dus deze Koning moeten dienen. Toch blijft Israël al meer dan zestig jaar Jezus Christus verwerpen en nemen ze het volmaakte Offer niet aan, maar gaan ze stug door met het brengen van eigen offers. Feit 2: Het volk Israël bestaat uit twaalf stammen, de staat Israël bestaat voornamelijk uit één stam: de Joden (ofwel Juda). En wel Joden die Jezus verwerpen. Denk aan wat Paulus over een ware Jood zegt (Rom. 2:28, 29). Een ware Jood is een volgeling van Jezus, wiens hart besneden is, hetgeen dus per sé door zijn uiterlijk zichtbaar is. Feit 3: Na de dood van Salomo scheurde het koninkrijk (1 Kon. 11:31). Het werd verdeeld in het tien-stammenrijk (Israël) en het twee-stammenrijk (Juda). Beide rijken hadden een eigen rol te vervullen in het plan van God. Juda (de natie) moest de Verlosser, de Koning, voortbrengen en Israël (de natie) moest het Koninkrijk voortbrengen. De rol van Juda is in 2 v.Chr. door Jezus vervuld. In dat jaar is namelijk de Koning geboren (zie het boek “Wanneer is Jezus nu ECHT geboren”). De rol van Israël is tot nu toe nog niet vervuld. Het lijkt erop dat de Joden nu ook de rol van Israël willen vervullen. Maar is dit ook mogelijk? Dit zijn slechts enkele feiten die een om een antwoord schreeuwen. Maar al te vaak wordt de staat Israël (de natie Juda die Jezus verworpen heeft) met het volk Israël (het twaalf-stammenrijk, het koninkrijk) verward. Met als gevolg dat heel de christelijke wereld en alle kerken de staat steunen, zonder te weten wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Dit boek is het eerste deel van het boek “The Struggle for the Birthright” van Stephen Jones. Dit eerste deel richt zich hoofdzakelijk op de waarheden over de strijd om het geboorterecht in de Bijbel. Het tweede deel richt zich voornamelijk op de strijd om het geboorterecht op politiek vlak in de 20e eeuw. De Engelse Bijbelteksten zijn overgezet naar het Nederlands middels de vertaling van de Herziene Statenvertaling (HSV). — Remmer Remmers Nederland, 2012 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 9 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 10 HOOFDSTUK 1 Het geboorterecht De strijd om het geboorterecht en om de heerschappij over de aarde is,door het verhaal in Genesis 27 over Jakob en Ezau, onder christenen zeer bekent. De geschiedenis van die strijd is echter niet zo bekend. Vanwege deze reden begrijpen veel christenen de huidige strijd, die Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” noemt, niet. Als christenen deze historische strijd wel zouden begrijpen, zouden zij een heel andere opvatting van Bijbelprofetie hebben dan de opvatting die vandaag de dag populair is. Er zijn twee primaire studiegebieden die de ruggengraat van Bijbelprofetie vormen. De eerste is de kennis over de feestdagen van Israël, die wij grondig in ons boek “De wetten van de tweede komst” hebben behandeld. Het twee gebied is de kennis over de geschiedenis van het geboorterecht van Adam tot onze tijd. Dit tweede gebied zullen we in dit boek gaan behandelen. HET HEERSERSMANDAAT Het geboorterecht dat in het begin aan Adam is gegeven bestaat uit twee delen, namelijk het heersersmandaat en het vruchtbaarheidsmandaat. Het heersersmandaat wordt in Gen. 1:26 gegeven, 26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen[Heb. radah, “heerschappij voeren”] over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! Binnen dit goddelijke mandaat zien wij dat God de mens heeft geschapen om te “heersen”. Het Hebreeuwse woord is radah en betekent letterlijk “heerschappij voeren”. Dit is dan ook het oorspronkelijke heersersmandaat. Hierdoor werd Adam als koning over heel de aarde bevestigd. Vele tegenstanders van deze troon zijn de afgelopen eeuwen opgestaan. Nimrod was de eerste opvallende persoon die dit deed, hij heeft ook Babylon gesticht (Gen. 10:10). Letterlijk betekent Nimrod “rebel”. Hij kwam in opstand tegen de heerschappij van Noach en Sem (de stichter van Jeruzalem) en vestigde hij als tegenbeeld de stad Babel, ofwel Babylon. Vanaf die tijd droomt men van het heersen van de wereld en van het maken van onderdanen binnen hun wereldrijk. Maar al deze tegenstanders van de troon willen volgens hun eigen opstandige wetten regeren in tegenstelling tot de goddelijke wet en Christus, die Gods gezalfde Koning is. Het heersersmandaat dat aan Adam gegeven was gaf hem geen regels of adviezen om de aarde goed te regeren. Omdat Adam naar het beeld van God geschapen was, was een goede wereldregering ingeschapen. Maar nadat Adam zondigde en hij de heerlijkheid van God verloor, duurde het niet lang voordat het zuurdesem van de zonde de gevallen mens het idee gaf dat heerschappij voeren betekende anderen in slavernij brengen en hen de wil van de heersers opdringen, ongeacht wat die wil ook was. Pas toen de goddelijke wet aan Mozes werd gegeven kreeg de mens een duidelijker beeld van de wil van God wat betreft heerschappij voeren. Het eerste gebod, dat op heersers van toepassing is, hield in dat de heersers hun macht onder God moesten uitoefenen. Het feit dat heersers goddelijke wetten kregen om hierdoor te regeren, toonde aan dat God hun geen licentie gaf om te regeren volgens hun eigen grillen of opvatting van goed en fout. Er werd van hen verwacht dat zij vanuit goddelijke openbaring regeerden. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 11 Misschien is de primaire wet van heerschappij wel gegeven in Deut. 1:16, 17, waar Mozes het volgende zegt, 16 Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die bij hem is. 17 U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de rechtspraak behoort aan God. In het Nieuwe Testament wordt dit concept van onpartijdigheid in Jakobus 2:9 herhaald, waar de broer van Jezus het volgende schreef, 9 Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u door de wet ontmaskerd als overtreders. Tegen de tijd dat wij bij de Nieuwtestamentische era aankwamen hadden wij de volkomen openbaring van het heersersmandaat al door het voorbeeld van Jezus Chritus gekregen. Hoewel Hij geboren was om Koning te worden, kwam Hij echter als dienaar. Hij kwam niet om een volk tot een privilege te roepen. Toen de discipelen discussieerden wie het belangrijkste binnen het Koninkrijk zou zijn, legde Jezus het duidelijkste principe van heerschappij voeren af. Lukas 22:24-30 zegt, 24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over wie van hen geacht werd de belangrijkste te zijn. 25 En Hij zei tegen hen: De koningen van de volken heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners genoemd. 26 Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. 27 Want wie is belangrijker: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. 28 En u bent het die steeds bij Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u het Koninkrijk, zoals Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft, 30 opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt. Ook zegt Jezus in Mat. 23:8-12 opnieuw, 8 Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. 11 Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn. 12 En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden. Met andere woorden, zij die vanuit Gods oogpunt geroepen worden als heersers zijn niet degenen die door mensen als koningen, rabbi’s, leraren, profeten of mannen van naam erkend worden. De heersers in Gods ogen zijn degenen die God en Zijn volk dienen. Dit is de gedachte van God. Dit is hoe God Adam bedoeld had als heerser over Zijn schepping. Dit zijn de soort mensen die het Koninkrijk van God bij de eerste opstanding zullen regeren (Op. 20:6). Dit zijn degenen die de woorden van Jezus serieus hebben genomen en het concept van het dienen van anderen, in plaats van zich te laten bedienen,hebben gegrepen. Deze opvatting van rechters die onpartijdig zijn, die als dienaren heersen, die het beste met het volk voor hebbe, in plaats van hen uitbuiten voor hun eigen welzijn en gemak, is in de eeuwenlange strijd tussen het koninkrijk van de duisternis en het Koninkrijk van Godcruciaal. Elk volk dat claimt dat zij geroepen zijn om het Koninkrijk te regeren, zullen uiteindelijk gediskwalificeerd worden wanneer zij niet volgens deze basisnormen regeren. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 12 Als u verder zult lezen, zult u zien hoe dit principe de denkwijze van de kerk behoort te beïnvloeden. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 13 HOOFDSTUK 2 Het verhaal van Ezau De meeste kennen het verhaal van Jakob en Ezau wel. Genesis 25 zegt ons dat zij een tweeling waren van Izak en Rebekka. Gen. 25:22, 23 zegt ons dat voordat ze nog geboren waren het al leek of zij beide in de buik van de moeder al vochten: 22 De kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar. Toen zei zij: Als dit zo is, waarom overkomt mij dit? En zij ging de HEERE raadplegen. 23 De HEERE zei toen tegen haar: Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties zullen zich uit uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere en de meerdere zal de mindere dienen. Ezau kwam als eerste ter wereld, dus als oudste zoon zou hij normaliter het geboorterecht beërven. Toch leren wij vanuit de geschiedenis en vanuit Rom. 9:9-13 dat God Jakob, in plaats van Ezau, voorbestemd had om het geboorterecht te ontvangen. Dit was het fundament van de strijd tussen de twee broers. WAAROM VERACHTTE EZAU HET GEBOORTERECHT? De Bijbelse optekening in Genesis 25 gaat vervolgens verder door ons te vertellen dat Ezau op een dag terugkeerde van het veld en erg moe was. Vervolgens verkocht hij zijn geboorterecht voor een kom soep die Jakob aan het maken was. Gen. 25:34 eindigt vervolgens met: “Zo verachtte Ezau het eerstgeboorterecht.” Deze paar details vertellen ons niet echt waarom Ezau zijn geboorterecht verachtte. Over het algemeen zou een dergelijk vleselijkgerichte man zijn geboorterecht willen houden, want zulke mensen lijken altijd een verlangen naar welvaart en macht te koesteren. Izak was behoorlijk rijk, want hij had het geboorterecht van zijn vader Abraham geërfd, die eveneens zeer rijk was geweest. Abraham kon in de strijd om zijn neef Lot in Genesis 14:14 te bevrijden in feite 318 gewapende mannen voeden. Niemand zo zoveel slaven en slavenfamilies zonder enorme rijkdom kunnen onderhouden. Dus waarom zou Ezau al deze rijkdom verachten? Hij moet een reden gehad hebben om te denken dat dergelijke welvaart niet aan de orde was, want de vleselijke mens denkt niet op deze manier. Als wij buiten de Bijbel op zoek gaan naar een oude historische bron en in het Boek van de Oprechte (Jasher) duiken, vinden we een mogelijk antwoord. Het Boek van de Oprechte wordt in Jozua 10:13 en in 2 Sam. 1:18 aangehaald. Na de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. was dit boek verloren totdat in 1613 in een kantoor van een rabbi een oude kopie werd gevonden. In 1840 werd het tenslotte in het Engels vertaald (The Book of Jasher - Jasher betekend in het Nederlands “Oprechte”). Jasher schenkt ons een interessant verslag dat verklaart waarom Ezau zijn geboorterecht verachtte. Jasher 27:1-13 zegt, 1 En na die tijd, na de dood van Abraham, ging Ezau regelmatig het veld in om te jagen. 2 En Nimrod, de koning van Babel, die ookAmrafel is, ging eveneens samen met zijn bewakers regelmatig het veld in om te jagen en om met hen in de koelte van de dag een wandeling te maken. En alle dagen hield Nimrod Ezau in de gaten, want al deze dagen was Nimrod in zijn hart jaloers op Ezau. 4 Op een zekere dag ging Ezau het veld in om te jagen en zag daar in de woestijn Nimrod met zijn twee bewakers lopen. 5 En al zijn machtige mannen en manschappen waren samen met hem in de woestijn, maar zij bleven op een afstand van hem en gingen vandaar in verschillende richtingen uiteen om te jagen en Ezau verborg zich voor Nimrod en bespiedde hem in de woestijn. 6 En Nimrod en zijn bewakers die bij hem waren zagen hem niet en Nimrod en zijn bewakers De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 14 liepen constant in het veld in de koelte van de dag om te zien waar zijn mannen aan het jagen waren. 7 En Nimrod en zijn twee bewakers kwamen op de plaats aan vanwaar zij waren vertrokken toen Ezau opeens uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam en zijn zwaard trok en zich al rennend tot Nimrod spoedde en zijn hoofd afhakte. 8 En Ezau vocht wanhopig met de twee bewakers die Nimrod hadden vergezeld en toen zij hem nariepen keerde Ezau zich om en doodde hij hen met zijn zwaard. 9 En alle machtige mannen van Nimrod, die hem hadden verlaten om in de woestijn te gaan jagen, hoorden van verre een noodkreet en zij herkenden de stemmen van de bewakers en spoedden zich tot hen om te zien wat er aan de hand was en troffen hun koning en de twee bewakers dood aan. 10 En toen Ezau de manschappen van Nimrod van verre aan zag komen, vluchtte hij; en Ezau nam de waardevolle gewaden van Nimrod, die de vader van Nimrod hem had nagelaten en waardoor Nimrod over heel het land heerste en hij vluchtte en verborg hen in zijn huis. 11 En Ezau nam de gewaden en rende vanwege de mannen van Nimrod naar de stad en kwam vermoeid en uitgeput van het gevecht bij het huis van zijn vader aan en toen hij zijn broer Jakob naderde en voor hem ging zitten was hij bereid om door verdriet te sterven. 12 En hij zei tot zijn broer Jakob: “Zie, deze dag zal ik sterven, en waarom zou ik dan het geboorterecht willen?” En Jakob handelde in dit vooral zeer geslepen en Ezau verkocht zijn geboorterecht aan Jakob, want de HEERE had het zo tot stand gebracht. 13 En het deel van Ezau van de grot in het veld van Machpela, dat Abraham van de kinderen van Heth als bezit voor een begraafplaats had gekocht, verkochte Ezau ook aan Jakob en Jakob kocht dit alles van zijn broer Ezau. In dit verslag zien we dat Ezau, net als Nimrod (Gen. 10:9), een jager was. Nimrod was jaloers op Ezau’s jachttalent en hij bespiedde hem, of liet hem in de gaten houden. Dit wist Ezau blijkbaar, want het Boek van de Oprechte is vanuit het perspectief van Jakob geschreven. Op een dag begon Ezau Nimrod te bespieden en overviel hij hem vanuit zijn schuilplaats. Vervolgens doodde Ezau Nimrod en moest daarna tegen de twee bodyguards van Nimrod vechten voor zijn leven. Nadat hij ook hen had gedood rende hij voor zijn leven, want hij hoorde de andere mannen van Nimrod aanstormen om de bewakers van Nimrod te hulp te schieten. Omdat alle mannen die Ezau daadwerkelijk gezien hadden dood waren, waren er waarschijnlijk geen getuigen, waardoor de andere mannen slechts konden gissen wie hun koning had overvallen. Ezau ontsnapte en rende naar huis, waarbij hij de speciale gewaden (of kleden) van Nimrod meenam. Er wordt van deze gewaden gezegd dat God deze aan Adam had gegeven, waarmee aangetoond werd dat hij het recht op wereldregering had. In die dagen waren gewaden van grote betekenis. Merk op dat toen Jakob het geboorterecht aan zijn zoon Jozef gaf, hij hem eveneens een bijzonder “veelkleurig gewaad” gaf(Gen. 37:3). Het zevende hoofdstuk van het Boek van de Oprechte legt uit dat de gewaden van Adam op Noach waren over gegaan, maar dat na de vloed, toen Noach van de wijn dronken was geworden, zijn zoon Cham die gewaden had gestolen. Cham heeft ze waarschijnlijk nooit proberen te dragen, maar liet deze aan zijn zoon Cusjna, die deze op zijn beurt tenslotte aan zijn zoon Nimrod gaf. Nimrod was de eerste die ze op twintig jarige leeftijd openlijk ging dragen en vanwege deze huiden legde hij een claim op Adams heersersmandaat over de hele aarde. Op deze manier werd Nimrod de eerste openlijke rebel die zich de goddelijke autoriteit van Noach en Sem toe-eigende. Ezau stal de gewaden van Nimrod en leek zo dus de erfgenaam van het heersersmandaat over de aarde te zijn. Hij dacht dat hij met deze gewaden als Nimrod kon zijn en de wereld kon regeren. Waarom zou hij de zegen van Izak nog nodig hebben? Izak hoorde bij Sem, de stichter van Jeruzalem, wiens titel Melchizedek, “koning der gerechtigheid” of Adoni-zedek “heer der gerechtigheid” was. Dit werd in feite de titel voor alle koningen lang nadat Sem gestorven was en in Jozua 10:1 lezen we van een dergelijke koning met deze naamtitel. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 15 SEM IS MELCHIZEDEK Om aan te tonen dat Sem Melchizedek uit Gen. 14:18 is zullen we een stuk uit Jasher 16:11, 12 citeren, dat ons over het verhaal van Abrahams ontmoeting,nadat hij Lot bevrijdt had, met Melchizedek vertelt: 11 En Adoni-Zedek koning van Jeruzalem, die ook Sem is, ging uit met zijn mannen om Abram en zijn mannen met brood en wijn te ontmoeten, en in vallei van Melech verbleven zij. 12 En Adoni-Zedek zegende Abram, en Abram gaf hem van alles wat hij van zijn vijanden had buitgemaakt een tiende deel, want Adoni-Zedek was een priester van God. Velen hebben Melchizedek verkeerd begrepen, denkende dat hij een incarnatie van Jezus Christus was. Hun geloof is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van Heb. 7:1-8. Vers 3 zegt het volgende over Melchizedek: 3 Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom kent hij geen begin van dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt. Dit moet in de context van vers 6 begrepen worden. Heb. 7:6 zegt: “Hij echter, die niet van hen afstamt, heeft van Abraham tienden genomen, en hij heeft hem gezegend die de beloften gekregen had.” De Statenvertaling zegt: “Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen.” Met andere woorden, de geslachtrekening van Melchizedek is niet door een Bijbelse schrijver getraceerd of OPGETEKEND, en op deze manier is hij eveneens een beeld van Christus. Het betekent NIET dat Melchizedek letterlijk geen ouders had. Het zegt alleen maar dat hij slechts vanuit het niets in dat Bijbelverhaal ten tonele verschijnt, zonder de achtergrondinformatie van wie hij was en wie zijn ouders waren. Deze goddelijke stilte binnen dat Bijbelgedeelte werd bewust op deze manier opgetekend om van hem een beeld van Christus te maken, ofwel “aan de Zoon van God gelijkgemaakt”. Sem zelf leefde tot de volle leeftijd van 600 jaar. Hij was een eeuw oud toen de vloed kwam en leefde na de vloed vervolgens nog eens 500 jaar. Als iemand de genealogieën uit Gen. 11 op een rijtje zet, zoals wij in ons boek “De geheimen van tijd” hebben gedaan, dan zien wij dat Sem Abraham overleefde. Sem stierf in wezen toen Izak 50 jaar oud was. De Joodse tradities leren dat Sem Jeruzalem gesticht heeft en dat hij zodoende ook haar koning was. Tijdens heel het leven van Abraham was hij in leven. Op deze manier is het alleen maar logische dat Abraham aan hem tienden betaalde, want hij was de ware koning over heel de aarde en de houder van het geboorterecht. Omdat Sem Abraham overleefde heeft Abraham in feite nooit het geboorterecht ontvangen, hoewel hij er wel voor in aanmerking kwam. Daarom ging het geboorterecht direct van Sem op Izak over, en dit is de reden waarom het Bijbelverhaal niets over het geboorterecht zegt totdat de zonen van Izak erom gaan vechten. EZAU IS EDOM, IDUMEA, HET SEÏRGEBERGTE, TEMAN EN AMALEK Het begrijpen van Ezau – wie hij is en hoe zijn leven de moderne geschiedenis heeft beïnvloed – is van wezenlijk belang binnen de studie van Bijbelprofetie. De nakomelingen van Adam kregen in de Bijbel verschillende namen. De eerste naam was Edom, dat, zoals we in Genesis 25:30 lezen, “rood” betekent, 30 Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom [“rood”]. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 16 De Hebreeuwse naam “Edom” wordt soms in haar Griekse vorm “Idumea” geschreven. Dit zijn dezelfde namen, alleen in een andere taal geschreven. Door met de dochter van Seïr de Horiet te trouwen maakte Ezau een verbond met hem en ging vervolgens, zoals we in Genesis 36:8 lezen, bij die Kanaänitische familie wonen, 8 Daaromging Ezau in het Seïrgebergte wonen. Ezau, dat is Edom. Het Boek van de Oprechte bevestigt dit, waarbij de reden aangedragen wordt dat hij vanwege het geschil met de Kanaänieten over grasland en waterrechten verhuisde. Vervolgens trouwde hij zich binnen de familie van Seïr deHoriet en gaf hij zijn dochters ten huwelijk aan de mannen binnen die familie (Jasher 30:29). Vanwege een geschil roeide de familie van Ezau uiteindelijk de familie van Seïr de Horiet uit, waardoor hij dus heel dat land beërfde. Op deze manier werd het Seïrgebergte het erfdeel van Ezau, het “land van Edom” en wordt dit later in de Schrift ook zo genoemd. Het lag ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba bij de Rode Zee. In Ezechiël 35 is de profetie tegen de afstammelingen van Ezau direct gericht tot “Seïrgebergte en heel Edom” (Ez. 35:15). De profeet uit in 25:13 zijn anti-Ezau profetie ook tegen “Teman”. Teman was Ezau’s kleinkind door Elifaz (Gen. 36:11). Elifaz had eveneens een zoon met de naam Amalek (Gen. 36:12) die een prominente stam binnen Edom vestigde. Zij waren een van Israëls felste vijanden. Zij vestigde zich in het oosten van Edom, tussen Kanaän en Egypte. Het waren de Amalekieten die Israël aanvielen toen zij onder Mozes uit Egypte kwamen. Zolang Mozes met zijn opgeheven handen voor Israël bemiddelde won Israël de slag (Exodus 17:11). Nadat Israël Amalek in Exodus 17:16 had verslagen vertelde God aan Mozeshet volgende, 16 Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie! Vanaf die tijd identificeerden de profeten de nakomelingen van Ezau constant als Israëls vijand die in latere tijden omvergeworpen zou worden.Het boek Obadja bestaat slechts uit een hoofdstuk, maar het is geheel aan dit onderwerp gewijd. Het zegt in vers 18 dat het huis van Ezau verteerd zal worden zoals een stoppelveld door vuur verteerd wordt. 18 Dan zal het huis van Jakob een vuur zijn, het huis van Jozef een vlam, en het huis van Ezau zal tot stoppels worden; zij zullen tegen hen ontbranden en hen verslinden, zodat er geen ontkomene zal zijn voor het huis van Ezau! Ja, de HEERE heeft gesproken! Interessant detail is dat het “vuur” als eerste als “het huis van Jakob” (Israël) wordt aangeduid, en vervolgens meer specifiek als”het huis van Jozef”. Onthoudt dat Jozef de houder van het geboorterecht was en de naam Israël droeg, sinds Jakob die naam in Gen. 48:16 aan de zonen van Jozef gegeven had. Dit laat in het bijzonder het conflict tussen Jozef en Ezau zien. De reden is dat beide huizen om het geboorterecht vochten. Ezau was het kwijtgeraakt en zijn nakomelingen verlangden ernaar om het terug te krijgen. Uiteindelijk verkreeg Jozef het, maar zou het in latere tijden tijdelijk verliezen. De strijd om het geboorterecht wordt in Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” genoemd, 8 Want het zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, het jaar van de afrekening om de rechtszaak van Sion. Het Hebreeuwse woord waarmee “rechtszaak” is vertaald is reeb, en de Concordantie van Strong geeft het weer als “een twist (persoonlijk of juridisch)”. Met andere woorden, God heeft voor Edom een afspraak in de rechtbank gepland, want Hij heeft een juridische zaak, of twist, wat betreft “Sion”, ofwel wat betreft het besturen van het Koninkrijk. Omdat Sion oorspronkelijk de plaats was waar Davids regeringzetel zich bevond werd het De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 17 een symbool voor het besturen van het Koninkrijk. Vanaf deze kant van het kruis geloven wij natuurlijk dat het Nieuwe Jeruzalem het Oude Jeruzalem overruled, en zo is er ook het Nieuwe Sion dat van haar oorspronkelijke locatieverschilt. Hier zullen we in hoofdstuk 8 over uitweiden. Wanneer we eenmaal begrijpen dat de profetieën wat betreft Ezau onder al deze namen opgetekend staan, wordt het duidelijk dat de Bijbel vol staat van profetieën tegen de nakomelingen van Ezau in latere tijden. Velen realiseren zich dit echter niet, want vele profetische statements zijn gericht tot een van de andere namen, namelijk Edom, Idumea, Seïr, Teman of Amalek. DE UITVERKOOP VAN HET GEBOORTERECHT: UITBUITEN Jakob en Ezau waren zelf uiteraard rivalen om het geboorterecht en de zegen (heerschappij). Toen Ezau die dag extra hongerig was verkocht hij zijn geboorterecht voor een kom soep aan Jakob (Gen. 25:29-34). Het geboorterecht was het eigendomsrecht van alles wat Izak bezat. Toen Jakob in ruil voor een kom soep het geboorterecht kocht, was deze verkoop volgens Leviticus 25:14 onwettig, 14 Wanneer u dan aan uw naaste iets verkoopt wat verkocht kan worden, of iets uit het bezit van uw naaste koopt, mag u elkaar niet uitbuiten. In de context van koop en verkoop betekent iemand uitbuiten, het profiteren van iemands situatie door iets voor een hele lage prijs te kopen of voor een hele hoog prijs te verkopen. Jakob brak deze wet toen hij het geboorterecht van Ezau voor een kom soep kocht. Jakob bezat niet genoeg geld om het geboorterecht voor een eerlijke prijs te kopen. Vele jaren later, toen Izak stierf, probeerde Jakob dit met Ezau recht te zetten. Jasher 47:15-19 vertelt ons het verhaal, 15 En toen Izak stierf liet hij zijn vee en zijn bezittingen en alles wat aan hem behoorde aan zijn zonen na; en Ezau zei tegen Jakob: “Zie ik bid u dat alles wat onze vader ons heeft nagelaten we in twee helften delen en ik vervolgens een deel mag kiezen.” En Jakob zei: “Zo zal het geschieden.” En Jakob nam alles wat Izak in het land Kanaän had achtergelaten, het vee en het bezit en hij bood het Ezau en zijn zonen in twee helften aan en zei tegen Ezau: “Zie, alles bevind zich voor u, kies nu een deel dat u zult nemen.” 17 En Jakob zei tegen Ezau: “Hoor naar wat ik u te zeggen heb, de Heere HEERE van hemel en aarde sprak tot onze vaders Abraham en Izak zeggende, Aan uw zaad na u zal ik dit land voor eeuwig als erfdeel geven. 18 Daarom ligt alles wat onze vader ons heeft nagelaten voor uw voeten, en zie al het land ligt aan uw voeten; kies het deel dat u verlangt. 19 Als u het hele land verlangt, neem het dan voor eeuwig voor u en uw kinderen, en ik zal dan deze rijkdom nemen, en als u de rijkdom verlangt, neem het dan en ik zal dan dit land voor mij en mijn kinderen nemen als eeuwig erfdeel.” De keuze was dus tussen de rijkdom van Izak en het land Kanaän. Ezau besloot natuurlijk de rijkdom te nemen en liet het land voor Jakob over, want het land was al door de Kanaänieten geclaimd en de kans zat erin dat het nooit geërfd kon worden. De deal werd in een boek opgenomen, getekend en verzegeld. Ezau verhuisde terug naar zijn gebied ten zuiden van Kanaän en Jakob bleef in Kanaän. Dit beëindigde tenminste voor eventjes het conflict. Wat noch Jakob noch Ezau begreep was dat de “land Kanaän” meer dan een geografische landerfenis omvatte. God had, zoals we al eerder vanuit Gen. 1:26-28 hebben aangetoond, vanaf het begin al in gedachte dat dit geboorterecht de belofte van het Zoonschap moest zijn. Met andere woorden, de zogenaamde “landerfenis” was in wezen de openbaring van de zonen van God. Hoe? Onze lichamen zijn van het stof van de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 18 aardbodem gemaakt. Adam was geschapen vanuit het stof van de aardbodem en was in het begin een “geopenbaarde zoon”. Oftewel, het lichaam van Adam was geestelijk vlees. Zijn aardse lichaam openbaarde de heerlijkheid van God. Het doel van de schepping was dat God Zijn heerlijkheid in de aarde die Hij geschapen had kon openbaren. De hoogst haalbare openbaring was voor Adam en de mens in het algemeen weggelegd. Het lichaam dat dus uit aardse materie was geschapen was niet slecht of kwaad, maar “zeer goed” (Gen. 1:31). God was altijd al in de hemelen geopenbaard, maar God schiep deze aarde zodat Hij Zichzelf in deze dimensie ook kon openbaren. Maar Adam zondigde en verloor dat verheerlijkte lichaam. Ofwel, hij verloor letterlijk zijn erfenis en kwam in slavernij van een aards lichaam terecht dat was verstoken van haar oorspronkelijke heerlijkheid. Het doel van de geschiedenis is dat de mens het verheerlijkte lichaam weer verkrijgt, waardoor het stof van de aardbodem wederom de goddelijke heerlijkheid kan huisvesten en openbaren. Vanwege deze reden is het Zoonschap in wezen het voornaamste erfdeel van de mens. Het is het ware “land Kanaän” dat God vanaf het begin aan ons wilde schenken. Het oude land Kanaän was slechts een beeld en afschaduwing van de ware erfenis. Toch toen Ezau de welvaart koos en de belofte van de landerfenis aan Jakob schonk, verachtte Ezau wederom het ware geboorterecht. En Jakob verkreeg de belofte van Zoonschap dat inherent, maar als het land Kanaän vermomt was. Het punt is dat Ezau een eerlijk tijdskeuze ontving. Maar Ezau was geen geestelijk mens, noch kon hij werkelijk onderscheiden wat er op het spel stond. Hij koos de onmiddellijke zegen van welvaart en verwierp het lange termijn erfdeel van de landerfenis, dat Paulus “de verlossing van ons lichaam” (Rom. 8:23) noemt. Maar hoe zit het met het heersersmandaat? Ook dit was iets dat God in het eerste hoofdstuk van Genesis aan Adam schonk. Onthoud dat dit van generatie op generatie werd overgeleverd. Het ging over op Sem, de koning van gerechtigheid, koning van JeruZalem (“Stad van Salem”). Abraham stierf te vroeg om deze mantel van heerschappij te ontvangen, maar Izak ontving het bij de dood van Sem, want hij was de volgende eerste erfgenaam in de lijn. Hoe verkreeg Jakob vervolgens dit heersersmandaat? HET HEERSERMANDAAT DOOR BEDROG GESTOLEN Het conflict tussen Jakob en Ezau stak de kop op toen Izak gereed was om de zegen aan Ezau te schenken. Blijkbaar werd Izak behoorlijk ziek of zwak en voelde hij dat zijn leven spoedig ten einde zou komen. Daarom besloot hij om zijn oudste zoon Ezau met het heersersmandaat te zegenen. Dit was een gebruikelijke manier van zegenen wanneer een aardvader voelde dat hij spoedig zou gaan sterven. Het was een formele overdracht van bezit op de opvolgende heerser. Het was het moment dat de houder van het geboorterecht wettelijk als HEERSER werd aangewezen. Het verschil tussen het geboorterecht en de heerschappij was in het eerste hoofdstuk van Genesis gevestigd. In Gen. 1:26 zei God tegen Adam en Eva: “Laten zij heersen.” In vers 28 zei God: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk”. De zegen van het vruchtbaar en talrijk zijn was het geboorterecht dat Ezau aan Jakob voor een kom soep had verkocht. Het heersersmandaat is de zegen die Jakob stal. Izak had de intentie om de “zegen” van heerschappij aan zijn oudste zoon Ezau te schenken. Hij zond Ezau om voor de gelegenheid naar wildbraad te jagen, maar Rebekka hoorde het gesprek en dacht terug aan de profetie tijdens haar zwangerschap dat “de oudere de jongere zou dienen”. Meteen besloot zij om God te helpen om de zegen voor Jakob te verzekeren. Door misbruik te maken van de blindheid van Izak (Gen. 27:1) deed Jakob zich als Ezau voor, door zich zelfs in Ezau’s beste kleding te hullen. Genesis 27:15, 16 zegt, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 19 15 Daarop nam Rebekka de kostbare kleren van Ezau, haar oudste zoon, die ze bij zich in huis had, en trok ze Jakob, haar jongste zoon, aan. 16 Het vel van de geitenbokjes trok ze over zijn handen en over zijn gladde hals. Izak rook echter onraad omdat hij de stem van Jakob meende te horen. Vers 19 zegt, 19 Jakob zei tegen zijn vader: Ik ben Ezau, uw eerstgeborene. Ik heb gedaan wat u mij gezegd hebt. Richt u toch op, ga zitten en eet van mijn wildbraad, zodat uw ziel mij kan zegenen. Later had Izak toch nog steeds argwaan en deed hij nogmaals een poging om Ezau’s identiteit vast te stellen. Vers 24 zegt, 24 Hij zei: Ben je echt mijn zoon Ezau? Hij antwoordde: Dat ben ik. Vervolgens zegende Izak Jakob en riep hij hem uit als opvolger van Adam, goddelijk aangesteld om de aarde te regeren. Maar Ezau keerde met het wildbraad terug en vroeg om de zegen. Toen hij te horen kreeg dat Jakob het al had toegeëigend werd hij ziedend. Dit kan niemand hem echt kwalijk nemen. Ook Izak was door Jakobs bedrog behoorlijk van slag. Vervolgens lezen we in vers 36: 36 Hij zei daarop: Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, omdat hij mij nu twee keer bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij mij afgenomen, en zie, nu heeft hij mij mijn zegen afgenomen. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen voor mij overgehouden? Hier zien wij heel helder het verschil tussen het geboorterecht en de zegen. Vele jaren later hield hij dit onderscheid in stand toen hij zijn 12 zonen zegende, waarbij hij de zegen van het heersersmandaat aan Juda en het geboorterecht aan Jozef gaf. 1 Kron. 5:1, 2 zegt, 1 De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël – hij was namelijk de eerstgeborene, maar omdat hij het bed van zijn vader geschonden had, is zijn eerstgeboorterecht aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar niet zo, dat deze in het geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven, 2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst, maar het eerstgeboorterecht was van Jozef. Hieruit blijkt duidelijk dat Juda de zegen van leiderschap ontving en dit hield in dat uit hem de koningen van Israël – in het bijzonder de Messias – zouden komen. Aan de andere kant ontving Jozef het geboorterecht, dat het mandaat van “wees vruchtbaar en wordt talrijk” was. Het geboorterecht omvatte vervolgens het volk Israël – dat het Koninkrijk zelf is. Dit was een beeld en afschaduwing van een grotere vervulling die nog stond te gebeuren – niet slechts vleselijke mensen die nationaal onder de naam Israël bekend kwamen te staan, maar de zonen van God die in de aarde tot openbaring komen. Onthoud dat toen God het vruchtbaarheidsmandaat aan Adam gaf Hij niet slechts naar vleselijke kinderen, maar naar de zonen van God verlangde. Het volk Israël was zeer zeker geroepen om het Koninkrijk en de zonen van God voort te brengen, maar zij faalden onherroepelijk. De zegen van het heersersmandaat was de KONING-MESSIAS voortbrengen. Het bezit van het geboorterecht betekende het bezit van het KONINKRIJK. Jakob verdrong Ezau in beide zaken. Eerst nam Jakob het eerstgeboorterecht door oneerlijke handel, namelijk door te profiteren van Ezau’s honger. Maar door bedrog stal hij simpelweg de zegen van het heersersmandaat. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 20 Er is een ding dat ik over de goddelijke wet heb geleerd en dat is dat deze onpartijdig is (Jakobus 2:9). Dit betekent dat Ezau een juridische zaak tegen Jakob had, omdat Jakob hem onrecht had aangedaan. Velen hebben geprobeerd om de daden van Jakob hier te rechtvaardigen, maar zij kunnen niet gerechtvaardigd worden. De Bijbel zegt dat Jakob tegen zijn blinde vader loog. Jakob was schuldig aan regelrechte fraude. Vanwege deze reden moest God Jakob aansprakelijk houden. Daarom gaf Hij door Izak heen een belangrijke zegen aan Ezau. Een zegen die pas, zoals we spoedig in onze studie zullen aantonen, in de twintigste eeuw in vervulling ging. IZAKS ZEGEN AAN EZAU Izak moet op de hoogte zijn geweest dat God Jakob voor zijn bedrog jegens Ezau zou oordelen. Het maakte niets uit dat Ezau vleselijk was en niet het karakter van God bezat (ja, zelf niet het karakter van Izak). Maar Jakob bezat het blijkbaar evenmin. Als slachtoffer van bedrog wist Izak dat er een dag van afrekening zou aanbreken, waarbij Jakob het geboorterecht en de zegen aan Ezau moest teruggeven en het aan God moest overlaten aan wie Hij het op Zijn eigen manier wil schenken. Daarom gaf Izak in Gen. 27:39, 40 de volgende zegen aan Ezau, 39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zei tegen hem: Zie, van de vruchtbare streken van de aarde zal je woongebied zijn, en van de dauw van de hemel van boven. 40 Van je zwaard zul je leven en je broer zul je dienen. Maar als je tot macht komt, zul je zijn juk van je nek afrukken. De dag zou dus aanbreken dat Ezau het heersersmandaat door kracht zou nemen en zijn macht over een ieder die hij wil zou kunnen uitoefenen. Dit komt overeen met het karakter van Ezau en een onderdrukkende regering is wat wij van zijn nakomelingen zouden verwachten. Omdat Jakob het heersersmandaat van Ezau had gestolen, moest Jakob het om een of andere reden op een moment in de toekomst teruggeven. Dit was het rechtvaardige oordeel van Izak wat betreft deze zaak. Toch zal God het niet toestaan dat Edom voor altijd de heerschappij zal bezitten. Hun tijd zou ten einde komen nadat zij bewezen hadden dat zij niet geroepen noch in staat waren om de aarde zonder aanzien des persoons en door liefde te regeren. Hun regeringstijd zou aan alle mensen bewijzen dat zij tirannen zijn die verwachten behandeld te worden als vooropgestelde mensen. Maar God zal geen tirannen gebruiken om Zijn Koninkrijk te regeren. EZAU, DE EERSTE ZIONIST Ezau was van mening dat het land Kanaän rechtmatig aan hem toebehoorde en dat zijn broer Jakob het land onwettig had toegeëigend. Door heel de geschiedenis heen was het zijn verlangen om Jakob uit te zetten en het land te veroveren en het te bezetten. Toen de nakomelingen van Jakob in Egypte woonden verbleef de hoofdstam van Edom in Arabië, net ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba. De Amalekieten die een andere tak van Ezau waren vestigden zich ten zuiden van hen in de Negev, direct ten zuiden van Kanaän. Toen Israël onder leiding van Mozes Egypte verliet vielen de Amalekieten hen aan (Ex. 17). Op deze manier waren zij Israëls oudste vijanden, zij waren van plan om te voorkomen dat Israël naar het land Kanaän zou terugkeren. Eeuwen later, ten tijde van Gideon, werd Israël door een alliantie van drie mensen gevangen gehouden: Amalek, Midian en de mensen van het oosten (Rich. 6:3). Zo zien wij dat Amalek nog steeds de vijand van Israël is en ernaar verlangt om hun in gevangenschap te zetten. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 21 Toen Juda door Babylon in ballingschap werd geleid, verheugde Edom zich in hun gevangenschap, want dit betekende dat zij het land Kanaän konden gaan bezetten. Dit wordt in Ezechiël 35 in een profetie tot Edom aangehaald. 2 Mensenkind, richt uw blik op het Seïrgebergte en profeteer ertegen. 5 Omdat u een eeuwige vijandschap hebt en u de Israëlieten deed neerstorten door het geweld van het zwaard in de tijd van hun ondergang, in de tijd van de uiterste ongerechtigheid, 6 daarom, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Voorzeker, Ik zal u tot bloed maken en bloed zal u achtervolgen. Omdat u het bloedvergieten niet hebt gehaat, zal bloed u achtervolgen. 10 Omdat u zegt: Die beide volken [Israël en Juda] en die beide landen zullen mij toebehoren, wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn, 11 daarom, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal handelen overeenkomstig uw toorn en overeenkomstig uw afgunst, waarmee u uit uw haat jegens hen bent opgetreden. Ik zal Mij onder hen bekendmaken, wanneer Ik u oordelen zal. Merk op dat in bovenstaand gedeelte wordt beschreven dat het Seïrgebergte geen vredelievende mensen waren. Zij verlangden naar bloed en schenden op deze manier dus de wet tegen het “eten van bloed” (Lev. 17). Vandaag de dag zou men hen als bloeddorstig bestempelen. Bloed is rood; Edom betekent “rood”. We kunnen niet anders dan Edoms naam binnen de profetische beschrijving van het nationale karakter insluiten. In vers 10 zien we door de mond van de profeet dat het verlangen van Edom bestond uit het bezitten van de twee landen van Israël en Juda. Hoewel Izak geprofeteerd had over Ezau’s uiteindelijke heerschappij – en daarbij waarschijnlijk ook zijn claim op het land Kanaän – geschiedde deze terugkeer NIET onder goddelijke motieven. Daarom zegt God ook dat Hij hen zal oordelen volgens hun toorn, afgunst en haat. Ezau verlangde ernaar om het Koninkrijk van God vanwege zijn persoonlijke gewin te regeren en deed dit volgens vleselijke motieven en methoden. In Ezechiël 36 richt de profeet zich tot Israël en vertelt hen in de verzen 2 tot 5 over Edom, 2 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand over u gezegd heeft: Haha! Zelfs de eeuwige hoogten zijn ons tot erfelijk bezit geworden… 5 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Voorwaar, in het vuur van Mijn na-ijver heb Ik gesproken tot het overblijfsel van de heidenvolken en tot heel Edom, die zichzelf Mijn land tot erfelijk bezit hebben gegeven met de blijdschap van heel hun hart, met leedvermaak, zodat zijn weidegrond tot buit zou zijn. Het conflict tussen Jakob en Ezau komt in deze profetie duidelijk tot uiting. De strijd gaat om het land Kanaän, dat beide partijen wilden bezitten. Toen God van 745-721 v.Chr. het huis van Israël verstrooide stond alleen Juda nog in de weg van de afstammelingen van Ezau om het land in bezit te nemen. Toen Juda van 604-586 v.Chr. naar Babylon werd genomen eigende Edom Gods land zichzelf toe, niet om het voor Gods wil te gebruiken, maar om hun eigen egoïstische motieven te bevredigen. Deze profetie werd in de dagen van Ezechiël gedeeltelijk vervuld, maar in die tijd bezat Babylon in feite het land en niet Edom. De Assyriërs voor hen hadden andere volken in dat land geplaatst om de gedeporteerde Israëlieten te vervangen (2 Kon. 17:24). De afstammelingen van die volken kwamen bekend te staan als Samaritanen, die zelfs in de tijd van Jezus zo genoemd werden. Dus ondanks dat Edom de twee landen van Israël en Juda had willen bezitten, werd het hun op dat moment ontnomen. Dit betekent dat de vevulling van de zegen van Izak over De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 22 Ezau op een later moment zou geschieden. Hetzelfde geldt voor de profetie van Ezechiël over Edom. DE PROFETIE VAN MALEACHI OVER EDOM De profeet Maleachi (ca. 450-400 v.Chr.) is waarschijnlijk de duidelijkste verklaring van Ezau’s zionistische motieven. In hoofdstuk een lezen we, 1 Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi. 2 Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad? Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad, 3 en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn. 4 Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is. Het zionistische motief van Ezau bevindt zich in de verklaring: “Wij bouwen de puinhopen weer op.” In zekere zin herbevestigd God de zegen van Izak over Edom dat zij zullen terugkeren en zullen wederopbouwen, maar dat het op een bepaald moment zal worden afgebroken. Op dat moment zal de wereld Gods kijk op Edom en zijn methoden leren. Men zal hen “goddeloos gebied noemen”. Toch is de manier waarop God het land en het geboorterecht aan de afstammelingen van Ezau herstellen voor de meeste mensen grotendeels verborgen. Zowel de wereld als de kerk zijn opzettelijk door God verblindt, zodat wij Zijn plan en methoden niet zouden tegenwerken. Maar wij zijn van mening dat het moment is aangebroken dat een ieder zal zien wat God heeft gedaan om het onrecht jegens Ezau recht te maken. Om dit correct te begrijpen moeten we naar de historische optekening kijken en zien wat er daadwerkelijk met de afstammelingen van Ezau, ofwel Edom in het Hebreeuws en Idumea in het Grieks, is gebeurd. DE VEROVERING VAN DE MAKKABEEËN OVER EDOM IN 126 V.CHR. De verovering van Edom of Idumea (zoals het toentertijd onder haar Griekse naam bekend stond) begon volgens 1 Makkabeeën 5:3-8 in 163 v.Chr. met Judas Makkabeüs. Uiteindelijk verdween in 126 v.Chr. Edom als natie toen Johannes Hyrkanus van Juda zijn verovering bezegelde en de overgebleven Edomieten met geweld tot het Judaïsme bekeerde. Nooit meer was er een natie die Edom of Idumea genoemd werd. Het verhaal wordt door een Joods historicus uit de eerste eeuw, Josephus genaamd, in zijn “Antiquities of the Jews”, XIII, ix, 1, zeer gedetailleerd beschreven. Daar lezen wij: “Ook nam Hyrkanus Dora en Marissa, steden van Idumea, in en onderwierp al de Idumeeërs; en stond het hen toe om in het land te blijven, mits zij besneden werden en de wetten van de Joden in gebruik zouden nemen; zij verlangde er zo naar om in het land van hun voorvaderen te leven dat zij zich aan het gebruik van de besnijdenis en al de Joodse wetten onderwierpen; waardoor het volgende op dat moment tot hun doordrong, namelijk dat zij in geen enkel opzicht meer van de Joden verschilden.” Josephus was de Joodse historicus die als eerste tegen de Romeinen vocht in de oorlog die Jeruzalem verwoestte. Hijzelf stamde van de Makkabeeën af. Hij was zeer bekend met deze zaken toen hij over deze zaken schreef, omdat hij dus over zijn eigen familiegeschiedenis schreef. De Joodse encyclopedie uit 1925 bevestigt onder “Edom” deze Edomitische opname tot het Jodendom, zeggende, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 23 “Judas Makkabeüs veroverde voor een tijd hun gebied (163 v.Chr.; Ant. Xii, 8 par. 1, 2). Opnieuw werden zij door Johannes Hyrkanus onderworpen (c. 125 v.Chr.) door wie zij werden gedwongen om de Joodse riten en wetten te houden (ib. 9, par. 1: xiv. 4, par. 4). Zij werden vervolgens opgenomen binnen de Joodse natie en hun land werd door de Grieken en Romeinen “Idumea” genoemd (Mark iii. 8; Ptolemeüs, Geography v.16). De Idumese dynastie die tot aan de verovering van de Romeinen over Judea regeerde begon met Antipater. Voor de belegering van Jeruzalem verschenen er onder leiding van Johannes, Simeon en Jakob meteen 20.000 Idumeeërs voor Jeruzalem om namens de zeloten die in de tempel werden belegerd te vechten (Josephus, B.J. iv. 4, par. 5). “Vanaf dat moment verdwenen de Idumeeërs als een apart volk.” Er zijn boeken geschreven om aan te tonen dat Turkije of China of andere naties het moderne Edom zijn als vergeefse poging om Edom te identificeren als de echte of denkbeeldige vijand van de moderne Joodse staat. Toch beschrijft zelfs de Joodse encyclopedie (zojuist aangehaald) de waarheid zonder er doekjes om te winden. In 125 of 126 v.Chr. “verdwenen de Idumeeërs (of Edomieten) als een apart volk” van de Joden. Dit wordt opnieuw door de Joodse encyclopedie, 1925 editie, Vol. 5, p. 41, bevestigt, die zegt: “Edom is het huidige Jodendom.” Edom werd door de Joden opgenomen en hield binnen de geschiedenis op met het zijn van een apart volk. Aan dit geschiedkundige feit kan niet getoornd worden en geen enkele historicus heeft geprobeerd dit te weerleggen. Het is onder historici zo bekend dat het ongelofelijk is hoe weinig christenen dit weten of het binnen hun opvatting van Bijbelprofetie hebben toegepast. Alleen God is in staat geweest om de kerk zo te verblinden zodat zij de hele natie van Edom zijn kwijtgeraakt! Vandaar dat de Joden – of een vertakking hiervan – als het enige volk overbleef om de zegen van Izak en de zionistische profetieën over Edom te vervullen. Deze zullen tot openbaring komen door hun karakter, geopenbaard door hun zionistische methoden. Wij mogen verwachten dat het zionisme van Edom door geweld, diefstal en bloedvergieten vervuld zal worden. In contrast mogen wij verwachten dat het ware, goddelijke zionisme van Israël (Jozef) door vrede, rechtvaardigheid en recht vervuld zal worden als zegen van alle geslachten van de aarde (Gen. 12:3). Dit is het verschil tussen het oude en het Nieuwe Jeruzalem, tussen vleselijk en geestelijk, tussen bedrog en waarheid. HERODUS; HET PATROON VAN EEN JOODS-EDOMITISCHE KONING Bij de eerste komst van Jezus Christus was koning Herodus Zijn rivaal voor de troon, ofwel Zijn aartsvijand. Vanwege deze reden probeerde Herodus Jezus te doden door kort na Zijn geboorte alle kinderen in Bethlehem te vermoorden. In dezen heeft de afgelopen generatie de opkomst van de kindermoord opnieuw kunnen aanschouwen in de vorm van legale abortus, wij vatten dit op als historische gelijkenis van de gebeurtenissen die voorafgaan aan de tweede komst van Christus. Het patroon van koning Herodus zelf wordt vandaag de dag nog niet volledig gewaardeerd, omdat maar weinig mensen aan dit verband hebben gedacht en anderen dit het liefst mijden. Maar koning Herodus was half Idumees en half Joods. Zijn vader Antipater was toen hij nog jong was door Idumeeërs gevangen genomen waarna hij in Idumea opgroeide. Later huwde hij een Idumese vrouw, Herodus’ moeder. Antipater kreeg de macht toen de Romeinse regering hem in 47 v.Chr. als procurator van Judea benoemde. Kort hierna veroverden de Parthen Syrië en Judea en plaatste zij Antigonus op de troon omdat hij uit de lijn van de Makkabeeën kwam. Maar uiteindelijk ging Antipaters zoon Herodus in 40 v.Chr. naar Rome en verkreeg hij hun eerdere titel als koning van Judea. In zijn “Antiquities of the Jews”, XIV, xv, 2, schreef Josephus, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 24 “Herodus nu had een sterk leger; en… ging tot Jeruzalem… als reactie op wat Herodus had veroorzaakt verklaarde Antigonus… dat zij geen recht zouden doen als zij het koninkrijk aan Herodus zouden geven, die niet meer dan een heimelijk iemand en een Idumeeër was, d.w.z. een half-Jood…” In 37 v.Chr. wierp Herodus Antigonis omver en liet hij hem uiteindelijk in 34 v.Chr. ombrengen. Herodus besteeg de troon als koning der Joden en begon de Idumese dynastie, die Judea voor een eeuw bestuurde, tot aan haar verwoesting in 70-73 n.Chr. Daarnaast vertegenwoordigde Herodus eveneens de Joodse natie, omdat hij net zoals de natie zelf half Idumees en half Joods was. Met andere woorden, het Jodendom zelf – d.w.z. zij die het judaïsme aanhangen en Jezus Christus verwerpen – is de enige moderne natie die de profetieën aangaande Edom kan vervullen. Door Edom binnen de Joodse natie en haar religieuze systeem op te nemen werden de Joden de erfgenamen van beide profetieën – zowel de profetieën aangaande Juda als de profetieën aangaande Edom. Tot nu toe hebben wij slechts een kant van deze zaak aangetoond, ofwel de kant van Edom. Later zullen wij aantonen hoe de Joden eveneens het gedeelte van de profetieën over Juda vervullen. Om het volledige bereik van dit beeld te begrijpen moet men een goed begrip van de beide soorten profetieën hebben en inzien hoe deze zonder tegenstelling in elkaar passen. Maar voordat we enige chocola kunnen maken van het zionisme van de twintigste eeuw en haar verband met Edom, moeten we eveneens haar verband met Juda aantonen. Pas als wij beide takken van deze profetie hebben vastgesteld zal alles overvloedig helder zijn. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 25 HOOFDSTUK 3 Het heersersmandaat van Juda De eerstgeboren zoon van Jakob was Ruben, maar omdat hij “het bed van zijn vader had geschonden” verkreeg hij het geboorterecht niet (1 Kron. 5:1). Dit is een verwijzing naar de gebeurtenis die in Gen. 35:22 is opgetekend, 22 En het gebeurde, toen Israël in dat land woonde, dat Ruben ging en met Bilha sliep, de bijvrouw van zijn vader; en Israël kwam dat te weten. Dit diskwalificeerde Ruben voor het ontvangen van het geboorterecht – zowel het heersersmandaat als de zegen van het zoonschap. In Gen. 49:4 zegt Jakob tegen Ruben dat hij “onstuimig als het water” was, omdat hij niet de zelfbeheersing had om zich te onthouden van zijn seksuele relatie met Bilha. De naam van Ruben betekent: “Zie een zoon,” maar vanwege zijn daden verloor hij het zoonschap. Het zoonschap werd vervolgens aan zijn broer Jozef gegeven en het heersersmandaat ging over op zijn broer Juda. Juda was de vierde zoon van Jakob-Israël. Hij ontving niet het geboorterecht zelf, maar Jakob schonk hem wel het deel van het heersersmandaat. Hierover lezen we in 1 Kron. 5:1, 2, 1 De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël – hij was namelijk de eerstgeborene, maar omdat hij het bed van zijn vader geschonden had, is zijn eerstgeboorterecht aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar niet zo, dat deze [Ruben] in het geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven, 2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst, maar het eerstgeboorterecht was van Jozef. In het boek Genesis wordt ons de manier vertelt waarop Jakob het heersersmandaat van het vruchtbaarheidsmandaat scheidde. In Gen. 37:3 vinden we de eerste hint dat het geboorterecht aan Jozef gegeven was, toen Jakob hem het teken van de geboorterechthouder gaf – een speciaal kleed: 3 Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem een zoon van zijn ouderdom. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem maken. De eigenlijke schenking van het geboorterecht geschiedde later echter aan de zonen van Jozef, in het bijzonder Efraïm, wiens naam “vruchtbaarheid” betekent. Zijn naam was op deze manier profetisch wat betreft de vervulling van het vruchtbaarheidsmandaat, dat refereert aan Gen. 1:28. Toen Jakob oud geworden was en zou gaan sterven riep hij om Jozef en zijn zonen en schonk hij hen de zegen die in Genesis 48 is opgetekend. Jozef verwachtte dat de zegen op Manasse, zijn oudste zoon, zou overgaan en daarom plaatste hij Manasse naast de rechterhand van Jakob. Efraïm plaatste hij aan de linkerhand van Jakob. Maar Jakob kruiste vervolgens zijn handen en legde zijn rechterhand op het hoofd van Efraïm en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Gen. 48:15, 16 zegt, 15 En hij zegende Jozef en zei: De God voor Wiens aangezicht mijn vaderen, Abraham en Izak, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag, 16 de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 26 vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in het midden van het land in menigte zullen toenemen. De Engel die Jakob had verlost was de Engel die met Jakob in Gen. 32:24-32 bij Pniël worstelde. Dit was de Engel die Jakob de naam “Israël” had gegeven. Dus door deze zegen gaf Jakob-Israël die naam ISRAËL aan de zonen van Jozef door. Op dat moment zegende hij hen met een “grote menigte” van volken – ofwel, het vruchtbaarheidsmandaat van het geboorterecht. En vanwege deze reden zegt 1 Kron. 5:1, 2 (zojuist aangehaald) dat Jozef het geboorterecht ontving. En toch leren wij eveneens dat het geboorterecht aan Jozef niet het gehele geboorterecht was dat tot die tijd bestaan had. Jakob scheidde het heersersmandaat van de rest van het geboorterecht en schonk dat deel aan Juda. DE ZEGEN VAN JAKOB AAN JUDA De zegen aan Juda wordt in Gen. 49:8-12 beschreven, 8 Juda, jij bent het, jou zullen je broers loven [Juda betekent “lofprijzen”]! Je hand zal rusten op de nek van je vijanden; voor jou zullen de zonen van je vader zich neerbuigen. 9 Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd [Heb. rabats, “hurken, in een duiken of liggen”], zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? 10 De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen. 11 Hij bindt zijn jonge ezel aan de wijnstok en het veulen van zijn ezelin aan de edelste wijnstok; hij wast zijn kleren in wijn en zijn gewaad in druivenbloed. 12 Zijn ogen zijn donker door de wijn en zijn tanden wit door de melk. Hier zien wij dat Juda de heersersstaf (scepter) ontving. Ook wordt hij met een leeuw vergeleken, dat Juda’s nationale symbool op hun banier werd. Vandaar dat wij in Openbaringen 5:5 het volgende over Christus lezen: “de Leeuw Die uit de stam van Juda is.” Ook zien wij dat de leeuw zich zou krommen of neer zou leggen. Op profetische wijze beeldt dit de dood van Jezus Christus uit. De Enige “die hem zal doen opstaan” is de Geest van Hem die Jezus uit de dood liet opstaan (Rom. 8:11). HET RAADSEL VAN SIMSON OVER DE DODE LEEUW Ditzelfde thema over een dode leeuw die uit de dood opstaat komt in het raadsel van Simson in Richteren 14 naar voren. Door de kracht van God dode Simson met zijn blote handen een leeuw (Rich. 14:5, 6), en wat later hadden enkele bijen een bijenkorf in het dode karkas van de leeuw gemaakt. Simson nam wat honing van de korf, at ervan en gaf wat aan zijn ouders. Niet lang daarna ging hij naam Timna om daar zijn zevendaagse trouwfeest te vieren omdat hij van plan was om een Filistijnse vrouw uit Timna te trouwen. Aan het begin van het feest gaf hij een raadsel aan de Filistijnen op. Als zij dit konden oplossen zou hij elk van zijn dertig vrienden een nieuw kleed geven. Maar als zij het niet konden oplossen zouden zij allen Simson een nieuw kleed moeten geven. In Richteren 14:14 wordt het raadsel gegeven, 14 Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke. Omdat de Filistijnen de dode leeuw, uit wiens dood de honing kwam, niet hadden gezien begrepen zij hier niets van. Noch begrepen zij de betekenis – dat het geheimenis van het Beloofde Land overvloeiende van melk en honing geschiedde door het zien van de dode Leeuw van Juda, “Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging” (Rom.4:25). De openbaring van dat raadsel zou de belonging van De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 27 nieuwe klederen brengen, “klederen van het heil” (Jes. 61:10). Paulus spreekt over deze klederen als een “tent” waarnaar we verlangen om mee bekleed te worden opdat wij de onsterfelijkheid mogen verkrijgen (2 Kor. 5:1-4). Dit verhaal is zo een andere profetie van hoe we gered kunnen worden en hoe wij de onsterfelijkheid ontvangen, bekleed met een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dit is in wezen het doel van het Loofhuttenfeest, waar wij in hoofdstuk zeven van ons boek “De wetten van de tweede komst” volledig over uitweiden. Het raadsel van Simson zegt ons hoe wij de zegen van Jakob op Juda moeten interpreteren. Juda moest de Koning-Messias voortbrengen, de Leeuw van de stam van Juda, die zou sterven en uit de dood op zou staan. Dit was de roeping van Juda en Jezus werd inderdaad uit de stam van Juda geboren. Juda heeft zijn roeping dus ook vervuld. Maar wij kunnen niet van Juda verwachten dat zij de boodschap van het zoonschap zullen vervullen, want deze roeping is voor Jozef weggelegd. Wij kunnen van Juda niet verwachten dat zij de roeping van het geboorterecht vervullen, want dit was aan Efraïm, de zoon van Jozef, gegeven. Noch had Juda het recht om de naam van het geboorterecht, namelijk Israël, te gebruiken, want deze naam was aan de zonen van Jozef gegeven. DE BREUK IN HET KONINKRIJK De scheiding van het heersersmandaat van het vruchtbaarheidsmandaat zaaide het zaad van de breuk die zich binnen de natie van Israël na de dood van Salomo zou voordoen. Salomo mag dan de wijste mens zijn die ooit geleefd heeft, hij was echter niet volwassen genoeg om zijn wijsheid verstandig te gebruiken. Vanwege deze reden werd hij erg corrupt en sloeg de volslagen dwaasheid bij hem toe. Hij hield van bouwen, maar hij vroeg aan het volk te veel belasting om zijn bouwprojecten te ondersteunen. Na de dood van Salomo naderde het volk tot zijn zoon Rehobeam en zij vroegen hem of hij de zware belasting wilde verlagen. Rehobeam raadpleegde zijn adviseurs. De wijzen onder hen adviseerden hem om de belasting inderdaad te verlagen; de jongeren adviseerden hem echter om de belasting juist te verhogen zodat hij duidelijk zou maken dat het volk geen invloed had op zijn beleid. Dit veroorzaakte de breuk binnen het Koninkrijk, waarbij de tien stammen tegen Rehobeam in opstand kwamen en hun eigen natie, met een eigen koning, de Efraïmiet Jerobeam, vestigde. Dit gebeuren was al in 1 Kon. 11:28-39 door de profeet Ahia geprofeteerd, 30 Toen pakte Ahia het nieuwe kleed dat hij aanhad, en scheurde het in twaalf stukken. 31 Hij zei tegen Jerobeam: Neem er tien stukken van voor uzelf. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zie, Ik ga HET KONINKRIJK uit de hand van Salomo losscheuren en Ik zal u tien stammen geven. 32 Maar één stam zal voor hem zijn, omwille van Mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die Ik uit alle stammen van Israël heb verkozen… 34 Uit zijn hand zal Ik DIT HELE KONINKRIJK echter niet nemen, maar Ik zal hem voor al de dagen van zijn leven tot vorst maken, omwille van Mijn dienaar David, die Ik heb verkozen en die Mijn geboden en verordeningen in acht heeft genomen. 35 Maar uit de hand van zijn zoon zal Ik HET KONINKSSCHAP [d.w.z. het Koninkrijk] nemen en Ik zal u daarvan tien stammen geven. Merk in het bijzonder op dat het het Koninkrijk was dat God van de koning van Juda afnam. Dit zorgde voor een scheiding van de koning met het Koninkrijk. Dit was een grote scheuring in het land. Omdat de stammen van Jozef (Efraïm en Manasse), die bewaarders van de naam ISRAËL waren, zich binnen de tien stammen bevonden, was de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 28 natie van de tien stammen van het noorden degene die wettelijk de naam van het geboorterecht mochten gebruiken. Daarom werd zij ook “het huis van Israël” genoemd, terwijl de zuidelijke twee stammen (Juda en Benjamin) slechts “het huis van Juda” genoemd konden worden. Dit is zeer belangrijk. Vanaf dat moment spreken de profeten over deze verschillende naties met hun officiële namen. Wanneer zij over de noordelijke stammen spraken, noemden zij hen “het huis van Israël”. Als zij over de zuidelijke twee stammen spraken, noemden zij hen “het huis van Juda”. De profeten halen deze twee huizen nooit door elkaar als zij verschillende bestemming over deze twee naties profeteren. Historische gezien beschouwde de andere naties Israël en Juda ook als twee verschillende naties en hadden ook verschillende namen voor hen. De meeste naties kenden het noordelijk huis van Israël NIET bij de naam Israël, maar bij de naam van de stichter van Samaria, koning Omri. In die dagen werd die naam in wezen als “Gomer” of “Ghomri” uitgesproken. De Assyriës die later Israël wegvoerden noemden hen officieel Beth-Ghomri of Beth-Khumri, wat “huis van Omri” betekent. Dit is dezelfde naam die op de Zwarte Obelisk van Salamaneser, de Assyrische koning die Samaria veroverde (2 Koningen 18:9), staat vermeld. Deze Khumri migreerden later naar de onbewoonde wouden van Europa, waar zij onder de naam Kelten, Saksen en andere namen bekend kwamen te staan. Zij vormden de meerderheid van de Europese bevolking. Zie voor een uitgebreidere studie van de namen van Israël in hun ballingschap, en hoe zij onder die namen in Europa gemigreerd zijn, het boek van William Bennett “The Story of Celto-Saxon Israël”. In bijlage II van dat boek wordt de Zwarte Obelisk van Salamaneser, ondersteund met foto’s en tekst, besproken. Israël werd door Assyrië in ballingschap gevoerd en keerde nooit meer terug naar het oude land; Juda heeft slechts een 70 jarige Babylonische ballingschap moeten ondergaan opdat de Messias op de bestemde plaats in Bethlehem van Judea geboren kon worden (Micha 5:2). De bestemming van het huis van Israël was het vervullen van het geboorterecht. De bestemming van het huis van Juda was het voortbrengen van de Koning-Messias. Bij Zijn eerste komst kwam Christus voort uit de stam van Juda, geboren in Bethlehem, de stad Davids, om zo Juda’s roeping als Messias te vervullen. Maar bij Zijn tweede komst moet Hij op een andere manier komen om de roeping van het geboorterecht van het huis van Israël te vervullen, waarbij Hij vele zonen tot heerlijkheid zal brengen. Dit onderwerp hebben wij al zeer uitvoerig behandeld in de hoofdstukken tien en elf van ons boek “De wetten van de tweede komst”, daarom zullen wij hier nu niet over uitweiden. DE TWEE VIJGENBOMEN VAN JUDA De stam van Juda bestond uit twee soorten Judeeërs (ofwel Joden): goede en slechte. Het goede gedeelte moest het heersersmandaat ontvangen, terwijl het slechte gedeelte door God verworpen moest worden. Dit beeld komt volledig naar voren binnen de profetieën van Jeremia. Het primaire beeld van deze twee “bomen” kunnen we in Jeremia 24 vinden, waar het gaat over de natie Juda als zijnde 2 manden met vijgen. Een mand bevatte zeer goede vijgen; de andere zeer slechte vijgen die niet gegeten konden worden. In de eerste verzen van Jerermia 24 vertelt Jeremia hierover, 1 De HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor de tempel van de HEERE, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en hen naar Babel gebracht had. 2 In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 29 de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren. God gaf vervolgens de uitleg van deze openbaring. De mand met goede vijgen waren degenen binnen Juda die zich aan het oordeel van God onderwierpen en die in ballingschap naar Babylon gingen. God zei dat Hij ze terug zou brengen naar het land en “hen een hart zou geven om Hem te kennen” (24:7). De mand met slechte vijgen vertegenwoordigde echter degenen binnen Juda die weigerden om zich aan de koning van Babylon te onderwerpen – ofwel, zij weigerden om zich aan Gods oordeel te onderwerpen. God zei het volgende over deze vijgen, 8 Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten zijn – want zo zegt de HEERE – zo zal Ik Zedekia maken, de koning van Juda, zijn vorsten, het overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en die in het land Egypte wonen. 9 Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde tot een schrikbeeld stellen hoe slecht het kan aflopen, tot smaad en tot een spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen waarheen Ik hen zal verdrijven. 10 Ik zal onder hen zenden het zwaard, de honger en de pest, totdat zij omgekomen zullen zijn uit het land dat Ik hun en hun vaderen heb gegeven. Wat een contrast! De vijgenboom was uiteraard het symbool van de Joodse natie. Maar het is logisch dat deze twee manden met vijgen afkomstig waren van twee verschillende bomen. Jezus zag in Zijn tijd heel helder beide soorten Joden, want in Mat. 7:17-20 zei Hij, 17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort. 18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen. 19 Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen. De goede boom bracht dus goede vruchten voort en de slechte boom slechte vruchten. Beide zijn van Juda, maar er was een duidelijk verschil tussen de mensen die door deze bomen werden vertegenwoordigd. De goede vijgen zijn degenen die Hem als Messias aannamen; de slechte vijgen verwierpen Hem. Jeremia zegt dat de goede vijgen zich aan het oordeel van God tegen de natie onderwierpen door gewillig voor 70 jaar naar Babylon te gaan. De slechte vijgen waren het niet eens met Gods oordeel voor hun zonden en besloten om het leger van koning Nebukadnezar te bevechten. Dit komt heel duidelijk naar voren bij het lezen van Jeremia 24-30. HET GODDELIJKE OORDEEL VOOR ONGEHOORZAAMHEID De goddelijke wet schrijft in Deut. 17:9-12 voor dat de mensen de uitspraak van de priesters moeten gehoorzamen wanneer zij het volk volgens Gods wet moesten oordelen. Vers 12 zegt, 12 De man echter die overmoedig handelt, door niet te luisteren naar de priester die daar staat om de HEERE, uw God, te dienen, of naar de rechter, die man moet sterven [vanwege het niet tonen van berouw en het minachten van de rechtbank]. Zo moet u het kwaad uit Israël wegdoen. Jeremia was een van de priesters van Anathoth (Jer. 1:1). In Jer. 7:9-15 gebruikt God hem om het oordeel over de natie van Juda aan te kondigen: De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 30 9 Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen aan de Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, 10 en dan voor Mijn aangezicht komen staan in dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered – om al deze gruweldaden te doen? 11 Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? Ook Ik, zie, Ik heb het gezien, spreekt de HEERE. 12 Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13 Welnu, omdat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van voor Mijn aangezicht wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb, heel het nageslacht van Efraïm. In dit juridische oordeel tegen Juda zei God dat Hij Juda en Jeruzalem weg van Zijn aangezicht zou werpen – net zoals Hij dit met Silo en Efraïm had gedaan. Silo was de plaats waar God als eerste Zijn naam had gevestigd, nadat Jozua Kanaän had veroverd (Joz. 18:1; Ps. 78:60). Maar vanwege de zonen van Eli verwijderde Hij zijn aanwezigheid (ark) uit Silo en plaatste Hij dit in Jeruzalem. God keerde nooit meer terug naar Silo, maar verliet die plaats voorgoed en verwierp Efraïm uiteindelijk van Zijn aangezicht door middel van een Assyrische ballingschap. Omdat zij net zo corrupt als het priesterschap van Eli en het volk Efraïm waren zou God hetzelfde met Juda en Jeruzalem doen. Er waren enkele Joden die dit begrepen en zich aan Gods oordeel onderwierpen, maar het merendeel deed dit niet. Zij besloten om het te bevechten waardoor God volgens Deut. 17:12 de doodstraf over de slechte vijgenboom uitriep. Om het oordeel dat God over Juda en Jeruzalem aankondigde volledig te begrijpen moeten we eerst onze huidige studie even pauzeren om de goddelijke wet van tegenspoed te bestuderen. Dit zal ons een beter begrip geven van het “juk” van ballingschap dat God over Juda bracht. Ook moeten we de geschiedenis induiken om te zien waar God in het licht van de verwijzing naar Silo (geciteerd in bovenstaande passage) Zijn naam heeft geplaatst. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 31 HOOFDSTUK 4 De wetten van tegenspoed Deuteronomium 28 toont ons de zegeningen van gehoorzaamheid en de vloeken van de wet voor ongehoorzaamheid aan God. Wanneer een natie Gods wet aan de kant schuift en dit verwisselt voor de onvolmaakte wetten van de mens, dan zullen zonde en onrecht in het land toenemen totdat het land ten slotte van binnenuit desintegreert of door invallende vijanden wordt verwoest. We zullen onze studie met Deut. 24:48 beginnen, want dit is het laatste en maximale oordeel binnen de wet van tegenspoed. HET IJZEREN JUK In Deut. 28:48 staat, 48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u EEN IJZEREN JUK op de hals leggen, totdat Hij u wegvaagt. Een juk is wat boeren vroeger op de nek van een stier plaatste om zo een veld om te ploegen. Een stier is een slaaf van de mens. Dus een juk op een mens duidt op zijn aanstaande slavernij. Het juk van Jezus is licht (Mat. 11:30), maar het juk van de mens is zwaar, want de heerschappij van de mens is op een bepaalde manier altijd onderdrukkend. In de volgende verzen (Deut. 28:49-57) beschrijft God Zijn definitie van een ijzeren juk. Het is de meest zware vorm van slavernij. Het betekent onder een onrechtvaardig of tirannieke meester komen die de wetten van God niet volgt, maar zijn eigen wetten schept en deze rigoureus oplegt. Als God een ijzeren juk op de nek van een natie plaatst, dan zal Hij een buitenlandse natie zenden die hen zal belegeren totdat zij de hele infrastructuur van de natie hebben verwoest. Vers 64 zegt, 64 De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen Het komt in de Schrift duidelijk naar voren dat wanneer Israël of Juda in zonde volhard en weigert zich te bekeren, God de belofte geeft om de natie te verwoesten en het volk te verstrooien. God zal het oordeel niet veranderen omdat Israël nu eenmaal “verkozen” is. In feite eist God juist meer van een “verkozen” volk, want “van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen” (Luk. 12:48). Het ijzeren juk is een laatste maatregel. Het betekent de verwoesting van de natie en haar steden. Het betekent dat vele mensen zonder genade zullen worden gedood. Eveneens omvat het een deportatie van overlevenden naar andere landen, om daar of als slaaf verkocht te worden of om daar als slaven ondergeschikt te worden aan vreemde heersers en mensengeboden. Elke natie die dergelijke verwoesting ondergaat zal zekerlijk weten dat zij in een grote verdrukking verkeren. Toen Assyrië Israël verwoestte en haar overgebleven burgers naar een gebied rond de Kaspische zee deporteerde (2 Kon. 17:6, 18-23), kwam dit omdat God een ijzeren juk op Israël had geplaatst. Toen Babylon een eeuw later Jeruzalem verwoestte en het de natie van Juda voor een zeventigjarige ballingschap deporteerde, was dit ook een ijzeren juk die God op hen plaatste. Toen de Romeinen in 70 n.Chr. Jeruzalem verwoestte en de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 32 overgebleven Joden verstrooide, waarbij honderdduizenden in slavernij werden verkocht, betekende dit voor Juda weer een ijzeren juk. Dit zijn korte voorbeelden van een ijzeren juk die God in het verleden heeft gebruikt. Maar zoals we net al even aanhaalden is dit een allerlaatste maatregel. Er bestaat ook een milder oordeel dat God in het verleden op Zijn volk heeft geplaatst. De meest belangrijke is wat Jeremia een houten juk noemt. HET HOUTEN JUK Lang voor de dagen van Jeremia, in de tijd van de Richteren, plaatste God Israël een aantal keer in gevangenschap onder verscheidene naties. Telkens vond deze gevangenschap binnen de grenzen van Israël plaats. Dit betekende dat de naties naar Israël kwamen en hen door middel van belastingheffing in slavernij brachten. Toch werd het de Israëlieten toegestaan om in het land dat God hun gegeven had te blijven. In elke gebeurtenis in het boek Richteren zegt ons dat God Israël vanwege een oordeel voor hun zonde in slavernij bracht. Als Israël niet wetteloos was geworden, dan had God het de buitenlandse naties niet toegestaan om hen in slavernij te brengen. Richteren 3:58 zegt over de eerste gevangenschap het volgende, 5 Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden, 6 namen zij hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun eigen dochters aan hun zonen. En zij dienden hun goden. 7 En de Israëlieten deden wat slecht was in de ogen van de HEERE, en zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en de gewijde palen. 8 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij leverde hen over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië. En de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar. God verkocht Israël in deze gevangenschap. Dit kwam NIET omdat de koning van Mesopotamië nu zo machtig was dat hij in staat was om Gods volk door wapengeweld te overweldigen. Het kwam omdat Israël de wetten van God aan de kant hadden geschoven en begonnen was met het volgen van de voorschriften en de wetten van andere goden. Als gevolg verkocht God Israël toen in de handen van de koning van Mesopotamië. Na een achtjarige gevangenschap kwam het volk tot bekering en zond God Othniël om hen te bevrijden en het juk af te werpen. Dit juk was niet het juk waar Deut. 28 mee dreigde, want de natie werd niet verwoest, noch werd het volk naar een ander land gedeporteerd. Zoals Jeremia later beschreef was het slechts een houten juk. Het was een juk waarbij het volk werd toegestaan om in hun eigen land te blijven, hun eigen akker kon blijven ploegen, hun zaken konden blijven regelen – maar zij moesten echter belasting betalen aan de buitenlandse veroveraar. Maar ook de volgende generatie verwierp de goddelijke wet, waardoor na een veertigjarige vredesperiode God de Moabieten liet optrekken en Israël wederom onder een houten juk terecht kwam. Rich. 3:12 zegt, 12 Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de HEERE. Toen maakte de HEERE Eglon, de koning van Moab, sterk tegen Israël, omdat zij deden wat slecht was in de ogen van de HEERE. Opnieuw nam God alle krediet van dit gebeuren op zich. Het was niet de duivel die Eglon de kracht gaf. De koning van Moab had geen kracht om Israël in gevangenschap te brengen als God hem niet de kracht hiervoor gegeven had. Noch gaf God Eglon de kracht omdat hij zo rechtvaardig was. Nee, God gaf kracht aan Eglon om Israël voor hun zonden De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 33 te oordelen. En toen Israël uiteindelijk berouw toonde, zond God een richter met de naam Ehud om hen van het houten juk van Moab te verlossen (Rich. 3:15). Dezelfde soort gebeurtenissen worden telkens herhaald wanneer Israël God en Zijn wet aan de kant schuift. Richteren 4 spreekt van Israëls derde gevangenschap, dit maal onder Jabin, de koning van Kanaän, die in Hazor, een noordelijke vesting, regeerde. De vierde gevangenschap was voor zeven jaar onder de Midjanieten (Rich. 6:1). Toen het volk God aanriep zond God hen Gideon om hen te verlossen – maar deze keer werd de verlosser pas gezonden nadat God een profeet had gezonden om hen een geschiedenisles te geven. Hier zien wij het eerste teken van de weerzin van Gods kant om Israël vrij te zetten. Hij wilde dat zij zich bekeerden en niet dat zij Hem slechts aanriepen. De vijfde en de zesde gevangenschappen staan in Richteren 10 opgetekend, eerst onder de Amonnieten en daarna onder de Filistijnen. Telkens was de oorzaak van gevangenschap hetzelfde – het volk had God en Zijn wet weggedaan. Richteren 10:10 zegt ons, 10 Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE en zeiden: Wij hebben tegen U gezondigd, zowel omdat wij onze God hebben verlaten, alsook omdat wij de Baäls hebben gediend. Maar deze keer lijkt het erop dat God genoeg had van hun tijdelijke berouw en op emoties gebaseerde opwekkingen die noch diepte noch kracht bezaten. Zijn weerwoord is zeer opvallend: 11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars verlost, en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, 12 en van de Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten, toen zij u onderdrukten en u tot Mij riep en Ik u uit hun hand verloste? 13 En toch hebt u Mij verlaten en andere goden gediend. Daarom zal Ik u niet meer verlossen. 14 Ga weg en roep tot de goden die u verkozen hebt. Laten die u verlossen ten tijde dat u in nood verkeert! Het volk deed hun valse goden weg en beleed haar zonden, waarna God hen door de hand van Jefta verlostte. Toch duurde het niet lang voordat zij weer in zonde vielen en God hen uiteindelijk weer voor 40 jaar in de handen van de Filistijnen overleverde (Rich. 13:1). In die tijd liet God Simson als een richter opstaan, maar God stond het hem niet toe om Israël van hun gevangenschap te verlossen. In feite werd Simson ten slotte door de Filistijnen gevangengenomen, die hem blind maakten en hem dwongen om bij de molen te malen. In de tussentijd was Eli de hogepriester bij de tabernakel in Silo. De zonen van Eli waren corrupt en de toekomst van het priesterschap zag er somber uit. Het volk probeerde zichzelf van het juk van de Filistijnen te verlossen, echter zonder succes, want zij bekeerden zich niet van de wetteloosheid en verkregen zo geen hulp van God. Vervolgens kregen de corrupte zonen van Eli het idee om de ark van het verbond mee te nemen in de strijd tegen de Filistijnen. In plaats van door eenvoudigweg berouw te tonen voor hun wetteloosheid dachten zij dat zij God in hun voordeel konden gebruiken. Zij dachten terug aan Num. 10:35, waar staat: 35 En het was bij het opbreken van de ark dat Mozes zei: Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht vluchten. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 34 Zij waren van mening dat zij dezelfde formule konden volgen. Het was namelijk een “bewezen” taktiek en was daarnaast ook zeker Bijbels. En daarom lezen we in 1 Sam. 4:2-4 over een strijd tussen Israël en de Filistijnen, 2 De Filistijnen stelden zich op tegenover Israël. Toen de strijd zich uitbreidde, werd Israël door de Filistijnen verslagen; want zij doodden in de gelederen in het open veld ongeveer vierduizend man. 3 Toen het volk in het kamp teruggekomen was, zeiden de oudsten van Israël: Waarom heeft de HEERE ons vandaag vóór de Filistijnen verslagen? Laten wij vanuit Silo de ark van het verbond van de HEERE bij ons nemen, en laat die in ons midden komen, opdat die ons zal verlossen uit de hand van onze vijanden. 4 Toen zond het volk boden naar Silo, en men bracht vandaar de verbondsark van de HEERE van de legermachten, Die tussen de cherubs troont; en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, waren daar met de ark van het verbond van God. Ongetwijfeld riepen de zonen van Eli het volgende toen zij de ark vanuit Silo meenamen: “Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht vluchten.” Hun gebed werd beantwoord. 1 Sam. 4:10 zegt: “Toen streden de Filistijnen, en Israël werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent.” Wat zij in hun blindheid niet doorhadden was dat God Israël, zolang zij tegen Zijn wet in opstand waren, als Zijn vijand beschouwde! Ex. 23:22 zegt, 22 Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in het nauw brengen. Was Israël aan de andere kant echter in opstand tegen God gekomen, dan was, zoals we in Jes. 63:10 lezen, het omgekeerde ook waar, 10 Zíj [Israël] daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige Geest bedroefd. Daarom is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft tegen hen [Israël] gestreden. Dit was de morele en politieke situatie toen God Samuël als profeet en richter op liet staan. De Filistijnen hadden Israël in de slag verslagen en hadden de verbondsark veroverd. Zij hadden de priesters gedood (Ps. 78:60-64) en de stad Silo verwoest. De priesters die het hadden overleeft moesten naar het dorp Nob verhuizen (1 Sam. 21:1), dat ten noorden van Jeruzalem lag. De Filistijnen behielden de ark voor zeven maanden voordat zij deze teruggaven (1 Sam. 6). Maar de ark kon niet meer naar Silo, waar die sinds de dagen van Jozua had gestaan, terugkeren, want de stad was nu verwoest. In plaats daarvan bleef hij voor twintig jaar in Kirjath-Jearim staan (1 Sam. 7:2). Nadat de ark was teruggekeerd leidde Samuël het volk tot een gebed van berouw (1 Sam. 7:3-6). Pas toen versloeg Israël de Filistijnen (1 Sam. 7:13). Op deze manier eindigde het laatste “houten juk” in die historische periode binnen de geschiedenis van Israël. ISRAËL VERLANGT NAAR EEN KONING Het is van belang om op te merken dat vanuit Gods oogpunt Israël niet het inherente recht bezit om vrij te zijn. Hun vrijheid is een privilege onder God en wordt slechts geschonken wanneer zij gehoorzaam zijn aan Zijn wet en weigeren om anderen goden te volgen. Zoals dit in de tijd van de Bijbel gold, zo geldt dat vandaag de dag nog steeds. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 35 Het volk Israël begon dit ten tijde van Samuël eindelijk te begrijpen. Ze hadden namelijk van hun drie eeuwse bestaan sinds de dagen van Jozua voor meer dan een derde onder de tijd van een houten juk geleefd. Maar in plaats van te besluiten om voor altijd aan de goddelijke wet gehoorzaam te zijn, waren zij van mening dat God te streng voor hen was. Zij besloten dat zij eigenlijk helemaal niet door God geregeerd wilden worden, want zij vonden Hem maar een tiran. Zij dachten dat zij door een mens gelijk aan hen geregeerd moesten worden, iemand die hun zonde veel meer zou tolereren, iemand die hen niet in gevangenschap zou brengen wanneer zij andere goden zouden gaan aanbidden. Daarom gingen zij tot Samuël en vroegen hem om verandering van heerschappij. 1 Sam. 8:4-7 zegt, 4 Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in Rama. 5 Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet in uw wegen. Stel daarom een koning over ons aan om ons leiding te geven, zoals alle volken. 6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons leiding te geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de HEERE. Het volk begreep niet dat er zonder God geen vrijheid bestaat. En zonder de goddelijke wet is er ook geen ware rechtvaardigheid en genade. Zij waren van mening dat zij God konden inwisselen en dat de mens meer rechtvaardig en genadig dan God zou zijn. Daarom gaf God hen Saul als koning. Hij was het neusje van de zalm, maar hij werd een onderdrukker van Israël en was geen haar beter dan de buitenlandse koningen die Israël in slavernij hadden gebracht. Dus in plaats van te worden geregeerd door buitenlandse onderdrukkers, werden zij nu door hun eigen Israëlitische onderdrukker geregeerd. Saul regeerde veertig jaar, waarna David nog eens veertig jaar regeerde. Toen David stierf regeerde zijn zoon Salomo vervolgens nog eens veertig jaar en tijdens zijn regering werd de grote tempel gebouwd. De ark van het verbond had eindelijk weer een huis gevonden en God liet Zijn naam in Jeruzalem wonen. WAAR GOD VERKIEST OM ZIJN NAAM TE LATEN WONEN De goddelijke wet zegt in Deut. 16 dat de enige wettelijke plek waar men de feestdagen kan vieren, de plek is waar Hij Zijn naam laat wonen. Het zegt niets over een specifieke locatie, want God wist dat Hij de locatie van Zijn naam van tijd tot tijd zou veranderen. Deut. 16:1, 2, spreekt over de plaats waar het volk het Pascha diende te vieren: 1 Neem de maand Abib in acht en houd het Pascha voor de HEERE, uw God, want in de maand Abib heeft de HEERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid. 2 Dan moet u voor de HEERE, uw God, het paaslam slachten, kleinvee en runderen, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen… 5 U mag het paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die de HEERE, uw God, u geeft. 6 Maar op de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen. Hetzelfde geldt ook voor Pinksteren, ook wel binnen de wet het “Wekenfeest” genoemd. Deut. 16:10, 11 zegt, 10 Daarna moet u het Wekenfeest houden voor de HEERE, uw God… 11… op de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen. Ten slotte geldt dit ook voor het Loofhuttenfeest, want in Deut. 16:13 lezen we, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 36 13 Het Loofhuttenfeest moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld… 15 Zeven dagen moet u het feest vieren voor de HEERE, uw God, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen. Eerst liet God Zijn naam in Silo wonen, waar Jozua binnen het territorium van zijn eigen stam van Efraïm de tabernakel van Mozes opzette. Maar omdat het priesterschap daar – het priesterschap van Eli – corrupt werd, verwijderde God Zijn naam (en de ark) van die plaats en verplaatste Hij dit in de tijd van Salomo naar Jeruzalem. Psalm 78 zegt daar het volgende over: 58 Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten, verwekten Hem tot naijver door hun afgodsbeelden. 59 God hoorde het en werd verbolgen, Hij verachtte Israël zeer. 60 Daarom verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent waarin Hij woonde onder de mensen…67 Hij verwierp de tent van Jozef, de stam Efraïm verkoos Hij niet. 68 Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion, die Hij liefhad. 69 Hij bouwde Zijn heiligdom, als hoogten, en vast als de aarde, die Hij voor eeuwig grondvestte. Zo zien wij dus dat God ten eerste Zijn naam in Silo vestigde, maar dat Hij vanwege de corrupte priesters die locatie later verliet. De ark van het verbond werd later in de nieuwe tempel die Salomo in Jeruzalem bouwde neergezet onder een nieuwe dynastie van priesters die uit de familie van Zadok kwamen (1 Kon. 2:27, 35). Dit betekende dat God Zijn naam in een nieuwe locatie vestigde, namelijk in Jeruzalem. Maar zelfs deze plaatst was niet de laatste plaats waar Hij Zijn naam zou vestigen, want ook Jeruzalem werd corrupt en de aanwezigheid van God verliet ook die plaats. Jeremia vertelde het volk van Juda en Jeruzalem dat vanwege hun constante wetsovertredingen, God de tempel van Salomo zou verlaten en verwoesten. Na de redenen te hebben opgesomst zegt Jer. 7:12-16 het volgende, 12 Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13 Welnu, omdat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van voor Mijn aangezicht wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb, heel het nageslacht van Efraïm. 16 En u, bid niet voor dit volk, hef voor hen geen geroep of gebed aan, dring niet bij Mij aan, want Ik zal niet naar u luisteren. Dit oordeel over Jeruzalem wordt in Jeremia 26:4-6 herhaald, waar staat: 4 Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Als u niet naar Mij wilt luisteren door te wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, 5 door te luisteren naar de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u niet hebt willen luisteren, 6 dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde. Het volk bekeerde zich niet. De priesters veroordeelde de profeet in feite tot de doodstraf (Jer. 26:11) en zouden hem als een valse profeet doden. Maar het volk en de vorsten redden het leven van de profeet (26:16). Het Woord van de HEERE door Jeremia heen was geen populaire theologie. Noch is dit het in onze dagen. En daarom heeft God Jeruzalem inderdaad “tot een vloek voor alle volken van de aarde” gemaakt. Dit is praktisch het TEGENOVERGESTELDE van de belofte aan Abraham, waar zijn zaad een ZEGEN voor alle geslachten op aarde zou zijn. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 37 Toen Jeremia dit Woord ontving was dit Gods vonnis dat uitgesproken werd binnen het hemelse gerechtshof. Vanaf dat moment mocht Jeremia niet bidden of dat oordeel misschien gekeerd kon worden of dat Gods naam in Jeruzalem zou mogen verblijven. Toen het vonnis eenmaal was uitgesproken kon zelfs berouw het oordeel van God niet meer keren. Vanaf dat moment moest Jeremia op een andere manier bidden. Hij kon slechts bidden dat het oordeel door berouw tot mindering gebracht zou worden, het kon echter niet geannuleerd worden. Jeremia zelf zag niet dat Gods heerlijkheid die tempel verliet. Dit visioen werd aan Ezechiël geschonken. In Ez. 10:4, 18 en 19 lezen we, 4 Toen verhief de heerlijkheid van de HEERE zich van boven de cherub naar de drempel van het huis. Daarop werd het huis vervuld met de wolk en de voorhof was vol van de lichtglans van de heerlijkheid van de HEERE. 18 Toen ging de heerlijkheid van de HEERE weg, van boven de drempel van het huis, en bleef boven de cherubs staan. 19 En de cherubs hieven hun vleugels op, en verhieven zich voor mijn ogen bij hun vertrek van de aarde, en de wielen tegelijk met hen. Ieder stond stil bij de ingang van de Oostpoort van het huis van de HEERE, met de heerlijkheid van de God van Israël van bovenaf boven hen. De laatste keer dat het vertrek van Gods heerlijkheid wordt aangehaald kunnen we vinden in Ezechiël 11:23, waar staat, 23 Toen steeg de heerlijkheid van de HEERE op uit het midden van de stad en bleef op de berg staan die ten oosten van de stad lag. De berg waar de heerlijkheid heen ging was de Olijfberg, gelegen ten oosten van Jeruzalem. De heerlijkheid is die tijd niet verder getrokken dan de Olijfberg, want Jezus moest nog komen. Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Toen Hij ca. 600 jaar later geboren werd, leefde Hij, stierf Hij aan het kruis en stond Hij op uit de dood. Vervolgens onderwees Hij voor veertig dagen de discipelen alvorens Hij op de veertigste dag ten slotte ten hemel voer (Hand. 1:3). Op dat moment nam Jezus Zijn discipelen mee naar de Olijfberg en voer Hij ten hemel. Hand. 1:12 zegt het volgende van de discipelen, 12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt. Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Die heerlijkheid was, in een gedeeltelijke vertrek van Jeruzalem, voor het laatst in de dagen van Ezechiël op de top van de Olijfberg gezien. Jezus opvaring ten hemel van de Olijfberg was het totale vertrek. De heerlijkheid was nu volledig vertrokken uit de oude stad Jeruzalem. Tien dagen later keerde de heerlijkheid op de Pinksterdag terug (Hand. 2:1). Maar op dat moment vulde het niet de tweede tempel, maar de 120 discipelen in de bovenkamer. Zij werden vervuld van de Geest en de heerlijkheid van God verscheen als tongen als van vuur op hun hoofden. De heerlijkheid van God had een nieuwe locatie gevonden. God had een nieuwe plaats gekozen waar Hij Zijn naam vestigde. Dit wordt in Kor. 6:19 bevestigd, 19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent? Opnieuw lezen we in Op. 22:4, 4 en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn. Deze progressie zegt duidelijk waar God ervoor gekozen heeft om Zijn naam te vestigen. Eerst vestigde Hij Zijn naam in Silo, vervolgens Jeruzalem en nu in de christelijke gelovigen, die een tempel van God zijn. Als iemand een feest probeert te vieren op een De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 38 andere locatie dan waar God Zijn naam heeft gevestigd, dan is hij onwettig bezig. Vandaag de dag reizen veel christenen voor verschillende feestdagen naar de oude stad Jeruzalem af. Zij begrijpen niet dat de heerlijkheid uit die plaats vertrokken is, net zoals deze uit Silo is weggegaan. Op die plaats staat “Ikabod” geschreven, net zoals het op de plaats Silo geschreven was (1 Sam. 4:21). Door Jeremia heen zei God dat Hij het oude Jeruzalem “een vloek” voor alle volken op aarde zou maken. Als iemand de stad van zegen wil vinden, dan moet hij het Nieuwe Jeruzalem vinden. Die stad is niet de oude stad. Het Nieuwe Jeruzalem is, net zoals haar tempel, gemaakt van MENSEN, en niet van hout en steen. Het Oude Jeruzalem is een vervloekte stad geworden, en dan niet door mensen, maar door God zelf vervloekt (Jer. 26:6, eerder aangehaald). Wat nog erger is, is dat een ieder die naar het oude Jeruzalem gaat om een feest te vieren de goddelijke wet kan schenden, want het feest mag nergens anders gevierd worden dan daar waar Hij Zijn naam gevestigd heeft. Als iemand zegt: “Ik ben naar Jeruzalem gegaan om het feest te vieren,” dan kan hij de goddelijke wet geschonden hebben. Toch is het simpelweg geen zonde om ten tijde van de feesten naar Jeruzalem (of enige andere locatie) te gaan. Het moet echter duidelijk worden dat iemand een feest niet VIERT door naar een bepaalde geografische locatie te gaan. Het feest van Pascha moet door geloof GEVIERD worden in iemands eigen tempel, want iemand is gerechtvaardigd door het geloof in het bloed van het enige Lam van God die de zonde weg kan nemen. Ook het Pinksterfeest moet eveneens gevierd worden in iemands eigen tempel door met de Geest vervuld te worden, net zoals we in Handelingen 2 kunnen zien. Het Loofhuttenfeest moet ook in iemands eigen tempel gevierd worden door volkomen in Zijn gelijkenis veranderd te worden, een lichamelijke verandering in een onsterfelijk en onvergankelijk lichaam (“huis”) dat tot nu toe voor ons in de hemelen is gereserveerd (2 Kor. 5:1-4). Voor een uitgebreide studie hierover verwijs ik u naar “De wetten van de tweede komst”. Sommige mensen zijn van mening dat de heerlijkheid van God in Jeruzalem geopenbaard zal worden. Dit wordt echter door Jer. 7:14 tegengesproken. Als Gods heerlijkheid nooit meer naar Silo zal terugkeren, dan zal het ook niet meer naar Jeruzalem terugkeren. Op beide plaatsten staat “Ikabod” geschreven. De heerlijkheid heeft in het Nieuwe Jeruzalem een nieuwe rustplaats gevonden, in een tempel gebouwd van levende stenen. Dit was vanaf het begin al het verlangen van God. Dit onderwerp zal in hoofdstuk acht uitgebreid worden besproken. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 39 HOOFDSTUK 5 De gevangenschappen van Juda In Jeremia 23-30 vertelde de profeet het volk dat als zij zich aan Gods rechtvaardige vonnis zouden onderwerpen, Hij het hen zou blijven toestaan dat zij onder een houten juk in het land konden blijven. Maar als zij weigerden om zich aan Gods vonnis te onderwerpen, zouden zij onder een ijzeren juk terecht komen en worden meegevoerd naar Babylon. In Jer. 27:2 sprak de profeet over dit houten juk, 2 Zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Maak u banden en jukken en leg die op uw nek, 3 en stuur ze naar de koning van Edom, naar de koning van Moab, naar de koning van de Ammonieten, naar de koning van Tyrus en naar de koning van Sidon, door de hand van de gezanten die naar Jeruzalem komen naar Zedekia, de koning van Juda. Dit was niet alleen een boodschap aan de koning van Juda, maar ook aan de naburig gelegen volken. God zou al deze volken als slaven aan Nebukadnezar, de koning van Babylon, geven. Al deze volken werden vermaand om zich aan het houten juk van Babylon te onderwerpen. In Jer. 27:5-7 sprak God het volgende tot de profeet, 5 Ík heb de aarde gemaakt, de mens en het vee die op het aardoppervlak zijn, door Mijn grote kracht en door Mijn uitgestrekte arm, en Ik geef haar aan wie het in Mijn ogen goed is. 6 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van het veld heb Ik hem gegeven om hem te dienen. 7 Alle volken zullen hem, zijn zoon, en zijn kleinzoon dienen, totdat ook voor zijn land de tijd komt dat machtige volken en grote koningen zich door hem laten dienen. 8 En het zal gebeuren dat het volk of het koninkrijk dat hem, Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wil dienen, en dat niet zijn nek wil geven onder het juk van de koning van Babel, dat volk – spreekt de HEERE – zal Ik straffen met het zwaard, met de honger en met de pest, totdat Ik hen omgebracht zal hebben door zijn hand. Met andere woorden, God zei dat Hij al deze volken aan de koning van Babylon (Babel), namelijk Nebukadnezar, “MIJN dienaar”, zou geven. Vanwege het scheppingsrecht claimt God dit recht te bezitten om dit te doen. In vers 5 verklaart God Zijn recht om dit te doen. Zo zien wij dus dat God Zelf het krediet claimt voor het brengen van de koning van Babylon naar Jeruzalem om de tempel te verwoesten en om het volk naar een ander land te deporteren. Op deze manier huurde God de koning van Babylon in om Zijn vonnis over het zondige volk van Juda te laten uitvoeren. Maar Jeremia zegt in vers 11 ook heel duidelijk dat als het volk van Juda zich wel aan Gods vonnis zouden onderwerpen, zij een mildere vorm van oordeel zouden ontvangen, namelijk het houten juk. 11 Maar het volk dat zijn nek zal voegen onder het juk van de koning van Babel en hem zal dienen, dat zal Ik in zijn eigen land laten, spreekt de HEERE, en het zal dat bewerken en daarin wonen. In het volgende hoofdstuk, Jeremia 28, wordt ons de beslissing van het volk door hun voornaamste zegsman, de profeet Hananja, gegeven. Hier zien wij ook dat God Jeremia in wezen had opgedragen om met een houten juk om door Jeruzalem te wandelen, om zo het volk Zijn vonnis te tonen. De beslissing van Jeremia was om zich aan de koning van Babylon te onderwerpen en hem als de HEERE te dienen, wetende dat Nebukadnezar Gods dienaar was. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 40 JUDA VERWERPT HET HOUTEN JUK De profeet Hananja was door het juk dat om de nek van Jeremia hing beledigd, waarna hij het met geweld van Jeremia ontdeed en het brak. In Jer. 28:10, 11 lezen we, 10 Toen nam de profeet Hananja het juk van de nek van de profeet Jeremia af en brak het. 11 En Hananja zei voor de ogen van heel het volk: Zo zegt de HEERE: Zo zal Ik binnen twee volle jaren het juk van Nebukadnezar, de koning van Babel, van de nek van alle volken breken. En de profeet Jeremia ging zijns weegs. Jeremia ging hier niet tegenin, wetende dat dit simpelweg het antwoord van het volk tot God was. Omdat zij van mening waren dat God aan hun kant stond en Hij hen zou helpen bij het verslaan van Babylonische leger, waren niet van plan om zich aan Nebukadnezar te onderwerpen. Jer. 2:35 zegt het volgende over hen, 35 En dan zegt u [Judeeërs] nog: Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is van mij afgewend. Zij geloofden niet dat zij schuldig waren aan rebellie jegens God, omdat zij Hem continu met alle religieuze vormen en rituelen in Gods tempel aanbaden. Zij geloofden niet dat God het zou toestaan dat Zijn prachtige huis (tempel) ontheiligd of verwoest zou worden. In Jer. 7:4 antwoord de profeet hen het volgende, 4 Stel uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: De tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE is dit! God riep de twee profeten Jeremia en Hananja om het volk te polariseren en zo het hart van het volk te openbaren. Zij die opstandig van hart waren volgden natuurgetrouw de profetieën van Hananja en geloofden in de theologie van rebellie. Door tegen Nebukadnezar in opstand te komen, kwamen zij buiten hun weten om in opstand tegen God Zelf. Zij die de boodschap van Jeremia geloofden waren degenen die de wet van verdrukking kenden en begrepen, namelijk dat God Israël en Juda zou oordelen voor het verwerpen van Zijn wet. Deze gelovigen waren bereid om zich aan het houten juk te onderwerpen, net zoals Jeremia dit ook deed. De opstandige meerderheid besloot echter te geloven dat God hen nooit als slaven van de koning van Babylon zou maken. Zij waren blijkbaar hun eigen geschiedenis in het boek Richteren vergeten. Zij geloofden in ieder geval niet in de wetten van verdrukking, die we in Deuteronomium kunnen vinden. Daarom streden zij en stierven zij. De stad, de tempel en het gehele land werd geruïneerd. De overlevenden werden met geweld naar Babylon meegenomen om daar onder een ijzeren juk een 70 jarige straf uit te dienen (Jer. 25:11), net zoals Deut. 28:48 al had gewaarschuwd. JUDA VEROORDEELD TOT EEN IJZEREN JUK In Jeremia 28:12-14 lezen we, 12 Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de profeet Hananja het juk van de nek van de profeet Jeremia had gebroken: 13 Ga tegen Hananja zeggen: Zo zegt de HEERE: Jukken van hout hebt u gebroken, nu zult u in plaats daarvan jukken van ijzer maken. 14 Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Ik heb een juk van ijzer gelegd op de nek van al deze volken, om Nebukadnezar, de koning van Babel te dienen, en zij zullen hem dienen, ja, Ik heb hem ook de dieren van het veld gegeven. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 41 Het volk van Juda had de totale verwoesting kunnen afwenden, als zij maar naar het woord van de HEERE door Jeremia heen hadden geluisterd. Zij waren echter veel te vaderlandslievend om zich aan het oordeel van God te onderwerpen. Op zich is er niets mis met liefde voor het vaderland, maar wanneer men de liefde voor het vaderland verkiest boven de onderwerping aan Gods oordeel voor de zonde, doen dergelijke patriotten veel kwaad jegens hun eigen volk. Daarom is het ook vandaag de dag nog zo belangrijk om de oordelen van God te herkennen, in plaats van zomaar aan te nemen dat alle nationale vijanden en onderdrukkers “van de duivel” zijn. In de tijd van Jeremia waren het de religieuze patriotten die het volk als lammeren naar de slachtende handen van Babylon brachten. JEREMIA’S ADVIES AAN DE GOEDE VIJGEN Er waren twee mannen met de naam Hananja. De een vertegenwoordigde de goede vijgen; de ander de slechte vijgen. De Hananja die tegen Jeremia opstond was de profeet van de slechte vijgen, want hij was van mening dat God Juda zou zegenen, zelfs in hun staat van rebellie. Hij dacht dat “verkozen zijn” betekende dat zij een voorrecht bezaten en dat God hen daarom nooit in gevangenschap of slavernij zou brengen. De andere Hananja was een van Daniëls vrienden die zich aan God onderwierp en als gevangene naar Babylon werd meegevoerd. In Dan. 1:6 lezen we over hem. Hij vertegenwoordigd de goede vijgen zoals deze in Jer. 24:7 beschreven staan. Vervolgens schreef Jeremia een brief aan de gevangen in Babylon – dit waren de Judeeërs die de “goede vijgen” voorstelden, inclusief de goede Hananja. Hij vertelde ze hoe ze in gevangenschap in Babylon moesten leven. Hij adviseerde ze NIET om een opstand of zelfs een algemene aanval te organiseren. Hij droeg hen NIET op om een van de overweldigers om te leggen, noch om tegen de koning samen te zweren. Zijn advies kunnen we in Jer. 29:4-7 vinden, 4 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd: 5 Bouw huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan, 6 neem vrouwen en verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder niet in aantal. 7 Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben. Met andere woorden, Jeremia vertelde de ballingen om voor het welzijn van Babylon, haar vrede, te bidden. Bid niet dat Babylon verwoest wordt, want zij was slechts de uitvoerder van Gods rechtvaardige oordeel over Juda. Probeer ook niet koning Nebukadnezar omver te werpen, want hij was Gods dienaar. Probeer de koning niet te doden, want God heeft Juda in zijn handen gegeven. In 1 Pet. 2:18 gaf Petrus hetzelfde advies aan de slaven, 18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen. De slechte vijgen zouden het advies van Jeremia alleen maar bespotten, maar de goede vijgen namen het in acht. Noch Daniël noch een van zijn vrienden hebben ooit geprobeerd om samen te zweren tegen de koning van Babylon. Zij leefden om kinderen voort te brengen, die vervolgens na 70 jaar ballingschap terug naar het oude land konden keren. Jer. 29:10 zegt, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 42 10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats. Zie voor een uitgebreide studie waarin uitleg wordt gegeven waarom Juda veroordeeld was tot 70 jaar ballingschap in Babylon ons boek “De geheimen van tijd” hoofdstuk zeven. DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP In voorgaande jaren was Babylon een van de provincies van het Assyrische rijk geweest. Maar Babylon was in staat om in opstand te komen en om Assyrië omver te werpen, waarbij zij de hoofdstad Ninevé in 607 v.Chr. innamen. Drie jaar later namen zij in 604 v.Chr. ook Jeruzalem en Juda in. Toch duurde het Babylonische rijk slechts 70 jaar (604 – 534 v.Chr.) Deze data worden in hoofdstuk acht van ons boek “De geheimen van tijd” bewezen. Ongeveer 50.000 mensen uit Juda, Benjamin en Levi keerde naar het oude land terug om daar aan de lange en moeilijke taak van wederopbouw van een nieuwe natie te beginnen. Dit alles onder leiding van de gouveneur Zerubbabel en met hulp van Ezra. Daarnaast genoten ze ook de inspiraties van de profeten Habbakuk, Haggai, Zacharia en Maleachi. Maar gedurende de volgende 450 jaar had het volk geen welbekende profeten om hen tot de geboorte van Jezus te leiden. Velen van hen vergaten de wet van tegenspoed en al gauw vormden de slechte vijgen de meerderheid in het land. Hun situatie was als volgt: In 537 v.Chr. viel Babylon door de Meden en de Perzen. Deze gebeurtenis staat in Daniël 5 opgetekend. Darius de Meder nam de stad Babylon in en regeerde hier enkele jaren en organiseerde het nieuwe rijk in 120 provincies (Dan. 1:6). Later arriveerde koning Kores de Perzische en keerde Darius terug naar zijn natie Medië. Vervolgens vaardigde Kores zijn befaamde besluit in 534 v.Chr. uit waardoor de Judese ballingen terug naar hun land mochten. DE VOORTDURING VAN HET GEVANGENSCHAP VAN HET HOUTEN JUK Kores de Perzische gaf Juda geen onafhankelijkheid. Zerubbabel werd gouverneur in Judea, maar bleef wel onder het gezag van de Perzische monarchieën staan. Vele jaren eerder had Daniël in feite al een opeenvolging van vier belangrijke wereldwijde rijken voorzien (Daniël 2), deze monarchieën zouden de wereld beheersen tot aan de komst van het grote Stenen Koninkrijk – het Koninkrijk van God onder Jezus Christus en Zijn overwinnaars (Dan. 2:44, 45). In Daniël 7 lezen wij meer details, waarbij wij zien dat de rijken van de “dieren” (leeuw, beer, luipaard en het naamloze dier) de macht zouden behouden totdat “het tijdstip was bereikt dat de heiligen het koningschap in bezit namen” (Dan. 7:22). Deze dierenrijken waren Babylon, Medië-Perzië, Griekenland en het Romeinse Rijk. Daniël zag eveneens een “kleine hoorn” die de heerschappij bij de val van het Romeinse Rijk in 476 n.Chr. zou overnemen. Dit werd door Paaps Rome vervuld, dat tot op vandaag heerschappij voert. Wij zien dus dat het gevangenschap lang zou gaan duren en het besluit van Kores veranderde het ijzeren juk slechts in een houten juk. Juda werd dus simpelweg een van de provincies van het Medië-Perzië Rijk. Waar zij voor 70 jaar onder een ijzeren juk hadden geleefd, zij nu onder een milder houten juk kwamen te staan. God stond het hen toe om als slaven van de Meden en de Perzen in het land te blijven. Dit Rijk wordt in Daniël 2 afgeschilderd als de twee armen van zilver en in Daniël 7 als de beer. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 43 Ongeveer 200 jaar later veranderde dit opnieuw, toen Alexander de Grote Perzië veroverde en het Griekse Rijk vormde. De heerschappij van het Griekse Rijk wordt in Daniël 2 als de bronzen buik en dijen van het grote beeld afgeschilderd. Dit beeld wordt eveneens in Daniël 7 afgeschilderd als het luipaard. In de verandering van Perzië tot Griekenland bleef het houten juk van Juda bestaan. Zij verwisselde slechts van meester. Toen Alexander stierf werd zijn Griekse Rijk onder zijn vier generaals verdeeld. Ptolemaeus ontving Egypte en Seleceus ontving Syrië. Palestina viel er tussenin en werd zodanig het strijdtoneel van deze twee rijken, waarbij het de ene keer onder de heerschappij van Syrië viel en een andere keer onder Egypte. Nadat de Syrische koning enkele bijzondere onaangename zaken aan de tempel in Jeruzalem liet bouwen stonden in 163 v.Chr. ten slotte de Makkabeeën op, die het juk van Syrië afwierpen. Voor gedurende een eeuw was de natie van Juda (of Judea, zoals de Grieken het noemde) onafhankelijk. Het is opmerkelijk dat God het toestond dat vanwege de blasfemie van de Syrische koning het houten juk voor een tijdje werd ontnomen. Maar toen het Romeinse leger onder leiding van Pompeus Syrië en Judea veroverden kwam Judea wederom onder een houten juk te staan. Het Romeinse Rijk werd in Daniël 2 als de twee ijzeren benen afgeschilderd en in Daniël 7 als het naamloze dier. Vele Judeeërs morden en klaagden over de regering van Rome en accepteerden haar niet als Gods dienaar. Zij wilden niet onder het houten juk verkeren. Vele valse messiassen stonden op en beloofden om hen te bevrijden en het Koninkrijk van God te stichtten, maar allen faalden. De grote ijzeren tanden van Rome en de bronzen klauwen vertrapten alle tegenstand met haar voeten (Dan. 7:19). Als het volk de Schriften had begrepen, hadden ze geweten dat zijzelf tot inkeer moesten komen en voor Rome moesten bidden, net zoals Jeremia had gezegd, namelijk voor het welzijn van Babylon te bidden. Maar naarmate de tijd vorderde begon de opstand jegens God te groeien en God reageerde hierop door de onderdrukking van Rome op te voeren. Als het volk had besloten om naar Rome toe vriendelijk te zijn, dan hadden de Romeinen hen ook veel vriendelijker behandeld – net zoals ze met andere volken deden. Maar Judea was een lastig land om te regeren, want van al de provincies van Rome waren zij het meeste opstandig. Rome ging niet zachtmoedig met rebellie om. Zij waren van mening dat zij alle rebellie grondig moesten onderdrukken waarop zij duidelijk maakten dat alle opstand nutteloos was. Zij dachten dat zij met het uitroeien van alle hoop op succes zij de overgebleven opstandigheid zouden ontmoedigen. De Judeeërs waren echter van mening dat God aan hun kant stond, dat hun tempel het huis van God was en dat God ernaar verlangde dat zij vrij en onafhankelijk waren. Zij zagen het heidense Rome als een goddeloze onderdrukker – en niet als Gods dienaar om hen te tuchtigen tot zij zich bekeerden en de boodschap van Jeremia geloofden. Zij wilden zich net zo min aan het houten juk van Rome onderwerpen als hun voorvaders zich aan het houten juk van Babylon wilden onderwerpen. Zodoende wendde de Judese geschiedenis zich langzaam maar zeker tot de laatste ontknoping in 70 n.Chr. waarbij het voor een ieder ten slotte duidelijk zou worden aan wiens zijde God zou staan. God streed voor Rome. Opnieuw werd Jeruzalem verwoest en plaatste God het volk wederom onder het ijzeren juk. DE OPSTAND TEGEN ROME (EN GOD): 66-73 N.CHR. In het boek van Abram Leon Sachar uit 1930, genaamd “A History of the Jews”, schrijft de Joodse auteur op pagina 117 het volgende, “Uiteindelijk kwam het Romeinse geduld ten einde waarna de procurators barbaarse strengheid gingen hanteren. Bij ook maar de kleinste provocatie kwamen de soldaten opdraven. Eminente Joodse leiders werden gekruisigd, terwijl hele dorpen met de grond gelijk gemaakt werden. Dit alles tevergeefs. Een koorts van martelaarschap leek over de lastiggevallen menigte te komen. Fanatici reisden met een vreemde woeste blik en in staat van waanzinnigheid heel het land door, waarbij ze profeteerden over het einde van de wereld en de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 44 komst van de Messias. Grote menigten waren bereid om elk mogelijke visionair, die claimde inspiratie van boven te hebben, te volgen. Zeloten gingen hysterisch krijsend hun dood tegemoet. Wat moest iemand nu met zo’n natie doen? De Romeinen waren behoorlijk verbijsterd. Zij hadden wel vaker met dergelijke turbulente volken te maken gehad, maar geen van allen was zo tegendraads – zo waanzinnig hardnekkig.” Toen Florus de Romeinse procurator van Judea was, begon in 66 n.Chr. de oorlog. Judea was ziedend van onrust en haat jegens de Romeinen. De Romeinen waren van mening dat een volgende opstand op handen was. Hun eigen diplomatie hadden ze zonder succes gebruikt. Nu instrueerde ze Florus om standvastig en indien nodig zelfs wreed te handelen. Joshephus, de Judese historicus in die tijd schreef in zijn “Wars of the Jews”, II, xiv, 3, 4, het volgende, “Daarom versterkte hij [Florus] elke dag hun calamiteiten om zo de kans op een opstand te verminderen… Op hetzelfde moment begon in het twaalfde jaar van de regering van Nero en het zeventigste jaar van de regering van Agrippa in de maand Artemisius of Jyar de oorlog.” In onze huidige tijdberekening begon de oorlog in de lente van 66 n.Chr. Wanneer we de geschiedenis door de ogen van God lezen moeten we constateren dat geschiedenis simpelweg vervulde profetie is. Dus zonder enige kennis van geschiedenis kan men niet volledig begrijpen wat de profeten door inspiratie van God voorzegd hebben. Zij die de geschiedenis niet kennen zijn gedoemd haar te herhalen. In het geval van Juda in de eerste eeuw waren zij de wetten van tegenspoed vergeten en hechtten zij geen waarheid aan de boodschap van Jeremia. Zij vergaten de reden van het ijzeren juk van Babylon, waardoor zij gedoemd waren om tot dit zware oordeel terug te keren. God had de intentie om Jeruzalem en haar volk te oordelen voor hun hypocriete religie (zoals Jesaja dit hen voor had gehouden), die zij ten volle liet blijken door de verwerping van Johannes de Doper en Jezus Zelf door hun leiders. Johannes werd met het Pascha van 30 n.Chr. ter dood veroordeeld en Jezus was met het Pascha van 33 n.Chr. gekruisigd. Nu kwam hun genadeperiode van 40 jaar (die zij door Ezechiël in Ez. 4:6 verkregen hadden) in 70-73 n.Chr. ten einde. God stuurde het hart van Rome aan door Florus over Jeruzalem aan te stellen, in de wetenschap dat zijn op angstgebaseerde beleid de Joodse rebellie alleen maar zou uitlokken, en die opstand zou op haar beurt een antwoord van Rome in het laatste oordeel uitlokken. Florus had er geen weet van dat hij slechts een pion in de handen van God was, want hij kon het grotere geheel niet overzien. Hetzelfde gold voor het volk van Judea. Rond die tijd werden een groep van Joodse extremisten, genaamd de Sicarii (Joodse “moordenaars”) uit Jeruzalem verbannen vanwege het veroorzaken van vernieling. Zij slaagden erin om heimelijk het fort van Masada in te nemen en de Romeinse soldaten die daar verbleven om te leggen – dit nadat de Sicarii hadden beloofd om hun levens te sparen als zij zich simpelweg zouden overgeven. Josephus zegt hierover: “en zo werden al deze mannen dus barbaars gedood, met uitzondering van Metilius,” die gespaard werd omdat hij overeenstemde om een Jood te worden. (Deze moordenaars, of “terroristen”, zoals we ze vandaag de dag zouden noemen, verbleven in Masada totdat de Romeinen hen in 73 n.Chr. veroverden.) Op hetzelfde moment begon de gouverneur van de tempel in Jeruzalem met het weigeren van het brengen van offers voor buitenlanders, en zij weigerden zelfs met het gebruikelijke offer voor Caesar. Joshephus zegt ons in zijn “Wars of the Jews”, II, xvii, 2: “dit was het echte begin van de oorlog met de Romeinen.” Binnen een paar maanden toen het volk voor het Loofhuttenfeest op weg was naar Jeruzalem braken openlijke vijandelijkheden uit (Wars, II, xix, 1). Rome’s 12e legioen van Antiochië werd onder leiding van Cestius Gallus verwoest. Vijfduizend driehonderd voetvolk en 380 ruiters werden gedood. De woede van Rome groeide hier door en bereidde zich voor om een groter leger te zenden om de opstand neer te drukken. Op dat De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 45 moment zou het blijken dat de woorden van Jezus in Lukas 21:20-22 hun vervulling gingen vinden: 20 Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan. 22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt. Jezus sprak over de verwoesting van Jeruzalem zoals dit in Jeremia 19 voorzegd was. Eveneens sprak Hij over de “dagen van wraak” zoals geprofeteerd in Jes. 34:8. Hoewel deze profetieën hun laatste vervulling nog moeten vinden, werden zij ten minste gedeeltelijk vervuld door de oorlog van Babylon en opnieuw in de Romeinse oorlog. De verwoesting van Rome’s 12e legioen was de laatste daad die het lot van Jeruzalem bezegelde. In “Wars”, II, xx, 1, zegt Josephus, “Toen dit voorval door Cestius werd begaan vluchtten veel van de meest eminente Joden uit de stad weg, zoals zij van een zinkend schip zouden vluchtten.” Eusebius, de christelijke historicus uit de vierde eeuw en eveneens bisschop van Caesarea, schrijft in “Eccl. Hist.”, III, 5, hierover: “Verder werden de leden van de kerk in Jeruzalem, door een orakel die geschonken werd aan aanneembare personen daar, opgedragen om de stad te verlaten voordat de oorlog zou beginnen, en zij vestigden zich in een dorp in Perea, genaamd Pella. Zij die in Christus geloofden migreerden vanuit Jeruzalem naar Pella.” De christenen in Jeruzalem verhuisden naar Pella, een stad ten zuiden van de Jordaan, vele mijlen ten noorden van de Dode Zee. Met andere woorden, de tegenspoed zorgde binnen de kerk in Jeruzalem niet voor slachtoffers, zij vertegenwoordigden de goede vijgen van Juda. God bracht de tegenspoed om de slechte vijgen te oordelen – zij die het judaïsme bleven aanhangen, zij die het wetteloze, hypocriete religieuze systeem dat Jezus als de Christus had verworpen bleven steunen. Op de ochtend van het Pascha in 70 n.Chr. omsingelden Rome Jeruzalem. De belegring duurde tot augustus, op Ab 10 werd de tempel verwoest, dit is dezelfde dag waarop de Babyloniërs de eerste tempel in 586 v.Chr. hadden verbrand. Opnieuw zegt Josephus ons in “Wars”, VI, iv, 5, “Zo trok Titus [de Romeinse generaal] zich in de toren van Antiochië terug en besloot daar de volgende morgen met zijn hele leger de tempel te bestormen en daar om het heilige huis heen een kampement op te zetten. Maar God had, wat betreft dat huis, het al lang geleden verdoemd om verbrand te worden. En nu was die fatale dag volgens de omloop van de eeuwen aanstaande; het was de tiende dag van de maand Lous, of Ab, waarop het al eerder door de koning van Babylon was verbrand.” HET IJZEREN JUK OPNIEUW OP DE SLECHTE VIJGEN VAN JUDA GEPLAATST In 70 n.Chr. werd Jeruzalem verwoest en de laatste verwoesting van het land geschiedde met de inname van Masada in 73 n.Chr. Gedurende deze hele tijd namen de Judeeërs dezelfde houding over als van hun voorvaders in de dagen van Jeremia. Zij konden niet geloven dat God echt tegen hen zou strijden. Zij konden niet geloven dat God hen voor hun zonden aan het oordelen was. Zij konden niet geloven dat het de wil van God was dat zij zich aan hun gehate veroveraars zouden onderwerpen. En daarom lieten de religieuze zeloten en de patriotten onder hen de volslagen rampspoed over het volk komen. Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat in 70 n.Chr. de Joden onder het ijzeren juk, zoals dit in de wetten van tegenspoed wordt gedefinieerd, kwamen te staan. Deut. 28:48-50 zegt, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 46 48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals leggen, totdat Hij u wegvaagt. 49 De HEERE zal een volk van ver weg tegen u doen opkomen, van het einde van de aarde, zoals een arend aan komt zweven; een volk waarvan u de taal niet verstaat, 50 een meedogenloos volk, dat oude mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is. Het nationale symbool van Rome was een arend. Het Romeinse Rijk was eveneens het vierde dierkoninkrijk in Daniël, dat de profeet beschrijft als in het bezit zijnde van IJZEREN benen. Daarom lijkt deze profetie van het ijzeren juk en volk als een arend bijzonder van toepassing op Rome. 52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren, waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. Het Romeinse leger belegerde Jeruzalem en al de dorpen van Judea totdat zij allen onderworpen waren, net zoals Mozes dit in het bijzonder vermeldde. 62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren aan de hemel, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam geweest bent. 63 En het zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde om u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden om u om te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. 64 De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen. 65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust komen en uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven. Merk op dat Mozes zei dat dit zou gaan gebeuren wanneer het volk ongehoorzaam aan God zou zijn. Zij die de woorden van Mozes niet geloven zullen de Romeinen de schuld geven voor deze aanval in 70 n.Chr. Anderen zullen het verwijten aan de omstandigheden. Sommige christenen zullen de duivel de schuld geven. Maar Mozes schrijft deze tegenspoed aan God toe. In Johannes 5:45-47 zei Jezus het volgende over hen, 45 Denk niet dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; die u aanklaagt, is Mozes, op wie u uw hoop gevestigd hebt. 46 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven; want hij heeft over Mij geschreven. 47 Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe zult u Mijn woorden geloven? Het ijzeren juk, zoals het door Mozes was gedefinieerd, betekende dat de Judeeërs uit het land werden gezet. Meer dan een miljoen Joden kwamen in deze oorlog om. Nog meer werden als slaaf in anderen landen verkocht. Toch werd nog niet echt iedereen uitgezet. Oftewel, zij mochten zich nog wel in het land bevinden. De instelling ging pas van kracht toen een andere opstand zich voordeed, bekend onder de naam Bar Kochbaopstand van 132-135 n.Chr. Ondanks al hun tegenwerpingen geloofden de Joden Mozes net zo min als zij Jezus geloofden. Als zij Mozes hadden geloofd, dan hadden zij wel begrepen dat het niet de Romeinen waren, maar dat het God was die het oordeel en de tegenspoed over hen bracht. Als zij Jeremia hadden geloofd, dan hadden zij zich aan de Romeinen onderworpen en hadden zij zich vermenigvuldigd onder het houten juk, net zoals hun voorvaderen dit in Babylon hadden gedaan. Maar hun reactie jegens het Romeinse leger De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 47 was dezelfde reactie als die van de slechte vijgen jegens het leger van Babylon vele jaren eerder. Zij begrepen niet dat God hen aan het oordelen was. In plaats daarvan besloten zij om tot de dood toe te strijden, denkende dat God te allen tijde aan hun kant zou staan. Het lijkt een historisch feit te zijn dat zij die wetteloos zijn, eveneens ook blind zijn voor hun eigen wetteloosheid. Vanwege deze reden bevochten zij degenen die God had opgeworpen om de natie te oordelen. Zij bevochten de stok, in plaats van zich te vernederen voor Degene die deze hanteerde. Deut. 28:64 profeteert dat zij in hun gevangenschap andere goden in andere landen zouden gaan dienen. Judaïsme vervult deze profetie eveneens, want zij dienen niet de God van de Bijbel, behalve dan met hun lippen. En daarom staan Joodse geschiedenisboeken vol van klachten over hoe andere volken hen slecht hebben behandeld. Laten wij ons als christenen niet mengen met hen die doelbewust anderen mishandelen, waaronder de Joden. En laten wij eveneens erkennen dat God een goddeloos volk opwierp om hen volgens de wet van Mozes te oordelen. God gebruikt naast goede mensen ook slechte mensen voor Zijn doeleinden – hetzij op verschillende manieren. DE TIMING VAN HET OORDEEL OVER JERUZALEM Dit oordeel van God kwam over hen als direct gevolg van hun verwerping en executie van Johannes de Doper en Jezus Christus. God had hen 40 jaar van genade geschonken waarin zij tot bekering konden komen, zij weigerden dit echter te doen. In hun blinde overijverigheid bleven zij strijden tot heel het land geruïneerd was en er miljoenen mensen dood of in slavernij verkocht waren. Johannes de Doper werd met het Pascha van 30 n.Chr. gedood, dit was ca. zes maanden nadat hij Jezus had gedoopt. Mattheüs 14:1-12 zegt ons dat nadat Johannes was geëxecuteerd zijn discipelen naar Jezus gingen en Hem het nieuws vertelden. Vervolgens voedde Jezus de 5000 met vijf broden en twee vissen. (Hetzelfde verhaal wordt in Johannes 6 verteld, waar wij zien dat dit wonder rond de tijd van Pascha werd gedaan.) Johannes stierf op het Pascha van 30 n.Chr. Veertig jaar later, met het Pascha van 70 n.Chr., begonnen de Romeinen de stad Jeruzalem te belegeren. Josephus, een van de Judese generaals die tot aan deze belegering tegen de Romeinen had gevochten, schreef van de 115.880 doden en gewonden die door een van de poorten van Jeruzalem werden gedragen. In zijn “Wars of the Jews”, V, xiii, 7, schreef hij: “Niet minder dan honderdvijftienduizend achthonderdtachtig dode lichamen, binnen de tijd tussen de veertiende dag van de maand Xanthicus of Nissan [d.w.z. Pascha], toen de Romeinen hun kamp bij de stad opzetten, en de eerste dag van de maand Panemus of Tamuz." Josephus beschreef dat de Romeinen hun kamp rond Jeruzalem opzetten om zo de belegering op het Pascha van 70 n.Chr. te beginnen. Dit was exact veertig jaar na de executie van Johannes de Doper. De stad werd eind augustus dat jaar verwoest. De tempel werd verbrand. Door de hitte hiervan smolt al het goud. Later wrikte in de strijd om het goud heel het volk elke steen van de andere los om het goud, dat zich tussen de stenen bevond, te verzamelen. Toen de verwoesting eenmaal was geschied stond er geen enkele steen meer op de andere, hetgeen Jezus in Mat. 24: 1, 2, al voorzegt had, 1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 48 Op deze manier werden de woorden van Jezus vervuld. DE INNAME VAN MASADA: 73 N.CHR. De Zeloten waren de Joodse extremisten in die tijd. Zij werden de Sicarii genoemd, wat “volk van de dolken” betekent. Het waren moordenaars en terroristen. Een ieder die hen niet hielp om de Romeinse overheid omver te werpen was hun vijand. Een van de discipelen van Jezus, Simon Zelotes, was een van hen geweest (Luk. 6:15), totdat Jezus hem een betere weg toonde. Zelotes betekent “de Zeloot”. In 73 n.Chr. was een man genaamd Eleazar de commandant van de Sicarii. Voordat ze naar Masada gingen doodden hij en zijn mannen duizenden mensen in Jeruzalem, waarmee hij het volk terroriseerde zodat ze zich bij hem zouden aansluiten in de opstand tegen de Romeinen. Een ieder onder hen die vreedzaam was werd gedood. Toen de Sicarii uiteindelijk uit Jeruzalem werden verbannen namen zij de vestingberg Masada in. Drie jaar na de verwoesting van Jeruzalem namen de Romeinen ten slotte Masada in. De Romeinen hadden een verhoging moeten bouwen om zo de vesting in te nemen. Hun verhoging was op de veertiende dag van de eerste maand in 73 n.Chr. af. Dit was de dag waarop het volk normaliter hun lammeren voor het Pascha zou slachten om ze diezelfde avond nog op te eten. De Romeinen besloten om Masada de volgende morgen te bestormen. Maar die nacht drongen de Sicarii elkaar erop aan om in plaats van Pascha te vieren, zelfmoord te plegen. Slechts een vrouw en vijf kinderen konden zich verbergen en ontkwamen aan het gericht. Het feit dat ze die nacht zichzelf moesten verbergen duidt erop dat het meer was dan een vrijwillige zelfmoord. Het was eveneens moord onder het mom van “geassisteerde zelfmoord”. Het is onmogelijk om te zeggen hoeveel mensen daadwerkelijk gedood werden. In “Wars of the Jews”, VII, ix, 1, zegt Josephus, “Deze rampspoedige slachting geschiedde op de vijftiende dag van de maand Xanthicus, oftewel Nisan.” Dit brengt de slachting van de eerstgeborenen in Egypte in herinnering, die eveneens op de oorspronkelijk nacht van Pascha geschiedde. De enige reden waarom de Israëlieten aan deze slachting ontkwamen was omdat zij het bloed van het lam op hun deurposten en dorpels hadden aangebracht. Ex. 12:12, 13 zegt, 12 Want Ik zal in deze nacht door het land Egypte trekken en alle eerstgeborenen in het land Egypte treffen, van de mensen tot het vee. En Ik zal aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE. 13 En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf teweegbrengt, als Ik het land Egypte zal treffen. De Sicarii vierden in de lente van 73 n.Chr. geen Pascha. In plaats daarvan hielpen zij elkaar om op de nacht, die terugdacht aan de slachting van de eerstgeborenen van Egypte, zelfmoord te plegen. Deze gebeurtenis identificeert de Sicarii met de Egyptenaren die op dat eerste Pascha stierven, en niet met de religieuze Israëlieten. Het is eveneens opvallend dat de Sicarii-terroristen die bij Masada om het leven kwamen vandaag de dag door de Israëli’s als helden worden herdacht. Maar in plaats daarvan moeten zij juist herdacht worden als voorbeelden van slechte vijgen wiens houding en daden door alle komende generaties moeten worden verafschuwd. Josephus benadrukt dat deze religieuze zeloten (de Sicarii) onder degenen verkeerden die het meest verantwoordelijk waren voor de rampen die over Jeruzalem en het hele volk kwamen. Hun rebelse leer was “om God te zien als hun enige Heer en Meester” (“Wars”, VII, x, 1). Zij geloofden niet dat God ernaar verlangde dat zij door een buitenlander werden bestuurd. Hiermee bedoelden ze dat zij Gods goedkeuring hadden om de oorlog te verklaren aan ieder volk dat hen overweldigd had. Zij begrepen de wet De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 49 van tegenspoed in Deut. 28 niet. Zij begrepen ook het boek Richteren niet, waar God heel duidelijk naar voren laat komen dat Hij ze geen vrijheid zou verlenen wanneer zij in opstand tegen Zijn wet leefden en een onberouwvolle houding aannamen. Noch leerden zij iets uit de geschriften van Jeremia en de verwoesting van Jeruzalem door Babylon. De slechte vijgen slaagden er slechts in om door hun ijver om het houten juk af te werpen een ijzeren juk te verzekeren. Velen werden afgeslacht, het land was geruïneerd en de mensen werden als gevangen en slaven naar het buitenland gezonden. Alles wat Mozes in de wet van tegenspoed had geprofeteerd kwam over hen. Dit ijzeren juk duurde tot aan de twintigste eeuw voort, waarbij het moderne zionisme ontstond. Zionisme was een poging om het ijzeren juk af te werpen en om naar het oude land terug te keren zonder eerst berouw te tonen over hun vijandschap tegen Jezus Christus, zoals de wet dit eist. Daarom is deze beweging zelf wetteloos. Maar vele Joden werden moe van het wachten, waarbij zij verblind bleven voor de oorzaak van hun eigen diaspora. De vraag is dan: waarom slaagde het zionisme erin om een Israëlische staat te vestigen, zelfs waarbij de wet van tegenspoed dit onmogelijk lijkt te maken? Er bestaat geen Bijbels voorschrift hoe men een juk van hout of ijzer kon afwerpen, dan alleen het voorschrift van bekering. Het antwoord kan gevonden worden in het feit dat judaïsme twee soorten profetieën vervult, een van Juda en een van Edom. Onder de banier van Juda kon het volk door goddelijke wetgeving het ijzeren juk niet afwerpen. Maar onder de banier van Edom hadden de Joden een echte zaak om aan het goddelijk gerechtshof voor te leggen. God had Ezau-Edom beloofd dat hij het land Kanaän zou ontvangen. Omdat Jakob-Israël het land door fraude had verkregen werd hij door de wet verplicht om het aan zijn broer terug te geven. En daarom werd in 1948 de vlag “Union Jack” van Groot-Brittannië uit Palestina verwijderd en was een nieuwe natie geboren, een natie die zichzelf Israël noemde. De naam “Jack” is een afkorting van Jakob. In 1948 werd Jakob gedwongen om het land aan de zionistische Joden terug te geven, dit niet omdat zij van het noordelijke huis van Israël afstamden, noch omdat zij van het zuidelijke huis van Juda afstamden, maar vanwege hun afstamming van Edom. Maar voordat wij deze recente gebeurtenissen uit de twintigste eeuw kunnen gaan begrijpen moeten we eerst de betekenis van de verwerping van Jezus Christus bij Zijn eerste komst uitleggen. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 50 HOOFDSTUK 6 De verwerping van Jezus Het is algemeen bekend dat het volk van Juda Jezus als de Messias verwierp. De meeste mensen weten ook dat Judas, toen hij zich aansloot bij de vijanden van Jezus, Jezus verraadde, ondanks dat hij een discipel en vriend van Jezus was. Maar slechts weinigen begrijpen dat dit gehele verhaal van Jezus’ verwerping al als afschaduwing in het Oude Testament in het verhaal van Absalom, die met behulp van Achitofel de troon van zijn vader toe-eigende, wordt geprofeteerd. Om volledig te kunnen bevatten waarom en hoe de Joden Jezus als de Messias verwierpen, moeten men het overeenkomstige verhaal in het Oude Testament zien. Wij kunnen geen correct begrip van het Nieuwe Testament verkrijgen, tenzij wij de beelden en afschaduwen van het Oude Testament bestuderen. ABSALOM: DE TIJDELIJKE VEROVERAAR VAN DAVIDS TROON De familieproblemen van David kwamen voort uit zijn affaire met Bathseba. In 2 Samuël 13 lezen we het verhaal van Amnon, de zoon van David, en hoe hij zijn halfzus Tamar verkrachtte. Tamar en Absalom waren broer en zus. Hun moeder was Maächa, een buitenlandse prinses, zoals we in 2 Sam. 3:3 kunnen lezen, 3 zijn tweede was Chileab, van Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel; de derde Absalom, de zoon van Maächa, de dochter van Talmai, koning van Gesur; Absalom haatte Amnon voor het verkrachten van zijn zus (2 Sam. 13:22). Zijn haat sluimerde gedurende twee jaar, en in die tijd leek zijn vader (koning David) geen actie te ondernemen om Amnon terecht te stellen. Door de gedachte van David te bestuderen kunnen we er zeker van zijn dat hij over deze situatie ernstig had gebeden met de vraag wat hij moest doen. De wet die hierop van toepassing is kunnen we vinden in Lev. 18:9, 9 De schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen mag u niet ontbloten. Dergelijk gedrag was een van de redenen waarom God de Kanaänieten het land uitzette toen de maat vol was. Het oordeel van de wet kunnen we vinden in Lev. 18:24-29, 24 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die Ik vóór u uit ga verdrijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd… 27 Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden gedaan, zodat het land onrein geworden is. 28 Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft. 29 Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de personen die ze doen, moeten uit het midden van hun volk uitgeroeid [of afgesneden/verbannen] worden. Het is dus zeker dat David gebeden had over het verbannen van Amnon, waarmee hij hem van Juda zou afsnijden en hem zo zijn burgerlijke rechten zou ontnemen, want dit was het oordeel van de wet. Toch herinnerde hij zich ook zijn eigen zonde met Bathseba. David zelf was ook schuldig van zowel overspel met Bathseba als de moord op Uria haar man. In die situatie was God jegens David genadig geweest, waarbij hij besloot dat niet David, maar zijn zoon, de zoon van Bathseba, zou sterven. Dat hele verhaal wordt in 2 De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 51 Samuël 12, het hoofdstuk direct voor het voorval van Amnons verkrachting van Tamar, verteld. Toen de profeet Nathan David confronteerde met zijn zonde, vertelde hij David eerst een verhaal over een rijke man die het enige lam van zijn arme buurman had genomen om aan zijn gasten voor te schotelen. David werd woest om deze ongerechtigheid en kondigde een oordeel voor de rijke man aan. In 2 Sam. 12:5, 6, zei hij tegen Nathan, 5 …Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind des doods! 6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had. Davids zoon werd als plaatsvervanger gekozen om voor zijn zonden te sterven. Die zoon van David was een beeld van Christus, geroepen om voor onze zonden te sterven. Maar het tweede deel van dit oordeel van David was dat hij het volgens de wet viervoudig moest vergoeden (Ex. 22:1-4). Zo zien wij vervolgens dat David de jaren daarna vier zonen zou verliezen: het naamloze kind, Amnon, Absalom en Adonia. Toen David te weten kwam wat Amnon had gedaan, ontstak hij in hevige woede (2 Sam. 13:21), maar hij wist wel beter dan de situatie te veroordelen in een woedende toestand. Daarnaast kende hij de genade van God persoonlijk. Door het bestuderen van de wet wist David maar al te goed dat het zijn van een rechter niet zo makkelijk was, dan dat het voor een legalist leek te zijn. En daarom bleef hij voortdurend in gebed om er zo achter te komen hoe hij Amnons daad volgens de gedachte van God met een juiste balans tussen rechtvaardigheid en genade moest oordelen. Het afwachten van het veroordelen van Amnon het niet ten doel dat het voorval in de vergetelheid zou raken, want geen enkele vader kan een dergelijke situatie vergeten. Dit wachten was goddelijk ingegeven en het was, zoals we snel zullen ontdekken, noodzakelijk om de profetische beelden en afschaduwen van de komende gebeurtenissen te vervullen. Absalom had echter geen idee waarom zijn vader zo lang wachtte. Hoewel David zeer boos was, bleef de haat van Absalom maar groeien (2 Sam. 13:22). Hierin zit een verschil, want ten slotte verteerde zijn haat hem en nam hij het recht in eigen hand en beging hij als legalist een onwettige daad. Legalisme is de ergste vorm van wetteloosheid, want het verblind. Absalom organiseerde een familiefeest en droeg de slaven op om Amnon op dat feest te doden. Het complot slaagde (2 Sam. 13:28-33). Amnon werd vermoord en Absalom vluchtte naar Gesur, waar hij bij Talmai, de vader van zijn moeder, ging wonen. In 2 Sam. 13:37-39 lezen we het volgende, 37 Absalom was gevlucht en naar Talmai, de zoon van Ammihur, koning van Gesur, gegaan. En David rouwde over zijn zoon, al die dagen. 38 Absalom was dus gevlucht en naar Gesur gegaan. Hij bleef daar drie jaar. 39 Koning David verlangde ernaar uit te trekken naar Absalom, want hij had troost gevonden over Amnon, dat hij dood was. Absalom verkreeg dus asiel in Gesur en bleef daar drie jaar. Gedurende die drie jaar verlangde David naar zijn zoon, maar hij ondernam of zei niets waardoor zijn zoon naar Jeruzalem zou terugkeren. David wist dat Absalom onwettig had gehandeld en dat verbanning hem daarom ten deel viel. Maar vanuit Absaloms oogpunt was hij ervan verzekerd dat hij recht had gedaan door Amnon te doden en was van mening dat zijn verbanning, hoewel noodzakelijk, onrechtvaardig was. Hij wilde terug naar het land gaan. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 52 Ten slotte vroeg Absalom aan Davids generaal Joab om voor hem te bemiddelen. Pas toen stond David het toe dat Absalom in vrede terug naar Jeruzalem mocht keren. Maar er gingen nog eens twee jaar voorbij waarin David bleef weigeren om Absalom te ontmoeten (2 Sam. 14:28). Ten slotte riep Absalom Joab nogmaals tot zich, maar nu weigerde Joab op te komen draven. Vervolgens gaf Absalom zijn knechten de opdracht om een stuk grond van Joab met gerst erop in de fik te steken, en dit deden zij vervolgens. Dit kwam Joab te weten, waarop hij meteen naar Absalom ging om verhaal te halen. Vervolgens stond Absalom erop dat Joab naar David zou gaan om in zijn naam te bemiddelen. Het plan werkte. Absalom kon weer in de aanwezigheid van zijn vader David verkeren. In 2 Sam. 14:33 lezen we het volgende, 33 Toen ging Joab bij de koning naar binnen en vertelde het hem. Deze riep Absalom bij zich, en hij kwam bij de koning en boog zich voor hem neer met zijn gezicht ter aarde, vóór de koning; en de koning kuste Absalom. Niet lang daarna besloot Absalom dat zijn vader het niet waard was om koning te zijn en beraamde hij een plan om hem te overweldigen en zo zijn troon toe te eigenen. Daarom vroeg hij toestemming aan David om naar het zuiden, naar Hebron, te gaan om “zijn geloften na te komen” (2 Sam. 15:7). David stond dit toe, maar toen Absalom in Hebron aankwam riep hij zichzelf uit als koning (2 Sam. 15:10). Eveneens stuurde hij boodschappers naar Achitofel, de raadgever en vriend van David, om zich bij hem aan te sluiten. Achitofel gaf gehoor aan de oproep en sloot zich bij hem aan. Op deze manier verraadde hij David door Absalom hulp te bieden om de troon toe te eigenen. 2 Sam. 15:12 zegt, 12 Absalom stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode om Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. De samenzwering werd sterk en het volk bij Absalom nam gaandeweg in aantal toe. Nu zal iemand zich afvragen waarom Achitofel de kant van Absalom koos. Maar wanneer we zien dat Achitofel de opa van Bathseba was, worden de motieven duidelijk. 2 Sam. 11:3 zegt ons, 3… Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet? In 2 Sam. 23:34 lezen we in de genealogische optekening van “Eliam, de zoon van Achitofel, uit Gilo.” Met andere woorden, Achitofel had een zoon met de naam Eliam, die op zijn beurt een dochter met de naam Bathseba had, welke de vrouw was waar David overspel mee had gepleegd (2 Samuël 11). Een genealogisch overzicht zou er als volgt uit zien: Obed | Isaï | David huwt Achitofel | Eliam | Bathseba Achitofel had David nooit voor deze zonde vergeven en dit maakte hem kwetsbaar voor de verleiding om David te verraden, ondanks het feit dat hij Davids raadgever en vriend was. Later schreef David in Psalm 41:10 het volgende over Achitofel, 10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft mij hard nagetrapt [letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt of opgeheven]. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 53 In Johannes 13:18 citeerde Jezus dit vers, waarbij Hij het profetisch toepaste op Judas de verrader: 18 Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven. David had vertrouwen in Achitofel, maar in zijn citaat van Ps. 41:9 liet Jezus het stuk “op wie ik vertrouwde” weg, want Hij wist dat Judas Hem zou verraden. In dit opzicht verschilde Jezus van David, want Hij wist dat Hij Judas niet kon vertrouwen. Toch zien wij hierin dat Achitofel een beeld en afschaduwing van Judas was. Achitofel verraadde David. Judas verraadde de Zoon van David. Door dit beeld door te trekken zien wij dat de rol van Absalom in het toe-eigenen van de troon van David later door de natie Juda werd overgenomen, in het bijzonder door de hogepriesters. GEKRUISIGD OP DE “SCHEDEL” VAN DE OLIJFBERG David weigerde om tegen Absalom en zijn mannen om de troon te strijden. In plaats daarvan verliet hij zachtmoedig Jeruzalem, wetende dat God Zijn troon zou vestigen. In dezen nam hij de houding van Jezus Christus aan, die eveneens weigerde te strijden om Zijn troonrechten, ondanks dat Hij de rechtmatige Erfgenaam van de troon was. 2 Sam. 15:30 en 31 zegt, 30 En David ging al huilend de weg omhoog naar de Olijfberg op, zijn hoofd bedekt, en zelf ging hij barrevoets. Ook van al het volk dat bij hem was, had iedereen zijn hoofd bedekt, terwijl zij al huilend de berg opgingen. Dit is hetzelfde pad dat ook Jezus bewandelde toen Hij met Zijn kruis op Zijn rug naar de plek van Zijn kruisiging liep. 31 Toen vertelde men David: Achitofel is onder hen die met Absalom samenspannen. En David zei: O HEERE, maak de raad van Achitofel toch tot dwaasheid. Dit is een Hebreeuwse uitspraak. Achitofels naam betekent: “mijn broeder is dwaas”. Ik ben van mening dat zijn naam profetisch is voor Judas’ houding jegens Jezus zijn “broeder”. Judas dacht dat Jezus dwaas was vanwege het niet aanwenden van Zijn kracht om Zijn roeping als de Messias in te gaan en om zijn autoriteit in Jeruzalem te vestigen. Judas was het ook niet eens met Jezus’ weigering om de hogepriester te dwingen om Hem als de Messias te verklaren. Maar als Jezus deze zaak had opgedrongen, waar zou Zijn dwingende kracht ophouden? Het volk zou vervolgens van Hem verwachten dat Hij met geweld de Romeinen zou omverwerpen en het Koninkrijk met geweld zou innemen. Maar dit was heel Jezus’ intentie niet, want Hij wilde wachten en de harten van het volk door liefde inwinnen. Ook had Hij niet de intentie om het Romeinse volk omver te werpen, want Hij hield net zoveel van de Romeinen als van de Judeeërs. 2 Sam. 15:32 gaat verder, 32 En het gebeurde, toen David op de top [Hebr. rosh, “hoofd”] van de berg kwam, waar men zich voor God neerbuigt [Hebr. shachah, “buigen of aanbidden”]. Rosh is het Hebreeuwse woord dat met “top” vertaald is en het betekent “hoofd”. Zo is Rosh Hasanna bijvoorbeeld het “hoofd” van het jaar, ofwel de eerste dag van het jaar, gemarkeerd door het Feest van de Bazuinen. Joh. 19:17 zegt ons dat Jezus op de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 54 Schedelplaats gekruisigd werd. Net zoals David naar de top of hoofd van de Olijfberg wandelde, zo ook droeg Jezus Zijn kruis naar dezelfde plek waar David God aanbad. Dit was de oude locatie van het offeraltaar waar de rode vaarzen “buiten het kamp” werden verbrand. Uiteraard vervulde Jezus dit brandoffer, zoals Hij alle offers vervulde. Buiten het kamp werd Hij gekruisigd (Heb. 13:11-13), en in die tijd werd dit gedefinieerd als 2.000 el buiten de muren van Jeruzalem. De top van de Olijfberg was exact die afstand. De plaats die vandaag de dag de Schedelplaats moet voorstellen bevind zich niet buiten het kamp. Die heuvel lijkt wel op een schedel, maar archeologen zeggen ons dat dit het gevolg is van erosie van de afgelopen duizend jaar. Het verhaal van Absalom die de troon toe-eigende en Davids pad naar de top van de Olijfberg toont ons heel duidelijk en afdoende dat het verhaal van Absaloms opstand en Achitofels bedrog een profetisch beeld is van Jezus’ kruisiging en Judas’ verraad. Later toen Absalom Achitofels raad om David meteen te achtervolgen in de wind sloeg, was Achitofel wijs genoeg om te weten dat David uiteindelijk weer tot de troon zou terugkeren. Hij wist dat het koningschap van Absalom ten einde zou komen en hij zou dan zelf vanwege zijn verraad Davids rechtspraak moeten ondergaan. Daarom lezen we in 2 Sam. 17:23, 23 Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in het graf van zijn vader. Achitofel hing zichzelf op, net zoals Judas dit later ook zou doen, zoals we in Mat. 27:3-5 kunnen lezen, 3 Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij berouw en hij bracht de dertig zilveren penningen bij de overpriesters en de oudsten terug 4 en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien. 5 En nadat hij de zilveren penningen de tempel in gegooid had, vertrok hij. Hij ging heen en hing zich op. Later keerde David terug tot de troon en werd Absalom gedood (2 Sam. 18:15). De opstand van Absalom eindigde dus, nadat het direct succesvol had gebleken, uiteindelijk toch in een falen. Dit verhaal is profetisch over het verhaal van Jezus. De hogepriesters waren meteen succesvol in hun samenzwering om Koning Jezus omver te werpen, maar hun inspanning zal uiteindelijk falen. JUDA´S OPSTAND TEGEN KONING JEZUS Het hele conflict tussen Absalom en David was profetisch wat betreft het conflict tussen de slechte vijgen van Juda en Jezus, de Zoon van David. Absalom vertegenwoordigde de slechte vijgen; David vertegenwoordigde de goede vijgen, in het bijzonder Jezus Christus. Amnon de verkrachter vertegenwoordigde de wetteloosheid van het algemene leiderschap van het volk. De concordantie van Strong zegt dat zijn naam “trouw” betekent en leidt haar stam van het woord aman af, dat “opbouwen of ondersteunen; verzorgen als een ouder of zuster” betekent. De concordantie van Young zegt dat Amnon “voogdij of opvoeding” betekent. Amnons naam lijkt te duiden op het idee van het voortbrengen van kinderen en het opvoeden, ondersteunen of verzorgen van hen, om hen zo tot de volwassenheid te brengen. De kinderen van Juda werden voortgebracht en onderwezen om de gedachte van God door de goddelijke wet te kennen. De wet zelf is de leermeester waardoor kinderen tot De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 55 de volwassenheid van de gedachte van Christus komen (Gal. 3:24; 4:2). Maar als de wet alleen maar juridisch wordt toegepast, zonder de gedachte van Christus, heeft het als gevolg dat het de bruid van Christus verkracht. Tamar betekent “opzetten, rechtop, een palmboom”. Zij vertegenwoordigt de ware gelovigen in Juda – dit zijn de goede vijgen. Als vrouw vertegenwoordigt zij ook de ware bruid van Christus. Er zijn ten minste twee manieren waarop wij naar deze profetische gelijkenis kunnen kijken. Ten eerste toont het verhaal van Amnon aan hoe de leiders van Juda de bruid van Christus zouden verkrachten. Hun religieuze instellingen maakte de goddelijke wet krachteloos (Mat. 15:6) en zorgde ervoor dat zij wetteloos werden. In de eeuwen van Juda’s terugkeer uit Babylon tot de geboorte van Christus namen de Farizeeërs en Saduceeën gestaag een hypocriete vorm van religieuze wetteloosheid aan. Een tweede manier om Amnon te bezien is dat hij de goddelijke wet zelf vertegenwoordigde. Vanwege de wetteloosheid van Juda veroordeelde de wet hen tot een ijzeren juk van een 70 jarige gevangenschap onder Babylonische regering, gevolgd door een nog veel langere periode onder een houten juk. In de tijd dat Jezus werd geboren verkeerden zij nog steeds onder een Romeins houten juk. De goddelijke wet was in essentie hun leermeester en door deze oordelen onderwees God hen in gehoorzaamheid. Daarnaast huurde Hij ook andere volken als leermeester in – als eerste Babylon, vervolgens Medië-Perzië, hierna Griekenland en toen Rome. Als verlengde hiervan was Amnon (voogdij) vervolgens profetisch van deze andere rijken die wetteloos en onderdrukkend waren. Zij hadden Tamer, de bruid van Christus, verkracht. Er werd in die eeuwen jegens het volk van Juda veel onrecht gepleegd. Zij verlangden naar vrijheid en gerechtigheid. Zij begrepen niet dat de jukken van ijzer en hout vanwege hun zonden het juridische oordeel van God over het volk waren. Daarom werden zij net zoals Absalom ontevreden, denkende dat God (David) niet geschikt was om hen te regeren, want het leek erop dat Hij, ondanks al hun religieuze activiteit, niets ondernam. En daarom deden zij net zoals Absalom onwettige zaken om Gods hand te dwingen. Absalom verbrandde de akker met gerst van Joab. In ons boek “The Barley Overcomers” toonden wij aan dat gerst (in het Engels: “barley”) de overwinnaars vertegenwoordigt – in dezen van toepassing op de goede vijgen. In het bijzonder profeteert het van de profeten die allemaal in Jeruzalem werden gedood, culminerend met Johannes de Doper, de laatste van de Oudtestamentische profeten, die door Herodus gevangen en uiteindelijk geëxecuteerd werd. Dit was de laatste daad van het “verbranden van de gerst” waardoor Absalom weer in het bijzijn van David kon verkeren. De verwerping van Johannes en zijn gevangenschap zorgde ervoor dat Jezus Zijn publiekelijke dienstwerk begon. Het zorgde ervoor dat de “Absalomgemeenschap” in het bijzijn van Koning Jezus, de Zoon van David, kon verkeren. 2 Sam. 14:33 zegt: “de koning kuste Absalom.” Dit spreekt van Jezus die omgang had met de hogepriesters in Jeruzalem. Jezus zegende (“kuste”) het volk met vele goede werken en wondergenezingen. Maar zoals Ps. 109:3-5 al zegt betaalde zij Zijn goedheid en liefde terug met kwaad en haat: 3 Met hatelijke woorden hebben zij mij omringd, ja, zij hebben mij zonder reden bestreden. 4 Voor mijn liefde klagen zij mij aan, maar ik was steeds in gebed. 5 Zij hebben kwaad over mij gebracht in plaats van goed, en haat in plaats van mijn liefde. De slechte vijgen van Juda, die geleidt werden door hun religieuze leiders in de tempel, verlangden een Messias die een groot militair leider zou zijn, opdat zij de gehate De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 56 Romeinen konden overwinnen en de rest van de wereld in slavernij konden brengen. Zij geloofden in wereldvrede, maar alleen nadat de wereld door militaire strijd was onderworpen. Dit was hun opvatting van de Messias en dit is de reden dat toen Jezus als Vredevorst kwam, zij het met Zijn methoden ronduit oneens waren. Volgens hun mening was Hij simpelweg geen Messias-type. Binnen het profetische verhaal van David bevinden zich twee vredevorsten. Absalom was de eerste. Zijn naam betekent “vader van vrede”. De twee is Salomo, dat eveneens “vrede” betekent. Beide waren zonen van David; vandaar dat zij beide vorsten (prinsen) waren. Maar Absalom was een vorst van geweld die hypocriet de naam van “vader van vrede” droeg. Aan de andere kant vestigde Salomo ware vrede in Israël en op die manier was hij een beeld van Christus, de ware “Vredevorst”. Absalom was het oneens met David die blijkbaar niets deed aan het feit dat Amnon Tamar verkracht had. Hij eiste “gerechtigheid” en toen dit niet geschiedde wierp hij David omver en eigende hij de troon toe. Zo was ook het volk ten tijde van Jezus het oneens met God die blijkbaar niets aan Rome’s verkrachting van het volk van Juda deed. Het volk bad tot God om gerechtigheid en toen dit niet geschiedde wierpen zij Koning Jezus omver en eigende zij Zijn troon toe. Jezus was de God van het Oude Testament, die Zich eerst als El Shaddai openbaarde en later als Yahweh. Hij was de Wetgever die Mozes van aangezicht tot aangezicht kende. In Zijn bestaan voor Zijn vleeswording als God in de hemel, deed Jezus niets om het volk van hun houten juk onder Medië-Perzië, Griekenland of Rome te bevrijden. Toen Jezus naar de aarde kwam en als kind in Bethlehem geboren werd, deed Hij wederom niets om het volk van hun houten juk onder Rome te bevrijden – ondanks dat Hij de macht had om dit te doen. Waarom? Het volk kon dit niet bevatten. Maar Jezus begreep de wet van tegenspoed. En daarom leek het erop dat hij, net zoals David, niets deed. Net zoals Absalom waren de slechte vijgen het met dit beleid van nietsdoen ronduit oneens. En net zoals Achitofel stemde zelfs Judas, de discipel van Jezus, overeen met de slechte vijgen. Men zou vervolgens verwachten dat Absalom de les geleerd had om de misdaad van verkrachting niet plegen. Maar uiteindelijk eindigde Absalom, op advies van Achitofel, zelf als verkrachter van al Davids bijvrouwen! Dit verhaal wordt in 2 Sam. 16:20-23 vertelt, 20 Toen zei Absalom tegen Achitofel: Geeft u met elkaar raad, wat zullen wij doen? 21 En Achitofel zei tegen Absalom: Ga naar de bijvrouwen van uw vader, die hij achtergelaten heeft om zorg te dragen voor het huis. Dan zal heel Israël horen dat u bij uw vader in een kwade reuk gekomen bent, en zullen allen die bij u zijn, moed grijpen. 22 Toen spanden zij voor Absalom een tent op het dak; en Absalom ging naar de bijvrouwen van zijn vader, voor de ogen van heel Israël. 23 In die tijd was de raad die Achitofel gaf, alsof men naar het woord van God vroeg. Zo was elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor Absalom. Het is opvallend dat zo veel mensen die anderen van onrecht beschuldigen vaak zelf aan dezelfde zaken schuldig zijn. In dit geval spreekt het profetisch over de misbruik van Israël, de vrouw van God. De hogepriesters waren van mening dat God onrechtvaardig was vanwege het feit dat Hij het toestond dat de Romeinen hen overheersten, maar tegelijkertijd misbruikten zij het volk zelfs meer dan dat de Romeinen ooit hadden gedaan. In Mat. 23:2-15 zei Jezus, 2 De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes… 4 Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 57 vinger verroeren… 13 Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan. 14 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult u een des te zwaarder oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reist zee en land af om één proseliet te maken, en als hij het geworden is, maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u. Door de vrouw van God te verkrachten maakten zij zichzelf “verfoeilijk” voor de Vader (2 Sam. 16:21), net zoals Achitofel had geadviseerd. In Mattheüs 21 vertelde Jezus een gelijkenis van het Koninkrijk, waarbij Hij de Joodse leiders de dag van het complot voorhield waarop zij de troon van de Messias toe-eigende. De wijnbouwers of landbouwers in de wijngaard van God hadden de autoriteit over de wijngaard verkregen om de Eigenaar (God) de vruchten op hun tijd te geven. Toen de Eigenaar van de wijngaard zijn slaven zond om de vruchten te verzamelen sloegen de landbouwers hen, stenigde zij hen en in enkele gevallen doodden zij hen (Mat. 21:35, 36). Ten slotte zond Hij Zijn Zoon, in de veronderstelling dat zij wel ontzag voor Zijn Zoon zouden hebben. Maar vers 38 zegt, 38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39 Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem. Absalom wist dat zijn vader de koning was en vanwege die reden eigende hij de troon toe. Op gelijke wijze wisten de hogepriesters ook dat Jezus de Erfgenaam was. Zij doodden Hem, omdat zij wisten wie Hij was. Het was een opzettelijke oproer en opstand om Zijn erfdeel in beslag te nemen. Merk eveneens op dat de Romeinen niet de landbouwers voorstelden. Zij hadden geen bewaring van Gods Koninkrijk gekregen, noch hadden zij de profeten gedood, die in dezelfde gelijkenis de slaven van de koning waren. De Romeinen hebben Jezus ook niet gekruisigd. Pilatus wilde in feite Jezus juist vrijlaten (Hand. 3:13). Johannes 19:15-18 zegt ons wie de kruisiging deed: 15 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei tegen hen: Moet ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. 16 Toen leverde hij [Pilatus] Hem dan aan HEN [de overpriesters] over om gekruisigd te worden. En ZIJ namen Jezus mee en leidden Hem weg. 17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. 18 Daar kruisigden zij [de overpriesters] Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden. In de dagen na Pinksteren maakten de leiders van het Sanhedrin bezwaar aan jegens de rede van Petrus, zeggende dat hij de intentie had om “het bloed van deze Mens over ons brengen” (Hand. 5:28). Met andere woorden, de Joodse leiders beschuldigden Petrus ervan dat hij hen verantwoordelijk hield voor de kruisiging van Jezus. In Hand. 5:30 reageert Petrus als volgt, 30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een kruishout te hangen. Maar misschien wordt de meest belangrijke passage waarin het verband tussen de hogepriesters van het Sanhedrin en Absaloms toe-eigenen van Davids troon wel getoond in Hand. 7:51-53, waar Stefanus zijn rede geeft waarin hij het verhaal van Gods Koninkrijk voordraagt. Zijn rede eindigt met de volgende woorden: De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 58 51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. 52 Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars geworden bent. 53 U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen, hebt die niet in acht genomen! In Mattheüs 22:1-7 vertelde Jezus een andere gelijkenis die tot de hogepriester was gericht. Zij die als eerste waren geroepen om tot het bruiloftfeest te komen weigerden te gaan. In feite misbruikten zij de boodschappers (profeten) die hen tot de bruiloft hadden uitgenodigd. Wij lezen het volgende, 5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [Gods profeten], behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand. In 70 n.Chr. ging deze passage overduidelijk in vervulling toen God het Romeinse leger stuurde om Jeruzalem in brand te steken en om “die moordenaars” om te brengen. Met andere woorden, God gebruikte de Romeinen om het oordeel over Jeruzalem uit te voeren. God stuurde NIET Zijn legers om Rome te verwoesten, want zij waren NIET de moordenaar die in vers 7 worden aangehaald. Het is een valse beschuldiging om de Romeinen de schuld te geven van de kruisiging van Jezus, en iemand vals beschuldigen is het schenden van de goddelijke wet (Deut. 19:16-20). Velen geven er vandaag de dag de voorkeur aan om de Romeinen de schuld te geven, want dit is meer politiek correct en het zorgt ervoor dat Joden gemakkelijker tot het christendom bekeert kunnen worden. Maar door dit te doen onteren wij echter God door tegen Zijn Woord in te gaan. Wij geloven dat het Woord de geïnspireerde Schrift is en ons doel is om te onderwijzen wat het zegt, want alleen de waarheid zal de mensen vrij maken. Laat ons daarom geen valse getuige zijn. Wij vernamen eveneens onze christelijke broeders om zich van enige emotionele haat die zij jegens de Joden of andere mensen hebben te ontdoen. Zulke zaken zijn onbetamelijk voor een ieder die de naam van Jezus Christus belijdt. Het is zaak om te geloven en te onderwijzen wat in de Schrift staat; het is een behoorlijk andere zaak om haat en bitterheid in het hart te koesteren. Hoewel wij zekerlijk bevestigen dat de priesters naar de ordening van Aäron Jezus gekruisigd hebben, moeten wij ook de noodzaak van dit offer door hun handen begrijpen. Zij waren namelijk natuurlijk de enigen die in staat waren om dit grote Offer te brengen. Zonder hen zou het offer van Jezus volgens de goddelijke wet onacceptabel zijn. Als de priesters een Romeinse, Edomitische of enige andere afstamming hadden gehad, dan zouden zij de offerwetten hebben geschonden. Vandaar dat zij binnen het grotere geheel van Gods plan ons onopzettelijk een enorme dienst hebben bewezen. JUDAS: ZOON VAN HET VERDERF In 2 Thes. 2:3 spreekt Paulus over “de mens van de wetteloosheid” als eveneens zijnde de “zoon van het verderf”. 3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf [Grieks, apoleia], geopenbaard is. Jezus gebruikt in Johannes 17:12 dezelfde term voor Judas: “de zoon van het verderf”, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 59 12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf [Grieks, apoleia], opdat de Schrift vervuld wordt. Jezus stelde Judas als onderdeel van het dienstwerk aan, ondanks dat Hij wist dat Judas als penningmeester geld achterhield en een dief was. Johannes 12:6 zegt, 6 En dit zei hij [Judas] niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd. Later lezen we net voor de kruisiging het volgende in Johannes 13:27, 27 En met het nemen van het stuk brood voer de satan in hem [Judas]. Jezus dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe het snel. Hierna verliet Judas de ruimte om Jezus te verraden. Pas toen gaf Jezus Zijn bijzondere instructies en onderwijs aan de andere discipelen, beginnende in Johannes 14, waar Hij vertelde dat Hij ze spoedig zou verlaten, maar dat Hij hen de Heilige Geest zou zenden om hen tot alle waarheid te leiden. Johannes 16:13 zegt, 13 Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen [Grieks: hodegos] in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Dit is belangrijk vanwege het feit dat Judas de “gids” was voor hen die Hem arresteerden en Hem kruisigden. Hand. 1:16 zegt, 16 Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids [Grieks: hodegos] geweest is voor hen die Jezus gevangennamen. Als we met onze studie verder gaan zullen we snel ontdekken dat Judas in contrast met de Heilige Geest gezien moet worden, want Hij is de ware Gids die tot waarheid leidt. Judas is degene die de mens tot de bedrieglijke geest van verraad leidt, en is in dit opzicht een valse vorm van de Heilige Geest. Dit kunnen we opmaken uit 2 Thessalonicenzen, waar Paulus spreekt over de man van wetteloosheid die in de tempel van God zit, de plek waar normaliter de Heilige Geest moet wonen. Het is eveneens opmerkelijk dat Judas in Hand. 1:20-26, net voor de komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag, vervangen werd. De discipelen hadden vanuit Psalm 69:26 en Psalm 109:8 onderscheden dat Judas vervangen moest worden. Daarom zegt Hand. 1:20 ons het volgende, 20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont [geciteerd uit Ps. 69:26]. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen [geciteerd uit Ps. 109:8]. Psalm 69 en 109 profeteren over Judas en de hogepriesters. De Psalmen zijn te lang om hier te citeren. Veel van deze verzen werden later in het Nieuwe Testament geciteerd, waarbij ze toegepast werden rond de omstandigheden omtrent Jezus’ kruisiging. De discipelen wierpen het lot en kozen Matthias als vervanging van Judas, maar op een hoger niveau, was de Heilige Geest de Enige die ons tot alle waarheid kon leiden. Op de Pinksterdag verving de Heilige Geest in de tempel de man van wetteloosheid (Judas). Maar op een ander niveau riep God Zelf de apostel Paulus om Judas te vervangen. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 60 VERRADEN IN HET HUIS VAN HEN DIE MIJ LIEFHEBBEN Judas Iskariot (Ish-Kerioth) kwam uit het stadje Kerioth of Kirjath. Iskariot betekent “man uit Kirjath”. Met andere woorden, Judas’ woonplaats was Kerjath-Arba, dat Hebron is, zoals wij uit Gen. 35:27 kunnen opmaken, 27 Toen kwam Jakob bij Izak, zijn vader, in Mamre bij Kirjath-Arba, het tegenwoordige Hebron, waar Abraham en Izak als vreemdelingen gewoond hadden. Om de rol van Achitofel in Absaloms opstand te kunnen spelen, moest hij een man uit Hebron zijn, want dat was de plaats waar de opstand van Absalom begon. Verder moest hij als verrader van Jezus ook iemand zijn die Hem “liefhad”, want Zacheria profeteerde dat Hij verraden zou worden in het huis van hen die Hem liefhadden: 6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij LIEFHEBBEN. Hebron betekent “vriendschap”. Judas verraadde Jezus met een liefdevolle kus die vrienden elkaar gaven en in Mat. 26:49, 50 noemde Jezus hem een vriend. 49 En hij [Judas] ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem. 50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. Iedereen kan een ander onrechtvaardig behandelen, maar alleen een vriend is in staat tot verraad. Concluderend zien wij dus dat David een beeld van Christus was; dat Absalom een beeld van de hogepriesters was; en dat Achitofel een beeld van Judas was. Het is een verhaal van hen die de Erfgenaam zouden doden en het heersersmandaat van de Dienaar van dienaren zouden toe-eigenen, want dergelijk gewelddadige mensen willen graag over anderen heersen. Het is eveneens een verhaal van hoe de discipel en vriend van de Koning Hem, vanwege het oneens zijn met Zijn methoden, verraadde. Ten slotte zien wij het tragische einde van zowel de overweldigers als de verrader, de man van wetteloosheid. Dit alles geeft ons een begrip van de zoon van het verderf en zijn profetische rol. Het is voor ons ter lering opgeschreven, opdat wij niet zouden worden als de discipel en vriend van Jezus die vandaag de dag de rol van Judas zou spelen. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 61 HOOFDSTUK 7 Het geschil Tot nu toe hebben ons alleen maar gericht op de slechte vijgen die in Jeremia 24 aangehaald worden. Het is tijd om naar de andere boom van Juda te gaan kijken. Dit is van groot belang om de relatie van de kerk tussen Juda en Israël te begrijpen. Zo zijn er mensen die menen dat een “heidense” kerk Israël heeft vervangen, anderen zijn van mening dat de christenen zich bij de slechte vijgen moet voegen om Bijbelprofetie te vervullen. Beide opvattingen zijn echter niet waar. De klassieke “vervangingstheologie” zoals deze traditioneel door de Rooms Katholieke Kerk en enkele Protestante denominaties wordt onderwezen komt niet overeen met de Bijbel. Maar ook de opvatting van degenen die hier tegenin gaan en voor een Messiaans judaïsme pleiten klopt niet. In dit hoofdstuk zullen we aantonen dat de goede vijgen van Juda – met name de Judeeërs die Jezus volgden – de stam van de “boom” van het Nieuwtestamentische christendom vormden. Deze vijgenboom die goede vruchten voort brengt en die haar Koning van Juda volgt, behield het recht om bij haar stamnaam Juda genoemd te worden. Zij zijn als het ware de “ware Joden”. In hoofdstuk vijf zagen we dat God het volk van Juda als een vijgenboom in Jer. 24 zag. Ook zagen we dat het volk in wezen in twee groepen was verdeeld – zij wiens vruchten zeer goed waren en zij wiens vruchten zeer slecht waren. Dit geldt eigenlijk voor elk volk, want nergens ter wereld bestaat een volk dat alleen maar uit rechtvaardige of juist onrechtvaardige mensen bestaat. Maar in het geval van Juda was het een zaak van goddelijke scheiding tussen twee verschillende vijgenbomen, want God had de bedoeling om verschillend met hen om te gaan. Hij had de intentie om het heersersmandaat van Juda aan hen te geven die de goede vruchten voortbrachten en tegelijkertijd had Hij de intentie om degenen die slechte vruchten voortbrachten te onterven. Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Zoals dit door de genealogieën van Mattheüs 1 en Lukas 3 wordt bewezen, werd Hij uit een Judese moeder geboren. Maar als Koning van de Joden was Hij meer dan slechts een vijgentak die goede vruchten voortbracht. Hij was namelijk de boom zelf. Hij was de stam van de boom waaraan verschillende takken werden geënt die meer goede vruchten voortbrachten. Jezus zinspeelt hierop als Hij een iets ander voorbeeld van de wijnstok en de takken gebruikt. Johannes 15:1-6 zegt, 1 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt… 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. 6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Hieruit blijkt duidelijk dat slechts degenen die in Christus blijven de vruchten voortbrengen waarnaar God verlangt. Als iemand claimt in Christus te zijn, maar deze vruchten niet voortbrengt, dan wordt hij afgesneden. En “als iemand niet in Mij blijft”, zegt Jezus, “wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort.” Hij had ongetwijfeld die Judeeërs in gedachte die Hem als Messias verwierpen. Slechts enkele dagen hiervoor had Jezus de vijgenboom vervloekt en hadden de discipelen zich erover verwonderd dat de boom de volgende ochtend verdort was. Hij zei dus dat de mensen die geen vruchten voortbrachten – of zoals Jesaja dit zegt, zij die alleen slechte vruchten voortbrengen die niet gegeten kunnen worden – afgesneden zouden worden. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 62 Dit is exact wat er gebeurt is. Juda scheidde zich in twee facties of twee “bomen”. Zij die Jezus als Messias aannamen werden de takken van de goede vijgenboom. Zij waren de erfgenamen van het heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Van hen zei Jezus dat Hij hen zou reinigen (d.i. snoeien) zodat zij zelfs nog meer vruchten zouden voortbrengen. Zij die weigerden om Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren niet langer erfgenamen van het heersersmandaat. Jezus zei heel duidelijk dat er geen mogelijkheid bestond om vruchten voort te brengen zonder in Christus geënt te zijn. VERVANGINGSTHEOLOGIE Een “heidense kerk” heeft de een “Joodse kerk” NIET vervangen. De slechte vijgen werden simpelweg afgesneden en de goede vijgen die Jezus, de Koning van Juda, volgden bleven over om de banier van de Judese kerk te dragen. Er was dus geen sprake van vervanging zoals de klassieke Romeinse Katholieke theologie in het verleden heeft geleerd. De beloften aan Abraham zijn nooit van een volk op een ander volk overgegaan. De beloften zijn simpelweg gebleven bij de ongebroken lijn van de goede vijgenboom van Juda. Vervangingstheologie leert dat de vijgenboom ontwortelt is en voor een appelboom is ingewisseld. Dit is niet het geval. De waarheid is dat er twee vijgenbomen waren, een goede en een slechte. Beide waren van Juda. De slechte vijgenboom is ontwortelt en de goede vijgenboom bleef bestaan om het Koninkrijk van God op aarde uit te dragen. De goede vijgenboom heeft nooit iets vervangen omdat het er altijd al geweest was. Zo is het ook geen “Joodse” kerk, ten minste niet op de manier zoals mensen dit bedoelen als ze dit zeggen. Het is weldegelijk een Judese vijgenboom; maar zij die zeggen dat dit een “Joodse” kerk is, zeggen gewoonlijk ook dat christenen zich met de Joden die van Christus werden afgesneden moeten verenigen. Met andere woorden, zij proberen de goede vijgenboom met de slechte vijgenboom te herenigen. Bijna altijd blijkt deze beweging te onderwijzen dat de slechte vijgenboom nog steeds Gods verkozen volk is. Het probleem met deze opvatting zit hem in het feit dat het een beweging is om de takken van de goede vijgen in de slechte vijgenboom te enten, in plaats van andersom. Deze leer zou uiteindelijk alle christenen tot het judaïsme brengen, in plaats van de Joden tot Christus. Het feit is echter dat de slechte vijgenboom NOOIT vrucht zal dragen, want dit was de aard van Jezus’ vloek (Mat. 21:19). De enige oplossing is dat de individuele takken van de dode boom worden afgesneden en in de enige Boom – Jezus Christus, de stam van de goede vijgenboom – worden geënt die hen het leven kan geven. Zolang de bekering tot Christus een Jood niet aanstaat is hij geen deelgenoot van het heersersmandaat van Juda, noch behoort hij vanuit Gods optiek tot die stam (zoals we spoedig vanuit de Schrift zullen aantonen). DE GOEDE VIJGENBOOM WAS “DE KERK” De goede vijgenboom probeerde voor een tijd in het oude land te blijven, maar geschillen dwongen de meeste van hen om voor hun leven te vluchten en in andere delen van het Romeinse Rijk hun toevlucht te zoeken. Het boek Handelingen verhaalt over deze vervolging. Toch groeide de vijgenboom behoorlijk snel. Op de Pinksterdag werden er 3000 bekeerd (Hand. 2:41). Hand. 2:47 zegt, 47 En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe. Opnieuw lezen we in Hand. 4:4, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 63 4 En velen van hen die het Woord gehoord hadden, geloofden, en het aantal mannen werd ongeveer vijfduizend. Wederom lezen we in Hand. 5:14, 14 En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden, menigten van zowel mannen als vrouwen. Hand. 6:7 zegt verder, 7 En het Woord van God verbreidde zich en het aantal discipelen in Jeruzalem nam sterk toe; en een grote menigte priesters werd aan het geloof gehoorzaam. Telkens wanneer andere Judeeërs werden bekeerd, nam de vijgenboom in kracht en grootte toe. De discipelen hadden veel succes, ondanks dat zij niet aarzelden om de verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus op hun eigen volk te leggen. De apostelen waren niet van mening dat zij over dit onderwerp zachtzinnig moesten spreken. Stoutmoedig bleven zij verkondigden en grote menigten bekeerden zich en volgden Jezus Christus. Deze grote menigten van Judeeërs waren “natuurlijke takken” van de vijgenboom. Toch werden zij van de Koninkrijksboom, wiens stam Jezus Christus was, afgesneden, tot het moment dat zij zich bekeerden en hun geloof in Jezus als de Messias beleden. De goede vijgenboom bleef groeien en al gauw werd de oppositie in de tempel zo onrustig dat zij de kerk ernstig begon te vervolgen. Jazeker, deze goede vijgenboom was DE KERK. Zij was de erfgenaam van het heersersmandaat dat aan Juda was gegeven. Het was, zoals dit vaak wordt onderwezen, geen “heidense kerk”. Het was en zal altijd een Judese kerk blijven. De goede vijgen van Juda werden spoedig door vervolging in alle delen van het Romeinse Rijk en daar voorbij verspreid. Waar zij ook heengingen verkondigden zij aan een ieder die maar horen wilde het goede nieuws. Alle volken voedden zij met de goede vruchten van de boom en zij zorgden voor veel bekeerlingen onder niet-Judeeërs. Deze nieuwe bekeerlingen tot Christus werden als takken in die vijgenboom van Juda “geënt”. Binnen een eeuw begon de kerk (vijgenboom) vanuit alle volken, die allen het leven van Jezus Christus verkregen, vele soorten vruchten voort te brengen. In feite waren de vijgen door alle appels, peren en abrikozen van de geënte takken van de andere volken al snel in de minderheid. Maar ondanks de grote variëteit van takken en vruchten die de boom voortbracht had de boom nog steeds een Judese stam. Het was nooit een “heidense kerk”, noch verving een “heidense kerk” Juda. Juda scheidde zich simpelweg in goede en slechte bomen, maar de goede boom van Juda was erfgenaam van het heersersmandaat – waarna deze goede Juda boom zich openstelde voor alle takken van andere volken in de wereld. God plantte GEEN nieuwe boom en noemde het de “heidense kerk”. In plaats daarvan nam God Zijn vijgenboom en entte Hij hierin takken van appelbomen, perenbomen, etc. Deze nieuwe takken brachten als onderdeel van de vijgenboom andere soorten vruchten voort. Wanneer mensen van andere rassen zich in deze vijgenboom enten veranderd hun ras of hun genen niet. Zij brengen simpelweg andere soorten vruchten voort. God houdt van verscheidenheid. En zoals we kunnen lezen in Op. 22:2 zal deze boom aan het einde twaalf soorten vruchten voortbrengen, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 64 2… en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken. De Boom des levens is Jezus Christus en deze bestaat uit vele takken – zij die in Christus, of een onderdeel van het lichaam van Christus zijn. Zij die Jezus verwierpen zijn gezamenlijk de corrupte vijgenboom die slechts vijgen kon voortbrengen die zo slecht waren dat zij niet gegeten konden worden. Die corrupte vijgenboom verloor zijn juridische status als stam van Juda toen zij de Messias verwierpen en Zijn troon toe-eigenden, evenals Absalom de troon van zijn vader toeeigende. Toch heeft de afgelopen 2000 jaar een gestage stroom van Joden zich tot Jezus Christus bekeerd en zijn ze Hem gaan volgen. Zij zijn opnieuw in de goede vijgenboom geënt en zijn samen met de andere gelovigen verenigd als erfgenamen met Christus in het heersersmandaat. Het is echter NIET het geval dat christelijke Joden een speciale status voor God hebben die hen verheft om over anderen te heersen. Vijgen zijn niet beter dan appels en ook zijn appels niet beter dan vijgen; zij verschillen slechts in smaak. Maar om dit te begrijpen moeten we naar de goddelijke wet kijken om na te gaan wat er nu werkelijk gebeurd is. DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN Deuteronomium 29 zegt ons dat er bepaalde omstandigheden waren waardoor individuen en zelfs hele stammen van Israël afgesneden of van de Koninkrijksboom gesnoeid konden worden. Deut. 29:18-21 zegt, 18 Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van de HEERE, onze God, afkeert, om de goden van deze volken te gaan dienen. Laat onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt. 19 En het zal gebeuren, als hij bij het horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, 20 dat de HEERE hem niet zal willen vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man ontbranden, en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem rusten. De HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen. 21 De HEERE zal hem voor dit kwaad afzonderen van al de stammen van Israël, overeenkomstig alle vervloekingen van het verbond dat beschreven is in het boek met deze wet. De opvatting dat God een van de stammen van Israël zou uitdelgen is niet nieuw. Er zijn vele Bijbelleraren geweest die hebben gesuggereerd dat dit de reden is waarom de stam van Dan niet in de verzegelde lijst van Openbaringen 7 wordt aangehaald. Hoewel ik niet geloof dat dit de reden was van het weglaten van Dan, toont deze opvatting wel aan dat Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam van het Koninkrijk afgesneden kan worden. Wij zullen in feite aantonen dat de vijgenboom die de slechte vijgen voortbracht op deze manier en met bovenstaande reden is afgesneden. De andere vijgenboom die goede vijgen voortbracht was het gedeelte van Juda die Jezus als de Messias aannam en Zijn houding en onderwerping aan het Romeinse juk, zoals God dit voor Juda had ingesteld, overnam. De reden die in Deut. 29:19 gegeven wordt is: “Hij… zichzelf in zijn hart zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg.” Met andere woorden, een dergelijk persoon (of gezin of stam) zal denken met God verzoend te zijn (vrede te hebben), zelfs als hun hart opstandig en koppig blijkt te zijn en te blijven. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 65 Dit is een zeer nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenboom voor zowel in de tijd van Jeremia als van Jezus. Zij dachten dat zij door middel van hun ijver van hun tradities, en het getrouw doen van allerlei rituelen in de tempel, de wil van God deden. Zij waren van mening dat de opstandigheid tegen Rome een geloofsdaad jegens God was. Zij begrepen de wetten van gevangenschap of de wetten van tegenspoed niet. Jezus begreep deze wel en daarom leek Hij meer op een vriend van de Romeinen en vocht Hij nooit hun autoriteit of recht onder God om over Judea te heersen aan. DE OFFERWETTEN De priesters waren het meest trots op hun kennis van de offerwetten. Zij kenden elk detail wat betreft het offeren van schapen en ossen, zij kenden echter niet de Auteur van de offerwetten. Daarom overtraden zij bij dat laatste offer van het Lam van God deze wet op de ergst mogelijke manier. Lev. 17:3-5 zegt: 3 Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp slacht of die juist buiten het kamp slacht, 4 en het dier niet bij de ingang van de tent van ontmoeting brengt om het de HEERE als offergave aan te bieden vóór de tabernakel van de HEERE – die man moet het bloed aangerekend worden; hij heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun OFFERS, die zij nu nog in het open veld brengen, naar de HEERE brengen, naar de ingang van de tent van ontmoeting, naar de priester, en ze als dankoffers aan de HEERE offeren. Jezus was het Paaslam van God dat voor de zonde van de wereld werd geofferd. Om de wet van de rode koe (Num. 19:3) te vervullen werd Hij “buiten het kamp” gekruisigd (Lev. 17:3; Heb. 13:13). De priesters namen Jezus mee naar de top (schedel, hoofd) van de Olijfberg, waar ook David zijn offers bracht (2 Sam. 15:30-32). Zij kruisigden Hem zelfs op de juiste dag, namelijk Pascha, en Hij stierf exact op het juiste uur van de dag – het negende uur – zoals de wet dit eiste (Ex. 12:6). Tot zover deden de priesters exact wat de wet hen opdroeg te doen. Maar de priesters faalden om het bloed van dat Offer op de wettelijk voorgeschreven plaats te strijken. Omdat Jezus het Paaslam was, faalden zij om Zijn bloed op hun bovendorpel (voorhoofd) en deurposten (oren) van hun “huis” te strijken. Daarom zag God het bloed niet en ging Hij hen “voorbij” (Ex. 12:13). Zij werden niet door het bloed van het Lam gerechtvaardigd. Ten tweede sprenkelden zij Zijn bloed niet op het altaar van hun hart, want zij hadden geen geloof in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet uit Lev. 17:4 van toepassing: “hij heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden.” Met andere woorden, die man zal van de vijgenboom van Juda gesnoeid worden omdat hij zijn juridische status als lid van de stam heeft verbeurd. Lev. 17:6 zegt, 6 De priester moet dan het bloed op het altaar van de HEERE bij de ingang van de tent van ontmoeting sprenkelen en het vet in rook laten opgaan als een aangename geur voor de HEERE. Net zoals ons lichaam een tempel van God is, zo is ons hart eveneens een altaar van de HEERE. En daarom legt Heb. 10:22 dit met de volgende woorden uit, 22 laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd [schoon gesprenkeld) is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 66 Het was binnen het plan van God noodzakelijk dat Jezus Christus gekruisigd zou worden en dat Hij als een Offer voor eens en altijd voor de zonde zou sterven. Maar zowel het volk als de priesters moesten echter iets met het bloed van elk offer doen. In het geval van Jezus moesten zij Zijn bloed voor hun rechtvaardiging op figuurlijke wijze op het altaar van hun hart sprenkelen. Dit deden zij niet, met uitzondering van de priesters die Hem als Messias aannamen en Hem begonnen te zien als hét Offer voor de zonde. Zij die Hem aannamen bleven aan de Koninkrijksvijgenboom, die goede vruchten voor God voortbracht, zitten. WIE IS EEN “JOOD”? De kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. De kerk is het “geroepen” lichaam uit het volk, geroepen uit de slechte vijgenboom van het judaïsme om in de goede vijgenboom van Jezus Christus geënt te worden. Hoewel er niet-Judeeërs bestaan die in die Juda kerk geënt zijn, is de kerk zelf de juridische stam van Juda. De apostel Paulus is in Rom. 2:28, 29 hier heel duidelijk in, 28 Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God. Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij benadrukt dit zowel positief als negatief. Hij zegt ons dat er twee groepen mensen zijn die beide claimen Jood (Judeeër) te zijn. De slechte vijgen zijn de “gemanifesteerde, ofwel uiterlijke” Joden, want zij worden door de mens als Joden bestempeld. De goede vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen was, zij stonden namelijk als zodanig niet bij het grote publiek bekend. De uiterlijke Joden waren degenen die in die tijd het judaïsme volgden. De verborgen Joden waren degenen wiens hart met God overeenstemde. De uiterlijke Joden legden een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van fysieke besnijdenis. De verborgen Joden legden een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van hun hartbesnijdenis. Met andere woorden, alleen omdat ongelovige Joden in staat waren om de naam Juda (in haar verkorte vorm “Jood”) te verkrijgen, betekende dit niet dat zij in wezen echte Joden waren. Vanuit de opvatting van de christenen (inclusief Paulus) waren de ongelovigen Joden van hun volk afgesneden en bezaten zij niet langer het recht om zichzelf voor God Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van het Nieuwe Verbond, de Koning van Juda, de Bewaarder van de stamnaam, aannamen waren in staat om in juridisch opzicht zichzelf Judeeërs (d.w.z. Joden) te noemen. Het “stamschap” behoorde bij de leider (prins) van een stam. Als een lid van een stam besloot om naar een ander deel van de wereld te gaan en daar zijn eigen stam of volk te vestigen, kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam waaruit hij kwam te zijn. En was op gelijke wijze een man uit bijvoorbeeld de stam van Juda van zijn volk afgesneden, of verbannen vanwege een ernstige overtreding van de wet, dan kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam van Juda te zijn. Zo was Jezus de Koning van Juda, dit niet alleen krachtens zijn afstamming, maar ook krachtens Zijn daden. Daarom ging de stamnaam over op Jezus en zij die Hem volgden. De stamnaam bleef niet bij degenen die tegen Hem in opstand kwamen en Hem doodden om zo Zijn erfdeel in bezit te nemen. De overgrote meerderheid van het volk, geleidt door de hogepriesters, die tegen hem in opstand kwamen verloren dus binnen de stam van Juda hun status. Maar omdat zij Zijn troon hadden toegeëigend waren zij in staat om de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de “ware Joden” waren. Daarom wordt de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 67 naam “Jood” nog steeds – in de ogen van de mens – toegepast op de slechte vijgenboom, die de Koning van Juda verwierp en de troon en de naam van Juda toeeigende. Aan het einde van de eerste eeuw zei Johannes in Openbaringen 2:9, 9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een synagoge van de satan. Deze gedachtegang herhaald hij in Op. 3:9, zeggende, 9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb. Het is vreemd dat in de afgelopen decennia Messiaans judaïsme deze gedachte promoot, namelijk de gedachte dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, de Koning van Juda) in de dode vijgenboom die God circa 2000 jaar geleden vanwege wetteloosheid heeft afgesneden geënt moeten worden. De basale fout van Messiaans judaïsme is dat zij de goede vijgen door de slechte vijgen wil vervangen. Dit is hun vorm van vervangingstheologie. Zij noemen de slechte vijgen “Gods verkoren volk”, waarna zij vervolgens proberen om zich te identificeren met hun religieuze praktijken als tactische zet om ervoor te zorgen dat sommigen van hen zich tot Jezus zullen keren. Dit komt overeen met het meedrinken met dronkaards om ervoor te zorgen dat ze zullen stoppen met drinken. De apostelen zouden zich in hun graf omdraaien. Nooit hebben zij geprobeerd om ervoor te zorgen dat de christenen terug zouden keren naar hun oude vorm van judaïsme. De apostel Paulus schreef in feite hele evangeliën om een dergelijke gedachte te weerleggen. Binnen de religie van het judaïsme is geen leven, want het heeft Degene die het Leven is verworpen – en nog steeds verwerpt zij Hem. Men kan niemand dwingen om gekerstend te worden door zich naar het judaïsme te bekeren. Het is een misvatting van de eerste orde dat het judaïsme weer tot leven gewekt zal worden wanneer christenen haar takken heen en weer schudden. Het boek Hebreeën is geschreven om aan te tonen dat wij als christenen iets beters bezitten dan wat het judaïsme te bieden heeft. Wij hebben een beter verbond, een beter priesterschap, een betere tempel en betere offers. Het terugkeren naar de oude rabbijnse tradities van het judaïsme, waarmee zij de wet van God te niet doen, is een afvalligheid waar geen excuus voor bestaat. Zoals we al hebben aangetoond is de heerlijkheid van God als eerste uit Silo en later uit Jeruzalem getrokken. Op de Pinksterdag in Handelingen 2 ging de heerlijkheid van God op een nieuwe tempel in het Nieuwe Jeruzalem rusten. Het maakt niet uit of de Joodse zionisten er nu wel of niet in slagen om een derde tempel in Jeruzalem te bouwen, de heerlijkheid van God heeft daar ooit gerust – en is daar weggetrokken. Op die plaats staat Ikabod al geschreven. Hij heeft het al verlaten, zoals Hij ook Silo verlaten heeft (Jer. 7:14). Verder is de heerlijkheid van God naar een betere tempel gegaan, een tempel gemaakt van levende stenen, gefundeerd op de apostelen en profeten (Ef. 2:20). Hij is NIET van plan om weer in bouwwerken van hout en steen te verhuizen, ongeacht hoe geweldig hun architectuur ook mag zijn. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 68 DE VROEGE KERK De leiders in de tempel begonnen de christenen al snel na hun kruisiging van Jezus te vervolgen. In Handelingen 4:1-3 lezen we van het begin van de vervolging, nadat Petrus en Johannes een verlamde man bij de poort van diezelfde tempel hadden genezen. Wij lezen daar, 1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, 2 geërgerd, omdat zij het volk onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. 3 En zij sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want het was al avond. De volgende dag gaf Petrus zijn getuigenis tot de hogepriester dat de man door de kracht van de verrezen Christus was genezen. Zijn getuigenis is het fundament van een christelijke getuigenis voor alle Joden tot op heden. In Hand. 4:8-12 lezen we, 8 Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van het volk en oudsten van Israël! 9 Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, 10 laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden. Tot voor kort trok niemand de woorden van Petrus in twijfel. Maar enige tijd geleden begonnen verscheidene christelijke leiders ten behoeve van een betere relatie met het judaïsme de Romeinen voor de kruisiging te beschuldigen, waarbij zij de Schrift negeerden, want daarin staat dat de priesters naar de ordening van Levi als enigen in staat waren om God een welgevallig offer te brengen. Nog korter geleden begonnen verscheidene christelijke leiders vervolgens te menen dat de Joden in wezen zonder het geloof in Jezus Christus gered konden worden. Ikzelf zag deze opvatting voor het eerst in de column “My Answer” van Billy Graham in 1960, hoewel ik eraan twijfel of dit wel door Graham zelf geschreven is. Het week teveel van zijn persoon af om het zelf geschreven te hebben. Het artikel vermeldt dat de heidenen door het geloof in Christus gered worden, terwijl de Joden door de wet gered worden. Maar als dit het geval zou zijn, dan zou geen enkele Jood gered kunnen worden, want er is niemand rechtvaardig, ook niet één (Rom. 3:10). Geen enkele Jood is in zijn leven voor de wet volmaakt geweest, tenzij hij misschien zeer vroeg is overleden. Ikzelf zou de redding voor een Jood nooit zo onmogelijk poneren. Als wij het boek Handelingen lezen zien wij overal dat de Joden door het geloof in Jezus Christus gered werden. Ik zou de zogenaamde Bijbelleraren willen vragen op welke datum deze eis voor redding is veranderd. Laat mij voor de goede orde verklaren dat ik geloof dat wat Petrus zei nog steeds klopt: “Er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.“ De reactie van de Joodse leiders op de verklaring van Petrus vestigde een patroon voor het judaïsme dat tot op de dag van vandaag gevolgd wordt. Deze reactie kunnen we lezen in Hand. 4:14-18, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 69 14 En omdat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen. 15 En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten, overlegden zij met elkaar, 16 en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen? Want dat er een alom bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet ontkennen. 17 Maar laten wij, opdat het niet nog verder onder het volk bekend raakt, hun met de grootste dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen spreken. 18 En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun het bevel helemaal niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus. Met andere woorden, zij waren zich zeer bewust van het wonder van genezing dat voor de tempel had plaatsgevonden. Dit kon niet ontkend worden. Maar zij wilden niet geloven dat Jezus de Messias was, waarna zij hun toevlucht zochten in schadebeperking. Deze zelfde leiders waren zich er ook van bewust dat Jezus Christus uit de dood was opgestaan – maar zij wilden Hem hoe dan ook niet volgen. Zij gaven de voorkeur aan een leugen. Mat. 28:11-15 zegt, 11 Terwijl zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. 12 En zij kwamen bijeen met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel geld te geven, 13 en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. 14 En als de stadhouder hiervan hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. 15 Toen zij het geld in ontvangst genomen hadden, deden zij zoals hun was voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag. Het is daarom geen verrassing dat de leiders van het volk Jezus Christus bleven verwerpen, zelfs nadat een lamme man nota bene in de poort van de tempel door Zijn kracht was genezen. Hun reactie op deze goede daad was het bevel tot de discipelen om niet meer in de naam van Jezus te onderwijzen. De discipelen weigerden zich te onderwerpen aan dit bevel en genazen nog veel meer zieken (Hand. 5:15, 16). Hierna smeed de hogepriester hen vervuld van jaloezie in de gevangenis (Hand. 5:18). Maar de engelen bevrijdden hen, waarna de apostelen stoutmoedig het verkondigen voortzetten. Ze begonnen pas echt zenuwachtig te worden toen ze erachter kwamen dat zij de apostelen zelfs niet binnen de gevangenismuren konden houden, want de engelen zouden hen toch bevrijden. Ik bedoel, wie was God om tegen hun juridische beslissingen in te gaan? Daarom arresteerden zij de apostelen nogmaals. Maar zonder poespas legde Petrus hen het probleem uit en de oplossing voor dat probleem. In Hand. 5:30-32 staat, 30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een kruishout te hangen. 31 Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn. Dit maakte hen pas echt woest en zij zouden hen hebben vermoord als Gamaliël hier geen stokje voor gestoken had. Toch zegt Hand. 5:40, 40 En zij lieten zich door hem overtuigen; en toen zij de apostelen bij zich geroepen hadden, geselden zij hen en geboden hun dat zij niet zouden spreken in de Naam van Jezus, en zij lieten hen gaan. In Handelingen 6 en 7 werd het geschil door de steniging van Stefanus woeliger. Dit markeerde de dag van de formele uitbraak van vervolging van de christengemeenschap van goede vijgen. In Hand. 8:1-5 lezen we, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 70 1 En Saulus stemde in met zijn [Stefanus] dood. En er ontstond op die dag een grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen… 4 Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het Woord. 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus. Spoedig werden de meesten uit het land van Judea naar andere delen van het Romeinse Rijk verdreven. Op deze manier vervulden zij de beschrijving van Jeremia wat betreft de goede vijgen die de mensen voorstelden die zich aan God onderwierpen en in ballingschap gingen – oorspronkelijk de Babylonisch, maar in dit geval een ballingschap binnen het Romeinse Rijk. Dit is de geschiedenis van de vroege kerk. Het was een kerk van goede vijgen, niet van slechte vijgen. De slechte vijgen waren jaloers op de goede vijgen en weigerden te geloven dat Jezus de Messias was, ondanks dat er grote tekenen en wonderen onder hen verricht werden. Deze geloven, ofwel de goede vijgen, droegen vanuit Gods oogpunt het heersersmandaat van Juda. Zij waren de ware Joden, want zij droegen de stamnaam van Juda en haar roeping. De goede vijgen beschouwden niemand – Jood of niet-Jood - als zijnde in een reddingsverbond zonder Jezus Christus. Stoutmoedig predikten zij bekering, waarbij zij het volk vertelden om zich te bekeren van de verwerping en kruisiging van de Messias om zo gered te worden. Deze boodschap is nog steeds onveranderd, ondanks dat moderne theologen hier wel verandering in hebben aangebracht. De Bijbel is nog steeds het Woord van God, zelfs als de inzettingen en tradities van de mens hier tegen ingaan. Laat het verder glashelder zijn dat het geschil niet begon met Jezus die de slechte vijgen ging vervolgen. Nee, het begon met de slechte vijgen die Jezus vervolgden en kruisigden. Na de Pinksterdag begon het geschil niet met de christenen die de Joden gingen vervolgen. Nee, het begon met de hogepriesters van de tempel die de christenen vervolgden. Pas later verloren de christenen het licht van Pinksteren, waardoor vleselijk denkende christenen terug begonnen te vechten en de Joden gingen vervolgen. Hiermee gingen ze de fout in. Christenen behoren een hogere norm dan dat te hanteren. Ondanks dat we mogen verwachten dat de Joodse leiders “van woede zullen barsten” (Hand. 5:33) als zij de roep op bekering horen en wij mogen verwachten dat zij met boosheid zullen reageren, mogen wij deze zelfde vleselijkheid niet tot openbaring zien komen bij degenen die claimen het voorbeeld van Jezus te volgen. Ook christenen blijft hun portie wat betreft bekering niet bespaard. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 71 HOOFDSTUK 8 Het Nieuwe Jeruzalem Het was nodig voor Jezus om de aarde te verlaten en tot de hemel te varen om zo de laatste verplaatsing van Gods heerlijkheid binnen aardse tempels en steden te bewerkstelligen. Toen dit eenmaal voltooid was kon de heerlijkheid van God na tien dagen op de Pinksterdag terugkeren en op de discipelen in de bovenkamer rustten. Vanaf dat moment zijn wij, zoals de apostel Paulus dit uitlegt, als individuen de tempels van God (1 Kor. 3:16). De kerk is als geheel ook een tempel, met Jezus Christus als hoeksteen en de apostelen en de profeten als funderingsstenen (Ef. 2:20-22). Anderen zijn levende stenen in die tempel (1 Pet. 2:5). Het meest belangrijke is misschien nog wel dat Gods naam nu op ons als volk rust en niet op een externe ark van het verbond in een tempel van hout en steen in een fysieke stad in Palestina. Men kan de vervulling van de profetie niet vatten zonder te zien dat er twee Jeruzalems zijn: het oude en het Nieuwe Jeruzalem. Dit onderscheid maakt het mogelijk om de schijnbare tegenstrijdigheid tussen de Bijbelse verklaringen van zegen en vloek over Jeruzalem te begrijpen. JESAJA PROFETEERT OVER DE NIEUWTESTAMENTISCHE “BRUID” In Jesaja lezen we over het primaire voorbeeld van “Jeruzalem” waarvan Johannes zegt dat het als het Nieuwe Jeruzalem opgevat moet worden. Jes. 62:1, 2 zegt, 1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel. 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de mond van de HEERE bepalen zal. Op het eerste gezicht lijkt het dat Jesaja over de oorspronkelijke stad Jeruzalem spreekt. Maar Johannes past de profetie niet op het oude Jeruzalem, maar op het Nieuwe Jeruzalem toe. Op. 3:12 verwijst naar Jes. 62:2 waarbij het zegt dat deze nieuwe naam het Nieuwe Jeruzalem is: 12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam. Vanuit de profetie van Johannes blijkt dat Jesaja niet over de oude stad, maar over het Nieuwe Jeruzalem sprak. Deze tempel in het Nieuwe Jeruzalem is de plaats waar God Zijn naam heeft gevestigd. Het is geen vervloekte plaats, maar een plaats van zegen. Jes. 62:3-5 profeteert dat Jeruzalem een “sierlijke kroon” in Gods hand zal zijn. Zij zal niet langer “verlatene” of “woestenij” genoemd worden, maar daarentegen “getrouwde”. 4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u, en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 72 Johannes verwijst in Op. 21:2 naar deze profetie, waar we lezen dat de heilige stad die God zal huwen niet het oude Jeruzalem is. De Bruid is het Nieuwe Jeruzalem – ondanks dat Jesaja het slechts “Jeruzalem” noemt. 2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. In Op. 21:9, 10 identificeert een engel wederom de bruid als het Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt, als tegenstelling van het Jeruzalem dat op de aarde haar oorsprong heeft: 9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien. 10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan. Ondanks dat Jesaja niets over het NIEUWE Jeruzalem zegt, kunnen we zien dat Johannes ons zegt dat dit het is wat God bedoelde. Met andere woorden, Johannes zegt ons welk Jeruzalem God bedoelde toen Hij de profetie aan Jesaja gaf. DE MUREN VAN HET NIEUWE JERUZALEM Johannes beschrijft in fysieke termen de “muren” en “poorten” van die stad, maar het is overduidelijk dat dit symbolisch bedoeld wordt. Van de muur wordt gezegd dat deze 144 el hoog is (21:17), hetgeen het Bijbelse getal van de uitverkorenen aanduid. De numerieke waarde van de letters in de naam Lazarus is exact 144. Dit verbindt het getal aan zij die uitverkoren zijn om uit de dood op te staan om zo van de dood gered te worden (zie Joh. 11). De muren van een stad dienen ter bescherming en geven de grens aan om degenen die niet geacht zijn de stad binnen te komen buiten te houden. De muren worden daarom “redding” genoemd, waarmee aangeduid wordt dat alleen de verlosten de stad binnen kunnen gaan. Zach. 2:5 (hieronder geciteerd) beschrijft de muur als “een muur van vuur”. Waarom wordt het als vuur beschreven? Deut. 33:2 zegt ons dat Hij Israël bij de Sinaï een “vurige wet” gaf. De wet is het “vuur” van God dat alle mensen oordeelt. Een wet is een morele grens. Zonde is het overtreden van de wet (1 Joh. 3:4). Daarom is de muur van vuur in de profetie van Zacharia de grens van de wet. We lezen dat al degenen die de stad binnengaan rechtvaardig zijn. Men kan niet wetteloos zijn en de stad binnengaan. Noch overtreden de verlosten de wet wanneer zij binnengaan. De stad is meer dan een enkele locatie op aarde. Zach. 2:1-5 profeteert, 1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn. 3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een andere engel trad Hem tegemoet. 4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet ommuurd blijven, vanwege de veelheid aan mensen en dieren in haar midden. 5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 73 Aan de ene kant profeteert Zacheria dat de stad “niet ommuurd” zal zijn en in het volgende vers zegt hij dat er een “muur van vuur rondom” zal zijn. Jazeker, er bevindt zich een muur rond dit Jeruzalem, maar het is geen fysieke muur rondom een paar gebouwen die een “stad” genoemd wordt. Het is een muur van redding en een muur van vuur (wet). Niemand zal deze muur trotseren door fysiek door een van haar poorten te wandelen. Men kan zich alleen door “redding” kwalificeren. DE POORTEN VAN HET NIEUWE JERUZALEM Er wordt ook gesproken over twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen van Israël erop geschreven. Er wordt ook gezegd dat er twaalf parels zijn (Op. 21:21). Deze beschrijving van de poorten wordt overduidelijk niet letterlijk bedoeld. De profeet geeft ons de basisdefinitie van de poorten als hij in Jes. 60:18 het volgende zegt, 18 Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten Lof. Johannes zegt in Op. 21:12 dat de twaalf stammen van Israël op de twaalf poorten van de stad geschreven staan. Later worden de twaalf poorten in vers 21 “parels” genoemd, want de twaalf stammen zijn samen de “parel van grote waarde”. Jezus kocht deze parel door Zijn dood aan het kruis, maar door dit te doen kocht Hij uiteindelijk heel de wereld. In twee korte gelijkenissen in Mat. 13:44-46 sprak Jezus over deze zaken, 44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een SCHAT, in de akker verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. 45 Ook is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie PARELS zoekt. 46 Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem. Jezus koos de thema’s van Zijn gelijkenissen uit de Schriften zelf, zodat ze niet moeilijk zijn om te interpreteren. God noemde Israël in Ex. 19:5 Zijn persoonlijk eigendom (Hebr. cagullah, d.w.z. schat). Israël was in Assyrië en de wereld verstrooid. Jezus zei in Mat. 13:38: “de akker is de wereld.” Vandaar dat Jezus kwam en de verloren stammen in hun verstrooiing verborgen in de wereld vond. Daarom kocht hij de gehele akker (de wereld) om zo de schat te verkrijgen. De hele wereld profiteert dus van de val van Israël. De tweede gelijkenis is als de eerste, maar deze keer vergelijkt Jezus Israël met een “parel van grote waarde”. En Johannes bevestigt dit door ons te zeggen dat de twaalf poorten van het Nieuwe Jeruzalem de twaalf stammen van Israël zijn – en zij worden de “twaalf parels” genoemd. Het enige verschil is dat Jezus hen allen bijeen vat als een “parel van grote waarde”, terwijl Johannes elke stam als parel beschrijft. Het eerder aangehaalde Jes. 60:18 zegt ons dat de poorten “lof” zijn. Dit is een uitdrukking, want Juda betekent “lofprijzing”. Juda moest de leidende stam van Israël zijn. Daarom vertegenwoordigt Juda in dit geval alle stammen, want op die dag zal de Koning van Juda – Jezus Christus – over alle stammen als een volk en over de gehele aarde regeren. Jes. 60:19, 20 zegt ons dat Jeruzalem geen zon of maan nodig heeft om haar licht te geven, want God Zelf zal haar licht zijn: 19 De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en uw God tot uw sieraad. 20 Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 74 licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan de dagen van uw rouw zal een einde komen. In Op. 21:23 profeteert Johannes hetzelfde over het Nieuwe Jeruzalem, 23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp. Opnieuw zegt Jesaja 60:21 het volgende over Jeruzalem, 21 Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden. Johannes laat in Op. 21:27 weerklinken dat alleen de rechtvaardigen het Nieuwe Jeruzalem zullen bewonen: 27 Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam. Een eenvoudige vergelijking van Jes. 60:18-21 met Op. 21 verduidelijkt dat dit niet het oude Jeruzalem is dat opgebouwd en verheerlijkt wordt. Beide spreken van het licht van de zon en maan dat vervangen wordt door het licht van een goddelijke bron. Beide spreekt van zondaren die de stad niet binnen komen. Dit is het Nieuwe Jeruzalem wiens oorsprong niet op aarde maar in de hemel is. Ook moet opgemerkt worden dat de Bijbel nergens zegt dat het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel zal neerdalen en het stuk vastgoed dat Jeruzalem wordt genoemd zal bedekken. Ik amuseer mij vaak vanwege de manier waarop men het Nieuwe Jeruzalem beschouwd als een fysieke stad van miljarden tonnen kilo’s dat met kranen en katrollen uit de ruimte komt zakken. Christenen moeten leren dat het Nieuwe Jeruzalem een geestelijke, hemelse “stad” is dat bij het herstel van alle dingen de hele aarde zal bedekken. Het doel van de fysieke schepping was om de heerlijkheid van God te openbaren en dit doel zal uiteindelijk behaald worden. Ondanks dat Adam de heerlijkheid van God verloor toen hij zondigde, zal de laatste Adam deze heerlijkheid tot de aarde herstellen. Jezus bad dat de wil van de Vader op aarde zou worden gedaan als in de hemel. Dit gebed zal verhoord worden als het Nieuwe Jeruzalem zich volledig op aarde zal vestigen, want het Nieuwe Jeruzalem is de wil van God voor de schepping. Maar in deze huidige tijd zucht heel de schepping nog in afwachting van de openbaringen van de zonen van God (Rom. 8:19), want wij zien nog niet dat alle dingen aan Christus onderworpen zijn (Heb. 2:8). PROFETIEËN OVER JERUZALEM EN SION Tot zover hebben we aangetoond dat de profetieën over Jeruzalem in Jesaja 60 in wezen dezelfde zijn als die over het “Nieuwe Jeruzalem” uit Openbaringen 21. Uit deze vergelijking blijkt dat het Nieuwe Testament “Jeruzalem” uit Jesaja 60 interpreteert als het Nieuwe Jeruzalem, in plaats van het oude. Uiteraard zijn de Joden, die niet met het Nieuwe Testament overeenstemmen, het niet met de openbaring van Johannes eens. Maar als christenen geloven we dat de openbaring van Johannes goddelijk geïnspireerd is en wij concluderen dus dat God een nieuwe stad aan het bouwen is, dat verschilt van de oude stad. Naast “Jeruzalem” gebruikt de Bijbel ook vaak een andere term, namelijk “Sion” en de profetische eindtijd “dochter van Sion” (Jes. 62:11). Sion was in het Oude Testament de De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 75 plaats van waaruit David Jeruzalem en de rest van Israël bestuurde. Het werd een symbool van leiderschap. Omdat de Bijbel binnen de profeten zowel over Sion als Jeruzalem spreekt, menen velen dat het Sion binnen Bijbelprofetie de fysieke locatie binnen de oude stad Jeruzalem is. Vandaar dat er vandaag de dag Zionisten zijn die hun vertrouwen in het oude Jeruzalem hebben gesteld, denkende dat dit de vervulling is van de beloften aan Abraham. Maar Hebreeën 12:22-24 zegt, 22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, 24 en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus. Het boek van Hebreeën zegt dat onze hoop op een meerdere Hogepriester (Jezus Christus) is gericht. Hij die Zijn dienstwerk in een meerdere tempel (ons hart) in een hemels Jeruzalem en haar meerere “berg Sion” door middel van een beter verbond verricht. Met andere woorden, er zal ook een nieuwe berg Sion zijn, net zoals er een Nieuw Jeruzalem is. De nieuwe Sion heeft alle eigenschappen van het Nieuwe Jeruzalem, maar het symboliseert de plek van Jezus’ regering, want Hij is de Zoon van David. Het boek Hebreeën is na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) geschreven om uit te leggen waarom God het toestond dat de oude stad en haar tempel verwoest werden. Vele vroege christenen (in het bijzonder zij die uit Judea kwamen) waren door die verwoesting totaal van de kaart, want zij begrepen nog steeds niet dat God de “slavin” en haar zoon (het priesterschap naar de ordening van Levi en het judaïsme zelf) had verbannen. PROFETIEËN OVER DE “HERBOUWDE” TEMPEL Ezechiël 40-48 spreekt van een “herbouwde” tempel. Over het algemeen nemen Bijbelleraren deze hoofdstukken letterlijk, zelfs tot het punt dat God weer over zal gaan op dierenoffers. Dit is o.a. gebasseerd op Ezechiël 43:18-27. Uiteraard moeten wij toegeven dat als God het verlangen had om een fysieke tempel in het oude Jeruzalem te bouwen en om het priesterschap naar de ordening van Levi opnieuw te wijden, wij zouden geloven dat het juaïsme opnieuw de ware religie zou worden, waarbij er in de toekomst wederom weer dierenoffers gebracht moeten worden. Maar laat het duidelijk zijn dat ik hier niets van geloof. Als christen heb ik kennis aan betere zaken. Zoals ik het zie is een dergelijke aanhankelijkheid of bekering tot het judaïsme exact de slavernij waar de apostel Paulus in het boek Galaten voor waarschuwt. Hoeveel keer moet Paulus ons zeggen dat wij de tempel van God zijn voordat we dit ook echt gaan geloven? De tempel van Ezechiël zou ongetwijfeld als een letterlijk bouwwerk van hout en steen gebouwd zijn, als Israël en Juda zich in vroegere tijden ten minste hadden bekeert en naar het oude land waren teruggekeerd. Maar dit deden zij niet. Een deel van het huis van Juda keerde terug, maar Israël keerde niet terug. Daarom kwam Jezus om een nieuwe en betere tempel te vestigen, de tempel van ons lichaam. Dit was uiteraard vanaf het begin al het plan van God. Vanwege deze reden moet de profetie van Ezechiëls tempel volgens het Nieuwtestamentische model worden toegepast. De tempel van hout en steen is vervangen door een nieuwe tempel van levende stenen. Het priesterschap naar de ordening van Levi is vervangen door die naar de ordening van Melchizedek. De offerdienst is vervangen door het enige ware offer voor de zonde – Jezus Christus – die de vervulling van alle offers is. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 76 Volgens 1 Kor. 3:11 is Jezus, het enige fundament of de Hoeksteen die in deze Nieuwe Tempel gelegd kon worden, 11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus. Als iemand een fysieke tempel in Jeruzalem probeert te bouwen, dan is dit een directe schending van de wil van God, want op geen mogelijkheid kunnen ze een fysieke tempel bouwen en Jezus nog steeds als fundament gebruiken. Door zijn sterven en Zijn neerliggen in de aarde was Zijn begrafenis het fundament van de Nieuwe Tempel. Later nam Hij op de Pinksterdag inwoning in de gelovigen om zo met levende stenen een begin te maken aan deze Tempel. Paulus vertelde de Efeziërs in Ef. 2:19-22 het volgende, 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest. TWEE SOORTEN JERUZALEM MET VERSCHILLENDE EINDBESTEMMINGEN Jeremia was de voornaamste profeet van de oude stad Jeruzalem. Hij was daar toen toen het Babylonische leger daar binnenviel en de stad en de tempel verwoestte. Hij was de profeer die de priesters van de oude tempel vervolgden. Jeremia is dus de meest belangrijke profeet wiens geschriften het uiteindelijk lot voor die stad openbaren. In Jer. 18:1-6 droeg God de profeet op om naar het huis van de pottenbakker te gaan. Daar moest hij aanschouwen hoe een pottenbakker een pot van klei aan het maken was. De verzen 3-6 zeggen ons, 3 Zo daalde ik af naar het huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de draaischijven een werkstuk aan het maken. 4 Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken. 5 Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: 6 Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël. Deze profetie was gericht tot het huis van Israël – niet het huis van Juda. Het was gericht tot de tien verloren stammen, het volk dat God in de dagen van Hosea, hun laatste koning (2 Kon. 17:3) van 745-721 v.Chr. verwoest had. In die dagen was Salamanzer gekomen en had Israël in slavernij gevoerd. Kort hierop kwam het Assyrische leger en veroverde zij Israël en Samaria haar hoofdstad, waarbij zij de overlevenden naar “Halah en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië” deporteerden (2 Kon. 17:6). Dit is de plek waar een eeuw later de profeet Ezechiël tot hen profeteert. Ezechiël 1:1 zegt, 1 In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar [of “Habor”] was, gebeurde het dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien. Het is belangrijk om te begrijpen dat de openbaring van Jeremia over het huis van de pottenbakker NIET over Juda, maar over Israël ging. Omdat vele mensen onwetend zijn De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 77 over het feit dat Israël en Juda twee verschillende naties waren, zijn wij genoodzaakt om dit te verhelderen. God beloofde dat Hij het huis van Israël zou herbouwen zoals een pottenbakker een nieuwe pot van klei maakt. Maar Jeremia besteedt slechts tien verzen aan het huis van Israël, omdat hij niet tot hen gezonden was, maar tot Juda. De rest van Jeremia 18 en heel hoofdstuk 19 richt zich direct tot Juda en Jeruzalem. De enige reden dat Jeremia de tien verzen aan Israël wijdde was om het verschil qua bestemming tussen de twee naties te laten zien. Beginnende in Jer. 18:11 en 12 richt de profeet zich tot Juda en Jeruzalem: 11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw daden goed. 12 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers onze eigen plannen. We doen ieder overeenkomstig zijn verharde, boosaardige hart. De rest van dit hoofdstuk schetst de opstandigheid van Juda en Jeruzalem tegen God en biedt ons de redenen voor het komende oordeel. In Jer. 19:1-3 lezen we ten slotte, 1 Zo zegt de HEERE: Ga een aarden pottenbakkerskruik kopen, en neem enkele van de oudsten van het volk en van de oudsten van de priesters mee. 2 Ga uit naar het dal Ben-Hinnom, dat bij de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik daar de woorden die Ik tot u spreek, 3 en zeg: Hoor het woord van de HEERE, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats, zodat bij ieder die het hoort, zijn oren zullen tuiten. Vervolgens geeft de profeet in de verzen 4 en 5 de aanklacht van God tegen Juda en Jeruzalem vanwege hun opstand tegen Hem. Vanwege deze redenen zegt God dat de natie en de stad verwoest zullen worden en het volk door het zwaard zal vallen. Toen de profeet klaar was met zijn aanklacht tegen hen vertelde God hem om het volk in de verzen 10-12 een aanschouwingsles te geven, 10 Dan moet u de kruik stukbreken voor de ogen van de mannen die met u waren meegegaan, 11 en tegen hen zeggen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukbreken, zoals men een pot van een pottenbakker stukbreekt, zodat die niet meer hersteld kan worden. Men zal hen in Tofet begraven, omdat er geen andere plaats om te begraven is. 12 Zo zal Ik doen met deze plaats, spreekt de HEERE, en met zijn inwoners, om deze stad te maken als een Tofet. Men kan het hoofdstuk wel uitlezen, maar er wordt geen enkel woord van troost over Jeruzalem gesproken. Geen enkele keer zegt hij dat in het einde der tijden de stad hersteld zal worden. Jeremia zegt in feite het tegenovergestelde. Anders dan de natte kleipot die het huis van Israël vertegenwoordigde – die mislukte en gekneed werd, maar vervolgens tot nieuwe pot gemaakt werd – werd deze oude aarden pot stukgegooid. Als oude potten of kruiken eenmaal breken, dan kunnen zij niet meer gemaakt worden. Men bracht deze simpelweg naar de “Schervenpoort” (19:2) en wierp hen in gehenna, de stadsstortplaats. Jeremia maakte duidelijk dat de dag zou aanbreken waarop de oude stad Jeruzalem als een aarden kruis in de handen van de profeet verwoest zou worden. Velen kunnen niet geloven dat God dit werkelijk zal doen en daarom interpreteren ze dit door te zeggen dat deze verwoesting tot vervulling kwam toen Babylon Jeruzalem verwoestte. Het probleem is echter dat het volk zeventig jaar later terugkeerde en Jeruzalem weer OPBOUWDEN. Eerst stond koning Kores het toe dat het volk in 534 v.Chr. weer naar hun land mocht De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 78 terugkeren en hun huizen mochten opbouwen. Vervolgens gaf koning Arthahsasta in 458 v.Chr. een tweede bevel waardoor de stad zelf weer opgebouwd kon worden. Hiermee ging de profetie van Dan. 9:24, 25 in vervulling, waar staat, 24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. God vertelde Jeremia dat de stad als ee kruik verwoest zou worden en nooit meer gerepareerd zou worden. Maar vervolgens wordt Daniël verteld van “een woord (bevel) om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen”. In feite werd de stad geheel herbouwd. Dit lijkt een inherente tegenstelling te zijn. Vele jaren later verwoesten de Romeinen in 70 n.Chr. opnieuw de stad, maar door latere generaties is het toch weer opgebouwd. De stad is in feite ongeveer negen keer verwoest en weer opgebouwd. Dit zegt ons dat de profetie van Jeremia in de afgelopen verwoestingen van Jeruzalem slechts GEDEELTELIJK is vervuld. De dag is aanstaande dat Jeruzalem op een dergelijke manier verwoest wordt dat het NOOIT MEER OPGEBOUWD KAN WORDEN. Het Woord van God kan niet gebroken worden, maar Jeruzalem zal als een kruik in de hand van Jeremia gebroken worden en nooit meer gerepareerd worden. Dit is in feite de reden dat God een nieuw Jeruzalem heeft gevestigd. De oude stad bevindt zich onder de vloek van God en zal niet als zetel van de regering van Christus dienen. Als wij deze profetie van Jeruzalems verwoesting in het licht van Jeremia’s verklaring over de heerlijkheid die uit die plaats wegtrekt – zoals dit ook met Silo het geval was – bezien, begint het plan van God duidelijker te worden. Silo werd, nadat de heerlijkheid was weggetrokken, verwoest. Ook haar priesters waren gedood, want God had de intentie om de corrupte lijn van Eli met een nieuwe lijn van priesters van de nakomelingen van Zadok te vervangen. Dit profeteert van een groter geheel, want Zadok is een beeld en afschaduwing van de ordening naar Melchi-Zadok, ofwel Mechizedek. Het wordt vervolgens ook duidelijk dat God in het grotere geheel de intentie had om de ordening naar Levi te vervangen met de ordening naar Melchizedek, met Jezus Christus als Hogepriester. HAGAR IS DOOR SARA VERVANGEN In Galaten 4:22-31 spreekt Paulus over het oude en nieuwe verbond en hoe deze allegorisch door Hagar en Sara worden afgebeeld. Hagar was de slavin uit Egypte, terwijl Sara de vrije was en degene door wie de profetieën zouden komen. Hagar was echter de eerste die Abraham een zoon schonk. Zijn naam was Ismaël. Toen Ismaël 13 jaar was zei God ten slotte tegen Abraham dat hij een zoon van Sara zou krijgen. Die zoon was Izak, hij werd geboren toen Abraham 100 jaar was. Uiteraard bestond er een strijd tussen de twee vrouwen van Abraham over wiens zoon het geboorterecht zou erven. Ismaël was de eerstgeborene van Hagar, maar God koos Izak, die uit Sara geboren was. Op gelijke wijze werd eerst het oude verbond onder Mozes gevestigd, maar God koos het Nieuwe Verbond onder Jezus om de belofte voort te brengen. Vervolgens doet Paulus in 4:25 en 26 een zeer opmerkelijke uitspraak, De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 79 25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen. Hedendaagse profetie uitleggers zeggen over het algemeen dat Hagar en Ismaël de Arabieren vertegenwoordigen en daarom totaal geen recht op de stad Jeruzalem hebben. Paulus zegt dat het oude Jeruzalem Hagar is en dat haar kinderen Ismaël zijn. Paulus spreekt echt over de Joden die zich tot het judaïsme wijden. Vers 28-31 zegt, 28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. 30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. 31 Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije. Het oude Jeruzalem is naar het vlees geboren en niet naar de Geest. De leiders van Jeruzalem verwierpen het Nieuwe Verbond dat Jezus hen aanbood en kozen ervoor om onder het oude verbond te blijven. Het verbond dat onder aan de berg Sinaï in Arabië gegeven was. Arabië was het erfdeel van Hagar en Ismaël. Dus toen de Joodse leiders hun cruciale keuze maakten om het oude verbond te blijven aanhangen en om de Middelaar van het Nieuwe Verbond te verwerpen, plaatsten zij zichzelf en de stad onder de juridische rechtsbevoegdheid van de berg Sinaï in Arabië, in plaats van onder de juridische rechtsbevoegdheid van het Jeruzalem dat van boven is. Vanwege deze reden zond God Zijn legers (de Romeinen) om de stad te verwoesten en om de Joden te verdrijven, waardoor zij uiteindelijk uit Palestina werden verbannen. We lezen hierover in de gelijkenis die Jezus in Mat. 22:2-7 vertelde, 2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning [de Vader] die voor zijn zoon [Jezus] een bruiloft bereid had, 3 en hij stuurde zijn slaven [profeten] eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen. 4 Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft. 5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [profeten], behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers [de Romeinse legers], bracht die moordenaars om en stak hun stad [Jeruzalem] in brand. Ook merkte Paulus in zijn tijd dat de kerk zelf de neiging had om onder het oude verbond en de rechtsbevoegdheid van “Hagar” te blijven. Decennia lang bleven de eerste christenen in Jeruzalem in de tempel offers brengen, zelf toen ze begrepen dat Jezus het enige ware Offer voor de zonde was. Pas toen God het Romeinse leger inhuurde om die stad en die tempel te verwoesten begon het kwartje bij de vroege kerk te vallen. Ergens in die tijd inspireerde God iemand om het boek Hebreeën te schrijven om aan de Hebreeuwse christenen duidelijk te maken dat het christendom simpelweg geen sekte van het judaïsme was. De Steen die de Joodse bouwers hadden verworpen werd de Hoeksteen van de nieuwe weg die het christendom genaamd werd. Helaas zijn er in onze tijd velen binnen de kerk die zich opnieuw tot het gedachtegoed van het judaïsme hebben bekeerd. Zij denken dat Hagar-Jeruzalem op de een of andere manier het beloofde Koninkrijk gaat voorbrengen. Dit zal het niet. Het oude Jeruzalem is de slavin en niet de vrije. Het oude Jeruzalem vervolgd de kinderen van het Nieuwe De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 80 Jeruzalem – en niet andersom, zoals zo vaak geclaimd wordt. Paulus, die zelf de kerk voor zijn bekering had vervolgd, was zich er zeer bewust van dat de kinderen van HagarJeruzalem de kinderen van Sara-Nieuw Jeruzalem vervolgde. 29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. Men hoeft slechts de geschiedkundige optekeningen van het boek Handelingen te lezen om te zien hoe het judaïsme de kerk vervolgde. De oplossing is NIET om met de Joden of het judaïsme herenigen, zoals zo velen vandaag de dag pleiten. Door dit te doen huwen zij geestelijk gezien met Ismaël en diskwalificeren zij zich voor de beloning van de volledige erfenis van Loofhutten. Wanneer christenen zich proberen te identificeren met het judaïsme dan worden zij geestelijk gezien kinderen van Hagar. Laat ze niet denken dat zij de belofte zullen voortbrengen, want deze kan alleen door Sara komen, namelijk het Jeruzalem dat van boven is. Paulus geeft als oplossing om de slavin en haar zoon weg te jagen (Gal. 4:30), net zoals Araham Hagar en Ismaël wegjoeg om Sara en Izak te vestigen. Dit wordt gedaan door een heldere breuk met het judaïsme te maken, net zoals de vroege kerk met een beetje hulp van God en de Romeinse legers ook deed. Laat ons niet langer denken dat de heerlijkheid van God tot het oude Jeruzalem zal terugkeren, of dat een fysieke tempel op een dag daar de heerlijkheid van God zal huisvesten. Volgens Paulus’ woorden in 2 Thes. 2:3-12 kan die plaats slechts een antichrist huisvesten, ofwel een man van wetteloosheid, een zoon van het verderf, een Judas. Is dit misschien een deel van de afvalligheid die Paulus in 2 Thes. 2:3 voor ogen had? Is deze man van wetteloosheid alreeds binnen de kerk verschenen? Heeft de kerk alreeds het hemelse Jeruzalem verlaten ten gunste van het oude? Is de krachtige dwaling uit 2 Thes. 2:11 de opvatting dat Hagar en haar zoon de belofte zullen beërven en degenen zullen zijn die het Koninkrijk van God zullen openbaren? Sela. De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 81