1 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk Veldwerk 1. Inleiding De leerinhouden binnen het vak Biologie en de verschillende deelvakken (Ecologie, Plantenmorfologie, Biotoopstudie, Natuurexploratie,…) lenen zich heel gemakkelijk tot het uitvoeren van veldwerk. Vaak houden leerkrachten zich in om veldwerk te organiseren omdat ze te maken krijgen met heel wat beperkingen. Te grote groepen, te weinig tijd (lesuren), de organisatie op zich, geen enthousiaste medebegeleiders binnen de school, geen kennis van de inhoud of het terrein,… zijn vaak factoren die de leerkracht tegenhouden een veldwerk of- studie met de leerlingen aan te vatten. Toch zal je merken dat ondanks het vele voorbereidend werk, de leerlingen heel wat opsteken van een geslaagde daguitstap, GWP of projectdag waar veldwerk of natuurstudie in aanbod komt. Bovendien zullen ze je heel dankbaar zijn voor de wijze waarop je de inhouden buiten de klasmuren hebt aangebracht. Om de drempel een beetje te verlagen en jullie aan te zetten de leerlingen mee naar buiten te nemen, zetten we in een drietal lesnamiddagen het veldwerk op een heel praktische manier uiteen. 2. Kader waarin het veldwerk kan doorgaan (extra-muros) Het is vanzelfsprekend dat het veldwerk zal doorgaan buiten het klaslokaal. Het kader of de organisatie waarin dit gebeurt kan sterk verschillen. Elke onderwijsactiviteit die men buiten de klasmuren uitvoert, beschouwt men als een extra-murosactiviteit. Zo kan je op het schooldomein zelf een plekje hebben waar aan natuurstudie kan worden gedaan of misschien ben je verplicht een eindje te fietsen om een of ander interessant perceeltje te kunnen bezoeken. We maken hieronder een kleine indeling. 2.1. Schooldomein Het is altijd leuk als je niet ver hoeft te stappen, geen bus moet reserveren om iets buiten de klas te kunnen illustreren. Nog leuker is een plekje groen (al dan niet ingericht) waar op regelmatige basis een aantal oefeningen kunnen doorgaan. Een plekje van 30 op 30m is vaak meer dan voldoende om een kleine biotoopstudie uit te voeren waar zowel het meten van biotische als abiotische factoren in aan bod komt. Het voordeel van zo’n plek is dat je er jaarlijks naar terug kunt, de evolutie kan opvolgen en het zelf kan beheren (met de leerlingen). David Vander Haeghen 2 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 2.2. Natuurgebied in de buurt van de school Wat geldt voor een plek op school, kan ook gelden voor een plek in de buurt van de school. Elke gemeente heeft tegenwoordig zijn natuurgebied, park of ander openbaar groen. Ook zijn verschillende vzw’s actief waar men via een bereidwillige contactpersoon heel wat kan verwezenlijken. Indien je kan gebruik maken van hun gegevens/databank als achtergrond van je onderzoek is dat mooi meegenomen. 2.3. Pedagogische uitstap Tenzij je in een specifieke studierichting lesgeeft, is er in de meeste leerplannen voor de leerinhouden biotoopstudie of ecologie niet veel ruimte of tijd. Vaak ben je dan bijna verplicht om op één dag, 8 lesuren, het hele hoofdstuk te behandelen. Indien je niet beschikt over het nodige materiaal, een veldkoffer, testkits e.d., kan je een uistap maken naar een natuureducatief centrum. Elke provincie beschikt over een aantal centra waar je terecht kan voor natuurstudie en ecologisch onderzoek. Zij hebben uitgewerkte pakketten op maat van je leerlingen (ASO/TSO/KSO/BSO, van lager onderwijs tot hoger middelbaar). Het nadeel is echter dat je heel vroeg op voorhand een bezoek moet vastleggen. Vergeet bovendien niet dat jij als beste je leerlingen kent en weet wat er in het leerplan wordt verwacht. Wat je zelf doet, doe je vaak beter, maar het vraagt meer voorbereiding. 2.4. Projectdag of –week op school In het kader van de VOETEN worden op de meeste scholen jaarlijks projectdagen georganiseerd. Een workshop biotoopstudie om de natuurlijke kringlopen te leren kennen op een projectdag ecologie of duurzame ontwikkeling is goed op zijn plaats. Je kan van het thema dankbaar gebruik maken om een leerplandoelstelling te bereiken. Indien er gewerkt wordt met een carrousel- of doorschuifsysteem, kan je bvb. 4 maal dezelfde workshop geven op één lesdag. 2.5. Geïntegreerde werkperiode (GWP) Tijdens een GWP gaat men met een groep leerlingen voor een meerdaagse uitstap naar een bepaalde locatie in het binnen- of buitenland. Dit is niet te vergelijken met bvb. een Romereis waar men van stad naar stad trekt in het kader van de lessen godsdienst, antieke cultuur en geschiedenis. David Vander Haeghen 3 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk Voor een GWP kiest men een streek waar men zo veel mogelijk vakken op één of andere manier aan bod laat komen. Tijdens het ontdekken van een streek kunnen in een biotoopstudie de vakken aardrijkskunde (cartografie, geomorfologie, klimatologie), biologie (fauna- en floraonderzoek, determineren), geschiedenis (opzoeken historische gegevens), chemie (meten van chemische parameters), fysica (onderzoeken van fysische gegevens) geïntegreerd zijn. De bevindingen worden gerapporteerd in een verslag waarin het vak Nederlands dan weer belangrijk is en wiskunde moet worden gebruikt om cijfergegevens te verwerken. Verder kan men informatiebronnen in het Engels of Frans raadplegen eventueel via ICT. Als je tenslotte gebruik maakt van de fiets om je te verplaatsen en ’s avonds een sportuurtje inlast is ook de leraar LO tevreden. 2.6. Geïntegreerde proef (GIP) In elke technische studierichting zijn de leerlingen verplicht om een geïntegreerde proef te schrijven. Aansluitend met de studierichting, over een onderwerp naar keuze, maken de leerlingen een eindwerk waar ze een heel schooljaar, onder begeleiding van een promotor, zelfstandig aan werken. Sommige scholen kiezen er ook voor om de GIP in groep te laten uitvoeren. De proef omvat een theoretisch en een praktisch luik. Voor leerlingen in technische richtingen met veel wetenschappen wordt een GIPonderwerp af en toe in de ecologie gekozen met een biotoopstudie, fauna-onderzoek of vegetatie-analyse als praktische proef. 3. Voorbereidend werk 3.1. Bezoek locatie Een bezoek van de locatie waar je gaat werken, heeft enkel voordelen. Door naar de plaats te gaan weet je onmiddellijk hoeveel tijd de verplaatsing in beslag neemt, een overleg met een contactpersoon ter plaatse, neemt vaak heel wat vragen weg en het bekijken van een overdekte lunchplaats in de nabijheid zijn maar een paar voorbeelden. Het is aangewezen om het veldwerk op David Vander Haeghen 4 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk de locatie zelf uit te proberen, zeker als het de eerste keer is. Nadien schat je beter in wat de timing van je onderzoek moet worden. 3.2. Werkbladen of begeleidende nota’s Zoals eerder vermeld kunnen heel wat centra werkbladen aanbieden, maar het is niet slecht op basis van die informatie je eigen tekst te maken. De aangeboden werkbladen zijn vaak algemeen en voor een breed publiek opgesteld. Het zelf opstellen van je werkbladen vraagt wel wat tijd, maar heeft opnieuw veel voordelen: - Onrechtstreeks bereid je de veldstudie voor. Je weet zelf heel goed het doel en de inhoud van de opdracht. De begeleiding in het veld kan veel gerichter. Je kan de tekst beter afstemmen op het niveau en de voorkennis van je leerlingen. Indien je zelf een cursustekst voor je vak maakt, kan je de werkbladen integreren. Je krijgt meer inzicht in de timing en je kan gemakkelijk voor jezelf een materiaallijstje opstellen indien dat nodig is. Nog een paar tips: - - Veldstudie is “zelf doen”, dus stel de werkbladen op onder de vorm van een handleiding. Vermijd invulbladen voor een 3de graad en beperk het voor een 2de graad. Geef tenslotte goed aan hoe de bekomen gegevens moeten worden verwerkt en op welke manier men rapporteert. Je mag gerust een hele voorbereidende les wijden aan het leren opstellen van een wetenschappelijk verslag. Maak je werkbladen, -bundel of handleiding aantrekkelijk met figuren, cartoons, weetjes en anekdoten maar overdrijf niet. Een kaartje, coördinaten of luchtfoto van de plaats van het onderzoek is aangewezen. 3.3. Brief aan leerlingen en ouders Ouders worden steeds kritischer ten opzichte van uitstappen. Zeker als het gaat om een meerdaagse met verblijfplaatsen weg van huis. Ze vragen zich af of zo’n uitstap wel nodig is, of de leerstof niet op school kan worden overgebracht, of de kostprijs niet te hoog is, willen hun kinderen niet missen en geven voorrang aan buitenschoolse hobby’s. Als leerkracht moeten we ze toch trachten te overtuigen dat het maken van een uitstap in het kader van de lessen een sterke meerwaarde heeft in de opleiding van hun kind. Dit kunnen we doen door hen goed te informeren via een brief of indien gewenst een toelichting tijdens een oudercontact. Breng in je brief volgende punten aan: - - - Doel van de uitstap Geef duidelijk mee welke leerplandoelstellingen je tijdens de uitstap wenst te bereiken of in het kader van welke lessen de veldstudie plaatsvindt. Ouders moeten duidelijk het nut van je extra-murosactiviteit kunnen inzien. Locatie van de uitsap Het exacte adres van de verblijfplaats voor een meerdaagse uitstap of de locatie van het onderzoek voor een daguitstap. Vermeld een telefoonnummer van een contactpersoon ter plaatse in geval van dringende zaken. Korte programmatie Laat de ouders weten wat je van plan bent. Leg heel kort het verloop van de dag uit. Wat mee te nemen Een heel belangrijke gedetailleerde lijst die je best nog eens met de leerlingen overloopt op het moment dat je de brief meegeeft. David Vander Haeghen 5 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk - - - - Kostprijs van de uitstap Kondig een prijs per leerling aan die 10% hoger ligt dan de vermoedelijke of werkelijke kostprijs. Zo calculeer je onrechtstreeks onvoorziene omstandigheden in. Een leerling die bvb. ziek wordt op de dag van de uitstap hoeft ook niet te betalen, maar de afwezigheid kan de gedeelde kostprijs van de bus voor alle andere leerlingen doen toenemen. Een overschot op de deelnameprijs kan men nadien nog altijd terugstorten. Enkele belangrijke afspraken en leefregels met de consequenties als die niet worden nageleefd Het is onmogelijk om het volledig huishoudelijk reglement van de verblijfplaats en/of het schoolreglement in je brief op te nemen. Maar verwijzen naar een aantal belangrijke regels is niet ongepast. Regels rond alcoholgebruik, drugs, roken en GSM of andere dure elektronische apparatuur kan je beter op voorhand verduidelijken om discussies achteraf te vermijden. Vermeld ook de gevolgen voor het niet naleven van de regels. Deelnemingsstrookje In een deelnemersstrookje geeft de ouder of voogd de toelating om deel te nemen aan een uitstap. Vermeld steeds de datum en plaats van verblijf. Medische informatiefiche Voor een meerdaagse uitstap is een medische informatie gewenst. In het hoger middelbaar zullen leerlingen wel zelf bekend zijn met hun kwalen, maar op het moment van buiten bewust zijn geeft de medische fiche soms raad. (model in bijlage) 3.4. Materiaal Maak een duidelijk onderscheid tussen materiaal die je zelf moet meebrengen, materiaal voorradig op school en zaken die leerlingen van thuis moeten meebrengen. Indien je van plan bent jaarlijks dezelfde uitstap te doen, kan je een veldkoffer samenstellen. Ook de educatieve centra stellen materialenkoffers ter beschikking. Zo heb je waterkoffers, vogelkoffers, veldtassen, … . Heel wat proefopstellingen kunnen met wat creativiteit heel goedkoop worden gerealiseerd. Onderwijs is een ‘low budget’ sector en alles wat je gratis kan krijgen, moet je aannemen. 3.5. Vervoer van en naar de locatie Afhankelijk van de locatie waar de veldstudie doorgaat, ben je al dan niet afhankelijk van een vervoermiddel. Ook al maakt het vervoer niet echt deel uit van de opdracht die de leerlingen moeten uitvoeren, het kan heel bepalend zijn voor het verloop van de dag. Hieronder volgen een aantal vooren nadelen. - Bus: voordelen: verre verplaatsing mogelijk, veel materiaal kan worden meegenomen, begeleiding van de leerlingen onderweg is minder zwaar, iedereen vertrekt en komt aan op hetzelfde moment, fysiek minder sterke leerlingen kunnen zonder problemen mee… nadelen: duur (20 à 25 euro per dag per leerling), soms weinig bereidwillige chauffeur, vuile schoenen na de opdracht, leerlingen moeten een tijd rustig gehouden worden David Vander Haeghen 6 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk - Fiets: voordelen: kosteloos, snelle verplaatsing over een korte afstand mogelijk (15km/u), gezond en aangenaam,… nadelen: niet elke leerling fietst even snel, lekke band kan het tijdschema danig in de war brengen, stresserende begeleiding bij grote groepen, beperkt in het meenemen van materiaal, bij regenweer natte kleren, tegenwoordig beschikt niet elke leerling over een degelijke fiets,… - Te voet: voordelen: kosteloos, een grotere groep valt gemakkelijk te begeleiden, gezond en aangenaam,… nadelen: beperkt in tijd en afstand, onderzoeksterrein moet in de nabijheid van de school zijn,… Opmerking: Op scholen waar leerlingen afkomstig zijn uit de verschillende windrichtingen, is het soms handig om af te spreken op de plaats van het onderzoek. Elke leerling moet zich dan op eigen houtje van thuis naar het onderzoeksterrein begeven en nadien ook terug huiswaarts. Deze manier van verplaatsen kan gecombineerd worden met de fiets. 4. Voorbeelden van veldstudie-oefeningen Zowel in aquatische als terrestrische biotopen zijn er heel wat boeiende natuurstudies of veldonderzoeken. Hieronder vind je een aantal voorbeelden. Het is echter niet de bedoeling elke oefening volledig uit te leggen. 4.1. Vegetatieopname van een grasland Bepalen van de bedekking van verschillende kruiden en grassen in een grasland. Nadien kan men heel wat abiotische factoren afleiden uit de kruiden met de grootste bedekkinggraad. Tenslotte kan je vanuit dit onderzoek tot het begrip plantengemeenschap komen. Indien je het grasland jaarlijks bezoekt (permanent kwadrant) kan je de evolutie van het perceel opvolgen. David Vander Haeghen 7 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 4.2. Vegetatieopname van een bomenlaag Bepalen van de bedekking aan houtige gewassen in een bos of struweel. Opnieuw kan men op basis van de soortensamenstelling heel wat abiotische factoren afleiden. Deze opdracht is leuk om jaarlijks uit te voeren in een bosbestand waar een kaalkap of dunning heeft plaatsgehad. Deze oefening kan je aansluitend doen op een geleide wandeling in hetzelfde bos. 4.3. Transect van een golfbreker of rotskust In deze oefening is het heel gemakkelijk om een abiotische parameter in relatie te brengen tot de organismen aanwezig in het biotoop. In dit geval is dat de aanpassing van zowel plantaardige als dierlijke organismen aan het getij. Door langs een opnamelijn van het verste droogliggende punt bij laagtij naar de vloedlijn, waarlangs men de bedekking van alle aanwezige organismen opneemt, kan men snel zien wie van hen het beste aan een lange drogere periode is aangepast. Laat deze oefening volgen op een wandeling langs de rotskust waar leerlingen de kans krijgen om de organismen te leren kennen en taxonomisch te plaatsen. David Vander Haeghen 8 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 4.4. Transect van droge naar natte heide Opnieuw tracht men tijdens deze oefening een relatie aan te tonen tussen de vegetatie en de waterhuishouding van de bodem waarop de verschillende soorten groeien. De heide is hier een goede keuze omdat het biotoop misschien niet zo biodivers is maar de soorten die er voorkomen zijn heel specifiek. De waarnemingen van transecten stelt men het best grafisch voor. 4.5. BBI-bepaling van poel of vijver Met de Belgisch Biotische Index kan men de waterkwaliteit van oppervlaktewateren bepalen op basis van de gevonden macro-invertebraten. Elke leeftijdsgroep in het middelbaar onderwijs vindt het boeiend om in een poel, vijver of gracht te vissen. Vaak zijn de leerlingen verwonderd van de rijkdom en verscheidenheid aan dieren die er voorkomen. Met deze oefening verbreed je de soortenkennis van de leerlingen maar je laat hen iets meer aanvangen met die kennis. Het principe van de kwaliteitsbepaling is gebaseerd op het aantal verschillende soorten en de voor vervuiling meest gevoelige soorten. De BBI-bepaling kan aangevuld worden met een chemische O2 –bepaling of zelf een volledige chemisch wateronderzoek. Begrippen als bio-indicator, macroinvertebraten, volledige en onvolledige metamorfose bij insecten, … kunnen tijdens deze oefening worden bijgebracht. 4.6. Vogels spotten Een oefening waar je leerlingen minder enthousiast voor krijgt, maar als er veel te zien valt, ervaren ze het als heel verrassend. Tenzij ze een echte interesse tonen zijn de meeste jongeren vanaf 14 jaar minder gevoelig voor wat er in de natuur gebeurt. Het blijft echter de moeite waard om ze te leren om een 20tal minuten in stilte waar te nemen. Met een grote groep is dat minder vanzelfsprekend, maar de oefening kan zo worden ingedeeld dat je met een doorschuifsysteem werkt. Zoek steeds een plaats waarvan je vermoed dat er veel vogels (met liefst een aantal bijzondere soorten) aanwezig zijn. Je kan de leerlingen zelf een soortbespreking laten maken van een vogel die je zeker gaat spotten en laten voorstellen aan de rest van de groep. De waarnemingen kunnen worden vergeleken met resultaten van vogelteldagen via verschillende websites. David Vander Haeghen 9 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 4.7. Faunaonderzoek a.d.h.v. vangsttechnieken Faunaonderzoek is niet zo eenvoudig als vegetatieanalyses. Dieren kunnen zich verplaatsen, zijn vaak heel schuw en als je ze kan waarnemen is dat vaak maar heel kort of bij toeval. Toch bestaan er een aantal eenvoudige truckjes om dieren te kunnen waarnemen. Tracht in de eerste plaats te rekenen op de creativiteit van de leerlingen. Laat hen inleven in de situatie van dieren, hun levenswijze opzoeken en zelf een aantal manieren bedenken om dieren gemakkelijker te observeren of te vangen. Ga in de eerste plaats voor een kwalitatief onderzoek, later voor een kwantitatief. Alle onderstaande voorstellen zijn eenvoudige manieren om dieren te verzamelen en nadien op naam te brengen met determinatietabellen of veldgidsen. - Bodemvallen: Glazen bokalen plaatst men in de bodem. Kruipende organismen zoals loopkevers vallen in de bokalen en kunnen niet meer weg door de gladde wand. De omgeving of het biotoop waar je de valletjes gaat plaatsen kunnen een verschillende vangst als resultaat hebben. Dit op kan al een onderzoekje zijn. David Vander Haeghen 10 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk - Boom schudden boven een wit laken: Het is vaak verbazend wat er uit een boom of grote struik valt als je er even stevig aan schudt. Houd met 4 leerlingen een laken gespannen onder een boom naar keuze. Sla met een stok in het kruin of schud aan de stam en vang de gevallen dieren op. Vervolgens worden de organismen op naam gebracht. Men kan de vondsten uit de ene boomsoort vergelijken met een andere (eventueel een exoot). - Paraplu strijken langs heesters: Dit is een variant op bovenstaande techniek - Slagtechniek met insectennet: Wat geldt voor het kruin van een boom, geldt ook voor een grasland. Deze keer gebruikt men een netje dat men zigzag door het gras slaat terwijl men van de ene kant van het terrein naar het andere stapt. Ook hier kan men een bloemrijk hooiland vergelijken met een productiegrasland van Engels raaigras. - Handvangsten: Enkele determinatietabellen, een loeppotje en een beetje inlevingsvermogen zijn de benodigdheden van deze techniek. Stimuleer de leerlingen om tussen stenen, onder boomstammen, in rot hout,… op zoek te gaan naar kleine ongewervelden en soms kom je tot verrassende vondsten. 4.8. Pluviometer Een heel leuke proef die meer met ecologie dan met biologie te maken heeft, maar het vermelden waard omdat er bij dit onderzoek door de leerlingen zelf een opstelling moet worden gemaakt en nadien heel wat meet en rekenwerk aan te pas komt. De oefening is bedoeld voor de tweede graad, maar kan in de derde graad ook nog worden gebruikt. Een hypothese zegt dat in David Vander Haeghen 11 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk een bos of struweel bij neerslag 30% van het hemelwater in de kruinen wordt vastgehouden. Met de waterproblematiek van de laatste jaren is deze stelling heel actueel een onderzoekje waard. Laat de leerlingen zelf een pluviometer uit een petfles maken. Laat de helft van de klas de pluviometer in een grasland plaatsen en de andere helft in een bos. Een week later giet je het opgevangen water over in maatcilinders en bereken je de oppervlakte van de doorsnede van de fles. Het bekomen getal zet je om naar l/m² en dan heb je de neerslagwaarde in mm. Maak een gemiddelde van de graslandwaarden en vergelijk die met het gemiddelde van de boswaarden. Tot welk besluit kom je? Wat is een mogelijke oplossing voor de huidige overstromingen? 5. Educatief natuurbeheer Veldwerk hoeft niet alleen biotoop- of natuurstudie in te houden. Het is ook leuk en leerzaam om effectief in het veld te werken. Het is echter wel belangrijk dat leerlingen goed weten waar ze naartoe werken of wat bvb. een beheermaatregel inhoudt alvorens ze de opdracht aanvatten. Men kan een natuurbeheerwerkdag organiseren waar in het kader van de toename of behoud van de biodiversiteit in een bepaald gebied een aantal maatregelen worden uitgevoerd. Het knotten van wilgen, het maaien van een grasland, het afzetten van hakhout, het aanleggen van een poel, … zijn daar voorbeelden van. Ook natuurtechnische ingrepen zoals het bouwen van een bijenhotel, het maken van broedpontons, het plaatsen van nestkastjes, kunnen leerlingen heel tof en leerzaam vinden. De voorbereiding van een natuurtechnische ingreep kan je het best opdelen in een informatiefase en een ontwerpfase. David Vander Haeghen 12 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 6. Richtlijnen en afspraken met de leerlingen Om een werkweek, projectdag of uitstap in het kader van je lessen goed te laten slagen maak je het best een aantal afspraken met de leerlingen. Stuur hen doorheen de opdracht met duidelijke richtlijnen. Overloop samen met hen de werkbladen die je hebt gemaakt. Neem op voorhand de tijd om de opdracht goed uit te leggen en herhaal die nog eens in het veld. Hou hierbij rekening met het feit dat een groep leerlingen buiten de klasmuren zich anders gedraagt dan tijdens de lessen waar ze minder kans hebben afgeleid te worden. Luid en duidelijk praten, er steeds voor zorgen dat de hele groep voor je staat, een correcte en haalbare timing voorop stellen, je uitleg starten als iedereen effectief luistert, aan de leerlingen meegeven hoe de evaluatie van de dag zal verlopen,… zijn een paar tips die helpen om de veldstudie tot een goed einde te brengen. 7. Noteren en verwerken van de gegevens Wat leerlingen niet altijd goed begrijpen is dat na een opdracht in het veld, de verzamelde gegevens moeten worden verwerkt in een wetenschappelijk verslag. Verschillend van een oefening in het labo is dat men in het veld om praktische redenen de gegevens niet onmiddellijk kan verwerken. Ofwel verwacht men van hen dat zij thuis een rapport maken, ofwel kan het klassikaal worden afgewerkt. Indien leerlingen elkaars waarnemingen nodig hebben om tot een correct besluit te komen, kan de leerkracht een samenvattende tabel opstellen. Vanuit het wetenschappelijk rapport kunnen de leerlingen aansluitend een voorstelling maken onder de vorm van een paper, powerpointpresentatie, maquette. David Vander Haeghen 13 Universiteit Gent Vakdidactiek Biologie Veldwerk 8. Excursie Tijdens de meimaand is een excursie gepland. Wat de oefening inhoudt, zien jullie op de dag zelf. Het is niet alleen de bedoeling om als voorbeeldige leerlingen de veldstudie uit te voeren, maar ook te achterhalen welke voorbereidingen de praktijkassistent heeft moeten treffen. Bovendien tracht je ook de manier van begeleiden te observeren en te letten op de lestechnische middelen die hij/zij gebruikt. 9. Opdracht Nu is het aan jullie: tracht nu zelf voor één van onderstaande biologische excursies een mindmap te maken, waarin je aantoont dat je de uitstap goed wil voorbereiden. De fictieve school waar je lesgeeft is in Gent gelegen, de groep bestaat uit 24 leerlingen die tijdens een normale lesweek 2 uren Biologie van jou krijgen, ze volgen de richting wetenschappen en zitten in het 5de jaar. Veel succes! Belgisch Biotische index schoolvijver Golfbrekertransect Oostende Heidetransect (nat naar droog) Kalmthout Vegetatieopname permanent kwadrant Natuurreservaat gelegen op 11km van de school Bodemvallen Rivierduin gelegen op 2km van de school Onderzoek voorjaarsflora Verschillende bossen ten zuiden (op max 20km)van de stad Gent Vogels spotten Westerschelde David Vander Haeghen