Leerwerktaak: Organiseren van een veldwerkles. Niveau: 2 (hoofdfase) Vak(ken): Biologie, Scheikunde, Natuurkunde, Beroepstaken: Ontwerpen, begeleiden van lerende Science, Aardrijkskunde, M&M en M&N Competentie(s): Vakdidactisch, Pedagogisch en Onderwijseenheid/leerlijn: Vakdidactiek Organisatorisch Werkplekleren 2 Studiebelastinguren: 10 (excl. lesvoorbereiding, Auteur(s): Leerwerkgroep wpl2a Exact uitvoering en reflectie) (Samen Opleiden) Korte samenvatting: Je organiseert een veldwerkles. Door het uitvoeren van deze LWT leer je een veldwerkles goed op te bouwen en te organiseren en leer je leerlingen te enthousiasmeren voor een opdracht in de leefomgeving. Relevantie/Kader: Veldwerk is een mooie didactische werkvorm omdat het de omgeving als bron gebruikt (Groenenberg, 2008). Binnen het biologieonderwijs worden veel processen en concepten aangeleerd die in deze omgeving plaatsvinden. Het gebruiken van de omgeving als bron voor deze kennis helpt leerlingen het verband zien tussen de stof en hun eigen omgeving (Manen & Riessen, 2006). Hiermee geeft het de stof betekenis. Daarnaast roept de omgeving vaak vragen op bij leerlingen. Als leerlingen zelf met vragen komen is de bereidheid tot leren groter. De Russische psycholoog Lev Vygotsky stelt dat leerlingen leren op basis van wat ze al weten. Als leerlingen in hun eigen omgeving biologie leren sluit dit aan bij veel dingen die ze al kennen en zo kan de omgeving als kennisopstap dienen voor het leren van biologie (Groenenberg, 2008). Omschrijving/instructie: VOORBEREIDING 1. Lees het onderstaande stappenplan en neem samen met je SPD het evaluatieformulier door (bijlage 2). Waar gaan jullie, gezien jouw leerdoelen, speciaal op focussen? Pas het evaluatieformulier op basis hiervan eventueel aan. 2. Oriënteer je op het begrip veldwerkles door het volgende artikel van Erwin Groenenberg (2008) te lezen: Veldwerk Make over didactiek, blz. 3 t/m 9. 3. Doe inspiratie op voor veldwerkopdrachten via http://www.veldwerknederland.nl, http://www.betavak.nl/biologie/veldwerk.htm en andere websites. 4. Inventariseer vanuit meerdere bronnen welke veldwerklessen er gegeven kunnen worden in de omgeving van jouw school. Welke gebieden zijn hiervoor geschikt? Ga indien mogelijk lang bij een natuur- en milieu educatiecentrum bij jouw school in de buurt. 5. Bij veldwerklessen kan de doelstelling uiteenlopen van vakkennis opdoen tot sociaal pedagogische doelen. Bepaal in welke klas en bij welk thema jij een veldwerkles zou willen uitvoeren en wat hierbij de leerling-doelen zijn. Spiegel de geformuleerde leerling-doelen aan de kerndoelen van mens en natuur. Gebruik hiervoor de site van het SLO: http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/leergebieden/menn/ (zie bijlage 1). Stel je doelen eventueel bij. 6. Bespreek je lesidee en doelen met je spd. Ga ook in op welke elementen uit de literatuur je wilt inzetten bij het organiseren van je veldwerkles. Scherp op basis hiervan je eigen leerdoelen aan. Wat wil jij in het bijzonder oefenen door het uitvoeren van deze taak? 7. Schrijf de veldwerkopdracht uit. Houd rekening met het niveau en de denkwijze van leerlingen. Kunnen ze met de opdracht in de hand zelfstandig aan de slag? 8. Maak een uitgebreide lesvoorbereiding. Houd er rekening mee dat de opdracht qua tijdsplanning goed overdacht moet zijn en dat reistijd (heen en terug) moet zijn inbegrepen. Houd rekening met de 5 stappen van voorbereiding en uitvoering uit het artikel van Groenenberg. Denk bovendien na over je begeleidende rol: Hoe wil je deze in het veld invullen? 9. Bedenk welke regels je wilt hanteren tijdens het practicum en hoe en wanneer je deze met de leerlingen communiceert. 10. Bespreek de les voor met je spd en stel waar nodig bij. UITVOERING 11. Voer de les uit en laat hem eventueel opnemen. Probeer gedurende de les oog te hebben voor de leeropbrengst en de veiligheid in het veld. Sta tijdens de les ook stil bij je begeleidende rol. REFLECTIE 12. Blik, eventueel met behulp van beeldfragmenten, terug op je les. Doe dit met de volgende vragen in je achterhoofd: “Hoe droeg het veldwerk bij aan het behalen van het lesdoel?”, “Hoe droeg de werkvorm bij aan het creëren van respect voor de leefomgeving?” “Heb ik mijn rol (als coach) kunnen pakken zoals ik deze had voorbereid?” “Was er sprake van een goede (werk)sfeer in de klas?” “Hoe heb ik als docent deze (werk)sfeer beïnvloed?” 13. Bepaal aan de hand van je terugblik op deze leservaring wat voor jou van belang is voor de toekomst. Welk inzicht heeft het organiseren en uitvoeren van een veldwerkles jou opgeleverd en wat betekent dit voor jouw toekomstig handelen? Ga dit na met betrekking tot het leren van de leerlingen maar ook met betrekking tot jouw functioneren als docent. EVALUATIE 14. Vul het evaluatieformulier eerst zelf in en bespreek je reflectie en evaluatie daarna met je SPD. Pas de evaluatie eventueel samen aan. Zijn jullie tevreden met jouw leerwinst en wat zijn de belangrijkste leerdoelen die uit deze taak voortkomen? Resultaatverwachting: Een les waarin leerlingen gestructureerd met veldwerk bezig zijn. Verwondering en het bouwen aan respect voor de leefomgeving zijn hierin belangrijke aspecten. Reflectie op je aanpak en de gestelde doelen in je weekreflectie. Bronnen: Groenenberg, E. (2008). Veldwerk make over didactiek. Geraadpleegd op 22 juni 2015 via http://www.veldwerknederland.nl/uploads/files/didactiek_van_lessen_schoolomgeving__erwin_gro enenberg_.pdf Hammink, A., & Oost, K. (2011). Veldwerk, didactiek en technieken. Reader ILS-HAN, Nijmegen. Literatuur ter verdieping: Both, K. (1982). De tuin om de school, wat doe je ermee? Enschede: SLO. Diepenbeek, A. v. (2002). Veldgids diersporen. Utrecht: KNNV. Hulshof, L. (2011). Veldwerk: Welke belemmeringen ervaren docenten? Nijmegen: HAN. Lanen, B. v., & Donk, C. v. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. RAVON. (2014, november 17). Tuinvijvers. Opgehaald van Ravon: www.ravon.nl Spek, W., & Rodenboog, M. (2007). Concretisering kerndoelen mens en natuur. Enschede: SLO. Stichting Visaria. (2014, november 19). Verspreiding van zaden. Opgehaald via: www.onzeschooltuin.nl Bijlagen: 1. Veldwerk binnen de kerndoelen voor mens en natuur 2. Evaluatieformulier Bijlage 1 Veldwerk binnen de kerndoelen voor mens en natuur De kerndoelen voor biologie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn ondergebracht bij de kerndoelen mens en natuur. Voor een aantal van deze kerndoelen is veldwerk een goede vorm om ze te bereiken. Sterker nog, voor een aantal doelen is het gebruiken van de omgeving als kennisbron noodzakelijk. Kerndoel 28 Onderzoek leren doen: De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. Kerndoel 29 Sleutelbegrippen: De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. Kerndoel 30 Milieu: De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. Kerndoel 31 Processen in de natuur: De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu (Spek & Rodenboog, 2007). Uitgebreide toelichting op de kerndoelen Mens en Natuur: http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/leergebieden/menn/ Bijlage 1 Vakdidactisch Pedagogisch Evaluatieformulier LWT Organiseren van een veldwerkles Beginnend In ontwikkeling Gevorderd Communicatie over en handhaven van de regels Benoemt de regels en past ze soms toe. Benoemt de regels en past ze consequent toe. Benoemt de regels met onderbouwing en past ze consequent toe. Begeleiding van leerlingen tijdens de uitvoering Loopt rond en kijkt mee. Helpt leerlingen in het vinden van een oplossing voor hun vraag of probleem. Heeft een coachende houding, begeleidt leerlingen in het vinden van een oplossing op hun vraag of probleem. Spreekt leerlingen aan op hun gedrag i.v.m. veiligheid. Stimuleert en prikkelt de leerlingen. Spreekt leerlingen aan op hun gedrag i.v.m. veiligheid. Inhoud en niveau van de opdracht (kracht) Leuke opdracht welke enigszins raakvlak heeft met het thema en redelijk aansluit bij het niveau. Leuke en leerzame opdracht welke duidelijke raakvlakken heeft met het thema. Leuke en leerzame opdracht waarbij inbreng van de leerling mogelijk is. De opdracht sluit goed aan bij het thema en bevat uitdagende elementen. Enthousiasmeren Vertelt wat de leerlingen gaan doen. Vertelt wat de leerlingen gaan doen en koppelt de les aan de lesstof. Enthousiasmeert door iets over het gebied te vertellen. Vertelt wat de leerlingen gaan doen en koppelt de les aan de lesstof. Enthousiasmeert door leerlingen naar het gebied te laten kijken en hierop in te haken. Doel van de opdracht De doelen zijn genoemd. De doelen zijn uitgesplitst in kennis, vaardigheden en houding t.o.v. de leefomgeving. De doelen zijn herkenbaar en sluiten aan bij het niveau. De doelen zijn uitgesplitst in kennis, vaardigheden en houding t.o.v. de leefomgeving. De opdracht werkt toe naar de doelen. Bespreekt de opbrengst van het veldwerk (de doelen) aan het einde van de les. Kennis over het onderwerp Laat zien dat hij de onderliggende lesstof beheerst. Beheerst de lesstof en heeft kennis van de omgeving. Beheerst de lesstof, heeft kennis van de omgeving en laat zien dat hij denkt vanuit een breder ecologisch perspectief. Voorbeeld waaruit dat blijkt Organisatorisch Kennismaking met de materialen Deelt de materialen uit. De materialen zijn gebruiksklaar en de student legt het gebruik ervan uit. De materialen zijn gebruiksklaar en makkelijk te verdelen of te pakken door de leerlingen. De student besteedt expliciet aandacht aan de veiligheid en doet het gebruik van de materialen voor. Uitvoerbaarheid van de opdracht Uitvoerbaar nadat vragen van de leerlingen zijn beantwoord. Uitvoerbaar nadat enkele vragen van de leerlingen zijn beantwoord. Uitvoerbaar zonder dat leerlingen vragen hoeven te stellen. Tijdsplanning Er is een tijdsplanning gemaakt. De opdracht past redelijk binnen de tijdsplanning. De student is zich tijdens het veldwerk bewust van de tijdsplanning en stelt deze waar nodig bij.