En wie is bij machte om dat met menselijke woorden tot uitdrukking

advertisement
Preek over Efeze 3:20
1
Orde van dienst
1. Votum en groet
2. Psalm: 72:2 en 7
3. Wet des Heeren
/Apost.Geloofsbelijdenis
4. Psalm: 6:2
/ 119:8
5. Schriftlezing: Efzeze 3:14-21
6. Gebed
7. Tekst: Hem nu die machtig is meer dan
overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of
denken, naar de kracht die in ons werkt..(Ef.3:20)
Verdeling van de preek:
1. Mijn vader is zo…groot
2. Zijn almacht en Zijn liefde
3. De kracht die in ons werkt
8. Inzameling der gaven
9. Psalm: 68:8 en 14
10. Prediking
11. Psalm: 138:2
12. Dankgebed
13 Psalm: 84:4 en 5
14. Zegenbede
*
*
*
Prediking:
Als wij de tekst voor de preek van deze morgen aandachtig
doorlezen, worden we een beetje verlegen. Er is hier
Over de inleiding op de Brief aan Efeze, zie de preek over Efeze
Ef.3, 17vv
1
1
immers sprake van een
verwachtingen ver overtreft.2
grote
God
Die
al
onze
En wie is bij machte om dat
met menselijke woorden tot
uitdrukking te brengen? We
voelen ons als dat kleine
jongetje,
dat
aan
zijn
vriendje wilde vertellen, hoe
groot zijn vader wel was.
‘Mijn vader’,
zei hij, ‘is.
zo....groot’. En toen wees hij
met zijn kleine handje aan
wat voor een grote vader hij
had. Maar als op dat
moment zijn vader naast
hem had gestaan, had hij
wel op een stoel mogen klimmen om de werkelijke grootte
van zijn vader aan te wijzen.Hij was veel te klein en zijn
handje te kort om de volle waarheid te kunnen spreken. In
werkelijkheid was de vader van dat kind wel twee keer zo
groot.
1. ‘Mijn vader is zo....groot’
Ja en toch bedoelde dat jongetje het goed.
Zo is het met ons eigenlijk ook. Wij mogen elkaar vertellen,
hoe groot God is. Maar dat kunnen we natuurlijk nooit
helemaal. God is altijd groter dan wij in deze preek kunnen aanwijzen..O zo groot...maar we doen het als een kind.
Heel eenvoudig. En bedenk dan maar, dat ons op zijn best
De afbeelding is het schilderwerk van Rembrandt van Rijn
(1606-1669), voorstellende Paulus in de gevangenis; olieverf op
paneel; Staatsgalerie, Stuttgart.
2
2
de helft wordt aangezegd. God gaat al ons bidden en
denken ver te boven.
Zo staat het met weinige en toch zeer diepe bewoordingen
in de tekst van Efeze 3:20: ‘Hem nu, Die machtig is meer
dan overvloedig 3 te doen boven al wat wij bidden of
denken, naar de kracht die in ons werkt…’
God gaat in Zijn wezen en doen ons voorstellingsvermogen oneindig ver te boven.
Welk een geweldige uitspraak is dat. Een volzin in een
bijzin. Ja, één aanhoudend amen op een innemend gebed.
De apostel Paulus is hier immers bezig te vertellen, dat hij
bidt en wat hij bidt. En het is in de gevangenis, dat hij dat
doet. Hij noemt zichzelf een gevangene in de Heere (Ef.3:1;
4:1). Nu, een gevangene kan in ’t algemeen weinig meer
dan zich gruwelijk vervelen. Van de ene muur naar de
andere lopen, dat is alles. Maar deze gevangene in de
Heere verveelt zich niet. Integendeel, hij heeft werk in
overvloed. Zijn gevangeniscel is een bidvertrek. Hij ligt
maar gedurig op de knieën. En dan denkt hij aan zijn
arme gemeente. Hij vertoeft met zijn gedachten bovenal o
zo vaak bij zijn grote God.
Over die God komt hij maar niet uitgedacht. ‘O Heere’, zegt
hij, ’als de mensen in Efeze toch eens wisten, hoe geweldig
groot U bent.’ De breedte, lengte, diepte en hoogte bevatten
van het onuitsprekelijke geheim van Gods genade en liefde
in Christus Jezus. Opdat...opdat....opdat. Daar jaagt
Paulus zelf naar. Dat bidt hij zijn gemeente ook toe. Er is
altijd meer, altijd maar meer in het eeuwige wonder van
Gods ontferming over zondaren.
Gr. ‘huperekperissoe’ (een bijwoord) = geheel alle maat te boven
gaande (superlatief in het kwadraat). Vgl, Ef.3:19: Gr.
‘huperballoesan’ = oppermachtig.
3
3
En als Paulus dan uitgebeden is, grijpt hij de pen en
schrijft een brief: een bemoedigende brief waarin hij zijn
lezers aanspoort om met hun gedachten steeds hoger op te
klimmen in het onuitputtelijke geheimenis van Gods
genadewonder en nauwer verenigd te worden met de
Zaligmaker die ons meevoert naar de ondoorgrondelijke en
onnaspeurlijke hoogten van Zijn Zaligmakersliefde.
Van dit thema is de Efezebrief vol. Hoe breed, hoe lang,
hoe diep, hoe hoog…Vier dimensionaal. Het is in de wereld
van ons voorstellingsvermogen niet uit te meten. Daarvan
is de apostel overvol. Als een arend stijgt hij op aan het
slot van Efeze 3 in een hartveroverende lofzang op God.
Nee, dit is maar niet een passend slot voor een gebed. Hij
steekt de loftrompet op voor zijn God uit het diepst van
zijn hart. Heerlijkheid aan Hem in de gemeente door
Christus Jezus, de geslachten door, tot in de eeuwigheid,
eindeloos.
Wie kan Gods roem naar behoren verhalen? Eeuwig
prijzenswaardig. Waarom? Op welke gronden? Het staat in
vers 20. Daar vindt u de grond van Paulus’ roemend
bidden. Er is bij die prijzenswaardige God veel meer
‘aanbod’ dan er bij ons ooit aan ‘vraag’ kan zijn.
Het is, alsof de apostel wil zeggen (dat is het eerste): Vraag
maar; vraag veel. God geeft boven al wat wij bidden of
denken. U vraagt nooit teveel. God is niet te overvragen.4
2. Zijn almacht en Zijn liefde
Τῷ δὲ δυναμένῳ ὑπὲρ πάντα ποιῆσαι ὑπερεκπερισσοῦ ὧν αἰτούμεθα ἢ
νοοῦμεν, κατὰ τὴν δύναμιν τὴν ἐνεργουμένην ἐν ἡμῖν,
King James: Now unto him that is able to do exceeding abundantly
above all that we ask or think, according to the power that worketh in
us.
4
4
Dat alles, gemeente, veronderstelt, dat de lezers van
Paulus’ brief een bidvertrek hebben, waar zij dankbaar
gebruik van maken. Mogen we dat van u ook zeggen,
gemeente? Hebt u ook een bidvertrek? Wat is uw eerste
werk, als uw wekker ’s morgens afloopt? Staat er in jullie
studeerkamertje, beste jongeren misschien ook een stoel
waarop je niet alleen kunt zitten, maar waarvoor je ook
kunt knielen?
Ik herinner me het verhaal van een man die een groot deel
van zijn leven doorbracht in het café, maar die door
genade op een dag resoluut afscheid had genomen van
zijn afgod, de sterke drank. Hij kwam onder het Woord en
werd zelfs avondmaalganger.
Totdat hij op zekere dag weer in het café werd gezien. Maar
toen hij daarover onderhouden werd door zijn predikant,
vroeg hij hem om eens mee te gaan naar zijn zolderkamertje. Daar stond een bed en een rieten stoel waar de
vellen bij hingen. ‘Ziet u deze stoel, dominee’, zei hij. ‘Die
heb ik stukgebeden, ook op die dag, waarop ik opeens niet
meer langs het café kon komen en de verleiding zo sterk
werd, dat ik er weer binnenging.’
Hebt u, gemeente, ook zo’n stoel in huis?
Wat bent u een diep ongelukkig mens, wat ben jij
straatarm, als het gebed op zijn best een dode vorm is en
onze gedachten zich beperken tot wat ons vlees streelt.
Wanneer wordt dat anders? Weet u het? Als de levende
God Zich met ons inlaat door Zijn Woord en Geest. Dan
krijgen wij een biddend leven. We raken verlegen om wat
hogers dan dit tijdelijke leven. We leren het om in te keren
tot onszelf en onszelf onder de hoge kritiek van Gods
heilige wet te stellen. We krijgen een walg van onszelf. We
hebben zo de mond niet meer vol over een ander, omdat
we de handen vol hebben aan onszelf.
5
Dan leren we dagelijks te worstelen om genade. We
peinzen over het wonder, dat er Een is die nog naar ons
wil omzien. We speuren elke dag naar woorden van hoger
hand, studeren in de heilige Schrift, waardoor er enige
hoop in ons hart kan komen, dat er doen aan is om zalig
te worden.
Onze tekst spreekt over bidden of denken. Niet
gedachteloos bidden, maar biddend worstelen met het
Woord van onze God om ons over Gods beloften te
verwonderen en zich meer en meer daarin te verdiepen. Zo
nemen dan onze gedachten een hoge vlucht om in de
hemelse Christus te eindigen en door Hem in Gods Vaderhart.
Een kind van God kan geen dag leven zonder gebed. Het
gebed is de ademtocht van het christenleven. Want er
bestaan geen christenen die niet dagelijks verlegen zijn om
de Heere. Zo heeft de Heere het ook graag.
Dagelijks een biddend leven leiden. Als Maarten Luther het
erg druk had, bad hij extra veel. Want hij had extra kracht
nodig.
Bidden. En waarom mag u de Heere al niet vragen? Vraag,
of de Heere uw kind waarover u zoveel zorgen hebt, voor
Zijn hemelse rekening wil nemen. Want het kan nooit in
betere handen zijn dan in Zijn Vaderhanden.
Vraag maar. Vraag, of God je wijsheid wil geven, jongen/
meisje, als je gezakt bent voor een examen of denkt, dat je
dit jaar blijft zitten.
Je weet helemaal niet waar het goed voor is. Je weet
misschien niet eens waar al dat leren goed voor is.
Vraag nu maar eenvoudig aan God om een stil en trouw
hart. En woeker met je talenten. Straks zie je, hoe fijn het
6
is, als je alles wat je leerde mag gebruiken om er anderen
mee te dienen. ‘ Zonder Mij’, zei Jezus, ‘kan jij niets doen.’
Vraag maar. En het hoogste waarom we verlegen mogen
zijn, is, dat God aan Zijn eer komt.
Al wat wij bidden of denken. God kan ons geven wat wij
vragen. Hij geeft wel eens minder dan wij vragen. Maar
God is ook bij machte om meer te geven. Dat moet bij ieder
gebed en voor elke bidder als een paal boven water staan.
God is geen God Die slechts aanhoort en ons dan maar
laat tobben. Soms lijkt het zo te zijn. Dan bidden we en
bidden nog eens. Maar er komt geen antwoord. Of het pakt
precies andersom uit. In zo’n geval nemen gedachten van
ongeloof de overhand. Helpt bidden wel? Zie je wel, dat het
allemaal toch niets uithaalt. En de volgende keer, dat wij
bidden, denken we diep in ons hart: Ik zal het toch wel
niet krijgen. 5
Maar weet, dat God Zich niet als doof houdt.
Ik mag u zeggen, gemeente, dat wie kinderlijk vraagt,
vaderlijk wordt begunstigd.
God is machtig en bewogen in Zijn doen. Wat heeft Hij
allemaal niet opzij gezet om u te kunnen horen en verhoren? Hij heeft Zijn eigen Zoon ervoor opzij gezet.
‘Er zijn mensen die van God verwachten, dat Hij doet naar hun
bidden en denken. Zij weten zelf wel wat goed voor hen is,
menen zij. En als God hun verlangens niet bevredigt, staan zij
als een ongeduldig kind te trappelen en zien op de duur alleen
nog maar wat God hun niet gaf. Maar wie op de Heere al zijn
vertrouwen leerde stellen, mag geloven, dat hij veel meer krijgt
van God dan hij in zijn beste verwachtingen van Hem begeerde.’
Zie C.den Boer, Efeze; Kampen 1997, blz.123.
5
7
Dat is toch ongehoord. Het is werkelijk ongehoord, dat een
vader zijn eigen en enige kind de deur uitstuurt om een
rebelse straatjongen tot zijn kind aan te nemen. En dat
ongehoorde deed God. Hij zweeg, toen men Zijn geliefde
Zoon aan een vloekhout sloeg om zondaren als u en ik
zalig te kunnen maken.
God is machtig in Zijn doen en van harte gewillig om u te
redden van het eeuwig verderf. U zegt wellicht, dat u dit
wel kunt geloven, maar niet, dat Hij ook u bedoelt. Welnu,
gemeente, vraag u af, welke reden God zou kunnen
hebben om de grootste van de zondaren aan te nemen en
u over te slaan. Daar kan maar een reden voor zijn,
namelijk dat u niet de grootste van de zondaren wilt zijn.
Gelooft u, dat God machtig is om u te redden? Het ware
geloof begint met: ‘Ik geloof in God de Almachtige….’ .Nu,
als u dit gelooft, geloof dan ook, dat Gods almacht niet iets
willekeurigs is. Zijn almacht is op Zijn (heils)wil gericht.
Maarten Luther, op visitatiebezoek in een dorpsgemeente,
vroeg eens aan een boer, of
hij de Apostolische
Geloofsbelijdenis kon opzeggen. De boer begon: 'Ik geloof
in God de Almachtige...' ‘Stop eens’, zei Luther, ‘wat
betekent dat: de Almachtige?’ De boer zweeg in grote
verlegenheid. Waarop Luther zei: `Ik en alle geleerden
weten het ook niet. Maar geloof eenvoudig, dat God u
helpen zal, als u en uw vrouw en kinderen in nood zijn.’ 6
God is machtig om meer dan overvloedig te doen, boven al
wat wij bidden of denken. God wil niet alles wat Hij kan.
Maar Hij kan wel alles wat Hij wil. En Hij wil niet, dat
enigen van u verloren gaan. Zijn macht is tot op dit
6
Zie C.den Boer, Efeze;, a.w., blz.124.
8
ogenblik voor u nog steeds liefdesmacht. En: ‘Wat Zijn
liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet.’
Nu, kan u dit niet de zekerheid geven, dat Hij voor uw
tijdelijk en eeuwig welzijn zal zorgen? Hij is machtig om
meer dan overvloedig te doen, boven al wat wij bidden of
denken. Hij doet niet altijd naar ons bidden of denken. Wie
oprecht bidt, verlangt ook niet van God, dat Hij slechts de
uitvoer-der is van zijn plannen. Elke ware bidder laat het
graag aan God over om te bepalen, wat goed is voor hem/
haar. Maar tegelijk is het waar, dat de Heere ons niet zal
onthouden in de nood, zelfs in de dood, wat goed voor ons
is.
Let erop, hoe het in de tekst staat. Het is een steeds
stijgende climax; de overtreffende trap van verhoring. Al
wat wij bidden op goede gronden. Wat wij er ons van
voorstellen en amper durven verwachten wellicht, en
daarom ook bepaald niet altijd maar zo stellig durven
bidden. Dat? Ja, maar nog meer: al wat…! Niets
uitgezonderd. Al wat..? Nee boven dat alles. God geeft niet
net iets meer, zodat we kunnen zeggen: ‘Dat had ik nooit
kunnen denken.’ Al wat? Nee, boven dat. Nee, overvloedig
daarboven. We komen handen tekort. We kunnen het in
één dag niet op.
Super overvloedig. Hij zal het alles maken, dat we ons
verwonderen moeten. En dat zegt dan een man die in de
gevangenis zit. Zeker, want als God ons Zijn Christus
geeft, komt geen sterveling iets tekort.
Onze Heidelberger zegt terecht over het woordje ‘amen’
waarmee wij onze gebeden besluiten: ‘Want ons gebed is
veel zekerder van God verhoord dan ik in mijn hart gevoel,
dat ik zulks van Hem begeer’ (antwoord 129). God is de
Meerdere van onze gebed en van ons hart. Hoe rijk om zo
ingenomen te zijn met Gods Vaderlijke leidingen en te
geloven, dat geen zorg in Zijn hand onoplosbaar is. Elke
9
smart zal ons blijven drukken en beangstigen. Maar als u
die in ’s Heeren hand geeft, kan ze u geen kwaad meer
doen. Integendeel, zo zal Hij ‘al het kwaad, dat Hij mij in
dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; daar Hij
zulks doen kan als een almachtig God en ook doen wil als
een getrouw Vader’ (Heid.Cat., Zondag 9).
3. De kracht die in ons werkt
Vindt u dat misschien al te hoogdravende taal? Zo is het
evenwel niet bedoeld. Paulus bouwt geen luchtkastelen.
Hij spiegelt ons geen fata morgana voor. Hij mag ook uit
ervaring spreken. En het geloof volgt de apostel daarin na.
Want het geloof in een God Die nooit uitvalt, wordt
bevestigd in kracht die in ons werkt. Dat is de krachtige
ervaring van een God die nooit tegenvalt.
Dat is bewezen op Golgotha. Dat God meer dan
overvloedig, boven al wat wij bidden of denken geeft, dat
wordt bevestigd in de opstandingskracht van Christus die
in ons werkt. Of is dat soms niet te danken aan die
opstandingskracht, als wij van dood levend worden
gemaakt en als wij van een kind des doods tot een
beminde des Heeren mogen aangenomen worden?
Kracht die in ons werkt, dat is de levenskracht van de
Opgestane. Het is het dynamiet van de Almachtige, van de
Geest van God. Door die Geest worden wij in de bangste
omstandigheden van het leven ‘versterkt naar de
inwendige mens’ (vs.16). Of zoals het in vers 19 van Efeze
1 staat: ‘Welke de uitnemende grootheid van Zijn kracht zij
aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner
macht.’
Al zouden alle feiten erom liegen, dan is het hart van
iemand die weet, dat hij voor rekening van Christus leeft,
10
nog het bewijs van een almachtige God. Om met Calvijn te
spreken: ‘Manifestatie van Gods genade, liefde en kracht’ .
Hoe is het mogelijk, dat iemand met zoveel verwachting
bidt, zoals Paulus dat doet in de tekst? Omdat er een
kracht is, die in ons werkt. Als de Heilige Geest u dwars
door al uw onmogelijkheden heen, een Woord van de
Schrift in het hart legt, dan wordt dat Woord in u Gods
trekkracht, stuwkracht en aantrekkingskracht in al uw
gebeden. Laat het u maar gedurig uitdrijven tot de troon
van Gods genade.
Zo geeft de Heere de Zijnen krachtige ervaringen van Zijn
betrouwbaarheid en wordt Hij ‘krachtelijk bevonden een
Hulp in benauwdheden’ (Ps.46:2b).
Geloof is geen ding dat slechts in menselijke hersenen
zweeft. Het is geen fictie, geen fantasie of inbeelding.
Genade werkt wat uit. Het werkt in ons als een stuwkracht
om te bidden en tegelijk een stuwkracht om altijd dicht bij
de Heere te blijven, ook in onze dagelijkse levenspraktijk.
Het maakt van u een opgeruimd mens, omdat u Christus
deelachtig bent’ (I.Kievit).
Kracht die in ons werkt. Kracht om God en je naaste te
dienen in zelfverloochenende liefde. Als de kracht van
Christus in jouw jonge hart werkt, jongen/ meisje, zal je je
willen onderscheiden van de wereld. Dat mag dan ook wel
openbaar komen, als je in de komende vakantietijd over de
landsgrenzen bent en je daar niet opeens gaat gedragen
naar de leefregels van de wereld en dus als verloofd stel
leeft, alsof je getrouwd bent. Je slaapt in één tent of op één
hotelkamer. Of werkt wellicht in jou de geest van de wereld
en word je in zoveel dingen gelijkvorming aan de wereld?
Nee, ik bedoel niet te zeggen, dat het christenleven slechts
bestaat uit een aantal onthoudingen. Maar wel mag het zo
zijn, dat de liefde kan wachten. Waarom? Omdat de liefde
11
van Christus je heeft doorgloeid. Wie daar iets van kent,
kan veel aan.
Geve God ons daar zoveel van, dat ons bidvertrek steeds
een feestzaal wordt en dat in het bijzonder de zondag een
onvergetelijk hoogtepunt is. Dat maakt ons leven aantrekkelijk. Van zo’n leven gaat wat uit. Het mag een God
verheerlijkend leven zijn. Daarin ligt tenslotte onze
bestemming.
En weet dan tenslotte, dat God de deur niet eerder voor
jou sluit dan wanneer Hij die lang genoeg voor je open
heeft gehouden. Net als een vader die tot middernacht
opzit en nog maar steeds de deur niet gesloten heeft,
omdat er nog een van zijn kinderen moet thuiskomen.
Ben jij misschien dat kind dat nog thuis moet komen?
Kom dan nog vandaag tot de Heere en vraag om Zijn
genade en de kracht van Zijn liefde. Opdat Hij van je leven
de eer en aanbidding krijgt die Hem toekomt.
Amen
12
Download