[PAREUR]

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
1999
 






 
2004
Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
VOORLOPIGE VERSIE
24 mei 2000
ONTWERPADVIES
van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid
inzake de mededeling van de Europese Commissie "Communautaire strategie
voor hormoonontregelaars: een groep stoffen waarvan wordt vermoed dat ze de
hormoonhuishouding van mensen en in het wild levende dieren ontregelen"
(COM(1999) 706 - C5-0107/2000 - 2000/2071(COS))
Rapporteur voor advies: Nuala Ahern
PA\410907NL.doc
NL
PE 286.094
NL
PE 286.094
NL
2/7
PA\410907NL.doc
PROCEDUREVERLOOP
De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie benoemde op haar vergadering
van 19 april 2000 Nuala Ahern tot rapporteur voor advies.
De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergadering(en) van ....
Op dezelfde/laatstgenoemde vergadering hechtte zij met ... stemmen voor en ... tegen bij ...
onthouding(en)/met algemene stemmen haar goedkeuring aan de hierna volgende conclusies.
Bij de stemming waren aanwezig: ... (voorzitter/waarnemend voorzitter), ... (ondervoorzitter),
... (rapporteur), ... (verving ...), ... (verving ... overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het
Reglement), ... en ....
PA\410907NL.doc
3/7
PE 286.094
NL
BEKNOPTE MOTIVERING
Het hormoonsysteem regelt samen met het zenuwstelsel en het immuunsysteem de interne
functies van het lichaam om het intern lichamelijk evenwicht te bewaren. Hormonen worden
geproduceerd en aan de bloedstroom afgegeven door verschillende klieren, zoals de teelballen,
eierstokken, bijnieren, de alvleesklier, de hypofyse, de schildklier en bijschildklier. De laatste
tientallen jaren zijn er alsmaar meer en duidelijkere aanwijzingen dat een aantal chemische
stoffen van industriële oorsprong die in het milieu terecht gekomen zijn, uitwerkingen hebben
die te vergelijken zijn met die van hormonen: de zogenaamde hormoonontregelaars. De
internationaal overeengekomen definitie van hormoonontregelaars luidt: exogene stoffen of
mengsels van stoffen die één of meer functies van het hormoonsysteem verstoren met als
gevolg schadelijke effecten op de gezondheid van een intact organisme of zijn nageslacht of
(deel)populaties van zijn nageslacht.
Hormoonontregeling is op zich geen schadelijke uitwerking maar een mechanisme dat
kankerverwekkende effecten kan hebben of de voortplanting, de ontwikkeling of het gedrag
kan beïnvloeden. Een aantal effecten kunnen al aan het licht gebracht worden met
testprocedures, ook al is het misschien niet zonder meer duidelijk dat de stoornis door
hormoonontregeling veroorzaakt wordt (verslag EP SACO 100 EN, oktober 1997).
Al in de jaren '30 was het bekend dat bepaalde kunstmatige chemische stoffen in de natuur
effecten kunnen hebben die lijken op die van oestrogenen. In de jaren '70 zijn er in de
Verenigde Staten stoornissen in de hormoonhuishouding van vogels aangetroffen die
toegeschreven worden aan blootstelling aan chemische stoffen. In de jaren '80 en '90 is de
zaak nader onderzocht in een reeks studies over dieren in het wild, die sterke aanwijzingen
bevatten dat voortplanting en ontwikkeling van een grote verscheidenheid aan wilde dieren
over heel de wereld schade opgelopen hebben door blootstelling aan chemische stoffen in het
milieu. De bestudeerde diersoorten gaan van zeeslakken (Europa), over vissen (zowel
zoetwater- als zeevis; VK en VS) en kikkers (VS), tot alligators (VS) en zoogdieren (VS en
Europa). Veel van de aangetaste dieren leven in of dicht bij het water. De reden dat
waterdieren gevoeliger zijn voor hormoonontregeling kan te maken hebben met het feit dat
het zoetwater- en zeemilieu als vergaarbakken voor de lozing van grote hoeveelheden
chemische stoffen dienen, dat veel waterdieren EAC's opnemen via de kieuwen en de huid en
met hun voeding, en dat eieren die in het water gelegd worden (en daarna de embryo's) in
kwetsbare levensstadia blootgesteld worden aan EAC's. De meeste veldstudies over
hormoonontregeling zijn doorgevoerd op kritieke plaatsen, met andere woorden in gebieden
die bekend staan als sterk vervuild door chemische lozingen. Maar uit recent studiewerk over
riviervissen in Groot-Brittannië is komen vast te staan dat stoornissen in de geslachtelijke
ontwikkeling als gevolg van blootstelling aan lozingen van rioolzuiveringsstations in het
riviermilieu van de omgeving een vaak voorkomend verschijnsel zijn (dr. Charles Tyler).
Effect op het leven in de natuur
Het EU-Wetenschappelijk Comité Toxiciteit en Milieu (WCTEM) stelt vast dat er voor het
leven in de natuur een wereldwijd probleem kan rijzen.
Volgens het comité zijn er op grond van laboratoriumstudies sterke aanwijzingen dat
verschillende chemische stoffen die in het milieu aangetroffen worden hormoonontregelingen
PE 286.094
NL
4/7
PA\410907NL.doc
kunnen veroorzaken in blootstellingsdoses die zich in het milieu reëel voordoen. Er zijn
verbanden tussen effecten op de voortplanting en ontwikkeling en het voorkomen van
chemische hormoonontregelaars gesignaleerd. Maar voor de meeste waargenomen effecten in
de natuur is het bewijs voor een oorzakelijk verband met hormoonontregeling zwak of
onbestaand. Gebreken in de voortplanting en ontwikkeling die in oorzakelijk verband met
hormoonontregelaars staan, zijn voor een aantal soorten duidelijk aangetoond en hebben
veranderingen in de populaties op lokale of regionale schaal veroorzaakt. (Advies van het
WCTEM over effecten van hormoonontregelaars voor de gezondheid van mens en dier, met
speciale aandacht voor het leven in de natuur en ecotoxicologische testmethoden ("Human
and Wildlife Health Effects of Endocrine Disrupting Chemicals, with Emphasis on Wildlife
and Ecotoxicological Test Methods"), Europese Commissie, Directoraat-generaal
consumentenbescherming en bescherming van de gezondheid van de consument, Brussel
1999.)
Gevolgen voor de gezondheid van de mens
Het WCTEM-verslag stelt wel verbanden tussen chemische hormoonontregelaars, voorzover
ze tot nog toe onderzocht zijn, en stoornissen in de gezondheid van de mens vast, maar dat
ziekten en afwijkingen die misschien verband houden met verstoring van de
hormoonhuishouding door de betreffende chemische stoffen veroorzaakt zouden worden, is
niet aangetoond. In het algemeen koestert de wetenschap wel verdenkingen tegen bepaalde
chloorwaterstofverbindingen zoals PCB's.
Nieuw Europees onderzoek met Europese financiering
Het verslag over hormoonontregelaars en de mogelijkheden om het risico te beheersen
("Endocrine disrupters - How to address the challenge?"), m.a.w. de handelingen van de
gezamenlijke conferentie van DG XI van de Europese Commissie en Oostenrijk als voorzitter
van de Raad, op 18 en 19 november 1998 in Wenen, geeft een overzicht van het onderzoek
dat gefinancierd is uit het vierde Europees kaderprogramma voor onderzoek en technologische
ontwikkeling. Het onderzoek gaat vooral over de milieu-aspecten van hormoonontregeling en
de gezondheid van de mens. Eén project in het bijzonder heeft geprobeerd om de hypothese na
te gaan dat verminderde zaadproductie bij de mens en het veelvuldiger voorkomen van
teelbalkanker in verband te brengen zou zijn met blootstelling aan hormoonontregelaars. Een
ander project heeft een biotest ontwikkeld om hormoonontregelaars in het milieu op het spoor
te komen.
In het vijfde kaderprogramma is er juist een nieuw project van start gegaan (gefinancierd uit
het onderdeel kwaliteit van het bestaan, met als voornaamste aandachtpunt milieu en
gezondheid) dat de factoren in de voeding en het milieu probeert aan te wijzen die misschien
verantwoordelijk zijn voor urogenitale afwijkingen bij de man en geringe zaadproductie. Het
vijfde kaderprogramma financiert over de eerstvolgende drie jaar nog andere projecten via
verdere oproepen tot het indienen van voorstellen, zowel in het programma kwaliteit van het
bestaan als het milieuprogramma.
PA\410907NL.doc
5/7
PE 286.094
NL
CONCLUSIES
De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie verzoekt de ten principale
bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid onderstaande
suggesties in de goed te keuren ontwerpresolutie op te nemen:
Overwegingen
A. overwegende dat beter inzicht, gezien de complexiteit van het probleem, alleen zal
voortkomen uit een bijzonder ruime multidisciplinaire benadering, die de epidemiologie,
fysiologie, milieuwetenschap, geneeskunde, genetica, toxicologie, organische en
analytische scheikunde, en een groot aantal andere wetenschappen omvat, maar dat heel
het onderzoek als voornaamste doelstelling moet hebben om hormoonontregelaars als
zodanig aan te wijzen,
B. overwegende dat er geen algemeen aanvaarde en degelijk gefundeerde methoden bestaan
om hormoonontregelaars te kunnen aanwijzen of controleren; een recente vergelijkende
studie van verschillende tests op oestrogeenwerking is tot de slotsom gekomen dat er
zorgvuldige standaardisering nodig is: vergelijkbare methoden variëren naar gelang van
hun gevoeligheid voor oestrogene verbindingen; tests op korte termijn zijn dienstig voor
doorlichtingsdoeleinden, maar de werkwijzen moeten nog beter gefundeerd worden,
C. overwegende dat de verschillende doorlichtingstests in vitro en in vivo die tegenwoordig
voorhanden zijn, de vermoedelijke werking van hormoonontregelaars niet in haar volle
omvang kunnen nagaan en dat de beoordeling van hormonaal actieve substanties
gehinderd wordt door de complexiteit van de moleculaire effecten en
controlemechanismen,
D. overwegende dat de meer dan 560 vermoedelijke hormoonontregelende stoffen die
aangewezen zijn door de adviseurs van de Europese Commissie uit andere lijsten van
hormoonontregelaars, volledig doorgelicht moeten worden en dat er een volledige
evaluatie nodig is van degene waar de mens en/of het leven in de natuur aan blootgesteld
zijn; op het ogenblik is de beschikbare literatuur over 116 van de bewuste stoffen door
deskundigen onderzocht, o.a. de chemische stoffen die in grote hoeveelheden
geproduceerd worden en een aantal metalen,
E. overwegende dat er voor een doorlichtings- en testbeleid voor onderzoek van de grote
hoeveelheid chemische stoffen gezorgd moet worden waar men in de Europese Unie aan
blootgesteld staat, om na te gaan in hoeverre ze hormoonsystemen kunnen ontregelen,
Naar mijn mening moeten dan ook de volgende punten onderzocht en opgenomen worden in
het zesde onderzoeksprogramma:
1.
verbetering van tests in vitro/in vivo om de aanwijzing van hormoonontregelaars
betekenisvol te verbeteren; daarmee wordt een kader voor onderzoek, controle en toetsing
in het leven geroepen; het is van belang om voor een deugdelijke standaardisering van de
testmethoden te zorgen;
PE 286.094
NL
6/7
PA\410907NL.doc
2.
betere controle op hormoonontregelaars in het milieu en beter inzicht in de gevolgen van
hun aanwezigheid op lange termijn; dat betekent vaststelling van bepaalde chemische
stoffen, blootstellingsgraden, geografische gebieden, bronnen van besmetting,
risicogroepen;
3.
aanwijzing van bekende en vermoede toxicologische mechanismen van inwerking op het
leven in de natuur en de mens (m.i.v. onzekere, beperkte en weinig overtuigende
gegevens), en vooral ook opheldering van de precieze functie van hormoonontregelaars in
gezondheidsproblemen van de mens;
4.
aanwijzing en beperking van toxicologische problemen, vooral als gevolg van
gecombineerde blootstelling en mengsels van kunstmatige chemische stoffen (b.v.
pesticiden) en natuurlijke stoffen (b.v. fyto-oestrogenen);
5.
onderzoek van de grote hoeveelheid chemische stoffen die zich in ons milieu bevinden op
hun vermogen om het hormoonsysteem te ontregelen, om het risico te voorkomen dat een
groot aantal stoffen waar we tegenwoordig aan blootgesteld zijn, niet geëvalueerd
worden;
6.
volledige doorlichting van alle meer dan 560 vermoedelijk hormoonontregelende
substanties die door de adviseurs van de Europese Commissie op andere lijsten van
hormoonontregelaars aangewezen zijn, en volledige evaluatie van datgene waar de mens
en/of het leven in de natuur aan blootgesteld zijn;
7.
bepaling van de methoden van optreden die een uitwerking hebben op ziekten van mens
en dier, o.a. reproductie van hormonen en vergelijkbare substanties, en ontwikkeling en
uitbouw van hun invloed op ziekten; evaluatie van hun gevolgen voor mens en milieu
(leven in de natuur);
8.
onderzoek naar de beïnvloeding van hormoongestuurde ontwikkelingen door inwerking
van oestrogenen, androgenen en de schildklier;
9.
evaluatie van hormoonontregelende eigenschappen van zowel afzonderlijke chemische
stoffen als veel voorkomende mengsels;
10. snelle en volledige evaluatie van de beschikbare wetenschappelijke informatie over
afzonderlijke hormoonontregelende substanties;
11. opstelling van een aanvaardbare definitie van hormoonontregelaars.
PA\410907NL.doc
7/7
PE 286.094
NL
Download