dia 11: Hoe wordt dat voor een kind met een v.h.? Naarmate een kind met een verstandelijke beperking ouder wordt zal het zich in meer of mindere mate bewust worden dat een aantal zaken voor hem of haar niet zijn weggelegd. Natuurlijk is dat afhankelijk van het niveau van functioneren. Maar altijd zal het kind toch voelen dat het niet hetzelfde kan doen als broertjes en zusjes, als kinderen uit de straat. Misschien moet het kind naar een andere school als broertjes en zusjes, of kinderen uit de straat. En zijn zij niet altijd bereid om met hem of haar te spelen. Zeker als het kind niet thuis, maar op een instelling woont is er het gemis van de vertrouwde omgeving thuis, van ouders, broertjes en zusjes. Velen wonen en werken met mensen die zij aanvankelijk niet kennen en niet zelf hebben uitgekozen. En van hun woon- en werkplek zijn zij nooit zeker en vooral niet van wie hen begeleiden. Elk jaar verdwijnt een derde van de begeleiding naar elders. En als zij later zelfstandig wonen leven ze niet het zoals hun broer of zus en bereiken ze bijna nooit wat ze willen. Als je verstandelijk beperkt bent, maken anderen in meer of mindere mate voor jou de dienst uit. Je verliest de regie over je eigen leven en bent van anderen afhankelijk, vaak in allerlei opzichten: waar woont, waar je werkt, met wie, hoe je op vakantie gaat , met wie je relaties onderhoudt , welke spullen je hebt en mag houden. Wat anderen op bepaalde leeftijd doen zoals zelfstandig wonen, werk zoeken dat bij hen past, verkering krijgen, trouwen of samenwonen, kinderen krijgen....is vaak niet voor hen weggelegd. Maar zie zien dat wel bij broers en zussen, bij andere mensen. Kortom het toekomstperspectief is totaal anders als bij anderen. Ook veroudering brengt verlies zich me: lichamelijk, psychisch, qua vaardigheden. En die veroudering treedt vaak vroeger in. dia 16: Contact maken met cliënt Dat een cliënt last van verlies heeft, merk je niet altijd even goed. Het is vaker zichtbaar in gedrag dan te horen in woorden. En dan nog wordt er niet altijd verband gelegd met verlies. Het is belangrijk om bij veranderd gedrag vragen te stellen als verzorger of familielid naar de achtergrond. Dat gedrag kan divers zijn: van verstoord eeten slaapgedrag tot agressie, Isolement tot chaotisch gedrag. Afwezig zijn tot meer fysiek contact zoeken. Hoe mensen met verlies omgaan hangt af van verschillende factoren zoals: - De verstandelijke ontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling de levensgeschiedenis en ervaring Eerder opgedane ervaring met verlies Eerder opgedane ervaring met verlies Culturele afkomst Leeftijd, geslacht Religieuze overtuiging Hechting Om contact te maken is niet alleen kennis hiervan nodig maar ook moeten we ons kunnen inleven in de belevingswereld van de ander. dia 17: Contact maken met cliënt Ik wil in gaan op twee aspecten. Bij de verstandelijke ontwikkeling gaat het om het opnemen en verwerken van kennis Daarnaast is er sprak van ontwikkeling op vlak van emoties: hiertoe behoren sociale vaardigheden, het leren begrijpen van eigen en andermans emoties en daarmee om kunnen gaan. Ook die ontwikkeling loopt vaak anders. Het bepaalt wat iemand emotioneel aankan en wat zijn basisbehoefte aan veiligheid is. De emotionele signalen die iemand afgeeft zijn niet altijd voor anderen even duidelijk Het grootste probleem bij mensen met een verstandelijke beperking is, dat de verstandelijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling vaak geen gelijke tred houden. We noemen dat verschil een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Dat kan betekenen dat iemand best iets snapt: bv. waarom hij moet verhuizen, maar het emotioneel helemaal niet aankan. Juist als het gaat om hoe iemand met verlies omgaat, is dat vooral bepaald door zijn soc.emotionele ontwikkeling en veel minder door zijn verstandelijke ontwikkeling. Als we alleen maar afgaan op zijn verstandelijke ontwikkeling en iemand is sociaal emotioneel veel minder goed ontwikkeld, dan leidt dat onherroepelijk tot grote problemen, zoals psychische of gedragsproblemen. Ik zie daarvan voorbeelden in het ziekenhuis. Iemand snapt waarom hij daar is, maar als er iets onschuldigs gebeurt als een prikje, dan schreeuwt hij het uit als een klein kind. Het is dan van belang om zo iemand nabijheid en daarmee veiligheid te bieden. Juist bij verlies is het dus heel erg belangrijk dat we inzicht hebben in iemands sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau. De gevolgen van verlies, wat men ervan begrijpt en hoe men het beleeft is erg afhankelijk van deze ontwikkeling. Ik verwijs naar het schema in het te downloaden boekje 'Kun je uit hemel'; vallen of het boekje 'Kwijt' voor de bijzonderheden hiervan. Wat dat voor de verschillende ontwikkelingsniveaus betekent Voor de zeer ernstig verstandelijk gehandicapte is verlies vooral breuk in basisveiligheid. De mensen met een ernstige handicap ervaren langzaam het gemis en de veranderingen en hebben moeite de realiteit te aanvaarden. Mensen met een matige handicap snappen niet altijd alles en stellen zich afhankelijk op of leggen verbanden die er niet zijn: Mamma is dood omdat ik boos was. Licht verstandelijk gehandicapten reageren vaak impulsief in hun verdriet en boosheid. Voor allemaal geldt dat het veel meer energie en tijd vraagt om de veranderingen t.g.v. het verlies te ervaren en te accepteren. Maar het ontbreekt vaak aan voldoende vaardigheid om dat zelf te doen. Zeker binnen instellingen wordt het verlies t.g.v. het daar wonen en het beleid niet altijd goed gezien. Ook op het vlak van zingeving is er een soortgelijke ontwikkeling, die eveneens geen gelijke tred hoeft te houden met ontwikkelingen op cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Vaak zie je een vrij magische beleving van werkelijkheid. Maar zeker zo belangrijk is weet hebben van wat een cliënt heeft meegemaakt: zijn levensgeschiedenis. En zeker als het gaat om verlieservaringen hebben zij vaak veel meer meegemaakt dan anderen van hun leeftijd. Als eerdere verlieservaring niet goed verwerkt zijn, krijg je bij een volgend verlies een opeenstapeling en dat kan dat leiden tot complexe rouw. Het is mijn ervaring dat naast het weten van de feiten: ontwikkeling, levensgeschiedenis, het zeker zo belangrijk is om je in te kunnen leven in de belevingswereld van die ander. Als je dat samen doet -met anderen die hem of haar goed kennen- wordt het minder subjectief en versta je beter wat het voor hem of haar betekent. Cliënten kunnen immers niet alles in woorden vertellen. dia 18 Cirkel van hechting en verlies Hechting dia 19 Hechting Hoe iemand is gehecht aan anderen, is van invloed op het verdere leven. Het beïnvloedt de manier waarop relaties worden aangegaan en hoe met moeilijke situaties zoals verlies wordt omgegaan. Zonder hechting is er geen rouw. Door het hechtingsproces wordt een blijvende emotionele band opgebouwd tussen kind en een of meerdere hechtingsfiguren. Het is ook de basis voor vertrouwen en zelfvertrouwen. Een goede hechting biedt basisveiligheid. dia 20 Hechting veilig/onveilig Het hechtingsproces vindt vooral in de eerst 6 maanden plaats. De kwaliteit van de band tussen ouder en kind hangt af van de beschikbaarheid van de ouder en de gevoeligheid van de ouder voor de behoeften van het kind en de manier waarop wordt gereageerd. Er zijn meerdere manieren waarop iemand gehecht kan raken. Hoe beter die manier, hoe beter betrokkene later in staat is met tegenslagen en verlies om te gaan. Die manier noemen we hechtingsstijlen. Veilige hechting ontstaat als het kind een hechtingsfiguur heeft, die goed reageert en aansluit bij wat het kind nodig heeft. De ouder of de hechtingsfiguur vangt het kind op wanneer dat nodig is en biedt veiligheid. Daardoor ervaart het kind zijn wereld als veilig. Onveilig is de hechting als de ouder te veel of te weinig beschikbaar is en haar eigen emoties of gedrag niet goed kan sturen. Daarvan noem ik drie stijlen: Bij de angstig-vermijdende hechting is de ouder teveel beschikbaar, maar onbereikbaar. Het kind krijgt weinig ruimte, de ouder is te beschermend en ziet niet de echte behoefte van het kind, dat daardoor contact vermijdt. Bij angstig-ambivalente hechting is de ouder onvoldoende beschikbaar en weinig betrokken. Daardoor voelt het kind zich onveilig; en klampt het kind zich aan de ouder vast. Bij gedesorganiseerde hechting is het gedrag van de ouder onvoorspelbaar. Het kind wordt dan weer geprezen en dan weer bestraft en weet niet waar het aan toe is en reageert chaotisch dia 21: Hechting De stijl waarmee we gehecht zijn, wordt in ons geheugen opgeslagen en als er later dreiging ontstaat (bv door verlies) wordt het geactiveerd. Iemand die veilig gehecht is, heeft in verliessituaties geleerd op zichzelf te kunnen vertrouwen met steun van anderen. Er vindt dan een gezond rouwproces plaats. Mensen die angstig vermijdend gehecht zijn, durven zich later niet te binden. Bij verlies staan deze mensen geen gevoelens toe, maar willen wel controle houden. Rouw wordt onderdrukt. Mensen met een angstig ambivalente hechtingsstijl zijn later bang afgewezen te worden. Door weinig zelfvertrouwen is men snel ontredderd bij verlieservaringen. Rouw wordt dan een groot probleem en kan chronisch worden. Mensen met een gedesorganiseerde hechting vinden het later lastig met moeilijk situaties om te gaan; bij hen leidt verlies tot verwarring en rouw is heel complex. dia 23: Hechting kind met v.g. Bij mensen met een verstandelijke beperking zijn er veel factoren die een goede hechting in de weg kunnen staan. Ik noem er een paar: - Door slechtere ontwikkeling van de hersenen - Doordat zijn signalen niet altijd goed te begrijpen zijn. Door afwijkingen in het sociale en emotionele gedrag kunnen die signalen complex en soms tegenstrijdig zijn of laten langer op zich wachten (bv. het kind lacht pas veel later dan gebruikelijk) - Dat kan leiden tot verschillende reacties van ouders: te weinig of teveel stimulering, overbescherming of verwaarlozing - Bij vertraagde ontwikkeling kan hechtingsproces veel langer en soms een heel leven duren. - Mensen met verstandelijk beperking zijn soms al vroeg uit huis geplaatst, hebben vele ziekenhuisopnames achter de rug, krijgen met veel wisselingen van verzorgers te maken. Dat bemoeilijkt een goede hechting. Uithuisplaatsing, , medische ingrepen, niet aan verwachtingen kunnen voldoen. Structuren niet begrijpen, verdriet van ouders, wisseling van begeleiders zijn ongunstig voor veilige hechting en leiden soms tot onthechting. Dit alles maakt een rouwproces vaak problematisch dia 26: Verlies: vanuit het perspectief van het kind Mensen met een verstandelijk handicap maken doorgaans meer verlies mee dan andere mensen. Dat heeft te maken met hun beperkingen en de gevolgen daarvan. Zaken die in het leven van anderen normaal zijn, zijn voor hen niet of veel minder weggelegd. Denk aan zelfstandigheid, studeren, levensrelaties, kinderen krijgen. Afhankelijk van hun nivo zullen zij die verschillen bewust worden of minstens voelen. Soms zijn verlieservaringen ook gekoppeld aan het vaak gebruik moeten maken van medische voorzieningen en dus weg uit de vertrouwde omgeving, niet weten wat je te wachten staat. Daarbij worden ze niet altijd begrepen in hun uitingen en gevoelens. dia 32: Coping bij cliënten Zoals eerder gezegd: Doordat hun signalen door ons niet altijd goed te begrijpen zijn, worden uitingen van rouw vaak gemist. Door afwijkingen in het sociale en emotionele gedrag en doordat de cognitieve, sociaalemotionele en zingevingsontwikkeling vrijwel nooit parallel lopen, kunnen die signalen complex en soms tegenstrijdig zijn of laten langer op zich wachten. Het gevaar is levensgroot dat hun copinggedrag anders wordt geïnterpreteerd. Twee voorbeelden Verlies van vertrouwen Meneer Laurenz hecht zich moeilijk aan mensen. Dat zit in zijn aard. Maar in de afgelopen 5 jaar zijn er al 17 stagiairs komen werken in zijn woning en allemaal ook weer gegaan. Van het vaste personeel gingen er in diezelfde periode 13 in een andere woning van de stichting werken. Zich hechten heeft voor hem weinig zin. Zijn mentor werkt wel al 9 jaar in de woning van meneer Laurenz. Zij benadrukt vaak: ‘Ik blijf altijd jouw begeleider, jij bent mijn cliënt, ik ga niet weg, echt niet, geloof me’. De band tussen meneer Laurenz en zijn mentor is relatief hecht. Meneer Laurenz praat met haar over wat hem bezig houdt. Maar dan wordt de mentor aangeboden om in het kader van loopbaanplanning clusterhoofd in een andere divisie te worden. Zij accepteert deze baan heel begrijpelijk met trots. Het mentorschap wordt overgedragen aan een nieuwe, onbekende begeleider. Meneer Laurenz ervaart zo de zoveelste verlating: een voorbeeld van georganiseerde ontrouw. Meneer Laurenz is boos, wil zijn oude begeleidster niet meer zien en houdt ook andere begeleiders op afstand. Verlies van dierbare spullen Meneer Jongen is eind vijftig en heeft het Fragile X-syndroom. Hij heeft een matige verstandelijke handicap. Voor zijn omgeving is het niet gemakkelijk om contact met hem te krijgen en daarmee iets van zijn belevingswereld te begrijpen. Hij verzamelt alles wat los en vast zit. Altijd en overal sjouwt hij met dozen met –in de ogen van anderen- prullaria en rommel. Ook tijdens het eten en bij het slapen gaan kan hij er geen afscheid van nemen. Niemand mag té dicht in zijn buurt komen en zeker niet bij zijn dozen. Als je probeert in een van de dozen te kijken is het hek van de dam. Maar tijdens het eten stalt hij de spullen uit zijn dozen op tafel uit en vooral de foto’s van zijn familie. Voor begeleiders begint het verzamelen erg hinderlijk te worden. Ze ruimen de meeste spullen op met het argument dat meneer Jongen toch snel weer een nieuwe voorraad zal hebben aangelegd. Wanneer meneer Jongen dat ontdekt wordt hij erg agressief. dia 33: cirkel van hechting en verlies dia 34: Zin- en betekenisverlening Zingeving Mensen geven zin en betekenis aan wat ze in hun leven meemaken. Als mensen iets of iemand verliezen heeft dat vrijwel altijd gevolgen voor hun zinbeleving. Wat die gevolgen zijn hangt met name van twee zaken af: - de mate van zingeving en betekenis die het verlorene had. Hoe bepalend was het voor de eigen zinbeleving? - eerdere verlieservaringen. Hiervan zal ook afhangen of men er opnieuw in slaagt nieuwe zingeving te verwerven. Om het een en ander te verduidelijken zal ik een theoretisch concept introduceren en dat meteen aan de hand van een casus toelichten. Eerst kort een stukje theorie. Dia 34: Zingevingssysteem Ieder mens heeft een zogenaamd zingevingsysteem. Dat bestaat uit zingevingbronnen. Een bron kan een persoon zijn, maar ook een activiteit, iets materieels. Het ene kan belangrijker zijn dan het andere. In deze tekening wordt dat visueel aangegeven door de grootte van de bron. In de loop van je leven verandert e.e.a. Er vallen bronnen weg en als het goed is komen er ook weer bronnen bij. De bronnen zijn op een of andere manier met elkaar verbonden. Stel je voor dat uit al die bronnen lijntjes lopen, die onder het systeem samen komen. Dat noemt men het perspectief, een soort samenhangend oriëntatiepunt van waaruit men zichzelf, de ander en de wereld om zich heen beleeft en waardeert. Als nu een of meerdere bronnen wegvallen die erg belangrijk zijn, dan wordt dat perspectief aangetast. Gevolg is dat iemand in een zingevingscrisis kan raken. In zo’n situatie is belangrijk dat het levensverhaal van betrokkene bekend is waardoor zijn zingevingsysteem a.h.w. in beeld gebracht kan worden. Maar ook zijn levensgeschiedenis is van belang: wat heeft hij eerder verloren en hoe heeft hij daarop gereageerd en wat of wie heeft hem toen weer geholpen? Dat kunnen ook nu belangrijke hulpbronnen zijn. Ik maak het concreet met de casus van dhr. Zijlstra. De mensen die met hem te maken hebben, nemen waar, dat zijn gedrag niet alleen verandert, maar ook voor anderen moeilijk te hanteren is. Hij wordt agressief, drinkt bovenmatig, trekt zich terug, houdt zich niet meer aan afspraken en verwaarloost zichzelf. Dat zijn betekenisvolle veranderingen van gedrag. Het staat voor iets. Natuurlijk is het erg lastig voor anderen, maar het nodigt ook uit om te kijken waar het uitdrukking van is. Heel vaak heeft het gedrag van mensen met een verstandelijke beperking ook een symbolische kant. Ze drukken ermee uit wat kennelijk niet in woorden gezegd kan worden. Dat gedrag ziet er voor ons niet altijd fraai of prettig uit, vaak ervaren we het als lastig, en kunnen we het niet begrijpen. We kunnen er vaak pas wat van verstaan tegen de achtergrond van iemands levensverhaal, zijn levensgeschiedenis en door ons in te leven in de beleving van die ander. Dan ontdekken we dat hij net als ik mens is en net als ik verlangens en angsten heeft. Dan pas kunnen we bijvoorbeeld ontdekken dat er wellicht een relatie bestaat met een verlieservaring, soms van langer geleden, die niet altijd gezien, laat staan begrepen is. Of waarmee het verband in ieder geval niet gelegd is. Dat alles is nodig alvorens we op een adequate wijze die ander kunnen ondersteunen in zijn verwerking, in het betekenis geven van het verlies en in het zoeken naar of openstaan voor nieuwe zin. Als we bv. het levensverhaal van dhr. Zijlstra achterhalen en in beeld brengen, ontdekken we dat dhr. Zijlstra jarenlang verkering had met mw. de Jong. Ze hadden een kinderwens, maar hen werd duidelijk gemaakt dat het voor hen toch lastig is om voor een kind te zorgen. Daarom schaften ze een knuffelmuis aan: Andy. Dat was hun ‘kindje’. Toen mw. de Jong ernstig ziek werd, beloofde dhr. Zijlstra dat hij voor Mandy zou blijven zorgen. Na het overlijden van zijn vriendin, trekt dhr. Zijlstra zich terug en wordt agressief naar anderen. Hij verliest zijn vrienden en ook zijn werk. Krampachtig probeert hij toch nog iets van zijn dagritme overeind te houden; maar hij raakt de grip op zijn leven kwijt. Gaat overmatig drinken, verwaarloost Andy en zijn huis, waardoor hij moet verhuizen. Kijken we naar het schema. In het zingevingsysteem dat vanuit zijn levensverhaal is gereconstrueerd zien we een aantal zingevingbronnen die voor dhr. Zijlstra belangrijk waren: zijn vriendin, Andy de muis, zijn huis, zijn vrienden en zijn werk. Ze gaven hem het gevoel: ik ben iemand, die kan liefhebben en zorgen en op zijn beurt gewaardeerd wordt. Dat noemen we het perspectief. Dan vallen één voor één zijn zingevingbronnen weg: de belangrijkste van alles, zijn vriendin valt weg en als gevolg daarvan beginnen ook de andere bronnen te wankelen: de zorg voor Andy, zijn werk, zijn vrienden, zijn dagritme, zijn huis. Het oude verlies: ik word nooit vader, zijn droom, zijn verlangen komt met dit actuele verlies weer naar boven en versterkt het huidige verlies. Door het verlies van al deze zingevingbronnen, verdwijnt ook zijn perspectief. Want al deze bronnen gaven hem het gevoel: ik ben iemand, de moeite waarde, ik word gezien, er wordt van me gehouden, ik kan zelfs voor anderen zorgen Gevolg is dat hij in een zingevingcrisis raakt met als centrale vraag: ‘Wat beteken ik nog, wie ben ik nog nu ik zoveel verloren heb? Dia 36 : Hoe kom je op het spoor van zingeving? Doordat het levensverhaal van dhr Zijlstra inzichtelijk is geworden en aan de hand daarvan zijn zingevingsysteem in beeld gebracht kan worden, wordt pas duidelijk welke vraag achter zijn gedrag schuil gaat. Maar ook zijn levensgeschiedenis is van belang: wat heeft hij eerder verloren en hoe heeft hij daarop gereageerd en wat of wie heeft hem toen weer geholpen? Dat kunnen ook nu belangrijke hulpbronnen zijn. Wat belangrijk is in iemands leven: daarover kun je met elkaar in gesprek gaan. En als de woorden ontbreken wordt het vaak zichtbaar in gedrag. Anderen, die betrokkene goed kennen- kunnen er woorden aan geven. Zo kan iemand levensverhaal op papier worden gezet. ook wat betreft het reeds geleefde leven, met alle hoogte- en diepte punten: de levensgeschiedenis. Met gedrag bedoel ik niet alleen de feiten, maar vooral de betekenis van dat gedrag. Ook al is het voor ons lastig, moeilijk: het heeft altijd betekenis. de doos van meneer Jongen zat vol betekenis. Sterker nog wie iets van zijn leven en wat voor hem zingevend was wilde begrijpen, vond daar een aanknopingspunt., Maar dat vroeg wel om er respectvol mee om te gaan. dia 37: Wat zijn uw zingevingsbronnen? Wie iets wil ontdekken van wat voor een ander zingevend is, zou eigenlijk eerst zichzelf die vraag moeten stellen. Bewustwording van eigen zingeving is eigenlijk een voorwaarde om de dialoog met een ander daarover aan te gaan. En de dialoog hoeft niet altijd in woorden te worden gevoerd. Inleving in een ander is m.i. niet mogelijk zonder een goede vorm van introspectie. dia 38: Mogelijkheden van ondersteuning ouders Op welke wijze je ouders kunt ondersteunen in hun rouwproces is erg afhankelijk van: - hun eigen levenservaring, zeker met eerdere verlieservaringen die daarvan onderdeel zijn. - hun eigen culturele en levensbeschouwelijke achtergrond. Die wordt in onze huidige samenleving steeds diverser en dus complexer. - maar is ook afhankelijk van hun ontwikkeling -ook op emotioneel vlak- hun draagkracht, de gezinssamenstelling, wat hun eigen relatie lijden kan en de steun die zij al dan niet van hun omgeving ervaren. Wil je ouders ondersteunen in hun proces, dan zul je van dit alles toch enigermate kennis moeten hebben dia 39 Ondersteuning van ouder vraagt om Niet alleen kennis, maar vooral inleving in wat het voor ouders betekent: verlies, onmacht, onbegrip, schuldgevoel, tekortschieten. Ook bij ouders zullen verlieservaringen niet met zoveel woorden worden aangegeven. Wellicht is men zelf er niet eens bewust van dat wat men ervaart met verlies en dus rouw te maken heeft. Veel vaker zullen ouders niet in woorden maar ook in gedrag hun gevoel manifesteren Zorgverleners kunnen het gevoel krijgen dat deze ouders lastig zijn, dat zij nooit iets goed doen, dat er altijd wel iets te mekkeren is. Dat alles wordt gecontroleerd. Of ze krijgen het gevoel dat ouders het af laten weten in hun rol als ouder. Net als bij cliënten kun je hier de vraag stellen: wat zit er achter dat gedrag? Dat is soms lastig om niet de oordelen, temeer omdat daarbij zelf in het geding bent. Althans zo voel je dat. Je proberen in te leven, begrip tonen, vragen stellen naar wat ouders lastig vinden, kan je op het spoor brengen. Wat is er veranderd in de zingeving van ouders na de geboorte van dit kind. Ervaren zij ruimte voor hun rouwproces en hoe afhankelijk is dat van het proces van hun kind? In elke fase van ontwikkeling van hun kind of juist stagnatie daarvan, kan dat proces opnieuw getriggerd worden. Daarbij komt dat partners twee verschillende mensen zijn en dat hun proces geheel verschillend kan verlopen. Natuurlijk kan dat spanning opleveren in de relatie, die ook voelbaar is voor het kind én voor de verzorgers Dia 40: Ondersteuning ouders De ondersteuning richt zich op het leren omgaan met de gegeven situatie. Daarbij geldt dat elke persoon anders is, en dat er dus geen pasklaar recept is hoe je kunt ondersteunen. Diegene die de ondersteuning aanbiedt dient naast inlevingsvermogen ook over enige kennis en vaardigheden te beschikken. Het allerbelangrijkste is dat de ouder zich verstaan voelt in wat hij of zij voelt en daarvoor begrip ervaart. Dat is iets anders dan medelijden, wat daar wordt niet omgevraagd en dient geen doel. Belangrijk is dat je op dezelfde golflengte zit en dat voortdurend afstemt en dus niet zelf gaat invullen. Soms kan het erg helpend zijn om aandacht te geven wat het kind wél te bieden heeft, zeker als het focus teveel ligt op verwachtingen die niet worden ingelost. Het aanbieden van contact met lotgenoten kan helpend zijn. Zij kunnen nog vele beter invoelen wat er speelt, zeker als zijzelf een stap verder in het proces zijn. Dia 41: Nieuwe betekenisgeving ouders Wat betreft het verlies aan zingeving: die kun je niet aanbieden aan ouders. Die moeten zij zelf vinden, ontdekken. Daarbij is het zaak dat de opengevallen zingevingsgaten niet al te vlug worden ingevuld. Dan krijgt het rouwproces immers geen kans. Soms kun je wel voorwaarden scheppen dat nieuwe zingeving gevonden wordt. Bv. door ouders uit te nodigen met hun kind dingen te doen die het wél kan of waar het kind vele plezier aan beleeft. Hope iemand zingevingssysteem in elkaar zit is heel persoonlijk; dat geldt ook voor de veranderingen die daarbinnen plaats vinden. Wat de ene partner hervindt aan zingeving, hoeft de ander niet als zodanig te beleven. dia 42: Mogelijkheden voor ondersteuning van de cliënt Afhankelijk van het ontwikkelingsniveau kan het verlies * anders beleefd worden, * anders geuit worden en * en kan een andere vorm van ondersteuning nodig zijn. M.a.w. Ondersteuningsmogelijkheden moet je altijd aanpassen aan het ontwikkelingsniveau en de eigenheid van elk persoon. Verlies wordt pas écht een probleem als iemand het ook als een verlies ervaart. Dat klinkt als een open deur: maar een verstandelijk gehandicapte kan bv. de verandering van dagritme meer als verlies ervaren dan het wegvallen van zijn zus. De ondersteuning richt zich op het leren omgaan met de gegeven situatie. Daarbij geldt dat elke persoon anders is, en dat er dus geen pasklaar recept is hoe je kunt ondersteunen. Diegene die de ondersteuning aanbiedt dient naast inlevingsvermogen ook over enige kennis en vaardigheden te beschikken. Aandacht hebben, er werkelijk voor de cliënt zijn en onbevooroordeeld het verhaal van de cliënt volgen en begeleiden zijn van wezenlijk belang. Algemene ondersteuningsmogelijkheden zijn bijvoorbeeld: - Aandacht hebben voor een veilige, stabiele omgeving door structuur en ritme: dezelfde huisregels toepassen als dat de cliënt voorheen ook gewend was. Deze voorspelbaarheid in je houding, maar ook in het dagelijks leven biedt houvast in moeilijke tijden. - Beschikbaar zijn zonder in medelijden te vervallen. -Blijven uitgaan van de eigenheid en veerkracht van de cliënt. Laat hem meedenken, meedoen, meebeslissen op de manier die bij hem past. - Helder en passend communiceren zodat het aansluit bij het sociaalemotionele ontwikkelingsniveau van de cliënt. Gevoelens benoemen, en concrete informatie aanbieden. - Kennis hebben of verwerven van het levensverhaal en levensgeschiedenis van de ander - Daarnaast is het leren omgaan met de stresserende gebeurtenis van belang. Hoe is bijvoorbeeld de samenhang tussen datgene wat men verloren heeft en andere aspecten uit het leven van de cliënt. Verlies verwerken wordt vormgegeven in de cirkel. Van contact maken tot en met betekenis geven. Indien keer op keer die cirkel goed wordt doorlopen, zonder stappen over te slaan, en ondersteuning passend is, ontstaat ons inziens een spiraal, het verwerken leidt tot een hoger niveau van betekenis geven en veerkracht.