Mogelijkheden en barrières voor sociale contacten na kanker

advertisement
Mogelijkheden en barrières voor
sociale contacten na kanker
Psychosociale zorg voor mensen met kanker is professioneel georganiseerd. Echter, lang
niet alle patiënten krijgen of willen extra zorg van een professional, zoals een
psycholoog, maatschappelijk werker of fysiotherapeut. Aangenomen wordt dat
patiënten die wel veel last ervaren van zorgen en problemen, maar geen extra hulp
hierbij willen, vertrouwen op de contacten in hun bestaande netwerk, of dit zelf willen
oplossen. Steun vragen blijkt echter vaak lastig, net als steun en aandacht bieden als
vriend of kennis.
De diagnose en behandeling van kanker is
een zeer stressvolle periode, waarin
patiënten moeten omgaan met
verschillende dagelijkse stressoren. Sinds
2010 raadt het Integraal Kankercentrum
Nederland aan om alle kankerpatiënten
vanaf diagnose te screenen naar hoeveel
last zij ervaren van problemen, klachten en
zorgen (distress). Hierbij wordt ook meteen
gevraagd of zij behoefte hebben aan
professionele ondersteuning hierbij
(http://www.oncoline.nl/detecterenbehoefte-psychosociale-zorg). Onderzoek
onder een grote groep Nederlandse kankerpatiënten in verschillende fases van
behandeling en nazorg, liet zien dat
patiënten gemiddeld 10 problemen ervaren
uit een lijst van 47 mogelijke problemen.1
Diverse onderzoeken laten zien dat
ongeveer 40% van alle kankerpatiënten
verhoogde distress ervaart, die sterk
verband houdt met meerdere
onderliggende problemen, meestal gebrek
aan emotionele controle, angst, depressie,
zenuwachtigheid en vermoeidheid.2
Omgaan met distress na kanker is een
terugkerende dagelijkse taak en is
makkelijker wanneer patiënten
ondersteunende sociale relaties hebben.
Dagelijkse sociale contacten zijn van groot
belang, omdat slechts 10% van alle
patiënten aangeeft professionele psychosociale zorg te willen krijgen, zoals
●
●
10
Marrit Tuinman, PhD
post-doctoraal onderzoeker
Mariët Hagedoorn
hoogleraar Gezondheidspsychologie, Universitair Medisch Centrum Groningen, Afdeling Gezondheidswetenschappen,
sectie Gezondheidspsychologie, UMCG, HPC
FA12, Postbus 30001, 9700 RB, Groningen
Nr 2 ● juni ● 2017
aangeboden door psychotherapeuten,
maatschappelijk werkers en fysiotherapeuten. Zelfs bij patiënten met een zeer
hoge lijdensdruk en veel problemen, geeft
toch bijna de helft aan dat ze bij voorkeur
zelf hun problemen willen oplossen. Veruit
de meeste ondersteuning na kanker is
derhalve informeel en wordt gevonden in
de dagelijkse sociale omgeving.
Patiënten met en zonder partner
verschillen in distress
Partners van patiënten worden vaak
aangewezen als de belangrijkste bron van
steun na een kankerdiagnose,
waarschijnlijk omdat ze de meest toegankelijke vertrouweling zijn met wie men
emoties en bezorgdheden deelt. Als gevolg
daarvan richten de meeste onderzoeken
naar sociale steun zich op (echt-)paren, en
hoe de partner de patiënt ondersteunt.
Echter, een groeiend aantal patiënten met
kanker heeft geen partner, maar is alleenstaand. In het algemeen is een kwart van
alle patiënten single, gescheiden of
weduwe. Het blijkt dat kankerpatiënten
met een partner aanzienlijk minder
angsten, minder distress, minder problemen
en een lagere behoefte aan aanvullende
zorg hebben in vergelijking met alleenstaande patiënten.3 Het is van cruciaal
belang om de onderliggende reden te
weten waarom kankerpatiënten zonder een
partner meer moeite hebben met het
omgaan met hun zorgen. In juli 2016 is
daarom het SOCIAL-e onderzoek gestart
vanuit het Universitair Medisch Centrum
Groningen, gefinancierd door het Koningin
Wilhelmina Fonds/Nederlandse
Kankerbestrijding. Dit onderzoek zal zich
expliciet richten op zowel samenlevende
als alleenstaande patiënten, om inzicht te
krijgen in het type en de kwaliteit van hun
sociale contacten en eventuele belemmeringen die zij daarbij ervaren.
Sociale steun komt in vele vormen voor
Sociale contacten en steun zijn zeer
belangrijk voor emotieregulering en
emotioneel welzijn. Verschillende theoretische modellen houden zich bezig met de
vraag via welke mechanismen sociale steun
goed is voor ons welzijn. De social sharing
literatuur benadrukt het belang van een
gesprek over emoties en zorgen bij het
omgaan met emotionele last. Het social
cognitive processing model duidt aan dat
praten met anderen helpt omdat men via
cognitieve verwerking ervaringen een
plaats kan geven. Veel kankerpatiënten
geven aan zorgen te hebben op emotioneel
en lichamelijk vlak. Het is echter
waarschijnlijk dat alleen praten over deze
zorgen niet voldoende is om zich beter te
laten voelen. De relationele regulatietheorie
(RRT) stelt dat mensen hun negatieve
emoties en zorgen voornamelijk reguleren
door middel van dagelijkse gesprekken en
gedeelde activiteiten, in plaats van
specifiek te praten over wat hen dwars zit.
Kan het delen van positieve gebeurtenissen en alleen gezelschap ook helpen
bij het omgaan met kanker?
Het delen van positieve emoties en gebeurtenissen blijkt even belangrijk om ons
welzijn te bevorderen. Het delen van
successen, fijne gebeurtenissen en goed
nieuws is zelfs belangrijker in het ervaren
van positieve gevoelens dan de impact van
die positieve gebeurtenissen zelf. De
positieve gevolgen van het delen werden
zelfs versterkt als anderen actief en
ondersteunend reageerden.4 Veel
onderzoek naar het verbeteren van welzijn
na kanker richt zich op het delen van
negatieve emoties. Weinig is bekend over
het effect van het delen van positieve
gebeurtenissen en emoties na kanker. Dit
nieuwe onderzoek zal beide kanten
belichten.
De omgeving reageert niet altijd
begripvol.
Of patiënten hun zorgen of positieve
ervaringen delen, hangt af van de reactie
die zij krijgen. In het algemeen zijn
begripvolle, liefdevolle en accepterende
reacties het beste. Uit een onderzoek onder
patiënten met colorectale kanker bleek dat
patiënten, die begripvolle en accepterende
reacties kregen van hun partner, op de
lange termijn de minste depressieve
gevoelens ervaren.5 Dit was nog sterker het
geval bij patiënten die van zichzelf een
sterke behoefte hadden om over hun
gevoelens te praten. Echter, soms krijgen
patiënten ook te maken met kritiek,
ontkenning van hun situatie, minimaliseren
van hun zorgen en het op afstand blijven
vanuit hun omgeving, kortom: negatieve
reacties.6 De omgeving van patiënten denkt
vaak dat na afronden van de behandeling,
de patiënt weer teruggaat naar het
normale leven, terwijl patiënten dan juist
toe zijn aan verwerking van wat hen
overkomen is. Ook zijn veel mensen in de
omgeving niet op de hoogte van blijvende
gevolgen van kanker, waarvoor de patiënt
graag aandacht en steun krijgt, zoals
vermoeidheid of oedeem. Kankerpatiënten
die meer negatieve reacties uit hun
omgeving ervaren, gaan vaker contact
vermijden en ervaren een lager welzijn,
meer depressieve symptomen en
verminderd sociaal functioneren.7 Het is
dus van belang om inzicht te krijgen in hoe
vaak patiënten dit soort negatieve reacties
ervaren, en of zij iets kunnen doen om deze
te verminderen.
Het belang van praktische steun na
kanker
Patiënten die zonder een partner leven
ervaren (naast emotionele problemen)
meer praktische problemen dan patiënten
die samen met hun partner leven. Deze
praktische problemen hebben betrekking
op bijvoorbeeld huishouding, reizen (naar
het ziekenhuis) en verzorging. Praktische
ondersteuning kan deze problemen
verlichten, terwijl emotionele
ondersteuning of gezelschap hier niet zo
veel baat zou hebben.8 Echter, praktische
steun wordt zelden onderzocht als een
apart construct van sociale steun. Een
onderzoek waarin beide vormen van
ondersteuning tegelijkertijd onderzocht
worden is nodig om inzicht te krijgen in
welke vorm het meest gunstig is voor het
verbeteren van welzijn na kanker.
Barrières voor sociale steun bij
alleenstaande patiënten
Vaak wordt in sociaal oncologisch
onderzoek er vanuit gegaan dat alleenstaande patiënten minder steun ervaren en
minder voordeel halen uit hun sociale
contacten. Dit kan ten eerste te maken
hebben met een feitelijk kleiner netwerk,
waardoor zij minder kans hebben om te
praten, praktische hulp of gezelschap te
krijgen. Het blijkt vaker dat mensen het eng
vinden om kankerpatiënten te ontmoeten,
en als gevolg daarvan afstand houden,
waardoor patiënten zich sociaal geïsoleerd
voelen. Patiënten die merken dat steun
afneemt, kunnen zelf ook afstand gaan
nemen waardoor ze nog minder contacten
hebben. Zo ervaarden patiënten met
borstkanker een daling van steun kort na de
beëindiging van de behandeling, waardoor
zij gesprekken over hun ziekte gingen
vermijden. Sommige patiënten vinden het
ook moeilijk om zelf open te praten of om
hulp te vragen, vaak omdat zij anderen niet
willen belasten met hun situatie.9 Ten
tweede kunnen alleenstaande patiënten
minder tevreden zijn met de contacten die
ze wel hebben. Zo gaven alleenstaande
overlevers van zaadbalkanker aan evenveel
ondersteunende reacties van anderen te
krijgen (zoals het tonen van genegenheid,
complimenten of hulp krijgen) als
overlevers met partner, maar waren zij wel
minder tevreden over hoe vaak zij deze
steun kregen.10 Zij wilden namelijk dat het
vaker gebeurde. Ten derde, overduidelijke en
openlijke ondersteunende reacties van
anderen kunnen resulteren in meer
negatieve gevoelens en een lager gevoel
van eigenwaarde. De steun ontvanger
beseft dat hij of zij geholpen moet
worden.11 Reacties van vrienden en
kennissen zullen voor patiënten duidelijker
zichtbaar zijn en voor de hand liggen dan
dagelijkse, meer impliciete steunende
reacties van een partner.
zelfs meer dan de patiënt.12 Distress van
echtgenoten kan patiënten het gevoel
geven dat zij minder over hun eigen
emoties moeten praten om hun partner
niet nog meer te belasten. Daarnaast, stress
staat ook in de weg van liefdevolle,
ondersteunende reacties als de patiënt wel
zijn gevoelens deelt. Belaste partners geven
vaker kritische, vermijdende en overbeschermende reacties. Daarnaast is er soms
een mismatch in de behoefte aan het
bespreken van eigen emoties. Beide
partners na een diagnose darmkanker
ervaarden meer depressieve symptomen op
de lange termijn wanneer de echtgenoot
vaak over eigen zorgen praatte terwijl de
patiënt dit weinig deeld.13 Kortom, het
hebben van een partner betekent niet dat
er perfecte ondersteuning geboden wordt.
In de SOCIAL-e studie zal daarom onder
beide groepen alle sociale contacten
onderzocht worden om te kunnen
vergelijken welke bronnen van steun
beschikbaar zijn en het beste werken.
Dagelijkse dagboekstudie via
smartphone om beste inzicht te krijgen
Het onderzoek is vooral van belang voor
patiënten die een gemis voelen in hun
sociale contacten en die zelf willen werken
aan het verbeteren daarvan. Bijvoorbeeld
omdat zij niet in aanmerking komen voor
professionele ondersteuning, of hier liever
geen gebruik van maken.
Steun van een partner is ook niet altijd
ideaal
De twee hoofddoelen van dit onderzoek
zijn:
1) Middels een dagboek inzicht krijgen in
hoeveel last patiënten hebben van
problemen en zorgen, hoe dit
samenhangt met welke contacten zij
hebben (praten, gezelschap of praktische
hulp), of zij barrières ervaren bij het
hebben van die contacten (niet durven
vragen, of weinig mensen zien, of
negatieve reacties), en welke contacten
het welbevinden vergroten (minder
distress, sterker gevoel van verbondenheid).
2) Inzicht krijgen in hoe patiënten het
invullen van het dagboek ervaren, hoe zij
feedback zouden willen krijgen over hun
sociale contacten in relatie tot hun
welbevinden, wat hun behoeftes zijn op
sociaal gebied, en wat zij willen van een
te ontwikkelen zelfhulp tool.
Mensen met een partner kunnen dan wel
dagelijks toegang hebben tot aandacht en
steun, maar dit betekent niet dat ze er
alleen van profiteren. Partners van kankerpatiënten zijn zelf ook vaak belast, soms
De noodzaak om te praten of dicht bij
anderen te zijn, begint meestal zeer kort
nadat iemand iets positiefs of negatiefs
heeft meegemaakt. Een dagelijks dagboek
Nr 2 ● juni ● 2017
11
is het meest geschikt om dit soort
variërende sociale processen te vangen.14
Daarnaast is het zinvol om inzicht te
krijgen in de volgorde van processen.
Bijvoorbeeld: zoeken patiënten minder vaak
contact op dagen dat ze zich slechter
voelen of voelen ze zich juist slechter
omdat ze minder mensen zien? We laten
deelnemers via hun eigen smartphone een
aantal dagen, drie keer per dag hun
stemming en contacten bijhouden. Naast
een onderzoeksmethode kan dit dagelijks
bijhouden van eigen emoties en sociale
contacten ook een eerste stap zijn in
bewustwording van persoonlijke,
individuele patronen die eerder niet
opgemerkt werden. De meeste toepassingen voor zelfobservatie zijn gericht op
fysieke parameters zoals lichamelijke
activiteit (bijvoorbeeld stappenteller) of
hartslag. Dit onderzoek kijkt ook naar de
mogelijkheid om een stemming- en sociale
trackingapparaat voor kankerpatiënten te
ontwerpen en of dit een methode is die
patiënten aanspreekt.
Relevantie voor de dagelijkse praktijk
van de fysiotherapeut
Patiënten die behandeld zijn voor kanker en
hierdoor bijvoorbeeld last hebben van
oedeem, zullen meestal zorg krijgen van
een gespecialiseerd fysiotherapeut. Echter,
omgaan met de klachten die bij oedeem
horen en ook de (on-)mogelijkheden die het
oplevert voor patiënten, zullen de behoefte
aan informele steun groter maken.
Patiënten met oedeem zullen wellicht vaker
om praktische hulp moeten vragen in het
dagelijks leven, maar zullen misschien ook
vaker af moeten zeggen bij sociale gebeurtenissen om hun klachten niet te
verergeren. Het is zeer nuttig om te zien of
patiënten die hier mee worstelen om hulp
durven vragen, of zij deze hulp ook krijgen
en hoe tevreden ze met de reacties van
anderen zijn. Zeker als zij niet het dagelijkse
gezelschap van een partner hebben.
●
Literatuurlijst zie: www.nvfl.nl
Vindt uw deskundige
oedeemfysiotherapeut
www.nvfl.nl
12
Nr 2 ● juni ● 2017
Download