De wereld wordt kleiner als je groter wordt De wereld wordt kleiner als je groter wordt De basisschool als oefenplaats voor wereldburgers Frits Prior Guido Walraven Colofon NCDO Mauritskade 63 Postbus 94020, 1090 GA Amsterdam Contactpersoon: Mariëtte van Stalborch 020-5688755 / [email protected] APS Zwarte Woud 2 Postbus 85475, 3508 AL Utrecht Contactpersoon: Frits Prior 030-28 56 600 / [email protected] Walraven onderzoek en advies Bosboom Toussaintstraat 59, 2 hoog, 1054 AP Amsterdam Contactpersoon: Guido Walraven [email protected] Tekst: Frits Prior en Guido Walraven Redactie: Gerard Lommerse, Mariëtte van Stalborch en Jeroen van der Zant Tekstredactie: Hansje Galesloot Vormgeving: Johan van der Woude, Lucie Lausin, Studio Joyo BV, Amsterdam Druk: Ecodrukkers, Nieuwkoop ISBN/EAN: 978-90-74612-13-5 © NCDO / APS, 2009 De wereld wordt kleiner als je groter wordt De basisschool als oefenplaats voor wereldburgers De wereld wordt kleiner als je groter wordt De basisschool als oefenplaats voor wereldburgers Frits Prior en Guido Walraven Inhoud 1. 2. Vooraf 11 Leeswijzer 13 Waarom wereldburgerschap? Willen en doen wat toevallig ook moet 16 (Wereld)burgerschap in de kerndoelen 18 Een school met de ramen open 20 Zorg voor iedereen 22 Wat is wereldburgerschap? Wat is wereldburgerschap? 26 Een palet van mogelijkheden 28 Steeds breder en wijder 30 Eerst kijken dan zoeken 32 3. 4. 5. Waarmee? Keuzekompas Hoe? Light, medium, strong Een keuzekompas: acht richtingen 36 Light, medium & strong 72 Thema’s die de kinderen boeien 40 Samsam: light, medium & strong 76 Mondiale betrokkenheid, vrede en conflict 44 Samsam-webexpeditie 78 Identiteit en diversiteit 46 Eerste ‘Art.1 school’ 80 Duurzame ontwikkeling en globalisering 48 Mensenrechten en verdeling 50 Hoe? Leeftijdsverschil 6. Hoe? Participatie Sociale en mondiale competentie 84 Je leert het al doende, je leven lang 86 Kijken, kijken, kijken 54 Eigenhandig of ‘verlengde arm’? 88 Wisselen van perspectief 56 Het kind als (mede-)eigenaar? 90 Niet zeker weten 58 Vier basisbehoeften 92 Differentiatie naar leeftijd 60 Wie fietst er? 94 Kleuters als wereldburgers 64 Hoe breng je de kinderen in contact met elkaar? 96 Vanuit het kind 66 Hoe zie je ‘competentie’ in de groep? 98 Mondiale thema’s buiten de methoden 68 Echt echt of nog echter…? 100 7. Verantwoording, bronnen en bestellen Hoe kwam het boek tot stand? 104 Wie hielpen mee? 105 Verantwoording fotografie 106 Bronnen 109 Bestellen 110 “Sommige mensen leven in een droomwereld en anderen zien de werkelijkheid onder ogen. Er zijn ook mensen die hun dromen verwerkelijken.” Desiderius Erasmus Vooraf Dit boek is gemaakt voor allen die werken in en met de basisschool. Het laat zien hoe je op verschillende manieren aan wereldburgerschap kunt werken: binnen en buiten de gewone lessen. Daarbij vormen de ontwikkeling van de kinderen en hun ervaringswereld telkens het uitgangspunt. Bij het schrijven van het boek keken we naar wat er nu al in basisscholen plaatsvindt en we gebruikten de voorbeelden die we zagen. We raadpleegden ook de kerndoelen voor het basisonderwijs. We vroegen praktijkdeskundigen commentaar en maakten gebruik van het visiedocument en de canon voor wereldburgerschap van NCDO. Het boek is meer opgezet als een kijk- en bladerboek dan als een leesboek. Je kunt elk tweetal bladzijden als afzonderlijke eenheid bekijken en lezen, in willekeurige volgorde. Daarom komt de van A to Z lezer veel herhalingen tegen. Bij de gekozen opzet was dat onvermijdelijk. 10 11 We willen werkers in basisscholen een aanzet geven bewuster en vaker dan nu aandacht te geven aan wereldburgerschap als een onderdeel van de gewone lessen. Het boek is wat ons betreft geslaagd als je bij het bekijken en lezen ervan bijvoorbeeld denkt: ‘Oh, wordt dát met wereldburgerschap bedoeld’, ‘Daar doe ik nu al veel aan’, ‘Daar zou ik meer aan kunnen doen’ of ‘Daar moeten we het in het team maar eens over hebben’. We beginnen het boek met de vraag ‘waarom is het belangrijk in de basisschool aandacht te besteden aan wereldburgerschap?’ We hopen aan te tonen dat wereldburgerschap niet alleen ‘moet’, maar dat het heel erg voor de hand ligt er meer en vaker iets aan de doen. De kinderen kunnen het. Frits Prior, Guido Walraven, Gerard Lommerse, Mariëtte van Stalborch en Jeroen van der Zant Leeswijzer Hoe zit het boek in elkaar? We bespreken wereldburgerschap door achtereenvolgens zes vragen te beantwoorden: 12 1. 2. Waarom is wereldburgerschap voor kinderen belangrijk? Wat wordt bedoeld met wereldburgerschap? 3. 4. 5. 6. Hoe kies je een werkwijze die past? Hoe houd je rekening met leeftijdsverschillen? Hoe kies je daarbij geschikte doelen en werkwijzen? Hoe zorg je ervoor dat de leerlingen actief participeren? 13 De voorbeelden die we geven, laten slechts een deel van de vele mogelijkheden zien. Hoofdstuk 1 Waarom wereldburgerschap? Hoofdstuk 1 - Waarom wereldburgerschap? Willen en doen wat toevallig ook moet Wereldburgerschap wordt in de Wet op het Primair Onderwijs niet als zodanig genoemd. Maar volgens de wet moet het onderwijs: In die kerndoelen kun je ook de kernen van wereldburgerschap herkennen. Vertaald naar de basisschool gaat het bij burgerschap en sociale integratie vooral om: de kinderen een oriëntatie bieden op de samenleving en de wereld om hen heen: dichtbij, veraf, toen en nu. met elkaar delen van belangrijke waarden. de kinderen voorbereiden op integreren en actief deelnemen aan respecteren van verschillen. de samenleving. je verbonden met elkaar voelen. niemand buitensluiten en voorkomen van eilandjes. aanspreekbaar zijn op je gedrag en anderen op hun gedrag aanspreken. Wet op het Primair Onderwijs (2006) leren omgaan met botsingen en ruzies. Het onderwijs gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving. mede-eigenaarschap ontwikkelen voor gezamenlijke activiteiten en gezamenlijk benutte ruimten en spullen. reflecteren op wat er wel en niet goed gaat en samen naar verbeteringen streven. de kinderen leren om te gaan met een regenboog aan verschillen: in de klas, in de buurt, in het land en in de wereld. 17 16 Het onderwijs is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie. Het onderwijs is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden. De vorm en de inhoud die je er in de groep aan geeft, worden bepaald door de kinderen, de buurt en de situaties die zich dagelijks voordoen. Je doet dat als leerkracht niet zozeer omdat de wet zegt dat het moet. Je maakt er ook geen apart leervak van. Je doet het omdat voortdurend werken daaraan noodzakelijk is voor het creëren van een stimulerende en veilige speel-, leer- en werkomgeving. In het verlengde van dit werken aan burgerschap kun je ook invulling geven aan het thema wereldburgerschap. Hoofdstuk 1 - Waarom wereldburgerschap? (Wereld)burgerschap in de kerndoelen In het schema hiernaast noemen we een aantal kerndoelen die gemakkelijk te koppelen zijn aan de aandachtsvelden van wereldburgerschap zoals we die in hoofdstuk 3 uitvoeriger bespreken. Als je in school de voorgeschreven kerndoelen volgt, doe je ongemerkt al een heleboel aan (wereld)burgerschap. Kennis verwerven Soms gaat het daarbij om inhouden: kennis hebben van verschillende culturen, verschillende religies, verschillende landen, de waarden, normen, rechten en plichten die hier in het land gelden (ook de internationale rechten van het kind). 18 Uit de kerndoelen: De leerlingen leren De leerlingen leren zich te De leerlingen leren over hoofdzaken over geestelijke gedragen vanuit respect de belangrijke historische stromingen die in de voor algemeen aanvaarde personen en gebeurtenissen Nederlandse multiculturele waarden en normen. uit de Nederlandse samenleving een belangrijke geschiedenis en kunnen die rol spelen en ze leren voorbeeldmatig verbinden respect op te brengen voor met de wereldgeschiedenis. verschillen in opvattingen. Houdingen en vaardigheden oefenen Soms gaat het om houding en gedrag. Want er is bijvoorbeeld onderscheid te maken tussen ‘weten dat er verschillen zijn’ en ‘respectvol omgaan met verschillen’. Vaak zal het om een combinatie van beide gaan. Je doet dat als basisschool niet alleen omdat maatschappij en politiek dat van je vragen. Je doet het vooral omdat je de kinderen daarmee geleidelijk – passend bij hun leeftijd en hun mogelijkheden – wil voorbereiden op hun zelfstandig functioneren in het leven buiten school. Dat lijkt in de peuter- en kleutergroepen misschien nog heel ver weg, maar toch begint het ontwikkelen van wereldburgerschap daar. Niet als ‘ver van mijn bed’-show, maar heel dichtbij, aansluitend bij de ervaring van de kinderen. De wereld komt met de kinderen de klas in: daar kun je dagelijks gebruik van maken. 19 De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. De leerlingen leren zorg te De leerlingen leren zich dragen voor de lichamelijke redzaam te gedragen en psychische gezondheid in sociaal opzicht, als van henzelf en anderen. verkeersdeelnemer en als consument. Hoofdstuk 1 - Waarom wereldburgerschap? Een school met de ramen open Kinderen zijn de hele dag bezig de wereld om hen heen te ontdekken. Wat wij gewoon zijn gaan vinden, kunnen zij nog als wonderen zien. Vanwege hun interesse en hun ervaringen kun je de wijde wereld niet buitensluiten. Op allerlei manieren dringt de wijde wereld door in het dagelijks leven en komt die ook de groep in – bijvoorbeeld vanwege: “Er zijn slechts twee manieren om je leven te leven: doen alsof niets een wonder is, en doen alsof alles een wonder is. Ik geloof in de laatste manier.” Albert Einstein diversiteit in buurt en samenleving. wereldwijde contacten via reizen en internet. wereldwijde productie van voedsel, kleding en gebruiksgoederen. internationalisering van banken en bedrijven. arbeidsmigratie en politieke en economische vluchtelingen. nieuws over rampen, oorlog en geweld en de vraag om solidariteit en noodhulp. kansen om te studeren en te werken in het buitenland. bedreiging van natuur en milieu, klimaatverandering en de vraag om schonere brandstoffen. directe of indirecte betrokkenheid bij wapenhandel, gewapende conflicten en terrorisme. 21 20 Kinderen krijgen thuis, in de buurt en op school met de wijde wereld te maken. Zelfs als je er niets aan zou willen doen, komt de wereld toch op kindervoeten de school in. Je collega’s en jijzelf als individu ontkomen er ook niet aan. We leven in een ‘global village’ en dat vraagt om reflectie: wat betekent dat voor mij, wat betekent dat voor anderen? Hoofdstuk 1 - Waarom wereldburgerschap? Zorg voor iedereen Wereldburgerschap begint op school bij het samen prettig en veilig spelen, werken, leren en leven. In hoofdstuk 6 laten we zien dat wereldburgerschap en sociale competentie nauw met elkaar verweven zijn: ‘Leren bewust en verantwoordelijk om te gaan met jezelf, met anderen en met je (wereld)wijde omgeving’. Het gaat voor kinderen en volwassenen om zorg voor jezelf en tegelijk om zorg voor iedereen. 22 De gulden regel zou binnen en buiten school moeten luiden: ‘Doe anderen nooit aan wat je niet zou willen dat ze jou aandoen’. Die regel vind je terug in alle grote wereldreligies, zij het dat elke religie daar op eigen wijze uitdrukking aan geeft. Zij vormt ook de kern van praktisch humanisme. Het gaat om zorg voor anderen, ook voor anderen die we niet kennen, van wie we last hebben of die ons niet vriendelijk gezind zijn. Respect en mededogen maken geen onderscheid. Ze zijn niet alleen van mens tot mens nodig, ook van land tot land of van rijk tot arm. Ze zijn wezenlijk voor ons voortbestaan. In de school begint mededogen voor de kinderen met: ‘Je contacten niet beperken tot je vriendjes of vriendinnetjes’. Ieder kind in de klas hoort erbij, ook als het naar het gevoel van klasgenoten anders of vreemd is. Het gaat om prettig met elkaar omgaan, elkaar waarderen, verschillen verkennen en erkennen, opkomen voor elkaar, samen spelen en samen delen. 23 Hoofdstuk 2 Wat is wereldburgerschap? Hoofdstuk 2 - Wat is wereldburgerschap? Wat is wereldburgerschap? Je hoeft geen verre reizen te maken om wereldburger te zijn. De wereld komt op allerlei manieren bij je binnen – ook als je je ervoor zou willen afsluiten. De wereld begint in het hier en nu, niet ver van je bed. Dat geldt voor kleuters net zozeer als voor volwassenen. Wereldburgerschap is een verbinding leggen tussen jezelf en anderen, dichtbij en ver weg. Als je klein bent, kun je nog denken dat de wereld bestaat uit de stukjes grond onder je voeten en de mensen die je kent. Hoe ouder je wordt, des te ruimer wordt je gezichtsveld: de wijde wereld komt daardoor al dan niet merkbaar steeds dichterbij. De wereld wordt steeds kleiner als je groter wordt. Wereldburgerschap is beseffen dat je, terwijl je hier leeft, toch betrokken bent bij de wereld buiten de landsgrenzen: 26 27 Je bent je ervan bewust dat de wereld niet ophoudt bij jouw directe gezichtsveld of bij de grenzen van je land. Je toont respect en empathie voor mensen uit andere delen van de wereld, of ze nu hier of daar wonen. Je reflecteert op je verbondenheid met wat er buiten de landsgrenzen gebeurt en op wat dat voor jou en anderen betekent. Je voorkomt binnensluiten (het opleggen van groepsnormen) en buitensluiten. Je bent bereid zelf stappen te nemen om samen te werken aan wederzijds respect, duurzaamheid, eerlijke verdeling van rijkdommen, rechtvaardigheid, vrede en veiligheid. Het is belangrijk voor hun ontwikkeling dat kinderen zelf onderzoeken en zelf leren beseffen hoe ze in alles ‘voor en van zichzelf’ en tegelijk ‘voor en van de wereld’ zijn. De school kan hen daartoe stimuleren. Hoofdstuk 2 - Wat is wereldburgerschap? Een palet van mogelijkheden Werken aan wereldburgerschap is in de eerste plaats kansen zien en die benutten. Als je zo naar wereldburgerschap kijkt, komt het werken daaraan al in veel vormen in de basisschool voor: 28 Door de methoden voor wereldoriëntatie die er impliciet of expliciet aandacht aan besteden. Door de actualiteit die met de kinderen en via de media de klas in komt. Door samen te vieren en samen te rouwen. Werken aan wereldburgerschap: Via de actualiteit zoals die Door samen te vieren en Vanuit de methodes uit het dagelijks leven en de te rouwen wereldoriëntatie media binnenkomt Door de liedjes die je zingt Door werkstukken en en de spelletjes die je doet spreekbeurten Door de liedjes die je samen zingt en de spelletjes die je samen doet. Door de werkstukken en de spreekbeurten van de leerlingen. Door wie er in de groep zitten en wie er in de buurt wonen en door de Door de boeken en ervaringen en gewoonten die ze meenemen. gedichten die je leest en de Door wie er in de groep zit video’s die je bekijkt en in de buurt woont Door speciale projecten, inzamel- en sponsoracties. Door uitwisseling van kennis en ervaringen met leerlingen in andere landen via internet. 29 Door te werken aan sociale Door te werken aan sociale competentie: ‘leren bewust en verantwoordelijk competentie en actief Door uitwisseling met Door speciale projecten, om te gaan met jezelf, met anderen en met je (wereldwijde) omgeving’. burgerschap kinderen in andere landen inzamel- en sponsoracties Wereldburgerschap overkomt je als leerkracht niet als iets dat door anderen bedacht is. Je maakt gebruik van wat zich voordoet in de groep, in de school en in de (wereldwijde) omgeving. Zo bezien, is werken aan wereldburgerschap niet iets nieuws. Veel ervan doe je als leerkracht al, ook als je het niet zo noemt. Soms is het werken eraan iets dat al een vaste plek in je omgang met de groep heeft, soms zal het iets extra’s zijn. Hoofdstuk 2 - Wat is wereldburgerschap? Steeds breder en wijder Opgroeien is: de wereld steeds opnieuw ontdekken. Hoe breder een kind zich ontwikkelt, des te verder kan het (leren) kijken. Het krijgt daardoor een steeds wijder perspectief. Dat is geen lineaire weg, ontwikkeling heeft een veel grilliger verloop. De schematische voorstelling die we hier geven, moet daarom niet letterlijk worden genomen. De blik ontwikkelt zich bijvoorbeeld: IK Van dichtbij naar steeds verder weg Van vlakbij naar de hele wereld (en het heelal). Van nu naar diep in het verleden en naar de verre toekomst. Van je eigen perspectief naar dat van diverse anderen. Van op jezelf gericht naar betrokken op en delend met anderen. Van heel concreet naar schematischer en abstracter. Van je eigen taal naar andere talen. Van je eigen cultuur naar andere culturen. Van persoonlijke en culturele waarden naar universele waarden en spiritualiteit. Van dichtbij naar steeds Van nu naar een steeds verder van huis. verdere toekomst. Van nu naar steeds verder Van eigen taal naar contact terug in de historie. met en in andere talen. 30 31 Je kunt als leerkracht die ontwikkeling stimuleren en er voeding aan geven. Werken aan wereldburgerschap is daar een onderdeel van. Van concreet, waarneembaar Van op jezelf gericht naar en praktisch naar meer grotere betrokkenheid bij abstract en theoretisch. anderen. Vanuit je eigen (sub)cultuur Van persoonlijke en culturele steeds meer contact en waarden naar universele openheid naar andere waarden en spiritualiteit. (sub)culturen. Hoofdstuk 2 - Wat is wereldburgerschap? Eerst kijken dan zoeken Als je de ontwikkeling van een kind voorstelt als een ontdekkingstocht, dan is het goed onderscheid te maken tussen: 32 De wereld in blik lang weten en zelf ook beter kunnen: je ziet ontwikkeling dan productgericht. Je legt de nadruk op convergerend leren: je werkt toe naar specifieke kennis, het goede antwoord, de goede oplossing. ‘Er leiden vele wegen naar Rome, maar de uitkomst moet Rome zijn’. Een blik op de wereld communiceren en onderzoeken zonder dat we iets anders op het oog hebben dan zijn ontwikkeling: je werkt dan procesgericht. Je legt de nadruk meer op divergerend leren: het leren zit dan in het zelf en samen doen. Je laat komen wat er komt: er leiden vele wegen de wereld in, je weet niet precies waar je uitkomt en elke weg is een avontuur. Kijken naar wat je wil vinden Het kind – vaak individueel – laten oefenen met wat wij volwassenen al Het kind – alleen of samen met anderen – laten spelen, ervaren, 33 Kijken naar wat er te zien is Beide vormen van leren hebben recht van bestaan. Het gaat niet om de keuze voor de ene of de andere. Je doet recht aan de ontwikkeling van kinderen door bij het speelwerken en in de lessen beide vormen van leren ruimte te geven. Omdat in het onderwijs de nadruk steeds meer komt te liggen op toetsbare kennis, is het goed daarnaast het belang van vrij en ongebonden exploreren te onderstrepen. Hoofdstuk 3 Waarmee? Keuzekompas Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Een keuzekompas: acht richtingen Je bent samen met Voor het kiezen van activiteiten in de groep kunnen de acht thema’s van de canon voor wereldburgerschap als een kompas dienen. Ze maken het gemakkelijker vanuit verschillende perspectieven te kijken naar de wereld om je heen. In die acht richtingen zijn allerlei activiteiten op het terrein van wereldburgerschap mogelijk. Het keuzekompas kan ook dienen als een checklist voor individuele leerkrachten, teams, opleiders en methodemakers. Je kunt aan de hand daarvan nagaan in hoeverre je aandacht besteedt aan het brede scala van mogelijkheden. Misschien geeft dat aanleiding bepaalde thema’s nog wat meer te benutten. 36 Welke organisaties houden anderen verantwoordelijk zich bezig met al deze voor vrede, veiligheid en onderwerpen? Wie zorgen het oplossen van conflicten ervoor dat de landen goede zonder geweld: te beginnen afspraken maken en beter thuis, in de groep en op samenwerken? straat. Wat zijn de rechten van het Hoe word je wie je bent? kind? Worden die overal Hoe geef je daar uitdrukking wel beschermd? Kan ieder aan? Hoe ga je om met De canon is niet voorschrijvend en ook niet beoordelend bedoeld. Er is geen kwalitatieve norm voor wat goed of minder goed onderwijs in wereldburgerschap zou zijn. Wij bevelen aan wereldburgerschap te integreren in de normale activiteiten binnen en buiten de lessen. Dit boek en de canon voor wereldburgerschap zijn bedoeld het denken daarover te stimuleren. kind vrij spelen, naar school verschillen? Het keuzekompas geeft houvast in het kiezen van thema’s en inhouden. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 gaan we in op: Hoe gewoon is het dat je Leren omgaan met hier schoon water hebt, verschillen. Hoe leven gezond kunt eten en naar de andere mensen hier en in dokter kan gaan als je ziek andere landen? Wat is hun bent? Geldt dat voor alle taal, wat is hun geloof, hoe kinderen op de wereld? is hun cultuur? 4 Hoe kies je inhouden en werkvormen die bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de leerlingen passen? gaan, voldoende eten en wordt het beschermd tegen geweld? 37 5 Hoe maak je een keuze die rekening houdt met wat het werken aan wereldburgerschap van je vraagt en wat het de kinderen oplevert? 6 Hoe betrek je de kinderen daar zo actief mogelijk bij? Hoe ga je om met je Je bent verbonden met alle gezondheid, met de mensen op de wereld: ook natuur, de ruimte en de als je dat niet direct merkt. grondstoffen? Hoe houd je Waar komen je kleding en je rekening met andere mensen voedsel vandaan? Internet, en andere generaties? muziek en films. Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Een keuzekompas: acht richtingen Bij het werken aan (wereld)burgerschap kun je als school globaal twee sporen volgen, die niet los van elkaar staan: 38 De school als kenniscentrum: Mondiale thema’s komen dan in de groep aan bod als inhoud bij liedjes en verhalen, in vaklessen, in werkstukken, projecten, enzovoort. De school als oefenplek: Je kunt aan wereldburgerschap werken door de groep en de school in te richten als oefenplek voor houdingen, vaardigheden en reflectie, voor het aanleren van de kernen van sociale cohesie, sociale competentie en (wereld)burgerschap. De acht aandachtsvelden kunnen bij beide sporen als kompas dienen. De kring van pictogrammen daaromheen (zie het schema hiernaast) geeft per thema nog een nadere concretisering. Op de volgende bladzijden typeren we de vensters afzonderlijk, zonder daarbij volledig te willen zijn. 39 Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Thema’s die de kinderen boeien Wereldburgerschap uit zich op allerlei manieren. Door tv en internet weten kinderen veel over andere landen. Wat er op andere plekken in de wereld gebeurt, raakt hen ook. Soms komen de onderwerpen met de kinderen de school in doordat ze er enthousiast of boos over zijn. Soms doordat het nieuws hen angstig maakt. Soms ook omdat ze het voor anderen beter willen maken. Onderwerpen die ver weg lijken, kun je dichterbij halen. Onderwerpen die heel dichtbij zijn, kun je verruimen door te kijken hoe dat op andere plekken in de wereld gaat. En door te onderzoeken hoe de mensen op de aardbol met elkaar verbonden zijn: zichtbaar en onzichtbaar. 40 Bij wereldburgerschap in de basisschool start je altijd bij onderwerpen die de kinderen zelf aandragen of waarvan je weet dat ze bij hun leeftijd en belangstelling aansluiten. Je doet het op een manier die bij hen past en die binnen je lessen past. Je kunt de acht thema’s en de 24 vensters van de canon voor wereldburgerschap gebruiken om na te gaan of je in de loop van 8 basisschooljaren aan het hele spectrum toekomt. Veel onderwerpen komen nu al in de methoden voor wereldoriëntatie voor en dat zal bij nieuwe en herziene methoden steeds sterker het geval zijn. 41 Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Thema’s die de kinderen boeien Vrede en conflict Mondiale betrokkenheid Identiteit Diversiteit Internationale Eerlijke handel Nieuws van Vrienden Ruzie oplossen Vluchten naar Wat maakt mij Wat delen we Jongen, meisje, Omgaan met Omgaan met Regenboog- afspraken. betaalt echte over de hele maken, vrede zonder geweld. veiligheid. zo bijzonder? en waarin hetero-, verschillen in mensen met gezinnen: prijs. wereld. maken. verschillen we? homo- of geloof en een beperking. geen is er biseksueel? cultuur. 42 Duurzame ontwikkeling Globalisering gelijk. Mensenrechten 43 Verdeling Geen Opwarming Vuile en schone Contact via Waar komt Verdeling Recht om vrij Recht om naar Vrijheid van Recht op Recht op Recht op vervuiling door van de aarde. energiebronnen. www met de mijn T-shirt rijkdom en te spelen. school te gaan denken en van gezondheid en voldoende en genoeg geld hele wereld. vandaan? armoede. en te leren. meningsuiting. op medische gezond eten. om te kunnen fabrieken. hulp. leven. Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Mondiale betrokkenheid, vrede en conflict Globalisering voltrekt zich op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied: De dingen die we hier in winkels kopen, komen overal vandaan. Mensen verhuizen van plek om veiligheid en werk te zoeken en nemen hun taal, geloof en gewoonten mee. Via kranten, tv en internet komt nieuws uit alle hoeken van de wereld binnen. Via telefoon en internet kunnen we met iedereen in bijna alle landen communiceren. Als er banken in de Verenigde Staten of IJsland omvallen, krijgt men daar elders in de wereld ook mee te maken. Via reizen en transport van dieren en goederen worden hier virussen en ziekten gebracht die hier eerst niet voor kwamen. Bij het voeren van oorlogen of het bereiken van vrede zijn meestal vele landen binnen en buiten de regio betrokken. 45 44 Kortom: mensen, producten, geld, werk, nieuws en cultuur raken steeds meer verspreid over de hele wereld. Dat geldt ook voor ziekten, rampen en geweld. Ook de politiek houdt niet op bij de grenzen van een land. Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Identiteit en diversiteit Nieuwjaar In groep 8 zitten veel kinderen van elf jaar: Het jaar 2009 is het jaar 1429 volgens de islamitische kalender. Op 10 januari 2009 begint 1430. Ahmed is moslim en zijn familie komt uit Jordanië. Het jaar 2009 is het jaar 2553 volgens Deeya is boeddhiste en komt oorspronkelijk uit Nepal. de boeddhistische kalender. Kamal is hindoe en zijn opa en oma kwamen uit India. Het jaar 2009 is Vikram Samvat 2065 volgens de Indiase hindoekalender. Vamakshi is hindoe en haar ouders komen uit Suriname. Op 5 november 2009 begint 2066. Chaim is joods en komt uit Amsterdam. Het jaar 2009 is Sjaka-era 1920 volgens de Surinaamse hindoekalender. Chang is taoïst en komt uit China. Op 11 maart 2009 begint 1921. Jerry is katholiek en woont in Maastricht. Het jaar 2009 is het jaar 5769 volgens Mandy is ‘niks’ en woont in Deventer. 47 46 Ze zijn bijna even oud en toch in verschillende jaren geboren. Dat komt doordat verschillende culturen en religies hun eigen jaartelling hebben. In de westerse wereld is de christelijke jaartelling zo wijd verbreid dat we ons er niet van bewust zijn hoezeer ‘onze’ jaartelling cultureel bepaald is. Dat is een mooie kans door de vanzelfsprekendheid ervan heen te prikken. de joodse kalender. Op 19 september 2009 begint 5770. Het jaar 2009 is het jaar 4705 volgens de Chinese kalender. Op 26 januari 2009 begint het jaar 4706. Het jaar waarin ik dit schrijf, is het jaar 2009. Op 1 januari begint volgens de christelijke jaartelling het jaar 2010. Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Duurzame ontwikkeling en globalisering Beslissingen die we hier en nu nemen, hebben grote gevolgen voor mensen elders op de wereld en voor de toekomst. Duurzame ontwikkeling en globalisering draaien om het maken van bewuste keuzes met het oog op de toekomst van de mensen, de aarde, werk en handel. 48 Mensen (people) Respect voor anderen. Zorgvuldig omgaan met diversiteit. Gelijke kansen op onderwijs en werk. Beschermen en helpen van slachtoffers van geweld. Naleven van de rechten van de mens en van het kind. Markt (profit) Gezonde werkomstandigheden en eerlijke betaling van werk. Eerlijke handel en stimuleren van lokale productie. Milieu (planet) Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Behoud van natuur en landschap. Voorkomen en bestrijden van vervuiling van de lucht en het water. Afval scheiden, veilig verwerken en zo mogelijk hergebruiken. Rekening houden met elkaar en verder vooruitkijken begint in de klas. Maar er zijn tal van mogelijkheden – aansluitend bij de belangstelling van de kinderen – ook buiten de klas te kijken. Wat doen we om de wereld leefbaar te houden? 49 Hoofdstuk 3 - Keuzekompas Mensenrechten en verdeling De ‘Universele verklaring van de rechten van het kind’ stelt dat ieder kind er recht op heeft: te zeggen wat het denkt of voelt. een eigen geloof te belijden. te spelen (en niet te werken). genoeg en gezond te eten. onderwijs te volgen. een gezond leven te leiden. 51 50 En elk kind moet beschermd worden tegen: gedwongen arbeid. mishandeling. seksueel- en oorlogsgeweld. Het verdelingsaspect van dit thema betreft de verdeling van schoon water, voedsel, medicijnen, onderwijs, welvaart, vrijheid en veiligheid over de hele wereldbevolking. Hoofdstuk 4 Hoe? Leeftijdsverschil Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Kijken, kijken, kijken Kinderen die in niet geleerd hebben ‘te doen alsof’, hebben later moeite zich in anderen te verplaatsen. Dat maakt respectvol omgaan met elkaar en samen oplossen van conflicten voor hen lastiger. Vadertje-en-moedertje spelen in de woonhoek van de kleutergroep is daardoor net zo goed een stap op weg naar wereldburgerschap als het berekenen van je ecologische voetafdruk in groep 7 of 8. De kern ervan is: leren dat je mensen, dingen en gebeurtenissen van verschillende kanten kunt bekijken. Toont het plaatje een oude vrouw of een jong meisje? de ontdekking als je goed om je heen 54 kijkt zie je dat alles gekleurd is K. Schippers 55 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Wisselen van perspectief Je kunt leerlingen laten oefenen zelf van perspectief te wisselen en verschillende perspectieven te accepteren. Een paar voorbeelden: Doe-alsof-spelletjes en drama waarbij kinderen rollen spelen. Verhalen vertellen bij plaatjes of foto’s en luisteren naar de verschillende manieren waarop je een foto of een plaatje in een verhaal kunt omzetten. Kennisnemen van elkaars smaak of voorkeur als het gaat om bijvoorbeeld muziek. Het (voor)lezen of dramatiseren van scheppingsverhalen uit verschillende culturen. Tekenen of fotograferen van één en hetzelfde voorwerp of stilleven vanuit verschillende perspectieven en met verschillende technieken. De kinderen zich een voorstelling laten maken van het leven in een andere tijd of op een andere plek: wat zie je, wat ruik je, wat eet je, wat doe je, enz. En ook: hoe zou je vanuit die tijd of die plek naar het leven nu en hier kijken? Accepteren dat Loes vandaag ‘tafelhoofd’ is en morgen Aziz, Whitney of Raoul. 57 56 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Niet zeker weten Ieder kind en iedere volwassene heeft z’n eigen kennis, meningen en overtuigingen. Als iemand iets zegt wat daarmee botst, zeg je vaak ‘ja, máár …’ en je zet er je eigen feiten of meningen tegenover. Dat doe je vanuit de overtuiging dat het ook zo is. Je gaat dan uit van zekerheden. Zijn die wel zo zeker, gelden die overal en kijkt iedereen er zo naar? 58 In de groep 7 staat een zelfgemaakte filosofiebus. Kinderen doen daar hun vragen in en bespreken die regelmatig in de kring. Bij filosoferen gaat het erom gevoelens, gedachten, wensen en meningen naast elkaar te zetten: ‘Ik hoor dat jij dit vindt. En ik denk daar zo over’. Je leert de dingen vanuit verschillende perspectieven te bekijken en je leert verbanden te herkennen onder de oppervlakte van de werkelijkheid. Je merkt ook dat er gedachten, gevoelens, wensen en meningen zijn die elkaar uit lijken te sluiten en die toch naast elkaar kunnen bestaan. Je leert daar vragen over te stellen. Werken aan wereldburgerschap is erop gericht situaties en gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Het is niet alleen leerzaam voor kinderen, die zich zo de kunst van het vragen stellen eigen maken en schijnbare zekerheden kritisch beginnen te benaderen. Het is ook leerzaam voor jou als leerkracht: je beseft erdoor dat er veel dingen zijn die je niet weet. Je kunt heel jonge kinderen al over ‘levensvragen’ laten praten. Je stimuleert dat ze zich vrij en open uiten en dat ze naar elkaar luisteren. In zulke gesprekken bestaat er geen goed of fout. Het gaat erom dat de kinderen hun eigen binnenwereld en die van anderen verkennen. En dat ze vanuit verschillende perspectieven leren kijken naar de wereld om hen heen. Als je zo naar wereldburgerschap kijkt, is het vanzelfsprekend dat je er in de groep aandacht aan besteedt. 59 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Differentiatie naar leeftijd - 4 jaar Leeftijd en ontwikkelingsfase spelen in de groep een belangrijke rol bij wat er ter sprake komt en hoe het ter sprake komt. In het schema hiernaast geven de groen gekleurde vakjes aan waar je voor die leeftijdsfase qua wereldburgerschap het hoofdaccent zou kunnen leggen. 4 – 8 jaar 8 – 12 jaar 12 + Liedjes, verhaaltjes, spelmateriaal en vieringen vanuit verschillende culturen en met gebruikmaking van de De pijlen laten zien dat: aanwezige talen / culturen. wat in een jongere fase misschien de dominante invulling was, in de fase daarna in aangepaste vorm een rol kan blijven spelen. wat in de fase daarna een hoofdrol gaat spelen, al voorbereid kan worden in Leren omgaan met verschillen, leren benutten van een eerdere fase – aangepast aan de leeftijdsgroep. verschillen en geweldloos oplossen van conflicten. 61 60 Onderzoeken en kennisnemen van hoe de wereld om je heen in elkaar zit, welke invloed dat op jou heeft en welke invloed je daarop kunt hebben. Je eigen gedrag kunnen verantwoorden ten opzichte van geldende normen en waarden en een actieve rol spelen in het democratisch proces waarvan je deel uitmaakt. Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Letten op leeftijd Bij de jongste kinderen is de ijsbeer in de eerste plaats: 62 Een lief dier uit een prentenboek of uit een liedje. Een knuffel of een handpop waarmee je kunt spelen. Een groot dier in de dierentuin. Een beer die op een erg koude plek woont. Bij middengroepen kan wat meer ter sprake komen over de plek waar de ijsberen wonen, welk klimaat daar heerst, wat ze eten en misschien ook over jacht op ijsberen: wie doen dat en waarom? De kinderen kunnen die informatie ook zelf opzoeken. In de hoogste groepen kan de klimaatverandering ter sprake komen en is er aandacht voor de gevolgen die het opwarmen van de aarde heeft voor de ijsberen en voor Nederland. Dat kán je doen, het is niet verplicht. Kies wat bij de ontwikkeling van de kinderen, hun belevingswereld en hun vragen past en houd in de gaten wat qua tijd en energie redelijk is. 63 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Kleuters als wereldburgers Hoe maken we het prettig We noemen een baby een nieuwe wereldburger, maar we geven het kind meteen een (soms dubbele) nationaliteit. Jonge kinderen hebben daar verrassend weinig last van: ze kunnen met elk kind samen spelen, ongeacht verschillen in herkomst, thuistaal, geloof en uiterlijk. Als ze zich daarin geremd voelen, komt dat eerder door wat ze van de volwassenen meekrijgen dan door eigen ervaringen in het hier en nu. voor elkaar? Vaste regels en rituelen. Samen oplossen van conflictjes. Elkaar helpen en troosten. Peuters en kleuters kijken nog met ongekleurde ogen naar de wereld om hen heen. Je vertaalt grote dingen natuurlijk naar hun eigen kleine wereld. En je sluit aan bij hun ervaringen en bij wat ze zelf uit de buitenwereld mee de groep in nemen. De thuistalen van de kinderen in de groep geven de kans liedjes in verschillende talen te zingen. Je viert samen verschillende feesten die te maken hebben met het geloof, de cultuur of het thuisland van kinderen in de groep. 64 Wie ben ik? En wie is de Samen delen, samen spelen: ander? Ruimte, speelgoed, Uiterlijk, herkomst, familie, materialen en aandacht met gezin, huis, feesten, geloof, elkaar delen. liedjes, spelletjes, eten, vakantie. Je leert ze ruimte, speelgoed, aandacht en aanwezigheid met elkaar te delen. Je leert ze kleine botsingen samen op te lossen. Ze vertellen over thuis, over familie of vakantie en brengen dingen mee die daarmee te maken hebben. Je gaat samen met hen verkennen wat er in de buurt te zien is. Je praat met hen over wat ze lekker vinden en wat heel gezond is om te eten. Verbondenheid met mensen en met de aarde Familiebanden, vakantie, migratie, vlucht. De wereld wordt steeds meer één. Je kunt ook zelf thema’s inbrengen die dicht bij hun belevingswereld liggen. Het thema ‘Tropen’ en een bezoek aan een dierentuin brengen de vraag naar voren welke dieren hier leven en welke dieren uit heel warme of heel koude landen komen. Je kunt ook hun knuffeldieren daarbij betrekken. Samen zuinig zijn op onze aarde. 65 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Vanuit het kind In een kleutergroep in Amsterdam komen verschillende thema’s aan bod die je kunt verbinden met de invalshoeken van wereldburgerschap. Uitgangspunt is telkens het kind zelf en hoe het die thema’s zelf (ook van huis uit) ervaart. Door de multiculturele samenstelling van de groep en de buurt of door de aard van de activiteiten krijgen die thema’s vaak een ‘mondiaal’ karakter of ze zouden dat kunnen krijgen. 66 Een uitstapje naar de dierentuin: dieren die hier leven en dieren uit heel koude en heel warme landen, ver weg. Het muziekatelier presenteert een activiteit met als thema Bolivia en Peru, waardoor liedjes, muziek en dans uit Zuid-Amerika de groep in komen. Het thema tropen brengt allerlei van huis meegebrachte spullen de groep in. De kinderen maken onderscheid in vruchten die hier groeien en vruchten uit heel warme landen. En ook de knuffels worden gekoppeld aan koudere en warmere landen. Door te vertellen over familie en thuis wisselen de kinderen allerlei informatie uit over eten en drinken, gewoonten, feesten, enzovoort. Bij Olympische Spelen of een WK voetbal komen de vlaggen en nationaliteiten ter sprake. Bij schoonmaken en opruimen sorteren de kinderen hun afval om het gescheiden weg te gooien. Allerlei onderwerpen bieden de kans spullen van thuis mee te nemen. Veel van die onderwerpen geven ook de mogelijkheid de ouders en grootouders er actief bij te betrekken. Ze kunnen verhalen vertellen uit hun geboorteland, liedjes en muziek laten horen, laten zien welke spelletjes ze deden, enzovoort. 67 Hoofdstuk 4 - Hoe? Leeftijdsverschil Mondiale thema’s buiten de methoden Moderne methoden voor wereldoriëntatie bieden veel kansen de lessen een mondiale dimensie te geven. Steeds vaker doen de methodemakers dat zelf al. Maar de meeste onderwerpen worden in de eerste plaats besproken in een Nederlandse context en vanuit een Nederlands perspectief, ook als de foto’s zo nu en dan situaties uit andere landen en culturen laten zien. Als de methode het niet doet, kun je zelf ook mondiale aspecten aan de lessen toevoegen. De kansen daarvoor dienen zich vaak aan: Door de thuis-, buurt- en reiservaringen van de kinderen. Door wat de kinderen (en de ouders) inbrengen en door de vragen die zij stellen. Door de actualiteit die via de media de school in komt. Door jeugdmedia zoals samsam, Klokhuis en Jeugdjournaal die thema’s bespreken die je gemakkelijk bij de les kunt betrekken. Door het aanbod van theaters, musea en bibliotheken. Via de media en internet. 68 Je kunt als school ook vaststellen welke thema’s (vast of wisselend) je in elk leerjaar aan de orde wilt stellen, aansluitend bij het aanbod van de methoden. Het gratis magazine samsam biedt de hoogste groepen van de basisschool een extra kans mondiale thema’s de klas in te halen. Dat blad en de website www.samsam.net bieden de leerlingen een andere kijk op de wereld. t rne e t in en a i d bieb e n m e rs de Via eate edia h m t d d o ug rd anb e je a d r hoo t i o e o U g D rt ien, buu Gez & ilie is Fam Thu 69 Hoofdstuk 5 Hoe? Light, medium, strong Hoofdstuk 5 - Hoe? Light, medium, strong Light, medium & strong Om scholen te helpen een gerichte keuze te maken, hebben we allerlei vormen van werken aan wereldburgerschap in een schema ondergebracht (zie hiernaast). We werken daarin twee dimensies uit: Planmatig en ook vanuit inbreng Horizontaal maken we onderscheid in de manier waarop de activiteiten worden georganiseerd: Planmatig: leerlingen of individueel of per actualiteit. Situationeel. bouw. Zelf onderzoekend, Vaste koppeling aan Iedere leerkracht In de vorm van plannend en de ontwikkeling van op z’n eigen manier. projecten of thema’s. evaluerend. sociale competentie, Van incidenteel naar structureel. Van ‘voor de leerlingen’ naar ‘door de leerlingen’. ingebed in alle 72 Verticaal maken we onderscheid in het doel van de activiteiten: Van kennisgericht naar competentiegericht. Van korte termijn effect naar duurzaam effect. Geen school- Als aanvulling op de Geïntegreerd in de activiteiten binnen en afspraken. lesmethoden. lessen. buiten de lessen. 73 Light: Vooral kennisgericht. Het onderwijs moet jongeren aanmoedigen om meer van de wereld te weten te komen... De aanduidingen ‘light’, ‘medium’ & ‘strong’ hebben we gekozen om een beeld te geven van de verhouding tussen input en output. Het betreft géén waardeoordeel over de werkvormen. De keuze van de werkvorm hangt af van het doel dat je ermee wilt bereiken. Ook spelen de beschikbare tijd en de energie die het je kost een rol. ‘Strong’ hoeft niet beter te zijn dan ‘light’. Naast kennisgericht Medium: ook gericht op zelf en om een bewustzijn te ontwikkelen voor onderzoeken en zelf het behoud van de aarde met respect voor ervaren. al haar bewoners... Naast kennis-, Strong: onderzoeks- en wat kan leiden tot het ontwikkelen van ervaringsgericht ook houdingen, vaardigheden en reflectie die competentiegericht. ook buiten en na school nog een blijvend effect hebben. Hoofdstuk 5 - Hoe? Light, medium, strong Een voorbeeld Light – een museumbezoek, waarbij je je als leerkracht en groep gewoon laat verrassen door wat daar te zien is. Medium – een museumbezoek dat je in de groep eerst kort voorbereidt en waarop je de leerlingen na afloop laat reflecteren door hen zelf een presentatie te laten verzorgen. Strong – een museumbezoek, waarbij elk groepje leerlingen zelf voorbereidingen treft om leerlingen van een lagere groep daarna te begeleiden en als gids te fungeren. 74 75 Hoofdstuk 5 - Hoe? Light, medium, strong Samsam: Light, medium & strong Je kunt in de groep op verschillende manieren met het wereldtijdschrift samsam (zie kader hiernaast) werken. Bij elke samsam-editie zit een lesbrief (het Uur van Samsam) met keuze-opdrachten, waarmee je je eigen lesuur en lesdoelen kunt samenstellen. Je kunt ook kiezen voor de hieronder beschreven opties van light, medium of strong. Light: geïnformeerd worden Je laat het tijdschrift door de kinderen lezen. Daarna bespreken ze in hun tafelgroepjes wat ze leuk en interessant vonden en wat de overeenkomsten en de verschillen met hun leven zijn. Misschien neem je ook een van de vensters of thema’s van de canon als uitgangspunt voor een kringgesprek. Of je kiest een van de Kofferstories op www.samsam.net, die de leerlingen uitdaagt een mening te vormen over een concreet dilemma. De samsam-methode Het gratis wereldtijdschrift samsam is onderdeel van een crossmediaal product, gericht op leerlingen van 9 tot 13 jaar. Het biedt hun vensters op het leven van leeftijdsgenoten in niet-westerse landen. Samsam deelt ervaringen en stimuleert reflectie. De millenniumdoelen en de rechten van kinderen staan bij de keuze van thema’s en reportages centraal. De samsam-methode is journalistiekeducatief, niet gebonden aan de politiek van een partij of een hulporganisatie, noch aan de regels van een religie. 77 76 Medium: zelf op onderzoek uitgaan Het tijdschrift biedt de leerlingen veel aanknopingspunten om zelf meer uit te zoeken. Kleine groepjes kiezen elk één venster of thema uit de canon om daar zelf een presentatie van te maken. Ze zoeken bijpassende verhalen, foto’s en filmpjes op www.samsam.net en in het blad samsam, en gaan in de buurt op onderzoek uit. Aan het eind van de week presenteren ze elkaar wat ze hebben gevonden. Strong: zelf in actie komen Een groepje leerlingen of de hele groep adopteert een van de vensters, een land of een thema uit het samsam-archief om daar langere tijd mee te werken. Ze willen er veel meer van weten, hun kennis ook met anderen delen en samen met anderen in actie komen. Daarbij kunnen ze samenwerken met kinderen in andere landen, een mogelijkheid die de samsam-webexpeditie elk jaar in maart aanbiedt. Zo kunnen ze inspiratie opdoen voor bijvoorbeeld een kaartenactie samen met Amnesty International. Het maken van producten om die te verkopen ten bate van een goed doel, is ook een mogelijkheid. Het magazine samsam komt zevenmaal per jaar uit en heeft een oplage van 445.000 exemplaren per editie (inclusief 33.000 voor Suriname). Bij elke editie hoort een lesbrief (het Uur van Samsam), die naar ruim 17.000 leerkrachten wordt gestuurd. De website heeft een maandelijks bezoekersgemiddelde van 76.500, met een piek van 95.200 unieke bezoekers in maart tijdens de maand van de webexpeditie (cijfers 2009). Voor de webexpeditie kunnen scholen een gratis dvd-speelfilm aanvragen. Zie: www.samsam.net Hoofdstuk 5 - Hoe? Light, medium, strong Samsam-webexpeditie Eén keer per jaar in maart organiseert samsam een webexpeditie van drie weken. Het internetproject wordt ondersteund door het magazine en een gratis dvd. In drie afleveringen voeren kinderen in het themaland missies uit en tonen ze fragmenten uit hun leven. De film daagt kinderen uit via de samsam-website vragen te stellen aan de kinderredactie in het themaland. De samsam-webredactie stimuleert de leerlingen na te denken en te reageren op de ervaringen van hun leeftijdsgenoten elders. Light Je volgt de dvd-afleveringen en laat de leerlingen daarop reflecteren bij verwerkingsopdrachten of kringgesprekken. 78 Medium Je laat leerlingen parallel aan de dvd-uitzendingen meedoen met de wekelijkse HIK-opdrachten (Ken je dit? en Kun je dat?) en Kofferstories: de klas wordt dan een web-laboratorium, waarin denkers en doeners gelijkelijk aan hun trekken komen. Strong De leerlingen kiezen zelf (per groepje of met de hele groep) wat ze van het themaland te weten zijn gekomen. Ze maken een keuze uit de webexpeditieinformatie op internet en bedenken een activiteit. Het resultaat presenteren ze aan elkaar, aan de middenbouw of aan hun ouders. 79 Hoofdstuk 5 - Hoe? Light, medium, strong Eerste ‘Art.1 school’ Freinetschool Piramide in Heerlen werd in januari 2008 de eerste school die het predicaat ‘[ÉÉN] Gelijke behandeling voor iedereen’ kreeg. Sinds jaren toont de school zich een voorloper op het gebied van het bevorderen van wederzijds begrip tussen leerlingen, leraren en ouders. We geven een aantal voorbeelden: 80 De leerlingen filosoferen met elkaar over zelf ingebrachte vragen. Bijvoorbeeld: ‘Wat is dieper dan de zee?’ Bij dramalessen in alle groepen verkennen de kinderen hun eigen en elkaars identiteit. Ze doen dat aan de hand van de Roos van Leary, vertaald naar de dieren uit Winnie the Pooh. Een kunstenaar komt samen met de kinderen werken aan het uitbeelden van de rechten van het kind. Het kunstwerk komt op het schoolplein te staan. Het jaarlijkse JABBA DABBA-feest heeft altijd een intercultureel thema. Elke groep laat daarvan een aspect zien. Ouders en kinderen nemen daarbij eten uit alle windstreken mee. Het voorleesontbijt werd dit schooljaar in alle thuistalen gedaan: ouders en grootouders kwamen voorlezen in hun moedertaal. In groep 8 doen de leerlingen samen een project om de waarde van geld te leren kennen en te leren budgetteren. De kinderen leren actief deel te nemen aan de klassenvergadering en ze zijn medeverantwoordelijk voor de sfeer in de klas en voor de organisatie van activiteiten. Dat is wat we onder ‘strong’ verstaan: burgerschap en wereldburgerschap geïntegreerd in het schoolbeleid. 81 Hoofdstuk 6 Hoe? Participatie Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Sociale en mondiale competentie Er is veel overeenkomst tussen het ontwikkelen van sociale competentie en het ontwikkelen van mondiale competentie. Naast kennis spelen daarbij vooral houdingen, vaardigheden en reflectie een belangrijke rol. Je zou kunnen zeggen: wereldburgerschap is het mondiale aspect van sociale competentie. bewust en verantwoordelijk omgaan Voor iedere leeftijdsfase heeft mondiale competentie een andere inhoud: voor peuter, kleuter, basisschoolkind, puber of jong volwassene. De competenties die leerlingen ervoor nodig hebben zijn steeds dezelfde. Bijvoorbeeld: omgaan met verschillen, geweldloos oplossen van conflicten en zorgen voor elkaar en voor hun leefomgeving. Leerlingen kunnen dat in hun eigen omgeving in en rond school dagelijks oefenen om het daarna en tegelijk ook te leren gebruiken voor situaties (veel) verder weg. 84 We beschrijven wereldburgerschap als de mondiale component van sociale competentie. Het gaat om vier concentrische cirkels (zie figuur hiernaast). De twee cirkels in het midden vormen de kernen van sociale competentie: De middelste betreft bewust en verantwoordelijk omgaan met jezelf. De cirkel daaromheen betreft bewust en verantwoordelijk omgaan met de mensen met wie je in direct contact bent. De twee buitenste cirkels verwijden het perspectief naar buurt, stad of regio, land, Europese Unie en wereld. De derde betreft bewust en verantwoordelijk deelnemen aan de bredere samenleving: democratisch burgerschap. De vierde betreft bewust en verantwoordelijk omgaan met de mondiale omgeving: wereldburgerschap. met jezelf, met anderen en met je omgeving: dichtbij en ver weg 85 Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Je leert het al doende, je leven lang Sociale competentie Als je volwassenen vraagt hoe ze sociale competentie hebben ontwikkeld, antwoorden ze steevast: je doet dat altijd, overal, in contact met iedereen en met vallen en opstaan. Dat is een reden niet al te veel te verwachten van aparte lessen en trainingen sociale competentie. Veel belangrijker is het leerlingen in de beschermde en begeleide omgeving van de (brede) school een oefenplek voor sociale competentie te bieden. Ze oefenen bij elke activiteit geleidelijk hun sociale competentie terwijl ze in en rond school spelen, werken en leren. De kringen waarin de kinderen en jongeren zich daarbij bewegen, worden geleidelijk steeds wijder. De kernen blijven dezelfde. Wat eerst ver weg leek of buiten hun blikveld viel, komt steeds dichterbij. 86 Sociale competentie heeft niet alleen betrekking op het functioneren in je directe omgeving. Het gaat daarbij ook om een actieve rol in het samenleven in buurt, stad, regio, land en in de Europese en mondiale samenleving. Het gaat niet alleen om het hier en nu, maar ook om het daar en straks en om de zorg voor latere generaties. Het werken daaraan noemen we burgerschap en wereldburgerschap. Wereldburgerschap op school is leerlingen laten beseffen dat ze – hoe klein ze ook zijn – deel uitmaken van een veel wijder geheel. Die wereld heeft invloed op hen en zij hebben invloed op de wereld. Hun eigen rol doet ertoe. Hoe verder de dingen van hun bed zijn, des te lastiger is het te overzien wat het voor hun leven betekent. Die verbondenheid leren kennen, hun verantwoordelijkheid nemen en er iets mee doen, zijn voor de leerlingen de kernen van mondiale competentie. Als je de basisschool ziet als een oefenplek voor sociale competentie, dan is de stap naar mondiale competentie eigenlijk heel voor de hand liggend. (smal) In contact met jezelf Wereldburgerschap (breder) In contact met (breed) Burgerschap Wereldburgerschap anderen Houdingen Vaardigheden Kennis Ik kies zelf en ben Ik houd rekening Betrokkenheid bij de Betrokkenheid bij het zelf verantwoordelijk met wat anderen samenleving. lot van anderen in voor wat ik zeg en denken, voelen en andere delen van de doe. Ik ben daarop willen. Ik ben daarop wereld. aanspreekbaar. aanspreekbaar. Ik kan mezelf sturen, Ik kan omgaan met Kunnen omgaan met Een actieve rol ook als het moeilijk conflicten. Ik kan verschillen en met nemen in het wordt. me verplaatsen in wisselende situaties. verbeteren van de wat anderen denken, leefsituatie van voelen en willen. anderen in de wereld. Ik weet wat ik denk, Ik weet wat wel en Weten hoe de Weten hoe de dingen voel en wil. Ik weet niet mag en ik weet samenleving in in de wereld met hoe ik met stress wat anderen van mij elkaar zit. elkaar samenhangen kan omgaan. verwachten. en hoe afhankelijk we van elkaar zijn. Reflectie Ik kijk naar de Ik kijk naar mijn Inzicht en Inzicht in de manier gevolgen van wat ik effect op anderen. meningsvorming over waarop de wereld de wijze waarop de invloed heeft op jou contacten samenleving in en jij invloed kunt verbeteren? elkaar zit. hebben op de doe. Hoe kan ik beter Hoe kan ik mijn met mezelf omgaan? wereld. Naar G. ten Dam e.a. Sociale competentie langs de meetlat. 87 Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Eigenhandig of ‘verlengde arm’? Bij veel activiteiten die de kinderen uitvoeren, kun je je afvragen hoe zelfstandig ze daarbij kunnen en mogen zijn. Doen ze het eigenhandig en zijn ze zelf ook verantwoordelijk voor proces en resultaat? Of zijn ze eigenlijk de verlengde arm van de leerkracht: voeren ze een taakje uit in opdracht van de leerkracht? Als je de kinderen echt mede-eigenaar wilt maken, kun je jezelf of je collega telkens vragen stellen, zoals: 88 ‘Van wie’ is het opruimen na schooltijd? ‘Van wie’ is de filosofiekring? ‘Van wie’ zijn de schoolregels en het toezicht daarop? ‘Van wie’ is het tutoren? ‘Van wie’ is de beoordeling voldoende / onvoldoende? ‘Van wie’ is het bemiddelen bij ruzie? In groep 7 bedachten enkele leerlingen dat ze een ‘ruziecommissie’ wilden vormen. Het was een gemengd groepje: een paar rustige én enkele opvliegende leerlingen. Ze zochten informatie over bemiddeling op internet en vroegen een expert van buiten de school een paar keer te helpen. Daarna presenteerden ze zichzelf aan de groep. In de weken en maanden daarna hielpen ze kinderen in de klas ruzies op te lossen. En soms grepen ze tijdig in voordat een ruzie escaleerde. De leerkracht gaf hun daarvoor ruimte en de leerlingen rapporteerden aan de leerkracht. We geven dit voorbeeld omdat het laat zien dat de veiligheid in de groep iets van de leerlingen zelf kan zijn. Voor het ontwikkelen van sociale competentie is het belangrijk dat de leerlingen de ruimte krijgen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun gedrag en voor de sfeer in de groep. 89 Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Het kind als (mede-)eigenaar? Je kunt de mate waarin kinderen participeren onderverdelen in vijf niveaus van betrokkenheid. Hoe betrokkener de kinderen zijn, des te duurzamer is de opbrengst van het leren en des te flexibeler kunnen ze wat ze geleerd hebben in andere situaties toepassen. De vijf niveaus van participatie zijn: 90 Vertegenwoordigd: De leerlingen zijn uitvoerder. Wat betreft hun participatie is er sprake van ‘passieve consumptie’, ook als ze tijdens de activiteiten een actieve rol krijgen. Geraadpleegd: De kinderen zijn bij themakeuze en opzet betrokken en hebben daardoor enige invloed op vorm en inhoud van de activiteit. Ze hebben tijdens de activiteiten een uitvoerende rol. Actief betrokken: De kinderen worden in alle fasen van de activiteit geïnformeerd en actief betrokken, kunnen daardoor ook enige sturing uitoefenen. De uiteindelijke regie en de beslissingen blijven vooral in handen van de leerkracht. Mede-eigenaar: De kinderen zijn in alle fasen echt mede-eigenaar en samen met de leerkracht verantwoordelijk voor het resultaat. Eigenaar: Uiteindelijk is ieder kind zelf verantwoordelijk voor de eigen keuzes, ontwikkeling, houding en gedrag. Vertegenwoordigd Geraadpleegd Light Medium Actief betrokken Mede-eigenaar Eigenaar Het onderwijs moet jongeren aanmoedigen om meer van 91 de wereld te weten te komen... en een bewustzijn te ontwikkelen voor het behoud van de aarde met respect voor al haar bewoners... wat zou kunnen leiden tot het ontwikkelen van houdingen, Ook deze indeling maakt het mogelijk het werken aan wereldburgerschap in light, medium en strong te verdelen. Strong vaardigheden en reflectie die ook buiten en na school nog een blijvend effect hebben. Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Vier basisbehoeften Als je als leerkracht de sociale competentie van kinderen wilt ontwikkelen, dan is het belangrijk rekening te houden met de volgende vier basisbehoeften: Autonomie: ik krijg ruimte en verantwoordelijkheid Kinderen mogen zelf beslissingen nemen, keuzen maken en verantwoordelijkheid dragen voor hun initiatieven en activiteiten. Hun gevoel van autonomie wordt versterkt als zij zich betrokken weten bij de belangrijke zaken in hun leef- en leeromgeving. Relatie: ik voel me welkom Kinderen ervaren dat ze erbij horen, mee mogen doen en dat anderen met hen willen spelen en werken. Het gevoel van relatie wordt versterkt als kinderen invloed hebben op de manier waarop er met hen wordt omgegaan. Competentie: ik word voor vol aangezien Kinderen merken dat ze capabel en op hun taak berekend zijn. Ze leveren prestaties en krijgen daarvoor waardering van anderen. Leren wordt betekenisvoller als kinderen invloed hebben op wat en hoe ze leren. Echtheid: het heeft iets met mij en met de wereld om me heen te maken Kinderen ervaren leersituaties als ‘echt’ als die voor hun gevoel herkenbaar, concreet, interessant, betekenisvol of nuttig zijn. Hoe ‘echter’ het leren voor hun gevoel is, des te gemotiveerder zijn ze er inspanningen voor te leveren. Autonomie Relatie 93 92 Voldoen aan die basisbehoeften levert meer motivatie en een actievere deelname van de leerlingen op. Op de volgende pagina’s bespreken we de basisbehoeften toegesneden op het werken aan wereldburgerschap. Competentie Echtheid Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Wie fietst er? Een kind leert pas echt fietsen als je het zelf laat fietsen. Je schept daarvoor een veilig kader en je houdt van dichtbij of van wat verder weg toezicht. Maar je laat het zelf fietsen. Zo gaat het ook bij het ontwikkelen van wereldburgerschap. Als voorbeeld: leren over hoe een microkrediet werkt. 94 Het kinderboek ‘One Hen’ van Katie Smith Milway vertelt over een Ghanees jongetje dat met behulp van een kleine lening een kip koopt. Uiteindelijk groeit Kojo’s kleine kippenren uit tot een grote boerderij. Je leest het en bespreekt het met de kinderen. Je neemt hen dan achter op de fiets. Op http://onehen.opportunity.org/ kunnen kinderen kraaltjes verdienen door quizvragen over het boek te beantwoorden, Kojo door een doolhof te helpen en een memoryspel te spelen. Voor elke kraal die zij verdienen, kunnen ze op een online marktplaats zelf een lening verstrekken. Opportunity International belooft dat zij daarvoor een echte lening aan een kleine ondernemer zal geven. De kinderen zijn actiever betrokken, maar in feite zitten ze nog achter op de fiets van de websitemakers. Met de Klasse!Actie leren kinderen ondernemen met een microkrediet. Alle basisschoolleerlingen in Nederland kunnen met hun groep een microkrediet van twintig euro ontvangen van Day for Change. Daarmee zetten ze in de maanden maart en april eigen bedrijven op zoals autowasstraten, tuinonderhoudsbedrijven, IT-bedrijfjes, schoonheidssalons, of andere slimme, originele bedrijven. Dat vergt investeringen, creativiteit en ondernemerschap. Met de winst die de leerlingen maken, worden in ontwikkelingslanden meer echte microkredieten mogelijk gemaakt. Hierbij kunnen ze werkelijk zelf aan de slag gaan met hun eigen ‘bedrijfjes’ die wel of geen winst maken. Ze zijn zelfstandiger, moeten ook beter samenwerken en deze werkvorm is ‘echter’. 95 Autonomie Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Hoe breng je de kinderen in contact met elkaar? Het is belangrijk situaties te creëren waarin leerlingen positieve relaties met elkaar aangaan. De vaardigheden die belangrijk zijn voor interpersoonlijk contact, zijn ook noodzakelijk voor wereldburgerschap: van perspectief leren wisselen, leren omgaan met verschillen, opkomen voor elkaar en empathie kunnen opbrengen. Dat train je op school bijvoorbeeld: Door hen in wisselende groepjes te laten samenwerken (tafelgroep, kleine kring, samen iets voorbereiden). De maandagmorgenkring doe je in kleine groepjes. Door de samenstelling regelmatig te veranderen, leer je de kinderen hun ervaringen met elk van hun klasgenoten te delen. Door hen bepaalde rollen ten opzichte van elkaar te geven (tafelhoofd, voorzitter, helper, tutor, mentor, bemiddelaar). Kinderen leren zo dat je elkaar hulp kunt vragen, naar elkaar moet luisteren en aanwijzingen van anderen moet navolgen. Juist voor kinderen die in vrije situaties zeer dominant of juist zeer teruggetrokken zijn, is het goed van rol te wisselen. Door hen te stimuleren lief en leed samen te delen (empathie, je kunnen verplaatsen in het perspectief van de ander, samen vieren en rouwen, zorgen voor elkaar). Door hen samen verantwoordelijkheid te laten dragen en samen beslissingen te laten nemen (verantwoordelijkheden in de groep delen, samen beheren van ruimte en spullen, klassendemocratie). 96 97 Dat doe je terwijl ze voor het oog gewoon bezig zijn met hun dagelijkse schoolwerk. Relatie Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Hoe zie je ‘competentie’ in de groep? Je stelt leerlingen in staat zoveel mogelijk verschillende intelligenties te benutten. En je laat hen voortdurend reflecteren op wat ze voelen, denken, willen, zeggen en doen. Ze zijn (mede)verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling. Daarmee versterk je hun sociale competentie en ook hun ontwikkeling als wereldburger. 98 Ontwikkelen van meervoudige intelligentie: Leerlingen krijgen de kans de hele regenboog van intelligenties te ontwikkelen. Ze werken met taal, rekenen, ruimte en beeld, muziek, drama en dans, beweging en sport, natuur en materie en levensbeschouwing. Reflectie: ‘Vooruitkijken – doen – terugkijken’ is overal de leidraad voor leren en gedrag. Evalueren van het eigen doen en leren: De kinderen zijn actief betrokken bij het evalueren van hun eigen ontwikkeling: Wat gaat er goed? Waar wil ik extra aandacht aan besteden? Waar moet ik echt hulp bij vragen? 99 Door daaraan te werken, geef je de kinderen een kompas in handen. Ze drijven niet doelloos rond op een vlotje, voortgestuwd door wind en golven. Ze leren een richting te kiezen, hun zeilen zo naar de wind te zetten dat ze vaart krijgen en hun roer te gebruiken om koers te houden. Competentie Hoofdstuk 6 - Hoe? Participatie Echt echt of nog echter…? Als leerkracht kun je de kinderen meenemen op wereldreis. Met echtheid bedoelen we hier alles wat door de kinderen wordt ervaren als: 100 werkelijk. concreet. interessant. betekenisvol. nuttig. Wat wij als volwassenen belangrijk vinden, wordt door hen niet altijd als betekenisvol ervaren. Het heeft geen nut kinderen tegen hun zin wijs te maken. Maar een leerkracht die het eigen enthousiasme op de kinderen weet over te brengen, kan hen alles laten leren. 101 ‘Echtheid’ heeft niet noodzakelijk te maken met ‘realisme’. Het gaat er in de eerste plaats om de aandacht te wekken voor dingen die het onderzoeken waard zijn. Dat kan door de werkelijkheid de klas in te halen of door de werkelijkheid buiten op te zoeken. Het kan ook door te werken met gedichten, verhalen, fantasie, spel en drama en door te filosoferen over vragen waar eigenlijk niemand het antwoord op weet. Wereldburgerschap begint met echte belangstelling en met gemotiveerd zijn de wereld om je heen te onderzoeken. Wie die houding weet op te wekken, kan ook aandacht stimuleren voor dingen die buiten het directe gezichtsveld van de kinderen vallen. Echtheid Hoofdstuk 7 Verantwoording, bronnen en bestellen Hoofdstuk 7 - Verantwoording, bronnen en bestellen 104 Hoe kwam het boek tot stand? Wie hielpen mee? NCDO stimuleert en ondersteunt scholen en onderwijsinstellingen bij het werken aan wereldburgerschap. Drie activiteiten zijn bepalend geweest voor het schrijven van dit boek: We hebben dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringen van leerkrachten, schoolleiders, opleiders en wetenschappers. In het bijzonder noemen we: In 2004 en 2005 werd een masterclass georganiseerd waaraan leerkrachten, schoolleiders, opleiders en wetenschappers deelnamen. Dat resulteerde in het visiedocument ‘Wereldburgerschap in het onderwijs’ (2007 en 2008). In 2007 kregen wij, de auteurs van dit boek, aansluitend daaraan de opdracht samen met enkele basisscholen te onderzoeken hoe wereldburgerschap geïntegreerd kan worden in de reguliere activiteiten binnen en buiten de lessen. In 2008 startte een werkgroep met het opstellen van een canon voor wereldburgerschap. Die werd in 2009 gepubliceerd. Bij het bespreken van de eerste versies van de visie en de canon, werd duidelijk: dat er nog een concretisering voor de onderwijspraktijk nodig was. dat het voor het basisonderwijs bovendien wenselijk was het begrip wereldburgerschap naar alle leerjaren te vertalen. Personeel en directie van de Willem Alexanderschool in Rotterdam, de OBS Oscar Carré in Amsterdam en basisschool Piramide Freinet in Heerlen. De leden van de klankbordgroep wereldburgerschap van NCDO. Hun voorbeelden en commentaren hebben veel bijgedragen aan de inhoud van dit boek. 105 Hoofdstuk 7 - Verantwoording, bronnen en bestellen Verantwoording fotografie pag. 41: Bart Versteeg. Leigh Schindler, Wereldbol, iStockphoto. Cliff Parnell, Lachen – Schooljongen met een camera, iStockphoto. Holger Mette, Taj Mahal, Agra, India, iStockphoto. pag. 45: William Walsh, Hulp bij ramp, iStockphoto. pag. 47: Ariadna de Raadt, Nieuw jaar performance, Azie, iStockphoto. pag. 4: Jani Bryson, Diverse kleurrijke kinderen, iStockphoto. pag. 49: Zie pagina 34. pag. 9: Christian Nasca, Jongen in ballon, iStockphoto. pag. 51: Zie pagina 34. pag. 10: Rich Legg, Peuterschool, iStockphoto. Bart Versteeg. Sven Klaschik, Aardbeien plukken, iStockphoto. pag. 52: Fotostudio André Ruigrok © Almere. Bart Versteeg. Gaffera, Spelende kinderen, iStockphoto. pag. 14: Fotostudio André Ruigrok © Almere. Daaronj, Werken in klaslokaal, iStockphoto. Foto studio André Ruigrok © Almere. pag. 54: Cartoonist W. E. Hill, My wife and mother in law, internet. pag. 57: Olga Lyubkina, Jonge fotograaf, iStockphoto. pag. 16: Grand-V, Wereld, iStockphoto. pag. 59: Zie pagina 52. pag. 23: Fotostudio André Ruigrok © Almere. pag. 63: Jan Will, De laatste ijsbeer, Noordpool, iStockphoto. pag. 24: Bart Versteeg. Amber Antozak, Behoud groen – Denk aan het milieu, iStockphoto. Marc Lantrok, Kind met kaart, iStockphoto. pag. 67: Benoit David, Giraf, iStockphoto. pag. 69: Maica, Golven, iStockphoto. pag. 27: Zie pagina 24. pag. 70: pag. 33: Ronen, Kind met vergrootglas, iStockphoto. Maria Pavlova, Klein meisje, kijkend door het raam, iStockphoto. José Krijnen. José Krijnen. Cynoclub, Zussen in het museum, iStockphoto. pag. 75: Zie pagina 70. pag. 79: Bart Versteeg. pag.2: 106 pag. 34: Claude Dagenais, Jonge kunstenaar, iStockphoto. Peeter Viisimaa, Broer en zus kijken tv, West Afrika, iStockphoto. Robert Churchill, Rijst planten, Japan, iStockphoto. 107 Hoofdstuk 7 - Verantwoording, bronnen en bestellen Verantwoording fotografie pag. 81: Bart Versteeg. pag. 82: Rob Friedman, Strijd, iStockphoto. Bart Versteeg. Johnny Scriv, Thuis oogst, iStockphoto. Bronnen Geert ten Dam e.a. (2003) Sociale competentie langs de meetlat. Transferpunt Onderwijsachterstanden, Den Haag. NCDO (2009). Brochure de Samsam-methode. NCDO (2008). Wereldburgerschap in het onderwijs. NCDO visiedocument, pag. 85: Slawomir Jastrzebski, Vallend water, iStockphoto. Amsterdam. pag. 89: Bart Versteeg. NCDO (2009). Vensters op de Wereld. Canon voor wereldburgerschap, ISBN/EAN: 978-90-74612-12-8. pag. 93: Jane Norton, Fietsen, iStockphoto. Bonnie Jacobs, Groepsproject, iStockphoto. Zie pagina 82. Prior, F (1999) en Walraven G. Sociale competentie: zelf leren. PMVO, Den Haag. pag. 95: Zie pagina 93. www.samsam.net pag. 97: Zie pagina 82. www.wereldburgerschap.nl pag. 99: Zie pagina 93. 109 108 pag. 101: Zie pagina 82. pag. 102: MBCheatham, Creatieve vrijheid, iStockphoto. Jacek Chabraszewski, Kinderen leren thuis, iStockphoto. Tim Pohl, Stoepkrijten, iStockphoto. Cover: Morgan Lane, Leerlingen achter laptop, iStockphoto. Kate Monakhova, Leerlingen op school iStockphoto. Bonnie Jacobs, Leerlingen werken in de klas, iStockphoto. Zie pagina 2, 33, 34, 52, 63, 69, 93, 102. Hoofdstuk 7 - Verantwoording, bronnen en bestellen Bestellen Vensters op de wereld Bestel dit boek via het bestelformulier op: beschrijft in woord en beeld de canon voor wereldburgerschap. www.werelddocent.nl of neem contact met ons op: [email protected] NCDO Mauritskade 63 Postbus 94020, 1090 GA Amsterdam 020-5688755 110 111 6