Les 1

advertisement
Les 1
Key Concepts
1) Imperialism : ‘ indentured labour ’
= het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen
breiden door gebieden te veroveren en te beheersen. Het overnemen gebeurt niet,
zoals bij kolonialisme, alleen om de economische redenen. Het gaat ook vooral om
de eigen cultuur en politiek over te brengen of te forceren op de bevolking. ( wiki )
 Kolonialisme : enkel om economische redenen, nederzettingen plaatsen op
verder gelegen gebieden
~ Het europees maken van de wereld, dat in 3 golven gebeurde :
1. De eeuw van ontdekking
( 15 – 16
de
E)
2. De eeuw van mercantilisme ( = handel ) ( 17 – 18de E )
= Men wou de politieke en economische onafhankelijkheid v/h eigen land promoten,
dus was welvaart aangeraden. Kolonies konden dit bieden. Grote concurrentie tussen
verschillende staten : de 1 zijn brood was de ander zijn dood
3. De eeuw van imperialisme ( 19 – 20ste E )
 Europees imperialisme werd mede mogelijk gemaakt door de reizigers,
missionarissen, gelukzoekers, etc …
Ontwikkelt zich nog tot ‘globalisme’
2) Colonialism (zie nr.24)
= een belangrijke term voor het definiëren van de specifieke vorm van culturele uitbuiting die
ontwikkelde met de expansie van Europa
‘Imperialisme’ bevat de praktijken, theorieën en attituden van een dominerende centrum dat
een ver gebied overheerst, kolonialisme is meestal praktisch een gevolg van het
Imperialisme, namelijk het plaatsen van nederzettingen op die gebieden
= ontwikkeld tegelijk met een modern kapitalistisch systeem van economische uitwisseling,
waardoor kolonie voornamelijk gezien werd als leverancier van ruw materiaal
1
3) Postcolonialism
Van puur chronologische betekenis (postonafhankelijke periode) naar diepere betekenis, nl.
de effecten van kolonisatie op culturen en maatschappijen
Veel debat rond betekenis van deze term ! Twee benaderingen :
1. Gebruikt om te verwijzen naar culturele interactie binnen koloniale samenlevingen in
literaire cirkels, verwijzing naar de politieke, linguïstische en culturele ervaringen van
samenlevingen die eerder Europese kolonies waren
2. Poststructuralistische invloed van de koloniale discours theorie, die focust op de
materiële effecten op de historische toestand van het kolonialisme, als ook op de
beredeneerde macht (Bhabha, Spivak)
NU = studie en analyse van de Europese territoriale veroveringen, verschillende instituties
van Europese kolonies, …
 Waar moeten we de grens leggen van postkolonialisme ? Het bestudeert eerder het
proces en de effecten van het Europese kolonialisme en bevat ook het hedendaagse
neokolonialisme
 3 overlappende domeinen : antikolonialisme, postonafhankelijkheid en postkoloniale
staat
Elke definitie van postkolonialisme moet rekening houden met de wijdere set van lokale en
specifiek aangaande zorgen en praktijken (in een kolonie)
Elke kolonie of contactzone is verschillend en alle postkoloniale ‘needs’ zijn anders
 er wordt echter een homogenisering doorgevoerd over al de ex-kolonies
 deze homogenisering is ergens ook nodig, om te vermijden dat er teruggekeerd wordt
naar een vereenvoudigde vorm van gelokaliseerd materialisme, dat weigert om het
bestaan van een algemeen discours van kolonisatie te erkennen
“Materiality and locality” liggen aan de basis van de conflicten rond wat de term precies
moet omvatten en wat deze moet uitsluiten
 Recente discussies hebben de nood en kracht van deze fundamentele parameters in
het definiëren van de idee van de postkoloniaal benadrukt
Dus door te stellen dat kolonialisme en imperialisme verschillend opereerden naargelang de
periode waarin ze voorkwamen of de specifieke contact zones waarin ze effect hadden, is
oververeenvoudiging,
maar door te stellen dat het onmogelijk is om wijdverspreide,
algemene elementen binnen deze lokale bijzonderheden te ontdekken is ook een inadequate
basis
2
 niet helemaal homogeniseren, maar ook niet enkel lokale analyse
4) Alterity
= anders zijn, verscheidenheid
cf. Descartes : kennis van de abstracte epistemologische ‘ander’
 verschuiving naar het leren kennen van de meer concrete morele ‘ander’ , die
gelokaliseerd werd in een politieke, culturele, linguistieke of religieuze context
Dit concept leidde ook tot verandering in de kenmerken van het concept ‘ subjectiviteit ‘
De zelfidentiteit van de kolonisten is onontwarbaar van de verscheidenheid van de
gekoloniseerde cultuur
5) Other/other
‘other’
= het zelf dat je als kind ontdekt, het zelf dat je in de spiegel ziet en ervan bewust
worden van zichzelf als een onafhankelijk wezen
= belangrijk voor ontwikkeling van de identiteit
= in het postkolonialisme verwijst het naar de gekoloniseerde ander die
gemarginaliseerd werden door het imperialisme
‘ Other ‘
= de Symbolische Ander, die je bijvoorbeeld ziet in je vader / moeder
= a transcendent or absolute pole of address, summoned each time that subject
speaks to another subject
~ het ‘imperial centre’ :
1. Zorgt voor de voorwaarden waardoor de gekoloniseerde een gevoel
verkrijgt van zijn identiteit als ‘other’
2. Het is het geïdealiseerde beeld, wat de gekoloniseerde hoopt te
bereiken
6) Othering
= beschrijving van de verschillende manieren waarop het kolonialisme zijn subjecten
‘produceert’
= dialectisch proces
3
3 vb’en in tekst
= het produceren van een ‘other-text’ , nl. hun ‘ware’ geschiedenis, terwijl ze gelijktijdig the
‘Otherness’ of the Empire aan het oprichten zijn
7) Eurocentrisme
= het (on)bewuste proces waarbij het Europese of de Europese culturele assumpties
weergegeven worden als / beschouwd worden als het natuurlijke of het universele
vb . Mercator zijn wereldkaart : Europa in ’t bovenste midden geplaatst  geïdeologiseerd,
geen werkelijke weergave van de ruimtelijke indeling, er was tekst voor nodig om de spatiale
verhoudingen te begrijpen
Europa als superieur
 Nationalistische landen binnen Europa
Europese systemen (scholen etc..) droegen zowel in Europa als bij de perifere kolonies bij
tot de superioriteit van Europa
8) Cartography
= het tekstualiseren van de spatiële realiteit van de ander en het benoemen of
hernoemen van plaatsen als symbolische act van heerschappij en controle
Imaginaire transferentie :
de lege, nog onontdekte plaatsen op de wereldkaart lieten de Europeaan toe er hun
verbeelding op te projecteren
vb. Australië werd gezien als bestaande uit olifanten en pygmeeën
De fictionaliteit van deze verhalen werd benadrukt door de rol van de ‘natieve gids’ die de
ontdekkingsreiziger introduceert in het binnenland van het onbekende
 in de geschriften van de ontdekkingsreiziger weerklinkt nog steeds de imaginaire
kennis over het land, aangezien de ‘Ander’ geen stem heeft om dit beeld aan te
passen en slechts dient als representatie van de wilde
‘Allegorisatie’ van ruimte – beslissingen in verband met … :
-
Welke projectie bevooroordelen (aangezien dit privilege geeft aan sommige landen)
-
alle kaarten op een Noord-Zuid as te plaatsen
-
het creëren van speciale kaarten die een land verdelen in objectieve categorieën,
zoals klimaatzones, populatiedichtheid, …
Kaart als – allegorisch – middel van uitbuiting
4
-
Eurocentrisme dat geleid heeft tot hoe de wereld kaart er nu uit ziet (Europa centraal)
-
het definiëren van een cultuur als tropisch, dun/dik bevolkt, rijk/arm, … leidde tot
discriminatie, waardoor uitbuiting / controle verantwoord werd
Speelde, naast etnografie, ook een rol in het vastleggen van de objecten en waarden van het
koloniale bedrijf
9) Third World
Verschillende redenen voor onderverdeling
1. Koude oorlog
-
First World = dominante Westen
-
Second World = Sovjet Unie en bijhorende landen
-
Third World = landen die geen positie innamen in de oorlog
2. Politiek en economie
-
First World = economisch succesvolle ex-kolonies die verbonden zijn met
een netwerk van globaal kapitalisme en Europees-Amerikaanse
verdedigingsallianties
-
Third World = cliché van armoede, ziekte en oorlog en een stijgende
racialisering van het concept
= metafoor voor een onderontwikkelde samenleving
-
Fourth World
= door verdere economische ontwikkelingen, dit gaf de
groep van landen aan die het laagst staan op de economische schaal
3. Post-koloniaal
-
Second World
= verwijst naar ‘settler colonies’, namelijk landen die
gekoloniseerd zijn, maar waar niet een inheemse groep onderdrukt wordt
door een koloniseerder - vb. Amerika, Canada
-
Third World
= steeds minder en minder gebruikte term in het
koloniale relaas, wat zou leiden tot een depolitisering van het
dekolonisatieproces
-
Fourth World
= inheemse mensen wiens economische status en
onderdrukte conditie hen in een nog meer gemarginaliseerde positie in
de sociale en politieke hiërarchie plaatst dan andere postkoloniale
mensen
5
Zelf opzoeken
Joseph Conrad en Heart of Darkness
Chinua Achebe & Things fall apart
= engelstalige roman geschreven door Nigeriaan (negritude?)
beschrijft de invloeden van het Britse kolonialisme en de christelijke missionarissen op zijn
traditionele gemeenschap
Les 2
Key Concepts
10)
Etnografie
= directe observatie en rapportering van hoe mensen leven
Twee fasen :
1. Veldwerk
= proces van observatie en dataverzameling
2. Rapportering
= beschrijving en analyse van het subject, dat geografisch of cultureel
verschillend was van de Westerse samenleving
= deel van de bredere discipline ‘Antropologie’
 de verschillende culturen werden gezien als exotisch en als de representatie van
verschillende fasen van de ontwikkeling van de mens, dat leidde tot het plaatsen van
de culturen in een hiërarchie
Kritiek : observeren is niet neutraal, waardevrij, noch overstijgt het de assumpties van de
participant zijn cultuur
 Culturele kennis is eerder geconstrueerd dan ontdekt door de etnografie
6
Reactie : Kennis van het leven kan enkel verkregen worden door specifieke en daarbij
beperkte representaties, die onvermijdelijk de machtsrelaties weergeven tussen diegene die
representeren en diegenen die voorgesteld worden
 Clifford :
Etnografie moet benaderd worden als een schrijfwijze, met zijn eigen set
van regels en assumpties
‘gedecentraliseerde etnografie’ = vorm van etnografisch schrijven dat
rekening houdt met de subjectieve positie van de etnograaf
vb. gelokaliseerde etnografie = vanuit het standpunt van het
lokale object
Kritiek : Antropologie is het ‘tweelingsbroertje’ van kolonialisme
 produceerde versies van het gekoloniseerde subject, die gemotiveerd waren
door zowel de uitsluiting als de uitbuiting van deze subjecten door het
imperiale discours
Reflexiviteit :
de mate waarin de etnograaf bewust is van zijn eigen positie als subject
Antropologie NU :
-
Poging om constructief om te gaan met de problemen van representatie en
discriminatie
-
Het veldwerk dichter te brengen bij de cultuur van de observator, zodat er
betekenisvolle beschrijvingen ontstaan die ons helpen culturele en sociale
fenomenen te begrijpen
(vb. observeren van bendes in New York)
Etnografie NU :
-
Begaan met het beschrijven en onderscheiden van culturen op een manier die
de eigen perspectieven en rollen erkent
-
Stijgende internationalisatie, ook Afrikaanse etnografen, die de mogelijkheid
van ‘self-ascriptive’ mode van een sociale en culturele analyse exploreren
11)
Aboriginal / Indigenous people
Indigenous = geboren in een bepaalde plaats of regio
Eerst werd de term ‘aboriginal’ gebruikt om de indigene inwoners van de kolonies te
beschrijven
Nu verwijst de term vaak naar de oorspronkelijke inwoners van Australië
7
 geen onderscheid maken tussen de verschillende stammen (men heeft dit proberen te
veranderen door speciale, lokale termen voor de verschillende populatiegroepen te geven, maar is niet
overgenomen)
 Heeft een connotatie, verwijst nog naar de kolonisatie
In Amerika werden er eerst ook termen met een connotatie gebruikt (Indiaan), maar die
werden later vervangen door termen van de ‘indigenous’, namelijk ‘Native, First American’
12)
Exploration and travel
In de Renaissance was er een daling van controle van de Islam in het Midden-Oosten,
waardoor Europeanen voorbij de Mediterrane landen begonnen te verkennen
 Commerciële reden van reizen : verspreiden goederen van en naar andere landen
Naast fysieke verkenning, was er ook imaginair reizen (travel)
Vanaf 18de eeuw andere ‘ongevaarlijke’ redenen om te reizen :
-
Wetenschappelijk
 faciliteerde de verkenning van en interventie in een land
 landen die geen sociale organisatie leken te hebben werden ‘virgin
territories’ verklaard, nl. land zonder rechtmatige eigenaar, en eigen gemaakt
aan de kolonisator
-
Religieus ( Christendom )
Hedendaags toerisme ≈ ‘bezit door exploratie’
 Toerist betreedt het land van de ander op zoek naar iets exotisch
 ‘Modern comfort toerisme’ : een gestereotypeerde ervaring, ingepakt en gereduceerd
tot een gemakkelijk te consumeren product
 Waar bijvoorbeeld stereotype tekens afwezig zijn (palmbomen, …), worden deze
geconstrueerd, onder het mom van ‘vooruitgang’ (European fantasy)
 Toerisme als deel van het proces van culturele en economische controle
Zelf opzoeken
Evolutionisme
= sociale tegenhanger Darwinisme
het idee dat er wetmatigheden te ontdekken zijn in de evolutie van historische ontwikkelingen
die zou verlopen van eenvoudige, primitieve tot steeds ingewikkelder en complexere vorm
= idiografisch
8
Diffusionisme
= een poging om een cultuur te begrijpen in termen van het ontstaan van
cultuureigenschappen en hoe deze zich verspreiden van één samenleving naar een
ander
= relatief ahistorisch
Verschillende visies :
-
Alle culturen oorspronkelijk van 1 cultuur (heliocentrisch diffusionisme),
-
verschillende culturele cirkels
-
elke cultuur eigen proces van ontwikkeling beïnvloed door anderen,
maar diffusie is contingent en arbitrair
Structureel functionalisme
= de functie van sociale verschijnselen wordt verklaard aan de hand van de bijdrage van het
verschijnsel aan een sociaal systeem en de veranderingen die het daarmee teweeg brengt in
dat systeem
= kijken naar de dieptestructuur van een samenleving, zoeken orde & wetmatigheden
 geen rol van geschiedenis, maar kijken naar het onveranderlijke
= nomothetisch
Malinowski
de ‘vader’ van het structureel functionalisme
methode van onderzoek :
participerende observatie
toonde aan dat ‘primitieve’ mensen in staat waren om op dezelfde manier en niveau te
redeneren als de ‘moderne’ mens
Malinowski suggested that individuals have physiological needs (reproduction, food, shelter)
and that social institutions exist to meet these needs. There are also culturally derived needs
and four basic "instrumental needs" (economics, social control, education, and political
organization), that require institutional devices. Each institution has personnel, a charter, a
set of norms or rules, activities, material apparatus (technology), and a function. Malinowski
argued that uniform psychological responses are correlates of physiological needs. He
argued that satisfaction of these needs transformed the cultural instrumental activity into an
acquired drive through psychological reinforcement
9
Radcliffe-Brown
Radcliffe-Brown focused on social structure rather than biological needs. He suggested that
a society
is
a system of relationships maintaining itself through cybernetic feedback, while
institutions are orderly sets of relationships whose function is to maintain the society as a
system. Radcliffe-Brown, inspired by Augustus Comte, stated that the social constituted a
separate "level" of reality distinct from those of biological forms and inorganic matter.
Radcliffe-Brown argued that explanations of social phenomena had to be constructed within
the social level. Thus, individuals were replaceable, transient occupants of social roles.
Unlike Malinowski's emphasis on individuals, Radcliffe-Brown considered individuals
irrelevant.
denial of coevalness
= ontkennen van gelijktijdig bestaan van primitieve cultuur en moderne samenleving
Als etnografen / antropologen een cultuur beschreven die ze aan het bestuderen waren,
schreven ze zo dat het leek alsof deze cultuur 100 jaar terug te vinden was dan in het hier en
nu
writing culture
= boek dat erop wees dat antropologen onderhevig waren aan de invloeden verschillende
vooroordelen
Les 3
Key Concepts
13)
savage / civilized
Onbeschaafd = de laagste vorm van cultuur
Het Westen gebruikt het onbeschaafde Afrika, om zichzelf te definiëren als beschaafd
Het Westerse ‘zelf’ wordt gedefinieerd door de dialectiek van wild / beschaafd :
-
Enerzijds het primitieve libido (cf. Freud)
-
Anderzijds het beschaafde Super-ego
 Westerling streeft ernaar dit beschaafde superego te doen overheersen over het
primitieve libido
10
‘de edele wilde’ (noble savage) : Europese nostalgie naar het simpele en pure van de
natuur, tegenover het opkomende industrialisme en de vele complicaties van de Europese
samenleving, voelden zich gefaald in het behouden van de natuurlijke onschuld, vrijheid en
gelijkheid van de mens
 leidde tot een simplificatie en idealisatie van de wilde, die dit allemaal wel had kunnen
behouden
Zelf opzoeken
Claude Lévi-Strauss
= Elke samenleving heeft zijn eigen geschiedenis en dynamiek
Tristes Tropiques
= boek van Lévi-Strauss waarin hij zijn reizen beschrijft en theorieën in uiteenzet
Frans structuralisme
= obv de structuralistische linguïstiek : de vorm van iets kan verschillen, maar de
dieptestructuur blijft vaak hetzelfde
warme / koude samenleving
Zie slide 23 van les 3 + notities
pensée sauvage
= boek van Lévi Strauss waarin hij op zoek gaat naar de onbewuste basisregels in de
‘primitieve’ culturen, om zo te komen tot universele basisregels die iedereen gebruikt
orality
= het denken en het verbaal uitdrukken in samenlevingen waar de technologie van het
schrijven/lezen ongekend zijn voor de meeste mensen van de populatie
 invloed op de economie, politiek, institutionele ontwikkeling in dat lant
 om het land uit de armoede te helpen moet hier iets aan gedaan worden
(analfabetenalfabeten maken! )
11
Les 4
Zelf opzoeken
Evans-Pritchard
pleitte voor de herintroductie van een historisch perspectief in de antropologie
“ Antropologie = geesteswetenschap, geen natuurwetenschap “
Annales school : introductie sociaal wetenschappelijke methodes in de geschiedschrijving
Marshall Sahlins
neo-evolutionisme
probeert de structuur van een cultuur te koppelen aan de gebeurtenissen die deze cultuur
heeft meegemaakt : vb. kolonisatie van Fiji
Positional succession
= telescopische / getrunceerde tijd : de geschiedenis levend houden door een verhaal over
het verleden te vertellen als of je het zelf hebt meegemaakt
vb. ‘ The Stranger King ‘
Les 5
Key Concepts
14)
slave / slavery
Bisschop stelde voor om zwarten te importeren naar Amerika om de Native Americans te
bevrijden van slavernij / genocide
‘Middle Passage’ : driehoekige ruil – Goederen kopen in Europa om te ruilen voor slaven
in Afrika, die in Amerika verkocht worden, terwijl goederen als suiker terug naar Europa
getransporteerd werden
Commerciële slavernij :
- de slaven werden als onroerend goed gezien voor Europese
uitwisseling, ideologie van absoluut bezit
12
- ontstond ook uit een verlangen van de Amerikanen om een
even beschaafde cultuur als de Europese te creëren, in contrast
met de ‘Natives’, kannibalen en wilden
= de meest destructieve, racistische vorm van slavernij
Heeft geleid tot racisme, maar racisme heeft ook geleid tot deze vorm van slavernij :
onmogelijk deze 2 los van elkaar te zien
Na afschaffing slavernij  “ Contractarbeiders “ (=indentured labour)
= vaak nog onder dwang contract getekend
15)
World system theory
Het kapitalisme is het economische system van de wereld sinds de 16de eeuw, men kan niet
over economie praten in termen van de natiestaat of ‘samenleving’ of ontwikkelingsstadia,
omdat elke samenleving beïnvloed wordt door en een deel is van de kapitalistische
wereldeconomie
 Kapitalisme beïnvloedt ook ons denken over nationale politiek, klassen, etniciteit,…
 Twee systemen van productie :
1) Mini-systemen, lokaal en korte duur
2) Wereldsysteem
 moderniseringstheorie die… :
-
concentreert op de natiestaat
-
veronderstelt dat alle landen een gelijkaardig groeipatroon kennen
-
houdt geen rekening met transnationale structuren
-
baseert verklaringen op ahistorische idealen
vb. Latijns-Amerika heeft nog feodale economie (landbouw)
 volgens Marxisme is dit een pre-industriële economie, die zich nog moet ontwikkelen
 volgens World theory is dit systeem al een deel van het kapitalisme, omdat het nodig
is om ruwe grondstof te leveren, is afhankelijk van de geïndustrialiseerde wereld
= politiek systeem
( ~ neokolonialisme, dekolonisatie), dat tegelijk met de Europese
imperiale dominantie ontstond :
-
verwezenlijking van de wereld als een ruimtelijk-temporele plaats van
imperiale macht
-
de bestendiging van het imperiale binairisme tussen koloniserende en
gekoloniseerde landen
3 structurele posities :
13
-
centrum = Noordwest Europa
 gespecialiseerd in landbouw, textiel, schepen bouwen,
metaalproductie
-
periferie = Oost-Europa en de Westerse hemisfeer
 export van graan, hout, katoen, suiker
-
semi-periferie = Mediterraan Europa
 gespecialiseerd in ‘high cost’ industriële producten
≠ geïnteresseerd in menselijke subjectiviteit, culturele verandering, …
“Cultuur”
= het gevolg van de historische ontwikkeling van het wereldsysteem en
reflecteert zijn leidende logica, het ‘bedot’ mensen over het wereldsysteem en
houdt het zo levend
16)
centre / margin (periphery)
kolonialisme kon enkel bestaan als er een tweeledige tegenstelling bestond in de wereld
De verwezelijking van het rijk was afhankelijk van een hiërarchische relatie waarin de
gekoloniseerde gerepresenteerd was als anders dan de koloniserende cultuur
Geografisch verschil werd geconstrueerd in de cartography, die niet de geografische wereld
weergaf, maar de verdeling van macht (= metafysieke geografie)
Imperiaal Europa werd het centrum, al de rest was de periferie van cultuur, macht en
beschaving
 rechtvaardiging van kolonisatie :
‘ de periferie onder de invloed van het verlichte
centrum brengen’

pogingen om het centrum/periferie model te definiëren, bestendigen dit model net,
postkoloniale theorieën hebben dit model gebruikt om aan te tonen dat … :
 Ontmanteling van de tegenstellingen, die meer doen dan enkel de onafhankelijkheid
van de periferie aan te duiden, ze ondermijnen ook het idee van zo een ‘centrum’ en
breken het idee van ‘de Europese koloniseerders als eenheid verschillend van
anderen’ af
 De ontmanteling van het centrum/periferie moedel stelt de claim, dat er een cultuur is
die een standvastige, pure en homogene set van waarden heeft, in vraag en stelt
deze voor als historisch geconstrueerde en dus verbeterlijke formaties
17)
Frontier
= een grens of limiterende zone om één plaats van mensen te onderscheiden van een ander
14
Turner thesis
= studie van de grensgeschiedenis in Amerika
 een groot gebied van vrij land, waarin de Amerikanen zich westwaarts in
voortbewogen
 grens als bewaarder van de democratische vrijheid, een individu kon ontsnappen
naar de vrije omgeving van het grensgebied om opnieuw te beginnen als zijn
sociale/politieke conditie ongunstig was
 centrale rol van grens voor de hedendaagse identiteit van de US
 geen aandacht voor hoe de inheemse bevolking de uitbreiding van deze grens
percipieerde
Koloniale grenzen :
gebruikt voor het definiëren en uitvinden van entiteiten
Representeerden het imperiale zelf en creërden de ‘ander’
= vooral metafysische grenzen ‘Oosten is Oosten en Westen is Westen en deze
zullen elkaar nooit ontmoeten’
= plaats van wreedheid - waar de gekoloniseerden de wreedheid van de
koloniseerder beschrijven en zo het idee van beschaving zowel in stand houden als
bekritiseren
Zelf opzoeken
Annales school
Verwerping van de ‘evenementiële’ geschiedschrijving (= korte termijn) =
-
de poging om een overkoepelende menswetenschap te realiseren
-
evenementen of gebeurtenissen van politieke aard
Middellange termijn =
sociaal-economische tijd of langzaam bewegende geschiedenis,
technologische en economische veranderingen en de bevolkingsgroei
Richtte zich op de “longue durée” (= lange termijn) als geschiedschrijving :
= kijken naar de invloed van veranderingen in de fysische omgeving op de
geschiedenis, namelijk naar de geografische tijd
Kritiek op elitaire vorm van geschiedschrijving :
-
Hield zich enkel bezig met de politieke geschiedenis
-
Geen gebruik van andere wetenschapsgebieden om verbanden te
zoeken
15
Fernand Braudel
Fernand Braudel werd vooral bekend door het gebruik van zijn drietrapsmotor, bestaande uit
structuren, conjuncturen en evenementen. Op deze wijze kon men historische kennis
opdoen en het historisch proces op de longue durée bekijken. Uiteindelijk resultaat was de
creatie van een 'l'histoire totale' waar alles samenkwam  Zat dus toch ook gevangen in
een unilineaire geschiedschrijving
Zie ook slides tekst 9 en 10
De geschiedenis van Afrika werd verklaard vanuit Westerse invloeden, maar geschiedenis is
niet 1 lang narratief verhaal, Braudel begint in de 16de eeuw bij de economische bloei van de
Middellandse zee voor de geschiedenis van Afrika
 Er is niet één grens (frontier) om geschiedenis te benaderen, maar meerdere
Eric Wolf
“ Europe and the people without history “ :
hoe de introductie van het kapitalisme de lokale
traditionele culturen beïnvloedt, vanuit een ‘emic’ perspectief (= van binnenuit, antropologisch)
( Etic : vanuit visie van de staat)
Les 6
Key Concepts
18)
Colonialism
= definieert de specifieke vorm van culturele exploratie die samen met de uitbreiding van
Europa ontwikkelde de voorbije 400 jaar
= de praktijk, de theorie en de attituden van een dominerende metropool tegenover een
verder territorium en het zetten van nederzettingen
= ahistorische categorisatie
Imperialisme is de ideologische kracht, Kolonialisme is de praktijk van het innemen van het
land
Koloniale expansie ging samen met de ontwikkeling van een modern kapitalistisch systeem
 Perceptie van de kolonie als oorspronkelijk verworven om grondstoffen te voorzien
16
‘Ideologie’ van het ras :
cruciaal onderdeel van de constructie en naturalisatie van de
ongelijke vorm van interculturele relaties
Idee van genetisch voorbestemde inferioriteit
~ sociaal darwinisme : ‘survival of the fittest race’
Kolonisering als noodzakelijke taak om te beschaven, namelijk onderwijs en paternalistische
zorg geven
Blanken die zich settelden in kolonies, werden vaak gekarakteriseerd als ‘gone native’ door
veel contact met andere rassen, terwijl koloniale mensen gekarakteriseerd werden door
‘naïviteit, sociale en culturele provincialiteit’
In ‘Colonies of occupation’ (vb. Australië) was er ook koloniale discriminatie, zelfs nadat deze
kolonies onafhankelijk zijn geworden van hun kolonisator (vb. Australiërs hadden geen nationaal
paspoort tot 1946)
De kolonisering diende voor de koloniseerder als representatie van het eigen land als een
eenheid, ondanks de verschillen in rijkdom en de geïndustrialiseerde steden vs. het
traditionele platteland
Geen enkele gemeenschap is los kunnen komen van zijn koloniseerder zonder actief
geweld, toch is het een van de grote Britse mythen dat zij de kolonies onafhankelijkheid
hebben gegeven omwille van een proactieve en beraadslaagde politiek van verlichting van
hun eigen volk
Raciale discriminatie is het gevolg van een koloniaal beleid, ook nadat het land onafhankelijk
is verklaard heeft dit nog altijd invloed en steunen de ex-koloniale machten deze
discriminatie (  Neo-colonialisme)
19)
Surveillance
= één van de meest krachtige strategieën van imperiale dominantie
= een toezichter met een verhoogde, bevooroordeelde kijk, veronderstelt de vaardigheid om
te verwerken en te begrijpen wat er gezien wordt, het vervormt het gekoloniseerde subject
tot een voorwerp en ‘interpellates’ het subject op een manier die zijn identiteit in relatie tot de
toezichter bevestigt
Het imperiale ‘staren’ definieert de identiteit van het subject, objectificeert het binnen het
systeem van machtsrelaties en bevestigt zijn ondergeschiktheid en machteloosheid
Metafoor van het ‘panopticon’ :
gevangenis als ‘cirkel’ ontworpen, allemaal cellen rond
binnenplaats, toezichter kon hun allemaal gemakkelijk
zien
17
 ‘conversie’: de gevangene probeert de rol van de perfecte gevangene over te nemen
Ook conversie in koloniale subjecten, die bijvoorbeeld ‘meer Engels zijn dan de Engelsen
zelf’
 ‘mimicry’ :
een conversie die wankelt op de rand van dreiging, gepaard gaat met
gevoelens van weerstand tov de imperiale macht
Metaforische verplaatsing van het imperiale staren, het gekoloniseerde
subject past de imperiale technologieën aan naar de lokale behoeften
en gebruikt deze om de richting van het staren naar de kolonisator de
verschuiven en dus de machtsrelatie om te draaien
Landscape:
Het verlangen naar een literaire positie van visuele macht, metaforisch voor
het ‘panoptische’ voorkomen van het imperiale staren
 De schrijver / observator bevindt zich boven het centrum, en toch apart ervan zodat
de organisatie en classificatie ervan plaatsvindt volgens de schrijver zijn eigen
waardensysteem
20)
Foucault :
Colonial discourse
systeem van uitspraken waaruit je de wereld leert kennen, het systeem dat
gebruikt wordt door dominante groepen in de samenleving om een waarheid
te constitueren, door specifieke kennis, disciplines en waarden op
gedomineerde groepen op te leggen
 Het creëert een werkelijkheid, niet alleen voor de objecten die het representeert,
maar ook voor de subjecten die de gemeenschap waarop het gebaseerd is vormen
= assumpties over geschiedenis, taal, literatuur en technologie
= systeem van uitspraken dat gemaakt kan worden over kolonies, kolonisten,
kolonisatiemachten en over de relatie tussen deze
= systeem over kennis en overtuigingen over de wereld waarin de kolonisatie plaatsvindt
= oorzaak van conflict in het bewustzijn van de gekoloniseerde, aangezien het botst met hun
kennis over de wereld
Sluit uitspraken over de uitbuiting van de grondstoffen van de gekoloniseerden uit, net als
uitspraken over de politieke status van koloniserende machten, het belang van binnenlandse
politiek over de ontwikkeling van een rijk
18
Heeft voordelen aan uitspraken over de inferioriteit van gekoloniseerden en de primitieve
natuur van andere rassen
De kracht van dit discours is zo groot dat gekoloniseerde subjecten vaak niet bewust zijn van
de ‘huichelarij’ van hun positie
‘Colonial discourse theory’ (Edward Said) : het koloniale discours onderzoeken om te zien hoe
dit werkte als een instrument van macht
Bhaba :
zijn analyse van het discours bracht veel tegenstellingen in koloniale relaties
aan het licht, zoals hybriditeit, ambivalentie en ‘mimicry’, wat wijst op de
kwetsbaarheid ervan
21)
Modernity
= niet enkel het ‘hier en nu’, maar verwijst ook naar de vormen van sociale organisatie die
ontwikkeld zijn in Europa rond de 16de eeuw en hun invloed over de wereld verspreidden
Drempel tussen ‘vroeger’ en ‘nu’ :
ontdekking van de nieuwe wereld, de Renaissance en
de Reformatie
 Gevoel van superioriteit van het ‘heden over het verleden’, wat bij de uitbreiding van
de Europese macht vertaald werd in het gevoel van superioriteit van het moderne
Europa over het pre-moderne, in het verleden levende gemeenschappen
= fundamenteel term van “verovering”, de imperiale beheersing van een land
Valt samen met het ontstaan van ‘Eurocentrisme’ en de Europese dominantie over de wereld
Het Europese model van historische verandering werd gebruikt als maatstaf voor ‘Moderne
samenleving’, waardoor ‘traditionele’ samenleving enige dynamiek of capaciteit voor
vooruitgang werden ontkend
= een ‘discours’ en geen tijdperk, het is gekarakteriseerd door grote discontinuïteiten die
moderne van traditionele sociale instituties scheiden
 Tempo van verandering :
‘moderne’ samenleving zeer snel opeenvolgende
nieuwe technologieën
 Reikwijdte van verandering: van moderne samenleving naar de hele wereld
 De aard van de moderne institutie : veel sociale vormen vind je niet terug in premoderne samenlevingen
Kan ook gekarakteriseerd worden door ontwikkelingen in het filosofisch denken :
-
Vervangen van ‘goddelijke voorzienigheid’ door het autonome, rationele
menselijke denken
-
Rationele organisatie van het dagelijkse sociale leven
19
 Deze rationalisatie werd een kernwaarde van de modernisering, maar ook
als een ambiguïteit : het maakt de wereld ordelijk en betrouwbaar, maar niet
betekenisvol
Postmodernisering : “oplossing voor modernisering” of verderzetting ? Geeft een andere set
van discontinuïteiten
22)
Metropolis
= gebruikt in het koloniale discours om te verwijzen naar de verhouding tussen ‘centrum’ en
‘periferie’
= de vaderstaat van een kolonie (Oude Griekenland)
= ‘behoren tot het moederland’, de metropolis van Europa werd gezien als de zetel van
cultuur
 postkoloniale schrijvers: het ‘centrum’ als hersenschim, dit centrum kan nooit echt
gevonden worden en het onderscheid tussen centrum en
periferie kan dus niet gemaakt worden
De verschillende ‘centra’ hadden ook verschillende attituden tov de kolonies
-
Frankrijk :
culturele macht zat bijna exclusief in Parijs, zodat ook
de rest van Frankrijk als perifeer beschouwd werd
-
Engeland : meer nationaal gevoel van ‘Engeland & zijn kolonies’, heeft
zijn zelfconcept ook uitgebreid om hedendaagse postkoloniale schrijvers
van Australië erin op te nemen
23)
Feminism and postcolonialism
Feminisme is zeer belangrijk voor het postkoloniale discours :
1. Zowel patriarchaat en imperialisme kunnen gezien worden als analoge vormen van
dominatie over de ondergeschikten en dus kunnen de ervaringen van vrouwen in
patriarchaat en de gekoloniseerde vrouwen op een aantal aspecten gelijk gesteld
worden
2. Debat over of hun geslacht of de koloniale onderdrukking een meer belangrijke
politieke factor speelt in vrouwen hun leven, dat soms geleid heeft tot een breuk
tussen Westerse feministen en politiek activisten van onderdrukte landen
= bezorgd over de manier waar representatie en taal belangrijk zijn voor de vorming van
identiteit en de constructie van subjectiviteit :
zowel het patriarchaat als imperialisme
zetten zich af tegen hun geërfde taal en hebben geprobeerd om een meer
20
authentieke taal te verkrijgen via prekoloniale taal, terwijl feministen en
onderdrukten geprobeerd hebben om de dominante taal te leren
Strategieën om te weerstaan aan controle door dominante discours (-gelijkaardig aan
postkoloniale strategieën )
Kritiek :
-
‘writing the body’ ( - writing place)
-
biseksualiteit (- cultureel vermengen)
-
beroep doen op nationalisme ( - ook )
Feministen claimen dat zij opkomen voor alle vrouwen, maar ze gaan niet
adequaat om met de ervaringen van Derde Wereld vrouwen, het is eerder
‘klasse’gebonden
 De materiële realiteit van verschillende groepen vrouwen kan leiden tot
zeer verschillende perspectieven op de aard van de politieke strijd
Bezorgdheid nu :
Het postkolonialisme zou de geslachtsverschillen proberen te egaliseren om
een categorie van ‘de gekoloniseerde’ te construeren, maar het kolonialisme
verliep heel anders voor vrouwen dan voor mannen
 ‘Dubbele kolonisatie’ voor vrouwen : waren onderworpen aan zowel de algemene
discriminatie tov koloniale subjecten als aan de
discriminatie van vrouwen
vb. ‘Black bodies, white bodies’ : representatie van de Afrikaan
in de Europese kunst, die de seksualisering van het vrouwelijke
lichaam versterkte
vb. in settler colonies (Australië) hadden de blanke vrouwen
vooral 1 belangrijke functie : het bevolken van het nieuwe land
met blanke bezetters
24)
Colonial desire
= de mate waarin het koloniale discours doordrongen was door seksualiteit
Het idee van kolonisatie is gegrond in een geseksualiseerd discours van verkrachting,
penetratie en bevruchting, terwijl de relatie tussen subject en kolonisator gepresenteerd
wordt als een discours dat bezwangerd is van geseksualiseerd exotisme
 Zelfs positieve koloniale attitudes, zoals oriëntalisme, reflecteren een geërotiseerde
visie
De verleidende wereld van de ‘natives’, leidde tot termen als ‘going native’
21
25)
Miscegenation
( vertaling : Rassenvermenging )
 heeft Europese kolonisten altijd gekweld : wekte het idee van een steeds heersende
kwelling van ideologische destabilisatie
van de imperiale macht
Franse kolonisten hadden bijvoorbeeld 128 verschillende gradaties van pigmentatie
ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de kinderen van gemengde relaties
 Dit proces om aan te dringen op het verschil, kan een masker zijn van een verborgen
en tegengestelde fascinatie : de kolonist ziet een ambivalentie in de manier hoe de
gekoloniseerde zowel is als niet is
 De vrees voor rassenmenging ontstaat vanuit het verlangen om een scheiding te
houden tussen ‘beschaafde’ en ‘wilde’
Ras wordt gezien als het teken van beschaving. Wie blank is, is beschaafd. Om deze
beschaving te verspreiden zou men eigenlijk moeten mengen met het ‘wilde’ ras
26)
Dislocation
= de verplaatsing die gebeurt als resultaat van de imperiale bezetting en de destructieve,
disgeoriënteerde ervaringen die geassocieerd zijn met deze gebeurtenis
vb. getransporteerd worden van eigen land naar een ander in geval van slavernij,
gevangenneming, … of verhuizen van het imperiale thuisland naar het
gekoloniseerde land
“ unheimlich / unheimlichkeit “ = niet thuis zijn
Wordt het meest duidelijk in de poging om ‘uncolonized space’ om te zetten naar ‘colonized’
 de woorden om de nieuwe plaats te beschrijven kunnen niet precies gevonden
worden in de eigen taal en nieuwe termen moeten dus uitgevonden worden
= de sleutel tot de ontwikkeling van een onderscheiden vorm van culturele energie of
katalytische culturen die zowel hun roots behouden als in staat zijn tot hernieuwing
Diasporische samenlevingen zouden allemaal beïnvloed zijn door dit proces van dislocatie
en vernieuwing
= ook een kenmerk van alle kolonies waar de originele cultuur vaak ofwel letterlijk verplaatst
werd, namelijk van hun gebied verdreven, ofwel metaforisch verplaatst werd, namelijk in een
hiërarchie geplaatst waar de waarden van hun cultuur opzijgezet en genegeerd worden
22
27)
Place
Concept wordt pas belangrijk als er een koloniale interventie de primaire voorstellingen van
een cultuur verbreekt tot het onderscheid tussen ‘space’ en ‘place’
Koloniale interventie verstoort het gevoel van ‘place’ op verschillende manieren :
-
een gevoel van ‘displacement’ creëren bij diegenen die verhuisd zijn naar de
kolonies
-
het fysiek vervreemden van grote populaties van gekoloniseerde mensen door
gedwongen migratie
-
het verstoren van de representatie van ‘place’ in de kolonie door het opdringen van
de koloniale taal
 een gat tussen de ervaren ‘place’ en de beschrijving ervan die de (koloniale)
taal voorziet
Door de komst van de modernisering en de uitvinding van de mechanische klok werd ‘tijd’
losgekoppeld van ‘space’  ‘empty space’
Door de cartography werd ‘space’ een meetbaar, abstract concept, onafhankelijk van een
bepaalde ‘place’ of regio, waardoor ‘place’ een omstreden plaats werd voor de link tussen
taal en identiteit, een mogelijke plaats voor de lokale realiteit
= een probleem in de taal zelf :
Een gevoel van ‘displacement’ wordt ervaren door diegenen die Engels als
moedertaal hebben of diegenen die het als tweede taal hebben, aangezien er geen
overeenkomst bestaat tussen de plaats in het Engels beschreven en hoe de plaats
ervaren wordt door het gekoloniseerde subject
-
De woorden die gebruikt zijn om de plaats te beschrijven komen uit een
taal van een ‘vreemde’ Europese omgeving
-
de woorden die de kolonisten gebruikten, beschreven een ‘empty space’
of ‘empty time’
Het concept van ‘place’ kan verschillend zijn in de verschillende samenlevingen
vb. Aboriginals kennen geen visueel construct van ‘plaats’, maar zien het eerder als
een uitbreiding van het eigen zijn, geen gevoel van het land te bezitten, maar bezit te
zijn van het land
 kolonisten, die het land als hun bezit gaan zien, kunnen dus het concept van ‘place’
voor de Aboriginals sterk verstoren
Westerse idee van ‘enclosure’ als fundament van hun attitude tov ‘place’
23
= het definiëren of binden van een plaats, die de waargenomen vestiging of cultivatie
van die plaats signaleert
= de grens tussen wilde en beschaafde stellen
= de natuur zo veranderen zodat het nuttig kan zijn voor de mens
 geven zo aan dat mensen die een land geen landbouwkundige verbetering
kunnen bieden, geen claim van bezit hierop kunnen/mogen maken
 Ideologie van het Sociaal Darwinisme en het rassendenken, samen met
het voorgaande, leidde tot een rechtvaardiging van de Europese ‘landen
-diefstal’
Taal was ook voor de gekoloniseerde belangrijk
 ‘settler colony’ schrijvers, voor wie de beheersing van het Engels als eerste taal een
subtiele, complexe en creatief motiverend gevoel geeft van het ontbreken van een
overeenkomst tussen beschikbare taal en ervaren ‘place’
vb. Canadese schrijver, die zei dat ze werken in een taal die schijnt authentiek
van hen te zijn, maar het eigenlijk niet is, dit leidde ertoe dat sommige
schrijvers niet meer de juiste woorden leken te vinden, omdat ze niet
authentiek aanvoelden
 ‘place’ verwijst niet enkel naar een plaats die niet goed beschreven kan worden, maar
verwijst eerder naar het gevoel dat ‘place’ gelijk is aan taal, iets in een constante
beweging, een discours in proces
deze schrijvers gaan proberen een nieuwe taal te creëren die overeenkomt
met de ‘place’ die zij ervaren
 De dynamiek van ‘namen geven’ is op de eerste plaats een koloniserend proces,
omdat het ‘place’ in taal definieert en men zo controle probeert te krijgen over de nietEuropese wereld
 Ecologisch imperialisme : de fauna, flora en het fysieke karakter van het
gekoloniseerde
land
verandert
onder
de
druk
van
de
Europese
bezitterigheid (nl. enclosure, import van Europese fauna en flora, … )
Spatial history :
deze onderzoekt ‘place’ als een palimpsest, waarop de sporen van
opeenvolgende inscripties de complexe ervaring van ‘place’ vormen,
die op zichzelf historisch is
24
28)
Rhizome
= een botanische term voor een wortelsysteem dat zich over de grond verspreid in de plaats
van naar beneden en vanuit verschillende plaatsen groeit in de plaats vanuit 1 hoofdwortel
Demonstreert dat de repressieve structuren van de imperiale macht ‘rhizomaal’ in de plaats
van monolithisch opereren : macht werkt niet in één verticale weg, maar dynamisch,
zijdelings en met tussenpozen
Wij denken echter dat macht monolithisch werkt, omdat deze zich definieert in termen van
eenheid, hiërarchie, tegenstellingen en centra
Er is geen ‘masterplan’ van imperialisme en zijn vooruitgang is dus niet verzekerd door
geweld en onderdrukking
Culturele
hegemonie
opereert
in
een
onzichtbaar
netwerk
van
psychologische
internalisering, onbewuste associaties, …
 Postkoloniaal als alle culturen vanaf het moment van kolonisatie tot heden
De rhizomische aard van het imperialisme is het moeilijkste om tegen te strijden voor de
gekoloniseerde cultuur, aangezien het opereert langs een mythologie die het bestaan van
een hoofdwortel in leven houdt
 Mythe van monolithische macht
Les 8
Key Concepts
29)
Orientalism
= het proces waarin het Oosten geconstrueerd werd en wordt door het Europese denken
= een denkstijl gebaseerd op de ontologische en epistemologische onderscheid tussen ‘the
Orient’ en ‘the Occident’
~ Definitie discours (Foucault), nl. het is een Westerse stijl om autoriteit en macht te hebben
over ‘the Orient’ en deze te herstructureren – men pretendeert de ander te kennen terwijl het
eigenlijk een duidelijk voorbeeld van constructie van de ander is
De relatie tussen ‘Orient’ en ‘Occident’ is een relatie van macht, overheersing en een
complexe hegemonie
25
Heeft zich verder gezet tot in het heden, vooral in de relatie tussen het Westen en de Islam
 verschuift naar het domein van het ‘zelfbeeld’ : de idee van een set van algemene ‘Asian’
waarden is bevorderd door de instellingen en regeringen van mensen die zelf
samengeklonterd zijn door Oriëntalistische termen zoals het Oosten, ‘the Orient’ of Azië
30)
Colonial discourse
zie les 6
31)
cultural diversity / cultural difference
= de variëteit van culturen en de noodzaak om deze variëtiet te leren kennen om universeel
prescriptieve culturele definities te vermijden
(Bhaba):
Cultural diversity
= tekenen van culturele diversiteit verzamelen is niet
genoeg, aangezien deze enkel een aantal
uiteenlopende en verschillende systemen van gedrag,
attituden en waarden erkennen
 assumptie van ‘vroegere culturele inhouden en
gewoonten’ zorgt voor het idee van multiculturalisme,
culturele uitwisseling of de cultuur van de menselijkheid
Cultural difference
= wijst erop dat culturele autoriteit niet komt vanuit een
serie van vaststaande objecten, maar vanuit het proces
in hoe men deze objecten leert kennen en deze tot
stand komen
= benadrukt ons bewustzijn van de homogeniserende
effecten van culturele symbolen en plaatst het accent
op een kritische houding tegenover de autoriteit van de
culturele synthese in het algemeen
= ‘ambivalentie’, ‘hybriditeit’ in de Third Space! : we
kunnen geen originaliteit van een cultuur vaststellen, we
kunnen het verschil bepalen aan de hand van de inhoud
van de Third Space
 Ondanks de inspanningen van Bhabha, blijven de termen toch als
synoniemen van elkaar gebruikt worden
26
32)
hegemony
vroeger : de overheersing van een staat binnen een verbond
nu :
overheersing door toestemming
= de macht van de heersende klasse om de andere klassen te overtuigen dat hun interesses
de interesses van iedereen moeten zijn
= Overheersing uitgeoefend, niet perse door kracht, maar eerder door een subtiele en
inclusieve macht over de economie, onderwijs en media
= belangrijk voor de kolonisatie, het vermogen om het denken van de gekoloniseerden te
beïnvloeden is één van de meest duurzame en krachtige technieken van imperiale macht
Inwilliging van de onderdrukten werd bereikt door de interpellatie van het subject met het
imperiale discours, zodat de Eurocentrische waarden, assumpties, overtuigingen en attitudes
geaccepteerd werden als de meest natuurlijke / waardevolle
vb. onderwijs in India aan de hand van Engelse literatuur, waarin de perfecte
voorbeeld-Engelsman in werd geportretteerd, die ook universele menselijke
waarden bevatte
33)
postcolonial body
= het lichaam zien als een plaats voor representatie en controle
 tekenen van verschil, gemanifesteerd in huid, haar, … constitueren geen enkele
genetische ongelijkheid en wijzen zeker niet op het bestaan van subgroepen in de
menselijke soort , toch werden deze tekenen de primaire oorzaak van de ontwikkeling
van vooroordelen tegen specifieke groepen
 deze vooroordelen ontstonden ofwel voor economische redenen (slavernij) of om
inheemse populaties te controleren door hun verscheidenheid te benadrukken en hen
als inferieur te beschouwen
Rol van geslacht in de constructie van beelden van koloniale inferioriteit en van de dubbele
kolonisatie van vrouwen ?
= een tekst, een plaats waarin het discours geschreven en gelezen kan worden, die
demonstreert hoe subjectiviteit gevoeld wordt als onontkoombaar en permanent
 herinnert ons eraan hoe de krachten van de imperie werkten op en door mensen
= onderzocht geweest op vele manieren, in musea en studies en in de fijne kunsten, een
interesse naar de representatie en tentoonstelling van de mens (foto’s, …)
27
 het herontwerpen van de tentoonstelling om deze bias te benadrukken en te
deconstrueren
vb. Native Americans die alle lichamen terug wilden om te kunnen begraven
Ook nu is er discussie over ‘the body’ in de postkoloniale plaats, dat nog steeds ambivalent
is in het zowel behouden als weerstand tegen de koloniale macht
vb. hoofddoek van de Moslima, Westerlingen willen dit niet in hun instituties, is nog
een vorm van imperiale controle!
Westerse representatie van het lichaam:
OF vrouw OF man afgebeeld, terwijl niet
Westerse tradities soms beide geslachten in 1
persoon afbeelden
 vernieuwd bewustzijn van de beperkingen van het dominante, naturalistische idee
van het lichaam
34)
exile (= ballingschap)
= de idee van het onvrijwillig afscheiden en verwijderen van ofwel het letterlijke thuisland
ofwel van de culturele en etnische oorsprong
= een karakteristiek voor een aantal verschillende koloniale condities, als het verwijst naar
diegenen die niet kunnen terugkeren naar hun thuisland, zelfs als zij willen
≠ ‘expatriation’ : vrijwillig
= de eerste generatie van vrije kolonisten
Afstammelingen van kolonisten hadden het moeilijk om de metropole kolonie waar te nemen
als ‘thuisland’, zowel voor afstammelingen in een ‘settler colony’ als in een onderworpen
kolonie, er gelde het discours van ras en etniciteit, dat zorgde voor een conflict in het
verlangen om een onderscheid te houden tussen de ‘native-born colonizer’ en de
onderworpenen
Probleem voor ‘diaspora’ (=de grootschalige verstrooiing of verspreiding van een volk over
verschillende delen van de wereld) :
waar is hun thuisland gelokaliseerd? De plaats
van geboorte, de verplaatste culturele
gemeenschap waarin men geboren is of de
natiestaat waarin de diaspora gelokaliseerd is ?
= ook de druk op gekoloniseerde mensen om zichzelf te distantiëren van hun eigen cultuur,
taal en tradities, wat kan leiden tot nieuw sociale en culturele praktijken
28
35)
essentialism
= de assumptie dat groepen, categorieën of klassen van objecten één of meerdere
definiërende kenmerken hebben die exclusief zijn voor alle leden van die categorie
 vb. sommige studies van ras of geslacht maken de assumptie van de aanwezigheid
van kenmerken die één ras van het andere onderscheiden
 in de analyse van een cultuur is er de assumptie dat individuen een essentiële
culturele identiteit delen
Dominante manier om menselijk gedrag te begrijpen was de idee van het individuele
bewustzijn (Descartes – Cogito ergo sum)
 Dit werd ook benadrukt door de ‘colonial discourse theory’ die de aandacht trok naar
de manieren van spreken en denken die het kolonialisme gebruikten om de idee van
inferioriteit te creëren , essentialistische culturele categorieën waren gebrekkig
Het proces van het verplaatsen van een essentialistische vorm van identiteit leidde tot het
pragmatische gebruik van concepten in een aantal lokale programma’s om een gevoel van
zelfwaardigheid en verscheidenheid te herstellen
 “National Liberation Movements”
= erkenning van de noodzaak om een lokale
identiteit te herontdekken en te ontwikkelen
 Gevaar van het eenvoudigweg omkeren van de categorieën van de onderdrukten en
de onderdrukkers zonder eerst de processen waarbij deze tegengesteldheden tot
stand zijn gekomen in vraag te stellen
 Gevaar van het creëren van een nieuwe inheemse elite die zouden handelen als
neokoloniale ‘poppen’ voor de oude krachten van de koloniale machten
 Gevaar van te veronderstellen dat dit simpel kon gerealiseerd worden door de
‘subaltern’ te laten spreken, we moeten er rekening mee houden dat zij nog steeds
onderworpen waren aan het subjectieve discours waarin zij als ‘subaltern’ werden
afgebeeld en dus dat hun ideeën niet essentialistisch te onderscheiden waren van
het discours dat hun liet spreken (Spivak)
Strategisch essentialisme (Spivak) :
in de verschillende perioden van het gebruik van essentialistische ideeën zou er een
noodzakelijk deel in dat proces zijn waarin de gekoloniseerden een hernieuwd gevoel
van de waarde van hun prekoloniale cultuur krijgen en waardoor ze nieuw gevormde
postkoloniale natie zichzelf verklaart
36)
primitivism
= een term die gebruikt werd in de kunstgeschiedenis en in mindere mate in literaire studies
29
= een specifieke moderne school van kunst en schrijven, die de eenvoud van een vorm of
thema benadrukt
In het moderne schrijven:
-
gebruikt als kritische term, geassocieerd met een eenvoud van stijl en het
gebruik van simpele thema’s en onderwerpen
-
deel van een meer algemene beweging van nationale zelfbevestiging
vb. in Slavische landen waar men thema’s van boer- en volkskunst
herstelde en gebruikte als nationale symbolen
-
een vorm of stijl die de vroege vormen van menselijk streven naar cultuur
representeert, dit veronderstelt een lineaire, teleologische ontwikkeling van de
menselijke geschiedenis van simpel naar complex
vb. primitieve kunst leidt tot de opeenstapeling en vervulling van latere
gesofisticeerde of beschaafde kunst
dus primitieve kunst = kunst die afkomstig is van ongeschoolde en ongetrainde artiesten,
wiens werk de dominante artistieke conventies niet bevat (vb. Rousseau)
 ook hele alternatieve culturele en artistieke tradities kunnen zo als primitieve kunst
beschouwd worden, omdat ze niet overeenkomen met de dominante, Westerse,
artistieke richtlijnen
 dit leidt van zichzelf tot de discriminatie en het onderwaarderen van andere culturen
Picasso zocht actief naar de reproductie van de onschuldige, kinderachtige kwaliteiten van
primitieve kunst, dit was een verwerping van de eigen cultuur, maar niet noodzakelijk een
bevestiging van de validiteit en verschil van andere culturen
vb. schilderij met vrouwen, waarvan 1 gezicht vervangen is door Afrikaans masker
= onmanteling van de status van de klassieke traditie, maar bevestigt daarmee niet
direct de waarde van de alternatieve traditie
37)
exotic / exoticism
= vreemd, van een buitenlandse en niet inheemse plaats
Exoticisme
= het in huis willen halen van exotische elementen, die het dagelijkse leven
wat extra gaven
vb. kunstvoorwerpen, planten, dieren, …
 Ook ‘exotische’ mensen werden tentoongesteld, die doordat ze geïsoleerd waren van
hun geografische en culturele context, alles konden representeren wat men wilde dat
ze representeerden
30
 beschaafden die geleefd hadden bij de wilden
 Als, door onderwijs, de Engelse taal en zijn concepten overgebracht werden op het
inheemse volk, gingen zij bijvoorbeeld hun eigen vegetatie als ‘exotisch’ beschrijven
en bomen zoals een eik eerder als ‘natuurlijk’, zoals in de Engelse teksten die zij
lazen
38)
cannibal
Def = iemand die menselijk vlees eet
= van belang voor de postkoloniale studies om aan te tonen hoe de Europeanen zichzelf
onderscheidden van de subjecten van de kolonie en hier een morele rechtvaardiging voor
gaven
= kernrepresentatie van het primitivisme in het Westen
= ontstaan in rapportage van Columbus, die met een stam gesproken had waar ze schrik
hadden voor een ander, mensetend, volk, die zij ‘canibales’ noemde – dit was echter een
rapportage van andere mensen hun woorden, een taal waarvan hij geen kennis had
Waarom werden de ‘canibales’ zo snel aanvaard als menseters ?
 discours van de wilde
Het eten van mensenvlees, op bepaalde extreme gebeurtenissen of in een ritueel is een
aantal keer vastgesteld geweest in vele samenlevingen, maar het ontstaan van het woord
‘kannibaal’ was een onderscheiden kenmerk van de retoriek van het ‘rijk’
De term ‘kannibaal’ verving de eerdere term ‘antropofagie’ , en leverde een ontologische
categorisatie
39)
mimicry (=nabootsing)
= als het koloniale discours het gekoloniseerde subject aanmoedigt om de kolonist na te
bootsen, door de culturele gewoonten, instituties en waarden over te nemen, is het resultaat
nooit een eenvoudige reproductie van deze trekken, maar een wazige kopie, die zelf vrij
bedreigend kan zijn
= niet veraf van ‘spotten’, parodiëren
 een scheur in de zekerheid van de koloniale dominantie een onzekerheid over de
controle over het gedrag van de gekoloniseerde
= een overt doel van de imperiale politiek
 zwakte:
gehybridiseerd en ambivalent
31
‘mimicry’ is het proces waarbij het subject gereproduceerd wordt als ‘bijna
Bhabha :
hetzelfde, maar niet helemaal’
-
zowel bespottend als bedreigend
-
de koloniale autoriteit belichaamt ook de zaden van de eigen destructie
De bedreiging van ‘mimicry’ ligt niet in het verbergen van een of andere echte identiteit, maar
komt van de ‘dubbele visie’ die in het openbaar maken van de ambivalentie van het koloniale
discours ook de autoriteit ondermijnt
= zowel ambivalent als ‘multi-layered’
Zelf opzoeken
Edward Said
schrijver van ‘Orientalism’, waarin hij nagaat hoe een getekstualiseerd Oosten gecreëerd
werd door het gebruik van beelden en metaforen
Hierin schetst Said het oriëntalisme als een invloedrijke, effectieve, Europees-ideologische
creatie, waarvan de wortels zelfs tot de oudheid zouden zijn te herleiden. Schrijvers, filosofen
en koloniale bestuurders stelden de beeldvorming van het 'andere' van de oosterse cultuur,
van de daar voorkomende gewoonten en godsdienstige overtuigingen in dienst van de
macht.
Les 9
Key Concepts
40)
race
= een term voor de classificering van mensen in fysiologisch, biologisch en genetisch
onderscheiden groepen
-
de assumptie dat de mensheid verdeeld is in onveranderlijke natuurtypen,
herkenbaar aan fysieke kenmerken, die ‘via het bloed’ overgebracht worden en
toestaan om een onderscheid te maken tussen ‘pure’ en ‘gemengde’ rassen
32
-
implicatie dat het mentale en morele gedrag, de individuele persoonlijkheid,
ideeën en capaciteiten, gerelateerd kunnen worden aan raciale oorsprong en dat
de kennis van die oorsprong een voldoende verduidelijking geeft van het gedrag
= leidde tot een hiërarchie van menselijke variatie, die moeilijk te vermijden is
 1 van de meest ondersteunende ideeën van het imperialisme
Racisme is niet het product van het concept ‘race’, maar zorgt net voor de reden van het
bestaan van dit concept, nl. zonder het onderliggende verlangen naar hiërarchische
categorisatie in Racisme, zou ‘race’ niet bestaan
Racisme
= een manier van denken die een populatie zijn onveranderlijke fysieke
kenmerken beschouwt als op een directe, causale manier verbonden met
psychologische en intellectuele kenmerken
Overgang van ‘ras’ als een lijn van afstammelingen die een groep definieert door historische
continuïteit, naar de wetenschappelijke benadering van ras als een zoölogische of biologisch
gedefinieerde groep
Huidskleur werd het belangrijkste kenmerk waarop men rassen ging onderscheiden :
vb. Cuvier’s typologie van rassen : Blank, geel en zwart
 4 assumpties :
1. Variatie in het gedrag kan verklaard worden als de expressie van
verschillende biologische typen
2. Verschillen in deze biologische typen verklaren variatie in culturen
3. De verschillende aard van deze typen verklaart de superioriteit van
Europeanen en Ariërs
4. De breuk tussen naties en individuen van verschillend type komt
voort uit inwendige kenmerken
Eugenetica: het verbeteren van een inferieur ras door contact met een superieur ras
 Sociaal Darwinisme
-
rechtvaardigt de ‘verlaging’ van de primitieve volkeren
-
het concept van ‘raciale verbetering’ is in strijd met de verlaging van de
volkeren
 De perceptie van de zwarten als hulpeloos, met nood aan
bescherming en verbetering werd vlug vervangen door de perceptie
van de zwarte als een primitieve wilde, om zo de noodzaak om slaven
aan te werven tegemoet te komen
33
vb. Engeland zag de Ieren ook als een ander ras als zichzelf, linkte hen zelfs
aan het Afrikaanse ras
De laatste decaden van de 19de eeuw was er een versnelde stijging in antropometrisch
onderzoek naar rassenverschillen
vb. Het onderscheiden van raciale identiteit op basis van schedelvorm (Galton)
20ste eeuw :
-
Monogenisme
= de idee dat er slechts 1 soort mens op aarde leeft
vandaag
-
WO I : leidde
tot
koloniaal
nationalisme,
die
het
vertrouwen
in
de
samenwerking tussen verschillende rassen schaadde
-
WO II : leidde tot de oprichting van Unesco …. die erop wijst dat ras, zelfs van
een strikt biologisch standpunt, op z’n meest kon refereren naar een groep
met bepaalde genenconcentraties (mentale kenmerken kunnen niet bij de
classificatie gerekend worden, groot belang van omgeving)
-
Neobiologie :
individueel gedrag is grotendeels bepaald door de oude
instincten die het gemodificeerd worden door cultuur
-
Sociobiologie:
alle menselijke gedrag en culturen zijn de eindproducten
van biologische selectieprocessen
-
Etniciteit :
groeiend onderzoek naar etniciteit, met zijn plasticiteit en
basis in cultuur, op ’t einde van de 20ste eeuw, ras is in
de praktijk een grote factor in het bepalen van etnische
categorieën, hier vergeten ze te erkennen dat ras
eerder een cultureel dan biologisch fenomeen is
Ras, ookal ontbrak er een objectieve realiteit, had een psychologische kracht in de
constructie van het zelf, nl. dat het een objectief bestaan verwierf in en door het gedrag van
mensen
 ‘the fact of blackness’ kreeg een objectieve vaststelling, niet alleen in racistisch
gedrag en institutionele praktijken, maar meer onderliggend in het psychologische
gedrag
 Ras werd zo een bepalend onderdeel van het sociale proces van de constructie van
een individu zijn zelfbeeld
41)
chromatism
= van of behorende tot kleur of kleuren
34
= gebruikt om te verwijzen naar het essentialistische onderscheid tussen mensen op basis
van kleur
= soms gebruikt samen met de term ‘genitalism’ (= een onderscheid tussen mannen en vrouwen obv
biologische verschillen)
 Beide termen verwijzen naar de dwaling van het maken van het simplistisch en
stereotype onderscheid van ras en geslacht
 suggereren dat het bereik van verschil binnen deze categorieën een zaak is van
representatie en beredeneerde constructie
42)
authentic/authenticity
Bij de dekolonisatie ontstond de idee dat sommige vormen en praktijken inauthentiek zijn en
dat deze gedekoloniseerde landen een herstel willen van authentieke, prekoloniale tradities
en gewoonten
 deze claims geraken vaak verstrikt in een essentialistische culturele positie, waarin
bepaalde praktijken het icoon worden van authentieke, inheemse praktijken en
anderen uitgesloten worden als gehybridiseerde praktijken
 Gevaar dat de mogelijkheid dat culturen ontwikkelen en veranderen als hun
omgeving verandert genegeerd wordt
= vooral een onderwerp in de poststructuralistische modellen (minder van antikoloniale
schrijvers) :
cultureel essentialisme kan misschien gebruikt worden als een strategische
politieke positie in de strijd tegen de imperiale macht
Deze claim voor authenticiteit kan impliceren dat deze culturen niet onderworpen zijn aan
verandering, het gebruik van authentieke kenmerken kan deel zijn van een poging om de
continuïteit en valiede bestaan van onderworpen samenlevingen te argumenteren
43)
agency
= de vaardigheid om te handelen of om een handeling uit te voeren
= de vraag of individuen vrij en autonoom een handeling kunnen uitvoeren, of dat wat ze
doen bepaald is in de aard waarop hun identiteit geconstrueerd is
Postkoloniale theorie :
de mogelijkheid van postkoloniale subjecten om acties te
ondernemen om deel te nemen aan of tegen te werken tegen
imperiale macht
Poststructuralistische theorie van subjectiviteit :
menselijke subjectiviteit is geconstrueerd door ideologie, taal of discours en elke actie
die een subject uitvoert moet in een bepaalde mate consequent zijn hiermee
35
Koloniale discours theorie :
Ookal is het moeilijk voor subjecten om de effecten van de machten die hen
‘construeren’ te ontkomen, toch is het niet onmogelijk, het feit dat deze machten
erkend kunnen worden, betekent ook dat deze herroepen kunnen worden
44)
appropriation
= term gebruikt om de manieren waarop postkoloniale samenlevingen bepaalde aspecten
van de imperiale cultuur overnemen, die van nut kunnen zijn om hun eigen sociale en
culturele identiteiten duidelijk te maken
Postkoloniale theorie :
onderzoekt de manieren waarop de dominante cultuur gebruik maakt van de
werktuigen van het dominante discours om zijn politieke of culturele controle te
behouden
= de overname van verschillende culturele domeinen, vooral taal en tekstualiteit
vb. vele schrijven in het Engels, omdat ze zo het meeste publiek bereiken
 taal bevat vaak zelf een cultuur, die ontoegankelijk is voor sprekers van een
andere taal
 Door het gebruik van de imperiale taal, zijn postkoloniale samenlevingen in staat
om meer te interveniëren in het dominante discours en om hun eigen culturele
realiteiten te beschrijven aan een wijder publiek
45)
modernism and post-colonialism
Modernisme = een beweging uit de 20ste eeuw in de creatieve kunsten die probeerde te
breken met de dominante conventies van de 19de eeuwse kunst
= een Europese beweging, maar de ontmoeting met de Afrikaanse culturen in
de jaren 1880-1890 was cruciaal voor de ontwikkeling van een
modernistische esthetica
 de import van Afrikaanse maskers en artefacten brachten een
alternatieve kijk op de wereld binnen in Europa
 producten die de primitieve impulsen, gemeenschappelijk in alle
mensen, weergaven
Deze etnografische kijk werd vergezeld door een meer gevreesde en complexe visie waarin
de primitieve kunst gezien werd als de expressie van de andere, duistere zijde van de
Europese man
36
Meer radicale kritiek in het werk van Picasso, waarin de claims van de Europese kunst op
universele validiteit in vraag gesteld werd en waarin Europa voorgesteld werd als een
diepere, universele wilde
Les 11
Key Concepts
46)
decolonization
= het proces van de onthulling en ontmanteling van de koloniale macht in al zijn vormen
 ook de verborgen aspecten van de institutionele en culturele krachten die de
koloniale
macht
behouden
en
die
blijven
bestaan
zelfs
nadat
politieke
onafhankelijkheid is verworven
 dit proces van weerstand werd vaak uitgevoerd in condities of instituties die
overgenomen waren van de koloniserende cultuur
 de eerste nationalisten waren ook modernisten, die niet zozeer de koloniale cultuur
verworpen, maar hun praktijken wilde overnemen
≠ verwerping van de algemene attituden en praktijken van de koloniale macht, aangezien
deze, samen met de politieke, economische en culturele modellen, bleven voortbestaan na
de onafhankelijkheid
In kolonies echter waar de meerderheidscultuur of culturen onderdrukt en gedenigreerd
waren geweest door koloniale praktijken, was er een meer actieve weerstand en verwerping
van deze koloniale waarden, praktijken, …
Neokolonialisme
-
= de nieuwe globale controle, die opereert door een lokale elite
Globalisering van de wereldeconomie leidde ertoe dat er niet de verwachte
veranderingen in economie en culturele controle ontstonden zoals de nationalisten
dachten
-
Eurocentristische culturele modellen gaven een privilege aan de elite over de
inheemse populatie : koloniale taal boven lokale taal, schrijven boven gesproken,
…
Programma’s van dekolonisatie:
37
-
Heropleven en herwaarderen van de lokale taal : het terugkeren naar de inheemse
taal kan de attituden tegenover de lokale cultuur herstructureren
= programma van culturele recuperatie en herevaluatie
Extreme dekolonisatieprogramma’s keren volledig terug naar de prekoloniale
-
cultuur
-
Nationalisme en nationale vrijheid :
De Afrikaanse cultuur en het zelf waren
natuurlijke, holistische entiteiten, die hersteld moesten worden
 Gikandi :
inadequate manier om de problemen en conflicten van de
onafhankelijke conditie te analyseren en corrigeren
Afrikaanse schrijvers moeten nu het probleem van staat en
macht adequaat theoretiseren
Het beeld van de postkoloniale natie kan een fictie zijn die de vrije passage van een
continuerende controle van het neokolonialisme of multinationale bedrijven toestaat
Dekolonisatie is dus een complex en voortdurend proces, dat niet automatisch verkregen
wordt op het moment van onafhankelijkheid
In ‘settler colonies’ komt dit proces ook voor, maari n een andere vorm
 deze waren al redelijk vroeg politiek onafhankelijk, maar er bleef de ‘cultural cringe ’(=
ineenkrimpen van cultuur)
 Vaak minder succes dan andere kolonies in het ontmantelen van de kolonistische
elementen in hun sociale instituties en culturele attituden, vaak op de kosten van de
inheemse bevolking
47)
independence
= verwijzing naar het verwezenlijken van zelfbestuur in een kolonie
Na WO II veel nieuwe onafhankelijke landen
‘neokolonialisme’
en
globalisatie
van
de
wereldeconomie
zorgden
ervoor
dat
onafhankelijkheid niet altijd het einde van koloniale controle betekende
discussie over de term ‘onafhankelijkheid’ overlapt met discussie over ‘postkoloniaal’
-
het best toegepast om een periode nà onafhankelijkheid aan te duiden
-
of enkel en alleen toepassen bij overte weerstand en oppositie en
onafhankelijkheid is dan de installatie van een neokoloniale vorm van bestuur
-
hele periode vanaf het moment dat de kolonisatie ons toelaat om een
voortzetting van controle waar te nemen, terwijl er ook weerstand is
Gevaar van homogenisering van uitwissen van historische verschillen tov het gevaar om de
voortgezette continuïteiten en elementen van koloniale invloeden in te sluiten
38
48)
anticolonialism
= de politieke strijd van het gekoloniseerde volk tegen de specifieke ideologieën en praktijken
van het kolonialisme
= het punt waarop de verschillende vormen van verzet gedefinieerd worden als weerstand
tegen het kolonialisme in de politieke, economische en culturele instituties en terug de lokale
controle willen
 maakten vaak gebruik van vormen, geleend van de kolonisten (appropriation)
 discours van antikoloniaal ‘nationalisme’
= in veel verschillende vormen verschenen :
-
ideologie van raciale bevrijding
-
een eis voor de erkenning van culturele verschillen
-
radicale, Marxistisch discours van bevrijding dat de internationalistische en
anti-élite eisen van het Marxisme probeerde te verzoenen met de nationale
gevoelens (vb. Fanon)
 de inheemse bevolking moet in de bevrijding geleid worden door de
verschillende stadia van lokale en nationale aansluiting, door de
bourgeois elite die uiteindelijk zichzelf zien tenonder gaan
 Cabral : ‘Er is geen sentimentele of mythologische hechting aan een
geïdealiseerde prekoloniale toestand, de inheemse is volledig
corrigeerbaar in betrokken bij een onvermijdelijk proces van
historische verandering’
Fanon zijn theorie over de vorming van een koloniaal bewustzijn was één van de grootste
bijdragen tot de creatie van een effectief antikoloniaal discours
Zag vaak ‘weerstand’ als het product van een definitieve relatie tussen kolonie-kolonist, maar
in een ‘settler colony’ was het eerder de medeplichtigheid tussen koloniale macht en de
‘settler’ die samen de inheemse bevolking onderdrukten , daar was er enkel strijd om de
definiëring van de economische en politieke discriminering, maar weerstand op niveau van
culturele praktijken kon voorkomen nog voor het politiek belang van zo een weerstand
waargenomen was
49)
nativism
= het verlangen om terug te keren naar de inlandse/aangeboren praktijken en culturele
vormen zoals deze bestonden in de prekoloniale samenleving
39
= verwijzing naar de dekolonisatie die argumenteert dat kolonialisme vervangen moet
worden door het herstel en de promotie van het prekoloniale
Hoe ver is zo een reconstructie mogelijk ?
-
Spivak&Bhabha :
nativistische reconstructie is onvermijdelijk onderworpen
aan het proces van culturele vermenging
 strategisch essentialisme waarbij tekenen van traditionele culturen
geprivilegieerd worden in een proces van negatieve discriminatie, zodat deze
samenleving beter weerstand kan bieden tegen de aanval van de globale
cultuur
-
Multiculturele aard van de meeste postkoloniale samenlevingen maakt de
definitie van wat de prekoloniale ‘traditionele’ cultuur precies is problematisch,
zeker in die postkoloniale natiestaten die zichzelf definiëren in termen van een
enkele
dominante
cultuur,
minderheiden
in
deze
natiestaten
hebben
geargumenteerd tegen de idee van een postkoloniale vorm van een homogene
groep die bevrijd kan worden door het herstel van de prekoloniale cultuur
De assumptie van een homogeen concept van de staat is ook betwist door het bestaan van
‘diaspora’ in vele multiraciale postkoloniale staten
Ook de reconstructie van tradities, die vaak een mannelijke patriarchale visie op de
prekoloniale cultuur weergeeft, heeft de weerstand van de vrouw gewekt
50)
negritude
= een theorie over de onderscheidenheid van de Afrikaanse persoonlijkheid en cultuur
= een algemene theorie over ‘negro people’ die de perceptie van een verenigd ‘negro ras’
probeerden uit te breiden naar het concept van een specifieke Afrikaanse persoonlijkheid
Afrikaanse culturen en hun literatuur hadden hun eigen esthetische en kritische standaard en
moesten dus beoordeeld worden in het licht van hun verschillen en specifieke zorgen dan als
‘nakomelingen’ van de Europese cultuur
= verspreid van Afrika naar de hele Afrikaanse diaspora
= essentialistisch en nativistisch van aard, aangezien het de implicatie maakt dat alle
mensen van zwarte afkomst een aantal essentiële kenmerken delen
51)
ethno-psychiatry
= het toepassen van psychiatrische en psychologietheorieën om modellen van het primitieve
denken of de primitieve persoonlijkheid te construeren
40
Stelt voor dat er bepaalde mentale toestanden waren die de ‘natives’ tegenhielden om
dezelfde graad van controle of verantwoordelijkheid uit te oefenen als de kolonisten
= pseudo-wetenschappelijk
= ook in combinatie met rassenmodellen
 conflict met het imperiale land, konden de ‘natives’ wel klaargestoomd worden tot
zelfbestuur ?
Fanon gebruikte de idee van een ‘native mind’ als argument dat de koloniale verstoring het
directe resultaat was van de constructie van de ‘native’ als inferieur, wat leidde tot mentale
vervormingen zoals bijvoorbeeld bij de Arabieren in Algerije (zie ook lestekst)
52)
critical Fanonism
= een bezwaar tegen het gebruik van ‘Frantz Fanon’ als talisman om alle koloniale
weerstand te presenteren
Pro Fanon :
Fanon wordt ingeroepen als totem en tekst voor zeer verschillende
intellectuele werken en zeer uiteenlopende kritische posities, om de ‘andere in opstand’ te
representeren
 in dit proces wordt Fanons individuele specificiteit vervangen door een
entografisch construct
 Fanon :
Fanon was zijn hele leven op afstand van de ‘actuele Derde Wereld’ en bleef
dus een Europese indringer in de Algerijnse revoluties
53)
postcolonial state
= synoniem voor postonafhankelijkheidsstaat
Postkoloniale staten zijn vaak gemodelleerd naar de voormalige Europese machten
= vaak gecreëerd door het samenvoegen of verdelen van een aantal reeds bestaande
gebieden
= vaak nog gebonden aan de vroegere koloniale administratieve, wettelijke en economische
systemen die hun onafhankelijk handelen beperken, wat leidde tot de handhaving van
‘nativistische’ praktijken
 taak van het construeren van een effectieve eenheid en het vermijden van de
onderdrukking van minderheidsgroepen
54)
nation / nationalism
= een vrij recente term in de geschiedenis
41
= ontstaan in de splitsing van de klassieke en middeleeuwse rijken en vindt zijn herkomst in
een Europese politieke en sociale omgeving
= geen natuurlijke entiteit, is zeer instabiel want het is een sociaal construct
Nationalisme = de mythe van het bestaan van een natie werd gemaskeerd door een
ideologie, waarin specifieke tekenen werkzaam waren om exclusieve en
homogene opvattingen over nationale tradities te creëren, deze tekenen van
homogeniteit falen om de diversiteit van de actuele nationale samenleving te
representeren
 deze mythe wordt gebruikt om een modern idee van de natiestaat te ontwerpen
waarin alle werktuigen van de staat (vb.leger) gerechtvaardigd worden als de
natuurlijke expressie van een verenigde nationale geschiedenis en cultuur
= ook te zien in het globale kapitalisme, waarin de vrije markt tussen naties een complexe en
problematische relatie onderhoudt met de idee van naties als natuurlijke en onveranderlijke
formaties die gebaseerd zijn op collectieve waarden
Doordat mensen rijk konden worden door handel te drijven met andere landen, was er een
nieuwe term nodig die deze nieuwe nationale entiteiten beschreef en hun verhaal deed, dit
werd de ‘Story of the Nation’
Theorie van de natie  theorie van de mens
(Franse Verlichting)
op basis van het idee van een universele set van principes in de plaats van op
mythische en historische gronden
‘staatsmacht’ was niet verworven door ‘divine kingship’ maar kon verworven worden
door elk individu
= een concept dat ontstaan is in het imperialistisch centrum en Europa is in staat geweest
om de eigen natiestaat te ontwerpen vanaf dat het andere landen begon te onderwerpen
antikolonialisme
gebruikten het idee van een prekoloniaal verleden om hun verzet door
een verscheidenheidsgevoel achter zich te scharen, maar ze
gebruikten dit verleden niet om een prekoloniale sociale staat te
reconstrueren, maar om steun te leveren voor het ontwerp van een
postkoloniale natiestaat, gebaseerd op het Europese nationalistisch
model
Misschien is het niet de vraag OF we naties hebben maar eerde WELKE naties, namelijk
gebaseerd op een mythe van nationale eenheid of dat ze pluraliteit en multiculturalisme
omarmen ?
42
55)
settler colonies
= een term die gebruikt wordt om een onderscheid te maken tussen 2 (extreme) types van
Europese kolonies :
-
occupation:
de inheemse populatie blijft in de meerderheid, maar worden
onderworpen aan een vreemde macht
-
settler :
Europese bezetters vernietigden, verplaatsten of
marginaliseerden de inheemse populatie, zodat de
meerderheidspopulatie nu niet-inheems is
Ambivalente positie van de ‘settlers’ , vooral als ze van een ander ‘ras’ zijn dan de inwoners
 ze zijn verplaatst van hun eigen oorsprong en kunnen moeilijkheden hebben met hun
identiteit te vestigingen in de nieuwe plaats en doordat zij ook inferieur zijn aan de
koloniserende macht, lijden zij ook onder discriminatie als koloniaal subject
 Anderzijds handelen ze als uitvoerders van de koloniale macht en hun identiteit hangt
ook deels af van hun gevoel van verscheidenheid van de inheemse populatie
Afstammelingen van deze ‘settlers’ gaan dan een eigen cultuur vormen, die elementen van
zowel de ‘moedercultuur’ als van de ‘inheemse cultuur’ bevat
Zoek zelf op
Léopold Senghor
= dichter / schrijver
ontwikkelde samen met Aimé Césaire en Léon Damas het concept Négritude. Kort
samengevat wordt met Négritude de broederschap van alle Afrikanen bedoeld, of deze nu
in Afrika verbleven of in de diaspora. Ook wordt met Négritude bedoeld dat zwarte Afrikanen
(en hun afstammelingen buiten Afrika) trots moeten zijn op hun huidskleur en cultuur. Toch
vinden de meeste aanhangers van de Négritude-leer wel dat bepaalde aspecten van
de Europese en Noord-Amerikaanse cultuur en vooral van de wetenschap moeten worden
overgenomen.
Nog een ander belangrijk concept van Négritude is de assimilatie. Volgens Senghor, Césaire
en Damas moeten Afrikanen in de diaspora zich aanpassen aan het gastland, zonder daarbij
te ver te gaan en de eigen cultuur en identiteit te vergeten. Négritude kan het best worden
beschouwd als een filosofische leer.
Senghor verdiepte zich in zijn Franse jaren ook in het marxisme en ontwikkelde zich tot een
aanhanger hiervan. Hij verwierp alle vormen van materialisme, in zijn ogen iets dat "typisch
westers" was en niet paste bij de Afrikaanse cultuur, noch bij zijn eigen godsdienstige
overtuiging. Senghor ontwikkelde een variant op het Afrikaanse socialisme.
43
Aimé Césaire
zie notities les 11
Césaire vond dat er niets mis was met het woord neger, zolang het maar niet werd gebruikt
om te discrimineren. Volgens Césaire moesten negers - in het algemeen, dus niet alleen
negers in het Franse koloniale rijk - trots zijn op hun afkomst en cultuur en was er geen
enkele reden voor hen om te assimileren om daarmee te koloniale autoriteiten en het
moederland tegemoet te komen in de hoop carrière te maken
Frantz Fanon
boek ‘ black skin, white masks ‘
Fanon stelt zich niet tevreden met nationale of economische onafhankelijkheid, maar predikt
een integraal herontwaken, ook in cultureel en intellectueel opzicht. Fanon geldt als
belangrijke inspiratiebron in de postkoloniale traditie.
Amilcar Cabral
Amílcar
Lopes
Cabral (21
september, 1924 – 20
Afrikaanse landbouwkundig ingenieur,
januari, 1973)
was
een
schrijver en politicus. Cabral leidde Afrikaanse
nationalistische bewegingen in Guinee-Bissau, op de Kaapverdische Eilanden en de
onafhankelijkheidsbeweging van Guinee-Bissau.
Wou een onafhankelijke Afrikaanse natie
Pan-afrikanisme
Panafrikanisme is
een
filosofie
die
terrein
won
tijdens
de Afrikaanse
onafhankelijkheidsstrijd. Het panafrikanisme stelt dat de Afrikaanse natiestaat een
constructie is van de koloniale mogendheden, en dat alle Afrikaanse landen alsook de
Afrikanen die in de rest van de wereld leven zich samen sterk moeten maken om hun
belangen in de wereld te behartigen.
Nkwame Nkrumah
Nkrumah hield toezicht op de onafhankelijkheid van Ghana van de koloniale heerschappij
van de Britten in 1957, en was de eerste president van Ghana en de eerste premier van
Ghana. Ook was hij een invloedrijke voorstander van panafrikanisme, een van de oprichters
van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid en de winnaar van de Lenin-Vredesprijs in 1963.
Patrice Lumumba
was de eerste premier van de Democratische Republiek Congo
44
Simon Kimbangu
Simon Kimbangu (Nkamba, 12 september 1887 - Elisabethstad, 12 oktober 1951) was een
Congolees geestelijke en de stichter van de Kimbanguïstische Kerk.
. Hij stelde twaalf apostelen aan en profeteerde het einde van het kolonialisme.
Theologie Kimbanguïstische Kerk :
De mens ken slechts het heil vinden als aan drie voorwaarden is voldaan:

De goddelijke genade (noodzakelijk maar niet voldoende),

Het geloof in God en zijn Messias en

Goede werken.
De biecht gebeurt bij voorkeur openbaar. Het doopsel wordt toegediend door gebed en
handoplegging. Voor de communie worden honing en een baksel op basis van aardappelen, eieren,
maïsmeel en bananen gebruikt. Polygamie is niet toegestaan.
Prospero & Caliban ( Shakespeare, the Tempest)
Prospero is de hoofdpersoon in The Tempest, een toneelstuk van William Shakespeare. In
het stuk is hij de rechtmatige hertog van Milaan.
Samen met zijn dochter Miranda wordt Prospero door zijn ambitieuze broer Antonio op een
boot gezet opdat ze zouden sterven. Zo hoopt Antonio hertog te kunnen worden. Prospero
en Miranda overleven de boottocht echter en vinden hun toevlucht op een klein eiland.
Prospero leert ondertussen tovenarij en gebruikt deze kennis om de bewoners van het eiland
te manipuleren. Op het eiland wordt hij de meester van Caliban en Ariel. Door stom toeval
zeilt Antonio voorbij dit eiland. Prospero roept de elementen aan en veroorzaakt zo een
storm. Prospero herovert op die manier zijn hertogdom van Antonio.
In De Storm vertelt Prospero in eigen woorden hoe hij er ondanks alle moeite niet in
geslaagd is Caliban beschaafd te maken. Caliban is mismaakt ter wereld gekomen,
nauwelijks opgevoed, verbitterd omdat zijn moeder hem ontnomen is.
Hij wordt door Prospero in de wouden gevonden, als een vreemdsoortig wezen dat nog
weinig menselijks heeft. Prospero neemt hem mee naar diens spelonk en palmt hem in. Hij
probeert hem onder meer taal te leren, hem bij te brengen wat juist en goed is. Prospero
zou, naar eigen zeggen, heel lief geweest zijn tegen hem ... mocht Caliban geluisterd
hebben. Maar hij is nu eenmaal van nature niet zo geschapen dat hij iets goeds of nuttigs
kan uitvoeren. Dus moet hij voor de oude intellectueel de vuilste taakjes opknappen, als slaaf
hout halen, terwijl hij geplaagd wordt door Ariel, Prospero's huisknecht. Daarbij komt nog dat
hij moeilijk de verleidelijke dochter van Prospero,Miranda, kan weerstaan.
45
Les 12
Key Concepts
56)
liminality
= afkomstig van het woord ‘limen’, dat drempel betekent
= vooral gebruikt in de psychologie om te wijzen op de drempel tussen het bewust ervaren
en het subliminale
= in de postkoloniale theorie gebruikt om een ‘in-between space’ te beschrijven waarin
culturele verandering kan voorkomen
 de
transculturele
plaats
waarin
strategieën
voor
een
individuele
of
gemeenschappelijke persoonlijkheid kunnen ontwikkelen, een plaats waarin een er
een continu proces gaande is van beweging en uitwisseling tussen verschillende
toestanden
vb. het koloniale subject dat op de drempel tussen het koloniale discours en
de assumptie van een nieuwe niet koloniale identiteit balanceert
 deze identificatie is een constant proces van inspanning, strijd en
‘appropriation’
De drempel kan een plaats van symbolische interactie worden
-
voorkomt dat identiteiten gaan polariseren tussen arbitraire onderscheid als ‘zwart’
en wit
-
Liminality gaat hand in hand met hybriditeit : opent de mogelijkheid van een
culturele hybriditeit die verschil behoudt zonder de assumptie van een hiërarchie
-
postmoderniteit, postkolonialisme, … betekent allemaal niks als het préfix ‘post’
enkel verwijst naar ‘after’, elk van deze theorieën representeren een plaats op de
drempel van strijd en verandering
 het heden kan niet gezien worden als een breuk met het verleden of een
verbintenis met de toekomst
57)
hybridity (66)
= verwijzing naar de creatie van nieuwe transculturele vormen binnen de contactzone van de
kolonisatie
46
( = in de tuinbouw het kruisen van twee soorten, om zo een derde ‘gemengde’ soort te
maken)
Neemt vele vormen aan, zoals taal (vb.pidgin, creole), cultureel, politiek, raciaal, …
~ Bhabha :
-
alle culturele uitspraken en systemen zijn ontworpen in een ‘Third Space of
enunciation (verkondiging)’
-
culturele identiteit komt voort uit deze tegenstrijdige en ambivalente ‘space’, wat een
hiërarchische puurheid van culturen onhoudbaar maakt
-
het erkennen van deze ambivalente ‘space’ van culturele identiteit kan ons helpen
om het exoticisme van de culturele diversiteit te overwinnen in het voordeel van de
erkenning van een versterkende hybriditeit waarin culturele verschillen opereren
-
een actief moment van uitdaging en weerstand tegen de dominante koloniale macht
Postkoloniale discours gebruikt de term om te wijzen naar crossculturele uitwisseling, dit is
bekritiseerd omdat dit de onstandvastigheid en ongelijkheid van machtsrelaties negeert
 theorieën die mutualiteit benadrukken, bagatelliseren de tegenstrijdigheden en
houden zo de postkoloniale afhankelijkheid in leven
Niks in de idee van hybriditeit suggereert echter dat wederkerigheid de hiërarchische natuur
van het imperiale proces ontkent, of dat het een idee van gelijke uitwisseling bevat
 toch interpreteren dekolonisten en antikolonisten dit zo
Kritiek het is een tekstualistische en idealistische analyse en het negeert specifieke lokale
verschillen
De bewering van een gedeelde postkoloniale toestand, zoals hybriditeit, wordt gezien als
een onderdeel van de neiging van de discours om culturen te dislokaliseren van hun
temporele, spatiale, geografische en linguïstische contexten en hun te leiden naar een
abstract, geglobaliseerd concept van het tekstuele dat de specificiteit van bepaalde culturele
situaties verduistert
= deel geworden van het kolonialistische discours van racisme , namelijk door te zeggen dat
‘hybriden’ onvermijdelijk naar hun primitieve aard zouden terugkeren als ze niet actief en
voortdurend gecultiveerd werden
 Onderscheid maken tussen het bewuste, politieke proces van hybriditeit en het
onbewuste proces van vermenging
 Het huidige culturele discours kan niet ontsnappen aan de vroegere link tussen
raciale categorieën waarin hybriditeit een rol speelde
47
= een ander model voor weerstand, waarin ze de basis waarop het koloniale discours zijn
claim van superioriteit maakt ondermijnen
58)
ambivalence (13)
Psychoanalyse :
een continue fluctuatie tussen het ene ding willen en het
tegenovergestelde willen
= een simultane aantrekkingskracht naar en een afkering van een object, persoon of actie
Koloniale discours:
de vermenging van aantrekking en afstoting die de relatie tussen
kolonist en gekoloniseerde karakteriseert
 elk koloniaal subject voelt zich zowel medeplichtig als weerstand aan het
kolonialisme
 koloniaal discours karakteriseert zich als zowel uitbuitend als zorgend
 ontwricht de autoriteit van de kolonisten omdat het de eenvoudige relatie verstoort
= de constante fluctuatie tussen ‘mimicry’ en spotten
Bhabha :
aangezien de koloniale relatie altijd ambivalent is, zaait het de zaden van zijn
eigen ondergang
 het koloniaal discours wordt gedwongen om ambivalent te zijn, omdat ze nooit willen
dat de subjecten exacte replica’s zijn van de kolonisten, dit zou te bedreigend zijn
~ hybriditeit :
ambivalentie decentraliseert de autoriteit van zijn machtspositie, zodat
autoriteit ook gehybridiseerd wordt in een koloniale context, waarin het
moet omgaan met andere culturen
59)
subaltern (114)
= van lagere rangorde
= deze groepen in een samenleving die onderworpen zijn aan de hegemonie van de
heersende klassen
Officiële geschiedenis is meestal de geschiedenis van de heersende klassen, hoe
geschiedenis van de subaltern bestuderen :
1. hun objectieve samenstelling
2. hun actieve of passieve affiliatie met de dominante politieke vormen
3. de geboorte van nieuwe partijen en dominante groepen
4. de groepen die de subalterns vormen om hun beweringen uit te drukken
5. nieuwe vormingen binnen het oude kader die de autonomie van de subaltern
nastreven
48
 Deze geschiedenis is even complex als die van de heersende klassen
 gefragmenteerd en episodisch, de subaltern hebben minder controle over hoe ze
gerepresenteerd worden en minder toegang tot culturele en sociale instellingen
 alleen permanente overwinning kan het patroon van onderdrukking doorbreken
‘Subaltern Studies project’: herstellen van de onbalans die gecreëerd was in het
academische werk
 de subaltern als een objectieve aanslag op de rol van de elite en als een kritiek op de
interpretaties van die rol
 vb. het Indisch nationalisme is lang gedomineerd geweest door de elite, maar in de
geschiedschrijving ontbreekt de ‘politiek van het volk’, die voortzette nadat de elite
werd achterhaald
een duidelijk verschil tussen de elite en de subaltern ligt in de aard van politieke mobilisatie:
-
elite : vertikaal, door het overnemen van Britse parlementaire instituties
-
subaltern:
traditionele organisatie van verwantschap en territorialiteit of
klassenassociaties
‘Can the subaltern speak ? ‘ Spivak geeft verschillende kritieken … :
-
het veronderstellen van de autonomie van de subaltern, is fundamenteel
essentialistisch en houdt geen rekening met de diversiteit van onderdrukte
groepen
-
er is geen methode om vast te stellen wie of wat de groep vormt om dit
essentialisme te vermijden, de ‘subaltern’ is een groep die gedefinieerd
wordt door zijn verscheidenheid van de elite
-
Guha’s poging om het assortiment van ‘subaltern’ groepen te specificeren
om essentialisme te vermijden, problematiseert het idee van de subaltern
alleen nog maar meer
 de taak van het onderzoek is om de specifieke aard van de mate
van afwijking van de dominante groep van de subaltern vast te
stellen en dit historisch te situeren
 je kan geen categorie van de subaltern ontwerpen die een
effectieve stem heeft die niet tegelijkertijd andere ‘speaking
positions’ kan innemen
-
Vrouwen worden dubbel het zwijgen opgelegd, zowel door kolonisten als
door geslachtsrollen
Conclusie Spivak :
‘ the subaltern cannot speak ‘ namelijk, er is nog geen
onproblematisch gevormde subalterne identiteit
49
60)
globalization (62)
= het proces waarin het individuele leven en de lokale gemeenschappen beïnvloed zijn door
wereldwijde economische en culturele krachten
= het proces waarin de wereld een ‘single place’ wordt
= de perceptie van de wereld als een functie van of resultaat van de processen van
globalisering in lokale gemeenschappen
20ste eeuw :
stijgende interesse in globalisering reflecteert een veranderende organisatie
van de wereldwijde sociale relaties, waarin de ‘natie’ een verminderd belang had en de
individuen en gemeenschappen meer toegang kregen tot de globaal verdeelde kennis en
culturen
= natiesysteem, globale economie, globale communicatiesysteem en wereldlijke militaire
orde
verschillende meningen over globalisering :
-
het is een positief kenmerk van de veranderende wereld, waarin toegang tot de
nieuwe technologie etc. voordelig is voor de lokale gemeenschappen en waarin de
dominante vormen van sociale organisatie zullen leiden tot universele vrede en
vrijheid
-
als vorm van overheersing van de ‘First World’ over de ‘Third World’, als
teleologisch doctrine
-
globale cultuur en globale economie zijn niet spontaan ontstaan, maar zijn het
product van het kapitalistisch centrum
-
critical globalism : een neutrale kijk op het proces, gewoon de processen
en hun effecten ervan onderzoeken, zien dus zowel de
negatieve als de positieve effecten van globalisering
= de verminderde tussenkomst van de natiestaat in de politieke rangorde van de wereld en
de stijgende invloeden van structuren en bewegingen van het maatschappelijk kapitaal
= een teken van reizen, van het veranderende patroon van wereldse werkgelegenheid of van
globale milieurisico’s
= belangrijk voor postkoloniale studies :
-
demonstreert de structuur van de machtsrelaties in de wereld, die vaststaan als
een erfenis van het Westerse imperialisme
-
demonstreert de transmutatie van imperialisme naar de supranationale activiteiten
van de economie, communicatie en cultuur
50
-
is niet spontaan ontstaan, maar heeft een geschiedenis die vervat zit in de
geschiedenis van het imperialisme
-
hoe de globalisering bezet is door lokale gemeenschappen is de focus van recente
discussie over het fenomeen, als globalisering een dialectisch proces is, wordt de
reactie (appropriation,…) van de lokale gemeenschappen belangrijk
Hoofdlink tussen imperialisme en globalisering is de rol van de US :
deze wilde zichzelf niet als imperiaal definiëren, maar na de WOII omhelsde de US
gretig de politieke overheersing en economische en culturele controle die
geassocieerd zijn met het imperialisme
≠ politiek neutrale activiteit :globale cultuur is een verder zetting van een imperiale
dynamiek van invloed, controle en hegemonie
Globale cultuur
= het proces waarin de strategieën, technieken, assumpties en
interacties van culturele representatie meer verspreid geraken en
homogener worden
= gelegen in de massacultuur, dat een ‘nieuwe globalisering’ is, nl. van
de US en niet van Engeland
 nog steeds in het Westen
 een speciale vorm van homogenisering, door economische
en politieke elites
Nog steeds debat over de mate waarin de globalisering de effecten van overheersing door
machtscentra tentoonstelt en de mate waarin het zichzelf openstelt voor transformatie door
perifere gemeenschappen
61)
abrogation (9)
= de verwerping van de postkoloniale schrijvers van een normatief concept van ‘correct’ of
‘standaard’ Engels dat gebruikt wordt door bepaalde klassen, en een corresponderend
concept van inferieure ‘dialecten’ of ‘marginale varianten’
= vaak gebruikt samen met de term ‘appropriation’
Argumenteert voor de gelijkheid van alle vormen van het Engels
 de statement dat ‘ you can’t dismantle the master’s house with the master’s tools’, maar
impliceert eerder dat ‘the master’s house’ altijd aanpasbaar is en dat dezelfde ‘tools’ een
middel van conceptuele transformatie en bevrijding bieden
= ook gebruikt om een groot aantal culturele en politieke activiteiten te beschrijven
51
62)
transculturation (123)
= de wederzijdse invloeden van vormen van representatie en culturele praktijken van
verschillende soorten kolonies en ‘metropoles’ en dus een fenomeen van de contactzone
= gebruikt door etnografen om te beschrijven hoe onderdrukte groepen materialen die de
dominante cultuur heeft ingebracht selecteren en ‘bedenken’
Brengt verschillende vragen met zich mee
-
hoe worden voorstellingsvormen van de metropool ontvangen en
toegeëigend in de periferie,
-
Wanneer spreekt men van transculturatie van kolonie  metropolis ?
-
Hoe zijn Europese constructies van onderdrukte anderen vervormd door
deze anderen ?
63)
pidgin (95)
= een taal die dient als medium van communicatie tussen groepen die geen andere taal
gemeenschappelijk hebben, deze taal is voor geen van beide groepen de moedertaal
= vaak ontwikkeld vanuit handelstaal en kunnen evolueren naar een ‘creole’
een ‘pidgin’ taal heeft geen ‘native speakers’
64)
métisse / mestizo (75)
= het semantisch registreren van de idee van een vermenging van rassen of culturen
= ontstaan vanuit het koloniaal discours dat de idee van een raciale zuiverheid predikte en
raciale discriminatie rechtvaardigde door het gebruik van een quasi-wetenschappelijke
taxonomie van raciale vermenging
‘Mestizo’
(=Spaanse term)
verwijst naar de oudere Spaans/Portugese bezetting van Zuid-
Amerika, wat leidde tot een vermenging van deze bezetters met de ‘Native Indians’, de
vroege onafhankelijkheid van deze kolonies leidde ertoe dat de idee van ‘mestizo’ een meer
positief nationaal cultureel teken is, een teken van gedeelde en betwiste ‘indigeneity’
= gradueel verplaatst van een kleinerend naar een meer positief gebruik, dat begon te
reflecteren dat de rassenvermenging en uitwisseling tussen de verschillende culturele
diasporas een nieuwe, krachtige en synergetische culturele vorm had doen ontstaan
65)
creole (35)
= als een ‘pidgin’ de moedertaal wordt van een gemeenschap
52
= oorspronkelijk verwijzing naar de blanke van Europese afstamming, die geboren en
opgegroeid is in een tropische kolonie en de taal die zij spreken
= later ook inheemse ‘natives’ en anderen van niet Europese origine
 Is voor veel uiteenlopende betekenissen gebruikt
66)
creolization (36)
= het proces van het vermengen en culturele verandering dat leidt tot een ‘creole society’
= een cultureel proces, gebaseerd op de respons van individuen in de samenleving op hun
nieuwe omgeving en naar elkaar
= een proces dat aspecten van zowel acculturatie als interculturatie (= wederzijds) bevat
= soort van onbewuste hybriditeit, of ‘French métissage’
67)
palimpsest (94)
= term voor een soort van papyrus, waarop eerdere inscripties gewist worden en nieuwe
over worden gezet, maar ondanks dit wissen, blijven er toch altijd sporen na van dit
‘overschrijven’
= symbolisch voor de manier waarop prekoloniale cultuur en de ervaring van de kolonisering
continuerende aspecten zijn van een postkoloniale gemeenschap bij de ontwikkeling van een
culturele identiteit
vb. hoe de lege ongekoloniseerde ‘space’ een ‘place’ kan worden door het proces
van taal, van geschreven en benoemd worden
‘place’ zelf is een cultureel palimpsest, dat gecreëerd is over eeuwen en de sporen van
eerdere beschrijvingen behoudt
‘fossilisering’ :
een teken van de voortzetting van vormen van het verleden in het
heden
vb. de vele rassen waarvan de sporen het opnieuw verschijnen van een puur ras
voorkomen
Het koloniale discours wiste eerdere beschrijvingen van het land uit, om het zo als ‘empty
space’ te beschouwen waarop ze hun eigen beschrijving konden toepassen
vb. De Ierse steden / dorpen hernoemen (in het Brits), en zo het ontkennen van een
geletterde ‘Gaelic’ cultuur
53
68)
postcolonial reading (103)
= een manier van lezen en herlezen van teksten van zowel ‘metropolitan’ en gekoloniseerde
culturen om aandacht te trekken naar de diepgaande en onvermijdelijke effecten van
kolonisering op productie van literatuur, antropologische en historische archieven en
administratief / wetenschappelijk schrijven
= het blootleggen van de onderliggende tegenstellingen en de koloniale ideologieën en
processen in teksten
(vb. het herlezen van Shakespeare’s The Tempest)
54
Download