Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek Bona Dea en de Heiligschennis van Publius Clodius. 1) Goden, hogere geesten en hun priesters. A) Lares. De Lares waren “genii loci”, geesten van de plaats. In elk huis bevond zich een huisaltaar en de “paterfamilias” fungeerde als priester voor deze goden van woning en gezin. Ze stammen uit een periode van lang voor het “klassieke” pantheon. Ze kwamen in vele soorten en maten voor en er waren bijvoorbeeld in de straten van Rome bij kruispunten altaren voor de Lares van het kruispunt (Lares Compitales) en deze altaartjes werden onderhouden door een “college van het kruispunt”. De leden van een dergelijk college hadden behoefte aan een lokaal zo dicht mogelijk bij zo’n kruispunt en werden door wat meer sceptische burgers aanzien als drinkebroers, leeglopers en lanterfanters die op kosten van de staat profiteerden van het bijgeloof. Men onderscheidde de Lares Compitales (van de kruispunten), Domestici (van de woning) Familiares (van de familie), Permarini (van de zee), Rurales (van het platteland), Praestitis (aangesteld voor de staat) etc. Het konden ook “geesten” van overledenen zijn en Alexander Severus (222-235 AD) vereerde bijvoorbeeld de Lares van Abraham, van Orpheus en van Jesus Christus. De foto is van een huisaltaar voor de Lares uit Pompei. B) Penates. De Penates waren de geesten van de voorouders en hun belang was functie van het belang van de familie. Belangrijke families besteedden er dus meer aandacht en zorg aan. Meestal bevond zich een kabinet bij de hoofdingang van de woning met een schrijn voor de godin van de haard, Vesta, en kleine beeldjes van de voorouders maar ook met de dodenmaskers van de voorouders. Bij een overlijden werden deze beeldjes en maskers in de begrafenisstoet meegedragen en tevens huurde men professionele acteurs en weeklagers in, waarbij de acteurs op praalwagens scènes uit het leven van de overledene en zijn voorouders uitbeeldden. C) Lemures en Larvae. Lares en Penates werden vaak door elkaar gehaald of samen genoemd. Omdat er zich onder de geesten van de overledenen zowel gunstige als kwaadaardige entiteiten konden bevinden sprak men soms in algemene zin van de Lemures, en noemde men de goedgunstige onder hen Lares of Penates en de kwaadaardige Larvae. De kwaadaardige (die vooral ‘s nachts actief waren) konden op afstand gehouden worden door het maken van luid lawaai. Er was een feest, genaamd Lemuria, net voor de iden van Mei dat gebruikt werd om hen beter te stemmen. R.C.M.J. Delaere Page 1 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek D) De “oude” goden van de republiek. - Goden die een flamen hebben: Tijdens de republiek en tot aan het Pontificaat van Gaius Julius Caesar waren alle rituele teksten in de staatsgodsdienst (dus met uitzondering van geïmporteerde goden) nog in het Etruskisch. Caesar heeft ze in zijn functie van Pontifex Maximus naar het Latijn vertaald. De 3 belangrijkste goden schijnen te zijn geweest de triade van Mars, Quirinus en Jupiter en ze hadden elk hun eigen “flamen” (privépriester), de Flamen Martialis, de Flamen Quirinalis en de Flamen Dialis (dialis is een adjectief afgeleid van Jupiter). Quirinus werd gezien als de vergoddelijkte vorm van Romulus en was de god van de Romeinse burgers (die als “quirites” aangesproken werden). De flamines van deze grote triade moesten van een patricische familie zijn en moesten getrouwd zijn; hun echtgenote werd automatisch flaminica. Flamen en flaminica werden omringd door de meest vreemde taboes: ze moesten speciale kledij dragen, een speciaal dieet volgen, mochten geen huis binnengaan waarin zich een dood wezen bevond, mochten niet in aanraking komen met dierenhuiden (dus konden ze geen paard rijden en liepen op houten schoeisel). Als ze per ongeluk een van deze taboes overtreden hadden waren er zeer langdurige en ingewikkelde zuiveringsrites nodig. Naast deze “grote triade” vindt men echter nog 12 kleinere waarvan er slechts 10 met name bekend zijn, en waarvan de flamen een plebejer mocht zijn. Het betreft alle goden en godinnen waarvan dikwijls weinig of niets bekend gebleven is en ze moeten dus Etruskisch of preEtruskisch geweest zijn: Carmentis, Ceres, Falacer, Flora, Furina, Palatua, Pomona, Portunus, Vulcanus en Volturnus. Ceres is de godin van het graan en Flora van de bloemen. Vulcanus was de god van vulkanen en van de smeedkunst en Volturnus was de god van de rivieren. Pomona waarschijnlijk van de vruchtbomen, Portunus van de havens, Palatua mogelijk van de palatijnse heuvel, Furina is misschien geassocierd met de wraakgodinnen, Falacer kan de god van de Sikkel zijn en Carmentis van de Wolkam. We mogen niet vergeten dat de Romeinen voor werkelijk alles een god of godin hadden. Zo was bijvoorbeeld Carna de godin van de edele delen en Cardea van de deurpennen en waren beiden aan elkaar gelijk gesteld. - Belangrijke goden die geen flamen hebben: Saturnus, Juno, Vesta, Fortuna. In de tempel van Saturnus stond een oeroud houten, niet-antropomorf, beeld van Saturnus dat nog het meeste leek op een boomstronk. Het moest regelmatig ge-olied worden en was met touwen vastgebonden. Als er olie uit het beeld droop werd dat als een belangrijk (slecht) voorteken beschouwd. In de tempel van Saturnus bevond zich het geld van de staat en de bijbehorende ambtenaren. Hij is oorspronkelijk de god van de landbouw en de oogst en gehuwd met Ops (= weelde). Het feest van Saturnus werd gevierd tijdens de Saturnalia (17-23 December). Tijdens de Saturnalia werden de rollen omgekeerd en waren de slaven meester en de meesters bedienden hen. Veel fatsoenlijke burgers trokken zich een paar dagen daarvoor zonder bedienden terug in een van hun villa’s buiten Rome en wachtten tot de ongein voorbij was. Juno is de Latijnse vorm van de Etruskische godin Uni. Zij is de beschermster en raadgeefster van de staat. In de tempel van Juno Moneta bevond zich de munt. Vesta is de godin van de haard (en het haardvuur). Haar tempel is een onderdeel van de Domus Publica, de woning van de Pontifex Maximus die daar op staatskosten met zijn gezin woont en als paterfamilias optreedt voor de Vestaalse R.C.M.J. Delaere Page 2 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek maagden. De Vestaalse maagden zijn verantwoordelijk voor het onderhouden van het vuur van Vesta maar ook voor het bewaren van de testamenten. Het vuur van Vesta werd voor het eerst gedoofd in 391 AD in opdracht van keizer Theodosius omdat het “heidens” was. De Vestaalse maagden begonnen meestal op zeer jeugdige leeftijd (10 jaar) en legden een gelofte af voor 30 jaar. Fortuna is de godin van het lot en van het rad van fortuin. Belangrijke politieke leiders als Lucius Cornelius Sulla Dictator Felix en Gaius Julius Caesar Dictator Perpetuus beschouwden zich als haar beschermelingen. - Lupercus en Janus: Lupercus (zijn naam is afgeleid van “wolf”) is een god die vrij identiek is met Faunus en met de Griekse grote god Pan. Hij had een speciaal college van priesters, de Luperci, die tijdens zijn feest, de Lupercalia, in een wolfsvacht, later in repen van de bloederige huid van een pas geofferde geit door de stad liepen. De Luperci waren tevens de priesters van de Wolvin die Romulus en Remus zoogde. Vrouwen die zwanger wilden worden probeerden hen aan te raken (of door hen aangeraakt te worden). Marcus Antonius die nogal groot geschapen was veroorzaakte schandaal door tijdens zijn consulaat in 44 BC als hoofd van het college van de Luperci geen onderkleding te dragen onder zijn repen geitenvel. De god Janus was de bewaker van de poorten en naar hem werd een dubbele poort “janua” genoemd en daar weer naar is de maand “Januari” genoemd. Uit de namen “Deus-Janus” en “Dea-Jana” (god-janus en godin-jana) ontstonden de godennamen Dianus en Diana waarvan de laatste in de klassieke tijd als equivalent voor de Griekse Artemis genomen werd. De Romeinen hadden dus twee Jannen, en de twee gezichten van Janus werden ook afgebeeld op de poorten van voorname woningen: immers van de ene kant gaat men door de Waterpoort naar het Zuiden en toont Janus zijn zomergezicht, staat men echter aan de andere zijde, dan gaat men naar het Noorden door de Vuurpoort en toont Janus zijn wintergezicht. De twee Jannen werden in het kristendom vervangen door Johannes de Doper die met Water doopt en Johannes de Evangelist die met Vuur doopt. - Bona Dea: Oorspronkelijk was de Romeinse religie numineus. De goden waren “numina”, natuurkrachten, ze hadden geen vorm, geen naam en ook geen geslacht. Men vindt dat nog steeds terug in de officiële aanroeping van Jupiter Optimus Maximus als oppergod tijdens de republiek: men noemt hem Jupiter wat “hemelse vader” of “jeugdvader” betekent en Optimus wat “zoon van de godin Ops (=weelde)” betekent maar ook “de allerbeste” en Maximus wat “de allergrootste” betekent, maar men verontschuldigt zich onmiddellijk met de woorden “of welke andere naam gij ook verkiest” en zelfs “sive mas sive femina” wat zoveel betekent als “en wat ook uw geslacht moge zijn, mannelijk of vrouwelijk”. Op de numineuze fase volgde een Boom-fase waarin Saturnus nog de Es is zoals zijn beeld getuigt en Ceres het Koren, zoals haar naam getuigt, en Jupiter de Eik die zo goed de bliksem geleidt. Daarop volgt een theriomorfe fase waarin bijvoorbeeld Lupercus en de Wolf identiek zijn en Minerva en de Uil en waarin elk van de 13 oorspronkelijke Romeinse stammen zijn eigen tribale Machtsdier heeft. Uiteindelijk worden de goden anthropomorf onder invloed van het hellenisme en de rijke Romeinen die schitterende godenbeelden hetzij roven hetzij kopen hetzij laten maken door Griekse beeldhouwers. Terwijl deze staatsreligie een mannenaangelegenheid geworden is, omdat de staat een mannenaangelegenheid is en omdat de maatschappij patriarchaal geworden R.C.M.J. Delaere Page 3 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek is, hebben de vrouwen Bona Dea voor zich gehouden. Bona Dea, de Goede Godin, was in wezen een godin waarvan de naam geheim was en niet uitgesproken mocht worden in gemengd gezelschap, maar die tevens numineus en onbenoembaar gebleven was en die in feite alle godinnen in zich verenigde. Zij had een tempel onder een overhangende rots op de Aventijn waarin alleen vrouwen mochten dienen en die door mannen niet betreden mocht worden. In de tempel bevonden zich helende kruiden en slangen die aan de godin gewijd waren en eveneens geacht werden helende eigenschappen en de kennis om uit de dood op te staan te bezitten. Haar officiële feest was op de kalenden van Mei (1 Mei). Maar er was een tweede geheime bijeenkomst begin december die niet in haar tempel gehouden werd maar bij een van de vrouwen thuis. De vrouwen, die hiervoor uitgenodigd werden, vormden een exclusief gezelschap en behoorden tot de hoogste kringen van de Romeinse aristocratie. Alle mannelijke gezinsleden (en huisdieren of afbeeldingen van mannelijke wezens) die in het huis woonden waar de bijeenkomst plaats had moesten die nacht ergens anders hun toevlucht zoeken. Van het ritueel, dat een vrouwenmysterie was, is nagenoeg niets uitgelekt, behalve dat er codewoorden gebruikt werden: zo gebruikte men het woord “melk” voor wijn, en “honingpot” voor de bekers waaruit de wijn gedronken werd en een onbekend woord voor iets waarvan men vermoedt dat het mirte was. De vrouw die de bijeenkomst dat jaar organiseerde trad op als hogepriesteres en offerde vermoedelijk een vrouwelijke big, Damium genoemd. Vandaar dat de godin ook soms Damia genoemd werd en de hogepriesteres Damiatrix. Doordat de godin alle godinnen in zich verenigde werd ze zowel met Artemis als met Demeter, Persephone en Hekate geassocieerd. De mannen werden geacht niet te weten dat er een bijeenkomst was noch waar die gehouden werd, noch erover te spreken. Onder invloed van het kristendom beweerde men later dat het gewoon een orgie voor vrouwen was waarin jonge meiden zich laveloos dronken. E) Syncretische goden en geimporteerde goden. - - - Het Griekse pantheon: onder invloed van het hellenisme werd de Romeinse Mercurius met de griekse Hermes, Diana met Artemis, Saturnus met Kronos, Ops met Rhea, Vulcanus met Hephaistos, Venus met Aphrodite, Jupiter met Zeus, Juno met Hera, Minerva met Athena, Neptunus met Poseidoon, Vesta met Hestia geassocieerd enz., net zolang tot elke Griekse god een Romeins equivalent had. In sommige gevallen nam men bij gebrek aan beter gewoon de Griekse naam of bijnaam of een vervorming ervan over, zo had men Pluto (= ploutoon, de rijke) voor Hades, Proserpina voor Persephone, maar Demeter, Hekate en Apollo werden gewoon ongewijzigd overgenomen. Tijdens het keizerrijk werd dit syncretisme ook in de provincies toegepast en zo bouwden de Romeinen bijvoorbeeld een stenen tempel voor de Keltische godin Sulis in Bath en wijdden die aan Sulis-Minerva omdat beide godinnen een Uil als machtsdier hadden. De Cybele- en Adonis-cultus kwam reeds naar Rome in 204 BC omdat haar priesters voorspeld hadden dat Rome de oorlog tegen Carthago zou winnen als de stad een tempel voor haar bouwde. De mysterieen van Eleusis ter ere van Demeter en Persephone. Beide namen zijn in feite omschrijvingen meer dan namen en Demeter betekent “de Godin Moeder” en Persephone “zij wier naam Perzisch klinkt”. Details van de cultus zijn nooit uitgelekt. Daar de cultus R.C.M.J. Delaere Page 4 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek - plaatsgebonden was, werd hij nooit in Rome ingevoerd maar vele belangrijke Romeinen reisden naar Athene om ingewijd te worden. De Isis-cultus werd in Rome tijdens de republiek herhaaldelijk onderdrukt en drong pas volop door nadat Caligula toestond dat er tempels voor haar opgericht werden. De Mithras-cultus dringt pas echt door tijdens het keizerrijk vanaf 80 AD en dat hoofdzakelijk via de legioenen in de provincies (Germania, Brittania, Dacia) en wordt in Rome pas officieel erkend vanaf ongeveer 200 AD. F) Pontifices, augures en haruspices. - - - - Het college van de priesters van de staat, de Pontifices, werd geleid door de Pontifex Maximus. Het college was verantwoordelijk om de senaat te adviseren in alle religieuze aangelegenheden en erop toe te zien dat de staatsrituelen correct uitgevoerd werden. De Pontifices waren verantwoordelijk voor het “ius divinum” dat wil zeggen dat deel van de wet dat de relaties regelde tussen de staat en de door de staat erkende goden. De staatsreligie was een legalistische religie, dat wil zeggen dat alle rituelen juridische afspraken waren tussen de staat en de goden. Als de staat zich aan zijn afspraken tegenover de goden hield waren de goden gebonden om hun deel van het contract na te komen. Als dat niet gebeurde, dan was de enige mogelijke verklaring dat er in het ritueel een fout gemaakt was en werd er een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld om met de assistentie van de Pontifices uit te zoeken wat er fout gegaan was. De mogelijkheden waren legio: misschien had de officiërende Pontifex gestotterd tijdens het ritueel, of een woord verkeerd uitgesproken of een woord of een zin of formule vergeten of twee keer gezegd, of misschien had de witte stier ergens een zwart vlekje gehad, of er was een bloeddruppel weggespat die door een zwarte teef opgelikt was… Oorspronkelijk werden leden van het college gecoöpteerd (meestal uit vaste families). Later werden ze verkozen. De benoeming was voor het leven. De Flamen Dialis, Quirinalis en Martialis hoorden automatisch tot het college. Tijdens het keizerrijk waren alle keizers, ook de kristelijke lang na Constantijn, Pontifex Maximus. Het college van Augures was een college dat moest adviseren in verband met omens en voortekenen. Zij bestudeerden vooral de vlucht van vogels: welke vogels, hoeveel, in welke richting ze vlogen enz. Toen Rome nog een koninkrijk was bestond het college uit 3 augures en was het voorbehouden aan patriciërs. Vanaf 300 BC stond het ook open voor plebejers en onder Sulla was hun aantal gegroeid tot 15. De staat kon geen enkele belangrijke beslissing nemen zonder eerst te onderzoeken of de “auspiciën” gunstig waren, wat betekende dat een Augur moest geraadpleegd worden. De Rex Sacrorum was een functie die ontstond bij de oprichting van de republiek. Hij moest alle rituele handelingen stellen die de koning vroeger stelde. Hij was altijd een patriciër, werd door de Pontifex Maximus benoemd voor het leven en mocht geen enkele andere officiële functie vervullen, burgerlijk noch militair. De Haruspices waren specialisten die uit het “lezen” van de ingewanden van hiertoe gewijde schapen of kippen de toekomst konden voorspellen. Het gebruik werd in Rome overgenomen van de Etrusken. R.C.M.J. Delaere Page 5 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek 2) De heiligschennis van Publius Clodius. Publius Clodius, geboren Publius Claudius Pulcher in de patricische tak van de Claudii, was een extravagante maar briljante wildebras die zijn hele leven een opstandige puber gebleven is en nooit een gelegenheid voorbij liet gaan om de fatsoenlijke burgers in Rome te choqueren en te provoceren. Zo was hij de aanstichter van een muiterij in de legioenen van zijn zwager Lucius Licinius Lucullus en keerde ijlings vervroegd naar Rome terug, waar hij onmiddellijk een affaire begon met zijn zus, die met Lucullus getrouwd was. Onderweg slaagde hij erin om in Syrië door Arabieren ontvoerd te worden, die besloten hem te straffen omwille van bepaalde van zijn duistere financiële transacties waarvan zij het slachtoffer waren. Omdat ze bang waren voor repercussies als ze hem doodden, besneden ze hem, wetend welk een hekel Romeinen aan die procedure hadden. De besneden Publius Clodius maakte echter furore onder de Romeinse getrouwde en ongetrouwde vrouwen die nieuwsgierig waren naar wat de Arabieren met hem uitgespookt hadden. Behalve met de vrouw van Lucullus had hij ook nog betrekkingen met al zijn andere zussen en alsof dat nog niet genoeg was schandaliseerde hij iedereen door publiekelijk langdurig te zoenen met sommige van zijn mannelijke vrienden. In 62 BC, het jaar na het consulaat van Marcus Tullius Cicero en Gaius Antonius Hybrida, waarin Cicero de samenzwering van Lucius Sergius Catilina tegen de staat “ontmaskerd” had en Catilina, een Romeins burger, zonder vorm van proces had laten doden, zou het feest van Bona Dea georganiseerd worden door Aurelia, de moeder van Gaius Julius Caesar en door Pompeia zijn (tweede, na de dood van Cornelia Cinna) echtgenote. Caesar woonde toen niet meer in het familieappartement in de Suburra maar had als Pontifex Maximus zijn intrek genomen in de Domus Publica. Uiteraard kon hij als man niet bij de bijeenkomst aanwezig zijn en dus was hij lang voor zonsondergang naar zijn vriend Marcus Licinius Crassus getrokken. Bij het begin van de Bona Dea merkte Aurelia een dame in het aristocratische gezelschap die ze niet kende en niet uitgenodigd had. Toen bovendien de stem van die nogal uitvoerig geschminkte dame plotseling een paar octaven zakte was het hek van de dam en bleek alras dat het een verklede Publius Clodius was. Clodius kon vluchten, maar Rome lachte niet. Dit was ernstig. In principe was in Rome de doodstraf afgeschaft, maar er waren twee uitzonderingen: “perduellio”, hoogverraad (in tegenstelling tot “maiestas”, gewoon verraad) en heiligschennis. Publius Clodius had heiligschennis gepleegd, werd aangeklaagd voor heiligschennis en zou de doodstraf krijgen. Cicero, die zijn hele carrière altijd pleitte voor de verdediging maakte voor een keer een uitzondering en doorboordde Clodius’ valse alibi voor de nacht van Bona Dea. En toen… werd Publius Clodius vrijgesproken. De leden van de jury waren namelijk mannen en Bona Dea was een vrouwenzaak. De vrouwen van Rome wilden niet dat mannen zich mengden in de aangelegenheden van Bona Dea en hadden hun mannen, die blijkbaar toch bang waren voor de wraak van Bona Dea, ervan weten te overtuigen dat alleen Bona Dea het recht had om Publius Clodius te straffen. Caesar scheidde van Pompeia omdat, zoals hij zei, “Caesar’s vrouw boven elke verdenking moest staan” en er geruchten waren dat zij het was die Publius Clodius binnengesmokkeld had op het feest van Bona Dea. Om zijn familie te choqueren en omdat hij volkstribuun wou worden liet Publius Clodius zich met de hulp van Caesar in 59 BC adopteren in de plebejische tak van de R.C.M.J. Delaere Page 6 of 7 Structuur van de Romeinse religie aan het einde van de republiek Claudius familie en spelde bovendien zijn naam van dan af als Clodius. In hetzelfde jaar werd hij verkozen to volkstribuun en begon zijn wraak op Cicero. Hij klaagde Gaius Rabirius aan, de laatste overlevende van degenen die destijds Lucius Appuleius Saturninus in de Curia Hostilia met dakpannen doodgegooid hadden, voor het ter dood brengen van een burger zonder proces. Cicero ging in ballingschap. In 57, na de verkiezing van Titus Annius Milo tot volkstribuun (die betaald werd door Pompeius en pro-Cicero was) kon Cicero terugkomen. In 53, wordt Rome onveilig gemaakt door het optreden van de bendes van Clodius en van Milo. De bende van Milo wordt regelmatig als knokploeg gebruikt door Pompeius. Op 18 januari 52 komen de twee bendeleiders onverwacht oog in oog te staan op een kruispunt, langs de via appia in de buurt van Bovillae, vlakbij een herberg. Milo vermoordt Clodius. Als Clodius ligt dood te bloeden daar op dat kruispunt is het laatste wat hij ziet het kapelletje van Bona Dea in de gedaante van Hekate Trivia. Goddelijke gerechtigheid is geschied. Beeldje van de drievoudige godin, Hekate Trivia in het British Museum in London gemaakt in opdracht van de keizerlijk vrijgelatene Aelius Barbarus. R.C.M.J. Delaere Page 7 of 7