Vogelkrant 36 jaargang nr. 1 Februari 2007 W17 W17

advertisement
Vogelkrant 36e jaargang nr. 1 Februari 2007
Uitnodiging vergadering
Verslag vorige vergadering
Uitgelicht: Spreeuwen,
en de Gordel Grasvink
Jaarverslag over 2006
Opgericht 24 oktober 1961
W17
W17
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
Spreeuwen
Algemeen.
Een familie van vogels die oorspronkelijk alleen in de Oude Wereld voorkomen, maar door de mens
overgebracht naar Australië en Amerika. Bijvoorbeeld de Europese spreeuw is rond 1900 al
overgebracht naar de Verenigde Staten en de Herdermaina naar Australië, Zuid Afrika en diverse
eilanden.
Spreeuwen zijn sociaal levende vogels, voor een deel ook in de broedtijd. Hun vlucht is snel en goed.
De spreeuwen uit gematigde streken trekken voor een deel in de winter weg, soms in reusachtige
zwermen. Vele spreeuwen gedragen zich luidruchtig en kwetteren zowel in de vlucht als bij het rusten
onophoudelijk. Hoewel het boomvogels zijn, foerageren zij vaak op de grond. Het voedsel bestaat uit
geleedpotigen, waarvan vooral de larven, wormen, weekdieren, enz. Soms ook eieren en jonge vogels,
kikkers, hagedissen e.d. Daarnaast voeden zij zich ook volop met bessen, vruchten en allerlei zaden.
Als verdelgers van sprinkhanen en muggenlarven, van voor de land - en bosbouw schadelijke insecten
en parasieten zijn spreeuwen welkome gasten. Echter niet als ze de fruitbomen van bijvoorbeeld
kersen, appels, druiven e.d. komen plunderen.
De meeste spreeuwen zijn holenbroeders, gewoonlijk vinden wij de nesten in boomholten, rots - en
muurholten, minder vaak echter op de grond. Sommige soorten maken nesten die lijken op die van
wevervogels. Bijvoorbeeld de Aziatische glansspreeuw - Aplonis panayensis die zich al meerdere malen
in volières heeft voortgeplant.
Vele soorten broeden in kolonies, een bekende koloniebroeder is de Molonetispreeuw die regelmatig
gefokt wordt.
Als nestmateriaal gebruiken zij vaak diverse grassen en vezels, groene bladeren, vaak wordt het nest
gevoerd met veertjes en dierenhaar.
De meeste spreeuwensoorten die bij ons gehouden worden zijn tevreden met een ruime beplante goed
beschutte buitenvolière voorzien van een matig verwarmde binnenvolière.
Met een prima ijzerarm universeelvoer of vruchtenpaté, aangevuld met wat fruit en diverse soorten
levend voer komen de meeste spreeuwensoorten regelmatig bij de vogelliefhebbers tot voortplanting.
Wel moet vermeld worden, dat het geen vogels zijn die je bij kleinere vogels kan huisvesten, ook
meerdere soorten bij elkaar is niet altijd aan te bevelen.
Alle beschreven spreeuwensoorten hebben zich al regelmatig in volières voortgeplant.
PAGODESPREEUW
Sturnus pagodarum
Deze 20 cm metende spreeuw komt van oorsprong uit Afghanistan, India en Sri Lanka.
De vogels zijn daar zeer algemeen en komen zowel in het open veld als in de nederzettingen voor.
Behalve een aantal krassende geluiden, kan de vogel ook melodieuze fluittonen laten horen, daarbij is
hij een goede imitator.
Het geslachtsverschil is bij volwassen vogels vrij goed te zien aan de kuif, bij de man loopt deze ver
de nek in, bij het vrouwtje is de kuif aanzienlijk korter.
HERDERMAINA
Acridotheres tristis
Herdermaina's komen van oorsprong uit Afghanistan, India en Zuidoost Azië. Zij zijn ingevoerd in
Zuid Afrika, Australië, Nieuw Zeeland en Maleisië.
De lengte bedraagt ongeveer 23 cm, het vrouwtje is kleiner.
In zijn woongebied vervangt deze maina onze spreeuw. Hij is zeer algemeen en vrijwel overal te
vinden. Met snelle pasjes lopen de vogels onder voortdurend knikken met de kop over het grasland op
zoek naar voedsel. Hij pikt voornamelijk sprinkhanen en insecten uit het gras en soms van vee. Ook de
mesthopen stropen zij af op zoek naar een lekker hapje.
's Nachts verzamelen zij zich in hoge slaapbomen, hierbij maken zij een vreselijk lawaai.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
GROTE BEO
Gracula religiosa
Herkomstig uit Maleisië, Sumatra, Java, Bali en omliggende eilanden.
Het formaat is ongeveer 30 cm. Er zijn 10 ondersoorten bekend waarvan geringe formaat en
kleurafwijkingen vertoond worden.
Grote beo's leven in de oerwouden en houden zich graag in rotsige streken op.
Ze voeden zich met insecten en vruchten. Deze vogels leven paarsgewijs en nestelen in holle bomen.
Ook van deze beo's zijn diverse fokresultaten bekend. Ze zijn alleen te houden samen met grote
vogels.
DUMONT' S SPREEUW of PAPOEA BEO
Mino dumontii
Deze vogels (23 - 26 cm), komen behalve op Nieuw Guinea voor op de Papoea - en Aroe-eilanden, hij
wordt daar "tentelare" genoemd.
Als u goed kijkt lijkt het erop dat er allemaal kleine ruipuntjes te zien zijn. Dit is echter niet het
geval, in de nek is duidelijk een kraag te zien van witte puntjes aan de uiteinden van de nekveren. Dit
krijgen de vogels pas op een leeftijd van 4 - 5 jaar.
De levenswijze is gelijk aan andere beo- achtigen, zij leven graag in hoge bomen en maken ook hun
nest in boomholten.
MOLONETISPREEUW
Scissirostrum dubium
Molonetispreeuwen (17 - 21 cm) komen endemisch voor op Sulawesi, daar leven zij voornamelijk in de
lager gelegen delen van het eiland, tot maximaal zo'n 100 meter hoogte. In dat gebied komen ze
wijdverspreid en zeer algemeen voor. Soms zelfs in zeer grote aantallen. Ze leven aan de bosranden
en in licht bebost terrein; in de dichte bossen komen ze niet voor.
Molonetispreeuwen zijn echte koloniebroeders, Soms leven er wel 100 paren in één nestboom, op
ongeveer 10 meter boven de grond.
Opvallend bij deze vogel is de grote dikke zware snavel. Met deze sterke snavel weten de vogels,
tamelijk zachte boomstammen met een nestholte uit te graven.
De molonetispreeuw eet hoofdzakelijk vruchten. In de broedtijd zoekt hij echter insecten, nodig voor
de ontwikkeling van de eieren en het voeren van de jongen.
LELSPREEUW
Creatophora cinerea
Deze aparte spreeuwensoort (21 cm) komt voor in geheel Oost - en Zuid Afrika in grote zwermen op
savanneachtige terreinen. Zijn aanwezigheid is vooral afhankelijk van het aanbod van levend voedsel,
vooral sprinkhanen zijn voor deze vogels van groot belang. In de sprinkhanentijd komen deze vogels
tot voortplanting, zij zijn niet gebonden aan een bepaalde voortplantingstijd. Naast de sprinkhanen
worden ook insecten, vooral termieten graag gegeten. Behalve insecten worden diverse soorten
vruchten genuttigd.
In de beschutting van doornstruiken bouwen deze koloniebroeders overdekte grote kogelvormige nesten
van takjes en stokken; in de bomen liggen de nesten soms zo dicht bij elkaar, dat de vogels die
midden in de kolonie broeden, slechts met moeite hun nest kunnen bereiken.
Op de foto's ziet u een man in broedkleed en een man in rustkleed. In de broedtijd komen er op kop
de vlezige zwarte huidlappen, wat wel een bijzonder aanblik geeft. De pop heeft dit niet, wel komen
er aan de kop dan naakte geelachtig gekleurde strepen voor, speciaal aan de keel.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
AMETHIST GLANSSPREEUW
Cinnyricinclus leucogaster.
Bij deze vogels is een duidelijk geslachtsonderscheid waarneembaar, het mannetje is prachtig violet
gekleurd met een witte onderkant, terwijl het vrouwtje aan de bovenzijde bruinachtig is en aan de
onderzijde donker gestreept op een witte onderzijde.
Vooral in wouden en open bossen van Noordwest Afrika en Senegal komt deze spreeuw van 19 cm in
vrij grote vluchten voor. Als de vruchten in de bomen rijp zijn of als de termieten gaan zwermen
treft men ze in groten getale aan. Hun vlucht is snel en recht en ze jagen vaak achter insecten aan.
DRIEKLEURIGE GLANSSPREEUW
Lamprotornis superbus
Deze bekende glansspreeuwen (20 cm) komen van oorsprong uit Zuidoost Soedan tot Somalië en
Tanzania. Daar komen ze in grote vluchten voor in de directe omgeving van nederzettingen. Ze lopen
door het grasveld op zoek naar vele insecten, op akkers en in tuinen ruimen ze vele schadelijke
insecten op.
Hun nesten bouwen ze in het dichte struikgewas, in boomholten en tussen rotsen. Vaak nemen ze
verlaten nesten van andere vogels in beslag.
De man voert een soort balts op, waarbij hij op de grond kleine sprongen uitvoert met hangende
vleugels.
Het is bekend dat deze spreeuwen in grote families leven, jonge vogels worden gezamenlijk door
ouders en oudere jongen groot gebracht.
ROODVLEUGELSPREEUW
Onychognathus morio.
De Roodvleugelspreeuw ( 27 cm) is de bekendste soort in de bovenloop van de Niger tot Noordoost
Afrika en vandaar tot de Kaapprovincie.
Hij broedt in rotsspleten en op gebouwen, als nestmateriaal gebruiken zij naast kokosvezels, hooi,
stro, boomworteltjes en bladeren, ook veel modder om het nest te verstevigen.
Zij voeden zich hoofdzakelijk met vruchten en insecten.
Bij deze vogels is kleurverschil waarneembaar. De pop is grijzer van kleur en dan vooral aan de kop
evenals de jongen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
PURPERGLANSSPREEUW
Lamprotornis purpureus.
Een glansspreeuw die vooral opvalt door zijn goudgele ogen en zijn prachtige glanzende purperblauwe
bevedering. De lengte bedraagt 26 cm, het popje is iets kleiner vooral aan de kop. Van oorsprong
komen deze vogels uit Senegal, Kameroen, Oeganda en Kenia.
Buiten de broedtijd trekken zij daar in grote vluchten van de ene plaats naar de andere op zoek naar
vruchtendragende bomen. Vaak zoeken ze ook voedsel op de grond, meestal insecten.
Met grote sprongen bewegen ze zich voort. 's Avonds zoeken de vogels in rietvelden of in grote, dicht
bebladerde bomen hun slaapplaats op onder zeer veel lawaai. De vogels hebben de merkwaardige
gewoonte indringers met uitgestrekte halzen en opzij gedraaide koppen gade te slaan.
De vogels hebben behoefte aan een grote volière, daar ze vooral s' morgens veel vliegen. De
beplanting moet dicht zijn, omdat ze overdag een plaatsje tussen het groen zoeken.
KONINGSGLANSSPREEUW
Cosmopsarus regius
Een van de mooiste spreeuwensoorten is deze 34 cm metende Koningsglansspreeuw waarbij het
vrouwtje een iets kortere staart bezit.
Van oorsprong komen deze vogels uit Zuid Ethiopië, Zuid Somalië en Kenia.
In droge streken met verspreide bomen komen deze vogels in groepjes voor. Op sommige plaatsen zijn
ze erg schuw, op andere nogal tam. Ze voeden zich met vruchten, insecten en zaden.
Hun roep is schel en hees, soms worden er zachtere fluittonen gehoord.
De vogels zijn zeer gevoelig voor vocht en kou en moeten het grootste deel van het jaar binnen
gehouden worden, omdat de vogels uit droge streken komen is het echter niet raadzaam echter om ze
in een vochtige plantenkas te huisvesten.
De volière moet op de zon liggen, een goed doorlatende bodem van zand hebben en de vogels moeten
altijd toegang hebben tot een ruim overdekt verblijf, dat verwarmd kan worden.
FISCHERS GLANSSPREEUW
Spreo fischeri
Dit is weer een Afrikaanse spreeuw, die niet zo erg vaak voorkomt in onze volières. Laat staan het
kweken ermee. Volgens mijn informatie is het dit jaar voor het eerst gelukt bij Dhr. J. Datthijn. Op
de foto ziet de moeder met 3 jongen. Let op de ogen en de snavel. De vogel is ongeveer 18 cm
groot. Ze komen uit Zuid Ethiopië en Somalië tot Oost Kenia en Noord Tanzania. We vinden ze
voornamelijk op droge open landschappen met veel Acacia's. Van grassen maken ze mooi overkoepeld
nest met een zijdelingse ingang en zijn gevoerd met zachte veren. Het legsel bestaat uit maximaal 6
eitjes. Koloniebroed werd bij deze spreeuwen meerdere malen geconstateerd. Meerdere vogels
voerden het zelfde nest met jongen en zelf dezelfde vogel werd opgemerkt bij verschillende nesten.
Dus echt broeden in coöperatie.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
Scherpe maagkiezel, de vogels kunnen nooit zonder!
Ja, scherpe maagkiezel elke vogelkweker weet dat dit onmisbaar is in ons vogelverblijf, maar
zeker onmisbaar is voor onze vogels. De laatste jaren zijn ook de bodembedekkers in ons
vogelverblijf veranderd houtkrullen in alle soorten, kattenbakkorrels, gemalen maïskolven
enz. Allemaal verbeteringen ten opzichte van de hygiëne en het milieu. Wat er nu wel om de
hoek komt kijken is, nog meer darmstoringen en andere ziekten in ons vogelverblijf DOOR
NIET VOLDOENDE OF GEEN SCHERPE MAAGKIEZEL TE VESTREKKEN. Zeker bij
de laatste nieuwe bodem bedekkers is dit helemaal funest, bij de bodembedekkers van
rivierzand konden de vogels nog iets vinden maar als er niets of onvoldoende scherpe kiezel
te vinden is voor de vogels dan is dit om moeilijkheden vragen. Daarom wil ik dit in een
artikel vorm nog even onder uw aandacht brengen. Het vogellichaam is een kompleet
fabriekje om het voedsel om te zetten in de benodigde energie, ofwel deze energie tijdelijk op
te slaan. Hierover in het kort is meer uitleg. Met het snaveltje wordt, b.v. het zaad ontdaan van
de schil of kafje. In het kropje wordt het zaad voor geweekt alvorens het naar de maag wordt
getransporteerd. Het gepelde en geweekte voedsel verlaat de krop om naar de spiermaag te
gaan. Hier worden er extra verteringsappen aan toegevoegd om het voedsel beter afbreekbaar
te maken, zodat het opgenomen kan worden in het vogellichaam. Samen met de sappen uit de
kliermaag komt het voer in de spiermaag. Deze maag is vrij klein en bezit een erg ruwe
binnenmaag. De gehele wand is in verhouding vrij dik. Hier wordt het voor geweekt voedsel
vermalen en voor deze vermaling moeten nu die scherpe maagkiezeltjes aanwezig zijn Door
het samen trekken en uitzetten van de maagwand vindt de vermaling plaats. Door het malen
vindt een volume vergroting van het voedsel plaats. De maagsappen kunnen er daardoor nog
beter bij en de voedselvertering gaat beter. De kiezelsteentjes werken als een molensteen, als
echte kiezen. Ze verslijten uiteraard ook en verlaten het vogellichaam langs de natuurlijke
weg.
De vogel moet dus, om een goede spijsvertering op peil te houden, steeds nieuwe scherpe
maagkiezel kunnen opnemen. Het is aan ons om deze voldoende en regelmatig (constant) te
verstrekken. Zoals reeds aangehaald moet deze kiezel scherp zijn en deze slijt weer door het
gebruik. Het is daarom dat alleen het gebruik van rivierzand alleen nooit voldoende is om de
zaak op peil te houden. Uiteraard zit in het rivierzand wel kiezel maar deze is grotendeels
rond en al afgesleten, en kan dus niet meer aan zijn doel (functie) beantwoorden. Het
tegenovergestelde is gebeurd, en is zelf nog erg voor onze vogels deze kiezel werkt niet zoals
het moet en wordt als ballast mee gedragen, en neemt de plaats in van de goede, met andere
woorden, de scherpe maagkiezel. Het gevolg is weer een slechte spijsvertering met
darmstoringen en andere tot gevolg.
Dus blijf alert en onthoud dat, alleen goede scherpe maagkiezel de spijsvertering bevordert, de
vogels nemen het voedsel beter op, en halen er meer uit. Het bevordert dus zeker de complete
conditie van al onze vogels. Het is dus onmisbaar voor al onze vogels. Ik wil dus ook
nogmaals herhalen dat grit en scherpe maagkiezel niet hetzelfde is. Grit is bedoeld voor de
kalkvoorziening en scherpe (maag) kiezel voor de spijsvertering. Vitaminen sporenelementen,
mineralen en alle andere bouwstoffen halen de vogels uit onze zaadmengeling en het eivoer.
Ik hoop u met dit artikel een beter inzicht te hebben gegeven wat nu het verschil is in Grit en
scherpe maagkiezel. Dus wees alert.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
Gordelgrasvink (Poephila cinncta)
Verspreiding:
Noordoost-Australië, voornamelijk op grasvlakten.
Grootte:
Ongeveer 11 centimeter.
Geslachtsonderhoud:
Het verschil tussen beide geslachten is erg moeilijk te zien. Een geoefend oog ziet het verschil aan de keelvlek. Bij de
mannetjes is deze enigszins peervormig, bij de vrouwtjes langwerpig. Echt betrouwbaar is echter de zang: de mannetjes
zingen, de vrouwtjes niet.
Sociale Eigenschappen:
U kunt van deze vogels het beste uitsluitend een paartje in de volière houden. Houd ze liever niet samen met verwanten,
zoals spitsstaartamadines en maskeramadines. U houdt deze soort bij voorkeur bij soorten die wat groter zijn dan
zijzelf.
Geschikte Behuizing:
Deze vogels kunnen uitstekend als koppeltje in een gemengde buiten- of kamervolière gehouden worden en doen het zelfs
in een kooi binnenshuis vaak erg goed. Een buitenvolière is bij voorkeur overkapt en goed beplant langs de randen.
Omgevingstemperatuur:
De tegenwoordige nakweek is niet zo gevoelig meer als de vogels van tientallen jaren geleden. Veel mensen houden hun
gordelgrasvinken dan ook in een buitenvolière met een goed geïsoleerd nachthok, ook tijdens de winter. Mocht u het idee
hebben dat de kou uw vogels slecht bekomt, dan kunt u ze beter binnenshuis laten overwinteren of het binnenhok
verwarmen.
Voedsel:
Deze Australische prachtvinken zijn vooral zaadeters. Een goed tropenmengsel is zeer geschikt voor ze. Daarnaast kunt u
de dieren zo nu en dan ook wat trosgierst en gekiemde zaden voorzetten en groenvoer zoals herderstasje en vogelmuur.
Tijdens de gehele kweekperiode hebben de dieren juist veel behoefte aan dierlijke eiwitten in de vorm van kleine
insecten en hun larven en eivoer. Grit en maagkiezel horen altijd aanwezig te zijn, zodat de vogels ervan kunnen opnemen
als daar behoefte toe is.
Kweek:
Gordelgrasvinken kunnen vanaf een leeftijd van 1 tot 2 jaar worden ingezet worden voor de kweek. U kunt de dieren in de
volière hun gang laten gaan, maar ook in een aparte broedkooi onderbrengen. Ze zijn verre van kieskeurig waar het de
plaats en het soort nest betreft. De vogels broeden zowel in allerhande nestkastjes als in nestkorfjes. Ze maken hun
vest van wat grovere materialen zoals kokosvezel en hooi, en de binnenkant wordt met zachter materiaal bekleed. U kunt
ongeveer 5 tot 7 eitjes verwachten, die na 11 tot 12 dagen uitkomen. De pas uitgekomen jongen hebben behoefte aan
eiwitten zoals buffalowormpjes. Daarnaast moeten ook gekiemde zaden op hun menu staan. Om en nabij een leeftijd van
drie weken verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen, maar worden nog een poosje
gevoerd en begeleid. Ongeveer twee weken na het uitvliegen zijn de jongen als zelfstandig te beschouwen. Een goed
passend kweekstel in goede conditie is tegen die tijd vaak in beslag genomen door een volgend legsel. Het is beter de
jongen in deze periode uit te vangen, omdat het mannetje ze doorgaans niet meer in zijn buurt verdraagt. De jongen zijn
redelijk op kleur op een leeftijd van drie tot vier maanden, maar het duurt soms wel een jaar of langer voordat ze
werkelijk helemaal 'af' zijn. Een succesvolle kweek hang taf van het feit of de aanstaande ouderdieren elkaar mogen.
Mutaties:
Er zijn verschillende mutaties van deze vogelsoort bekend, waaronder de vrijwel witte waarvan de zwarte aftekeningen
zijn verdund tot een lichte kleur kaneelbruin en waarvan de snavel en ogen rood zijn. Deze heet (crème-)ino. Daarnaast
zien we ook een bruine mutant en de isabel.
Bijzonderheden:
De gordelgrasvink bastaardeert bij gebrek aan een soortgenoot met de spitsstaartamadine. Omdat deze kruisingen geen
enkele doel dienen, is het af te raden dergelijke 'kweekkoppels samen te stellen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
De Legnood.
De meeste kwekers onder ons kennen zeker deze kwaal en iedereen zal er wel eens mee
te maken hebben gehad. Al zal zeker bij de beginnende liefhebber deze kwaal eerder en
meer naar voren komen dan bij de meer ervaren kweker. Waar we hier zeker niet over
spreken is een ziekte, want dat is het mijn inziens zeker niet. Dat de legnood bij de
meer ervaren kweker minder voorkomt dan bij de beginneling heeft zeker te maken met
ervaring en de opgedane kennis. En die kennis dan ook toepast op zijn vogel bestand. Ik
wil deze zaken onder uw aandacht brengen, om zodoende ook bij de beginneling dit
probleem te doen voorkomen.
Wat kunnen we doen?
Zorg voor goede afwisselende uitgebalanceerde voeding.
Zorg dat de vogels in conditie zijn en de juiste leeftijd van ongeveer 10 maanden
hebben.
Geen geforceerde (erg vroege kweek) met te jonge vogels doen.
Een te kleine en vochtige kweekruimte met te weinig licht en licht inval.
Geen overbevolking in je kweekruimte.
Voldoende vogelgrit -sepia - en bodembedekking zorgen.
Zorg voor voldoende vitamine E in de voeding.
Tocht ten alle tijden vermijden, en ook te koude hokken.
Leg altijd goed de erfelijke factoren vast in je kweekboek.
Medicamenten alleen indien strikt nodig is en dan nog met mate en kennis.
Draag zorg alles in te brengen in je kweekboek.
De vogels zijn veel te vet voor de kweek.
Zeker komt ook hier wel eens de erfelijke factor naar voren die ook steeds de legnood
te weeg brengt. In een goed kweekboek kan men dit nagaan. Verder hoor ik menig
liefhebber al denken, ja dit heb ik eerder gehoord en toch heb ik nog last van legnood in
mijn kweekkooi. Toch zul je de oorzaak met zijn fouten bij je eigen moeten gaan zoeken
en zelden bij de vogels. Loop de bovenvermelde punten maar eens goed na en je komt
zeker een of meerdere oorzaken tegen (let goed op de leeftijd).Als er toch nog
regelmatig in je hok de legnood voorkomt zoek het dan eens in je opmerkingen in je
kweekboek en meestal kom je tot de ontdekking dat het erfelijk is. De oplossing is dan
deze vogel(s) van de hand doen. Het zal duidelijk zijn dat deze soort fouten, die erfelijk
terug komen, nooit goed zijn voor de kweek. Meestal zullen we de goede erfelijke
eigenschappen gebruiken en de slechte proberen uit te schakelen. Uiteraard zal ook hier
wel eens de UITZONDERING DE REGEL BEVESTIGEN.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer
Wat kunnen we nu doen met een vogel die met legnood zit, om haar toch nog te helpen.
Dan moet men op de eerste plaats snel en voorzichtig handelen o.a.
De vogel zo snel mogelijk vrij warm zetten.
Op de cloaca van de vogel dan af en toe koud water laten druppelen, de vogel schrikt zo
en geeft krampen die hopelijk het ei naar voren drukt.
Laat ook een klein beetje slaolie in de cloaca druppelen als het met water niet lukt.
Het kan ook b.v. een dubbel ei zijn extra groot.
Met een beetje geluk kun je dan de pop nog redden, en dat is toch ook mooi. Het kan ook
voorkomen dat de pop bij het 2e en of 3e ei last krijgt van legnood. Ook hier zullen we
de oorzaak moeten zoeken bij ons eigen o.a.
Hoe oud is de vogel pop
Hoe is het met je voeding en voeding stoffen gesteld
Heeft de vogel geen darminfectie en of parasieten
Hoe is de temperatuur en of vocht gehalte in de kweekkooi
En nogmaals hoe oud is de vogel pop.
En nogmaals loop je kweekboek eens na.
Dus je ziet dat er bij optredend legnood wat aan gedaan kan worden om de vogel toch
nog te redden. Let wel, eerder gelegde eitjes kunnen zeker vruchtbaar zijn, leg deze
dan ergens anders onder als je de mogelijkheid hebt. Als het ei gelegd is, door de pop
die legnood heeft gehad, zet dan de pop enkele dagen warm en laat ze een drietal weken
met rust. Probeer het dan nog eens alvorens een aantekening gemaakt te hebben in je
kweekboek. Ik denk met deze informatie in je achterhoofd en met de nodige rust en
verzorgen van je vogels zal de legnood ook bij u nog zelden voorkomen.
Een goede kweek gewenst zonder legnood!!
Download