Opgaven: Weerstand 1. Teken de schakeling die je moet bouwen om de waarde van een weerstand te kunnen bepalen. ► 2. De spanning over een lampje is 3,5 V. De stroomsterkte door het lampje is 0,7 A. Bereken de weerstand van het lampje bij deze spanning. ► 3. Een straalkachel is aangesloten op een spanning van 230 V. De weerstand van de kachel is 26 Ω. Bereken de stroomsterkte door de kachel. ► 4. Vul in de volgende tabel de ontbrekende waarden in: U 3,0 V I R 1,15 A 200 Ω 78 mA 5 kV 62,5 Ω Van drie koolstofweerstanden wordt het verband tussen de spanning en de stroomsterkte gemeten. Dat levert het volgende diagram op: 1,2 R1 1 I (A) 0,8 0,6 R2 0,4 R3 0,2 0 0 1 2 3 4 5 6 U (V) 5. Leg uit welke weerstand (R1, R2 of R3) de hoogste waarde heeft. ► FizX: elektriciteit klas 3 www.FizX.jborsboom.nl 46 6. Bereken de waarde van weerstand R1 ► Van een lampje wordt het volgende I,U-diagram gemaakt: 12 10 I (A) 8 6 4 2 0 0 2 4 6 8 10 12 U (V) 7. Leg uit wat er met de weerstand van het lampje gebeurt als de spanning hoger wordt. ► 8. Bereken de weerstand van het lampje bij 4 V en bij 8 V ► 9. Leg uit waarom een gloeilamp altijd doorbrandt op het moment dat hij ingeschakeld wordt. ► 10. Een lamp met een vermogen van 100 W wordt aangesloten op het lichtnet. Bereken de weerstand van deze lamp. ► 11. Internetopdracht: Om de waarde van een weerstand aan te geven wordt meestal een kleurcode gebruikt. Jarka pakt uit een bakje weerstanden een weerstand met de volgende gekleurde bandjes: geel – violet – rood – goud Zoek op wat de waarde van deze weerstand is. ► FizX: elektriciteit klas 3 www.FizX.jborsboom.nl 47