Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen Euronext, de nieuwe pan-Europese beurs, komt voort uit de fusie tussen de beurzen van Amsterdam, Brussel en Parijs. Handelen op Euronext is snel en goedkoop. Bovendien heeft u binnenkort te maken met slechts één orderboek, één clearingsysteem en één markt met de meeste blue chips binnen de eurozone en met internationale indices zoals de Euronext 100 en de Next 150. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 2 ●● 3 ●● 4 ●● 5 ●● 6 ●● 7 ●● 8 ●● 9 ●● 10 ●● 11 ●● 12 ●● ● 1 De centrale beursorganisatie 4 Veelzijdig beleggingsinstrument 4 Wat is een optie? 5 Long call 9 Short call 11 Long put 15 Short put 17 Opties in combinatie met aandelen 18 Openen en sluiten van posities 18 De optiepremie 19 Uitoefenen of verkopen 21 Meer informatie 22 4 ● Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● De centrale beursorganisatie ● 1 In Nederland heeft iedere particulier die belegt in aandelen, obligaties, opties, futures en warrants te maken met Euronext. Als centrale beursorganisatie van Nederland is Euronext verantwoordelijk voor de notering en verhandeling van effecten en afgeleide producten. ● Euronext verzorgt ook de afwikkeling: het verrekenen van beurstransacties tussen op de beurs toegelaten instellingen. Daarbij staat Euronext garant voor betaling en levering van de aandelen. Als belegger weet u zich hierdoor verzekerd van een adequate en zorgvuldige afhandeling van uw transacties. ● Veelzijdig beleggingsinstrument ● 2 Opties behoren tot het vaste instrumentarium van veel beleggers en zijn niet meer weg te denken van de financiële markten. Opties bieden dan ook vele mogelijkheden. Handelen in opties maakt het mogelijk te profiteren van een stijging of een daling van de koersen zonder ook maar één aandeel, obligatie of een andere onderliggende waarde in bezit te hebben. Bezitters van aandelen kunnen opties gebruiken om zich te beschermen tegen de gevolgen van koersdaling. Ook kunt u met opties extra inkomen verwerven uit in uw bezit zijnde effecten. Met deze brochure wil Euronext u als belegger – of belegger in spe – informeren over het instrument optie. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Wat is een optie? ● 3 Een optie is een recht. Een recht om iets te kopen of te verkopen tegen een van tevoren vastgestelde prijs. Wat men mag kopen of verkopen is de onderliggende waarde. Deze onderliggende waarde kan bestaan uit aandelen, obligaties, indices, edelmetalen of valuta’s. In deze brochure zullen we ons beperken tot opties op aandelen. Bij aandelenopties bestaat de onderliggende waarde in veel gevallen uit een vast aantal aandelen, namelijk 100. Dat aantal noemt men de contractgrootte. Er zijn echter afwijkende contracten. Zo omvat de contractgrootte bij opties op het Brits-Nederlandse staalbedrijf Corus Group 1000 aandelen. Een optie die het recht geeft aandelen te kopen, noemen we een calloptie. Een optie die het recht geeft aandelen te verkopen noemen we putoptie. Omdat callopties en putopties twee verschillende rechten vertegenwoordigen, zijn het twee totaal verschillende instrumenten. De van tevoren vastgestelde prijs waarvoor men de onderliggende waarde, dus bijvoorbeeld 100 aandelen, mag kopen of verkopen heet de uitoefenprijs. Een optie heeft geen onbeperkte levensduur. Hij bestaat gedurende een periode die men de looptijd noemt. Die looptijd eindigt in de genoemde afloopmaand op een afgesproken dag, namelijk de derde vrijdag in die afloopmaand. Het aflopen van de optie noemt men expireren, de derde vrijdag in de maand is de expiratiedag. Beleggers hebben het meestal kortweg over de ‘oktober expiratie’, of de ‘juli expiratie’ als ze de derde vrijdag in deze maanden bedoelen. Kopers van een optie mogen gedurende de looptijd slechts één keer gebruik maken van hun recht. Als men van het optierecht gebruik maakt – het kopen van 100 aandelen bij een calloptie of het verkopen van 100 aandelen bij een putoptie – noemt men dat uitoefenen. 5 6 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Noteringseenheid en contractgrootte Uit het voorgaande blijkt dat er aardig wat keuzes zijn: callopties, putopties, verschillende afloopmaanden, verschillende uitoefenprijzen en natuurlijk ook verschillende aandelen waarop de opties betrekking hebben. Daarom wordt gemakshalve vaak een verkorte schrijfwijze gebruikt. Bijvoorbeeld1: call/HGM/okt 00/25. Dit betekent dat de optie het recht geeft tot en met de derde vrijdag van oktober 2000 100 aandelen Hagemeijer te kopen tegen een prijs van € 25 per aandeel. Uiteraard is dat recht niet gratis. De prijs die men moet betalen voor een optie heet de premie. De premie heeft betrekking op 1 aandeel. Dit noemt men de noteringseenheid. Als de contractgrootte 100 aandelen bedraagt, moet men de premie met 100 vermenigvuldigen. Dat is dus wat men voor een optiecontract moet betalen. Bedraagt de premie voor de bovengenoemde calloptie € 5, dan is men dus 100 x € 5 = € 500 voor het optiecontract verschuldigd. ● Europees en Amerikaans De aandelenopties waarover het in deze brochure gaat, zijn van een zogenoemde Amerikaanse stijl. Dat wil zeggen dat men op een willekeurig moment gedurende de looptijd gebruik mag maken van het recht dat uit de optie voortvloeit. Er bestaan ook opties die uitsluitend aan het eind van de looptijd kunnen worden uitgeoefend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij opties op indices en valuta. Zulke opties worden aangeduid als opties Europese stijl. 1 De fondsen die worden genoemd in deze brochure dienen slechts ter illustratie van de voorbeelden. Er is een strikt willekeurige keuze toegepast. ● Kopen tegenover schrijven Tot nu toe hebben we uitsluitend gesproken over het kopen van een optie, dus het verkrijgen van een recht. Uiteraard is er bij het sluiten van een optiecontract ook een verkoper van een optie in het spel; die noemen we de schrijver. Het recht dat de koper verkrijgt, is door de schrijver aan de koper verstrekt. De schrijver gaat daarbij een verplichting aan. Voor die verplichting ontvangt hij de optiepremie. Uit het voorgaande blijkt dat bij iedere optietransactie twee partijen zijn betrokken: de koper van de optie en de verkoper, of schrijver. In de optiehandel kan men dus vier basisposities innemen: als koper of schrijver van callopties en als koper of schrijver van putopties. Onderstaand schema geeft de vier basisposities weer die in de optiehandel bestaan: Koper Schrijver kooprecht betaalt premie Call leveringsplicht ontvangt premie verkooprecht betaalt premie Put afnameplicht ontvangt premie Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Garantie Het is denkbaar dat een schrijver om de een of andere reden niet aan zijn verplichting zou kunnen voldoen. Dat kan voor de koper van de optie zeer onaangenaam zijn. Om dit probleem te ondervangen stelt Euronext zich op tussen de koper en de schrijver bij ieder optiecontract dat wordt gesloten. Aldus garandeert Euronext dat de koper te allen tijde zijn aandelen geleverd krijgt (als het een calloptie betreft) of kan verkopen (als het een putoptie betreft). ● Callopties De koper van een calloptie krijgt het recht de onderliggende waarde van de optie gedurende de looptijd voor de uitoefenprijs te kopen. Voor dat recht betaalt hij premie. De schrijver van een calloptie neemt een leveringsplicht op zich. Desgevraagd zal hij de onderliggende waarde – 100 aandelen – aan de koper van de calloptie moeten leveren tegen de uitoefenprijs. Voor deze verplichting ontvangt hij de optiepremie. Bij callopties geldt dus: tegenover het kooprecht van de koper staat de leveringsplicht van de schrijver. Als voorbeeld nemen we de call/ TPG/apr 00/27,50. De koper van deze optie heeft premie betaald en mag gedurende de looptijd 100 aandelen TNT Post Groep kopen voor € 27,50 per aandeel. De schrijver moet de aandelen dan tegen € 27,50 leveren, maar heeft voor die leveringsplicht wel premie ontvangen. Logischerwijze is de optiepremie hoger naarmate de uitoefenprijs lager is. Er is ook een optieserie call/TPG/okt 00/20 die de houder het recht geeft 100 aandelen TNT Post Groep te kopen voor slechts € 20 per stuk. Dat recht is aantrekkelijker en kost dus meer. ● Putopties De koper van een putoptie koopt het recht om de onderliggende waarde gedurende de looptijd tegen de uitoefenprijs te verkopen. Voor dat recht betaalt hij premie. Wil de koper van de putoptie zijn verkooprecht uitoefenen, dan heeft de schrijver de plicht de onderliggende waarde te kopen voor de uitoefenprijs. Hij behoudt deze plicht gedurende de looptijd en heeft als tegenprestatie de optiepremie ontvangen. Tegenover het verkooprecht van de koper van een put staat dus de afnameplicht van de schrijver. We nemen als voorbeeld de put/ Els/jul 00/10 van het fonds Elsevier. De koper van deze put heeft het recht 100 aandelen Elsevier tot en met de derde vrijdag van juli 2000 voor € 10 te verkopen. De schrijver heeft de plicht desgevraagd 100 aandelen af te nemen voor € 10. Omdat het hier gaat om een recht van verkoop zal de optiepremie hoger zijn naarmate de uitoefenprijs hoger is. Er is ook een optieserie put/Els/jul 00/13 die de houder het recht geeft 100 aandelen Elsevier te verkopen voor € 13 per stuk. Dat recht is aantrekkelijker en kost dus meer. 7 8 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Risico en rendement Bij iedere optietransactie betaalt de koper de prijs van de optie aan de schrijver. Deze prijs heet de optiepremie of de koers van de optie. De koper van een optie kan nooit meer verliezen dan het bedrag van de betaalde premie. Als de uitoefening van de optie tot verlies zou leiden, maakt de koper immers geen gebruik van zijn recht! De winst kan echter flink oplopen, afhankelijk van de koersbeweging van de onderliggende waarde. De maximale winst van de schrijver is de ontvangen premie. Zijn risico is groter dan het risico van de koper. Voor de ontvangen premie heeft hij immers een verplichting op zich genomen. Aan die verplichting kan hij worden gehouden. Dat gebeurt bij een voor de schrijver ongunstige koersontwikkeling, wanneer de andere partij zijn recht wil verzilveren. Om oplopende verliezen te voorkomen, kan de schrijver zijn positie sluiten door de geschreven optie ‘terug te kopen’. Dit wordt verderop in deze brochure uitgewerkt. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Long call ● 4 De positie die ontstaat door het kopen van een calloptie duidt men vaak aan met de Engelse term ‘long call’. De koper van een calloptie maakt winst als de koers stijgt van de aandelen die de onderliggende waarde vormen. Als hij een calloptie met uitoefenprijs € 45 heeft gekocht, mag hij het aandeel gedurende de looptijd kopen voor € 45. Is de koers lager dan € 45, dan ziet de koper uiteraard af van dat recht. Maar als de koers van het aandeel stijgt naar bijvoorbeeld € 50, dan mag de houder van de calloptie de aandelen nog steeds kopen voor € 45. Zijn optie heeft daardoor een intrinsieke waarde van € 5, namelijk het verschil tussen de beurskoers van het aandeel en de uitoefenprijs. Bij een verdere stijging van de aandelenkoers zal de koers of optiepremie van de calloptie met uitoefenprijs 45 eveneens in prijs stijgen. Het resultaat van de optiebelegging, uitgaande van een betaalde premie van € 2 is ondergebracht in de volgende tabel. Uitoefenprijs € 45, premie € 2 (x 100 aandelen per optiecontract) Koers Intrinsieke aandeel waarde optie premie resultaat x 100 x 100 x 100 €1 €2 €3 €4 €5 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –1 €0 €1 €2 €3 € 44 € 45 € 46 € 47 € 48 € 49 € 50 Betaalde Totaal Resultaat + – ●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●● Koers aandeel – 2,00 45 47 De winsten en verliezen op een long call kunnen ook in een grafiek worden gezet. Zo kan het resultaat van de optiebelegging tot de afloopdatum bij verschillende beurskoersen van de onderliggende waarde in één oogopslag worden afgelezen. Hierboven is deze grafiek weergegeven. De grafiek laat zien dat het maximale verlies gelijk is aan de betaalde premie. Van zo’n verlies van € 2 is in dit geval sprake als de aandelenkoers op de afloopdatum € 45 of minder bedraagt. De uitoefening van de optie levert op dat moment immers geen enkele winst op. Komt de aandelenkoers op de expiratie boven de € 45, dan is uitoefening wel aantrekkelijk. Uit de grafiek blijkt dat winst wordt gemaakt boven een koers van € 47. Zou de houder van de calloptie zijn recht uitoefenen dan kan hij vervolgens de aandelen verkopen voor een bedrag dat hoger is dan de uitoefenprijs plus de betaalde premie. Uiteraard kan de belegger ook gewoon de optie verkopen en zo zijn winst te gelde maken. 9 10 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Hefboomwerking Een uitleg over het effect van opties is gebaseerd op het begrip ‘hefboomwerking’. De hefboomwerking maakt het mogelijk met een naar verhouding geringe investering te profiteren van de onderliggende waarde. Een voorbeeld maakt de hefboomwerking duidelijk. Een belegger verwacht dat het aandeel ING in koers zal stijgen. De koers van het aandeel is € 58. Hij koopt voor een premie van € 7 een call/ING/apr/55. Als nu de koers van het aandeel ING aan het eind van de looptijd van de optie is gestegen tot € 65, kan de houder van de calloptie door uitoefening van zijn recht een winst maken van € 3. Hij mag immers de aandelen kopen voor € 55 per stuk en kan ze verkopen voor € 65. Op de winst moet natuurlijk wel de betaalde premie van € 7 per aandeel in mindering worden gebracht. De koper van deze optie heeft voor zijn recht betaald: € 7 x 100 (contractgrootte) = € 700. Zijn winst bedraagt € 300. De procentuele winst is derhalve 43%. Zou hij daarentegen de aandelen hebben gekocht, dan bedroeg de aanvankelijke investering voor 100 aandelen € 5.800 en maakte hij daarop € 700 winst. In dit geval was zijn procentuele winst 700/58 = 12%. Dit is wat met hefboomwerking wordt bedoeld: de investering bij een transactie op de aandelenmarkt is aanzienlijk hoger, terwijl het procentuele rendement lager ligt. ● Voorbeeld koerswinst met opties in een stijgende markt 2 Op 3 januari noteert het aandeel Unilever op de effectenbeurs van Euronext € 54. Henk de Groot volgt al een tijdje de ontwikkeling van dit bedrijf en verwacht een stijging van de koers. Hij koopt twee callopties Unilever. De Groot kiest voor de call/juli/57,50 waarvan de premie op dat moment € 4 bedraagt. Per contract betaalt hij dus € 4 x 100 (contractgrootte) = € 400. Zijn totale investering bedraagt 2 x € 400 = € 800. Zo’n drie weken later, op 25 januari, blijkt de voorspelling van Henk de Groot te zijn uitgekomen. Na een gestage stijging noteert het aandeel Unilever nu € 59,30. De premie van de call/juli/57,50 is gestegen naar € 5,75. Henk de Groot verwacht binnen de looptijd van zijn opties geen verdere stijging en besluit winst te nemen. Hij verkoopt zijn callopties en ontvangt daarvoor 2 x € 575 = € 1.150. Zijn winst bedraagt € 1.150 – € 800 = € 350. De procentuele winst op zijn investering is 350/8 = 44%. Door het kopen van de callopties kon Henk de Groot profiteren van een stijgende aandelenkoers zonder de aandelen te bezitten, dus zonder beslag te hoeven leggen op een relatief groot deel van zijn vermogen. Bovendien was zijn maximale verlies beperkt tot de betaalde premie van € 800 indien de optie waardeloos zou zijn afgelopen. Bij een transactie met 200 aandelen Unilever kan het verlies veel hoger oplopen. In een onzekere markt bieden callopties dus minder risico dan een vergelijkbare transactie in aandelen. Hiertegenover staat de beperkte looptijd van een optie. 2 In alle voorbeelden in deze brochure worden doorberekende provisiekosten buiten beschouwing gelaten. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Short call ● 5 Voor het schrijven van een calloptie wordt vaak de Engelse term short call gebruikt. Belangrijk is het volgende onderscheid: de koper van een optie koopt een recht, dat hij – zoals uit de voorbeelden bleek – al dan niet kan uitoefenen. Daarin is hij volledig vrij. De schrijver van een optie gaat echter een verplichting aan. In ruil voor die verplichting ontvangt de schrijver de premie die voor de optie wordt betaald. In het concrete geval van het schrijven van een calloptie heeft de schrijver aan de koper het recht verleend de onderliggende waarde voor de uitoefenprijs te kopen. Desgevraagd zal de schrijver dus moeten leveren. Schrijvers en kopers gaan uit van twee verschillende verwachtingen. De koper van een calloptie anticipeert op koersstijging van de onderliggende waarde. De schrijver daarentegen verwacht een stabiele of dalende koers. Als de koers van het aandeel beneden de uitoefenprijs van de optie blijft, zal de koper de optie niet uitoefenen en de schrijver de onderliggende waarde dus niet hoeven te leveren. De ontvangen premie kan dan als extra inkomen worden beschouwd. Uitgaande van een geschreven call met uitoefenprijs 45, waarvan de premie € 1,80 bedraagt, geeft de short call het volgende resultaat tot de afloopdatum: Resultaat 1,80 + – ●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●● Koers aandeel 45 46,80 (Deze grafiek is een spiegeling van de grafiek van de long call in de horizontale as. Hieruit volgt dat de optiehandel in beginsel een ‘zero sum market’ is: het verlies van de één is de winst van de ander.) ● Winst met short call in een dalende markt Stel dat de koers op afloopdatum beneden de uitoefenprijs van € 45 noteert. De koper zal de optie dan niet uitoefenen. Daarvan profiteert de schrijver. Hij heeft premie ontvangen, zonder de onderliggende waarde te hoeven leveren. Op deze manier wordt het mogelijk om in een stabiele of dalende markt toch winst te behalen. 11 12 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen Een waarschuwing is hier wel op z’n plaats. De koers van de onderliggende waarde kan zodanig stijgen dat voor de koper de uitoefening van het optierecht aantrekkelijk wordt. De schrijver heeft een verplichting op zich genomen. In dit voorbeeld in de grafiek zal hij de aandelen eerst voor de actuele beurskoers moeten kopen en dan voor € 45 per aandeel moeten leveren. Omdat de actuele beurskoers hoger ligt dan € 45, kan een verlies ontstaan dat voor maximaal € 1,80 wordt gecompenseerd door de ontvangen premie. Boven een prijs van € 46,80 gaat de schrijver op de transactie toeleggen. In principe kan de koers van een aandeel tot onbeperkte hoogte stijgen, hetgeen betekent dat ook het verlies voor de schrijver onbeperkt is. Het kan natuurlijk ook zijn dat de schrijver de aandelen al heeft. Bij levering ontvangt hij een effectieve verkoopprijs die gelijk is aan de uitoefenprijs plus de ontvangen premie. De schrijver die in het bezit is van aandelen moet zich realiseren dat hij op grond van zijn leveringsplicht geen hogere prijs voor zijn aandelen kan ontvangen. Koers aandeel € 45 € 46 € 47 € 48 € 49 € 50 € 51 € 52 ● Gedekt schrijven Bezit de schrijver de aandelen waarop de optie betrekking heeft, dan schrijft hij een ‘gedekt’ geschreven calloptie. De schrijver kan desgevraagd aandelen uit depot leveren. Hij hoeft de aandelen die hij moet leveren niet eerst te kopen, dus zijn risico is beperkt. Het bedrag waarvoor de schrijver zal moet leveren is vastgelegd door de uitoefenprijs. Het resultaat van de combinatie van aandelen en een daarop geschreven calloptie staat in de volgende tabel. Er wordt uitgegaan van aandelen die voor € 48 werden gekocht, terwijl voor de call met een uitoefenprijs van € 50 een premie werd ontvangen van € 2. In de laatste kolom staat het resultaat van de gecombineerde belegging. Dit is gelijk aan de effectieve verkoopprijs (verkoopprijs aandelen plus ontvangen premie) minus de aankoopprijs van de aandelen (€ 48). Uitoefening Verkoopprijs Rendement Ontvangen short call aandelen op aandeel premie Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja € 45 € 46 € 47 € 48 € 49 € 50 € 50 € 50 € –3 € –2 € –1 €0 €1 €2 €2 €2 €2 €2 €2 €2 €2 €2 €2 €2 Resultaat € –1 €0 €1 €2 €3 €4 €4 €4 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen In de onderstaande grafiek wordt zowel het resultaat van de belegging in aandelen alléén, als van de gecombineerde belegging weergegeven. Resultaat 4,00 2,00 + – ●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●● Koers aandeel 46 48 50 52 De grafiek laat zien dat de short call het resultaat van de belegging verbetert als de aandelenkoers op de afloopdatum beneden de € 52 blijft. Bij een hogere koers mist de aandeelhouder die ook de call heeft geschreven echter de kans om een betere prijs voor zijn aandelen te maken en wordt zijn winst gemaximaliseerd. Dit noemt men ook wel ‘opportunity loss’. ● Dekkingseisen Is de onderliggende waarde van de short call niet in het bezit van de schrijver, dan is de calloptie ‘ongedekt’ geschreven. Euronext stelt in dat geval dekkingseisen waaraan kan worden voldaan door het deponeren van contanten of effecten bij de bank of commissionair. Door te voldoen aan de dekkingseisen – het storten van een ‘margin’ – garandeert de schrijver dat hij in staat is de verplichting uit hoofde van zijn ongedekte short-positie na te komen. Het ongedekt schrijven van callopties moet desondanks worden aangemerkt als een riskante strategie. Bij een sterke stijging van de koers van de onderliggende waarde, zal de schrijver de te leveren aandelen ver boven de uitoefenprijs moeten kopen, terwijl bij levering niet meer wordt ontvangen dan het bedrag van de uitoefenprijs. De ontvangen premie is dan al snel niet meer toereikend om dit verschil te overbruggen. De margin wordt dagelijks berekend en stijgt in het algemeen als de aandelenkoers stijgt. 13 14 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Voorbeeld extra inkomen Harry de Graaf koopt 300 aandelen Koninklijke Olie voor een prijs van € 57,50 per aandeel. De Graaf is in de eerste plaats geïnteresseerd in het dividend, maar wil ook graag koerswinst maken. Dat laatste lijkt moeilijk. Juist de laatste tijd wijzen steeds meer berichten erop dat de koers van het aandeel zal stabiliseren. Met de kosten van een naderende verbouwing in het achterhoofd tracht De Graaf extra inkomen te verwerven op zijn aandelenportefeuille. Hij schrijft 3 calls Koninklijke Olie. De calls zijn volledig gedekt omdat hij de aandelen desgevraagd uit voorraad kan leveren. Hij kiest voor de call/april/62,50. De premie bedraagt € 3,20. Voor drie geschreven calls ontvangt Harry de Graaf 3 x € 320 = € 960. Er zijn nu verschillende mogelijkheden. Als de koers tot en met de derde vrijdag van april beneden € 62,50 blijft, zal de optie niet worden uitgeoefend en kan Harry de Graaf de ontvangen premie beschouwen als extra inkomen op zijn aandelenbezit. Stijgt de koers van het aandeel tot boven de € 62,50 dan loopt hij als schrijver de kans te worden aangewezen om de aandelen te leveren. Hij moet de aandelen dan verkopen voor € 62,50 per stuk, maar hij heeft ook de premie ontvangen van € 3,20. Zijn effectieve verkoopprijs bedraagt derhalve € 65,70 per aandeel (Het bedrag waarvoor hij de aandelen moet verkopen, plus de ontvangen premie; € 62,50 + € 3,20). Ofschoon de schrijver van een calloptie uitgaat van een stabiele of dalende koers, moet hij rekening houden met de mogelijkheid van een stijgende aandelenkoers. Daaruit vloeit de plicht om te leveren voort. Harry de Graaf in dit voorbeeld was kennelijk bereid de aandelen tegen een effectieve prijs van € 65,70 te verkopen, ongeacht een eventuele hogere koers van het aandeel op dat moment. ● Strategieën met callopties Met callopties zijn verschillende en uiteenlopende strategieën mogelijk. Een long call biedt beleggers de mogelijkheid met een geringe premie te profiteren van de koersstijging van de onderliggende waarde. Een short call maakt het mogelijk extra rendement te behalen op een portefeuille. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Long put ● 6 De positie die ontstaat door het kopen van een putoptie wordt ook wel aangeduid met de Engelse naam ‘long put’. De koper van een putoptie maakt winst bij een daling van de koers van de onderliggende waarde. Heeft hij bijvoorbeeld een ING april/55 put gekocht, dan mag hij 100 aandelen ING tot en met de derde vrijdag van april verkopen voor € 55 per stuk. Stel nu dat op de expiratiedatum de koers van het aandeel is gedaald tot € 52. De houder van de long put heeft nog steeds het recht om voor € 55, dus € 3 boven de beurskoers van het aandeel, te verkopen. De putoptie heeft in dat geval een intrinsieke waarde van € 3. Deze waarde wordt hoger naarmate de koers van het aandeel ING lager noteert. Bij een dalende prijs van het aandeel wordt het verkooprecht voor € 55 immers steeds aantrekkelijker. Als de koers van het aandeel verder daalt dan de uitoefenprijs van de optie minus de betaalde premie (in dit voorbeeld dus beneden € 53) levert de long put winst op. De houder van de putoptie verdient dan immers ook de betaalde premie terug. In de grafiek hieronder wordt het resultaat van deze positie op de afloopdatum weergegeven. Resultaat Koers aandeel – 2,00 Uitgaande van een betaalde premie van € 2 ziet het resultaat van de optiebelegging op de afloopdatum er als volgt uit. Koers Intrinsieke aandeel waarde optie premie resultaat x 100 x 100 x 100 €6 €4 €2 € –2 € –2 € –2 € –2 € –2 €4 €2 €0 € –2 € –2 € 49 € 51 € 53 € 55 € 57 Betaalde Totaal + – ●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●● ● Hedging 53 55 Een aandeelhouder die putopties koopt bij zijn aandelen, kan tijdens de looptijd gebruik maken van de mogelijkheid zijn aandelen tegen de uitoefenprijs te verkopen. Met putopties legt een belegger op een unieke manier de minimale verkoopprijs van zijn aandelen vast. Zodoende beperkt hij het verlies bij een eventuele koersdaling. Eigenlijk creëert een aandelenbezitter zodoende een verzekering tegen koersdaling: de betaalde premie voor de putopties kan dan ook het best worden gezien als een verzekeringspremie. Het aldus beschermen van portefeuilles tegen de gevolgen van koersdaling wordt ook wel ‘hedging’ genoemd. 15 16 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Voorbeeld bescherming tegen koersdaling Horeca-ondernemer Ton van Zijl bezit 200 aandelen Heineken waarvan de koers op € 47,50 staat. Het is 24 april. Van Zijl houdt rekening met een koersdaling van het aandeel en koopt daarom 2 putopties Heineken. Hij kiest voor de juli/47,50 put. Deze geeft hem het recht de aandelen tot en met de afloopdatum in juli te verkopen voor € 47,50 per aandeel. De betaalde premie voor de put bedraagt € 2,60. De investering van Ton van Zijl bedraagt dus 2 x € 260 = € 520. Op 2 mei lijkt Van Zijl gelijk te krijgen. De koers van het aandeel is gedaald naar € 43,50. De putoptie die hem het recht geeft zijn Heineken aandelen voor € 47,50 te mogen verkopen, is daardoor begrijpelijkerwijs in premie gestegen en wel naar € 5,80. Bij verkoop van de twee puts ontvangt Ton van Zijl 2 x 580 = € 1.160. De winst op zijn putopties bedraagt € 1.160 – € 520 = € 640. In dezelfde periode heeft hij een verlies op zijn aandelenpositie geleden van 200 x € 4 = € 800. Het verlies op de aandelen wordt dus voor een deel goedgemaakt door de winst op de putopties. Dat het verlies niet volledig wordt goedgemaakt komt door prijstechnische factoren. De optiepremie fluctueert vrijwel nooit evenredig met de prijs van het aandeel. Dat heeft te maken met het feit dat de premie uit diverse elementen is opgebouwd, waaronder de tijd- en verwachtingswaarde. Verderop in deze brochure vertellen we daarover meer. De belegger kan dit probleem oplossen door zijn aandelen te ‘overhedgen’. Hij koopt nu drie putopties voor 3 x € 260 = € 780. Bij verkoop ontvangt hij 3 x € 580 = € 1.740. De winst op zijn putopties is dus € 1.740 – € 780 = € 960. Na de bovengenoemde prijsdaling van zijn aandelen heeft Ton van Zijl desondanks een winst over van € 160. Gaat de koers van het aandeel Heineken tegen zijn verwachting in toch omhoog, dan lijdt de koper van de putopties het verlies van de betaalde premie. Bij een koersstijging is er echter koerswinst op de aandelen. De koerswinst op de aandelen kan bij voldoende stijging het verlies op de putopties (meer dan) compenseren. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Short put ● 7 De schrijver van een putoptie heeft – anders gezegd – een ‘short positie’ in puts. Deze positie wordt gekenmerkt door een mogelijke koopplicht als de koers van de onderliggende waarde beneden de uitoefenprijs komt. De winst van de schrijver bestaat uit de ontvangen premie. Maar als de koers van het aandeel daalt, lijdt de schrijver verlies. Hij moet dan immers de aandelen boven de beurskoers kopen. De schrijver van een putoptie neemt het risico van koersdaling over van de koper van de putoptie en ontvangt daarvoor de optiepremie. De hiernaaststaande grafiek geeft de situatie weer waarbij de schrijver door middel van een openingsverkoop putopties heeft verkocht met een onderliggende waarde van € 60. De betaalde premie is € 3. De koper heeft daarmee het recht verworven aandelen te verkopen tegen een prijs van € 60; de schrijver heeft de plicht op zich genomen de aandelen voor die prijs af te nemen. Wanneer de koers onder € 60 komt, zal de koper uiteraard gebruik maken van zijn recht. De schrijver moet nu aandelen kopen voor een prijs die hoger is dan de actuele waarde op de beurs. Komt de prijs beneden de € 57 dan wordt deze verplichting niet langer goedgemaakt door de ontvangen optiepremie. In dat geval lijdt de schrijver verlies. Ook hier is te zien dat het resultaat van de short put een spiegeling vormt in de horizontale as van de grafiek van de long put. Resultaat 3,00 + – ●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●● Koers aandeel 57 60 Het schrijven van putopties houdt een verplichting in tot kopen van aandelen. Waar men bij callopties gedekt kan schrijven omdat de schrijver de aandelen waarop de optie betrekking heeft bezit, kan dat met putopties natuurlijk niet. Het schrijven van putopties is altijd ongedekt. De schrijver zal dus net als in het geval van de ongedekt geschreven call een margin moeten aanhouden. De hoogte van die margin wordt dagelijks door Euronext berekend. Om puts te mogen schrijven zal de schrijver aan die margineisen moeten voldoen. Schrijvers van putopties dienen bereid en in staat te zijn de onderliggende waarde voor de uitoefenprijs te kopen. Een short put levert winst op als de koers van de onderliggende waarde stijgt, stabiel blijft, of minder daalt dan de ontvangen premie. Verwacht de belegger echter een sterke koersstijging, dan geniet de long call de voorkeur. De maximale winst is dan immers onbeperkt. Bij een short put reikt de maximale winst niet verder dan de ontvangen optiepremie. 17 18 ● Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Opties in combinatie met aandelen ● 8 Opties kunnen worden gebruikt om koerswinst te behalen bij een stijging of daling van de prijs, zonder dat een belegger ook maar één aandeel, obligatie of andere waarde in bezit hoeft te hebben. In veel gevallen worden opties ook gebruikt in combinatie met een belegging in onderliggende waarden. Het risico/rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille kan dan exact worden afgestemd op de visie en wensen van de belegger. Aan de mogelijkheid om risico’s gedeeltelijk of zelfs geheel af te dekken, ontlenen opties – evenals andere termijninstrumenten – hun economische bestaansgrond. ● Verwacht een aandeelhouder dat de koers van zijn aandelen zal dalen? Bescherming tegen die dalende koers is mogelijk door het kopen van putopties. Is zijn veronderstelling juist, dan wordt het verlies op de aandelen gecompenseerd door de winst op de putopties. Aan de andere kant opent het gedekt schrijven van callopties de mogelijkheid om in een stabiele of licht dalende markt toch koerswinst te behalen op aandelen die men in bezit heeft. ● Openen en sluiten van posities ● 9 Beleggers kunnen een positie in opties openen met zowel koop- als verkooporders. In het laatste geval fungeert de optiebelegger als schrijver. Bij een openingsverkoop wordt een contract gesloten waarbij de koper het recht verwerft en de schrijver een plicht op zich neemt. In beursjargon wordt meestal gesproken van ‘short gaan’. Het sluiten van een short positie kan op elk moment tijdens de looptijd van de optie. Dit gebeurt door middel van het terugkopen van de geschreven optie. We noemen dit een ‘sluitingskoop’. De koper van een optie die met zijn kooporder een positie opent, doet een ‘openingskoop’. Het sluiten van deze positie wordt bereikt met een ‘sluitingsverkoop’. Posities in opties kunnen op elk moment gedurende de Koper looptijd worden geopend of gesloten. Schrijver Op het eerste gezicht klinkt dit misschien allemaal wat verwarrend. Het is dan ook van groot belang duidelijk te zijn bij het plaatsen van orders. Er mag geen onzekerheid bestaan of het gaat om een openingstransactie of een sluitingstransactie. Dit moet zorgvuldig worden aangegeven want bij een sluitingsverkoop verkoopt men immers een eerder gekochte optie, terwijl bij een openingsverkoop een shortpositie met een wezenlijk ander risicoprofiel ontstaat. In schema kunnen de transacties als volgt worden samengevat: Openen Sluiten Openingskoop (open buy) Sluitingsverkoop (closing sell) Openingsverkoop (Open sell) Sluitingskoop (Closing buy) Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● De optiepremie ● 10 ● Intrinsieke waarde De optiepremie is altijd opgebouwd uit twee componenten. Enerzijds de intrinsieke waarde, anderzijds de tijd- en verwachtingswaarde. De intrinsieke waarde van een optie is het verschil tussen de uitoefenprijs van de optie en de koers van de onderliggende waarde. Een calloptie heeft een intrinsieke waarde indien de actuele koers van het aandeel boven de uitoefenprijs ligt. In dat geval mogen de aandelen worden gekocht voor een bedrag dat lager is dan de koers waarvoor de aandelen kunnen worden verkocht. Een putoptie heeft intrinsieke waarde als de koers van het aandeel lager is dan de uitoefenprijs van de optie. Dan immers mogen de aandelen voor een hoger bedrag worden verkocht dan de actuele marktprijs. Een simpel getallenvoorbeeld maakt dit duidelijk. Als de koers van een aandeel € 35 bedraagt, zal een calloptie met uitoefenprijs € 30 een intrinsieke waarde hebben van € 5. Een putoptie met een uitoefenprijs van € 38 heeft in dit voorbeeld een intrinsieke waarde van € 3. Voor het al dan niet bezitten van intrinsieke waarde worden de volgende termen gebezigd: ‘In the money’ ‘Out of the money’ ‘At the money’ ● Tijd- en verwachtingswaarde Een optiepremie is doorgaans hoger dan de intrinsieke waarde. Deze meerwaarde is de tijd- en verwachtingswaarde. Stel dat een aandeel € 22 noteert en voor een call met uitoefenprijs 20 moet een premie van € 3,40 worden betaald. De intrinsieke waarde is dan € 2 (€ 22 – € 20). De tijd- en verwachtingswaarde is gelijk aan de optiepremie minus de intrinsieke waarde: € 3,40 – € 2 = € 1,40. In algemene zin kan de tijd- en verwachtingswaarde worden beschouwd als een bijdrage in het risico van de schrijver. De stand van de rente, de eventuele uitkering van dividend, de resterende looptijd en de beweeglijkheid, ofwel ‘volatility’ van een aandeel, zijn de belangrijkste factoren die de hoogte van de tijd- en verwachtingswaarde bepalen. De optie bezit intrinsieke waarde De optie heeft geen intrinsieke waarde De uitoefenprijs van de optie is ongeveer gelijk aan de actuele beurskoers 19 20 Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Rente De schrijver van een calloptie zal zich op voorhand geheel of gedeeltelijk indekken tegen de opgenomen leveringsplicht door het kopen van de onderliggende waarde. De financieringskosten daarvan worden doorberekend in de tijd- en verwachtingswaarde. De schrijver van een putoptie heeft op termijn een eventuele koopplicht. Doordat de feitelijke aankoop van de onderliggende waarde op die manier wordt uitgesteld, heeft de schrijver een rentevoordeel. Dit voordeel wordt doorberekend in de optiepremie. Een stijgende rente zal dus een stijging van de call-premies en een daling van de put-premies tot gevolg hebben. Een dalende rente leidt tot goedkopere calls en duurdere puts. ● Looptijd Zoals we al zagen: de intrinsieke waarde van een optie is gelijk aan het verschil tussen de uitoefenprijs van de optie en de actuele koers van de onderliggende waarde. Naarmate de resterende looptijd van een optie langer is kan er meer gebeuren in de relatie tussen uitoefenprijs en actuele koers. De kans dat een optie intrinsieke waarde ontwikkelt is groter. De tijd- en verwachtingswaarde zal dus hoger zijn naarmate de resterende looptijd langer is. De tijd- en verwachtingswaarde zal afnemen met het verstrijken van de looptijd. Naarmate de afloopdatum dichterbij komt zal de optiepremie versneld tenderen naar – en uiteindelijk vrijwel gelijk zijn aan – haar intrinsieke waarde. In de grafiek verloopt de tijdswaarde van een optie als volgt: Premie Tijd 3-maands optie 6-maands optie 9-maands optie ● Volatility Een andere factor die bepalend is voor het antwoord op de vraag of de uitoefenprijs van een optie zich gunstig zal verhouden tot de actuele beurskoers, is de beweeglijkheid of ‘volatility’ van een aandeel. Deze beweeglijkheid wordt berekend op grond van de verandering van de aandelenkoers gedurende een bepaalde periode. De volatility is een maat voor de beweeglijkheid en neemt toe naarmate de koersfluctuaties groter zijn. Een sterke beweeglijkheid van een aandeel geeft de optie meer kans om ‘in the money’ te geraken en zal resulteren in een optiepremie die hoger is dan wanneer de onderliggende waarde minder aan schommelingen onderhevig is. Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● ● Uitoefenen of verkopen ● 11 De schrijver van een optie is een verplichting aangegaan en ontvangt daarvoor de optiepremie. Als de optie zonder waarde afloopt, dan kan dat beschouwd worden als extra inkomen voor de schrijver. De koper van de optie heeft echter premie betaald en anticipeert dus op een stijging van de optiepremie. Dan immers kan de optie met winst worden verkocht. De koper heeft twee mogelijkheden om de opbrengst van de optie te realiseren: uitoefenen of verkopen. Bij uitoefening ontvangt de houder van de optie alleen het verschil tussen de uitoefenprijs en de actuele beurskoers. Anders gezegd: bij uitoefening van een optie ontvangt de houder alleen de intrinsieke waarde. Bij verkoop van de optie speelt daarenboven ook de tijd en de verwachtingswaarde een rol. Stel dat een aandeel € 35 noteert. De premie voor de call/januari/30 bedraagt € 5,50. Bij uitoefening van de optie kan een winst worden behaald van € 35 (verkoop aandelen) – € 30 (uitoefenprijs) = € 5 per aandeel. Bij verkoop van de optie ontvangt de belegger € 0,50 meer. In beide gevallen dient nog wel de betaalde premie met de opbrengst te worden verrekend. In het algemeen zal de verkoop van de optie dus de voorkeur genieten boven uitoefening. In bijzondere omstandigheden kan echter uitoefening worden overwogen. Zo zal de koper van een calloptie, die het dividend over de aandelen wenst te ontvangen, besluiten over te gaan tot uitoefening. De koper van een putoptie kan door een sterk stijgende rente worden bewogen tot vroegtijdige uitoefening (verkoop van de onderliggende waarde), waardoor hij immers eerder in het bezit komt van contant geld. Ook nadat de handel in aflopende series is beëindigd – bij aandelenopties is dat over het algemeen de derde vrijdag van de afloopmaand om 17.00 uur – is uitoefening de aangewezen manier om de opbrengst van een optie te realiseren. De optie mag dan namelijk nog een halve dag – tot zaterdag 13.00 uur – worden uitgeoefend. 21 22 ● Opties: Kansen benutten, risico’s begrenzen ● Meer informatie ● 12 Deze brochure is bedoeld als eerste kennismaking met de veelzijdige wereld van het beleggen in opties. Aan de hand van deze brochure hebt u een beeld gekregen van de werking van callopties en putopties, hoe u opties kunt gebruiken om de waarde van in bezit zijnde aandelen te beschermen, wat het verschil is tussen opties kopen en opties schrijven en welke factoren van invloed zijn op de waardeontwikkeling van een optie. Over opties zijn echter dikke boeken vol te schrijven en het is dan ook goed mogelijk dat bepaalde vragen die bij u leven niet in deze brochure worden beantwoord. In dat geval zal uw bank of commissionair u graag verder willen helpen. Tevens wijzen wij u op de website van Euronext (www.euronext.com) waar u veel over beleggen in opties kunt vinden. Op deze website staat onder meer het dagelijkse stemmingsbeeld van de optiebeurs van Euronext. Met uw vragen kunt u ook terecht bij het Beurzen Informatie Centrum van Euronext dat bereikbaar is onder telefoonnummer 020 - 550 5555. Dit nummer kunt u tevens bellen als u een lezing wilt bijwonen over opties, al dan niet in combinatie met een bezoek aan de optiebeurs. Deze informatie is slechts bestemd ter voorlichting van beleggers en anderen die zijn geïnteresseerd in effecten die worden verhandeld op Euronext. Geen enkele zin of zinsnede uit deze brochure mag worden aangemerkt als te zijn bedoeld om enig recht of enige verplichting te creëren. Rechten en plichten met betrekking tot de handel in effecten verhandeld op Euronext vloeien uitsluitend voort uit de reglementen van Euronext N.V. Hoewel deze informatie met de grootste zorg is samengesteld, is Euronext, waaronder tevens wordt verstaan de door Euronext gehouden beurzen en ondernemingen, op geen enkele wijze aansprakelijk voor eventuele fouten, omissies of andere onjuistheden of de gevolgen hiervan in deze informatie. Alle (intellectuele) eigendomsrechten met betrekking tot deze informatie berusten bij Euronext. Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits met bronvermelding. © Euronext Amsterdam N.V. Euronext Amsterdam Postbus 19163 1000 GD Amsterdam Tel. +31(0) 20 550 55 55 Fax +31(0) 20 550 49 00 Brussel Beurspaleis Beursplein 1000 Brussel Tel. +32 (0) 2 509 12 11 Fax +32 (0) 2 509 12 12 Consument Consumer Grand public Juli 2001 Parijs 39, rue Cambon 75039 Parijs cedex 01 Tel. +33 (0)1 49 27 10 00 Fax +33 (0)1 49 27 11 71 www.euronext.com