P MPermacultuur Magazine №1

advertisement
Los nummer € 8,50 | abonnementsprijs: € 30,00
PM
Permacultuur
Magazine
№
1
december 2015
Ontwerpen voor een veerkrachtige toekomst
Bodem
Ondergronds
gezwam
Draag je
steentje bij …
Nooit meer
doorspoelen
Van cijfer­
obsessie naar
holistische
aanpak
COLOFON
v an d e r e d ac t i e
Hoofdredactie
Esmeralda Borgo
Marc Siepman
Eindredactie Nederland
Caroline Siepman
Marc Siepman
Eindredactie Vlaanderen
Lucrèce Roegiers
Marc van Hummelen
Beeldredactie
Chantal van Genderen
Dirk Tonnard
Secretaris Piet Anrijs
Externe communicatie
Linder van den Heerik
Bladmanagers
Saskia van der Linden
Alex Schreiner
Webmaster Frank Anrijs
Vormgeving en lay-out
Kamiel van Ingen, Desingo
Druk
Druk in de Weer, Gent.
Gedrukt op kringlooppapier Cyclus
Offset met plantaardige inkten.
Strip Bart van der Kraan
Cartoon Hendrik-Jan Peeters
Omslagfoto Dirk Tonnard
Bodem
Missie
Hier is ’m dan: het eerste nummer van het Permacultuur Magazine! Na de succesvolle lancering van ons nulnummer eind juni bleek al vlug dat we er volledig voor
konden gaan. We waren van de partij op het Permacultuur Festival en merkten dat
ons magazine goed werd gesmaakt. We kregen zin in meer … Financieel staan we
er goed voor en het minimum aantal abonnees voor 2015 is behaald. Ons team is
uitgebreid met twee nieuwe enthousiaste vrijwilligers, Chantal uit Nederland en
Dirk uit België: ons beeldredactieteam. Meer en meer mensen bieden zich aan om
op één of andere manier mee te werken: als auteur, als communicatiestrateeg, …
Inmiddels zijn we een formele structuur in de vorm van een vzw uit de grond aan
het stampen. Een tijdschrift maken is echt wel veel meer dan interessante stukjes
schrijven, zo blijkt!
Het onderwerp van het Permacultuur Magazine is ‘ontwerpen voor een
veerkrachtige toekomst’. Alle aspecten
van permacultuur komen aan bod: de
eetbare tuin, akker- en tuinbouw, economie, sociale permacultuur, transitie,
nieuws, onderzoek, kortom permacultuur in de breedte. We behandelen
zowel praktijk als theorie en plaatsen diepteartikelen. Permacultuur
Magazine deelt kennis om een steeds
breder publiek te enthousiasmeren en
schuwt daarbij het debat niet.
Bijdragen
Permacultuur Magazine verwelkomt
vlot leesbare bijdragen over permacultuur. Contacteer hoofdredactie@
permacultuur-magazine.eu voor meer
informatie. Heb je geschikte rechtenvrije foto’s? Mail die dan naar [email protected].
2015: het Jaar van de Bodem. Logisch dus dat dit eerste nummer ‘de bodem’ als
thema zou hebben. De grond onder onze voeten is immers van cruciaal belang bij
permacultuur: het is de basis van het leven, het fundament van ons voedsel. Het
lijkt zo eenvoudig, die aardedeeltjes van zand, silt of klei … en toch zo fascinerend.
In dit nummer kan je lezen hoe de bodem ontstaat, en wat daar allemaal gebeurt.
Want tussen al die aarde krioelt het van het leven: het begint al met een wirwar
van schimmels en schimmeldraden met vele functies die zelfs voor de wetenschap
nog niet helemaal duidelijk zijn: het Wood Wide Web. Je leest er alles over op de
uitneembare pagina’s in het midden van het magazine.
In dit nummer leer je verder ook nog wat je kan doen om je bodem klaar te maken
voor productie. We laten je zien hoe je de grond best afdekt en waarom het goed is
om lavameel toe te dienen. Uiteraard wil je eerst weten hoe gezond de bodem van
je eigen tuin is en daarom geven we je een heleboel informatie over bodemtests. En
mocht je er dan nog niet genoeg van hebben: we hebben ook nog een paar interessante boekentips voor jullie in petto.
En terwijl jullie dit lezen zijn we alweer volop in de weer met het lentenummer.
Het thema wordt ‘Openbare ruimte’. Daar hebben we al hele leuke artikelen voor
bedacht die nog geschreven moeten worden terwijl we dit schrijven. Een interview
met een bewogen groenman van de gemeente, wildplukken, voedselbossen, … en
de polemiek over verschraling wordt voortgezet!
Website permacultuur-magazine.eu
Facebook facebook.com/permacul tuurmagazine
Twitter
twitter.com/PermacultuurMag
Maar goed, zo ver is het nog niet. We hopen dat jullie ook genoten hebben van dit
Jaar van de Bodem en dat de aandacht voor die o zo belangrijke bodem niet verslapt
in de jaren die nog komen. Helpen jullie daaraan mee?
word abonnee!
Via permacultuur-magazine.eu/abonnement/ kun je je inschrijven.
Prijs Nederland en België: € 30,– (voor
andere landen in Europa is dit € 35,–).
Steunabonnement vanaf € 40,–.
Vragen of suggesties? Wil je mee helpen schrijven?
Verantwoordelijke uitgever
Piet Anrijs, Vissenakenstraat 381,
BE-3300 Tienen
2 | Permacultuur Magazine
Esmeralda Borgo en Marc Siepman
Eén adres: [email protected]!
inhoud
Met dit magazine willen we:
1zoveel mogelijk kennis delen over
alle aspecten van permacultuur.
Daarbij richten we ons zowel naar
de geïnteresseerde leek als naar
diegene die er ervaring mee heeft;
2verbinding creëren tussen mensen
die met permacultuur bezig zijn en
hen vertrouwd maken met Vlaamse
of Nederlandse permacultuurprojecten of activiteiten;
3een belangrijke bijdrage leveren om
permacultuur in ons klimaatgebied
verder te laten ontwikkelen.
Het magazine is positief, helpend en
informerend. Hoofd, hart en handen
komen elk aan bod.
4 De bodem, de basis van ons
bestaan
28
6
Polemiek: verschraling of
het verarmen van grond in
natuurgebieden
30
Lava: een eeuwenoude
oplossing voor vele huidige
problemen
Nooit meer doorspoelen
32
10
Hoe moet je een met onkruid
overwoekerd terrein afdekken?
12
Planten, onvermoeibare helpers
in de tuin: heermoes
Op bezoek bij Charles Dowding
18
Een goed begin. Bodemonderzoek deel 1: zelf je bodem testen
34
Twee bodemboeken
gerecenseerd
38
23
Vaste rubrieken
2Colofon
2 Van de redactie
15Ingezonden vraag
Wat vindt het bodemvoedselweb van
het toevoegen van zeezout aan de
bodem?
16De discussie
Gildes
27Plantbespreking
Knolkapucien, pittige klimmer
33Wisselcolumn
Natuur. De eerste stappen op het permacultuurpad
36Kidspages
Ondergronds gezwam
Draag je steentje bij … Opbouw
van een kruidenspiraal
41
Van cijferobsessie naar
holistische aanpak
44
Permacultuurtuinderij De
Veldhof. Een nieuwe CSA in
Gorssel
Permacultuur Magazine |
3
De bodem, de basis van
ons bestaan
Voor hetgeen zich onder onze voeten bevindt, worden in de meeste talen veel verschillende
woorden gebruikt: aarde, grond, bodem, land, … Ze betekenen allemaal ongeveer hetzelfde,
maar duiden elk net wat anders aan. Ik houd het nu even op het woord ‘bodem’. Maar wat is
bodem nu eigenlijk? En hoe ontstaat deze?
Auteur Linder van den Heerik
Linder is momenteel bezig om samen met Alex
Schreiner een permatuinderij op te zetten in SintOedenrode. Daarnaast geeft hij verschillende cursussen en workshops op het gebied van permacultuur
en moestuinieren.
Co-auteur Marc Siepman
Opbouw en ontstaan
Bodem is doorgaans opgebouwd uit een
organisch deel en een mineraal deel.
Het organische deel vormt meestal een
relatief klein onderdeel van de bodem.
Samen vormen het organische en het
minerale deel de helft van de opbouw van
de bodem, de andere helft is ongeveer
gelijk verdeeld tussen water en lucht.
lucht
minerale
deeltjes
water
OS
Ondanks dat we gewend zijn om aan
lucht en water te denken als iets dat in
de bodem zit maar er geen onderdeel
van uitmaakt, vormen lucht en water
een essentieel onderdeel van de bo-
4 | Permacultuur Magazine
dem. Het organische deel bestaat uit de
bodembewoners en hun uitwerpselen en
stoffelijke resten, maar ook uit planten
en de resten daarvan. Het minerale deel
bestaat uit verweerde rotsen en stenen
die in kleine deeltjes uiteen zijn gevallen.
Dat verweringsproces gebeurt op drie
manieren: fysische verwering, chemische
verwering en biologische verwering.
Wanneer in de spleten, barsten en kieren
in rotsen water blijft staan dat ’s winters
bevriest, splijten deze rotsen verder open
doordat het water uitzet. Ook als bij
slijtage door wind en water een steen verweert spreken we van fysische verwering.
Wanneer het regent blijft er regenwater staan in de kuiltjes en deukjes in de
rotsen. Dit regenwater is lichtzuur en lost
die rots daardoor heel langzaam in heel
kleine deeltjes op; dit heet chemische
verwering.
We spreken van biologische verwering
wanneer korstmossen en sommige
planten met enigszins zure afscheiding deeltjes van rotsen losweken. De
verweerde deeltjes vermengen zich met
kleine deeltjes organisch materiaal. Dit
gebeurt soms al in die kiertjes en kuiltjes
in rotsen, soms elders doordat water en
wind het sediment meenemen. Deze mix
vormt de basis van het leven, zowel van
bodemleven als plantengroei.
In de vroege stadia van bodemvorming
zijn er nog maar weinig planten die zich
kunnen vestigen. Omdat korstmossen,
symbioses van algen en schimmels, in
staat zijn om hun eigen mineralen los te
weken en ondanks de afwezigheid van
organisch materiaal al kunnen groeien,
spelen deze korstmossen een essentiële
rol in de vorming van bodems. Zij voegen
immers al in een stadium waarin weinig
andere planten groeien steeds organisch
materiaal toe (algen kunnen namelijk fotosynthetiseren) aan de mix van mineralen die ze zelf losweken. Hoe meer tijd er
verstrijkt en hoe meer generaties planten
er ontkiemen en weer dood gaan en dus
organisch materiaal aan de mix toevoegen, hoe donkerder en rijker een bodem
wordt en hoe meer verschillende planten
op zo’n bodem kunnen groeien.
Omdat door verschillende soorten verwering en de variërende eigenschappen
van het moedermateriaal het formaat
van de minerale deeltjes erg uiteen kan
lopen, bestaan er een aantal verschillende hoofdtypes bodem. Zanddeeltjes
zijn alle deeltjes tussen 0,05 en 2 mm,
silt bestaat uit deeltjes tussen 0,05 en
0,002 mm en kleideeltjes zijn kleiner dan
die 0,002 mm.
Er is nog één grondsoort die hier los van
staat, namelijk veengrond. Veengrond
vormt zich in een drassige en moerassige
omgeving. Doordat het plantenmateriaal
zich onder water ophoopt, treedt er geen
vertering op. Dit komt doordat er geen
zuurstof bij kan komen. In de loop van
de eeuwen kunnen er zo dikke pakketten
ontstaan waar relatief weinig tot geen
minerale deeltjes in zitten.
Bodemleven
Maar is dit nu alles? Een levenloze en
dode substantie waarin planten kunnen
wortelen? Nee, zeker niet. Een gezonde
bodem die plantengroei mogelijk maakt
bestaat uit een hele hoop meer dan een
medium of substraat. Eigenlijk vormt die
substantie alleen maar de omstandigheden waarin datgene kan ontstaan waar
het allemaal om draait: het bodemvoedselweb. Wormen, bacteriën en schimmels
lijmen alle bodemdeeltjes aan elkaar en
geven structuur, korreligheid en samenhang tussen die deeltjes.
Het constante proces van vastleggen
en voor planten opneembaar maken
van de benodigde nutriënten (dit heet
mineralisatie en immobilisatie) wordt
goeddeels verzorgd door het bodemleven
dat bestaat uit wormen, duizendpoten,
pissebedden, mieren, springstaarten –
maar ook schimmels, nematoden, protozoa, melkzuurbacteriën, E-coli-bacteriën,
om maar een greep uit het ondergrondse
leven te nemen. Ze vormen met zijn allen
een voedselweb van constant eten en
gegeten worden. Wanneer een organisme
door een ander organisme wordt opgegeten scheidt het etende organisme het
overtollige materiaal uit (gewoon poep
dus); dit zijn voedingsstoffen waar een
plant weer van kan leven.
Bovendien ruilen planten en bodemleven
constant materiaal met elkaar uit. Het
bodemleven concentreert zich niet voor
niets rondom de wortels van planten.
Alleen planten kunnen zonne-energie
oogsten door middel van fotosynthese.¹
Ze maken daarmee suikers aan, maar
ze maken veel meer suikers aan dan ze
zelf nodig hebben. Een groot gedeelte
scheiden ze weer af in de vorm van wortelexudaten. Deze wortelexudaten heeft
het bodemleven, dat zelf niet kan fotosynthetiseren, nodig voor zijn bestaan.
Andersom levert het bodemleven allerlei
nutriënten die planten weer niet vrij kunnen maken. Planten en bodemleven doen
dus eigenlijk aan een constante ruilhandel waarbij de een de omstandigheden
schept die de ander nodig heeft.
Samen sterk!
Al met al is het een prachtige wisselwerking tussen de mineralen, water, lucht, de
planten en het bodemleven. De plant legt
de energie vast waarmee het bodemleven
gevoed wordt en scheidt die uit via zijn
wortels. Het bodemleven produceert
kleefstoffen waardoor de structuur
verbetert en de bodem meer lucht en
water kan vasthouden. Door het opeten
van bacteriën en schimmels, maken
met name protozoa voedingsstoffen vrij
waar de plant weer beter door groeit en
dus meer energie kan vastleggen – wat
uiteraard weer ten goede komt aan het
bodemvoedselweb. De ademhaling van
de wortels en de zuurstofminnende
organismen in de bodem zorgt ervoor dat
er CO2 in de bodem terechtkomt die opgelost in water zich als koolzuur gedraagt
en bodemdeeltjes verweert. Schimmels
scheiden zuren en enzymen uit die hetzelfde effect hebben. De mineralen in de
bodemdeeltjes komen uiteindelijk weer
beschikbaar voor de planten, die daar
vitaler van worden … enzovoort.
Het permanent weghalen van plantenresten is eigenlijk vergelijkbaar met het
verwijderen van de motor uit een auto.
Als je dat doet, moet je ook niet verbaasd
zijn als je auto niet meer werkt. De korstmossen moet je dan zien als de starter en
fotosynthese als de benzine. Olie is feitelijk gefossiliseerde zonne-energie, dus dat
is amper meer een analogie …
Het hele bodemverhaal is natuurlijk te
complex om te vertellen in dit artikel,
dit is slecht een introductie. In dit blad
kom je nog verschillende andere bronnen
tegen waar je je verder kunt verdiepen in
de bodem.
¹ Er is één uitzondering: er is inmiddels een bacterie ontdekt, de cyanobacterie,
die ook in staat is tot fotosynthese. Dit is echter een grote uitzondering. Ook is er
sinds kort discussie over algen: vroeger vielen die onder de planten, nu onder de
protisten.
Permacultuur Magazine |
5
interview
Lava:
een eeuwenoude
oplossing voor
vele huidige
problemen
Marc Daelemans van Pure Milieutechniek is een internationale referentie op vlak van moderne natuurlijke waterzuivering met behulp van beplante lavafilters. Hij doet dit
sinds 1992 en legt met zijn bedrijf in binnen- en buitenland deze plantenfilters aan voor particulieren, organisaties en overheden.
Ook over het gebruik van lava in de landbouw heeft hij
uitgebreide kennis, vooral door veel opzoekwerk te verrichten en door zijn ervaring met lava in plantenfilters.
Auteur Frank Anrijs
Foto: Nat Edwards via wikicommons
> Hoe bent u bij het gebruik van
lava in de groenteteelt uitgekomen?
Ik ben begonnen met het aanleggen van
natuurlijke plantenzuiveringssystemen
voor de zuivering van water. Wij gebruikten lava in verschillende fracties om deze
systemen op te bouwen. Het overschot
van deze lava strooiden we uit op de
grond naast de waterzuivering.
Als ik na een jaar terugkwam om naar
de zuivering te kijken, merkte ik altijd
6 | Permacultuur Magazine
dat de planten rondom de zuivering veel
beter groeiden dan die iets verderop. Na
een tijdje maakte ik de bedenking dat
het misschien door de lava kwam die we
uitspreidden na de aanleg van de waterzuivering.
Ik ben dan gaan zoeken naar informatie hierover en kwam uit bij Victor
Schauberger. Hij beschreef in zijn boek
Naturenergien de natuurlijke watercyclus
én ook de natuurlijke voedingscyclus. Hij
schrijft dat CO2 ’s avonds naar de grond
zakt, in de grond dringt en zich daar bindt
met mineralen om de eerste bouwstenen
van het leven te vormen.
> Hoe kwam u dan bij het gebruik van lava?
Omdat onze bodems veel minder mineralen bevatten, is de kringloop doorbroken
en zitten we met een CO2-overschot (moderne landbouwtechnieken voorkomen
dat de natuur doet wat het van nature
doet: CO2 recycleren). Een probleem dat
heel simpel op te lossen is! Als een deel
van alle boeren op permacultuurwijze zou
gaan werken en meer organische stof en
mineralen in de bodem verwerkt, dan is
het teveel aan CO2 in de lucht al opgelost.
Victor Schauberger schrijft in zijn
boek over Julius Hensel, een wereldautoriteit op vlak van biochemie. Deze
Duitse landbouwchemicus heeft aan
het einde van de 19de eeuw het boek
Brot aus Steinen geschreven. Hierin beschrijft hij het belang van mineralen in
de bodem en dus ook in onze voeding.
Volgens Julius Hensel is een tekort aan
mineralen de oorzaak van vele planten-
ziekten en misoogsten. Een bodem die
niet in orde is, is slecht voor planten en
dus ook voor dieren en mensen.
Zijn visie botste in die tijd met de
opkomende theorieën over bemesting.
Justus von Liebig had in 1843 zijn ‘Wet
van het minimum’ gepubliceerd. Hierbij is de minst aanwezige voedingsstof
(stikstof, fosfor of kalium = NPK )
de beperkende factor in de groei van
planten. Deze theorie leidde uiteindelijk naar het overmatig gebruik van
(kunst)meststoffen dat we nu kennen.
Nochtans heeft Justus von Liebig in
1861 erkend dat hij fout was en dat het
gebruik van (kunst)meststoffen rampzalige gevolgen had voor de bodem.
In 1893, ongeveer 50 jaar na de
publicatie van de minimumwet van
von Liebig, publiceerde een andere
Duitse biochemicus, dr. med. Julius
Hensel, zijn boek Brot aus Steinen, dat
niet alleen de kwalijke gevolgen van
kunstmest beschrijft (vooral stikstof,
fosfor en kalium), maar ook die van
het gebruik van dierlijke mest.
Permacultuur Magazine |
7
Vergelijking tussen een in 1985 gehouden onderzoek in vergelijking tot de uitslagen
van datzelfde onderzoek in 1996 en 2002 door een levensmiddelenlaboratorium naar
de gemiddelde hoeveelheid voedingsstoffen in groenten en fruit.
Mineralen en
vitaminen in
mg per 100g
levensmiddel
Broccoli
Bonen
Aardappels
Wortels
Spinazie
Appels
Bananen
Aardbeien
Onderzochte
stof
1985
1996
Verschil
2002 1985-1996 en 1985-2002
Calcium
Foliumzuur
Magnesium
Calcium
Foliumzuur
Magnesium
Vitamine B6
Calcium
Magnesium
Calcium
Magnesium
Magnesium
Vitamine C
Vitamine C
Calcium
Foliumzuur
Magnesium
Vitamine B6
Calcium
Vitamine C
33
23
18
34
34
22
55
4
18
31
9
19
21
1
7
3
27
22
18
13
28
18
11
22
30
18
32
3
14
28
6
15
18
2
7
5
24
18
12
8
103
47
24
56
39
26
140
14
27
37
21
62
51
5
8
23
31
330
21
60
−68%
−51%
−25%
−39%
−13%
−15%
−61%
−71%
−33%
−16%
−57%
−69%
−59%
−80%
−13%
−87%
−13%
−93%
−14%
−78%
−73%
−62%
−54%
−61%
−23%
−31%
−77%
−79%
−48%
−24%
−71%
−76%
−65%
−60%
−13%
−78%
−23%
−95%
−43%
−87%
Bron: 1985 Farmaceutisch bedrijf Geigy (Zwitserland). 1996 en 2002 Levensmiddelen laboratorium
Karlsruhe/ Sanatorium Oberthal
Hensel vond in vulkanisch rotsmeel, gips
en kalk de ideale meststof die alle basismineralen, maar ook fosfor, in de juiste
proporties bevat. Bovendien is praktisch
overal in de wereld rotsmeel overvloedig
en goedkoop beschikbaar. Naast de ver-
Lavameel. Foto: Yggdrasil
8 | Permacultuur Magazine
noemde basismineralen bevat rotsmeel
nog enkele tientallen andere mineralen,
waarvan men nu weet dat ze ook essentieel zijn voor gezonde gewassen, gezonde
dieren en gezonde mensen!
Wat stikstof betreft, bewees Hensel
dat alle planten hun stikstofbehoefte
uit de atmosfeer halen en niet alleen de
zogenaamde ‘stikstoffixerende’ planten.
Als er te veel stikstof wordt toegevoegd
aan de bodem, in verhouding tot de
basismineralen, dan neemt ammoniumstikstof de plaats in van die mineralen
en dan krijgen de planten een krachtige
groeistoot, maar dan zijn plantenziektes
en insectenplagen het onvermijdelijke
gevolg van dat mineralentekort en het
teveel aan stikstof.
Een leerling en bewonderaar van Hensel,
Sampson Morgan, was een fervente
tegenstander van het gebruik van mest
in de landbouw. Door overmatig gebruik
van dierlijke en chemische mest wordt
aan het bodemleven zware schade toegebracht. Dierlijke mest bevat fosfor en
een te hoge concentratie hiervan in de
bodem heeft nefaste gevolgen voor het
bodemleven.
Volgens Sampson Morgan moest de
bodem bemest worden met groencompost, die lang gelegen had, gecombineerd met lava en gips. Deze combinatie
was ideaal om de bodem te verrijken en
gezonde planten te bekomen.
De Nijl als voorbeeld
Men ging in die periode ook kijken in
Egypte, in de Nijlvallei. Hier heeft men
6000 jaar aan natuurlijke landbouw gedaan! De Nijl heeft twee bijrivieren die
haar voeden, de Witte Nijl en de Blauwe
Nijl. De Blauwe Nijl heeft haar bronnen
in Ethiopië en voedt de hoofdrivier met
geërodeerd gesteentemateriaal en organisch materiaal.
Dit Nijlslib dat elk jaar tijdens de overstromingen afgezet werd in de vallei
zorgde ervoor dat er 6000 jaar lang op
natuurlijke manier aan landbouw kon
gedaan worden, tot de bouw van de Aswandam er begin 20ste eeuw een einde
aan maakte. Dit Nijlslib was grof gezegd
organisch materiaal en gesteentemeel.
Dit duidt overduidelijk op het belang
van compost en lavameel en toont aan
dat het gebruik van kunst- en organische meststof niet nodig is.
Tijdens de tweede wereldoorlog ontdekte de Amerikaanse wetenschapper
Philip S. Callahan paramagnetisme!
Lava is heel sterk paramagnetisch en
planten zijn diamagnetisch. Een paramagnetische bodem is heel belangrijk
voor een goede groei van gezonde
planten.
Uit metingen blijkt nu dat het Nijlslib
ook heel sterk paramagnetisch is en zo
bijdraagt aan de eeuwenlange, succesvolle, natuurlijke landbouw in de
Nijlvallei.
> Ik meen ooit ergens gelezen
te hebben dat in onze huidige
voeding de noodzakelijke mineralen sterk verminderd zijn.
Hierdoor zouden we nu tien
sneden brood moeten eten om
dezelfde voedingsstoffen binnen te krijgen als honderd jaar
geleden met één snee?
De tekorten, die ontstaan door het gebruik van (kunst-)meststoffen, waren
al vastgesteld door Julius Hensel. In 1992
bevestigde de Earth Summit in Rio dat
de gehaltes aan mineralen in de bodem
over de hele wereld met zo’n 80% gedaald
waren, in Europa met 72%.
En wat er niet in de bodem zit, kan ook
niet door planten worden opgenomen. Je
merkt dit heel duidelijk in analyses van
groenten. De verschillen zijn heel groot
tussen vroeger en nu (zie tabel).
Er is een Nobelprijswinnaar, Alexis
Carrel, die zei dat de huidige tekorten aan
mineralen in de bodem de reden zijn voor
vele huidige ziekten.
Enkele boeken en een website die zeer belangrijk zijn in
je zoektocht naar natuurlijke
landbouw en het gebruik van
lava:
> Hoeveel lava moet je strooien
om je bodem terug op peil te
brengen?
Ik strooi jaarlijks zo’n 100 g/m2, dat is
voldoende. En lava is er meer dan voldoende hé, eigenlijk onbeperkt. Er zijn
lagen van meer dan 4 km dik! Daar kan je
al een tijd aan graven voordat het op is.
Julius Hensel
Het is dus heel belangrijk dat deze tekorten aan mineralen in de bodem worden
weggewerkt en dit kan perfect met lava
en landbouwgips.
Het is te vergelijken met hetgeen gebeurt
tijdens een ijstijd. Door de gletsjers die
zich verplaatsten werd er gesteente
fijngemalen en zo achtergelaten op de
bodem. Na de ijstijd was de bodem terug
aangevuld met mineralen uit gesteentemeel en was deze terug vruchtbaar.
> Wij werken op Yggdrasil met
groencompost en lava. Kan
je er dan van uitgaan dat de
groenten terug voldoende voedingsstoffen bevatten of is het
onmogelijk om het niveau van
voor de wereldoorlog terug te
bereiken?
Nee, als je op die manier werkt, dan heb
je terug gezonde groenten, dan heb je
terug groenten waar voldoende in zit.
Daarom ook dat ik permacultuur belangrijk vind en dat ik die manier van werken
heel goed vind.
Cartoon
Julius Hensel: Das Leben en
Brot aus Steinen
Sampson Morgan: Clean Culture
Justus von Liebig: Es ist ja dies
die Spitze meines Leben,
Nederlandse vertaling: De zoektocht naar kringlooplandbouw
Victor Schauberger:
Naturenergien
Philip S.Callahan, Ph.D:
Paramagnetism, Rediscovering
Nature’s Secret Force of Growth
Pure Milieutechniek:
www.pure-milieutechniek.be
Permacultuur Magazine |
9
Hoe moet je een
met onkruid
overwoekerd
terrein afdekken?
Geen plastic, wel proper karton!
Voordat je begint met karton te leggen,
zorg je ervoor dat dit al gekuist is. Met
gekuist bedoel ik het verwijderen van alle
plakband, nietjes en grote plakkers. Deze
wil je echt niet in jouw grond tegenkomen de volgende jaren, dus secuur
verwijderen is de boodschap.
Gebruik ook enkel bruin golfkarton. Wit
karton met of zonder veel kleuren en
tekeningen, soms zelfs met een plastic
laagje, is niet bruikbaar in je tuin!
Kuis je karton op voorhand, dan gaat het
veel sneller vooruit in de tuin.
Een overwoekerd stuk grond: afdekken is een eenvoudige en snelle oplossing om hier te beginnen tuinieren.
Het opstarten van een moestuin is niet zo evident wanneer je gekozen plek overwoekerd is met onkruiden.
Hoe je zo’n stuk eenvoudig
kan opkuisen zonder spuiten
of grondbewerking is voor
velen een mysterie.
En toch is hiervoor een effectieve oplossing die je niet
al te veel tijd en moeite kost
maar een gegarandeerd resultaat oplevert!
Gebruik karton en mulch
zoals stro of houtsnippers om
je bodem af te dekken.
10 | Permacultuur Magazine
Foto’s Yggdrasil
Auteur Frank Anrijs
Als je al bezig bent met natuurlijk tuinieren heb je hierover misschien al gehoord,
maar wanneer je zelf moet beginnen in
je tuin, rijzen er toch direct een heleboel
vragen of doe je dingen verkeerd. En dan
is het resultaat niet zoals verwacht!
Met enkele tips maak ik het afdekken
veel eenvoudiger en effectiever, waardoor
je een veel beter resultaat krijgt tegen het
voorjaar.
Wanneer afdekken?
Je kan op elk moment van het jaar afdekken, persoonlijk vind ik het einde van de
zomer het beste moment.
De planten zijn tot dan toe hard gegroeid,
maar ze hebben nog niet veel reserves
opgeslagen in hun wortels. Afdekken zal
dus direct een grote klap toebrengen aan
Hoe beginnen?
Het stuk dat je wil bedekken staat misschien vol met hoge bloeistengels, brandnetels, distels en andere hoge onkruiden.
Deze moet je plattrappen voor je begint
met bedekken. Anders is het onmogelijk
om het karton goed over deze planten te
leggen.
Loop gewoon over jouw terrein en knak
met je voeten de stengels af juist boven
de grond. Ook brandnetels, bladeren van
zuring, melde, … kun je gemakkelijk omver duwen en zo ga je jouw terrein min
of meer vlak maken. Hierdoor gaat het
karton leggen veel sneller en gemakkelijker verlopen.
Trek dus een lange broek en stevige
schoenen aan en begin maar te trappen.
het aanwezige onkruid. Ook is de snelste
groeiperiode voorbij, waardoor de kans
kleiner is dat er na enkele weken al onkruid komt piepen doorheen het karton.
Heel de herfst- en winterperiode is er
geen groei, wat ervoor zorgt dat alle onkruiden al afgestorven en verteerd zijn tegen het voorjaar. Dat maakt de kans weer
kleiner dat er onkruid door het karton de
kop opsteekt.
Wanneer je bijvoorbeeld eind augustus
afdekt, dan heeft het bodemleven in
combinatie met het karton en de mulch
tijd tot in april (zeven maanden!) om zijn
werk goed te doen: onkruid versmachten
en de bodem verbeteren.
Maar uiteindelijk kan je altijd, op gelijk
welk moment, beginnen met afdekken.
Goed overlappen
Dit is een heel belangrijke tip en gaat bepalen of je afdekwerk gaat lonen of niet!
Wanneer je karton legt, zorg er dan voor
dat de verschillende stukken elkaar goed
overlappen. Minstens een 20-tal cm aan
alle kanten. Ik weet het, het betekent
dat je veel meer karton moet gebruiken,
maar hier is wel een goede reden voor.
Wortelonkruiden hebben immers aanzienlijke reserves en groeien onder het
karton verder op zoek naar licht. Wanneer ze gemakkelijk tussen de overgang
van twee stukken karton door geraken,
komen ze er snel terug bovenuit. Zodra
dat gebeurt zijn ze vertrokken op hun
veroveringstocht door je tuin.
Overlap dus royaal en gebruik kleinere
stukken karton om elke scheur, opening
of kier toe te dekken.
Afdekken met mulch
Dek je karton af met een organisch materiaal: stro of houtsnippers zijn hiervoor
ideaal. Er zijn trouwens verschillende redenen waarom je mulch moet gebruiken.
Karton dat gewoon bloot ligt, gaat door
de regen nat worden, tijdens het opdrogen opkrullen en dan wegwaaien. Zelfs
als je hier en daar wat stenen legt om het
op de grond te houden. Daarnaast is het
ook een verschrikkelijk zicht.
Een andere functie van een mulchlaag
is het aandrukken van het karton tegen
de bodem. Als je wil dat het afdekken
goed verloopt, het onkruid afsterft en de
bodem verbetert, dan moet er contact
zijn tussen het karton, de bodem, en het
bodemleven.
Zeker mulch gebruiken is de boodschap!
Leg de mulch dik genoeg
Leg de mulchlaag dik genoeg. Het karton
verteert – afhankelijk van het seizoen
– op enkele weken tot maanden tijd.
Wanneer je maar een dunne mulchlaag
hebt gelegd, dan riskeer je dat er toch
licht door de laag komt en gaat het
onkruid kiemen en groeien doorheen de
mulchlaag.
Eerst alles plattrappen, daarna bedekken met bruin golfkarton (goed overlappen!) en stro.
En dat is niet de bedoeling!
Leg een strolaag van 30 cm of een laag
houtsnippers van 10 cm. Wanneer je
bezig bent en twijfelt of de laag dik genoeg is, leg dan nog wat extra mulch. In
dit geval is te veel niet te veel maar juist
genoeg!
Voorzie voldoende mulch en leg dikke,
dikke lagen.
Je moet je mulch niet vastleggen
Onheilsberichten over stro en karton
dat bij de buren terecht komt als het wat
waait, worden vlot verspreid, maar dit
zijn de uitzonderingen.
Als je een redelijk beschutte tuin hebt
met hagen, dan gaat er niets waaien.
Enkel in open vlaktes waar de wind
een aanloop kan nemen en geen lage
barrières (hagen, struiken, een muurtje,
…) tegenkomt, moet je eventueel extra
voorzorgsmaatregelen nemen en wat
takken op je mulch leggen.
In een doorsnee tuin is vastleggen echt
niet nodig, deze stap kan je dus met een
gerust hart overslaan!
Het lukt wel!
Hou de bovenstaande tips bij de hand als
je gaat mulchen, wanneer je tegen een
probleem aanloopt of als er toch vragen
rijzen, kan je snel even spieken en daarna
met een gerust hart verder werken!
Maar zolang je het karton goed overlapt
en er een dikke mulchlaag bovenop legt,
zal er niet veel verkeerd lopen.
Probeer het zeker eens uit, het resultaat
zal je verbazen.
Het eindresultaat: binnen 5–6 maanden kan je hier beginnen met groenten kweken.
Permacultuur Magazine |
11
Op bezoek bij
Charles
Dowding
‘niet spitten’ in de praktijk
Charles Dowding is een van de eersten die de ‘no dig-methode’ op commerciële schaal toepast. Geïnspireerd door de
tegendraadse werkwijze van Ruth Stout stopt hij begin jaren
tachtig met ploegen en spitten en brengt hij zijn methode
in de loop der jaren op verschillende locaties in de praktijk.
Maar waarom zou je eigenlijk niet spitten?
Foto’s Alex Schreiner
Auteur Alex Schreiner
In 2008 was Alex een van de initiatiefneemsters
van Transitie de Pijp en betrokken bij de oprichting
van een buurtmoestuin in Amsterdam waar ze met
permacultuur in aanraking kwam. Momenteel volgt
en is ze bezig een tuinderij op te zetten op basis van
permacultuur. Zie www.devoedselketen.nl voor een
impressie van de tuinderij.
Voor mij vormt de no dig-aanpak van
Charles Dowding een belangrijk stuk in
mijn persoonlijke permacultuurpuzzel.
Hoewel voedselbossen inspireren, zie ik
nog niet hoe ik alle eenjarigen uit mijn
dieet kan weren. Dat betekent dat ik
daar een plek voor moet vinden in mijn
ontwerp. Dowdings werkwijze biedt
daar handvatten voor: hij teelt eenjarige
planten zonder te spitten. Bovendien
spreekt zijn methode me aan vanwege
de no-nonsense aanpak en een kritische
en vragende houding ten opzichte van
bestaande boerenwijsheden. Vragen
waarom in plaats van doen zoals het je
geleerd is en steeds blijven kijken of wat
je doet inderdaad een beter effect heeft.
En nooit meer spitten natuurlijk – wie
wordt daar niet blij van?
12 | Permacultuur Magazine
Homeacres
In het voorjaar van 2014 reis ik daarom
voor een cursus market gardening af naar
Engeland. In het idyllische Somerset
heeft Charles Dowding sinds 2012 een
plek om te schrijven, cursussen te geven
en vanzelfsprekend een kleine market
garden te bestieren. Voor die tijd heeft hij
verschillende tuinderijen opgezet, variërend in grootte van de huidige 1500 m2
tot 5,5 ha in de jaren tachtig. In landen
uiteenlopend van Engeland en Frankrijk
tot Gambia heeft hij in die periode zijn no
dig-methode in de praktijk gebracht en
geperfectioneerd.
De cursus vindt plaats in de warme, huiselijke sfeer van Homeacres, een kleine
cottage met een serre met zicht op de
tuin. In deze serre brengen we de meeste
Charles Dowding laat zijn no-dig bedden zien op Homeacres
ze de opleiding ‘Biologisch-dynamische landbouw’
tijd door. Vraag- en antwoordsessies
aan de houten tafel worden afgewisseld
met kijkjes in de praktijk van de tuin. In
de woonkamer met houtkachel neemt
Dowding ons aan de hand van foto’s mee
naar de verschillende tuinderijen die hij
gerund heeft en maakt zo zijn praktijkervaring inzichtelijk.
Ruimte voor experiment
Op Homeacres heeft Dowding een aantal
proefbedden waar hij wel en niet spitten
nauwgezet met elkaar vergelijkt. Opvallend is zijn open en eerlijke houding ten
opzichte van deze experimentele bedden.
Zo geeft hij tijdens de cursus aan dat
hij op deze nieuwe locatie merkt dat de
gespitte bedden minder last hebben van
emelten (de larven van de langpootmug),
waarschijnlijk doordat deze door het spit-
ten blootgesteld worden aan vogels en
zo sneller opgeruimd worden dan in de
niet-gespitte bedden. Normaal gesproken
is dit een tijdelijk probleem; langpootmuggen leggen hun eitjes in grasland,
je hebt daarom vooral last van emelten
in grond die je net van grasland tot tuin
hebt omgevormd. Maar hier houden ze
in jaar twee ook aan en Dowding vraagt
zich af of dit een terugkerend probleem
gaat zijn in de niet-gespitte bedden. Zijn
voorlopige conclusie over de vergelijking is overigens positief: qua opbrengst
doen de niet-gespitte bedden niet onder
voor de bedden waarin wel gespit wordt
en qua kwaliteit scoren de niet-gespitte
bedden duidelijk beter.
De natuur nabootsen
Een belangrijk onderdeel van Dowdings
no dig gardening is compost gebruiken als
mulch. Elk jaar brengt hij voor de winter
een laag compost aan op de bedden. In
het begin 5 cm, later bouwt hij dat af
naar 2,5 cm. Dit kopieert het natuurlijke
proces van vallende bladeren in de herfst.
Eventuele klompen in de compost vallen
in de winter uit elkaar en in de lente heb
je een mooie vruchtbare grond waarin
direct geplant of gezaaid kan worden. De
compost voegt voedingsstoffen toe aan
de bodem en verhoogt het organische
stofgehalte. Dit zorgt weer voor een betere bodemstructuur: bij kleigrond door de
grond los te houden, bij zandgrond helpt
het de bodem vocht beter vast te houden.
Niet spitten en het bodemleven
Onder de grond heeft het niet spitten natuurlijk nog meer effect. Door de grond
niet meer te verstoren krijgt het bodemleven de kans zich te ontwikkelen en zo
te helpen bij de opbouw van een mooie
bodemstructuur en het verspreiden van
organisch materiaal.
Spitten doorbreekt dit bodemvoedselweb. Waar de meeste wormen er waar-
schijnlijk niet lang van wakker liggen
als ze plotseling 20 cm dieper of minder
diep in de grond zitten, gaat dat niet op
voor micro-organismen zoals bacteriën
en schimmels. Deze kleine vrienden van
een gezonde bodem hebben behoefte
aan specifieke omstandigheden die zich
op verschillende dieptes in de grond
voordoen. Door te spitten worden deze
leefmilieus verstoord. Het bodemleven
wordt namelijk niet alleen op een andere
diepte in de bodem neergezet. Er komt
meer zuurstof in de bodem, de korrelstructuur wordt grover en het bodemleven wordt aan vogels en andere rovers
blootgesteld. Bodemplagen kunnen beter
tegen deze omstandigheden dan het voor
ons gunstige bodemleven.
Voor schimmels zijn de gevolgen nog
groter. Schimmels, waaronder mycor­
rhizale schimmels die in symbiose leven
met planten, vormen een uitgebreid
netwerk in de bodem. De mycor­rhizale
Permacultuur Magazine |
13
In g e z on d e n v r aa g
n
a
v
b
e
w
l
se
d
e
o
v
m
e
d
o
b
Wat vindt het
?
m
e
d
o
b
e
d
n
a
a
t
u
o
z
e
e
z
het toevoegen van
schimmels vervullen daar een belangrijke
functie: ze kunnen voedingsstoffen vrijmaken voor planten die deze anders niet
op kunnen nemen, en helpen planten
zich beter teweer te stellen tegen plagen
en ziektes. Door te spitten wordt deze
symbiose verstoord en krijgen schimmels geen kans deze netwerken op te
bouwen.
Wieden, wieden, wieden
Heeft iemand ooit gezegd dat je binnen
de permacultuur nooit meer hoeft te
wieden? Charles Dowding zou diegene
meewarig aankijken. Hoewel in een
voedselbos de onkruiddruk na verloop
van tijd verminderd kan worden door
de onkruiden te vervangen door planten met een vergelijkbare functie maar
waar je tegelijkertijd van kan oogsten, is
dit in een stuk met eenjarigen lastiger.
Onkruiddruk is vooral in de commerciële teelt een groot probleem en is voor
veel tuinders een belangrijke reden om
jaarlijks te ploegen of spitten. Het idee is
dat je de onkruiden onder de grond werkt
om zo in het voorjaar weer schone grond
te hebben.
Spitten en ploegen zijn echter noodoplossingen die op de lange termijn juist tot
meer onkruiddruk kunnen leiden. Door
te spitten wordt de bodem continu teruggebracht naar precies die fase waarin
onkruiden het goed doen. Zij doen het
een stuk beter dan de relatief zwakke
Een goede compost is essentieel voor no-dig gardening
planten die wij gekweekt hebben voor
hun eetbaarheid, terwijl onkruiden zijn
geëvolueerd om zich snel te vestigen en
zich te verweren tegen de relatief onbeschermde omstandigheden van de open
grond. Door te spitten worden bovendien onkruidzaden die diep in de bodem
liggen naar boven gebracht en kunnen zo
weer ontkiemen.
Het probleem waar je als beginnende
tuinder tegenaan loopt is dat je bij je stuk
grond de onkruiden vaak cadeau krijgt en
er tijd overheen gaat voor je die gezonde
bodem hebt met weinig onkruid. Het
advies van Dowding is dan ook zero
tolerance tegenover onkruiden, vooral in
het begin. Elke melde-plant die nu niet
in het zaad schiet, betekent 10.000(!)
minder zaden in de bodem die het vol-
gende jaar kunnen kiemen. Want hoewel
de dieper gelegen zaden niet langer naar
boven gebracht worden door te stoppen
met spitten, biedt het natuurlijk geen
bescherming tegen onkruidzaad dat van
boven komt.
En daar komt de eerder genoemde
compost weer om de hoek kijken. Naast
voeding en organisch materiaal vormt de
laag compost namelijk ook een barrière
voor de onkruidzaden in de bodem en
helpt daarmee bij het onkruidvrij houden
van je tuin.
Spitten of niet spitten?
Het antwoord op die vraag is natuurlijk
geheel aan jou, de lezer. Geheel in de stijl
van Dowding zou ik zeggen: kijk of je
de redenen die Dowding geeft om niet
te spitten logisch vindt en van toepassing op jouw plek. Blijf vooral kritisch,
vergelijk de verschillende methodes en
pas ze aan op jouw specifieke situatie. En
onthoud: eenduidige antwoorden bestaan
niet, zeker niet binnen de permacultuur.
Is het verstandig/nuttig om mineraal
zout (ongeraffineerd Keltisch zeezout of
SEA-90) toe te voegen aan de bodem? Ik
hoorde in de lezing van Marc Siepman
dat het toevoegen van minerale (mest)
stoffen het bodemvoedselweb verstoort.
Zelf heb ik bij planten in pot goede
(smaak)ervaringen en het boekje Levenskracht uit de oceaan van Maynard Murray
bevestigt mijn gedachte. Ik gebruik ook
lavameel vanuit eenzelfde intentie. De
bodem geeft voedingsstoffen aan de
voedingsgewassen die ik nuttig en die
moeten mijns inziens ook weer aangevuld worden, in de in de natuur voorkomende verhoudingen om de balans niet
te verstoren en uitputting te voorkomen.
Anders heeft de plant niet alle mineralen tot haar beschikking en krijg ik ze
ook niet binnen. Ik geef het zout alleen
in oplosbare vorm, 2 à 3 gram per liter
water. Ik doe dit in de tuin en alleen bij
droog weer om de kans op opnemen te
vergroten en de kans op uitspoelen te
verkleinen. Maar mijn vraag is nu: hoe
vindt het bodemvoedselweb dit? En zou
ik het ook in de niet-opgeloste vorm
kunnen gebruiken, waardoor het minder
snel uitspoelt en (hopelijk) langer beschikbaar blijft voor de planten?
Met vriendelijke groeten, Trudy
Deze vraag werd beantwoord door
Marc Siepman
www.charlesdowding.co.uk
blog.natuurlijkemoestuin.be/
ruth-stout-tuinieren-zonder-spitten
De no-dig bedden op Homeacres, mei 2014
14 | Permacultuur Magazine
Beste Trudy,
Zeezout is vooral waardevol omdat het
meer dan tachtig verschillende sporen­
elementen bevat, en ook nog eens in
de juiste verhoudingen. Net als planten
heeft ook het bodemvoedselweb alle
voedingsstoffen nodig om echt gezond te
zijn. De micro-organismen in de bodem
zijn natuurlijk zeer gevoelig voor een teveel aan zouten. In beperkte hoeveelheden zijn natrium en chloor (keukenzout)
echter essentieel. Maar omdat je niet
precies weet welke mineralen je toevoegt
en in welke dosering (dat staat niet op de
verpakking), kun je beter te weinig geven
dan te veel. Murray zegt in zijn boekje*)
dat er nog veel onderzoek gedaan moet
worden naar het gebruik van zeezout (dat
is dus gewoon zout uit de zee, dat veel
duurzamer gewonnen kan worden dan de
‘Keltische’ variant) voor de productie van
voedsel, maar dat de eerste experimenten
hoopgevend zijn.
Hoewel toevoegingen zoals zeezout
zeker kunnen helpen, is het niet altijd
noodzakelijk: het stimuleren en voeden
van het bodemleven is vaak belangrijker.
Het bodemleven kan voedingsstoffen
vrijmaken uit de bodem zodat deze
opneembaar worden voor de plant.
Bovendien komen er humuszuren vrij bij
de afbraak van organisch materiaal die
de sporenelementen beter opneembaar
maken voor de plant. Een teveel aan
opneembare macronutriënten als kalium
en stikstof kan de opname van de toegevoegde sporenelementen verhinderen.
In een dergelijk geval is het veel zinniger
om die overschotten weg te werken dan
zeezout te gebruiken. Het herkennen van
overschotten in de bodem is lastig en
vergt heel wat observatievemogen. Een
bodemtest kan veel uitwijzen (maar is
nooit een absolute meting). Er zijn indi-
catorplanten die duiden op overschotten
van voedingsstoffen in de bodem, maar
meer dan indicatoren zijn het niet. Ook
daar kun je niet blind op varen.
Wat betreft het gebruik van de niet-opgeloste vorm: dat maakt niet zo gek
veel uit, het spoelt hoe dan ook uit als
je te veel gebruikt. Kelp, waar ook alle
sporenelementen in zitten, spoelt niet
uit omdat de voedingsstoffen organisch
gebonden zijn en maar langzaam vrijkomen. Maar helaas wordt daar alweer te
veel van geoogst voor allerlei doeleinden.
Het aanleggen van kelpwouden om de
voedingsstoffen uit de zee weer op het
land te halen (waar ze oorspronkelijk
vandaan komen), is in principe een prima
idee. Maar goed beheer is cruciaal: de
zuurstof in vier van de vijf ademteugen
die je neemt komt uit de oceaan en wordt
door algen (zoals kelp) geproduceerd.
Dat proces wordt door verzuring al
enorm verstoord, het is dan ook niet erg
perma om daar aan bij te gaan dragen.
Lavagruis is veel minder snel opneembaar dan lavameel en zal daardoor ook
minder snel uitspoelen.
Dus als antwoord op je vraag: het bodemvoedselweb vindt het toevoegen van
zeezout prima, zolang je maar heel lage
doseringen toepast. Het zijn tenslotte
sporenelementen: voedingsstoffen die
een plant in minuscule hoeveelheden
nodig heeft. Een teveel kan voor de plant
schadelijke of zelfs giftige doses opleveren.
Veel succes met experimenteren!
Marc Siepman
* Sea Energy Agiculture, in het Nederlands uitgegeven
door de NVLV (Netwerk Vitale Landbouw en Voeding) als
Levenskracht uit de zee. Zie netwerkvlv.nl.
Permacultuur Magazine |
15
D e d i sc u ss i e
Binnen de permacultuur geldt maar één dogma, en dat is dat er geen dogma’s zijn. En
wat is er vanuit dat oogpunt leerzamer dan hetzelfde onderwerp vanuit verschillende
oogpunten te bekijken? In ‘De Discussie’ zetten we daarom verschillende visies naast
elkaar, om te beginnen met een heet hangijzer binnen de permacultuur: gildes.
De Discussie:
gildes
Er zijn weinig onderwerpen die zo typerend zijn voor de permacultuur als gildes. Maar wat
zijn gildes eigenlijk, waarom zijn ze belangrijk en hoe geef je ze vorm? Welke stappen moet
je als beginner zetten om tot een gilde te komen? We legden deze vragen voor aan twee
permaculturisten – Irene Verbeek en Frank Anrijs – en kregen vanzelfsprekend twee verschillende antwoorden. Over de eerste vragen lopen de standpunten van Irene en Frank
uiteen, maar over de laatste lijken ze het eens te zijn. Er is geen simpel stappenplan om tot
een gilde te komen. Ook hierin lijken gildes de kern van permacultuur te raken: het is een
kwestie van observeren, toepassen en terugkoppelen. En vooral uitgaan van jouw specifieke
omstandigheden en uitgangspunten.
Gildes vanuit de ecologie
bekeken – Irene Verbeek
Irene is ecologe en volgde in 2010 de jaaropleiding bij
Taco Blom. Sinds ze een eigen tuin is gaan opzetten
Gildes zijn heel praktisch omdat ze sterker zijn dan een willekeurige verzameling
planten bij elkaar. De planten in een gilde
ondersteunen elkaar in plaats van dat ze
elkaar beconcurreren.
raakte ze vanuit de ecologie gefascineerd door het
concept van plantengilde’s.
Gildes
Een gilde is een groep planten die samenwerkt en daardoor het systeem sterker
maakt. Binnen de permacultuur proberen
we systemen uit de natuur te kopiëren
en zo onze tuinen op te bouwen. In
de natuur zie je dat bepaalde plantencombinaties nauwelijks te vinden zijn
terwijl andere veel voorkomen. Dat deze
combinaties veel voorkomen is omdat
ze elkaar versterken. In de natuur wordt
dit een plantengemeenschap genoemd:
planten die ongeveer dezelfde groeiplaats
nodig hebben en elkaar ondersteunen in
hun groei. Met een gilde probeer je zo’n
plantengemeenschap na te bootsen met
de planten die je zelf kiest, soms in combinatie met de al aanwezige planten.
16 | Permacultuur Magazine
Een gilde vormgeven
Omdat geen enkel stuk grond en geen
enkele eigenaar hetzelfde zijn, zijn er
geen standaard gildes. Wat voor gilde je
bouwt hangt af van de omstandigheden
(grondsoort, zon, formaat tuin, etcetera) en van de behoeftes van de eigenaar
(voedselproductie, medicinaal, rustgevend, showtuin, etcetera). Hierdoor is
een standaard gilde niet te vinden.
Als je de omstandigheden kent en weet
wat je doel is, kan je vervolgens kijken naar natuurlijke ecosystemen die
op vergelijkbare grond groeien. Deze
plantengemeenschappen kunnen je veel
laten zien over jouw toekomstige gilde.
Planten die hetzelfde of nauw verwant
zijn aan de soorten die je in de plantengemeenschap vindt kan je toevoegen aan
je gilde. Zo groeit je lijst met mogelijke
soorten. Kijk hierbij natuurlijk ook
naar wat je graag wilt. Iemand met een
appelallergie zal geen appels in het gilde
zetten bijvoorbeeld. Andersom kan je
ook kijken hoe je planten die je erg graag
wilt hebben in je gilde kunt plaatsen.
Een gilde opbouwen
Nu je een overzicht hebt van wat handig
is, begin je aan het bouwen van je gilde.
Werkend vanuit een ecosysteem probeer
je meerdere lagen van dat ecosysteem
in jouw systeem te bouwen. Als je twee
hectare hebt kan je alle lagen van het ecosysteem kwijt in je ontwerp. Op je balkon
zal je genoegen moeten nemen met drie
of vier lagen, aangezien een grote boom
niet zal passen.
Je begint met de plaatsing van het grootste element in je ontwerp. Op je balkon
is dat bijvoorbeeld een bessenstruikje
of een flinke erwtenplant, op je twee
hectare een rij met notenbomen of appelbomen. Daaromheen ga je vervolgens de
kleinere lagen in het ecosysteem toevoegen. De schaduwbomen, de struiken, de
kruidachtige gewassen en andere lagen
die op je eerder gemaakte lijstje staan.
Door vanuit gildes te werken zal je
merken dat je ontwerpen beter worden.
Je werkt meer vanuit het ecosysteem, je
leert beter te kijken naar de omgeving.
Een ontwerp zit logischer in elkaar.
Ook gaan je planten het beter doen. De
onderlinge samenwerking van de planten
zorgt voor minder ziektes en hogere
opbrengsten. Een gilde is dan ook een
mooie manier om beter te leren observeren en beter te leren ontwerpen, en het
uiteindelijk resultaat is een stuk stabieler
dan een ontwerp zonder gilde.
naar je groentetuin, gaat het verkeerd. Je
moet dan gaan zoeken naar verschillende
soorten groenten, fruit en kruiden die
‘samenhoren’ en elkaar stimuleren en
beschermen. Maar hiervan vind je geen
voorbeelden in de natuur. Er is niets
dat je kan gaan kopiëren. Er bestaan
ondertussen wel vele lange lijsten en
tabellen die elkaar allemaal tegenspreken
en zo steeds meer verwarring en chaos
Schijnbare Chaos
Op Yggdrasil combineren we volgens
enkele welbepaalde regels waardoor je
alles kan combineren en je een natuurlijk
uitziend resultaat behaalt dat altijd goed
is. Wij noemen deze manier van combineren Schijnbare Chaos.
Wij kijken naar de kleur, geur en textuur
van het blad en de ruimte die de plant
Gildes vanuit het standpunt
van de tuinier bekeken –
Frank Anrijs
Frank Anrijs kreeg permacultuur met de paplepel
ingegeven bij zijn ouders op Yggdrasil. Sinds 2012 is
hij daar de drijvende kracht en geeft hij cursussen
over natuurlijk moestuinieren.
Permacultuur is voor velen een redelijk
vaag begrip, zelfs als je je vernauwt tot
tuinieren. De ethische principes en ontwerpprincipes zijn theoretisch en vaag en
laten jou meestal met meer vragen dan
antwoorden achter. Omdat starters toch
een soort houvast moeten hebben om te
kunnen beginnen, wordt vaak teruggegrepen naar veel besproken onderwerpen die dan ‘typisch permacultuur’ zijn:
kruidenspiralen, swales, hügelbedden of
plantengildes. De achtergrond van deze
technieken is dan onbelangrijk, zolang
het maar toegepast wordt. En daar loopt
het helemaal fout.
Gildes
Dit geldt ook voor gildes. De theorie
achter gildes is dat bepaalde planten goed
gedijen samen met andere planten. De
ene plant ondersteunt en beschermt de
andere. Je ziet dit vaak ook in de natuur waar in bepaalde omstandigheden
welbepaalde plantengemeenschappen
ontstaan. Het zijn typische plantencombinaties die je op verschillende gelijkaardige plekken ziet terugkomen.
Gilde op de volkstuin van Linder. Foto: Linder van den Heerik
veroorzaken.
Angst en frustratie
Een natuurlijke moestuin moet je niet
opbouwen vanuit tabellen, vanuit twijfelachtige relaties die niemand bewezen
heeft. Dat de ideale gilde bestaat uit een
grote appelboom met daarrond wat
struiken, kruiden en enkele groenten is
absurd.
Een natuurlijke moestuin moet je opbouwen vanuit een doordachte planning,
vanuit een systeem dat zorgt dat je alles
kan combineren, ongeacht de plantensoorten. Anders krijg je een eindeloze,
frustrerende zoektocht naar de ideale
combinatie. Met de voortdurende angst
dat het niet gaat lukken.
inneemt (worteldiepte en planthoogte),
niet naar de soort of familie waartoe de
plant behoort. Deze vier plantkenmerken samen zorgen voor een intensievere
beplanting, een goede bedekking van de
bodem, bescherming tegen plagen en
ziektes en een grotere opbrengst.
Wanneer je bovenstaande basisprincipes
gebruikt, kan je alles in je tuin combineren zoals je wil. Je moet wel een beetje
plannen maar je zit niet vast aan specifieke combinaties of gildes. Denk een beetje
na, leer uit je eigen ervaringen en het
zaaien en planten zal veel eenvoudiger,
sneller en leuker zijn.
En dat is toch wat tuinieren moet zijn:
leuk en eenvoudig.
Maar wanneer je deze theorie doortrekt
Permacultuur Magazine |
17
Een goed begin
Bodemonderzoek deel 1:
zelf je bodem testen
Je hebt een nieuwe tuin, bent aan het ontwerpen en begint met het observeren van je tuin en haar omgeving. Een belangrijk onderdeel van het observatieproces is het in kaart brengen van je bodem. Wat voor grondsoort heb je?
In welke staat is je bodem? In de winkel zijn allerlei bodemtests te koop, dit
gaat meestal om pH-testers (die de zuurgraad meten). De pH-waarde van je
bodem is echter maar één eigenschap die je wilt kennen, en dan nog zegt deze
eigenlijk maar weinig. Welke tests kun je nog meer doen, en wat wil je eigenlijk
precies over je bodem weten? Een kort relaas over de basics van bodemtests.
auteur Linder van den Heerik
Wat je eigenlijk in kaart wil brengen is
hoe vruchtbaar je bodem is. Maar wat is
vruchtbaarheid eigenlijk? Het eerste dat
de meeste mensen te binnen zal schieten is de aanwezigheid van nutriënten,
maar hoeveel nutriënten er in je bodem
zitten is slechts een deel van het verhaal:
belangrijker is hoe goed die nutriënten
opgenomen kunnen worden.
Ik zou bodemvruchtbaarheid het liefst
definiëren als ‘het vermogen van een
bodem om bepaalde gewassen te laten
groeien’. Wat is er dan eigenlijk nodig
om gewassen te laten groeien? Nou ja,
nutriënten, voedingsstoffen dus, en het
is belangrijk dat deze voedingsstoffen
opgenomen kunnen worden. Maar om
te kunnen groeien hebben planten ook
18 | Permacultuur Magazine
lucht nodig bij hun wortels en ze moeten
bij water kunnen.
De belangrijkste factoren die dan van
invloed zijn op de vruchtbaarheid van je
bodem zijn:
• de textuur,
• de structuur (compactie, vochtvasthoudendheid en drainage, organisch
materiaal),
• het bodemleven,
• de pH-waarde,
• de kationenomwisselingscapaciteit
(CEC),
• de hoeveelheid nutriënten en
• de nutriëntenbalans.
Hieronder behandel ik steeds kort hoe
elke factor van invloed is en hoe je die
kunt testen. Een aantal tests kun je niet
zelf uitvoeren, tenzij je de beschikking
hebt over een bodemkundig laboratorium. In dit artikel ga ik vooral in op
de dingen die je zelf kunt testen, in een
latere uitgave van PM zal er een artikel
verschijnen dat meer ingaat op labtests.
Dit laatste is vooral interessant als je op
professionele of heel gerichte manier aan
de slag wilt.
Textuur
Met bodemtextuur wordt bedoeld wat
voor type bodem je hebt. Elke bodem
bestaat uit een deel moedermateriaal,
levenloze minerale bodemdeeltjes zoals
zand, silt en klei. Sommige bodems zijn
overwegend klei of zand, maar de meeste
‘Het Voedselbos’ in Nokere. Foto: Dirk Tonnard
Permacultuur Magazine |
19
zijn een mix van alle drie. Elke soort bodemdeeltjes heeft zijn eigen eigenschappen. Zand draineert heel goed, waardoor
de planten niet zo snel waterschade
oplopen, maar zand kan van zichzelf niet
zo goed water vasthouden, dus schade
door droogte heb je op zand wel eerder.
Klei kan heel goed water vasthouden,
maar draineert slechter. Zeker wanneer
klei compacteert (en dit doet het met nat
weer heel snel, zeker wanneer je het dan
gaat betreden) zullen er plassen water op
blijven staan. Zand bestaat uit vrij grote
deeltjes (2 tot 0,05 mm), klei uit heel kleine deeltjes (kleiner dan 0,002 mm), silt
(waar leembodems uit bestaan) zit daar
tussenin (0,05 tot 0,002 mm). Doordat in
een theelepel klei veel meer kleine deeltjes zitten en de deeltjes samen dus ook
een veel groter oppervlak hebben, kan
een kleibodem veel meer en veel beter
nutriënten vasthouden dan een zandbodem. Kleideeltjes zijn bovendien zo
klein dat ze een negatieve lading krijgen,
waardoor ze nog beter bepaalde nutriënten kunnen vasthouden.
Doorgaans wordt een kleibodem vruchtbaarder genoemd, dit zit ’m dus vooral in
het vermogen nutriënten vast te houden
en te bevatten, maar ook omdat je op
kleigrond veel minder snel droogtestress
krijgt.
Structuur
Met bodemstructuur bedoelen we de
staat van een bodem. Hoe luchtig is ze,
hoe klonterig of kruimelig is ze, hoe goed
kunnen wortels erdoorheen groeien?
Maar ook: hoe goed draineert ze en hoe
goed houdt ze water vast? Dit wordt
grotendeels bepaald door de hoeveelheid
organisch materiaal en het bodemleven. Betreden van de bodem bij ploegen
of spitten en tijdens het groeiseizoen
compacteert de bodem. In een normale
tuin wordt dit jaarlijks verlicht (tot zo’n
30 cm) door te spitten en te ploegen,
maar in een permacultuurtuin willen
we dat liever voorkomen. Om die reden
is het belangrijk om zo min mogelijk je
teeltbedden te betreden, zeker wanneer je
op kleigrond zit. In tuinen tot een zeker
formaat (schaal is alles!) is het dus van
belang om duidelijke paden en bedden
aan te leggen en voortaan alleen op het
20 | Permacultuur Magazine
pad te lopen en te zorgen dat je te allen
tijde bij het midden van een bed kan
vanaf de paden.
Een goede bodemstructuur bestaat uit
een heel poreuze bodem met daarin
kruimels van aan elkaar gelijmd organisch materiaal en zand en/of kleideeltjes.
Hoe krijg je die? Door het bodemleven
aan het werk te zetten en veel organisch
materiaal toe te voegen. Het bodemleven creëert met behulp van organisch
materiaal de juiste structuur; het zorgt
daardoor dat de bodem goed draineert en
tegelijkertijd dat de bodem meer water
kan vasthouden.
Organisch materiaal
Het organisch materiaal in de bodem
heeft dus ook vele functies: het voedt het
bodemleven, legt koolstof vast, houdt
nutriënten en water vast en zorgt dat het
bodemleven de structuur kan verbeteren.
Je zou een heel artikel kunnen schrijven
puur over de vele functies en waarden
van organisch materiaal in de bodem.
Bodemleven
Als wij mest, compost of mulch aan onze
planten geven, geven wij dit eigenlijk aan
het bodemleven. We vertrouwen op het
bodemleven om dit ruwe materiaal te
verteren en de nutriënten beschikbaar te
stellen aan onze planten. Dit gebeurt op
verschillende manieren, maar essentieel
is altijd dat er een groot voedselweb, een
eigen ecosysteem, in de bodem huist.
Door het bodemleven te voeden maken
we overigens niet alleen nutriënten vrij,
door voor de organismes in de bodem te
zorgen verbeteren we de bodem op veel
verschillende manieren: ze woelen de
bodem om, zorgen voor beluchting en drainage en verhogen daarmee het watervasthoudende en drainerende vermogen van
de bodem. Ze lijmen de deeltjes organisch
materiaal vast aan de klei en zanddeeltjes in
de bodem. De bodem wordt op die manier
ook beter beschermd tegen erosie.
De pH-waarde van de bodem is belangrijk
al door drie zaken bepaald:
omdat de meeste nutriënten alleen bij een
• bodemtype (zand, klei of leem),
bepaalde zuurtegraad goed opneembaar
• hoeveelheid organische stof,
zijn. Veruit de meeste nutriënten worden
•bodemleven.
het beste opgenomen bij een lichtzure pH
van tussen de 6 en 7. Er zijn verschillende
Zoals eerder gezegd, de negatief geladen
manieren om pH te testen, maar hoeveel
kleibodem kan ontzettend veel meer kat­
zegt dit eigenlijk? Een test zegt wat over de
ionen aan dan een grove zandbodem. Net
basistoestand van je bodem: zandgronden
als bodemdeeltjes kan organisch materiaal
zijn dikwijls wat zuurder, kleigronden iets
zo ver afgebroken worden dat het een
basischer. Maar wat er uiteindelijk eigen-
negatieve lading krijgt. Om onderscheid
lijk alleen toe doet is de pH-waarde in de
te maken tussen organisch materiaal in
rhizosfeer. De rhizosfeer is een laagje van
alle stadia van ontbinding en het stadium
ongeveer 0,1 mm rondom de haarwortels
waarin het zo klein is geworden dat het een
van planten. In deze rhizosfeer leven veruit
lading krijgt, noem ik de laatste categorie
de meeste bacteriën in de bodem, en die
voor het gemak ‘organische stof ’. Tot slot
bacteriën beïnvloeden de pH-waarde van
wordt de CEC-waarde bepaald door het
hun omgeving, ze houden het liefst van een
aanwezige bodemleven, en wel op twee
lichtzure pH, ideaal voor de planten ook.
manieren. Ten eerste zijn er micro-organis-
Wanneer wij het bodemleven goed voeden
mes in de bodem die zo klein zijn dat ze een
zal het bodemleven in samenwerking met
negatieve lading krijgen en dus kationen
de plant zorgen voor het juiste milieu.
‘aan zich vast plakken’. Bovendien nemen
Soms kan door een compactie of andere
ze ook nutriënten in zich op door ze op
verstoring in de bodem het bodemleven
te eten. Die nutriënten gaan dan deels in
zich niet goed ontwikkelen, er treedt dan
de levende biomassa van het bodemleven
ook verzuring op. Maar in plaats van kalk
zitten, een ander deel wordt afgescheiden
te strooien kunnen we in dat geval best
(uitgepoept) en kan dan door planten
de oorzaak, de verstoring of compactie,
opgenomen worden. Heb je heel veel
oplossen.
bodemleven, dan kan het bodemleven veel
Nutriënten
Nutriënten zijn dus de voedingsstoffen
waar planten zich mee voeden. Planten
hebben genoeg stikstof nodig om te
kunnen groeien, voldoende fosfor (onder
andere) om bladgroenkorrels te kunnen
grotere hoeveelheden mest of compost
per keer aan dan wanneer er maar weinig
leven in de bodem zit. Werk je met
dierlijke (ruwe) mest, dan zal je in het
laatste geval veel eerder uitspoeling van
nutriënten krijgen wanneer je de bodem
wil voeden.
maken en kalium voor vruchtvorming.
Naast deze macronutriënten waar planten
heel veel van nodig hebben zijn er ook
allerlei micronutriënten (of sporenelementen) nodig in veel kleinere dosis. Maar
net zo belangrijk als voldoende nutriënten
is de verhouding tussen de hoeveelheden
nutriënten in de bodem. Als deze nutriëntenbalans niet goed is worden bepaalde
nutriënten minder opneembaar.
De kationenomwisselingscapaciteit
De CEC-waarde (Cation Exchange Capacity)
pH-waarde
geeft weer hoeveel nutriënten een bodem
De pH-waarde geeft de zuurgraad van
kan verwerken en kan bevatten op een be-
een oplossing weer. Op een schaal van
paald moment. Nutriënten van planten zijn
1 tot 14 drukken we uit hoe zuur of hoe
vaak ionen, negatief (anionen) of positief
basisch iets is. Een waarde onder pH 7 is
(kationen) geladen atomen of moleculen.
zuur, boven pH 7 is basisch, of alkalisch.
De CEC-waarde van een bodem wordt voor-
En dan?
In het kader staat een aantal manieren
om je bodem te onderzoeken opgesomd.
Als je de staat van je bodem in kaart
hebt gebracht begin je de bodem te
verbeteren, maar hoe doe je dat? Nou,
dat is best typisch: heb je een bodem
die te goed draineert, maar niet zo goed
water vasthoudt, dan verbeter je dat door
flink organisch materiaal toe te voegen.
Houdt je bodem wel goed water vast,
maar draineert ze niet goed? Voeg dan
veel organisch materiaal toe. Niet genoeg
structuur? Organisch materiaal. Te zuur?
Voed vooral de bacteriën in de bodem
door organisch materiaal van niet-houtige oorsprong toe te voegen. Weinig
bodemleven? Voed het met organisch
materiaal! Weinig nutriënten? Organisch
materiaal toevoegen. Lage CEC-waarde?
Organisch materiaal toevoegen!
Organisch materiaal toevoegen lijkt het
antwoord op alles. Toch zal je met grote
compactieproblemen soms de bodem
éénmalig willen spitten of ploegen, daarna zorg je dat er geen nieuwe compactie
optreedt door vaste paden en bedden aan
te houden. Voortaan voeg je het organisch materiaal toe bovenop de bodem,
zonder het in te werken.
Lees verder over professionele bodemtests in een komend nummer!
Tests
Textuur
Een van de eerste dingen die je moet
gaan doen op een nieuwe plek is het
uitzoeken van je bodemtype, of bodemtextuur. Een indicatie kun je vaak
al vinden door te kijken op de bodemkaart van jouw regio (zie bijvoorbeeld
maps.bodemdata.nl). Vervolgens ga je
natuurlijk met je handen in de bodem
wroeten, met enige ervaring kun je
vaak al direct een inschatting maken
of je een vooral kleiige of zanderige
bodem hebt. In ‘de Velt’ (Handboek
ecologisch tuinieren van Velt) vind je
de bekende ‘jampot-test’. Hiervoor vul
je een schoon jampotje tot een derde
of de helft met grond uit de toplaag
van je bodem. Daarna vul je het verder
met water. Nu ga je de structuur uit de
bodem schudden; schud het potje met
water en grond een minuut of vijf stevig
heen en weer. Daarna zet je het potje
neer om de deeltjes te laten bezinken en raak je het niet meer aan. De
grootste deeltjes slaan eerder neer dan
de kleinste. Alles wat in de eerste paar
minuten neerslaat is zand. Gedurende
de eerste anderhalf uur daarna zullen
siltdeeltjes neerslaan. Kleideeltjes doen
er 24 tot 48 uur over om neer te slaan.
Uiteindelijk heb je een potje met
daarin een aantal duidelijk van elkaar
te onderscheiden laagjes. Door deze
op te meten met een liniaal kun je de
percentages berekenen en met een
textuurdriehoek bepalen wat voor
grondsoort je hebt.
Structuur
De structuur van de bodem kun je op
verschillende manieren bepalen. Als
eerste ga je met een grondboor een gat
boren zo diep als je kunt komen. Dit
geeft al een eerste indruk van de bodem, van de kleur van de bodem en tot
hoe diep de donkere kleur doorloopt.
Hoe los of compact is de grond en hoe
is de doorworteling? Uiteindelijk kun je
iets grondiger te werk gaan en kun je
een profielkuil graven. Een profielkuil is
een kuil van 1x1x1 meter, waarvan je één
zijde met een goede spade zo scherp
mogelijk afsteekt. Je kunt nu goed observeren hoe snel de bodem verkleurt,
hoe diep en hoe goed plantenwortels
gaan, of je veel wormenkanaaltjes kunt
zien en hoe compact de bodem op verschillende dieptes is.
Een andere eigenschap die door de
structuur van de bodem wordt bepaald
is de drainage. Om te kijken hoe goed je
bodem draineert kun je een kuiltje van
30x30x30 cm graven en dat volgieten
met water. Wacht tot het water is weggezakt en vul het kuiltje dan nogmaals
Bodemprofiel gemaakt met een grondboor. Foto: Alex Schreiner
Permacultuur Magazine |
21
UIT
N
R
22 | Permacultuur Magazine
Bodemleven
Ook hier zal je voor een degelijke indicatie
weer naar een bodemlab moeten. Een groot
gedeelte van het bodemleven kun je met
het blote oog niet zien en zal je onder de
microscoop moeten bekijken. Dit is niet
Samenvattend
Als je op een nieuw stuk grond aan de slag
gaat:
•
onderzoek de historie, bekijk de bodemkaart;
•
onderzoek de textuur met je vingers en in
een jampotje;
•
graaf een profielkuil en
- beoordeel je structuur,
- de hoeveelheid beestjes en
- bekijk de kleur/organisch materiaal;
•
bepaal de pH-waarde met een lakmoestest;
•
graaf een kuiltje dat je met water vult:
hoe lang duurt het voordat het water weg
is getrokken?
Marc Siepman is humist bij Gevoel voor humus
A
Organisch materiaal
Om te weten te komen hoeveel organische
stof (OS) je in de bodem hebt zul je een
grondmonster naar een lab op moeten
sturen. Onder de 3% is veel te laag; de
meeste biologische boeren streven naar
een OS-gehalte van 3 à 5 %, permatuinders
willen nog wel hoger gaan.
Toch kun je wel een idee krijgen van de
hoeveelheid organisch materiaal, en dus
de hoeveelheid OS, die in je bodem zit door
te kijken naar de kleur van je bodem. Hoe
zwarter de grond is, des te meer organisch
materiaal. De zwarte kleur wordt veroor-
zaakt door de koolstof in het organische
materiaal. Ook dit is iets waar je dus naar
kijkt bij het graven van een profielkuil of
wanneer je met de grondboor aan de slag
gaat: hoe donker de bodem is en bij welke
diepte de kleur steeds lichter wordt. Vanaf
een bepaalde diepte zal je zien dat de kleur
van het moedermateriaal meer zichtbaar
wordt. Zit je op zandgrond dan zal je op een
gegeven moment puur geel zand zien, zit
je op kleigrond dan krijgt de bodem op een
gegeven moment de kleur van die kleisoort
(dit kan geel, grijs-blauw of rood zijn).
A
met water. Nu ga je timen hoe lang het
duurt voor het water is weggezakt. Duurt
dit langer dan een uur dan kun je spreken
van een compactieprobleem en heeft je
bodem in het algemeen te weinig structuur.
B
Profielkuil met begroeing om ook de doorworteling waar te nemen. Foto: Alex Schreiner
Laboratorium
De CEC-waarde van je bodem kun je alleen
bij een laboratorium laten onderzoeken.
Voor de meeste mensen zal dit echter een
nogal abstract getal opleveren en is het
genoeg om een indicatie te hebben door
te kijken naar je grondsoort, aanwezigheid
van organisch materiaal en bodemleven.
Ook de hoeveelheid nutriënten, de nutriëntenbalans en het bodemleven zal door een
laboratorium onderzocht moeten worden.
Hoe bomen surfen op het
Wood Wide Web
Auteur Marc Siepman
M
pH testen
Er zijn in tuincentra kleine pH-meters te
koop met een metalen pin en een groen
doosje erop met daarin een analoog
wijzertje. Deze pH-testers zijn weggegooid
geld want ze zijn erg inaccuraat. Moet je
heel vaak pH testen dan kun je het best een
digitale pH-pen kopen met daarin een elektrode. Voor de meeste mensen is dit echter
een te dure aankoop voor iets wat je maar
zelden gebruikt, die mensen kunnen beter
een lakmoestest kopen. Dit zijn meestal
papiertjes, soms poeders. Je mengt dan
wat bodem met gedemineraliseerd (dus
pH-neutraal) water en doet dit op een
papiertje of in een buisje en wacht tot het
verkleurt. De kleur vergelijk je vervolgens
met een kaartje in de bijsluiter en die vertelt je ongeveer welke pH je hebt.
Ondergronds
gezwam
EE
makkelijk, maar kun je wel leren als je een
degelijke microscoop aanschaft. Ook kan je
tijdens het graven van je profielkuil tellen
hoeveel wormen, duizendpoten en andere
met het blote oog zichtbare beestjes je
tegenkomt.
(gevoelvoorhumus.nl) en geeft ongeveer twintig
keer per jaar de cursus humisme (humisme.nl). Hij
vertaalde twee boeken: Het Bodemvoedselweb (Jeff
Lowenfels en Wayne Lewis) en Bodem in Balans (Phil
Nauta).
Met dank aan:
Birgit Albertsmeier
voor het aanleveren van achtergrondartikelen.
Gerrit Jan Keizer
voor het aanvullen en verbeteren van de tekst.
Nog maar een paar jaar geleden had slechts een enkeling
van mycorrhizale schimmels
gehoord. Nu lijkt iedereen
– nou ja, binnen de permacultuur dan – het over deze
bijzondere medestanders te
hebben. Tijd om de bodem
in te duiken en ze eens van
dichtbij te bekijken!
De vliegenzwam is een wereldburger en een generalist, die een
symbiose met loofbomen zoals berk, beuk, eiken, haagbeuk, lindes en
met naaldbomen als dennen en sparren aangaat. Foto: Marc Siepman.
Functiegroepen
Schimmels zijn micro-organismen die
een ongelofelijke diversiteit aan functies
vervullen. Veel mensen zullen misschien
aan bedorven voedsel of aan witte paarden denken bij het horen van het woord
‘schimmel’, maar de doorgewinterde
permatuinier snapt dat de wereld er heel
anders uit zou zien zonder schimmels
en denkt eerst aan alle fantastische
dingen die ze voor hem of haar doen. Er
zijn waarschijnlijk (veel) meer dan een
miljoen verschillende soorten: van microscopisch kleine eencellige schimmels
– gisten – die ons ons dagelijks brood
geven (of – voor de broodverlaters – bier)
tot het grootste organisme op Aarde. Dat
is de voor ons eetbare maar voor bomen
dodelijke Armillaria ostoyae, in het Nederlands sombere honingzwam geheten.
Een reusachtig exemplaar dat in Oregon,
V.S. te vinden is, beslaat een oppervlakte
van 965 hectare, weegt zo’n 600 ton en
is 2400 jaar oud. Deze honingzwam is
parasitair, maar veel andere schimmels
zijn opruimers – ze zijn saprotroof – en
zorgen ervoor dat organisch materiaal
(dat uit dode bomen, planten en dieren
bestaat) zich niet ophoopt. Ze ontbinden
dood houtig materiaal door een mycelium te vormen – een zichtbaar netwerk
van schimmeldraden – dat zuren en enzymen uitscheidt. Op deze manier komen
saprotrofen aan de benodigde koolstof,
die ze niet uit de atmosfeer kunnen halen
omdat ze niet fotosynthetiseren. Mycorrhizale schimmels zijn in de regel niet
saprotroof en moeten zich op een andere
manier voeden. Daartoe gaan ze een symbiose aan: de inmiddels befaamde mycorrhiza. Dit artikel gaat over mycorrhizale
schimmels; alle andere functiegroepen
laat ik even buiten beschouwing.
Wat mycorrhizae zijn
Mycorrhiza is de wetenschappelijke
benaming van de symbiose tussen een
mycorrhizale schimmel en de wortel van
een plant (bomen incluis). Myco betekent schimmel, rhiza wortel. De letterlijke vertaling zou dus schimmelwortel
zijn, maar zo wordt de symbiose eigenlijk nooit genoemd. Toen 400 tot 450
miljoen jaar geleden de eerste voorlopers
van de planten het land koloniseerden,
konden ze moeilijk aan voedingsstoffen
zoals fosfaat, stikstof en zwavel komen
omdat hun wortels nauwelijks ontwikkeld waren en de bodems nog weinig organisch materiaal bevatten – waarschijnlijk is de symbiose toen al ontstaan en
is dit altijd zo gebleven. Toch is het nog
maar een goede honderd jaar bekend dat
de schimmels rond de wortels van een
plant geen schadelijke ziekte zijn, maar
juist een bevorderlijke symbiont. Sinds
de jaren zeventig wordt er weer meer
onderzoek gedaan naar deze belangrijke
functiegroep.
Mycorrhizale schimmels helpen de plant
– en andersom
De meeste mycorrhizale schimmels
kunnen niet overleven zonder een plant
die koolstof levert (die ze door middel
van fotosynthese vastleggen – zie kader),
maar mycorrhizale planten kunnen
meestal ook niet overleven zonder een
schimmel. Mycorrhizale schimmels
vergroten het worteloppervlak van de
plant met een factor 700 tot 1000 en
beschermen de plant daarnaast tegen
ziekten en eventuele gifstoffen – ook niet
mis. Voorbeelden van door schimmels
afgeleverde voedingsstoffen zijn fosfaat,
zink, ijzer, koper, calcium, magnesium
en mangaan. Fosfaat is de belangrijkste,
omdat een plant daar maar moeilijk aan
kan komen: fosfaten zitten anorganisch
gebonden in de bodem (aan bijvoorbeeld
calcium of ijzer) waardoor een plant ze
niet meer op kan nemen. Om ze weer
opneembaar te maken produceert een
Permacultuur Magazine |
23
schimmel chelators waaraan de fosfaten
(en de andere voedingsstoffen) worden
gebonden. Door dit proces, chelatie geheten, worden ze weer of beter opneembaar
voor de plant. De voedingsstoffen worden door de schimmel zo nodig tijdelijk
opgeslagen en op het juiste moment op
de stoep van de plant afgeleverd.
Lekkende planten
Het is bekend dat planten voedingsstoffen nodig hebben om te groeien, maar
minder bekend is dat een plant maar
liefst 96% van zijn biomassa uit koolstofdioxide en water haalt – en dus maar
4% uit de bodem. Van de door middel
van fotosynthese vastgelegde koolstof
scheidt de plant tijdens zijn leven 30%
tot vaak wel 80% uit via zijn wortels in
de vorm van exudaten: koolhydraten,
waaronder suikers, en eiwitten – in totaal
duizenden verschillende substanties.
Hiermee trekt hij micro-organismen aan
naar zijn wortelzone (de rhizosfeer) die
op hun beurt weer grotere organismen
aantrekken, zoals bacterie- en schimmel­
etende nematoden (aaltjes) en protozoa
(zoals raderdiertjes, pantoffeldiertjes en
amoeben). Deze eten de micro-organismen op en de overtollige voedingsstoffen
worden weer uitgescheiden. Die zijn weer
opneembaar voor de plant. Mycorrhizale
schimmels kunnen ook profiteren van
deze exudaten en dat doen ze dan ook.
Verschillende soorten
Er zijn duizenden verschillende soorten
mycorrhizale schimmels en je kunt ze
in verschillende groepen indelen. Je zult
het vaakst te maken hebben met ecto- of
endomycorrhizale schimmels. Ectomycorrhizale schimmels worden ook wel
EM genoemd (niet te verwarren met
Effectieve Micro-organismen) en groeien
om de wortels van de plant heen. Ze
vormen daar een beschermende mantel:
het Hartig net (genoemd naar de negentiende-eeuwse Duitse bioloog Robert
Hartig). Deze mantel isoleert de wortel
volledig van zijn omgeving: alle stoffen
die de plant binnenkomen, komen van
de schimmel. Er is een enorme diversiteit
aan ecto’s, maar je treft ze slechts aan
bij ongeveer 3% van de plantensoorten
(43 plantenfamilies), allen bomen of
struiken. Deze zijn echter zo veelvoorko-
24 | Permacultuur Magazine
mend dat ze een enorm landoppervlak
beslaan. Ecto’s gaan een symbiose aan
met bijvoorbeeld beuk, eik, els, linde,
berk, haagbeuk, populier, wilg, hazelaar,
den, spar, lariks en ceder. Ze produceren meestal een zichtbaar bovengronds
vruchtlichaam: de welbekende padden-
Eén schimmel kan
met wel twintig
bomen tegelijk een
symbiose hebben.
stoelen.
Endomycorrhizale schimmels dringen
de wortel van de plant binnen en kunnen
daar rechtstreeks voedingsstoffen uitwisselen. Ze groeien tussen de cellen van de
opperhuid van de wortels van de plant
in een boomvormige structuur (arbuskels), vandaar dat ze ook wel arbusculaire
mycorrhizale schimmels of AM worden
genoemd (arbor is Latijns voor boom).
Zij gaan een symbiose aan met de meeste
andere bomen (zoals walnoot), heesters,
rozen, vaste planten, bollen, groenten en
kruiden (in totaal ruim 200.000 soorten planten). Er is erg weinig diversiteit
onder de endo’s (er zijn ook maar iets van
240 soorten, terwijl het aantal soorten
ecto’s rond de 20.000 ligt), maar je treft
ze wel aan in ongeveer 90% van de mycorrhizale planten.
Ectendomycorrhizale schimmels lijken
op het oog ectomycorrhizaal te zijn,
maar dringen de wortels binnen alsof ze
endomycorrhizaal zijn. Bij mensen noem
je dat een identiteitscrisis, in de natuur
heet dat biodiversiteit.
Glomaline
Endomycorrhizale schimmels zijn
meestal afkomstig uit de orde Glomerales. Daarnaast komen er soorten van
de geslachten Endogone en Gigaspora
voor. De Glomerales produceren een
soort superlijm, glomaline geheten, om
hun schimmeldraden lekvrij te maken
(anders zouden heel veel voedingsstoffen de bodem in verdwijnen). Die
superlijm plakt natuurlijk niet alleen de
schimmeldraden dicht, maar houdt ook
bodemdeeltjes (zand, silt en klei) bij elkaar. Schimmels zijn daardoor essentieel
voor een goede bodemstructuur. Ze zijn
hoogstwaarschijnlijk de sleutel tot waterstabiele aggregaten, een kruimelstructuur in de bodem die bestand is tegen
stromend water. Alsof dat niet genoeg is
bestaat glomaline ook nog eens voor 30
tot 40% uit koolstof; ongeveer een derde
van alle in de bodem opgeslagen koolstof
zit in deze plakkerige substantie. Glomaline kan tientallen jaren in de bodem
blijven, dus die koolstof is een flinke tijd
uit de atmosfeer. Mogelijk is glomaline
belangrijker in het klimaatvraagstuk
dan humus, hoewel humus duizenden
jaren stabiel kan blijven en voor 50% uit
koolstof bestaat.
Nematodenvangende schimmels
Er zijn aaltjes (nematoden) die schimmels eten, maar verbazingwekkender is
het dat er ook schimmels zijn die aaltjes
eten. Dat is goed nieuws voor mensen
die last hebben van worteletende aaltjes.
Deze schimmels, die mycorrhizaal maar
ook saprotroof kunnen zijn, hebben
allerlei trucjes ontwikkeld waarmee ze
aaltjes in de val lokken. De meest spectaculaire is misschien wel Drechslerella
anchonia, die lasso’s maakt van drie cellen
die chemische stoffen uitscheiden. Die
stoffen wekken bij de aaltjes de indruk
dat ze de wortel van een plant binnendringen, maar ze worden vrij letterlijk in
het ootje genomen. Zodra het aaltje de
lasso binnendringt, pompt de schimmel
een vloeistof in de cellen waardoor deze
opzwellen en het aaltje wordt fijngeknepen. De schimmel dringt het aaltje binnen met zijn schimmeldraden en verteert
de eiwitten in het aaltje: zo komt hij aan
stikstof. Er zijn ook schimmels die kleefstoffen gebruiken (de gewone oesterzwam) of harpoenen afschieten (die heel
toepasselijk harpoenzwammen heten).
En er zijn sporen in de vorm van een
kurkentrekker, waar een nematode zich
in verslikt om vervolgens van binnenuit
opgegeten te worden. Ook gezellig.
Bezettingsgraad
Het is niet zwart-wit: het is niet zo dat
een plant of boom die een symbiose is
aangegaan per definitie gezond is. Het
gaat om de bezettingsgraad: hoe groter het oppervlak dat bezet is door een
schimmel, hoe meer worteloppervlak
een plant heeft en hoe beter hij aan voedingsstoffen en water kan komen. Het is
trouwens prima mogelijk dat een plant
of boom een symbiose aangaat met misschien wel vijftien verschillende schimmels. Het is zelfs mogelijk dat een boom
tegelijkertijd een ecto- en een endomycorrhizale symbiose is aangegaan en
dat een schimmel een ectomycorrhizale
symbiose met de ene boom heeft en een
endomycorrhizale symbiose heeft met
een andere boom (en die hoeft niet eens
van dezelfde soort te zijn). Eén schimmel
kan met wel twintig bomen tegelijk een
symbiose hebben. Zo ontstaan enorm
complexe netwerken die een compleet
bos met elkaar kunnen verbinden.
Zwammende bomen of bomende zwammen?
Bomen staan er zelden alleen voor. Zo
heeft Suzanne Simard, bosecoloog aan de
Universiteit van Brits-Columbia, ontdekt
dat papierberken via ectomycor­rhizale
schimmels koolstof sturen naar de
zaailingen van naburige douglassparren.
Dat doen ze met name als de sparren
’s zomers in de schaduw staan; in het
voorjaar en het najaar, als de berken geen
blaadjes hebben om te fotosynthetiseren,
Fotosynthese
Fossiele mycorrhiza van 52 miljoen jaar oud in barnsteen (fossiele hars, ook wel amber genoemd). Foto: Alexander
Fotosynthese betekent ‘samenvoegen
met licht’. Een plant, cyanobacterie of
alg kan de energie van de zon benutten
om koolstofdioxidemoleculen (CO2)
samen te voegen met watermeleculen
(H2O). De resulterende koolhydraten
kan een plant op allerlei manieren
inzetten om zijn eigen plantenlichaam
op te bouwen (door er cellulose van te
maken, bijvoorbeeld). Er wordt wel gezegd dat planten helemaal niet efficiënt
zijn in vergelijking met een fotovoltaïsch
zonnepaneel, maar zo’n paneel moet
eerst geproduceerd worden. Daar gaat
een hoop energie in zitten, terwijl planten zichzelf bouwen.
Fotosynthese is cruciaal in het uit de
atmosfeer halen van koolstof. Elk jaar
halen fotosynthetiserende organismen
100 tot 115 miljard ton CO2 uit de atmosfeer en binden de koolstof in biomassa. Daarbij stoten ze helaas wel een
afvalproduct uit: zuurstof (O2).
krijgen de berken koolstof van de sparren. Douglassparren die sterven, leveren
via schimmels voedingsstoffen af aan naburige, gezonde bomen die daardoor een
veel betere overlevingskans krijgen. Althans, mogelijk wil de schimmel gewoon
zijn eigen hachje proberen te redden,
maar hoe dan ook helpt deze eigenschap
de successie naar een volwassen bos
enorm. De wetenschap is nog maar net
begonnen met het onderzoeken van dit
complexe netwerk van schimmeldraden
dat bomen met elkaar verbindt, maar ze
hebben er in ieder geval wel een pakkende naam voor gevonden: het Wood Wide
Web. En mocht je je nu afvragen of de
film Avatar een kern van waarheid bevat:
zeker! Het idee van een moederboom
(logischerwijs meestal de oudste) die als
een internetprovider voor de rest van het
bos functioneert is correct. Het ziet er alleen niet zo flitsend uit als in de film. De
informatie en de voedingsstoffen worden
door de schimmeldraden verspreid.
Informatie over bijvoorbeeld aanvallen
door insecten, grazers of andere belagers
wordt gedeeld, zodat de andere bomen op
fenolen (bij bedektzadigen) of terpenen
(bij coniferen) gebaseerde gifstoffen kunnen aanmaken waarmee ze zich kunnen
verweren. Ook worden voedingsstoffen
die in te grote mate aanwezig zijn op één
plek verplaatst naar een plek waar een
tekort aan die voedingsstof is. Mycor­
rhizale schimmels hebben dus een heel
belangrijke balancerende functie.
Kopen of niet?
Het gekke met schimmels is dat hun sporen eigenlijk overal te vinden zijn (sommige zijn zo groot dat je ze met het blote
oog kunt zien). De kans is dus groot dat
ze in de bodem zitten, maar dat wil nog
niet zeggen dat ze actief zijn. Schimmelsporen kunnen soms honderden jaren
wachten tot de omstandigheden juist
zijn. En helaas zijn de omstandigheden
voor mycorrhizale schimmels niet vaak
optimaal. Het kopen en gebruiken van
mycorrhizale schimmels is geen garantie
voor succes (zeker niet als er onlangs
fungiciden gebruikt zijn of meststoffen
zoals kippenmest).
Schmidt / Universiteit van Göttingen.
Permacultuur Magazine |
25
P lan t b e sp r e k i n g
Hoe kun je de symbiose helpen?
Ik snap dat je staat te popelen om je nieuwe vriendjes meteen te hulp te schieten,
maar helaas zijn het vooral de dingen die
je niet doet waar ze blij van worden.
•Mycorrhizale schimmels kunnen
meestal geen houtig materiaal verteren, maar ze hebben er indirect toch
baat bij als er houtig materiaal rond een
boom ligt: de witrotters onder de afbraakschimmels ontbinden de lignine
in het hout en dringen ook de bodem
in. Daar verbeteren ze de structuur van
de bodem. Omdat de schimmeldraden
(hyfen) van nuttige schimmels tot
wel zes keer zo dik kunnen zijn als
die van schadelijke, bevat een bodem
met een goede structuur relatief meer
nuttige schimmels en kunnen ze de
concurrentie met schadelijke beter
aan. Bovendien functioneren mycorrhizale schimmels bij een specifieke
pH. Als je jaar in, jaar uit de blaadjes
onder een boom weghaalt, zal de pH
te hoog worden doordat de schimmels verdwijnen (schimmels scheiden
zuren uit om hun eten te verteren en
verlagen dus de pH). De bodem kan
ook te zuur worden (door bijvoorbeeld
stikstofdepositie); in beide gevallen
lijdt de symbiose eronder en kunnen de
schimmels parasitair worden om toch
aan koolstof te komen (strikt genomen
is de symbiose eigenlijk een vorm van
gebalanceerd parasitisme).
•De schimmeldraden zijn ontzettend
kwetsbaar, dus elke bodembewerking schaadt ze, evenals het gebruik
van kunstmest en pesticiden en het
verdichten van de bodem met zware
machines.
•Gebruik geen kippenmest of andere
meststoffen met een hoog gehalte aan
opneembaar fosfaat. De schimmels
gaan er niet dood van, maar ze worden
door de plant in toom gehouden omdat
ze makkelijk aan fosfaten kunnen komen en de schimmel daar dus niet voor
nodig hebben.
•Als je bij het planten van een plant of
boom schimmelsporen wilt aanbrengen (gekocht of zelf verzameld), dan
moeten ze, als ze eenmaal nat zijn
geworden, binnen 24 uur in contact komen met de wortels van een geschikte
plant, anders sterven ze. Ze kunnen
namelijk niet zonder een symbiont
overleven.
Niet-mycorrhizale planten
Er zijn ook planten die hun niche hebben
gevonden door juist géén symbiose aan
te gaan, ze zijn niet-mycorrhizaal. Deze
planten zijn flink in de minderheid:
maar liefst 96% van de planten vormt
juist wél een symbiose. De planten uit
de kruisbloemenfamilie (Cruciferae of
Brassicaceae), zoals broccoli, spruitkool,
wittekool, bloemkool, boerenkool, mosterd en koolraap, doen dat gewoon niet
en houden de mycorrhizale schimmels
zelfs bewust op afstand om te voorkomen dat ze gaan parasiteren (anti-mycorrhizaal zou dus eigenlijk een betere term
zijn dan niet-mycorrhizaal). Deze planten
werken samen met actinobacteriën om
mycorrhizale schimmels op afstand te
houden. Actinobacteriën komen in grote
hoeveelheden voor in hete compost, dus
dit type compost is zeer geschikt voor de
kruisbloemenfamilie. Voor mycorrhizale planten is koude (wormen)compost
beter. Bepaalde planten uit de amarantenfamilie (Amarantaceae), zoals bieten,
snijbiet, quinoa en spinazie (maar niet
de amarant), zijn ook niet-mycorrhizaal,
maar of ze ook anti-mycorrhizaal zijn is
niet zeker. Er zijn nog andere planten,
zoals brandnetel, rabarber, boekweit,
paardenbloem en postelein, die ook geen
symbiose aangaan. En waarschijnlijk zijn
er nog wel meer, maar heel veel zijn het
er niet. De kans is groot dat je te maken
hebt met een plant die wel degelijk een
schimmel nodig heeft om te kunnen
overleven.
Nog lang niet uitgeleerd
Dit artikel is maar een heel globaal
overzicht van de belangrijke functies die
mycorrhizale schimmels vervullen. Het
zal je nu in ieder geval niet meer verbazen dat er niet veel gespit wordt door
permatuinders: de schimmeldraden zijn
ontzettend kwetsbaar en worden bij elke
bodembewerking in mootjes gehakt. Dat
is een probleem voor ze, want ze kunnen
zelfstandig niet overleven.
Wetenschappers ontdekken steeds weer
nieuwe dingen, dus hopelijk zullen ze ons
blijven verbazen met hun ontdekkingen.
Uiteraard is er nu al veel meer bekend
dan ik in dit korte artikel kwijt kon. Op
internet kun je nog veel meer informatie
vinden en uiteraard zijn er ook boeken
over geschreven, zoals De verborgen
boom. Het boomsoorteigen ecosysteem
van onze inheemse loof- en naaldbomen.
Een prachtig boek en geschreven door
een échte expert: Gerrit Jan Keizer (naar
eigen zeggen ‘helemaal beschimmeld’).
We raken nooit uitgeleerd!
Knolcapucien, een pittige klimmer
Op zoek naar een mooie
klimmer die je bovendien ook
nog lekker voedsel verschaft
in zomer en winter? Of je een
grote tuin hebt, of maar een
kleintje, het maakt niet uit:
knolcapucien is een goede
keuze.
Foto’s Yggdrasil
Auteur Lucrèce Roegiers
Lucrèce Roegiers ligt mee aan de basis van
Yggdrasil. Yggdrasil is een didactisch-ecologische
ontmoetingsplaats voor permacultuur, gelegen in het
landelijke Vissenaken in Vlaams-Brabant. Sinds 1995
wordt daar permacultuur toegepast en verspreid.
Knolkapucien kruipt over de grond
Een beetje familiegeschiedenis
Knolcapucien of mashua (Tropaeolum
tuberosum) is nauw verwant aan de beter
bekende Oost-Indische kers. Ze behoren
beide tot de klimkersfamilie en ze zijn
allebei afkomstig uit het Andesgebergte.
De verwantschap is goed te merken aan
de vorm van de blaadjes, de kleur van de
bloemen en de pittige smaak.
Portret
Knolcapucien is een warmteminnende
plant, maar ze houdt niet van droogte.
Endomycorrhizale schimmeldraden met sporen (de ronde bolletjes) De schimmeldraden zijn bedekt met een kleefstof, glomaline geheten, die zichtbaar is gemaakt met groene kleurstof. Foto: Sara Wright, USDA-ARS.
26 | Permacultuur Magazine
Knollen van de knolkapucien
Ze groeit het liefst in losse grond in volle
zon met schaduw aan de voet.
Ze is een fervente klimmer waarbij ze
zich met haar lange bladstelen vasthecht
en zich sierlijk over draden, vlechtwerken en takken slingert. Als je een tipi
maakt van bamboe- of andere stokken,
dan bedekt ze die volledig en je krijgt zo
middenin de tuin een hoger element.
Voorzie dus voldoende ruimte voor deze
energieke groeier. In een kleine tuin kan
je ze tegen een muur laten klimmen, zo
neemt ze minder tuinruimte in maar vergroot ze wel het bruikbare oppervlak.
Knolcapucien is een “korte-dagbloem”,
dat betekent dat de eerste bloemen pas
verschijnen als de nachten langer zijn dan
de dagen. Pas half november verschijnen
de eerste bloemen. Ze zijn buisvormig en
staan solitair in de bladoksels. Ze hebben
een rode bloemkelk rond diepgele bloemblaadjes die een eind buiten het groene
gebladerte uitsteken.
Helaas is hen geen lang leven beschoren,
het bovengrondse gedeelte sterft immers
af bij de eerste strenge vorst. Daardoor
komen ze niet tot zaadvorming. Maar
vermeerdering kan ook anders, de plant
maakt namelijk ook knollen aan.
Oogst en voortplanting
Kort voor het blad afsterft in de herfst
ontwikkelt de plant een massa ondergrondse, langwerpige, stengelknollen,
met duidelijke ogen. Dit is heerlijk wintervoedsel. Als je bij het oogsten enkele
knollen laat zitten, komt de plant het
daaropvolgende jaar vanzelf terug zodra
de temperatuur oploopt. Enkel bij echt
strenge winters overleven de knollen
niet. Om dat te voorkomen kan je al het
gebladerte dat de plant heeft voortgebracht bovenop de knollen laten liggen
als beschutting tegen de vrieskou.
Of je kan een aantal knollen binnen laten
overwinteren. Dat gaat heel gemakkelijk:
koel en droog bewaren, het hoeft zelfs
niet in zand. Wel in het oog houden
bij stijging van de temperatuur! Als ze
eenmaal beginnen uit te lopen, gaan ze
pijlsnel de hoogte in.
Permacultuur Magazine |
27
Onderhoud
Knolcapucien vraagt zeer weinig onderhoud. Door de snelle groei bedekt ze snel
een stuk grond. Van belagers of ziekten
heeft ze geen last, door haar inhoudsstoffen heeft ze immers een goede afweer
ingebouwd. Droogte kan ze echter niet
verdragen.
Hoe breng je knolcapucien op tafel?
Zowel de blaadjes als de bloemetjes
kunnen rauw in de sla: een kleurige en
pittige aanvulling. Ook als aperitiefhapje
zijn ze leuk.
stoofschotels, gekookt verliezen ze die
scherpte.
De knollen kan je voor consumptie best
goed afspoelen en afborstelen. Schillen
hoeft niet, de schil is trouwens heel dun.
Rauw zijn de knollen flink pikant. Je eet
ze daarom best in dunne sneetjes of geraspt, al of niet gemengd in een winterse
groentemengeling. Hou je niet zo van de
scherpe smaak, dan kan je ze koken, stomen, in de soep verwerken of in diverse
Samengevat zou ik zeggen: knolcapucien
is een decoratieve aanwinst in de tuin
die weinig onderhoud vergt en heel wat
voedsel biedt.
Zo zie je bij rijke, verstoorde grond om
te beginnen veel zuring, brandnetel en
distel. Dit zijn planten die blij worden
van rijke, verstoorde grond omdat ze
erg veel NPK nodig hebben in verhouding tot andere nutriënten. Daarnaast
helpen deze soorten de bodem in balans
te brengen. Zuring bijvoorbeeld trekt
de sporenelementen van heel diep naar
boven en legt ondertussen een deel van
het overschot aan NPK vast in de bodem.
Omdat de plant bovengronds afsterft in
ten en de NPK verbetert. Natuurbeheerders proberen in een aantal gebieden die
balans te herstellen door een deel van de
NPK af te voeren. In het meest extreme
geval gebeurt dit door plaggen. Hiermee
haal je de bovenlaag van de bodem helemaal weg en daarmee een groot deel van
de NPK. De sporenelementen die dieper
in de grond liggen komen nu bovenaan
te liggen en worden beschikbaar voor de
planten. De successie kan beginnen op
een arme bodem in plaats van een rijke
bodem, waardoor je heel andere flora en
loop der jaren het plantenmengsel. Langzamerhand kwamen meer soorten van de
armere gronden (avondkoekoeksbloem,
grote rietorchis, …) boven. Het kost wel
wat tijd, bij ons duurde het acht jaar voor
de eerste rietorchis zich liet zien, maar
het is wel fantastisch mooi.
fauna krijgt en de biodiversiteit vergroot.
doen zijn, zodat de mensen snappen waarom ze zo hard ingrijpen in een gebied.
Zelf kun je vervolgens kijken wat voor
effecten de maatregels hebben op het
ecosysteem en hoe je die zelf (in het klein
of groot) kan toepassen op je eigen tuin.
Als je je afvraagt waarom er wordt
gezaagd, gemaaid, geplagd of iets anders
‘geks’ in het gebied wordt gedaan, ga
dan eens praten met de boswachters. Ze
willen vaak graag vertellen wat ze aan het
P ol e m i e k
VERSCHRALING
of het verarmen van grond
in natuurgebieden
We zullen in het Permacultuur Magazine zo nu en dan
de discussie opzoeken. In dit
nummer geven we de aanzet
tot een polemiek over het
verschralen van natuurgebieden. Irene Verbeek geeft
de aanzet met wat uitleg
over waarom er verschraald
wordt; in het volgende nummer zal een reactie verschijnen van Linder van den
Heerik.
Foto’s Beeldredactie
Auteur Irene Verbeek
Binnen de permacultuur wordt de bodem vaak gezien als iets wat ‘in balans’
moet worden gebracht. Hierbij is het
zo vruchtbaar mogelijk krijgen van de
grond (de productie zo gezond en hoog
mogelijk) heel belangrijk. In natuurgebieden gaat men vaak voor verarmen en
hier wordt door veel mensen, ook permanauten, met afgrijzen naar gekeken.
Verschralen heeft echter wel degelijk
een functie. Daarom nu: waarom het
verarmen van de grond goed is voor de
bodem.
De bodems in Nederland zijn ziek. Het
bodemleven is weg door het keren van
de grond, het spuiten met middelen en
kunstmest. De balans tussen de voedingsstoffen (nutriënten) is verdwenen.
Er ontstaat een overschot aan stikstof
(N), fosfor (P) en kalium (K), waardoor
planten hun voedsel niet in de juiste
verhouding kunnen opnemen.
Irene is ecologe en werkte voorheen bij de Brabantse Milieufederatie.
28 | Permacultuur Magazine
Een ‘rijke’ bodem vol NPK is dus niet
per se een goede, gezonde bodem. Een
overschot aan deze meststoffen (vooral
in combinatie met bodembewerking)
zorgt voor de vernietiging van bacteriën
en schimmels in de bodem en daarmee
verdwijnt de communicatie en uitwisseling van nutriënten tussen planten in je
tuin.
de winter, wordt hiermee langzamerhand
de bodembalans hersteld.
In een gezond ecosysteem heb je allerlei
stadia van successie (opvolging van
planten in het ecosysteem). Groei vindt
vooral plaats tijdens successie. Een
volwassen bos met schaduwbomen (een
volwassen beukenbos bijvoorbeeld) heeft
weinig groei en een lage biodiversiteit. Er
groeien vooral beuken met in de ondergroei wat hulst (het vervolgstadium). Op
het moment dat er een gat valt, bijvoorbeeld als door storm een boom omwaait,
groeit in het gat meteen een variatie aan
planten die gebruik maakt van de vrijgekomen nutriënten, water en licht. Je
hebt beweging nodig (verstoring) om je
ecosysteem divers en gezond te houden.
Veel permanauten proberen om de
bodembalans goed te krijgen door te verrijken met een goede compost, waardoor
de verhouding tussen de sporenelemen-
Een minder heftige maatregel is maaien
en afvoeren. Je maait één of twee keer per
jaar het gebied en al het maaisel wordt
afgevoerd. Hiermee versnel je de afvoer
van NPK waardoor je de bodem sneller
in balans krijgt, maar laat je de bodem
intact. Dat dit werkt komt doordat de
planten die er groeien juist die planten
zijn die zijn aangepast aan het NPK-overschot, dus dat is ook wat je het meeste
afvoert. Ook hierdoor bevorder je de
biodiversiteit.
Een mooi voorbeeld dat ik van dichtbij
heb gezien is een natuurlijke oever. Om
te beginnen stonden er veel soorten van
de rijke gronden (riet, gras, brandnetel,
dagkoekoeksbloem, duizendblad, etcetera) ondanks dat er een bloemenmengsel
voor oeverranden was ingezaaid. Door te
maaien en af te voeren veranderde in de
Eerste reactie Linder van
den Heerik:
Een heldere uiteenzetting! Gelijk komen
bij mij een aantal vragen naar boven.
Onder andere bij de aannames dat:
- er altijd gestreefd moet worden naar de
hoogste biodiversiteit,
- je verstoring nodig hebt om een ecosysteem gezond te houden en
- de natuur altijd heel mooi moet zijn
voor de mens.
Lees verder in het volgende nummer van
Permacultuur Magazine!
Permacultuur Magazine |
29
Nooit meer doorspoelen
Auteur + foto Marc Van Hummelen
Marc Van Hummelen richtte samen met zijn
partner Sandra Roobaert Villa VanZelf op, een
totaalproject annex ontdekkingstocht op het vlak van
ecologisch leven en wonen.
Kiezen voor een composttoilet is doorgaans niet één van de eerste stappen die
mensen zetten wanneer ze duurzamer
willen gaan leven. Over vuilniszakken
vol plastic verpakkingen of elke dag
lang douchen knaagt ons eco-geweten
sneller dan over onze toiletgewoonten.
De doorspoel-reflex zit diep, blijkbaar.
We staan er niet bij stil dat we samen met
vele liters water een waardevolle grondstof wegspoelen. Want dat is toch wat
onze lichaamsproducten potentieel zijn:
een grondstof als elke andere. Noem het
maar gewoon mest. En in principe, noch
in de praktijk maakt het eigenlijk uit van
welk beestje die mest afkomstig is.
watervoorraden van onze planeet en
bespaar je tegelijk een aardige som op je
waterfactuur.
Met behulp van de 12 ontwerpprincipes van permacultuur kan je het composttoiletsysteem (hierna afgekort tot
ct-systeem) makkelijk combineren met
andere elementen in je huis en tuin om
zo je eigen ecosysteem te intensiveren.
Enkele principes zijn inherent aan het
systeem en zijn extra argumenten om
een ct-systeem in huis te halen: gebruik
lokale biologische bronnen, sla energie
op en gebruik het ter plekke. Met andere
principes kan je aan de slag nadat je
voorraad koolstofrijk strooimateriaal,
meestal zaagsel, om het voornoemde
mee af te dekken. Het strooisel werkt als
biofilter: het houdt stikstof vast zodat
er geen geurtjes in huis ontstaan en is
tevens een barrière voor allerlei soorten
vliegen.
Om mijn eerste toilet te maken gebruikte
ik een oude houten stoel en een stel emmers van 10 liter. Toen mijn gezinsleden
er ook gebruik van begonnen te maken, moest ik een versie maken waarin
grotere emmers pasten. Dat nieuwe type
gebruik ik nu als demotoilet voor mijn
workshops.
Eén regel voor de compostbak:
alles wat organisch is mag erin
Het composttoilet als schakel in een
ecosysteem
Waarom zouden we dus blijven doorspoelen als er meer dan genoeg goeie
redenen zijn om een composttoilet in
huis te halen, gaande van zorg voor het
milieu en fysieke bewustwording tot je
portemonnee. Om te beginnen hou je de
kringloop van nutriënten intact die bij
het gebruik van een gewoon toilet wordt
doorbroken. Het composttoilet zet je
stoelgang om in ideale voedingsstoffen
voor de bodem en het bodemleven in je
tuin. Je neemt bovendien verantwoordelijkheid op voor je eigen fysieke functioneren in plaats van ze op je omgeving af
te wentelen. Je zelfwaardegevoel stijgt,
je krijgt meer voeling met je lichaam
en leert de taboes over ontlasting met
humor te benaderen. En ten slotte weeg
je veel minder zwaar op de schaarse
30 | Permacultuur Magazine
alles goed geobserveerd hebt. Ik maakte
bijvoorbeeld gebruik van het randeffect
door wilgen, die uitspoelende nutriënten en vocht opvangen, aan te planten
achter de bak. Die wilgen hebben zelf
meervoudige functies en zijn ook weer
nieuwe randen. Een principe waarvan ik
zelf fan ben en wat ik dus vaak gebruik
is: ‘kies voor kleine en trage oplossingen’.
Ik vertaal het in deze context graag als:
‘hou het simpel’. Hoe eenvoudiger je je
systeem maakt, hoe beheersbaarder alles
blijft en hoe langer het meegaat.
Eenvoudig zelf te maken
Het ct-systeem dat mijn voorkeur heeft
is wat Joseph Jenkins beschrijft in zijn bekende boek: The Humanure Handbook.
Dat toilet is niet meer dan een emmer
met een toiletbril erboven waar zowel je
plas als je drol ingaan, met ernaast een
De compostbak waar de volle toiletemmers in worden geleegd, kan ook heel
simpel en goedkoop gemaakt worden.
In zijn eenvoudigste vorm heb je slechts
vier palletten nodig en een aantal nagels
of schroeven waarmee je ze tegen elkaar
aan timmert. Een bak heeft een paar
belangrijke voordelen ten opzichte van
een composthoop waarbij je geen enkele
infrastructuur voorziet: je houdt alles
compacter, zodat er minder temperatuur
en vocht verloren gaat, je kan alles beter
beschermen tegen ongedierte, en je hebt
minder stro nodig. Stro fungeert net als
het zaagsel in het toilet als biofilter, maar
ook als isolatie en bescherming tegen
lastige insecten. Palletten hebben het
ideale formaat, omdat de bak minstens
1 kubieke meter groot moet zijn om een
goede compostering te garanderen.
Gemaakt tijdens workshop bij vzw Gemout, op basis van een demotoilet.
Onder een goede compostering versta ik
dat het materiaal voldoende afgebroken
wordt, maar ook dat het vrij is van ziektekiemen en onkruidzaden. Afgezien van
de juiste koolstof-stikstofverhouding,
voldoende vocht en lucht, en voldoende
volume – de absolute basisvoorwaarden
voor een goede compostering – zijn twee
factoren van groot belang: temperatuur
en tijd. Een juiste balans tussen hoge
temperatuur en een voldoende lange
composteringstijd zorgt ervoor dat zelfs
de hardnekkigste ziektekiemen worden vernietigd. Om helemaal zeker te
zijn dat er voldoende tijd over het hele
composteringsproces heengaat, blijft de
compostbak, zodra die vol is, een heel
jaar onaangeroerd rijpen. Omdat urine
het hoogste gehalte aan stikstof bevat, is
het opportuun om deze in de compost te
houden: de thermofiele bacteriën die de
temperatuur de hoogte injagen hebben
namelijk stikstof nodig als voedsel. Het
is de beste garantie om het hele proces
optimaal te laten verlopen. Tenslotte wil
je de compost zonder risico gebruiken,
en dan liefst op de plaats waar je hem
het meeste nodig hebt, namelijk in je
moestuin. Bij de meeste commerciële
systemen wordt urine afgevoerd, naar de
riolering toe of naar een reservoir, wat ze
een stuk complexer maakt.
Composttoilet-management
Het dagelijks gebruik van een composttoilet vergt van elke toiletbezoeker een
kleine inspanning. Dat is soms de zwakke
schakel in het systeem. Niet iedereen
is even nauwgezet bij het afdekken,
waardoor het toilet toch geurtjes kan verspreiden. Je kan het zien als het equivalent van iemand die geregeld vergeet om
door te spoelen. Dat betekent niet dat het
toilet niet goed werkt. Net zo doet het bij
het composttoilet niets af aan de correcte
werking van het zaagsel als biofilter.
Volle toiletemmers moeten naar de
compostbak worden gebracht, geleegd,
schoongemaakt en gestockeerd tot het
volgende gebruik. Zodra je wat routine
hebt opgebouwd, vergt het relatief weinig tijd: het is een klus waar ik twee keer
per maand een half uurtje voor nodig
heb. Nu we met het hele gezin gebruikmaken van het ct zijn er vijf emmers in
gebruik. Als een emmer vol is, gaat het
deksel erop en wordt die gestockeerd.
Zodra de laatste emmer in gebruik wordt
genomen, breng ik alle volle emmers
naar de compostbak. Ik neem in één
moeite ook alle keukenresten mee, die
gaan in dezelfde bak. Er bestaan lange
lijstjes over wat wel en wat niet in de
compostbak mag. Ik heb één enkele,
eenvoudige regel: alles wat organisch is,
mag erin! Van al deze klussen merkt de
doorsnee toiletbezoeker weinig of niets.
De ‘toiletervaring’ is met een composttoilet nagenoeg dezelfde als met een
doorspoeltoilet: het is hetzelfde kamertje
en dezelfde toiletbril. Alleen hoor je een
plof in plaats van een plons en gebruik
je lekker ruikend zaagsel in plaats van
drinkwater.
Meer info over de workshops
van Villa VanZelf vind je op
villavanzelf.wordpress.com
Permacultuur Magazine |
31
P lan t e n , on v e r mo e i ba r e h e lp e r s i n d e t u i n
col u mn
Natuur
Heermoes
De eerste stappen op het permacultuurpad
Is de natuur wel zo mooi en harmonieus als gedacht wordt? Vanuit een menselijke ethiek
gezien kun je stellen dat er moord en doodslag heerst, dat meedogenloos parasitisme en
Heermoes of akkerpaardenstaart is een algemeen
verguisde plant. Ten onrechte: door haar aanwezigheid
stuurt ze immers een noodsignaal uit en helpt ons onze
grond vruchtbaar te maken.
Auteur Lucrèce Roegiers
grote concurrentie leidt tot het fenomeen ‘de sterkste overwint’. Gedeeld wordt er alleen
Een oud gezelschap
Heermoes, Equisetum arvense, is een oer-
als dat een biologische functie heeft. De natuur gedraagt zich in die zin soms buitenge-
oude plant, een nakomertje van de reuzen-
woon onmenselijk. Mensen die lyrisch zijn over ‘de natuur’ en zich tegelijkertijd scherp en
paardenstaarten die de meest voorkomende
neerbuigend uitlaten over ‘de mens’ en de cultuur van de mens, begrijp ik niet. “Ik houd
plantengroep was ten tijde van de dinosauri-
zo van de natuur”. Prima, ik ook. Maar de natuur houdt niet van jou, want ‘de natuur’ is
ërs. Het is een sporenplant, een voorganger
niet in staat om te houden van.
van de moderne planten met bloemen en
zaadvorming. Ze heeft een ongelooflijk
uithoudingsvermogen, elke tuinier die heer-
Natuurlijk houden wij van de natuur. Het groen blijkt een positief effect te hebben op
moes in de tuin heeft weet dat.
ons humeur. En wat is er nu lekkerder dan de geur van kamperfoelie of aardbeien. Hoe
Een dubbelleven
heerlijk is de wind in je haar en de zon op je huid. Natuurlijk zijn we dol op de natuur en
Bij heermoes denkt men meestal aan de
moeder Aarde, zij voorziet ons van alles wat we nodig hebben. Het is dan ook om dol van
groene stengel, maar er is nog een tweede
te worden dat de mensheid de afgelopen honderd jaar bedacht dat we het ook zonder
verschijningsvorm, namelijk de lichtbruine
de natuur kunnen stellen. Vitamines stoppen we in pillen, de zon in een lamp, ons eten
tot beige stengel. Die verschijnt in het vroe-
kweken we op korrels en vlees groeit in het laboratorium. En, je gelooft het niet, kinderen
ge voorjaar en draagt bovenaan de stengel
kunnen we opkweken vanuit de cellen van drie mensen! Sommigen onder ons denken
een aar met doosjes, gevuld met sporen. Die
zorgen voor de voortplanting. Naarmate
Heermoes, steriele stengels. Foto: MPF via Wikicommons
écht dat we het zonder de natuur kunnen stellen.
de vruchtbare stengel verwelkt, komt de
groene stengel te voorschijn. Die is steriel,
maar zorgt door ondergrondse uitlopers
voor verspreiding.
Lastig, maar …
Heermoes gedijt het best op vochtige
leemgronden in volle zon. Dit kleine maar
taaie plantje groeit overal in de gematigde
en koude klimaatzones van het noordelijk
halfrond.
Van april-mei tot aan de vorst duikt de
onvruchtbare stengel op, vaak in groepen.
Door haar stevig netwerk van wortelstokken is het onmogelijk de stengels uit te
trekken. De stengel breekt af, vaak net
vooral silicium, die de plant bevat. Men
kan heermoes zien als een pomp die mineralen uit de diepe ondergrond opneemt
en naar boven transporteert. Als men de
groene plant gebruikt als mulch, komen
de mineralen ter beschikking van planten
die minder diep wortelen. We weten
uit onderzoek dat onze gronden in het
algemeen zware tekorten aan mineralen
hebben. De aanwezigheid van heermoes
geeft ons eveneens dit signaal. De plant
verhoogt het gehalte aan mineralen in de
toplaag met mineralen uit de ondergrond
wanneer het bovengrondse materiaal
afsterft.
boven de grond, en komt meervoudig terug.
Het netwerk van wortelstokken verspreidt
zich zowel in de diepte als horizontaal.
Velen ervaren heermoes dan ook als een
heel lastig en onverwoestbaar onkruid. In
de literatuur is men het niet eens over de
precieze worteldiepte, maar 2 meter geldt
als een minimum.
Heermoes, vruchtbare stengels met de sporendoosjes.
Foto: F. Lamiot via Wikicommons
32 | Permacultuur Magazine
… bereid te helpen
Heermoes voelt heel ruw aan als men er
met de hand overheen strijkt. Dit komt
door de grote hoeveelheid mineralen,
Bovendien breekt heermoes met haar
diepe en uitgebreide netwerk de grond
open. Compacte grond wordt langzaamaan toegankelijker voor water en lucht.
Zo zorgt heermoes op minstens twee
manieren voor verbetering van de grond.
Vroeger noemde men een akker met
veel heermoes ‘slechtenaard’, een akker
zonder heermoes ‘goedenaard’. Wellicht
wist men uit ondervinding dat heermoes
vooral groeit op uitgeputte gronden.
Wie van heermoes af wil, trekt de plant
Wonderlijk zoals die aanbidding van de natuur aan de ene kant en de verachting ervan
zoveel mogelijk uit en laat alles ter plekke
liggen. De stengels ontbinden en zien er
dan zowat uit als as. Uit de afgebroken
ondergrondse stengels komt snel nieuw
materiaal tevoorschijn en vormt zo een
constante mineralenbron. Geduld is wel
nodig. Het kan immers enkele jaren
duren voor de grond voldoende hersteld
is zodat heermoes niet meer nodig is.
Een experimentje
Twee jaar geleden hebben we lavagruis
gestrooid op een aantal plaatsen waar
veel heermoes opkwam. We wilden zien
of de toevoeging van mineralen een oplossing zou zijn om het verschijnen van
heermoes te beperken.
Het jaar daarop kwam er nauwelijks nog
heermoes terug. We wachten af of dit
effect van blijvende aard is.
Als dat zo is, dan is het voor ons duidelijk
dat het toevoegen van mineralen in de
vorm van lava de functie van heermoes
overbodig maakt.
aan de andere kant bij mensen hand in hand kunnen gaan. Met uitbundige liefde schiet
onze Aarde niets op; misbruik van de Aarde en uitbuiting van dieren gaat deze liefde
immers niet tegen. En dat terwijl de Aarde alle zorg verdient, op dit moment dubbele zorg
om op zijn minst goed te maken van wat al kapot is. Met blinde navolging of kopiëren
van de natuur schiet zij ook niets op, want de mens heeft ‘iets extra’s’ te bieden, namelijk
ethiek. Dat menselijke extraatje verlies je met de idealisering van de natuur makkelijk uit
het oog. De mens wordt zo naast de natuur gesteld. Het is de vraag wat een dergelijke
invalshoek met ons denken doet en of we het niet anders kunnen bekijken
Binnen permacultuur is de natuur, de Aarde, onze leermeester. Van haar leren we wat
goed is voor mens én Aarde. Want de natuur reflecteert niet, gaat niet uit van ethische
principes en ontwerpt niet. Wij wel. Ook permacultuur gaat uit van ethische en ontwerpprincipes. Daarom is de natuur ​ínclusief die – idiote en vaak destructieve – mensheid de
moeite waard. Het zijn geen gescheiden werelden. De mens, met zijn cultuur en ethische
overwegingen, is onderdeel van de natuur op Aarde.
Met die inclusieve invalshoek krijgt de mens wellicht meer verantwoordelijkheid om zijn
rol in het grotere geheel te vervullen.
Saskia
Permacultuur Magazine |
33
w
Auteur Esmeralda Borgo
Esmeralda Borgo is al jarenlang actief bij de
Vlaamse milieu- en boerenbeweging, zowel professioneel als vrijwillig. Met permacultuur combineert
ze haar passie voor ecosystemen en duurzame
voedselproductie.
Ze blogt hierover op eeuwigemoes.be.
34 | Permacultuur Magazine
Bodem in balans biedt zes strategieën om gezondheid en overvloed in je natuurlijke tuin te krijgen. Dat begint met methoden
als composteren, mulchen en het gebruik van compostthee,
groenbemesters en polyculturen. In een notendop wordt het
bodemvoedselweb beschreven en komt bodemanalyse, zowel
kwantitatief als kwalitatief, aan bod. Vervolgens behandelt de
auteur uitgebreid verschillende voedingsstoffen, meststoffen,
biostimulanten en micronutriënten.
In het laatste deel voegt hij alles
samen tot een plan van aanpak
om je tuin kerngezond te maken.
te begrijpen waar je mee bezigPhilbent
jekennis
Nauta geeftals
blijk van
en inzicht in de chemische, fysische
en energetische
samenhang van de
op de één of andere manier gaat
ingrijbodem. Hij geeft praktische recepten,
kanttekeningen en ook persoonlijke
pen. Na de lectuur van dit onderdeel,
zal
aarzelingen. Zijn schrijfstijl is vlot,
zijn tips zijn laagdrempelig en zijn
is holistisch.
je fascinatie voor al dat leven benadering
onder
je Daarmee
is dit boek is een verrijking van de
bodemliteratuur.
voeten tot ongekende hoogtes
gestegen zijn! Je zal er ook van versteld staan
met hoevelen ze daar zijn. Bacteriën
en schimmels alleen al liefst 5 ton per
hectare. En 7,5 miljoen regenwormen …
en nog veel meer! Al die beestjes zitten in
een complex netwerk, onder andere van
eten en gegeten worden.
B O D E M I N B A LA N S
Het jaar 2015 was het jaar
van de bodem en daar kon
je niet naast kijken. Zowel in
Vlaanderen als in Nederland
vonden diverse initiatieven
plaats die dat onbekende
medium dat onze bodem
is, extra in de kijker plaatsten. En voor wie liever in de
boeken duikt, zijn in respectievelijk 2014 en 2015 twee
interessante bodemboeken
naar het Nederlands vertaald: Teaming with Microbes
van Jeff Lowenfels en Wayne
Lewis en Building Soils Naturally van Phil Nauta.
geven ze uitzonderlijk smaakvolle oogsten en houden plaagdieren
van zich af. Als ze dat niet doen, is er waarschijnlijk iets mis
met hun voeding, missen ze nuttige micro-organismen om mee
samen te werken, of hebben ze een tekort aan de energie waarmee
ze normaal gesproken hun optimale voedingsstoffendichtheid
bereiken. Je helpt de planten dan door ‘bij de bodem te beginnen’.
wat meer onderbouwing kunnen hebben
om geloofwaardig te zijn.
Phil Nauta
Twee bodemboeken
gerecenseerd
In een natuurlijke tuin groeien de planten uitbundig,
Phil Nauta
BODEM
Vertaling Marc Siepman
IN BA ANS
Gezonde planten in een gezonde tuin
Phil Nauta (Canada) is tuinontwerper en
-adviseur en grondlegger van de bedrijven
Only Organic en The Organic Gardener’s
Pantry. Via zijn populaire site Smiling­
Gardener.com geeft hij adviezen om op
ecologische wijze groente te verbouwen.
U ITG E V E RIJ J A N VA N A RKE L
Veel leven onder de grond
Wie op een bewuste manier tuiniert,
weet dat de bodem meer is dan een inert
substraat waar je planten in kan laten
groeien. Het bodemvoedselweb focust, zoals de titel al laat vermoeden, in de eerste
plaats op de rol en de diversiteit van het
bodemleven. Lowenfels en Lewis zijn
allebei hobbytuiniers. In eerste instantie
werkten ze, heel doorsnee, met grote
hoeveelheden kunstmest, herbiciden en
pesticiden. Totdat hun interesse gewekt
werd door al het microleven onder de
grond en ze beseften dat je ook op een
andere manier kan tuinieren door met
dat bodemleven samen te werken.
Hun boek bestaat uit twee delen. Het
eerste honderdtal pagina's zoomt in op
alle onderdelen van het bodemvoedselweb: van bacteriën en schimmels tot
wormen en zelfs reptielen, zoogdieren en
vogels. Het is een meer theoretisch luik
waarin je kennis maakt met de eigenschappen van de fysieke bodem en al het
leven dat daarin krioelt en zorgt voor de
gezondheid van die bodem. Theoretisch
en daarom een beetje lastig misschien
voor de tuinier die snel tot actie wil
overgaan, maar toch essentieel om goed
In het tweede deel leer je hoe je met dat
fascinerende bodemleven kan samenwerken. Je leert in de eerste plaats wat je
allemaal kan te weten komen over het
bodemvoedselweb in jouw eigen tuin:
welke beestjes zitten er en hoe kan je
ze tellen. Vervolgens leer je hoe je dat
voedselweb kan bijstellen of, als het er
echt niet goed mee gaat (bijvoorbeeld
bij jarenlang gebruik van kunstmest en
fungiciden), hoe je het moet herstellen. Het boek zoomt in op het gebruik
van compost, mulch en actief beluchte
compostthee (ABCT), volgens de auteurs
dé drie strategieën die, los van elkaar of
gecombineerd, van belang zijn. Achterliggend idee is dat deze hulpmiddelen het
microleven in de bodem voeden dat op
zijn beurt de planten zal voeden.
Naar het einde toe vind je informatie
over de zin en onzin van het inzetten van
mycorrhizale schimmels en wat je niet
moet doen wil je ze blijven koesteren.
Mycorrhizae vergroten als het ware het
worteloppervlak van heel wat planten,
waardoor ze beter in staat zijn om voedingsstoffen op te nemen. Het boek sluit
af met enkele lossere hoofdstukken: hoe
je met je gazon moet omgaan en hoe je
meerjarige planten moet onderhouden.
Tot slot voorziet het een bodemvoedselwebtuinkalender: een gids met de
te zetten stappen in elk seizoen om je
bodembeestjes goed te verzorgen.
De woonplaats weer gezond krijgen
Terwijl Het bodemvoedselweb, zoals je kan
verwachten, vooral focust op de rol en
diversiteit van het bodemleven, verhaalt
Bodem in balans eerder over de woonplaats zelf van die beestjes en hoe je die
in zes stappen weer goed en gezond kan
krijgen.
Tuinontwerper en -adviseur Phil Nauta
legt eerst uit hoe je de bodem kan onderzoeken: wat je zelf kan doen en wat
je door een labo kan laten testen. Je leert
hoe je planten moet testen met een refractometer om de Brixwaarde te kennen.
De Brixwaarde zegt namelijk iets over de
gezondheid van je planten en dus ook van
de bodem. Hier hoopte ik wat meer bij te
leren over indicatorplanten en kenmerken van zieke planten (welke tekorten)
maar die informatie was erg beperkt.
Daarna leer je in zes stappen hoe je de bodem weer gezond kan krijgen: watermanagement, het verhogen van het gehalte
aan organisch materiaal, het toedienen
van microbiële entstoffen, het aanvullen
van voedingsstoffen, het toedienen van
biostimulanten en micronutriënten en
energie. Sommige gedeeltes (stappen)
zijn erg grondig behandeld (organisch
materiaal, voedingsstoffen). Eén stap is
erg oppervlakkig beschreven: energie. Dit
onderdeel is dermate zwak onderbouwd
dat het nauwelijks overtuigt. Het is alsof
Nauta zelf nog twijfelt over deze stap
maar het voor de volledigheid toch maar
opgenomen heeft. Jammer, want het is
meteen ook het meest controversiële
gedeelte van dit boek en had dus best wel
Weetjes
Leuk aan het boek is dat het her en der
leuke weetjes bevat. Zo leer je bijvoorbeeld waarom je met druppelirrigatie
water kan besparen bij industriële monocultuurlandbouw, maar net niet bij een
voedselproductiemodel dat samenwerkt
met het bodemvoedselweb. Met druppelirrigatie zorg je ervoor dat het water
rechtstreeks bij de wortels van de plant
komt en hoef je dus niet de hele oppervlakte van water te voorzien. Dat wordt
vooral toegepast in streken met een
droog klimaat. Maar door het regelmatig
en ondiep bewateren blijft het merendeel van de wortels vlakbij de plant: je
krijgt een zwak wortelgestel en bijgevolg
een instabiele plant. Bovendien krijgt
de rest van de bodem en het bijhorend
bodemecosysteem geen water. Dergelijk
systeem is erg gevoelig voor plagen en
ziekten en bijgevolg zal men die te lijf
gaan met pesticiden. Druppelirrigatie
blijkt daarom een mooi voorbeeld van
een techno-fix te zijn: een technologie die
je bij gangbare landbouw moet introduceren omdat je al dermate in je systeem
hebt ingegrepen dat het op een normale
natuurlijke manier niet meer haalbaar is
om het water vast te houden (namelijk
door het organische stof gehalte op te
krikken).
Lowenfels en Lewis vertelden al waarom mulch goed is en hoe je er bacteriën
dan wel schimmels mee kan stimuleren,
maar Nauta geeft ook een overzicht van
allerlei soorten mulch met hun voor- en
nadelen en wanneer je het best gebruikt.
Bijvoorbeeld: houtsnippers afkomstig
van hout dat in de herfst geoogst is bevat
weinig stikstof, waardoor het microbiële
leven stikstof uit de buurt zal halen om
dat hout te verteren. Wanneer het hout
echter tijdens de lente of zomer geoogst
is, zal je dat probleem in mindere mate
hebben. Nauta besteedt ook heel wat
aandacht aan de verschillende mogelijkheden en kenmerken van groenbemesters en bodembedekkers, in het boek
levende mulch genoemd.
Opmerkelijk is dat Nauta vaak aanbeveelt
om allerlei zaken aan de bodem toe te
voegen. Hij rechtvaardigt dit door te
stellen dat de meeste van onze bodems
misbruikt en kapot zijn en een inhaalbeweging om ze weer goed te krijgen
noodzakelijk is. Een gezonde bodem zou
dat allemaal niet nodig hebben.
In het laatste gedeelte voegt Nauta alles
samen tot een praktisch plan van aanpak.
Een aanpak die al met al toch vrij complex is en wellicht zullen (beginnende)
tuiniers hiermee worstelen als ze dit in
de praktijk willen brengen. Toch blijft
het interessant. Zo wordt onder meer
aandacht besteed aan kerende versus
niet-kerende bodembewerking (of in tuinierstermen: spitten of niet spitten). Hij
behandelt dit – in permacultuurkringen
toch wel gevoelig thema – op een heel
genuanceerde manier.
Vertalingen
Positief bij de vertaling is, dat her en der
verwezen wordt naar de Nederlandse
situatie. Dat is onder meer het geval
voor de bijlage ‘nuttige adressen’, waar
de vertaler grote inspanningen heeft
gedaan om te refereren naar Nederlandse initiatieven: de lijst staat vol met .nl
adressen. Vlamingen zullen iets meer op
hun honger blijven zitten.
Kortom, Bodem in balans (Building Soils
Naturally) is een aanrader voor al wie
wat meer wil weten over de bodem, en
vooral, hoe je die kan herstellen. Ben je
een absolute beginner, dan kan het boek
soms wat overweldigend zijn. Dan lees je
beter eerst Teaming with Microbes (Het
bodemvoedselweb). Beide boeken zijn vlot
vertaald en aangenaam om te lezen. Vakjargon wordt vermeden en indien toch
bepaalde vaktermen gebruikt worden,
zijn ze goed uitgelegd.
Nederlandstalige uitgave:
Jeff Lowenfels & Wayne Lewis, Het bodemvoedselweb, alle kleine beestjes helpen
en Phil Nauta, Bodem in balans, gezonde planten in een gezonde tuin, beide uitgegeven door Uitgeverij Jan Van Arkel, kan je bestellen via www.clubgroen.nl.
Permacultuur Magazine |
35
2
1
e
g
a
p
Kids
+
2
1
e
g
a
p
s
Kid
Verslagje van de speurtocht
met OCCII Kinderpret
Festivalinterviews
Op het permacultuurfestival 2015 deden Jonathan, Erik en Daantje mee aan de
debatworkshop voor jongeren. Het was vreselijk warm, maar drie uur lang hebben
zij met elkaar en anderen gesproken over dierenrechten. Omdat debatteren meestal
betekent dat iedereen zijn eigen mening hard verdedigt en niemand naar elkaar
luistert, pakten zij het anders aan. Samen maakten zij een grote mindmap waarin
zij zich oefenden om op elk antwoord steeds een nieuwe vraag te stellen. Daardoor raakten ze heel bedreven in het stellen van vragen en het interviewen.
Tot slot kregen de drie deelnemers een
oorkonde: ‘super-filosoof, super-journalist
en super-politicoloog’. Hieronder staan
de interviews die Jonathan bij twee van de
festivalbezoekers afnam.
De Avonturenspeurtocht op het Permacultuur Festival 2015 door de Landbouwers van
OCCII Kinderpret.
Op het heetste moment van de warmste
dag van het jaar gingen we met 25 dappere
kids op zoek naar de koffer met gestolen
bloemenzaadjes. Die waren nodig voor
de workshop ‘Zaadbommen maken’! We
gingen eerst binnen de kasteelmuren aan
mensen vragen of ze een koffer hadden
gezien.
We kwamen toen ook wat vreemde linten
tegen waarop in het Engels stond: Je mag
het feest niet verlaten! Dat deden we toen
juist wel. Daarna vonden we een lege
jerrycan met een doodskop en de naam
Monsanto. Dat betekent natuurlijk: gif!
Ergens in het gras zat een heel bleke
vlinder. Ze was ziek geworden nadat ze uit
een bloem had gedronken. Al haar kleuren
waren eraf gevallen! Dwars door het bos
verspreid vonden we heel veel kleuren en de
vlinder fleurde weer een beetje op! De spin
had geen eten meer omdat veel insecten
dood waren gegaan aan het gif. We hielpen
hem een nieuw web te maken. De oorwurm
wilde ten strijde trekken tegen Monsanto
en we maakten daarom insectenmaskers.
De regenworm vertelde dat de bodem ook
vervuild was en we hielpen om nieuwe
vruchtbare aarde te maken. Vervolgens
deden we met de bijenkoning een dans om
de weg naar de Monsantofabriek te vinden!
Monsanto was niet thuis, maar we vonden
wel de zaadjes terug. Tenslotte besloten we
van de fabriek een insectenhotel te maken!
Hèhè, nu konden we dan eindelijk aan de
zaadbommen beginnen.
36 | Permacultuur Magazine
EERSTE INTERVIEW
Jonathan:
Humus
MR HUMU S
HALLO, IK BEN MR HUMUS
ik zorg voor de plantjes!”
Hoe dan ?
KOM MEE
OP AVONT UUR
Ik vang het regenwater
in de bodem op...
...zodat de plantjes ook
in droge tijden weer
genoeg te drinken hebben!
DIT IS EEN INITIATIEF VAN
[email protected] | [email protected]
Hebben dieren dezelfde
Graansma
rechten als mensen?
Foto: Heeltsje
Geïnterviewde 1: Ja, omdat dieren en mensen
natuur zijn, hebben ze dezelfde rechten.
J: Als ze dezelfde rechten hebben, waarom slachten mensen dieren dan af en doen
dieren dat niet?
G1: Dieren slachten mensen toch ook af als ze zichzelf verdedigen?
J: Maar als mensen dieren niet afslachten, zouden zij zich ook niet hoeven te verdedigen tegen mensen. Zou dat een mogelijkheid zijn?
G1: Daar ben ik het met je eens, ik vind dat mensen minder dieren moeten doden.
J: Zou dat het probleem oplossen?
G1: Ja, ik denk het wel.
J: Wat zou jij doen?
G1: Ik probeer minder vlees te eten en ik probeer niet dieren te eten die een slecht
leven hebben gehad.
J: Als je dat doet, denk jij dat het dan de wereld helpt?
G1: Ja, dat denk ik.
tweede INTERVIEW
Jonathan:
Hebben dieren dezelfde rechten als mensen?
Geïnterviewde 2: Nee.
J: Waarom niet?
G2: Neem bijvoorbeeld mijn konijn. Als hij recht heeft op de dingen die de mensen
mogen, dat zou onmogelijk zijn. Hij heeft het recht op vrijheid, maar dat wil ik
niet.
J: Neem bijvoorbeeld de olifant. Daar zijn er veel minder van, maar toch heeft hij
minder rechten?
G2: Ja, als hij geld had, dan zou hij ook hetzelfde kunnen hebben, maar dat kan hij niet.
J: Mensen jagen op dieren, maar dieren mogen niet mensen vermoorden. Waarom
niet?
G2: Omdat mensen hoger zijn dan dieren. Maar toch ben ik er tegen dat mensen dieren eten, dus ben ik vegetarisch.
J: Hebben dieren onderling dan dezelfde rechten?
G2: Als alle dieren dezelfde rechten hebben zou het heel moeilijk worden. Dat komt
omdat je dan geen muggen of teken mag vermoorden.
Het jaar van
de bodem
Vind je het leuk om een echt permacultuur-tuinontwerp te maken? Dan kun je zo
met papier en potlood aan de slag. Probeer
papier van minimaal A3-formaat met ruittjes te vinden. Gebruik een scherp 2B potlood en houd de punt scherp met een klein
schuurpapiertje. Koop een setje dikke,
zachte kleurpotloden die bedoeld zijn voor
kleine kinderen; die geven lekker kleur af.
Echte pastelpotloden zijn ook fijn.
Zet eerst de plattegrond uit. Meet dan
je tuin op met grote stappen en gebruik
voor elke stap 2 ruitjes. Je kunt ook een
plattegrond verzinnen, dat is net zo leuk.
Bepaal het noorden (en dus ook het
zuiden waar de zon staat). Teken het huis,
de woonplek, in en trek dan in grote lijnen
de 6 permacultuurzones. Wil je weten
wat permacultuurzones zijn? Kijk dan op
tuinsmakelijk.nl/permacultuur. Daar vind
je ook welke planten en dieren in welke
zone thuis horen.
Vind je tekenen lastig maar houd je wel
van bedenken en composities maken,
gebruik dan een tuin-tekenprogramma. Er
is gratis software voor op je PC: smartdraw.
com/software/landscape-software.htm.
Op onderstaande site maken ze gebruik
van SketchUp. Dit is een programma waar
je van alles mee kunt tekenen. Op de site
vind je een hele cursus tekenen van je tuin
erbij:
tuinenbalkon.nl/maak-gratis-je-eigen-tuinontwerp-met-google-sketchup.
TIP: Op permacultuur-magazine.eu/kids
vind je alle links handig bij elkaar. Heb
je een mooi ontwerp gemaakt, zend dat
dan naar ons in!
jij ervan
En… wat vind
en doden?
r
ie
d
n
e
s
n
e
m
dat
Permacultuur Magazine |
37
Draag je steentje bij …
foto’S Yggdrasil
auteur Lucrèce Roegiers
Opbouw van
een kruidenspiraal
6. We beginnen st
eeds een nieuwe rij
stenen tot we hele
maal boven zijn. W
e
vullen binnenin st
eeds verder aan m
et
steengruis en zand
: luchtgaten zijn
ongewenst!
­
steeng
dig: kasseien,
1. Dit heb je no
een ton.
ruis, zand en
een
e steen, een buis,
5. Een uitstekend
in­
in de buitenmuur
schaal, … kunnen
or
als ornament of vo
gebouwd worden
er
nt
wi
de
uid dat in
een pot met een kr
binnen moet.
2. Als ondergrond een betonnen plaat,
een terras of een fundament. We leggen
de onderste rij stenen gedeeltelijk uit
zodat we met een kruiwagen nog steen­
gruis en zand kunnen invoeren.
. Nu
eine bocht ligt er
7. De laatste, kl
st
po
m
dun laagje co
strooien we een
­
le
he
Binnenin gaat
(1cm) bovenop.
za
of vel.
grond, compost
maal niets van
3. Puin en zand wordt binnenin opge­
hoopt. Aan de buitenkant stapelen we
kasseien waarbij we op regelmatige
afstanden een nieuwe rij beginnen.
38 | Permacultuur Magazine
t
westkan
t­ of oost
s
e
w
o
d
r
o
t
o
bio p.
e no
als natte
4. Aan d
in
n
o
t
at kleine
e een
ervoor d
graven w
n
e
g
r
o
z
is
n erin
aken. Zo
De stene
r uit ger
e
e
w
r
e
en
inderen.
zoogdier
er voor k
ig
il
e
v
k
o
het o
8. Laatste fase is de aanplant. Kruiden
uit kleine containers worden op de juis­
te plaats gezet. Hou hierbij rekening
met zon­schaduw en de windrichting.
Zo vraagt rozemarijn een plek beschut
tegen noordoostenwind.
Waarom een kruidenspiraal aanleggen?
Een kruidenspiraal staat nogal eens model voor ‘permacultuur’.
Misschien is dat zo omdat meerdere ontwerpprincipes erin verwerkt zijn. Toch
hoef je geen kruidenspiraal aan te leggen
als bewijs dat je aan permacultuur doet.
Een kruidenspiraal leg je aan omdat je
graag aromatische kruiden wil gebruiken
die groeien in een omgeving die de natuurlijke biotoop van de planten zo goed
mogelijk nabootst.
Wij hebben hier niet het klimaat, noch
de grond voor mediterrane kruiden, maar
we kunnen wel gedeeltelijk tegemoet
komen aan de wensen van die kruiden.
Voor de aanleg van een kruidenspiraal nemen we volgende richtlijnen in acht.
Richtlijnen
We leggen de kruidenspiraal aan op de
meest zonnige plek van de tuin en liefst
zo dicht mogelijk bij de plaats waar we de
kruiden willen gebruiken. Als beide niet
te verenigen zijn krijgt de meest zonnige
plek voorrang.
We maken een arme maar mineraalrijke
biotoop die goed waterdoorlatend is.
Daarom gebruiken we enkel stenen,
steengruis en fijn zand.
Aan de buitenkant leggen we stenen die
de zonnewarmte opnemen, zij geven de
warmte door naar het midden dat ook uit
stenen en steengruis bestaat. Zo creëren
we een warmere biotoop die ’s nachts
slechts langzaam afkoelt. We gebruiken
bij voorkeur stenen van afbraak: afval
krijgt zo een nieuwe bestemming.
De kruidenspiraal is enkel geschikt voor
warmte- en droogteminnende kruiden.
Ze hoeven dan ook nooit extra water te
krijgen. De ton met water dient als drinkplaats en biotoop voor onze natuurlijke
medewerkers zoals vogels, kikkers, insecten. Daarom moet de ton ook 60–80 cm
diep zijn zodat niet al het water verdampt
in de zomer en het water niet tot op de
bodem bevriest in de winter.
Permacultuur Magazine |
39
BeLeid
Van cijferobsessie
naar holistische aanpak
9. Plant de kruiden voldoende ver
uiteen, ze groeien immers snel en de
meeste ervan verdragen geen schaduw.
10. In de ton vind
en waterplanten ee
n
geschikte plaats.
11. De kruiden breiden zich vlug
uit, terwijl het enige onderhoud
bestaat uit snoeien.
12. Na enkele jare
n spreekt de krui
­
denspiraal al onze
zintuigen aan met
zijn geurige en kleu
rige kruiden.
40 | Permacultuur Magazine
Met volle treinen en bussen zouden we eind november naar
Parijs trekken. Inzet was de grote klimaatmars naar aanleiding van de klimaattop van de VN. De zoveelste internationale
klimaattop, de zoveelste opflakkering van hoop, een nieuw
cruciaal moment om onze politici wakker te schudden. Als
gevolg van de dramatische gebeurtenissen op 13 november
is de massamanifestatie in de Franse hoofdstad echter niet
door kunnen gaan.
“Logisch”, zeggen velen. En toch. “Olie
en terrorisme, olie en klimaatverandering: de causale linken zijn duidelijk
aanwezig”, zegt Anneleen Kenis in een
opiniestuk in De Wereld Morgen, daags
na de aanslagen. “We leven in een interdependente wereld en het is essentieel de
connecties te zien tussen allerlei problemen en uitdagingen waar we vandaag
voor staan.”
Op het moment van dit schrijven was
nog niet bekend wat de klimaattop zou
opleveren. Ook volgens Climate Express,
een groep politiek ongebonden vrijwilligers die al maandenlang de mobilisatie
vanuit België aan het organiseren was,
draait het in elk geval niet alleen om het
klimaat, maar ook om waardig werk,
gezondheid, mensenrechten, ongelijkheid, migratie en échte democratie. Dit
gegeven is hoopgevend: dat er mensen
zijn, ongebonden individuen, die zich
verbinden om een beweging op gang
te trekken. Een beweging die zich niet
focust op één thema (hier: klimaatverandering en de reductie van de CO2-uitstoot)
maar oog heeft voor de verbanden tussen
dat thema en allerlei andere maatschappelijke uitdagingen. Een dergelijke
holistische aanpak is net iets waar politici
en ambtenaren het erg moeilijk mee heb-
ben: zij houden er meer van om zich te
focussen op één probleem en dat zo goed
mogelijk te becijferen, daarbij abstractie
makend van de hele context (want dat is
iemand anders’ bevoegdheid). Een dergelijke benadering leidt zelden tot goede
oplossingen.
Megalomaan klimaatbeleid
In z’n artikel “Climate Change, the Bigger
Picture”, daagt ook Charles Eisenstein
ons uit om klimaatverandering in een
veel bredere context te bekijken. Het
draait volgens hem niet alleen maar om
het terugdringen van de CO2-uitstoot.
Het klimaat zal zich alleen maar stabiliseren als alle daarmee verwante systemen zich stabiliseren. Hij illustreert dit
op een treffende manier met het Tehri
Dam project op de Bhilangana-rivier in
Indië, een megalomaan initiatief dat door
de voorstanders ervan bejubeld wordt
omwille van onder meer de CO2-reductie
die het heeft teweeg gebracht. De Tehri
Dam zelf is met een hoogte van 260 m
en een oppervlakte van 52 km2 één van
de grootste van de wereld. De reeds geïnstalleerde capaciteit is 1000 Megawatt en
zal oplopen tot 2400 Megawatt wanneer
het project (met de bijkomende Koteshwar-dam stroomafwaarts) helemaal
afBeelding …
auteur Esmeralda Borgo
operatief zal zijn. Daardoor kan heel wat
CO2 vermeden worden, zo stellen de voorstanders. Het gehele project heeft echter
enorm veel schade aangericht. Ongerepte
ecosystemen zijn onder water komen te
staan. Oude, nauw met de natuur verbonden landbouwsystemen gingen verloren.
Meer dan honderdduizend dorpelingen
moesten het gebied ontruimen. Zoveel
mensen die elders een nieuw leven
moesten opbouwen. Cijfers moesten
aantonen dat hun levens erop vooruit
gingen: ze werden elders gehuisvest in
grotere woningen met beter sanitair en
elektriciteitsvoorziening. Zaken die niet
in cijfers uit te drukken waren, of die
men de moeite niet waard vond om te
meten, werden genegeerd: het verlies aan
tradities, sociale banden, herinneringen
en oude kennis.
Dergelijke megalomane projecten vervangen zelden een bestaande kolencentrale, ze komen er in de praktijk gewoon
bovenop. Toch komen grootschalige
waterkrachtcentrales vaak in aanmerking voor koolstofkredieten in het kader
van het zogenaamde Clean Development
Mechanism (CDM) uit het Kyoto-protocol. Via CDM kunnen industrielanden of
grote bedrijven de CO2-uitstootverminPermacultuur Magazine |
41
Permacultuur Bloem
dering die ze zelf niet realiseren in eigen
land Het
compenseren
door te investeren in
permacultuur avontuur begint met de Ethiek en Ontwerp Principes en voert
door de diverse vereiste sleuteldomeinen om tot een duurzame samenleving
klimaatvriendelijke
projecten
indomeinen,
ontwikte komen. Het spiraliserend ontwikkelingspad
verbind deze
aanvankelijk op individueel en plaatselijk niveau, later voert het naar het
gezamenlijke en globale niveau.
kelingslanden.
Er
valt
geld
te
verdienen
Sommige specifieke ontwerpgebieden, -systemen en oplossingen worden
in verband gebracht met bredere permacultuur inzichten.
met hieronder
het klimaatprobleem!
RENTMEESTERSCHAP OVER
LAND & NATUUR
Rentmeesterschap over Land & Natuur
Bio-intensief tuinieren
Bostuinieren
BOUWEN
Holistisch plattelandsbeheer
Natuurlijke Sequentie Landbouw
winnende Aarde moeilijk
Bosbouw in cijfers te
ZorgZaad
voor
Organische landbouw
Natuurlijke bosbeheer
Biodynamische landbouw
Geïntegreerde aquacultuur
vatten
Natuurlijke landbouw
Wild oogsten & jagen
Contourvolgende waterwinning
Verzamelen
Het eerste
Bouwen ethische principe van permaPassieve zonneënergie
cultuur
betreft
de zorgOndergronds
voor bouwen
onze bouwen
Aarde.
Natuurlijke
bouwmaterialen
Natuurrampenbestendig
Waterwinnig & water hergebruik
Zelf-bouw
Architectuur
Klinkt
eenvoudig, maarPatronentaal
dit voorbeeld
Gereedschap & Techniek
toontHergebruik
aan&dat
zogenaamde
maatregelen
creatief kringlopen
Cogeneratie
Handgereedschap
Micro-hydro- & kleinschalige
Fietsen
windenergie
om milieu
en natuur teFeed-in
beschermen
Efficiënte & schone houtkachels
duurzame energieproductie
van organisch afval
Energie opslag
somsBrandstoffen
compleet
hun doel
voorbij schieHoutvergassing
Overgangstechniek
BioKool van snoeiafval
ten. Door
zo& sterk
Onderwijs
Cultuur te focussen op cijfers,
Thuisscholing
Sociale ecologie
worden
een
heleboel
zaken
genegeerd.
Vrijeschool
Action Research
Amateurkunst & muziek
Overgangscultuur
Vooreerst
zijn& Geestelijk
heel watWelbevinden
zaken niet in
Gezondheid
Thuis bevallen & borstvoeding
Yoga, Tai Chi & andere lichaam
cijfers
te
vatten.
Denk
aan
de teloorgang
Aanvullende & holistische
& geest disciplines
geneeskunde
Sterven met waardigheid
Spirituele plaatsen
& natuurbeleving
van hele
ecosystemen
en de oude kennis
Financiën & Economie
en cultuur
in bovenstaand
voorbeeld.
Lokaal & regionaal geld
WWOOFing & soortgelijk
Carpooling, buurtauto
vrijwilligerswerk
Ethische investeringen
Verhandelbare
energiequota
Ten tweede
gaat& een aantal
zaken
nooit
eerlijke handel
Levenscyclus analyse &
Boerenmarkt & Gemeenenergieboekhouding
gemeten
worden,
schapsondersteunde
landbouweenvoudigweg omdat
Eigendom
& Burgerlijkacht.
BestuurDenk aan de
menLand
ze niet
belangrijk
Coöperaties & verenigingen
Traditioneel & Historisch Gebruiksrecht
Centraal wonen & Ecodorpen
Open Space Technology & Polderen
opslag
van CO2 in de bodems
van de traditionele landbouwpraktijken die door de
lokale boeren werd toegepast vooraleer
deze het gebied moesten ontruimen. En
ten derde geven de cijfers een illusie van
voorspelbaarheid en controle en verlies
je ongewenste en onbedoelde gevolgen
uit het oog. Zo valt te betwijfelen of de
megadam op de lange termijn wel degelijk tot een lagere CO2-uitstoot zal leiden.
De nu verstedelijkte dorpelingen zullen
immers overgaan tot een meer koolstofintensieve levensstijl. De dam zelf zal
wellicht ook bijdragen tot meer industrialisatie. Elke energiecentrale draagt bij
aan een infrastructuur die honger heeft
naar steeds meer.
LAND EIGENDOM
& BURGERLIJK
BESTUUR
GEREEDSCHAP
& TECHNIEK
Ethiek
en Ontwerp
Principes
FINANCIËN
& ECONOMIE
ONDERWIJS
& CULTUUR
GEZONDHEID &
GEESTELIJK
WELBEVINDEN
Dit werk wordt verspreid onder de Creative Commons licentie Attributie Niet-commercieel Geen Afgeleide Werken 2.5 Australia License. Om een kopie van deze licentie bekijken, bezoek
http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.5/au/ of stuur een brief aan Creative Commons, 171 Second Street, Suite 300, San Francisco, California, 94105, USA. Deze “permacultuur bloem” zijn
bewerkt naar het boek “Permaculture: Principles & Pathways Beyond Sustainability” van David Holmgren. Dutch Permacultuur Flower Poster 1.0. Vertaling naar het Nederlands: Leo Bakx, aardwerk.org.
Hoeveel geld zijn onze oceanen waard?
Niet alleen milieuvoordelen worden in
cijfers uitgedrukt, er zijn zelfs al meerdere oefeningen gedaan om de waarde van
ons milieu uit te drukken in monetaire
cijfers. In 2010 brachten de Verenigde Naties een studie uit die beter zicht moest
geven op de kosten en baten van biodiversiteit: The Economics of Ecosystems
and Biodiversity (TEEB). Bedoeling was
om de maatschappelijke opbrengsten van
biodiversiteit en de kosten van de achteruitgang van ecosystemen te becijferen.
Door ecosysteemdiensten (diensten die
ecosystemen bieden voor onze maat-
42 | Permacultuur Magazine
schappij) in geld uit te drukken, hoopte
men dat die ecosystemen meer naar
waarde zouden worden geschat en ze
minder snel zouden moeten wijken voor
economische activiteiten. Zo schatte het
TEEB de totale kostprijs van de wereldwijde ecosysteemverliezen op 250 miljard
dollar per jaar, 2 à 5 procent van het
mondiale BNP. Dit jaar nog berekende het
Wereldnatuurfonds (WWF) hoeveel de
oceanen waard zijn: meer dan 24 biljoen
dollar of 24 miljoen keer een miljoen.
Hoe diep moet je als maatschappij zinken
om zelfs het onschatbare in economische
termen te willen of moeten uitdrukken
opdat het toch nog zou passen in het
neoliberale model?
Reductionistisch beleid faalt
In de aangehaalde voorbeelden gaat het
telkens om een zekere overmoed waarbij
we geloven dat we alle gevolgen van ons
handelen kunnen voorspellen en controleren. Onze overheden hebben een blind
vertrouwen in wiskundige modellen die
ze dan ook als basis hanteren om belangrijke (beleids-)beslissingen te nemen.
We zijn er zo sterk van overtuigd dat we
oorzaken perfect kunnen identificeren en
dat we de realiteit kunnen begrijpen door
variabelen te ontleden en te isoleren.
De realiteit in het veld is helaas veel
complexer dan dat. Onze Aarde is een
ingewikkeld levend systeem. Alle ecosystemen zijn afhankelijk van een web
aan interacties tussen allerlei levende en
niet-levende onderdelen. In plaats van
het lineaire, cijfermatige denken focussen we ons beter op al die interacties op
alle niveaus. Problemen gaan we niet
oplossen met louter lineaire strategieën,
waarbij de focus telkens afzonderlijk ligt
op het optimaliseren van één cijfer, of het
nu gaat om een CO2-reductie, de beperking van de ammoniakdepositie of een
betere financiële opbrengst, daarbij abstractie makend van de verdere context.
meer komen te liggen op kwaliteit en
intrinsieke waarden. Zorg voor de Aarde
staat bovendien niet los van ‘zorg voor
de mens’ en ‘eerlijk delen’, de twee andere
ethische principes van permacultuur.
Kortom, bij het zoeken naar oplossingen
voor problemen, moet beter bekeken
worden hoe dat kan gebeuren in samenwerking met de natuur en de lokale
mensen. En dan duiken maatregelen op
die vanuit een holistische benadering interessant zijn en rekening houden met de
beperkte milieugebruiksruimte. Maar die
tegelijk ook een vergaande ommezwaai
van de huidige praktijk vergen …
Op vlak van voedselproductie krijg je
dan een beleid dat instrumenten inzet
om zo lokaal mogelijk de kringlopen te
sluiten en de bodem te herstellen en te
beschermen waardoor zo min mogelijk
externe inputs nodig zijn, een beleid dat
er ook over waakt dat boeren een eerlijk
inkomen kunnen krijgen zodat ze die
taken volwaardig kunnen invullen. Een
interessante vorm hierbij is de CSA (Community Supported Agriculture). Bij een
CSA betalen de consumenten (de leden)
een jaar op voorhand voor de oogst van
de boer. Op die manier zijn ze samen
verantwoordelijk voor een gezonde en
milieuvriendelijke productie en wordt
de overvloed (of de schaarste in minder
goede jaren) gedeeld.
Een goed klimaatbeleid zal er niet langer
naar streven allerlei uitwegen te zoeken
om CO2-uitstoot te compenseren of om
andere energiebronnen aan te boren
(zoals kernenergie en grootschalige
waterkrachtcentrales), maar zal actief
initiatieven ondersteunen die effectief
tot verbeteringen leiden, zoals nieuwe
woonvormen in kleinere huizen of zelfs
cohousing, waarbij het energiegebruik
eenvoudigweg beperkter is. Wegen
kunnen zo aangelegd worden dat ze
absoluut voorrang geven aan de zwakke
weggebruikers en het autoverkeer ontmoedigen. Fiscale maatregelen moeten
een fietscultuur en het openbaar vervoer
stimuleren in plaats van de bedrijfswagens zoals vandaag het geval is.
Overheden kunnen veel actiever een
deeleconomie ondersteunen (bijvoorbeeld via de hiervoor noodzakelijke informatietechnologie). Bij een deeleconomie
staat het delen van producten (voedsel,
auto’s, …) en collectief consumeren centraal. Hierdoor zijn minder materialen
nodig, maar bovendien stimuleert het de
sociale cohesie.
Permacultuurbloem en klein verzet
Voorbeelden zijn legio en zie je ook weerspiegeld in de ‘permacultuurbloem’, die
weergeeft hoe de ethische permacultuurprincipes kunnen doorgetrokken worden
in alle facetten van de maatschappij: niet
enkel voedselproductie, maar ook wonen,
bouwen, onderwijs, financiën, enzovoort … Sommige van dergelijke initiatieven worden ondersteund door (lokale)
overheden, maar het blijft marginaal.
De deeleconomie staat immers in schril
contrast met de actuele groei-economie
binnen het neoliberale maatschappijmodel zoals we dat vandaag kennen en waar
onze overheden helemaal in verstrikt geraakt zijn. Voorlopig moet het van onderuit, van ons individuen, komen. En daar
beweegt heel wat. Journaliste Tine Hens
trok door Europa en bracht in haar boek
“Het klein verzet” allerlei initiatieven in
kaart van mensen die, uit engagement of
uit noodzaak (of allebei), werken aan een
solidaire economie van de nabijheid. “Een
verhaal van mensen die van Groot-Brittannië tot Griekenland, van Denemarken
tot Portugal heel hard trappen om niet
zo snel vooruit te gaan. Maar die op hun
manier wel hun straat, wijk, dorp of stad
een andere richting op duwen.” Daar ligt
onze toekomst!
Meer weten?
• www.dewereldmorgen.be/
artikel/2015/11/18/verzet-tijdensklimaattop-is-nu-meer-dan-ooit-nodig
• Eisenstein, C., Climate change: the
bigger picture
• www.resurgence.org/magazine/
article4147-climate-change-thebigger-picture.html
• www.worldwildlife.org/
publications/reviving-the-oceanseconomy-the-case-for-action-2015
• www.teebweb.org
• Tine Hens, Het klein verzet, uitgeverij
EPO
Strip
Naar een holistisch beleid
Beleid moet meer holistisch worden.
Zorg voor de Aarde is geen kwestie van
alle onderdelen en interacties opdelen en
elk afzonderlijk becijferen en optimaliseren. Bij het zoeken naar verbeteringen,
moet de aandacht gaan naar het natuurlijk ecosysteem met al z’n onderdelen en
interacties, en dat op elk niveau: van het
globale tot het lokale. De focus moet veel
Permacultuur Magazine |
43
R e po r t a g e
Permacultuurtuinderij
De Veldhof
Een nieuwe CSA in Gorssel
Genesteld in een bosrijke
omgeving nabij Deventer,
steekt een drietal hoofden
net boven de groentes uit.
Op deze 1,7 hectare Gorsselse grond is sinds deze zomer
één van de eerste permacultuurtuinderijen in Nederland
opgezet. We zijn op bezoek
bij permatuinders Valérie van
Dijck, Frans Kaal en Meike
Gottenbos.
Foto: Janet Ossebaard
Frans is een local met een grote
voorliefde voor alles wat met natuur
te maken heeft. Frans: “Als kleuter
was ik al stekjes aan het maken om
weg te geven, dus dat is gewoon genetisch al vastgelegd. Ik heb me er
al heel lang onprettig bij gevoeld dat
ik niet in het groen zat.” Na vijf jaar
de mariniersopleiding te hebben
gevolgd, besluit hij dan ook naar zijn
tintelende groene vingers te luisteren. Frans doorloopt verscheidene
groene beroepen en is nu de trotse
mede-oprichter van De Veldhof.
Door Mali Boomkens en Henk Eshuis
namens Toekomstboeren
Toekomstboeren is de vereniging
voor nieuwe en toekomstige boeren.
Hun eerste bundel, Permacultuur en
Voedselbossen, is te verkrijgen via
toekomstboeren.nl.
Foto: Janet Ossebaard
44 | Permacultuur Magazine
Tijdens verschillende basiscursussen en
jaartrainingen kwamen Meike en Valérie
in aanraking met de beginselen van de
permacultuur. Een jaar geleden volgden
ze beide de reizende permacultuuropleiding bij Taco Blom, een vervolgopleiding die meer gericht is op werken met
permacultuur op een wat grotere en professionelere schaal. In deze periode wordt
Taco benaderd door enkele bewoners uit
Gorssel (gemeente Lochem) die het idee
Jarenlang zit Valérie op kantoor,
maar ontdekt ze gaandeweg dat ze
haar ei beter kwijt kan in permacultuur en eetbare tuinen in Den Haag.
Ze stelt zich in eerste instantie
helemaal niet voor om er haar werk
van te maken, maar nu staat ze toch
ineens als permacultuurpionier aan
de start van het uitdagende project
‘De Veldhof’. Naast de tuinderij doet
ze het secretariaat van Permacultuur School Nederland. Ze hoopt
na haar verhuizing naar een dorpje
nabij Deventer haar passie voor
eetbare tuinen verder te kunnen
ontwikkelen.
opperen voor een permacultuurtuinderij
en hem om advies vragen. Taco grijpt
deze kans om zijn leerlingen hier bij te
betrekken en vraagt Meike en Valérie na
de opleiding of ze gelijk aan de slag zouden willen. Deze uitdaging willen ze maar
al te graag aangaan. Valérie: “Het klonk
zo fantastisch want hij begeleidt het ook.
Dat maakt ook een heel groot verschil,
Meike heeft haar passie voor
gezond voedsel, duurzaamheid en
lokale zelfvoorziening geleidelijk
zien groeien. Na te hebben gewerkt
in een natuurvoedingswinkel,
vertrekt ze voor een tijd naar een
woon-werkgemeenschap in Frankrijk. Eenmaal terug in Nederland
wordt ze medebeheerder van een
buurtmoestuin in Delfgauw, werkt
ze bij een stadsboerderij en raakt ze
betrokken bij verschillende lokale
voedselinitiatieven. Meike: “De
Veldhof sluit zo mooi aan op het
voorgaande en staat dichtbij mijn
idee over het vormgeven van een
voedselsysteem dat beter en eerlijker is voor mens en natuur.”
want dan is het bijna een cadeautje voor
ons om zoveel van Taco te mogen leren.”
Pas wat later komt Frans in beeld. In een
lokaal krantje leest hij een oproep voor
geïnteresseerden in het opzetten van
een permacultuurtuinderij in Gorssel.
Frans: “Dat was meteen een vonk die
Permacultuur Magazine |
45
oversprong. Ik ging rondkijken hier in
de buurt bij een aantal boeren die ik ken
op de Enk van wie ik wist dat ze wel interesse hadden.” Zijn zoektocht naar grond
wordt al snel opgepikt door anderen in
de omgeving en leidt tot de vondst van
een paardenwei waarvan de eigenaar
wel te porren is voor zo’n initiatief. Niet
lang daarna voegt Frans zich bij het team
van Valérie, Meike en Taco. Het is een
ideale plek voor hem om zijn ecologische
kennis op te bouwen met zulke ervaren
permaculturisten aan zijn zijde.
Ontwerp en start
De tuinderij zal uiteindelijk ingericht
worden naar voorbeeld van Samenland,
de tuinderij van Taco in Sint-Truiden
(België). Het wordt dus geen voedselbos
maar een tuinderij met bosranden. Op
dit moment staan er alleen eenjarigen en
is het nog geen permacultuursysteem.
De toekomstige bosranden zijn nu al
wel zichtbaar door de boompalen waar
dit najaar in totaal 75 fruitbomen zoals
appels, pruimen en peren gepoot zullen
worden. Daarnaast komen onder andere
bessen en bramen om de bosrand compleet te maken.
Steun van verschillende kanten
De permacultuurcoöperatie heeft
het land voor tien jaar gepacht,
waarna zij waarschijnlijk recht op
koop zal hebben. Frans, Valérie
en Meike kunnen met een lening
van de coöperatie een fijne start
maken en mogen het land blijven
gebruiken voor zolang zij willen.
Valérie: “Ik hoop dat dit voor altijd is en dat is ook onze intentie.
Daarom hebben we het onder de
coöperatie gebracht, want dan is
de continuïteit gewaarborgd.”
De Veldhof is niet het enige
bedrijf dat bij de permacultuurcoöperatie is aangesloten. Zo zijn
onder anderen Linder van den
Heerik en Alex Schreiner net begonnen in Sint-Oedenrode, Bregje Hamelynck in Sijbrandaburen
en Marcel en Cissy Singerling in
Emst. Hun verbondenheid met
de coöperatie heeft als voordeel
dat ze elkaar kunnen steunen.
Het is uiteindelijk dan ook de bedoeling dat ze gezamenlijk zaden,
planten en bomen inkopen.
Behalve steun vanuit de coöpeFoto: Marc Siepman
ratie, lijkt het alsof Frans, Valérie
Na de eerste drie randen is er midden
en Meike alleen maar geluk komt toeop het terrein een aarden wal. Die zal
waaien met lokale steun die ze van alle
kanten ontvangen. Zo worden hen om de gaan fungeren als zone 5, een onbeheerd
strookje natuur waarop Gorsselse hei
haverklap giften van omwonenden aangeboden, zoals zaden en een wielschoffel. komt te groeien op relatief veel zuurdere grond. Op deze manier wordt een
Daarnaast woont een gemeenteraadslid
microklimaat gecreëerd dat weer gunstig
alle vergaderingen van de tuinderij bij en
is voor de rest van de tuinderij. Achter
wil de gemeente lokale initiatieven nu
de wal komen dan nog eens twee à drie
een podium geven, waarvan De Veldhof
bosranden.
de eerste zal zijn. Valérie: “We voelen ons
Voor De Veldhof, stond hier zo’n vier jaar
wel welkom.”
lang grasklaver – al een fijne start voor
46 | Permacultuur Magazine
de bodemvruchtbaarheid. De eerste 30
tot 35 centimeter van de bodem is zwarte
grond en daaronder bevindt zich kaal
zand. De grasklaver is met de rest van
de begroeiing in de eerste 10 centimeter gefreesd. Vervolgens is er zo’n 90
ton compost aangebracht op het eerste
gedeelte naar behoefte van de eenjarige
aanplant. Later komt er nog eens 90 ton
compost bij voor het achterste gedeelte.
Daarna zou de bodemvruchtbaarheid
behouden kunnen worden door enkel het
inzaaien van groenbemesters, mulching
en compostering.
Om de tuinderij is ook een hoog hek
gezet tegen wilde dieren zoals
reeën en konijnen. Frans: “Als
er straks ook kippen komen,
wordt het een grotere uitdaging om de marters en vossen
buiten te houden.” Die kippen
moeten straks ook mee
gaan helpen in de tuin door
bijvoorbeeld een deel van het
groenafval te composteren.
Valérie: “Wat we ook willen, is
de deelnemers bewustmaken
van het hele proces, dat ze
hun groente- en fruitresten
weer terug kunnen geven
aan ons waarna wij ze in de
kippenren kunnen doen.”
Een goede start
Er is doorgerekend dat er
met zes volledige dagen
werk op het land maximaal
230 mensen in totaal gevoed
kunnen worden. Daarbij is het
fruit dat er in de toekomst bij
komt nog niet meegerekend.
Frans, Valérie en Meike steken
elk twee dagen per week van
maandag tot en met vrijdag
hun handen uit de mouwen op het veld.
Elke woensdag is het oogstdag en zijn
er twee mensen aanwezig. De tuinders
werken op basis van CSA (Community
Supported Agriculture), maar in dit geval
hebben de deelnemers zich niet zelf
verenigd, maar is de CSA ondergebracht
bij de coöperatie. Een half jaar geleden
was de stap namelijk nog te groot voor
veel lokale bewoners om zich te abonneren op een groentepakket. Na echter een
succesvolle ontwerpdag in juni, waarbij
Foto: Marc Siepman
alle aanwezigen mee mochten denken
over het uiteindelijke permacultuurontwerp van de tuin, en een plantdag in juli
waarop 10.000 plantjes met hulp van vrijwilligers geplant zijn, lijkt veel vertrouwen gewonnen te zijn. Rond de opening
op 1 september 2015 beginnen ze met
vijftig abonnees – waarmee alle onkosten
al gedekt zijn – en druppelen er sindsdien
steeds meer binnen. Valérie: “Elke nieuwe
abonnee betekent salaris.”
Elke maand wordt er gekeken hoeveel er
binnenkomt via de abonnees en andere
inkomstenbronnen; het geld wordt verdeeld over de medewerkers. Binnenkort
kan er ook al begonnen worden met het
afbetalen aan de permacultuurcoöperatie. Ook dat is te overzien: gespreid over
vijf jaar betalen en dat verdeeld over drie
personen. Valérie: “Het is een heel fijn
gevoel dat je gesteund wordt door een
coöperatie. Uiteindelijk hebben zij ook
het vertrouwen in ons, want zij zijn eindverantwoordelijk.”
Toekomstdromen
In de nabije toekomst hoopt de tuinderij ook aan restaurants af te kunnen
zetten. Hiervoor zijn de eerste contacten
al gelegd. Frans: “Dat is ook iets wat nu
heel erg speelt in de regio, eetcafé’s of
restaurants die zich echt willen profileren
met lokale producten.” Daarnaast is er
het idee om houdbare producten bij De
Nieuwe Band in te kopen en deze ook aan
de abonnementhouders aan te bieden.
Zo kunnen ze tegen inkoopprijs het totaalpakket krijgen met op den duur ook
het fruit erbij.
Uiteindelijk dromen Frans, Valérie en
Meike van een hof van Eden waar ge-
zond voedsel, kennisuitwisseling, zorg,
ontspanning en verbinding binnen de
gemeenschap hand in hand gaan. Meike:
“En ik hoop natuurlijk dat we andere
mensen ook kunnen inspireren om zoiets
op te zetten, want dat is hard nodig en
het geeft veel voldoening.”
Meer weten?
Kijk op tuinderijdeveldhof.nl,
www.facebook.com/tuinderijdeveldhof,
en samenland.be.
Foto: Janet Ossebaard
Permacultuur Magazine |
47
Winterlicht
Het magisch licht
van een wintermorgen,
gefilterd door een lichte mist,
een rokerig landschap
ontrolt zich.
Droom ik nog?
En slaap mijn droom voorbij?
Mijn verwondering
houdt nooit op.
Wonderlijk, die verbazing.
Joke
Uit: “Liefde en Verwondering”, 2008
48 | Permacultuur Magazine
foto Yggdrasil
Download