Los nummer € 8,50 | abonnementsprijs: € 30,00 PM Permacultuur Magazine № 1 december 2015 Ontwerpen voor een veerkrachtige toekomst Bodem Ondergronds gezwam Draag je steentje bij … Nooit meer doorspoelen Van cijfer­ obsessie naar holistische aanpak COLOFON v an d e r e d ac t i e Hoofdredactie Esmeralda Borgo Marc Siepman Eindredactie Nederland Caroline Siepman Marc Siepman Eindredactie Vlaanderen Lucrèce Roegiers Marc van Hummelen Beeldredactie Chantal van Genderen Dirk Tonnard Secretaris Piet Anrijs Externe communicatie Linder van den Heerik Bladmanagers Saskia van der Linden Alex Schreiner Webmaster Frank Anrijs Vormgeving en lay-out Kamiel van Ingen, Desingo Druk Druk in de Weer, Gent. Gedrukt op kringlooppapier Cyclus Offset met plantaardige inkten. Strip Bart van der Kraan Cartoon Hendrik-Jan Peeters Omslagfoto Dirk Tonnard Bodem Missie Hier is ’m dan: het eerste nummer van het Permacultuur Magazine! Na de succesvolle lancering van ons nulnummer eind juni bleek al vlug dat we er volledig voor konden gaan. We waren van de partij op het Permacultuur Festival en merkten dat ons magazine goed werd gesmaakt. We kregen zin in meer … Financieel staan we er goed voor en het minimum aantal abonnees voor 2015 is behaald. Ons team is uitgebreid met twee nieuwe enthousiaste vrijwilligers, Chantal uit Nederland en Dirk uit België: ons beeldredactieteam. Meer en meer mensen bieden zich aan om op één of andere manier mee te werken: als auteur, als communicatiestrateeg, … Inmiddels zijn we een formele structuur in de vorm van een vzw uit de grond aan het stampen. Een tijdschrift maken is echt wel veel meer dan interessante stukjes schrijven, zo blijkt! Het onderwerp van het Permacultuur Magazine is ‘ontwerpen voor een veerkrachtige toekomst’. Alle aspecten van permacultuur komen aan bod: de eetbare tuin, akker- en tuinbouw, economie, sociale permacultuur, transitie, nieuws, onderzoek, kortom permacultuur in de breedte. We behandelen zowel praktijk als theorie en plaatsen diepteartikelen. Permacultuur Magazine deelt kennis om een steeds breder publiek te enthousiasmeren en schuwt daarbij het debat niet. Bijdragen Permacultuur Magazine verwelkomt vlot leesbare bijdragen over permacultuur. Contacteer hoofdredactie@ permacultuur-magazine.eu voor meer informatie. Heb je geschikte rechtenvrije foto’s? Mail die dan naar [email protected]. 2015: het Jaar van de Bodem. Logisch dus dat dit eerste nummer ‘de bodem’ als thema zou hebben. De grond onder onze voeten is immers van cruciaal belang bij permacultuur: het is de basis van het leven, het fundament van ons voedsel. Het lijkt zo eenvoudig, die aardedeeltjes van zand, silt of klei … en toch zo fascinerend. In dit nummer kan je lezen hoe de bodem ontstaat, en wat daar allemaal gebeurt. Want tussen al die aarde krioelt het van het leven: het begint al met een wirwar van schimmels en schimmeldraden met vele functies die zelfs voor de wetenschap nog niet helemaal duidelijk zijn: het Wood Wide Web. Je leest er alles over op de uitneembare pagina’s in het midden van het magazine. In dit nummer leer je verder ook nog wat je kan doen om je bodem klaar te maken voor productie. We laten je zien hoe je de grond best afdekt en waarom het goed is om lavameel toe te dienen. Uiteraard wil je eerst weten hoe gezond de bodem van je eigen tuin is en daarom geven we je een heleboel informatie over bodemtests. En mocht je er dan nog niet genoeg van hebben: we hebben ook nog een paar interessante boekentips voor jullie in petto. En terwijl jullie dit lezen zijn we alweer volop in de weer met het lentenummer. Het thema wordt ‘Openbare ruimte’. Daar hebben we al hele leuke artikelen voor bedacht die nog geschreven moeten worden terwijl we dit schrijven. Een interview met een bewogen groenman van de gemeente, wildplukken, voedselbossen, … en de polemiek over verschraling wordt voortgezet! Website permacultuur-magazine.eu Facebook facebook.com/permacul tuurmagazine Twitter twitter.com/PermacultuurMag Maar goed, zo ver is het nog niet. We hopen dat jullie ook genoten hebben van dit Jaar van de Bodem en dat de aandacht voor die o zo belangrijke bodem niet verslapt in de jaren die nog komen. Helpen jullie daaraan mee? word abonnee! Via permacultuur-magazine.eu/abonnement/ kun je je inschrijven. Prijs Nederland en België: € 30,– (voor andere landen in Europa is dit € 35,–). Steunabonnement vanaf € 40,–. Vragen of suggesties? Wil je mee helpen schrijven? Verantwoordelijke uitgever Piet Anrijs, Vissenakenstraat 381, BE-3300 Tienen 2 | Permacultuur Magazine Esmeralda Borgo en Marc Siepman Eén adres: [email protected]! inhoud Met dit magazine willen we: 1zoveel mogelijk kennis delen over alle aspecten van permacultuur. Daarbij richten we ons zowel naar de geïnteresseerde leek als naar diegene die er ervaring mee heeft; 2verbinding creëren tussen mensen die met permacultuur bezig zijn en hen vertrouwd maken met Vlaamse of Nederlandse permacultuurprojecten of activiteiten; 3een belangrijke bijdrage leveren om permacultuur in ons klimaatgebied verder te laten ontwikkelen. Het magazine is positief, helpend en informerend. Hoofd, hart en handen komen elk aan bod. 4 De bodem, de basis van ons bestaan 28 6 Polemiek: verschraling of het verarmen van grond in natuurgebieden 30 Lava: een eeuwenoude oplossing voor vele huidige problemen Nooit meer doorspoelen 32 10 Hoe moet je een met onkruid overwoekerd terrein afdekken? 12 Planten, onvermoeibare helpers in de tuin: heermoes Op bezoek bij Charles Dowding 18 Een goed begin. Bodemonderzoek deel 1: zelf je bodem testen 34 Twee bodemboeken gerecenseerd 38 23 Vaste rubrieken 2Colofon 2 Van de redactie 15Ingezonden vraag Wat vindt het bodemvoedselweb van het toevoegen van zeezout aan de bodem? 16De discussie Gildes 27Plantbespreking Knolkapucien, pittige klimmer 33Wisselcolumn Natuur. De eerste stappen op het permacultuurpad 36Kidspages Ondergronds gezwam Draag je steentje bij … Opbouw van een kruidenspiraal 41 Van cijferobsessie naar holistische aanpak 44 Permacultuurtuinderij De Veldhof. Een nieuwe CSA in Gorssel Permacultuur Magazine | 3 De bodem, de basis van ons bestaan Voor hetgeen zich onder onze voeten bevindt, worden in de meeste talen veel verschillende woorden gebruikt: aarde, grond, bodem, land, … Ze betekenen allemaal ongeveer hetzelfde, maar duiden elk net wat anders aan. Ik houd het nu even op het woord ‘bodem’. Maar wat is bodem nu eigenlijk? En hoe ontstaat deze? Auteur Linder van den Heerik Linder is momenteel bezig om samen met Alex Schreiner een permatuinderij op te zetten in SintOedenrode. Daarnaast geeft hij verschillende cursussen en workshops op het gebied van permacultuur en moestuinieren. Co-auteur Marc Siepman Opbouw en ontstaan Bodem is doorgaans opgebouwd uit een organisch deel en een mineraal deel. Het organische deel vormt meestal een relatief klein onderdeel van de bodem. Samen vormen het organische en het minerale deel de helft van de opbouw van de bodem, de andere helft is ongeveer gelijk verdeeld tussen water en lucht. lucht minerale deeltjes water OS Ondanks dat we gewend zijn om aan lucht en water te denken als iets dat in de bodem zit maar er geen onderdeel van uitmaakt, vormen lucht en water een essentieel onderdeel van de bo- 4 | Permacultuur Magazine dem. Het organische deel bestaat uit de bodembewoners en hun uitwerpselen en stoffelijke resten, maar ook uit planten en de resten daarvan. Het minerale deel bestaat uit verweerde rotsen en stenen die in kleine deeltjes uiteen zijn gevallen. Dat verweringsproces gebeurt op drie manieren: fysische verwering, chemische verwering en biologische verwering. Wanneer in de spleten, barsten en kieren in rotsen water blijft staan dat ’s winters bevriest, splijten deze rotsen verder open doordat het water uitzet. Ook als bij slijtage door wind en water een steen verweert spreken we van fysische verwering. Wanneer het regent blijft er regenwater staan in de kuiltjes en deukjes in de rotsen. Dit regenwater is lichtzuur en lost die rots daardoor heel langzaam in heel kleine deeltjes op; dit heet chemische verwering. We spreken van biologische verwering wanneer korstmossen en sommige planten met enigszins zure afscheiding deeltjes van rotsen losweken. De verweerde deeltjes vermengen zich met kleine deeltjes organisch materiaal. Dit gebeurt soms al in die kiertjes en kuiltjes in rotsen, soms elders doordat water en wind het sediment meenemen. Deze mix vormt de basis van het leven, zowel van bodemleven als plantengroei. In de vroege stadia van bodemvorming zijn er nog maar weinig planten die zich kunnen vestigen. Omdat korstmossen, symbioses van algen en schimmels, in staat zijn om hun eigen mineralen los te weken en ondanks de afwezigheid van organisch materiaal al kunnen groeien, spelen deze korstmossen een essentiële rol in de vorming van bodems. Zij voegen immers al in een stadium waarin weinig andere planten groeien steeds organisch materiaal toe (algen kunnen namelijk fotosynthetiseren) aan de mix van mineralen die ze zelf losweken. Hoe meer tijd er verstrijkt en hoe meer generaties planten er ontkiemen en weer dood gaan en dus organisch materiaal aan de mix toevoegen, hoe donkerder en rijker een bodem wordt en hoe meer verschillende planten op zo’n bodem kunnen groeien. Omdat door verschillende soorten verwering en de variërende eigenschappen van het moedermateriaal het formaat van de minerale deeltjes erg uiteen kan lopen, bestaan er een aantal verschillende hoofdtypes bodem. Zanddeeltjes zijn alle deeltjes tussen 0,05 en 2 mm, silt bestaat uit deeltjes tussen 0,05 en 0,002 mm en kleideeltjes zijn kleiner dan die 0,002 mm. Er is nog één grondsoort die hier los van staat, namelijk veengrond. Veengrond vormt zich in een drassige en moerassige omgeving. Doordat het plantenmateriaal zich onder water ophoopt, treedt er geen vertering op. Dit komt doordat er geen zuurstof bij kan komen. In de loop van de eeuwen kunnen er zo dikke pakketten ontstaan waar relatief weinig tot geen minerale deeltjes in zitten. Bodemleven Maar is dit nu alles? Een levenloze en dode substantie waarin planten kunnen wortelen? Nee, zeker niet. Een gezonde bodem die plantengroei mogelijk maakt bestaat uit een hele hoop meer dan een medium of substraat. Eigenlijk vormt die substantie alleen maar de omstandigheden waarin datgene kan ontstaan waar het allemaal om draait: het bodemvoedselweb. Wormen, bacteriën en schimmels lijmen alle bodemdeeltjes aan elkaar en geven structuur, korreligheid en samenhang tussen die deeltjes. Het constante proces van vastleggen en voor planten opneembaar maken van de benodigde nutriënten (dit heet mineralisatie en immobilisatie) wordt goeddeels verzorgd door het bodemleven dat bestaat uit wormen, duizendpoten, pissebedden, mieren, springstaarten – maar ook schimmels, nematoden, protozoa, melkzuurbacteriën, E-coli-bacteriën, om maar een greep uit het ondergrondse leven te nemen. Ze vormen met zijn allen een voedselweb van constant eten en gegeten worden. Wanneer een organisme door een ander organisme wordt opgegeten scheidt het etende organisme het overtollige materiaal uit (gewoon poep dus); dit zijn voedingsstoffen waar een plant weer van kan leven. Bovendien ruilen planten en bodemleven constant materiaal met elkaar uit. Het bodemleven concentreert zich niet voor niets rondom de wortels van planten. Alleen planten kunnen zonne-energie oogsten door middel van fotosynthese.¹ Ze maken daarmee suikers aan, maar ze maken veel meer suikers aan dan ze zelf nodig hebben. Een groot gedeelte scheiden ze weer af in de vorm van wortelexudaten. Deze wortelexudaten heeft het bodemleven, dat zelf niet kan fotosynthetiseren, nodig voor zijn bestaan. Andersom levert het bodemleven allerlei nutriënten die planten weer niet vrij kunnen maken. Planten en bodemleven doen dus eigenlijk aan een constante ruilhandel waarbij de een de omstandigheden schept die de ander nodig heeft. Samen sterk! Al met al is het een prachtige wisselwerking tussen de mineralen, water, lucht, de planten en het bodemleven. De plant legt de energie vast waarmee het bodemleven gevoed wordt en scheidt die uit via zijn wortels. Het bodemleven produceert kleefstoffen waardoor de structuur verbetert en de bodem meer lucht en water kan vasthouden. Door het opeten van bacteriën en schimmels, maken met name protozoa voedingsstoffen vrij waar de plant weer beter door groeit en dus meer energie kan vastleggen – wat uiteraard weer ten goede komt aan het bodemvoedselweb. De ademhaling van de wortels en de zuurstofminnende organismen in de bodem zorgt ervoor dat er CO2 in de bodem terechtkomt die opgelost in water zich als koolzuur gedraagt en bodemdeeltjes verweert. Schimmels scheiden zuren en enzymen uit die hetzelfde effect hebben. De mineralen in de bodemdeeltjes komen uiteindelijk weer beschikbaar voor de planten, die daar vitaler van worden … enzovoort. Het permanent weghalen van plantenresten is eigenlijk vergelijkbaar met het verwijderen van de motor uit een auto. Als je dat doet, moet je ook niet verbaasd zijn als je auto niet meer werkt. De korstmossen moet je dan zien als de starter en fotosynthese als de benzine. Olie is feitelijk gefossiliseerde zonne-energie, dus dat is amper meer een analogie … Het hele bodemverhaal is natuurlijk te complex om te vertellen in dit artikel, dit is slecht een introductie. In dit blad kom je nog verschillende andere bronnen tegen waar je je verder kunt verdiepen in de bodem. ¹ Er is één uitzondering: er is inmiddels een bacterie ontdekt, de cyanobacterie, die ook in staat is tot fotosynthese. Dit is echter een grote uitzondering. Ook is er sinds kort discussie over algen: vroeger vielen die onder de planten, nu onder de protisten. Permacultuur Magazine | 5 interview Lava: een eeuwenoude oplossing voor vele huidige problemen Marc Daelemans van Pure Milieutechniek is een internationale referentie op vlak van moderne natuurlijke waterzuivering met behulp van beplante lavafilters. Hij doet dit sinds 1992 en legt met zijn bedrijf in binnen- en buitenland deze plantenfilters aan voor particulieren, organisaties en overheden. Ook over het gebruik van lava in de landbouw heeft hij uitgebreide kennis, vooral door veel opzoekwerk te verrichten en door zijn ervaring met lava in plantenfilters. Auteur Frank Anrijs Foto: Nat Edwards via wikicommons > Hoe bent u bij het gebruik van lava in de groenteteelt uitgekomen? Ik ben begonnen met het aanleggen van natuurlijke plantenzuiveringssystemen voor de zuivering van water. Wij gebruikten lava in verschillende fracties om deze systemen op te bouwen. Het overschot van deze lava strooiden we uit op de grond naast de waterzuivering. Als ik na een jaar terugkwam om naar de zuivering te kijken, merkte ik altijd 6 | Permacultuur Magazine dat de planten rondom de zuivering veel beter groeiden dan die iets verderop. Na een tijdje maakte ik de bedenking dat het misschien door de lava kwam die we uitspreidden na de aanleg van de waterzuivering. Ik ben dan gaan zoeken naar informatie hierover en kwam uit bij Victor Schauberger. Hij beschreef in zijn boek Naturenergien de natuurlijke watercyclus én ook de natuurlijke voedingscyclus. Hij schrijft dat CO2 ’s avonds naar de grond zakt, in de grond dringt en zich daar bindt met mineralen om de eerste bouwstenen van het leven te vormen. > Hoe kwam u dan bij het gebruik van lava? Omdat onze bodems veel minder mineralen bevatten, is de kringloop doorbroken en zitten we met een CO2-overschot (moderne landbouwtechnieken voorkomen dat de natuur doet wat het van nature doet: CO2 recycleren). Een probleem dat heel simpel op te lossen is! Als een deel van alle boeren op permacultuurwijze zou gaan werken en meer organische stof en mineralen in de bodem verwerkt, dan is het teveel aan CO2 in de lucht al opgelost. Victor Schauberger schrijft in zijn boek over Julius Hensel, een wereldautoriteit op vlak van biochemie. Deze Duitse landbouwchemicus heeft aan het einde van de 19de eeuw het boek Brot aus Steinen geschreven. Hierin beschrijft hij het belang van mineralen in de bodem en dus ook in onze voeding. Volgens Julius Hensel is een tekort aan mineralen de oorzaak van vele planten- ziekten en misoogsten. Een bodem die niet in orde is, is slecht voor planten en dus ook voor dieren en mensen. Zijn visie botste in die tijd met de opkomende theorieën over bemesting. Justus von Liebig had in 1843 zijn ‘Wet van het minimum’ gepubliceerd. Hierbij is de minst aanwezige voedingsstof (stikstof, fosfor of kalium = NPK ) de beperkende factor in de groei van planten. Deze theorie leidde uiteindelijk naar het overmatig gebruik van (kunst)meststoffen dat we nu kennen. Nochtans heeft Justus von Liebig in 1861 erkend dat hij fout was en dat het gebruik van (kunst)meststoffen rampzalige gevolgen had voor de bodem. In 1893, ongeveer 50 jaar na de publicatie van de minimumwet van von Liebig, publiceerde een andere Duitse biochemicus, dr. med. Julius Hensel, zijn boek Brot aus Steinen, dat niet alleen de kwalijke gevolgen van kunstmest beschrijft (vooral stikstof, fosfor en kalium), maar ook die van het gebruik van dierlijke mest. Permacultuur Magazine | 7 Vergelijking tussen een in 1985 gehouden onderzoek in vergelijking tot de uitslagen van datzelfde onderzoek in 1996 en 2002 door een levensmiddelenlaboratorium naar de gemiddelde hoeveelheid voedingsstoffen in groenten en fruit. Mineralen en vitaminen in mg per 100g levensmiddel Broccoli Bonen Aardappels Wortels Spinazie Appels Bananen Aardbeien Onderzochte stof 1985 1996 Verschil 2002 1985-1996 en 1985-2002 Calcium Foliumzuur Magnesium Calcium Foliumzuur Magnesium Vitamine B6 Calcium Magnesium Calcium Magnesium Magnesium Vitamine C Vitamine C Calcium Foliumzuur Magnesium Vitamine B6 Calcium Vitamine C 33 23 18 34 34 22 55 4 18 31 9 19 21 1 7 3 27 22 18 13 28 18 11 22 30 18 32 3 14 28 6 15 18 2 7 5 24 18 12 8 103 47 24 56 39 26 140 14 27 37 21 62 51 5 8 23 31 330 21 60 −68% −51% −25% −39% −13% −15% −61% −71% −33% −16% −57% −69% −59% −80% −13% −87% −13% −93% −14% −78% −73% −62% −54% −61% −23% −31% −77% −79% −48% −24% −71% −76% −65% −60% −13% −78% −23% −95% −43% −87% Bron: 1985 Farmaceutisch bedrijf Geigy (Zwitserland). 1996 en 2002 Levensmiddelen laboratorium Karlsruhe/ Sanatorium Oberthal Hensel vond in vulkanisch rotsmeel, gips en kalk de ideale meststof die alle basismineralen, maar ook fosfor, in de juiste proporties bevat. Bovendien is praktisch overal in de wereld rotsmeel overvloedig en goedkoop beschikbaar. Naast de ver- Lavameel. Foto: Yggdrasil 8 | Permacultuur Magazine noemde basismineralen bevat rotsmeel nog enkele tientallen andere mineralen, waarvan men nu weet dat ze ook essentieel zijn voor gezonde gewassen, gezonde dieren en gezonde mensen! Wat stikstof betreft, bewees Hensel dat alle planten hun stikstofbehoefte uit de atmosfeer halen en niet alleen de zogenaamde ‘stikstoffixerende’ planten. Als er te veel stikstof wordt toegevoegd aan de bodem, in verhouding tot de basismineralen, dan neemt ammoniumstikstof de plaats in van die mineralen en dan krijgen de planten een krachtige groeistoot, maar dan zijn plantenziektes en insectenplagen het onvermijdelijke gevolg van dat mineralentekort en het teveel aan stikstof. Een leerling en bewonderaar van Hensel, Sampson Morgan, was een fervente tegenstander van het gebruik van mest in de landbouw. Door overmatig gebruik van dierlijke en chemische mest wordt aan het bodemleven zware schade toegebracht. Dierlijke mest bevat fosfor en een te hoge concentratie hiervan in de bodem heeft nefaste gevolgen voor het bodemleven. Volgens Sampson Morgan moest de bodem bemest worden met groencompost, die lang gelegen had, gecombineerd met lava en gips. Deze combinatie was ideaal om de bodem te verrijken en gezonde planten te bekomen. De Nijl als voorbeeld Men ging in die periode ook kijken in Egypte, in de Nijlvallei. Hier heeft men 6000 jaar aan natuurlijke landbouw gedaan! De Nijl heeft twee bijrivieren die haar voeden, de Witte Nijl en de Blauwe Nijl. De Blauwe Nijl heeft haar bronnen in Ethiopië en voedt de hoofdrivier met geërodeerd gesteentemateriaal en organisch materiaal. Dit Nijlslib dat elk jaar tijdens de overstromingen afgezet werd in de vallei zorgde ervoor dat er 6000 jaar lang op natuurlijke manier aan landbouw kon gedaan worden, tot de bouw van de Aswandam er begin 20ste eeuw een einde aan maakte. Dit Nijlslib was grof gezegd organisch materiaal en gesteentemeel. Dit duidt overduidelijk op het belang van compost en lavameel en toont aan dat het gebruik van kunst- en organische meststof niet nodig is. Tijdens de tweede wereldoorlog ontdekte de Amerikaanse wetenschapper Philip S. Callahan paramagnetisme! Lava is heel sterk paramagnetisch en planten zijn diamagnetisch. Een paramagnetische bodem is heel belangrijk voor een goede groei van gezonde planten. Uit metingen blijkt nu dat het Nijlslib ook heel sterk paramagnetisch is en zo bijdraagt aan de eeuwenlange, succesvolle, natuurlijke landbouw in de Nijlvallei. > Ik meen ooit ergens gelezen te hebben dat in onze huidige voeding de noodzakelijke mineralen sterk verminderd zijn. Hierdoor zouden we nu tien sneden brood moeten eten om dezelfde voedingsstoffen binnen te krijgen als honderd jaar geleden met één snee? De tekorten, die ontstaan door het gebruik van (kunst-)meststoffen, waren al vastgesteld door Julius Hensel. In 1992 bevestigde de Earth Summit in Rio dat de gehaltes aan mineralen in de bodem over de hele wereld met zo’n 80% gedaald waren, in Europa met 72%. En wat er niet in de bodem zit, kan ook niet door planten worden opgenomen. Je merkt dit heel duidelijk in analyses van groenten. De verschillen zijn heel groot tussen vroeger en nu (zie tabel). Er is een Nobelprijswinnaar, Alexis Carrel, die zei dat de huidige tekorten aan mineralen in de bodem de reden zijn voor vele huidige ziekten. Enkele boeken en een website die zeer belangrijk zijn in je zoektocht naar natuurlijke landbouw en het gebruik van lava: > Hoeveel lava moet je strooien om je bodem terug op peil te brengen? Ik strooi jaarlijks zo’n 100 g/m2, dat is voldoende. En lava is er meer dan voldoende hé, eigenlijk onbeperkt. Er zijn lagen van meer dan 4 km dik! Daar kan je al een tijd aan graven voordat het op is. Julius Hensel Het is dus heel belangrijk dat deze tekorten aan mineralen in de bodem worden weggewerkt en dit kan perfect met lava en landbouwgips. Het is te vergelijken met hetgeen gebeurt tijdens een ijstijd. Door de gletsjers die zich verplaatsten werd er gesteente fijngemalen en zo achtergelaten op de bodem. Na de ijstijd was de bodem terug aangevuld met mineralen uit gesteentemeel en was deze terug vruchtbaar. > Wij werken op Yggdrasil met groencompost en lava. Kan je er dan van uitgaan dat de groenten terug voldoende voedingsstoffen bevatten of is het onmogelijk om het niveau van voor de wereldoorlog terug te bereiken? Nee, als je op die manier werkt, dan heb je terug gezonde groenten, dan heb je terug groenten waar voldoende in zit. Daarom ook dat ik permacultuur belangrijk vind en dat ik die manier van werken heel goed vind. Cartoon Julius Hensel: Das Leben en Brot aus Steinen Sampson Morgan: Clean Culture Justus von Liebig: Es ist ja dies die Spitze meines Leben, Nederlandse vertaling: De zoektocht naar kringlooplandbouw Victor Schauberger: Naturenergien Philip S.Callahan, Ph.D: Paramagnetism, Rediscovering Nature’s Secret Force of Growth Pure Milieutechniek: www.pure-milieutechniek.be Permacultuur Magazine | 9 Hoe moet je een met onkruid overwoekerd terrein afdekken? Geen plastic, wel proper karton! Voordat je begint met karton te leggen, zorg je ervoor dat dit al gekuist is. Met gekuist bedoel ik het verwijderen van alle plakband, nietjes en grote plakkers. Deze wil je echt niet in jouw grond tegenkomen de volgende jaren, dus secuur verwijderen is de boodschap. Gebruik ook enkel bruin golfkarton. Wit karton met of zonder veel kleuren en tekeningen, soms zelfs met een plastic laagje, is niet bruikbaar in je tuin! Kuis je karton op voorhand, dan gaat het veel sneller vooruit in de tuin. Een overwoekerd stuk grond: afdekken is een eenvoudige en snelle oplossing om hier te beginnen tuinieren. Het opstarten van een moestuin is niet zo evident wanneer je gekozen plek overwoekerd is met onkruiden. Hoe je zo’n stuk eenvoudig kan opkuisen zonder spuiten of grondbewerking is voor velen een mysterie. En toch is hiervoor een effectieve oplossing die je niet al te veel tijd en moeite kost maar een gegarandeerd resultaat oplevert! Gebruik karton en mulch zoals stro of houtsnippers om je bodem af te dekken. 10 | Permacultuur Magazine Foto’s Yggdrasil Auteur Frank Anrijs Als je al bezig bent met natuurlijk tuinieren heb je hierover misschien al gehoord, maar wanneer je zelf moet beginnen in je tuin, rijzen er toch direct een heleboel vragen of doe je dingen verkeerd. En dan is het resultaat niet zoals verwacht! Met enkele tips maak ik het afdekken veel eenvoudiger en effectiever, waardoor je een veel beter resultaat krijgt tegen het voorjaar. Wanneer afdekken? Je kan op elk moment van het jaar afdekken, persoonlijk vind ik het einde van de zomer het beste moment. De planten zijn tot dan toe hard gegroeid, maar ze hebben nog niet veel reserves opgeslagen in hun wortels. Afdekken zal dus direct een grote klap toebrengen aan Hoe beginnen? Het stuk dat je wil bedekken staat misschien vol met hoge bloeistengels, brandnetels, distels en andere hoge onkruiden. Deze moet je plattrappen voor je begint met bedekken. Anders is het onmogelijk om het karton goed over deze planten te leggen. Loop gewoon over jouw terrein en knak met je voeten de stengels af juist boven de grond. Ook brandnetels, bladeren van zuring, melde, … kun je gemakkelijk omver duwen en zo ga je jouw terrein min of meer vlak maken. Hierdoor gaat het karton leggen veel sneller en gemakkelijker verlopen. Trek dus een lange broek en stevige schoenen aan en begin maar te trappen. het aanwezige onkruid. Ook is de snelste groeiperiode voorbij, waardoor de kans kleiner is dat er na enkele weken al onkruid komt piepen doorheen het karton. Heel de herfst- en winterperiode is er geen groei, wat ervoor zorgt dat alle onkruiden al afgestorven en verteerd zijn tegen het voorjaar. Dat maakt de kans weer kleiner dat er onkruid door het karton de kop opsteekt. Wanneer je bijvoorbeeld eind augustus afdekt, dan heeft het bodemleven in combinatie met het karton en de mulch tijd tot in april (zeven maanden!) om zijn werk goed te doen: onkruid versmachten en de bodem verbeteren. Maar uiteindelijk kan je altijd, op gelijk welk moment, beginnen met afdekken. Goed overlappen Dit is een heel belangrijke tip en gaat bepalen of je afdekwerk gaat lonen of niet! Wanneer je karton legt, zorg er dan voor dat de verschillende stukken elkaar goed overlappen. Minstens een 20-tal cm aan alle kanten. Ik weet het, het betekent dat je veel meer karton moet gebruiken, maar hier is wel een goede reden voor. Wortelonkruiden hebben immers aanzienlijke reserves en groeien onder het karton verder op zoek naar licht. Wanneer ze gemakkelijk tussen de overgang van twee stukken karton door geraken, komen ze er snel terug bovenuit. Zodra dat gebeurt zijn ze vertrokken op hun veroveringstocht door je tuin. Overlap dus royaal en gebruik kleinere stukken karton om elke scheur, opening of kier toe te dekken. Afdekken met mulch Dek je karton af met een organisch materiaal: stro of houtsnippers zijn hiervoor ideaal. Er zijn trouwens verschillende redenen waarom je mulch moet gebruiken. Karton dat gewoon bloot ligt, gaat door de regen nat worden, tijdens het opdrogen opkrullen en dan wegwaaien. Zelfs als je hier en daar wat stenen legt om het op de grond te houden. Daarnaast is het ook een verschrikkelijk zicht. Een andere functie van een mulchlaag is het aandrukken van het karton tegen de bodem. Als je wil dat het afdekken goed verloopt, het onkruid afsterft en de bodem verbetert, dan moet er contact zijn tussen het karton, de bodem, en het bodemleven. Zeker mulch gebruiken is de boodschap! Leg de mulch dik genoeg Leg de mulchlaag dik genoeg. Het karton verteert – afhankelijk van het seizoen – op enkele weken tot maanden tijd. Wanneer je maar een dunne mulchlaag hebt gelegd, dan riskeer je dat er toch licht door de laag komt en gaat het onkruid kiemen en groeien doorheen de mulchlaag. Eerst alles plattrappen, daarna bedekken met bruin golfkarton (goed overlappen!) en stro. En dat is niet de bedoeling! Leg een strolaag van 30 cm of een laag houtsnippers van 10 cm. Wanneer je bezig bent en twijfelt of de laag dik genoeg is, leg dan nog wat extra mulch. In dit geval is te veel niet te veel maar juist genoeg! Voorzie voldoende mulch en leg dikke, dikke lagen. Je moet je mulch niet vastleggen Onheilsberichten over stro en karton dat bij de buren terecht komt als het wat waait, worden vlot verspreid, maar dit zijn de uitzonderingen. Als je een redelijk beschutte tuin hebt met hagen, dan gaat er niets waaien. Enkel in open vlaktes waar de wind een aanloop kan nemen en geen lage barrières (hagen, struiken, een muurtje, …) tegenkomt, moet je eventueel extra voorzorgsmaatregelen nemen en wat takken op je mulch leggen. In een doorsnee tuin is vastleggen echt niet nodig, deze stap kan je dus met een gerust hart overslaan! Het lukt wel! Hou de bovenstaande tips bij de hand als je gaat mulchen, wanneer je tegen een probleem aanloopt of als er toch vragen rijzen, kan je snel even spieken en daarna met een gerust hart verder werken! Maar zolang je het karton goed overlapt en er een dikke mulchlaag bovenop legt, zal er niet veel verkeerd lopen. Probeer het zeker eens uit, het resultaat zal je verbazen. Het eindresultaat: binnen 5–6 maanden kan je hier beginnen met groenten kweken. Permacultuur Magazine | 11 Op bezoek bij Charles Dowding ‘niet spitten’ in de praktijk Charles Dowding is een van de eersten die de ‘no dig-methode’ op commerciële schaal toepast. Geïnspireerd door de tegendraadse werkwijze van Ruth Stout stopt hij begin jaren tachtig met ploegen en spitten en brengt hij zijn methode in de loop der jaren op verschillende locaties in de praktijk. Maar waarom zou je eigenlijk niet spitten? Foto’s Alex Schreiner Auteur Alex Schreiner In 2008 was Alex een van de initiatiefneemsters van Transitie de Pijp en betrokken bij de oprichting van een buurtmoestuin in Amsterdam waar ze met permacultuur in aanraking kwam. Momenteel volgt en is ze bezig een tuinderij op te zetten op basis van permacultuur. Zie www.devoedselketen.nl voor een impressie van de tuinderij. Voor mij vormt de no dig-aanpak van Charles Dowding een belangrijk stuk in mijn persoonlijke permacultuurpuzzel. Hoewel voedselbossen inspireren, zie ik nog niet hoe ik alle eenjarigen uit mijn dieet kan weren. Dat betekent dat ik daar een plek voor moet vinden in mijn ontwerp. Dowdings werkwijze biedt daar handvatten voor: hij teelt eenjarige planten zonder te spitten. Bovendien spreekt zijn methode me aan vanwege de no-nonsense aanpak en een kritische en vragende houding ten opzichte van bestaande boerenwijsheden. Vragen waarom in plaats van doen zoals het je geleerd is en steeds blijven kijken of wat je doet inderdaad een beter effect heeft. En nooit meer spitten natuurlijk – wie wordt daar niet blij van? 12 | Permacultuur Magazine Homeacres In het voorjaar van 2014 reis ik daarom voor een cursus market gardening af naar Engeland. In het idyllische Somerset heeft Charles Dowding sinds 2012 een plek om te schrijven, cursussen te geven en vanzelfsprekend een kleine market garden te bestieren. Voor die tijd heeft hij verschillende tuinderijen opgezet, variërend in grootte van de huidige 1500 m2 tot 5,5 ha in de jaren tachtig. In landen uiteenlopend van Engeland en Frankrijk tot Gambia heeft hij in die periode zijn no dig-methode in de praktijk gebracht en geperfectioneerd. De cursus vindt plaats in de warme, huiselijke sfeer van Homeacres, een kleine cottage met een serre met zicht op de tuin. In deze serre brengen we de meeste Charles Dowding laat zijn no-dig bedden zien op Homeacres ze de opleiding ‘Biologisch-dynamische landbouw’ tijd door. Vraag- en antwoordsessies aan de houten tafel worden afgewisseld met kijkjes in de praktijk van de tuin. In de woonkamer met houtkachel neemt Dowding ons aan de hand van foto’s mee naar de verschillende tuinderijen die hij gerund heeft en maakt zo zijn praktijkervaring inzichtelijk. Ruimte voor experiment Op Homeacres heeft Dowding een aantal proefbedden waar hij wel en niet spitten nauwgezet met elkaar vergelijkt. Opvallend is zijn open en eerlijke houding ten opzichte van deze experimentele bedden. Zo geeft hij tijdens de cursus aan dat hij op deze nieuwe locatie merkt dat de gespitte bedden minder last hebben van emelten (de larven van de langpootmug), waarschijnlijk doordat deze door het spit- ten blootgesteld worden aan vogels en zo sneller opgeruimd worden dan in de niet-gespitte bedden. Normaal gesproken is dit een tijdelijk probleem; langpootmuggen leggen hun eitjes in grasland, je hebt daarom vooral last van emelten in grond die je net van grasland tot tuin hebt omgevormd. Maar hier houden ze in jaar twee ook aan en Dowding vraagt zich af of dit een terugkerend probleem gaat zijn in de niet-gespitte bedden. Zijn voorlopige conclusie over de vergelijking is overigens positief: qua opbrengst doen de niet-gespitte bedden niet onder voor de bedden waarin wel gespit wordt en qua kwaliteit scoren de niet-gespitte bedden duidelijk beter. De natuur nabootsen Een belangrijk onderdeel van Dowdings no dig gardening is compost gebruiken als mulch. Elk jaar brengt hij voor de winter een laag compost aan op de bedden. In het begin 5 cm, later bouwt hij dat af naar 2,5 cm. Dit kopieert het natuurlijke proces van vallende bladeren in de herfst. Eventuele klompen in de compost vallen in de winter uit elkaar en in de lente heb je een mooie vruchtbare grond waarin direct geplant of gezaaid kan worden. De compost voegt voedingsstoffen toe aan de bodem en verhoogt het organische stofgehalte. Dit zorgt weer voor een betere bodemstructuur: bij kleigrond door de grond los te houden, bij zandgrond helpt het de bodem vocht beter vast te houden. Niet spitten en het bodemleven Onder de grond heeft het niet spitten natuurlijk nog meer effect. Door de grond niet meer te verstoren krijgt het bodemleven de kans zich te ontwikkelen en zo te helpen bij de opbouw van een mooie bodemstructuur en het verspreiden van organisch materiaal. Spitten doorbreekt dit bodemvoedselweb. Waar de meeste wormen er waar- schijnlijk niet lang van wakker liggen als ze plotseling 20 cm dieper of minder diep in de grond zitten, gaat dat niet op voor micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. Deze kleine vrienden van een gezonde bodem hebben behoefte aan specifieke omstandigheden die zich op verschillende dieptes in de grond voordoen. Door te spitten worden deze leefmilieus verstoord. Het bodemleven wordt namelijk niet alleen op een andere diepte in de bodem neergezet. Er komt meer zuurstof in de bodem, de korrelstructuur wordt grover en het bodemleven wordt aan vogels en andere rovers blootgesteld. Bodemplagen kunnen beter tegen deze omstandigheden dan het voor ons gunstige bodemleven. Voor schimmels zijn de gevolgen nog groter. Schimmels, waaronder mycor­ rhizale schimmels die in symbiose leven met planten, vormen een uitgebreid netwerk in de bodem. De mycor­rhizale Permacultuur Magazine | 13 In g e z on d e n v r aa g n a v b e w l se d e o v m e d o b Wat vindt het ? m e d o b e d n a a t u o z e e z het toevoegen van schimmels vervullen daar een belangrijke functie: ze kunnen voedingsstoffen vrijmaken voor planten die deze anders niet op kunnen nemen, en helpen planten zich beter teweer te stellen tegen plagen en ziektes. Door te spitten wordt deze symbiose verstoord en krijgen schimmels geen kans deze netwerken op te bouwen. Wieden, wieden, wieden Heeft iemand ooit gezegd dat je binnen de permacultuur nooit meer hoeft te wieden? Charles Dowding zou diegene meewarig aankijken. Hoewel in een voedselbos de onkruiddruk na verloop van tijd verminderd kan worden door de onkruiden te vervangen door planten met een vergelijkbare functie maar waar je tegelijkertijd van kan oogsten, is dit in een stuk met eenjarigen lastiger. Onkruiddruk is vooral in de commerciële teelt een groot probleem en is voor veel tuinders een belangrijke reden om jaarlijks te ploegen of spitten. Het idee is dat je de onkruiden onder de grond werkt om zo in het voorjaar weer schone grond te hebben. Spitten en ploegen zijn echter noodoplossingen die op de lange termijn juist tot meer onkruiddruk kunnen leiden. Door te spitten wordt de bodem continu teruggebracht naar precies die fase waarin onkruiden het goed doen. Zij doen het een stuk beter dan de relatief zwakke Een goede compost is essentieel voor no-dig gardening planten die wij gekweekt hebben voor hun eetbaarheid, terwijl onkruiden zijn geëvolueerd om zich snel te vestigen en zich te verweren tegen de relatief onbeschermde omstandigheden van de open grond. Door te spitten worden bovendien onkruidzaden die diep in de bodem liggen naar boven gebracht en kunnen zo weer ontkiemen. Het probleem waar je als beginnende tuinder tegenaan loopt is dat je bij je stuk grond de onkruiden vaak cadeau krijgt en er tijd overheen gaat voor je die gezonde bodem hebt met weinig onkruid. Het advies van Dowding is dan ook zero tolerance tegenover onkruiden, vooral in het begin. Elke melde-plant die nu niet in het zaad schiet, betekent 10.000(!) minder zaden in de bodem die het vol- gende jaar kunnen kiemen. Want hoewel de dieper gelegen zaden niet langer naar boven gebracht worden door te stoppen met spitten, biedt het natuurlijk geen bescherming tegen onkruidzaad dat van boven komt. En daar komt de eerder genoemde compost weer om de hoek kijken. Naast voeding en organisch materiaal vormt de laag compost namelijk ook een barrière voor de onkruidzaden in de bodem en helpt daarmee bij het onkruidvrij houden van je tuin. Spitten of niet spitten? Het antwoord op die vraag is natuurlijk geheel aan jou, de lezer. Geheel in de stijl van Dowding zou ik zeggen: kijk of je de redenen die Dowding geeft om niet te spitten logisch vindt en van toepassing op jouw plek. Blijf vooral kritisch, vergelijk de verschillende methodes en pas ze aan op jouw specifieke situatie. En onthoud: eenduidige antwoorden bestaan niet, zeker niet binnen de permacultuur. Is het verstandig/nuttig om mineraal zout (ongeraffineerd Keltisch zeezout of SEA-90) toe te voegen aan de bodem? Ik hoorde in de lezing van Marc Siepman dat het toevoegen van minerale (mest) stoffen het bodemvoedselweb verstoort. Zelf heb ik bij planten in pot goede (smaak)ervaringen en het boekje Levenskracht uit de oceaan van Maynard Murray bevestigt mijn gedachte. Ik gebruik ook lavameel vanuit eenzelfde intentie. De bodem geeft voedingsstoffen aan de voedingsgewassen die ik nuttig en die moeten mijns inziens ook weer aangevuld worden, in de in de natuur voorkomende verhoudingen om de balans niet te verstoren en uitputting te voorkomen. Anders heeft de plant niet alle mineralen tot haar beschikking en krijg ik ze ook niet binnen. Ik geef het zout alleen in oplosbare vorm, 2 à 3 gram per liter water. Ik doe dit in de tuin en alleen bij droog weer om de kans op opnemen te vergroten en de kans op uitspoelen te verkleinen. Maar mijn vraag is nu: hoe vindt het bodemvoedselweb dit? En zou ik het ook in de niet-opgeloste vorm kunnen gebruiken, waardoor het minder snel uitspoelt en (hopelijk) langer beschikbaar blijft voor de planten? Met vriendelijke groeten, Trudy Deze vraag werd beantwoord door Marc Siepman www.charlesdowding.co.uk blog.natuurlijkemoestuin.be/ ruth-stout-tuinieren-zonder-spitten De no-dig bedden op Homeacres, mei 2014 14 | Permacultuur Magazine Beste Trudy, Zeezout is vooral waardevol omdat het meer dan tachtig verschillende sporen­ elementen bevat, en ook nog eens in de juiste verhoudingen. Net als planten heeft ook het bodemvoedselweb alle voedingsstoffen nodig om echt gezond te zijn. De micro-organismen in de bodem zijn natuurlijk zeer gevoelig voor een teveel aan zouten. In beperkte hoeveelheden zijn natrium en chloor (keukenzout) echter essentieel. Maar omdat je niet precies weet welke mineralen je toevoegt en in welke dosering (dat staat niet op de verpakking), kun je beter te weinig geven dan te veel. Murray zegt in zijn boekje*) dat er nog veel onderzoek gedaan moet worden naar het gebruik van zeezout (dat is dus gewoon zout uit de zee, dat veel duurzamer gewonnen kan worden dan de ‘Keltische’ variant) voor de productie van voedsel, maar dat de eerste experimenten hoopgevend zijn. Hoewel toevoegingen zoals zeezout zeker kunnen helpen, is het niet altijd noodzakelijk: het stimuleren en voeden van het bodemleven is vaak belangrijker. Het bodemleven kan voedingsstoffen vrijmaken uit de bodem zodat deze opneembaar worden voor de plant. Bovendien komen er humuszuren vrij bij de afbraak van organisch materiaal die de sporenelementen beter opneembaar maken voor de plant. Een teveel aan opneembare macronutriënten als kalium en stikstof kan de opname van de toegevoegde sporenelementen verhinderen. In een dergelijk geval is het veel zinniger om die overschotten weg te werken dan zeezout te gebruiken. Het herkennen van overschotten in de bodem is lastig en vergt heel wat observatievemogen. Een bodemtest kan veel uitwijzen (maar is nooit een absolute meting). Er zijn indi- catorplanten die duiden op overschotten van voedingsstoffen in de bodem, maar meer dan indicatoren zijn het niet. Ook daar kun je niet blind op varen. Wat betreft het gebruik van de niet-opgeloste vorm: dat maakt niet zo gek veel uit, het spoelt hoe dan ook uit als je te veel gebruikt. Kelp, waar ook alle sporenelementen in zitten, spoelt niet uit omdat de voedingsstoffen organisch gebonden zijn en maar langzaam vrijkomen. Maar helaas wordt daar alweer te veel van geoogst voor allerlei doeleinden. Het aanleggen van kelpwouden om de voedingsstoffen uit de zee weer op het land te halen (waar ze oorspronkelijk vandaan komen), is in principe een prima idee. Maar goed beheer is cruciaal: de zuurstof in vier van de vijf ademteugen die je neemt komt uit de oceaan en wordt door algen (zoals kelp) geproduceerd. Dat proces wordt door verzuring al enorm verstoord, het is dan ook niet erg perma om daar aan bij te gaan dragen. Lavagruis is veel minder snel opneembaar dan lavameel en zal daardoor ook minder snel uitspoelen. Dus als antwoord op je vraag: het bodemvoedselweb vindt het toevoegen van zeezout prima, zolang je maar heel lage doseringen toepast. Het zijn tenslotte sporenelementen: voedingsstoffen die een plant in minuscule hoeveelheden nodig heeft. Een teveel kan voor de plant schadelijke of zelfs giftige doses opleveren. Veel succes met experimenteren! Marc Siepman * Sea Energy Agiculture, in het Nederlands uitgegeven door de NVLV (Netwerk Vitale Landbouw en Voeding) als Levenskracht uit de zee. Zie netwerkvlv.nl. Permacultuur Magazine | 15 D e d i sc u ss i e Binnen de permacultuur geldt maar één dogma, en dat is dat er geen dogma’s zijn. En wat is er vanuit dat oogpunt leerzamer dan hetzelfde onderwerp vanuit verschillende oogpunten te bekijken? In ‘De Discussie’ zetten we daarom verschillende visies naast elkaar, om te beginnen met een heet hangijzer binnen de permacultuur: gildes. De Discussie: gildes Er zijn weinig onderwerpen die zo typerend zijn voor de permacultuur als gildes. Maar wat zijn gildes eigenlijk, waarom zijn ze belangrijk en hoe geef je ze vorm? Welke stappen moet je als beginner zetten om tot een gilde te komen? We legden deze vragen voor aan twee permaculturisten – Irene Verbeek en Frank Anrijs – en kregen vanzelfsprekend twee verschillende antwoorden. Over de eerste vragen lopen de standpunten van Irene en Frank uiteen, maar over de laatste lijken ze het eens te zijn. Er is geen simpel stappenplan om tot een gilde te komen. Ook hierin lijken gildes de kern van permacultuur te raken: het is een kwestie van observeren, toepassen en terugkoppelen. En vooral uitgaan van jouw specifieke omstandigheden en uitgangspunten. Gildes vanuit de ecologie bekeken – Irene Verbeek Irene is ecologe en volgde in 2010 de jaaropleiding bij Taco Blom. Sinds ze een eigen tuin is gaan opzetten Gildes zijn heel praktisch omdat ze sterker zijn dan een willekeurige verzameling planten bij elkaar. De planten in een gilde ondersteunen elkaar in plaats van dat ze elkaar beconcurreren. raakte ze vanuit de ecologie gefascineerd door het concept van plantengilde’s. Gildes Een gilde is een groep planten die samenwerkt en daardoor het systeem sterker maakt. Binnen de permacultuur proberen we systemen uit de natuur te kopiëren en zo onze tuinen op te bouwen. In de natuur zie je dat bepaalde plantencombinaties nauwelijks te vinden zijn terwijl andere veel voorkomen. Dat deze combinaties veel voorkomen is omdat ze elkaar versterken. In de natuur wordt dit een plantengemeenschap genoemd: planten die ongeveer dezelfde groeiplaats nodig hebben en elkaar ondersteunen in hun groei. Met een gilde probeer je zo’n plantengemeenschap na te bootsen met de planten die je zelf kiest, soms in combinatie met de al aanwezige planten. 16 | Permacultuur Magazine Een gilde vormgeven Omdat geen enkel stuk grond en geen enkele eigenaar hetzelfde zijn, zijn er geen standaard gildes. Wat voor gilde je bouwt hangt af van de omstandigheden (grondsoort, zon, formaat tuin, etcetera) en van de behoeftes van de eigenaar (voedselproductie, medicinaal, rustgevend, showtuin, etcetera). Hierdoor is een standaard gilde niet te vinden. Als je de omstandigheden kent en weet wat je doel is, kan je vervolgens kijken naar natuurlijke ecosystemen die op vergelijkbare grond groeien. Deze plantengemeenschappen kunnen je veel laten zien over jouw toekomstige gilde. Planten die hetzelfde of nauw verwant zijn aan de soorten die je in de plantengemeenschap vindt kan je toevoegen aan je gilde. Zo groeit je lijst met mogelijke soorten. Kijk hierbij natuurlijk ook naar wat je graag wilt. Iemand met een appelallergie zal geen appels in het gilde zetten bijvoorbeeld. Andersom kan je ook kijken hoe je planten die je erg graag wilt hebben in je gilde kunt plaatsen. Een gilde opbouwen Nu je een overzicht hebt van wat handig is, begin je aan het bouwen van je gilde. Werkend vanuit een ecosysteem probeer je meerdere lagen van dat ecosysteem in jouw systeem te bouwen. Als je twee hectare hebt kan je alle lagen van het ecosysteem kwijt in je ontwerp. Op je balkon zal je genoegen moeten nemen met drie of vier lagen, aangezien een grote boom niet zal passen. Je begint met de plaatsing van het grootste element in je ontwerp. Op je balkon is dat bijvoorbeeld een bessenstruikje of een flinke erwtenplant, op je twee hectare een rij met notenbomen of appelbomen. Daaromheen ga je vervolgens de kleinere lagen in het ecosysteem toevoegen. De schaduwbomen, de struiken, de kruidachtige gewassen en andere lagen die op je eerder gemaakte lijstje staan. Door vanuit gildes te werken zal je merken dat je ontwerpen beter worden. Je werkt meer vanuit het ecosysteem, je leert beter te kijken naar de omgeving. Een ontwerp zit logischer in elkaar. Ook gaan je planten het beter doen. De onderlinge samenwerking van de planten zorgt voor minder ziektes en hogere opbrengsten. Een gilde is dan ook een mooie manier om beter te leren observeren en beter te leren ontwerpen, en het uiteindelijk resultaat is een stuk stabieler dan een ontwerp zonder gilde. naar je groentetuin, gaat het verkeerd. Je moet dan gaan zoeken naar verschillende soorten groenten, fruit en kruiden die ‘samenhoren’ en elkaar stimuleren en beschermen. Maar hiervan vind je geen voorbeelden in de natuur. Er is niets dat je kan gaan kopiëren. Er bestaan ondertussen wel vele lange lijsten en tabellen die elkaar allemaal tegenspreken en zo steeds meer verwarring en chaos Schijnbare Chaos Op Yggdrasil combineren we volgens enkele welbepaalde regels waardoor je alles kan combineren en je een natuurlijk uitziend resultaat behaalt dat altijd goed is. Wij noemen deze manier van combineren Schijnbare Chaos. Wij kijken naar de kleur, geur en textuur van het blad en de ruimte die de plant Gildes vanuit het standpunt van de tuinier bekeken – Frank Anrijs Frank Anrijs kreeg permacultuur met de paplepel ingegeven bij zijn ouders op Yggdrasil. Sinds 2012 is hij daar de drijvende kracht en geeft hij cursussen over natuurlijk moestuinieren. Permacultuur is voor velen een redelijk vaag begrip, zelfs als je je vernauwt tot tuinieren. De ethische principes en ontwerpprincipes zijn theoretisch en vaag en laten jou meestal met meer vragen dan antwoorden achter. Omdat starters toch een soort houvast moeten hebben om te kunnen beginnen, wordt vaak teruggegrepen naar veel besproken onderwerpen die dan ‘typisch permacultuur’ zijn: kruidenspiralen, swales, hügelbedden of plantengildes. De achtergrond van deze technieken is dan onbelangrijk, zolang het maar toegepast wordt. En daar loopt het helemaal fout. Gildes Dit geldt ook voor gildes. De theorie achter gildes is dat bepaalde planten goed gedijen samen met andere planten. De ene plant ondersteunt en beschermt de andere. Je ziet dit vaak ook in de natuur waar in bepaalde omstandigheden welbepaalde plantengemeenschappen ontstaan. Het zijn typische plantencombinaties die je op verschillende gelijkaardige plekken ziet terugkomen. Gilde op de volkstuin van Linder. Foto: Linder van den Heerik veroorzaken. Angst en frustratie Een natuurlijke moestuin moet je niet opbouwen vanuit tabellen, vanuit twijfelachtige relaties die niemand bewezen heeft. Dat de ideale gilde bestaat uit een grote appelboom met daarrond wat struiken, kruiden en enkele groenten is absurd. Een natuurlijke moestuin moet je opbouwen vanuit een doordachte planning, vanuit een systeem dat zorgt dat je alles kan combineren, ongeacht de plantensoorten. Anders krijg je een eindeloze, frustrerende zoektocht naar de ideale combinatie. Met de voortdurende angst dat het niet gaat lukken. inneemt (worteldiepte en planthoogte), niet naar de soort of familie waartoe de plant behoort. Deze vier plantkenmerken samen zorgen voor een intensievere beplanting, een goede bedekking van de bodem, bescherming tegen plagen en ziektes en een grotere opbrengst. Wanneer je bovenstaande basisprincipes gebruikt, kan je alles in je tuin combineren zoals je wil. Je moet wel een beetje plannen maar je zit niet vast aan specifieke combinaties of gildes. Denk een beetje na, leer uit je eigen ervaringen en het zaaien en planten zal veel eenvoudiger, sneller en leuker zijn. En dat is toch wat tuinieren moet zijn: leuk en eenvoudig. Maar wanneer je deze theorie doortrekt Permacultuur Magazine | 17 Een goed begin Bodemonderzoek deel 1: zelf je bodem testen Je hebt een nieuwe tuin, bent aan het ontwerpen en begint met het observeren van je tuin en haar omgeving. Een belangrijk onderdeel van het observatieproces is het in kaart brengen van je bodem. Wat voor grondsoort heb je? In welke staat is je bodem? In de winkel zijn allerlei bodemtests te koop, dit gaat meestal om pH-testers (die de zuurgraad meten). De pH-waarde van je bodem is echter maar één eigenschap die je wilt kennen, en dan nog zegt deze eigenlijk maar weinig. Welke tests kun je nog meer doen, en wat wil je eigenlijk precies over je bodem weten? Een kort relaas over de basics van bodemtests. auteur Linder van den Heerik Wat je eigenlijk in kaart wil brengen is hoe vruchtbaar je bodem is. Maar wat is vruchtbaarheid eigenlijk? Het eerste dat de meeste mensen te binnen zal schieten is de aanwezigheid van nutriënten, maar hoeveel nutriënten er in je bodem zitten is slechts een deel van het verhaal: belangrijker is hoe goed die nutriënten opgenomen kunnen worden. Ik zou bodemvruchtbaarheid het liefst definiëren als ‘het vermogen van een bodem om bepaalde gewassen te laten groeien’. Wat is er dan eigenlijk nodig om gewassen te laten groeien? Nou ja, nutriënten, voedingsstoffen dus, en het is belangrijk dat deze voedingsstoffen opgenomen kunnen worden. Maar om te kunnen groeien hebben planten ook 18 | Permacultuur Magazine lucht nodig bij hun wortels en ze moeten bij water kunnen. De belangrijkste factoren die dan van invloed zijn op de vruchtbaarheid van je bodem zijn: • de textuur, • de structuur (compactie, vochtvasthoudendheid en drainage, organisch materiaal), • het bodemleven, • de pH-waarde, • de kationenomwisselingscapaciteit (CEC), • de hoeveelheid nutriënten en • de nutriëntenbalans. Hieronder behandel ik steeds kort hoe elke factor van invloed is en hoe je die kunt testen. Een aantal tests kun je niet zelf uitvoeren, tenzij je de beschikking hebt over een bodemkundig laboratorium. In dit artikel ga ik vooral in op de dingen die je zelf kunt testen, in een latere uitgave van PM zal er een artikel verschijnen dat meer ingaat op labtests. Dit laatste is vooral interessant als je op professionele of heel gerichte manier aan de slag wilt. Textuur Met bodemtextuur wordt bedoeld wat voor type bodem je hebt. Elke bodem bestaat uit een deel moedermateriaal, levenloze minerale bodemdeeltjes zoals zand, silt en klei. Sommige bodems zijn overwegend klei of zand, maar de meeste ‘Het Voedselbos’ in Nokere. Foto: Dirk Tonnard Permacultuur Magazine | 19 zijn een mix van alle drie. Elke soort bodemdeeltjes heeft zijn eigen eigenschappen. Zand draineert heel goed, waardoor de planten niet zo snel waterschade oplopen, maar zand kan van zichzelf niet zo goed water vasthouden, dus schade door droogte heb je op zand wel eerder. Klei kan heel goed water vasthouden, maar draineert slechter. Zeker wanneer klei compacteert (en dit doet het met nat weer heel snel, zeker wanneer je het dan gaat betreden) zullen er plassen water op blijven staan. Zand bestaat uit vrij grote deeltjes (2 tot 0,05 mm), klei uit heel kleine deeltjes (kleiner dan 0,002 mm), silt (waar leembodems uit bestaan) zit daar tussenin (0,05 tot 0,002 mm). Doordat in een theelepel klei veel meer kleine deeltjes zitten en de deeltjes samen dus ook een veel groter oppervlak hebben, kan een kleibodem veel meer en veel beter nutriënten vasthouden dan een zandbodem. Kleideeltjes zijn bovendien zo klein dat ze een negatieve lading krijgen, waardoor ze nog beter bepaalde nutriënten kunnen vasthouden. Doorgaans wordt een kleibodem vruchtbaarder genoemd, dit zit ’m dus vooral in het vermogen nutriënten vast te houden en te bevatten, maar ook omdat je op kleigrond veel minder snel droogtestress krijgt. Structuur Met bodemstructuur bedoelen we de staat van een bodem. Hoe luchtig is ze, hoe klonterig of kruimelig is ze, hoe goed kunnen wortels erdoorheen groeien? Maar ook: hoe goed draineert ze en hoe goed houdt ze water vast? Dit wordt grotendeels bepaald door de hoeveelheid organisch materiaal en het bodemleven. Betreden van de bodem bij ploegen of spitten en tijdens het groeiseizoen compacteert de bodem. In een normale tuin wordt dit jaarlijks verlicht (tot zo’n 30 cm) door te spitten en te ploegen, maar in een permacultuurtuin willen we dat liever voorkomen. Om die reden is het belangrijk om zo min mogelijk je teeltbedden te betreden, zeker wanneer je op kleigrond zit. In tuinen tot een zeker formaat (schaal is alles!) is het dus van belang om duidelijke paden en bedden aan te leggen en voortaan alleen op het 20 | Permacultuur Magazine pad te lopen en te zorgen dat je te allen tijde bij het midden van een bed kan vanaf de paden. Een goede bodemstructuur bestaat uit een heel poreuze bodem met daarin kruimels van aan elkaar gelijmd organisch materiaal en zand en/of kleideeltjes. Hoe krijg je die? Door het bodemleven aan het werk te zetten en veel organisch materiaal toe te voegen. Het bodemleven creëert met behulp van organisch materiaal de juiste structuur; het zorgt daardoor dat de bodem goed draineert en tegelijkertijd dat de bodem meer water kan vasthouden. Organisch materiaal Het organisch materiaal in de bodem heeft dus ook vele functies: het voedt het bodemleven, legt koolstof vast, houdt nutriënten en water vast en zorgt dat het bodemleven de structuur kan verbeteren. Je zou een heel artikel kunnen schrijven puur over de vele functies en waarden van organisch materiaal in de bodem. Bodemleven Als wij mest, compost of mulch aan onze planten geven, geven wij dit eigenlijk aan het bodemleven. We vertrouwen op het bodemleven om dit ruwe materiaal te verteren en de nutriënten beschikbaar te stellen aan onze planten. Dit gebeurt op verschillende manieren, maar essentieel is altijd dat er een groot voedselweb, een eigen ecosysteem, in de bodem huist. Door het bodemleven te voeden maken we overigens niet alleen nutriënten vrij, door voor de organismes in de bodem te zorgen verbeteren we de bodem op veel verschillende manieren: ze woelen de bodem om, zorgen voor beluchting en drainage en verhogen daarmee het watervasthoudende en drainerende vermogen van de bodem. Ze lijmen de deeltjes organisch materiaal vast aan de klei en zanddeeltjes in de bodem. De bodem wordt op die manier ook beter beschermd tegen erosie. De pH-waarde van de bodem is belangrijk al door drie zaken bepaald: omdat de meeste nutriënten alleen bij een • bodemtype (zand, klei of leem), bepaalde zuurtegraad goed opneembaar • hoeveelheid organische stof, zijn. Veruit de meeste nutriënten worden •bodemleven. het beste opgenomen bij een lichtzure pH van tussen de 6 en 7. Er zijn verschillende Zoals eerder gezegd, de negatief geladen manieren om pH te testen, maar hoeveel kleibodem kan ontzettend veel meer kat­ zegt dit eigenlijk? Een test zegt wat over de ionen aan dan een grove zandbodem. Net basistoestand van je bodem: zandgronden als bodemdeeltjes kan organisch materiaal zijn dikwijls wat zuurder, kleigronden iets zo ver afgebroken worden dat het een basischer. Maar wat er uiteindelijk eigen- negatieve lading krijgt. Om onderscheid lijk alleen toe doet is de pH-waarde in de te maken tussen organisch materiaal in rhizosfeer. De rhizosfeer is een laagje van alle stadia van ontbinding en het stadium ongeveer 0,1 mm rondom de haarwortels waarin het zo klein is geworden dat het een van planten. In deze rhizosfeer leven veruit lading krijgt, noem ik de laatste categorie de meeste bacteriën in de bodem, en die voor het gemak ‘organische stof ’. Tot slot bacteriën beïnvloeden de pH-waarde van wordt de CEC-waarde bepaald door het hun omgeving, ze houden het liefst van een aanwezige bodemleven, en wel op twee lichtzure pH, ideaal voor de planten ook. manieren. Ten eerste zijn er micro-organis- Wanneer wij het bodemleven goed voeden mes in de bodem die zo klein zijn dat ze een zal het bodemleven in samenwerking met negatieve lading krijgen en dus kationen de plant zorgen voor het juiste milieu. ‘aan zich vast plakken’. Bovendien nemen Soms kan door een compactie of andere ze ook nutriënten in zich op door ze op verstoring in de bodem het bodemleven te eten. Die nutriënten gaan dan deels in zich niet goed ontwikkelen, er treedt dan de levende biomassa van het bodemleven ook verzuring op. Maar in plaats van kalk zitten, een ander deel wordt afgescheiden te strooien kunnen we in dat geval best (uitgepoept) en kan dan door planten de oorzaak, de verstoring of compactie, opgenomen worden. Heb je heel veel oplossen. bodemleven, dan kan het bodemleven veel Nutriënten Nutriënten zijn dus de voedingsstoffen waar planten zich mee voeden. Planten hebben genoeg stikstof nodig om te kunnen groeien, voldoende fosfor (onder andere) om bladgroenkorrels te kunnen grotere hoeveelheden mest of compost per keer aan dan wanneer er maar weinig leven in de bodem zit. Werk je met dierlijke (ruwe) mest, dan zal je in het laatste geval veel eerder uitspoeling van nutriënten krijgen wanneer je de bodem wil voeden. maken en kalium voor vruchtvorming. Naast deze macronutriënten waar planten heel veel van nodig hebben zijn er ook allerlei micronutriënten (of sporenelementen) nodig in veel kleinere dosis. Maar net zo belangrijk als voldoende nutriënten is de verhouding tussen de hoeveelheden nutriënten in de bodem. Als deze nutriëntenbalans niet goed is worden bepaalde nutriënten minder opneembaar. De kationenomwisselingscapaciteit De CEC-waarde (Cation Exchange Capacity) pH-waarde geeft weer hoeveel nutriënten een bodem De pH-waarde geeft de zuurgraad van kan verwerken en kan bevatten op een be- een oplossing weer. Op een schaal van paald moment. Nutriënten van planten zijn 1 tot 14 drukken we uit hoe zuur of hoe vaak ionen, negatief (anionen) of positief basisch iets is. Een waarde onder pH 7 is (kationen) geladen atomen of moleculen. zuur, boven pH 7 is basisch, of alkalisch. De CEC-waarde van een bodem wordt voor- En dan? In het kader staat een aantal manieren om je bodem te onderzoeken opgesomd. Als je de staat van je bodem in kaart hebt gebracht begin je de bodem te verbeteren, maar hoe doe je dat? Nou, dat is best typisch: heb je een bodem die te goed draineert, maar niet zo goed water vasthoudt, dan verbeter je dat door flink organisch materiaal toe te voegen. Houdt je bodem wel goed water vast, maar draineert ze niet goed? Voeg dan veel organisch materiaal toe. Niet genoeg structuur? Organisch materiaal. Te zuur? Voed vooral de bacteriën in de bodem door organisch materiaal van niet-houtige oorsprong toe te voegen. Weinig bodemleven? Voed het met organisch materiaal! Weinig nutriënten? Organisch materiaal toevoegen. Lage CEC-waarde? Organisch materiaal toevoegen! Organisch materiaal toevoegen lijkt het antwoord op alles. Toch zal je met grote compactieproblemen soms de bodem éénmalig willen spitten of ploegen, daarna zorg je dat er geen nieuwe compactie optreedt door vaste paden en bedden aan te houden. Voortaan voeg je het organisch materiaal toe bovenop de bodem, zonder het in te werken. Lees verder over professionele bodemtests in een komend nummer! Tests Textuur Een van de eerste dingen die je moet gaan doen op een nieuwe plek is het uitzoeken van je bodemtype, of bodemtextuur. Een indicatie kun je vaak al vinden door te kijken op de bodemkaart van jouw regio (zie bijvoorbeeld maps.bodemdata.nl). Vervolgens ga je natuurlijk met je handen in de bodem wroeten, met enige ervaring kun je vaak al direct een inschatting maken of je een vooral kleiige of zanderige bodem hebt. In ‘de Velt’ (Handboek ecologisch tuinieren van Velt) vind je de bekende ‘jampot-test’. Hiervoor vul je een schoon jampotje tot een derde of de helft met grond uit de toplaag van je bodem. Daarna vul je het verder met water. Nu ga je de structuur uit de bodem schudden; schud het potje met water en grond een minuut of vijf stevig heen en weer. Daarna zet je het potje neer om de deeltjes te laten bezinken en raak je het niet meer aan. De grootste deeltjes slaan eerder neer dan de kleinste. Alles wat in de eerste paar minuten neerslaat is zand. Gedurende de eerste anderhalf uur daarna zullen siltdeeltjes neerslaan. Kleideeltjes doen er 24 tot 48 uur over om neer te slaan. Uiteindelijk heb je een potje met daarin een aantal duidelijk van elkaar te onderscheiden laagjes. Door deze op te meten met een liniaal kun je de percentages berekenen en met een textuurdriehoek bepalen wat voor grondsoort je hebt. Structuur De structuur van de bodem kun je op verschillende manieren bepalen. Als eerste ga je met een grondboor een gat boren zo diep als je kunt komen. Dit geeft al een eerste indruk van de bodem, van de kleur van de bodem en tot hoe diep de donkere kleur doorloopt. Hoe los of compact is de grond en hoe is de doorworteling? Uiteindelijk kun je iets grondiger te werk gaan en kun je een profielkuil graven. Een profielkuil is een kuil van 1x1x1 meter, waarvan je één zijde met een goede spade zo scherp mogelijk afsteekt. Je kunt nu goed observeren hoe snel de bodem verkleurt, hoe diep en hoe goed plantenwortels gaan, of je veel wormenkanaaltjes kunt zien en hoe compact de bodem op verschillende dieptes is. Een andere eigenschap die door de structuur van de bodem wordt bepaald is de drainage. Om te kijken hoe goed je bodem draineert kun je een kuiltje van 30x30x30 cm graven en dat volgieten met water. Wacht tot het water is weggezakt en vul het kuiltje dan nogmaals Bodemprofiel gemaakt met een grondboor. Foto: Alex Schreiner Permacultuur Magazine | 21 UIT N R 22 | Permacultuur Magazine Bodemleven Ook hier zal je voor een degelijke indicatie weer naar een bodemlab moeten. Een groot gedeelte van het bodemleven kun je met het blote oog niet zien en zal je onder de microscoop moeten bekijken. Dit is niet Samenvattend Als je op een nieuw stuk grond aan de slag gaat: • onderzoek de historie, bekijk de bodemkaart; • onderzoek de textuur met je vingers en in een jampotje; • graaf een profielkuil en - beoordeel je structuur, - de hoeveelheid beestjes en - bekijk de kleur/organisch materiaal; • bepaal de pH-waarde met een lakmoestest; • graaf een kuiltje dat je met water vult: hoe lang duurt het voordat het water weg is getrokken? Marc Siepman is humist bij Gevoel voor humus A Organisch materiaal Om te weten te komen hoeveel organische stof (OS) je in de bodem hebt zul je een grondmonster naar een lab op moeten sturen. Onder de 3% is veel te laag; de meeste biologische boeren streven naar een OS-gehalte van 3 à 5 %, permatuinders willen nog wel hoger gaan. Toch kun je wel een idee krijgen van de hoeveelheid organisch materiaal, en dus de hoeveelheid OS, die in je bodem zit door te kijken naar de kleur van je bodem. Hoe zwarter de grond is, des te meer organisch materiaal. De zwarte kleur wordt veroor- zaakt door de koolstof in het organische materiaal. Ook dit is iets waar je dus naar kijkt bij het graven van een profielkuil of wanneer je met de grondboor aan de slag gaat: hoe donker de bodem is en bij welke diepte de kleur steeds lichter wordt. Vanaf een bepaalde diepte zal je zien dat de kleur van het moedermateriaal meer zichtbaar wordt. Zit je op zandgrond dan zal je op een gegeven moment puur geel zand zien, zit je op kleigrond dan krijgt de bodem op een gegeven moment de kleur van die kleisoort (dit kan geel, grijs-blauw of rood zijn). A met water. Nu ga je timen hoe lang het duurt voor het water is weggezakt. Duurt dit langer dan een uur dan kun je spreken van een compactieprobleem en heeft je bodem in het algemeen te weinig structuur. B Profielkuil met begroeing om ook de doorworteling waar te nemen. Foto: Alex Schreiner Laboratorium De CEC-waarde van je bodem kun je alleen bij een laboratorium laten onderzoeken. Voor de meeste mensen zal dit echter een nogal abstract getal opleveren en is het genoeg om een indicatie te hebben door te kijken naar je grondsoort, aanwezigheid van organisch materiaal en bodemleven. Ook de hoeveelheid nutriënten, de nutriëntenbalans en het bodemleven zal door een laboratorium onderzocht moeten worden. Hoe bomen surfen op het Wood Wide Web Auteur Marc Siepman M pH testen Er zijn in tuincentra kleine pH-meters te koop met een metalen pin en een groen doosje erop met daarin een analoog wijzertje. Deze pH-testers zijn weggegooid geld want ze zijn erg inaccuraat. Moet je heel vaak pH testen dan kun je het best een digitale pH-pen kopen met daarin een elektrode. Voor de meeste mensen is dit echter een te dure aankoop voor iets wat je maar zelden gebruikt, die mensen kunnen beter een lakmoestest kopen. Dit zijn meestal papiertjes, soms poeders. Je mengt dan wat bodem met gedemineraliseerd (dus pH-neutraal) water en doet dit op een papiertje of in een buisje en wacht tot het verkleurt. De kleur vergelijk je vervolgens met een kaartje in de bijsluiter en die vertelt je ongeveer welke pH je hebt. Ondergronds gezwam EE makkelijk, maar kun je wel leren als je een degelijke microscoop aanschaft. Ook kan je tijdens het graven van je profielkuil tellen hoeveel wormen, duizendpoten en andere met het blote oog zichtbare beestjes je tegenkomt. (gevoelvoorhumus.nl) en geeft ongeveer twintig keer per jaar de cursus humisme (humisme.nl). Hij vertaalde twee boeken: Het Bodemvoedselweb (Jeff Lowenfels en Wayne Lewis) en Bodem in Balans (Phil Nauta). Met dank aan: Birgit Albertsmeier voor het aanleveren van achtergrondartikelen. Gerrit Jan Keizer voor het aanvullen en verbeteren van de tekst. Nog maar een paar jaar geleden had slechts een enkeling van mycorrhizale schimmels gehoord. Nu lijkt iedereen – nou ja, binnen de permacultuur dan – het over deze bijzondere medestanders te hebben. Tijd om de bodem in te duiken en ze eens van dichtbij te bekijken! De vliegenzwam is een wereldburger en een generalist, die een symbiose met loofbomen zoals berk, beuk, eiken, haagbeuk, lindes en met naaldbomen als dennen en sparren aangaat. Foto: Marc Siepman. Functiegroepen Schimmels zijn micro-organismen die een ongelofelijke diversiteit aan functies vervullen. Veel mensen zullen misschien aan bedorven voedsel of aan witte paarden denken bij het horen van het woord ‘schimmel’, maar de doorgewinterde permatuinier snapt dat de wereld er heel anders uit zou zien zonder schimmels en denkt eerst aan alle fantastische dingen die ze voor hem of haar doen. Er zijn waarschijnlijk (veel) meer dan een miljoen verschillende soorten: van microscopisch kleine eencellige schimmels – gisten – die ons ons dagelijks brood geven (of – voor de broodverlaters – bier) tot het grootste organisme op Aarde. Dat is de voor ons eetbare maar voor bomen dodelijke Armillaria ostoyae, in het Nederlands sombere honingzwam geheten. Een reusachtig exemplaar dat in Oregon, V.S. te vinden is, beslaat een oppervlakte van 965 hectare, weegt zo’n 600 ton en is 2400 jaar oud. Deze honingzwam is parasitair, maar veel andere schimmels zijn opruimers – ze zijn saprotroof – en zorgen ervoor dat organisch materiaal (dat uit dode bomen, planten en dieren bestaat) zich niet ophoopt. Ze ontbinden dood houtig materiaal door een mycelium te vormen – een zichtbaar netwerk van schimmeldraden – dat zuren en enzymen uitscheidt. Op deze manier komen saprotrofen aan de benodigde koolstof, die ze niet uit de atmosfeer kunnen halen omdat ze niet fotosynthetiseren. Mycorrhizale schimmels zijn in de regel niet saprotroof en moeten zich op een andere manier voeden. Daartoe gaan ze een symbiose aan: de inmiddels befaamde mycorrhiza. Dit artikel gaat over mycorrhizale schimmels; alle andere functiegroepen laat ik even buiten beschouwing. Wat mycorrhizae zijn Mycorrhiza is de wetenschappelijke benaming van de symbiose tussen een mycorrhizale schimmel en de wortel van een plant (bomen incluis). Myco betekent schimmel, rhiza wortel. De letterlijke vertaling zou dus schimmelwortel zijn, maar zo wordt de symbiose eigenlijk nooit genoemd. Toen 400 tot 450 miljoen jaar geleden de eerste voorlopers van de planten het land koloniseerden, konden ze moeilijk aan voedingsstoffen zoals fosfaat, stikstof en zwavel komen omdat hun wortels nauwelijks ontwikkeld waren en de bodems nog weinig organisch materiaal bevatten – waarschijnlijk is de symbiose toen al ontstaan en is dit altijd zo gebleven. Toch is het nog maar een goede honderd jaar bekend dat de schimmels rond de wortels van een plant geen schadelijke ziekte zijn, maar juist een bevorderlijke symbiont. Sinds de jaren zeventig wordt er weer meer onderzoek gedaan naar deze belangrijke functiegroep. Mycorrhizale schimmels helpen de plant – en andersom De meeste mycorrhizale schimmels kunnen niet overleven zonder een plant die koolstof levert (die ze door middel van fotosynthese vastleggen – zie kader), maar mycorrhizale planten kunnen meestal ook niet overleven zonder een schimmel. Mycorrhizale schimmels vergroten het worteloppervlak van de plant met een factor 700 tot 1000 en beschermen de plant daarnaast tegen ziekten en eventuele gifstoffen – ook niet mis. Voorbeelden van door schimmels afgeleverde voedingsstoffen zijn fosfaat, zink, ijzer, koper, calcium, magnesium en mangaan. Fosfaat is de belangrijkste, omdat een plant daar maar moeilijk aan kan komen: fosfaten zitten anorganisch gebonden in de bodem (aan bijvoorbeeld calcium of ijzer) waardoor een plant ze niet meer op kan nemen. Om ze weer opneembaar te maken produceert een Permacultuur Magazine | 23 schimmel chelators waaraan de fosfaten (en de andere voedingsstoffen) worden gebonden. Door dit proces, chelatie geheten, worden ze weer of beter opneembaar voor de plant. De voedingsstoffen worden door de schimmel zo nodig tijdelijk opgeslagen en op het juiste moment op de stoep van de plant afgeleverd. Lekkende planten Het is bekend dat planten voedingsstoffen nodig hebben om te groeien, maar minder bekend is dat een plant maar liefst 96% van zijn biomassa uit koolstofdioxide en water haalt – en dus maar 4% uit de bodem. Van de door middel van fotosynthese vastgelegde koolstof scheidt de plant tijdens zijn leven 30% tot vaak wel 80% uit via zijn wortels in de vorm van exudaten: koolhydraten, waaronder suikers, en eiwitten – in totaal duizenden verschillende substanties. Hiermee trekt hij micro-organismen aan naar zijn wortelzone (de rhizosfeer) die op hun beurt weer grotere organismen aantrekken, zoals bacterie- en schimmel­ etende nematoden (aaltjes) en protozoa (zoals raderdiertjes, pantoffeldiertjes en amoeben). Deze eten de micro-organismen op en de overtollige voedingsstoffen worden weer uitgescheiden. Die zijn weer opneembaar voor de plant. Mycorrhizale schimmels kunnen ook profiteren van deze exudaten en dat doen ze dan ook. Verschillende soorten Er zijn duizenden verschillende soorten mycorrhizale schimmels en je kunt ze in verschillende groepen indelen. Je zult het vaakst te maken hebben met ecto- of endomycorrhizale schimmels. Ectomycorrhizale schimmels worden ook wel EM genoemd (niet te verwarren met Effectieve Micro-organismen) en groeien om de wortels van de plant heen. Ze vormen daar een beschermende mantel: het Hartig net (genoemd naar de negentiende-eeuwse Duitse bioloog Robert Hartig). Deze mantel isoleert de wortel volledig van zijn omgeving: alle stoffen die de plant binnenkomen, komen van de schimmel. Er is een enorme diversiteit aan ecto’s, maar je treft ze slechts aan bij ongeveer 3% van de plantensoorten (43 plantenfamilies), allen bomen of struiken. Deze zijn echter zo veelvoorko- 24 | Permacultuur Magazine mend dat ze een enorm landoppervlak beslaan. Ecto’s gaan een symbiose aan met bijvoorbeeld beuk, eik, els, linde, berk, haagbeuk, populier, wilg, hazelaar, den, spar, lariks en ceder. Ze produceren meestal een zichtbaar bovengronds vruchtlichaam: de welbekende padden- Eén schimmel kan met wel twintig bomen tegelijk een symbiose hebben. stoelen. Endomycorrhizale schimmels dringen de wortel van de plant binnen en kunnen daar rechtstreeks voedingsstoffen uitwisselen. Ze groeien tussen de cellen van de opperhuid van de wortels van de plant in een boomvormige structuur (arbuskels), vandaar dat ze ook wel arbusculaire mycorrhizale schimmels of AM worden genoemd (arbor is Latijns voor boom). Zij gaan een symbiose aan met de meeste andere bomen (zoals walnoot), heesters, rozen, vaste planten, bollen, groenten en kruiden (in totaal ruim 200.000 soorten planten). Er is erg weinig diversiteit onder de endo’s (er zijn ook maar iets van 240 soorten, terwijl het aantal soorten ecto’s rond de 20.000 ligt), maar je treft ze wel aan in ongeveer 90% van de mycorrhizale planten. Ectendomycorrhizale schimmels lijken op het oog ectomycorrhizaal te zijn, maar dringen de wortels binnen alsof ze endomycorrhizaal zijn. Bij mensen noem je dat een identiteitscrisis, in de natuur heet dat biodiversiteit. Glomaline Endomycorrhizale schimmels zijn meestal afkomstig uit de orde Glomerales. Daarnaast komen er soorten van de geslachten Endogone en Gigaspora voor. De Glomerales produceren een soort superlijm, glomaline geheten, om hun schimmeldraden lekvrij te maken (anders zouden heel veel voedingsstoffen de bodem in verdwijnen). Die superlijm plakt natuurlijk niet alleen de schimmeldraden dicht, maar houdt ook bodemdeeltjes (zand, silt en klei) bij elkaar. Schimmels zijn daardoor essentieel voor een goede bodemstructuur. Ze zijn hoogstwaarschijnlijk de sleutel tot waterstabiele aggregaten, een kruimelstructuur in de bodem die bestand is tegen stromend water. Alsof dat niet genoeg is bestaat glomaline ook nog eens voor 30 tot 40% uit koolstof; ongeveer een derde van alle in de bodem opgeslagen koolstof zit in deze plakkerige substantie. Glomaline kan tientallen jaren in de bodem blijven, dus die koolstof is een flinke tijd uit de atmosfeer. Mogelijk is glomaline belangrijker in het klimaatvraagstuk dan humus, hoewel humus duizenden jaren stabiel kan blijven en voor 50% uit koolstof bestaat. Nematodenvangende schimmels Er zijn aaltjes (nematoden) die schimmels eten, maar verbazingwekkender is het dat er ook schimmels zijn die aaltjes eten. Dat is goed nieuws voor mensen die last hebben van worteletende aaltjes. Deze schimmels, die mycorrhizaal maar ook saprotroof kunnen zijn, hebben allerlei trucjes ontwikkeld waarmee ze aaltjes in de val lokken. De meest spectaculaire is misschien wel Drechslerella anchonia, die lasso’s maakt van drie cellen die chemische stoffen uitscheiden. Die stoffen wekken bij de aaltjes de indruk dat ze de wortel van een plant binnendringen, maar ze worden vrij letterlijk in het ootje genomen. Zodra het aaltje de lasso binnendringt, pompt de schimmel een vloeistof in de cellen waardoor deze opzwellen en het aaltje wordt fijngeknepen. De schimmel dringt het aaltje binnen met zijn schimmeldraden en verteert de eiwitten in het aaltje: zo komt hij aan stikstof. Er zijn ook schimmels die kleefstoffen gebruiken (de gewone oesterzwam) of harpoenen afschieten (die heel toepasselijk harpoenzwammen heten). En er zijn sporen in de vorm van een kurkentrekker, waar een nematode zich in verslikt om vervolgens van binnenuit opgegeten te worden. Ook gezellig. Bezettingsgraad Het is niet zwart-wit: het is niet zo dat een plant of boom die een symbiose is aangegaan per definitie gezond is. Het gaat om de bezettingsgraad: hoe groter het oppervlak dat bezet is door een schimmel, hoe meer worteloppervlak een plant heeft en hoe beter hij aan voedingsstoffen en water kan komen. Het is trouwens prima mogelijk dat een plant of boom een symbiose aangaat met misschien wel vijftien verschillende schimmels. Het is zelfs mogelijk dat een boom tegelijkertijd een ecto- en een endomycorrhizale symbiose is aangegaan en dat een schimmel een ectomycorrhizale symbiose met de ene boom heeft en een endomycorrhizale symbiose heeft met een andere boom (en die hoeft niet eens van dezelfde soort te zijn). Eén schimmel kan met wel twintig bomen tegelijk een symbiose hebben. Zo ontstaan enorm complexe netwerken die een compleet bos met elkaar kunnen verbinden. Zwammende bomen of bomende zwammen? Bomen staan er zelden alleen voor. Zo heeft Suzanne Simard, bosecoloog aan de Universiteit van Brits-Columbia, ontdekt dat papierberken via ectomycor­rhizale schimmels koolstof sturen naar de zaailingen van naburige douglassparren. Dat doen ze met name als de sparren ’s zomers in de schaduw staan; in het voorjaar en het najaar, als de berken geen blaadjes hebben om te fotosynthetiseren, Fotosynthese Fossiele mycorrhiza van 52 miljoen jaar oud in barnsteen (fossiele hars, ook wel amber genoemd). Foto: Alexander Fotosynthese betekent ‘samenvoegen met licht’. Een plant, cyanobacterie of alg kan de energie van de zon benutten om koolstofdioxidemoleculen (CO2) samen te voegen met watermeleculen (H2O). De resulterende koolhydraten kan een plant op allerlei manieren inzetten om zijn eigen plantenlichaam op te bouwen (door er cellulose van te maken, bijvoorbeeld). Er wordt wel gezegd dat planten helemaal niet efficiënt zijn in vergelijking met een fotovoltaïsch zonnepaneel, maar zo’n paneel moet eerst geproduceerd worden. Daar gaat een hoop energie in zitten, terwijl planten zichzelf bouwen. Fotosynthese is cruciaal in het uit de atmosfeer halen van koolstof. Elk jaar halen fotosynthetiserende organismen 100 tot 115 miljard ton CO2 uit de atmosfeer en binden de koolstof in biomassa. Daarbij stoten ze helaas wel een afvalproduct uit: zuurstof (O2). krijgen de berken koolstof van de sparren. Douglassparren die sterven, leveren via schimmels voedingsstoffen af aan naburige, gezonde bomen die daardoor een veel betere overlevingskans krijgen. Althans, mogelijk wil de schimmel gewoon zijn eigen hachje proberen te redden, maar hoe dan ook helpt deze eigenschap de successie naar een volwassen bos enorm. De wetenschap is nog maar net begonnen met het onderzoeken van dit complexe netwerk van schimmeldraden dat bomen met elkaar verbindt, maar ze hebben er in ieder geval wel een pakkende naam voor gevonden: het Wood Wide Web. En mocht je je nu afvragen of de film Avatar een kern van waarheid bevat: zeker! Het idee van een moederboom (logischerwijs meestal de oudste) die als een internetprovider voor de rest van het bos functioneert is correct. Het ziet er alleen niet zo flitsend uit als in de film. De informatie en de voedingsstoffen worden door de schimmeldraden verspreid. Informatie over bijvoorbeeld aanvallen door insecten, grazers of andere belagers wordt gedeeld, zodat de andere bomen op fenolen (bij bedektzadigen) of terpenen (bij coniferen) gebaseerde gifstoffen kunnen aanmaken waarmee ze zich kunnen verweren. Ook worden voedingsstoffen die in te grote mate aanwezig zijn op één plek verplaatst naar een plek waar een tekort aan die voedingsstof is. Mycor­ rhizale schimmels hebben dus een heel belangrijke balancerende functie. Kopen of niet? Het gekke met schimmels is dat hun sporen eigenlijk overal te vinden zijn (sommige zijn zo groot dat je ze met het blote oog kunt zien). De kans is dus groot dat ze in de bodem zitten, maar dat wil nog niet zeggen dat ze actief zijn. Schimmelsporen kunnen soms honderden jaren wachten tot de omstandigheden juist zijn. En helaas zijn de omstandigheden voor mycorrhizale schimmels niet vaak optimaal. Het kopen en gebruiken van mycorrhizale schimmels is geen garantie voor succes (zeker niet als er onlangs fungiciden gebruikt zijn of meststoffen zoals kippenmest). Schmidt / Universiteit van Göttingen. Permacultuur Magazine | 25 P lan t b e sp r e k i n g Hoe kun je de symbiose helpen? Ik snap dat je staat te popelen om je nieuwe vriendjes meteen te hulp te schieten, maar helaas zijn het vooral de dingen die je niet doet waar ze blij van worden. •Mycorrhizale schimmels kunnen meestal geen houtig materiaal verteren, maar ze hebben er indirect toch baat bij als er houtig materiaal rond een boom ligt: de witrotters onder de afbraakschimmels ontbinden de lignine in het hout en dringen ook de bodem in. Daar verbeteren ze de structuur van de bodem. Omdat de schimmeldraden (hyfen) van nuttige schimmels tot wel zes keer zo dik kunnen zijn als die van schadelijke, bevat een bodem met een goede structuur relatief meer nuttige schimmels en kunnen ze de concurrentie met schadelijke beter aan. Bovendien functioneren mycorrhizale schimmels bij een specifieke pH. Als je jaar in, jaar uit de blaadjes onder een boom weghaalt, zal de pH te hoog worden doordat de schimmels verdwijnen (schimmels scheiden zuren uit om hun eten te verteren en verlagen dus de pH). De bodem kan ook te zuur worden (door bijvoorbeeld stikstofdepositie); in beide gevallen lijdt de symbiose eronder en kunnen de schimmels parasitair worden om toch aan koolstof te komen (strikt genomen is de symbiose eigenlijk een vorm van gebalanceerd parasitisme). •De schimmeldraden zijn ontzettend kwetsbaar, dus elke bodembewerking schaadt ze, evenals het gebruik van kunstmest en pesticiden en het verdichten van de bodem met zware machines. •Gebruik geen kippenmest of andere meststoffen met een hoog gehalte aan opneembaar fosfaat. De schimmels gaan er niet dood van, maar ze worden door de plant in toom gehouden omdat ze makkelijk aan fosfaten kunnen komen en de schimmel daar dus niet voor nodig hebben. •Als je bij het planten van een plant of boom schimmelsporen wilt aanbrengen (gekocht of zelf verzameld), dan moeten ze, als ze eenmaal nat zijn geworden, binnen 24 uur in contact komen met de wortels van een geschikte plant, anders sterven ze. Ze kunnen namelijk niet zonder een symbiont overleven. Niet-mycorrhizale planten Er zijn ook planten die hun niche hebben gevonden door juist géén symbiose aan te gaan, ze zijn niet-mycorrhizaal. Deze planten zijn flink in de minderheid: maar liefst 96% van de planten vormt juist wél een symbiose. De planten uit de kruisbloemenfamilie (Cruciferae of Brassicaceae), zoals broccoli, spruitkool, wittekool, bloemkool, boerenkool, mosterd en koolraap, doen dat gewoon niet en houden de mycorrhizale schimmels zelfs bewust op afstand om te voorkomen dat ze gaan parasiteren (anti-mycorrhizaal zou dus eigenlijk een betere term zijn dan niet-mycorrhizaal). Deze planten werken samen met actinobacteriën om mycorrhizale schimmels op afstand te houden. Actinobacteriën komen in grote hoeveelheden voor in hete compost, dus dit type compost is zeer geschikt voor de kruisbloemenfamilie. Voor mycorrhizale planten is koude (wormen)compost beter. Bepaalde planten uit de amarantenfamilie (Amarantaceae), zoals bieten, snijbiet, quinoa en spinazie (maar niet de amarant), zijn ook niet-mycorrhizaal, maar of ze ook anti-mycorrhizaal zijn is niet zeker. Er zijn nog andere planten, zoals brandnetel, rabarber, boekweit, paardenbloem en postelein, die ook geen symbiose aangaan. En waarschijnlijk zijn er nog wel meer, maar heel veel zijn het er niet. De kans is groot dat je te maken hebt met een plant die wel degelijk een schimmel nodig heeft om te kunnen overleven. Nog lang niet uitgeleerd Dit artikel is maar een heel globaal overzicht van de belangrijke functies die mycorrhizale schimmels vervullen. Het zal je nu in ieder geval niet meer verbazen dat er niet veel gespit wordt door permatuinders: de schimmeldraden zijn ontzettend kwetsbaar en worden bij elke bodembewerking in mootjes gehakt. Dat is een probleem voor ze, want ze kunnen zelfstandig niet overleven. Wetenschappers ontdekken steeds weer nieuwe dingen, dus hopelijk zullen ze ons blijven verbazen met hun ontdekkingen. Uiteraard is er nu al veel meer bekend dan ik in dit korte artikel kwijt kon. Op internet kun je nog veel meer informatie vinden en uiteraard zijn er ook boeken over geschreven, zoals De verborgen boom. Het boomsoorteigen ecosysteem van onze inheemse loof- en naaldbomen. Een prachtig boek en geschreven door een échte expert: Gerrit Jan Keizer (naar eigen zeggen ‘helemaal beschimmeld’). We raken nooit uitgeleerd! Knolcapucien, een pittige klimmer Op zoek naar een mooie klimmer die je bovendien ook nog lekker voedsel verschaft in zomer en winter? Of je een grote tuin hebt, of maar een kleintje, het maakt niet uit: knolcapucien is een goede keuze. Foto’s Yggdrasil Auteur Lucrèce Roegiers Lucrèce Roegiers ligt mee aan de basis van Yggdrasil. Yggdrasil is een didactisch-ecologische ontmoetingsplaats voor permacultuur, gelegen in het landelijke Vissenaken in Vlaams-Brabant. Sinds 1995 wordt daar permacultuur toegepast en verspreid. Knolkapucien kruipt over de grond Een beetje familiegeschiedenis Knolcapucien of mashua (Tropaeolum tuberosum) is nauw verwant aan de beter bekende Oost-Indische kers. Ze behoren beide tot de klimkersfamilie en ze zijn allebei afkomstig uit het Andesgebergte. De verwantschap is goed te merken aan de vorm van de blaadjes, de kleur van de bloemen en de pittige smaak. Portret Knolcapucien is een warmteminnende plant, maar ze houdt niet van droogte. Endomycorrhizale schimmeldraden met sporen (de ronde bolletjes) De schimmeldraden zijn bedekt met een kleefstof, glomaline geheten, die zichtbaar is gemaakt met groene kleurstof. Foto: Sara Wright, USDA-ARS. 26 | Permacultuur Magazine Knollen van de knolkapucien Ze groeit het liefst in losse grond in volle zon met schaduw aan de voet. Ze is een fervente klimmer waarbij ze zich met haar lange bladstelen vasthecht en zich sierlijk over draden, vlechtwerken en takken slingert. Als je een tipi maakt van bamboe- of andere stokken, dan bedekt ze die volledig en je krijgt zo middenin de tuin een hoger element. Voorzie dus voldoende ruimte voor deze energieke groeier. In een kleine tuin kan je ze tegen een muur laten klimmen, zo neemt ze minder tuinruimte in maar vergroot ze wel het bruikbare oppervlak. Knolcapucien is een “korte-dagbloem”, dat betekent dat de eerste bloemen pas verschijnen als de nachten langer zijn dan de dagen. Pas half november verschijnen de eerste bloemen. Ze zijn buisvormig en staan solitair in de bladoksels. Ze hebben een rode bloemkelk rond diepgele bloemblaadjes die een eind buiten het groene gebladerte uitsteken. Helaas is hen geen lang leven beschoren, het bovengrondse gedeelte sterft immers af bij de eerste strenge vorst. Daardoor komen ze niet tot zaadvorming. Maar vermeerdering kan ook anders, de plant maakt namelijk ook knollen aan. Oogst en voortplanting Kort voor het blad afsterft in de herfst ontwikkelt de plant een massa ondergrondse, langwerpige, stengelknollen, met duidelijke ogen. Dit is heerlijk wintervoedsel. Als je bij het oogsten enkele knollen laat zitten, komt de plant het daaropvolgende jaar vanzelf terug zodra de temperatuur oploopt. Enkel bij echt strenge winters overleven de knollen niet. Om dat te voorkomen kan je al het gebladerte dat de plant heeft voortgebracht bovenop de knollen laten liggen als beschutting tegen de vrieskou. Of je kan een aantal knollen binnen laten overwinteren. Dat gaat heel gemakkelijk: koel en droog bewaren, het hoeft zelfs niet in zand. Wel in het oog houden bij stijging van de temperatuur! Als ze eenmaal beginnen uit te lopen, gaan ze pijlsnel de hoogte in. Permacultuur Magazine | 27 Onderhoud Knolcapucien vraagt zeer weinig onderhoud. Door de snelle groei bedekt ze snel een stuk grond. Van belagers of ziekten heeft ze geen last, door haar inhoudsstoffen heeft ze immers een goede afweer ingebouwd. Droogte kan ze echter niet verdragen. Hoe breng je knolcapucien op tafel? Zowel de blaadjes als de bloemetjes kunnen rauw in de sla: een kleurige en pittige aanvulling. Ook als aperitiefhapje zijn ze leuk. stoofschotels, gekookt verliezen ze die scherpte. De knollen kan je voor consumptie best goed afspoelen en afborstelen. Schillen hoeft niet, de schil is trouwens heel dun. Rauw zijn de knollen flink pikant. Je eet ze daarom best in dunne sneetjes of geraspt, al of niet gemengd in een winterse groentemengeling. Hou je niet zo van de scherpe smaak, dan kan je ze koken, stomen, in de soep verwerken of in diverse Samengevat zou ik zeggen: knolcapucien is een decoratieve aanwinst in de tuin die weinig onderhoud vergt en heel wat voedsel biedt. Zo zie je bij rijke, verstoorde grond om te beginnen veel zuring, brandnetel en distel. Dit zijn planten die blij worden van rijke, verstoorde grond omdat ze erg veel NPK nodig hebben in verhouding tot andere nutriënten. Daarnaast helpen deze soorten de bodem in balans te brengen. Zuring bijvoorbeeld trekt de sporenelementen van heel diep naar boven en legt ondertussen een deel van het overschot aan NPK vast in de bodem. Omdat de plant bovengronds afsterft in ten en de NPK verbetert. Natuurbeheerders proberen in een aantal gebieden die balans te herstellen door een deel van de NPK af te voeren. In het meest extreme geval gebeurt dit door plaggen. Hiermee haal je de bovenlaag van de bodem helemaal weg en daarmee een groot deel van de NPK. De sporenelementen die dieper in de grond liggen komen nu bovenaan te liggen en worden beschikbaar voor de planten. De successie kan beginnen op een arme bodem in plaats van een rijke bodem, waardoor je heel andere flora en loop der jaren het plantenmengsel. Langzamerhand kwamen meer soorten van de armere gronden (avondkoekoeksbloem, grote rietorchis, …) boven. Het kost wel wat tijd, bij ons duurde het acht jaar voor de eerste rietorchis zich liet zien, maar het is wel fantastisch mooi. fauna krijgt en de biodiversiteit vergroot. doen zijn, zodat de mensen snappen waarom ze zo hard ingrijpen in een gebied. Zelf kun je vervolgens kijken wat voor effecten de maatregels hebben op het ecosysteem en hoe je die zelf (in het klein of groot) kan toepassen op je eigen tuin. Als je je afvraagt waarom er wordt gezaagd, gemaaid, geplagd of iets anders ‘geks’ in het gebied wordt gedaan, ga dan eens praten met de boswachters. Ze willen vaak graag vertellen wat ze aan het P ol e m i e k VERSCHRALING of het verarmen van grond in natuurgebieden We zullen in het Permacultuur Magazine zo nu en dan de discussie opzoeken. In dit nummer geven we de aanzet tot een polemiek over het verschralen van natuurgebieden. Irene Verbeek geeft de aanzet met wat uitleg over waarom er verschraald wordt; in het volgende nummer zal een reactie verschijnen van Linder van den Heerik. Foto’s Beeldredactie Auteur Irene Verbeek Binnen de permacultuur wordt de bodem vaak gezien als iets wat ‘in balans’ moet worden gebracht. Hierbij is het zo vruchtbaar mogelijk krijgen van de grond (de productie zo gezond en hoog mogelijk) heel belangrijk. In natuurgebieden gaat men vaak voor verarmen en hier wordt door veel mensen, ook permanauten, met afgrijzen naar gekeken. Verschralen heeft echter wel degelijk een functie. Daarom nu: waarom het verarmen van de grond goed is voor de bodem. De bodems in Nederland zijn ziek. Het bodemleven is weg door het keren van de grond, het spuiten met middelen en kunstmest. De balans tussen de voedingsstoffen (nutriënten) is verdwenen. Er ontstaat een overschot aan stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K), waardoor planten hun voedsel niet in de juiste verhouding kunnen opnemen. Irene is ecologe en werkte voorheen bij de Brabantse Milieufederatie. 28 | Permacultuur Magazine Een ‘rijke’ bodem vol NPK is dus niet per se een goede, gezonde bodem. Een overschot aan deze meststoffen (vooral in combinatie met bodembewerking) zorgt voor de vernietiging van bacteriën en schimmels in de bodem en daarmee verdwijnt de communicatie en uitwisseling van nutriënten tussen planten in je tuin. de winter, wordt hiermee langzamerhand de bodembalans hersteld. In een gezond ecosysteem heb je allerlei stadia van successie (opvolging van planten in het ecosysteem). Groei vindt vooral plaats tijdens successie. Een volwassen bos met schaduwbomen (een volwassen beukenbos bijvoorbeeld) heeft weinig groei en een lage biodiversiteit. Er groeien vooral beuken met in de ondergroei wat hulst (het vervolgstadium). Op het moment dat er een gat valt, bijvoorbeeld als door storm een boom omwaait, groeit in het gat meteen een variatie aan planten die gebruik maakt van de vrijgekomen nutriënten, water en licht. Je hebt beweging nodig (verstoring) om je ecosysteem divers en gezond te houden. Veel permanauten proberen om de bodembalans goed te krijgen door te verrijken met een goede compost, waardoor de verhouding tussen de sporenelemen- Een minder heftige maatregel is maaien en afvoeren. Je maait één of twee keer per jaar het gebied en al het maaisel wordt afgevoerd. Hiermee versnel je de afvoer van NPK waardoor je de bodem sneller in balans krijgt, maar laat je de bodem intact. Dat dit werkt komt doordat de planten die er groeien juist die planten zijn die zijn aangepast aan het NPK-overschot, dus dat is ook wat je het meeste afvoert. Ook hierdoor bevorder je de biodiversiteit. Een mooi voorbeeld dat ik van dichtbij heb gezien is een natuurlijke oever. Om te beginnen stonden er veel soorten van de rijke gronden (riet, gras, brandnetel, dagkoekoeksbloem, duizendblad, etcetera) ondanks dat er een bloemenmengsel voor oeverranden was ingezaaid. Door te maaien en af te voeren veranderde in de Eerste reactie Linder van den Heerik: Een heldere uiteenzetting! Gelijk komen bij mij een aantal vragen naar boven. Onder andere bij de aannames dat: - er altijd gestreefd moet worden naar de hoogste biodiversiteit, - je verstoring nodig hebt om een ecosysteem gezond te houden en - de natuur altijd heel mooi moet zijn voor de mens. Lees verder in het volgende nummer van Permacultuur Magazine! Permacultuur Magazine | 29 Nooit meer doorspoelen Auteur + foto Marc Van Hummelen Marc Van Hummelen richtte samen met zijn partner Sandra Roobaert Villa VanZelf op, een totaalproject annex ontdekkingstocht op het vlak van ecologisch leven en wonen. Kiezen voor een composttoilet is doorgaans niet één van de eerste stappen die mensen zetten wanneer ze duurzamer willen gaan leven. Over vuilniszakken vol plastic verpakkingen of elke dag lang douchen knaagt ons eco-geweten sneller dan over onze toiletgewoonten. De doorspoel-reflex zit diep, blijkbaar. We staan er niet bij stil dat we samen met vele liters water een waardevolle grondstof wegspoelen. Want dat is toch wat onze lichaamsproducten potentieel zijn: een grondstof als elke andere. Noem het maar gewoon mest. En in principe, noch in de praktijk maakt het eigenlijk uit van welk beestje die mest afkomstig is. watervoorraden van onze planeet en bespaar je tegelijk een aardige som op je waterfactuur. Met behulp van de 12 ontwerpprincipes van permacultuur kan je het composttoiletsysteem (hierna afgekort tot ct-systeem) makkelijk combineren met andere elementen in je huis en tuin om zo je eigen ecosysteem te intensiveren. Enkele principes zijn inherent aan het systeem en zijn extra argumenten om een ct-systeem in huis te halen: gebruik lokale biologische bronnen, sla energie op en gebruik het ter plekke. Met andere principes kan je aan de slag nadat je voorraad koolstofrijk strooimateriaal, meestal zaagsel, om het voornoemde mee af te dekken. Het strooisel werkt als biofilter: het houdt stikstof vast zodat er geen geurtjes in huis ontstaan en is tevens een barrière voor allerlei soorten vliegen. Om mijn eerste toilet te maken gebruikte ik een oude houten stoel en een stel emmers van 10 liter. Toen mijn gezinsleden er ook gebruik van begonnen te maken, moest ik een versie maken waarin grotere emmers pasten. Dat nieuwe type gebruik ik nu als demotoilet voor mijn workshops. Eén regel voor de compostbak: alles wat organisch is mag erin Het composttoilet als schakel in een ecosysteem Waarom zouden we dus blijven doorspoelen als er meer dan genoeg goeie redenen zijn om een composttoilet in huis te halen, gaande van zorg voor het milieu en fysieke bewustwording tot je portemonnee. Om te beginnen hou je de kringloop van nutriënten intact die bij het gebruik van een gewoon toilet wordt doorbroken. Het composttoilet zet je stoelgang om in ideale voedingsstoffen voor de bodem en het bodemleven in je tuin. Je neemt bovendien verantwoordelijkheid op voor je eigen fysieke functioneren in plaats van ze op je omgeving af te wentelen. Je zelfwaardegevoel stijgt, je krijgt meer voeling met je lichaam en leert de taboes over ontlasting met humor te benaderen. En ten slotte weeg je veel minder zwaar op de schaarse 30 | Permacultuur Magazine alles goed geobserveerd hebt. Ik maakte bijvoorbeeld gebruik van het randeffect door wilgen, die uitspoelende nutriënten en vocht opvangen, aan te planten achter de bak. Die wilgen hebben zelf meervoudige functies en zijn ook weer nieuwe randen. Een principe waarvan ik zelf fan ben en wat ik dus vaak gebruik is: ‘kies voor kleine en trage oplossingen’. Ik vertaal het in deze context graag als: ‘hou het simpel’. Hoe eenvoudiger je je systeem maakt, hoe beheersbaarder alles blijft en hoe langer het meegaat. Eenvoudig zelf te maken Het ct-systeem dat mijn voorkeur heeft is wat Joseph Jenkins beschrijft in zijn bekende boek: The Humanure Handbook. Dat toilet is niet meer dan een emmer met een toiletbril erboven waar zowel je plas als je drol ingaan, met ernaast een De compostbak waar de volle toiletemmers in worden geleegd, kan ook heel simpel en goedkoop gemaakt worden. In zijn eenvoudigste vorm heb je slechts vier palletten nodig en een aantal nagels of schroeven waarmee je ze tegen elkaar aan timmert. Een bak heeft een paar belangrijke voordelen ten opzichte van een composthoop waarbij je geen enkele infrastructuur voorziet: je houdt alles compacter, zodat er minder temperatuur en vocht verloren gaat, je kan alles beter beschermen tegen ongedierte, en je hebt minder stro nodig. Stro fungeert net als het zaagsel in het toilet als biofilter, maar ook als isolatie en bescherming tegen lastige insecten. Palletten hebben het ideale formaat, omdat de bak minstens 1 kubieke meter groot moet zijn om een goede compostering te garanderen. Gemaakt tijdens workshop bij vzw Gemout, op basis van een demotoilet. Onder een goede compostering versta ik dat het materiaal voldoende afgebroken wordt, maar ook dat het vrij is van ziektekiemen en onkruidzaden. Afgezien van de juiste koolstof-stikstofverhouding, voldoende vocht en lucht, en voldoende volume – de absolute basisvoorwaarden voor een goede compostering – zijn twee factoren van groot belang: temperatuur en tijd. Een juiste balans tussen hoge temperatuur en een voldoende lange composteringstijd zorgt ervoor dat zelfs de hardnekkigste ziektekiemen worden vernietigd. Om helemaal zeker te zijn dat er voldoende tijd over het hele composteringsproces heengaat, blijft de compostbak, zodra die vol is, een heel jaar onaangeroerd rijpen. Omdat urine het hoogste gehalte aan stikstof bevat, is het opportuun om deze in de compost te houden: de thermofiele bacteriën die de temperatuur de hoogte injagen hebben namelijk stikstof nodig als voedsel. Het is de beste garantie om het hele proces optimaal te laten verlopen. Tenslotte wil je de compost zonder risico gebruiken, en dan liefst op de plaats waar je hem het meeste nodig hebt, namelijk in je moestuin. Bij de meeste commerciële systemen wordt urine afgevoerd, naar de riolering toe of naar een reservoir, wat ze een stuk complexer maakt. Composttoilet-management Het dagelijks gebruik van een composttoilet vergt van elke toiletbezoeker een kleine inspanning. Dat is soms de zwakke schakel in het systeem. Niet iedereen is even nauwgezet bij het afdekken, waardoor het toilet toch geurtjes kan verspreiden. Je kan het zien als het equivalent van iemand die geregeld vergeet om door te spoelen. Dat betekent niet dat het toilet niet goed werkt. Net zo doet het bij het composttoilet niets af aan de correcte werking van het zaagsel als biofilter. Volle toiletemmers moeten naar de compostbak worden gebracht, geleegd, schoongemaakt en gestockeerd tot het volgende gebruik. Zodra je wat routine hebt opgebouwd, vergt het relatief weinig tijd: het is een klus waar ik twee keer per maand een half uurtje voor nodig heb. Nu we met het hele gezin gebruikmaken van het ct zijn er vijf emmers in gebruik. Als een emmer vol is, gaat het deksel erop en wordt die gestockeerd. Zodra de laatste emmer in gebruik wordt genomen, breng ik alle volle emmers naar de compostbak. Ik neem in één moeite ook alle keukenresten mee, die gaan in dezelfde bak. Er bestaan lange lijstjes over wat wel en wat niet in de compostbak mag. Ik heb één enkele, eenvoudige regel: alles wat organisch is, mag erin! Van al deze klussen merkt de doorsnee toiletbezoeker weinig of niets. De ‘toiletervaring’ is met een composttoilet nagenoeg dezelfde als met een doorspoeltoilet: het is hetzelfde kamertje en dezelfde toiletbril. Alleen hoor je een plof in plaats van een plons en gebruik je lekker ruikend zaagsel in plaats van drinkwater. Meer info over de workshops van Villa VanZelf vind je op villavanzelf.wordpress.com Permacultuur Magazine | 31 P lan t e n , on v e r mo e i ba r e h e lp e r s i n d e t u i n col u mn Natuur Heermoes De eerste stappen op het permacultuurpad Is de natuur wel zo mooi en harmonieus als gedacht wordt? Vanuit een menselijke ethiek gezien kun je stellen dat er moord en doodslag heerst, dat meedogenloos parasitisme en Heermoes of akkerpaardenstaart is een algemeen verguisde plant. Ten onrechte: door haar aanwezigheid stuurt ze immers een noodsignaal uit en helpt ons onze grond vruchtbaar te maken. Auteur Lucrèce Roegiers grote concurrentie leidt tot het fenomeen ‘de sterkste overwint’. Gedeeld wordt er alleen Een oud gezelschap Heermoes, Equisetum arvense, is een oer- als dat een biologische functie heeft. De natuur gedraagt zich in die zin soms buitenge- oude plant, een nakomertje van de reuzen- woon onmenselijk. Mensen die lyrisch zijn over ‘de natuur’ en zich tegelijkertijd scherp en paardenstaarten die de meest voorkomende neerbuigend uitlaten over ‘de mens’ en de cultuur van de mens, begrijp ik niet. “Ik houd plantengroep was ten tijde van de dinosauri- zo van de natuur”. Prima, ik ook. Maar de natuur houdt niet van jou, want ‘de natuur’ is ërs. Het is een sporenplant, een voorganger niet in staat om te houden van. van de moderne planten met bloemen en zaadvorming. Ze heeft een ongelooflijk uithoudingsvermogen, elke tuinier die heer- Natuurlijk houden wij van de natuur. Het groen blijkt een positief effect te hebben op moes in de tuin heeft weet dat. ons humeur. En wat is er nu lekkerder dan de geur van kamperfoelie of aardbeien. Hoe Een dubbelleven heerlijk is de wind in je haar en de zon op je huid. Natuurlijk zijn we dol op de natuur en Bij heermoes denkt men meestal aan de moeder Aarde, zij voorziet ons van alles wat we nodig hebben. Het is dan ook om dol van groene stengel, maar er is nog een tweede te worden dat de mensheid de afgelopen honderd jaar bedacht dat we het ook zonder verschijningsvorm, namelijk de lichtbruine de natuur kunnen stellen. Vitamines stoppen we in pillen, de zon in een lamp, ons eten tot beige stengel. Die verschijnt in het vroe- kweken we op korrels en vlees groeit in het laboratorium. En, je gelooft het niet, kinderen ge voorjaar en draagt bovenaan de stengel kunnen we opkweken vanuit de cellen van drie mensen! Sommigen onder ons denken een aar met doosjes, gevuld met sporen. Die zorgen voor de voortplanting. Naarmate Heermoes, steriele stengels. Foto: MPF via Wikicommons écht dat we het zonder de natuur kunnen stellen. de vruchtbare stengel verwelkt, komt de groene stengel te voorschijn. Die is steriel, maar zorgt door ondergrondse uitlopers voor verspreiding. Lastig, maar … Heermoes gedijt het best op vochtige leemgronden in volle zon. Dit kleine maar taaie plantje groeit overal in de gematigde en koude klimaatzones van het noordelijk halfrond. Van april-mei tot aan de vorst duikt de onvruchtbare stengel op, vaak in groepen. Door haar stevig netwerk van wortelstokken is het onmogelijk de stengels uit te trekken. De stengel breekt af, vaak net vooral silicium, die de plant bevat. Men kan heermoes zien als een pomp die mineralen uit de diepe ondergrond opneemt en naar boven transporteert. Als men de groene plant gebruikt als mulch, komen de mineralen ter beschikking van planten die minder diep wortelen. We weten uit onderzoek dat onze gronden in het algemeen zware tekorten aan mineralen hebben. De aanwezigheid van heermoes geeft ons eveneens dit signaal. De plant verhoogt het gehalte aan mineralen in de toplaag met mineralen uit de ondergrond wanneer het bovengrondse materiaal afsterft. boven de grond, en komt meervoudig terug. Het netwerk van wortelstokken verspreidt zich zowel in de diepte als horizontaal. Velen ervaren heermoes dan ook als een heel lastig en onverwoestbaar onkruid. In de literatuur is men het niet eens over de precieze worteldiepte, maar 2 meter geldt als een minimum. Heermoes, vruchtbare stengels met de sporendoosjes. Foto: F. Lamiot via Wikicommons 32 | Permacultuur Magazine … bereid te helpen Heermoes voelt heel ruw aan als men er met de hand overheen strijkt. Dit komt door de grote hoeveelheid mineralen, Bovendien breekt heermoes met haar diepe en uitgebreide netwerk de grond open. Compacte grond wordt langzaamaan toegankelijker voor water en lucht. Zo zorgt heermoes op minstens twee manieren voor verbetering van de grond. Vroeger noemde men een akker met veel heermoes ‘slechtenaard’, een akker zonder heermoes ‘goedenaard’. Wellicht wist men uit ondervinding dat heermoes vooral groeit op uitgeputte gronden. Wie van heermoes af wil, trekt de plant Wonderlijk zoals die aanbidding van de natuur aan de ene kant en de verachting ervan zoveel mogelijk uit en laat alles ter plekke liggen. De stengels ontbinden en zien er dan zowat uit als as. Uit de afgebroken ondergrondse stengels komt snel nieuw materiaal tevoorschijn en vormt zo een constante mineralenbron. Geduld is wel nodig. Het kan immers enkele jaren duren voor de grond voldoende hersteld is zodat heermoes niet meer nodig is. Een experimentje Twee jaar geleden hebben we lavagruis gestrooid op een aantal plaatsen waar veel heermoes opkwam. We wilden zien of de toevoeging van mineralen een oplossing zou zijn om het verschijnen van heermoes te beperken. Het jaar daarop kwam er nauwelijks nog heermoes terug. We wachten af of dit effect van blijvende aard is. Als dat zo is, dan is het voor ons duidelijk dat het toevoegen van mineralen in de vorm van lava de functie van heermoes overbodig maakt. aan de andere kant bij mensen hand in hand kunnen gaan. Met uitbundige liefde schiet onze Aarde niets op; misbruik van de Aarde en uitbuiting van dieren gaat deze liefde immers niet tegen. En dat terwijl de Aarde alle zorg verdient, op dit moment dubbele zorg om op zijn minst goed te maken van wat al kapot is. Met blinde navolging of kopiëren van de natuur schiet zij ook niets op, want de mens heeft ‘iets extra’s’ te bieden, namelijk ethiek. Dat menselijke extraatje verlies je met de idealisering van de natuur makkelijk uit het oog. De mens wordt zo naast de natuur gesteld. Het is de vraag wat een dergelijke invalshoek met ons denken doet en of we het niet anders kunnen bekijken Binnen permacultuur is de natuur, de Aarde, onze leermeester. Van haar leren we wat goed is voor mens én Aarde. Want de natuur reflecteert niet, gaat niet uit van ethische principes en ontwerpt niet. Wij wel. Ook permacultuur gaat uit van ethische en ontwerpprincipes. Daarom is de natuur ínclusief die – idiote en vaak destructieve – mensheid de moeite waard. Het zijn geen gescheiden werelden. De mens, met zijn cultuur en ethische overwegingen, is onderdeel van de natuur op Aarde. Met die inclusieve invalshoek krijgt de mens wellicht meer verantwoordelijkheid om zijn rol in het grotere geheel te vervullen. Saskia Permacultuur Magazine | 33 w Auteur Esmeralda Borgo Esmeralda Borgo is al jarenlang actief bij de Vlaamse milieu- en boerenbeweging, zowel professioneel als vrijwillig. Met permacultuur combineert ze haar passie voor ecosystemen en duurzame voedselproductie. Ze blogt hierover op eeuwigemoes.be. 34 | Permacultuur Magazine Bodem in balans biedt zes strategieën om gezondheid en overvloed in je natuurlijke tuin te krijgen. Dat begint met methoden als composteren, mulchen en het gebruik van compostthee, groenbemesters en polyculturen. In een notendop wordt het bodemvoedselweb beschreven en komt bodemanalyse, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan bod. Vervolgens behandelt de auteur uitgebreid verschillende voedingsstoffen, meststoffen, biostimulanten en micronutriënten. In het laatste deel voegt hij alles samen tot een plan van aanpak om je tuin kerngezond te maken. te begrijpen waar je mee bezigPhilbent jekennis Nauta geeftals blijk van en inzicht in de chemische, fysische en energetische samenhang van de op de één of andere manier gaat ingrijbodem. Hij geeft praktische recepten, kanttekeningen en ook persoonlijke pen. Na de lectuur van dit onderdeel, zal aarzelingen. Zijn schrijfstijl is vlot, zijn tips zijn laagdrempelig en zijn is holistisch. je fascinatie voor al dat leven benadering onder je Daarmee is dit boek is een verrijking van de bodemliteratuur. voeten tot ongekende hoogtes gestegen zijn! Je zal er ook van versteld staan met hoevelen ze daar zijn. Bacteriën en schimmels alleen al liefst 5 ton per hectare. En 7,5 miljoen regenwormen … en nog veel meer! Al die beestjes zitten in een complex netwerk, onder andere van eten en gegeten worden. B O D E M I N B A LA N S Het jaar 2015 was het jaar van de bodem en daar kon je niet naast kijken. Zowel in Vlaanderen als in Nederland vonden diverse initiatieven plaats die dat onbekende medium dat onze bodem is, extra in de kijker plaatsten. En voor wie liever in de boeken duikt, zijn in respectievelijk 2014 en 2015 twee interessante bodemboeken naar het Nederlands vertaald: Teaming with Microbes van Jeff Lowenfels en Wayne Lewis en Building Soils Naturally van Phil Nauta. geven ze uitzonderlijk smaakvolle oogsten en houden plaagdieren van zich af. Als ze dat niet doen, is er waarschijnlijk iets mis met hun voeding, missen ze nuttige micro-organismen om mee samen te werken, of hebben ze een tekort aan de energie waarmee ze normaal gesproken hun optimale voedingsstoffendichtheid bereiken. Je helpt de planten dan door ‘bij de bodem te beginnen’. wat meer onderbouwing kunnen hebben om geloofwaardig te zijn. Phil Nauta Twee bodemboeken gerecenseerd In een natuurlijke tuin groeien de planten uitbundig, Phil Nauta BODEM Vertaling Marc Siepman IN BA ANS Gezonde planten in een gezonde tuin Phil Nauta (Canada) is tuinontwerper en -adviseur en grondlegger van de bedrijven Only Organic en The Organic Gardener’s Pantry. Via zijn populaire site Smiling­ Gardener.com geeft hij adviezen om op ecologische wijze groente te verbouwen. U ITG E V E RIJ J A N VA N A RKE L Veel leven onder de grond Wie op een bewuste manier tuiniert, weet dat de bodem meer is dan een inert substraat waar je planten in kan laten groeien. Het bodemvoedselweb focust, zoals de titel al laat vermoeden, in de eerste plaats op de rol en de diversiteit van het bodemleven. Lowenfels en Lewis zijn allebei hobbytuiniers. In eerste instantie werkten ze, heel doorsnee, met grote hoeveelheden kunstmest, herbiciden en pesticiden. Totdat hun interesse gewekt werd door al het microleven onder de grond en ze beseften dat je ook op een andere manier kan tuinieren door met dat bodemleven samen te werken. Hun boek bestaat uit twee delen. Het eerste honderdtal pagina's zoomt in op alle onderdelen van het bodemvoedselweb: van bacteriën en schimmels tot wormen en zelfs reptielen, zoogdieren en vogels. Het is een meer theoretisch luik waarin je kennis maakt met de eigenschappen van de fysieke bodem en al het leven dat daarin krioelt en zorgt voor de gezondheid van die bodem. Theoretisch en daarom een beetje lastig misschien voor de tuinier die snel tot actie wil overgaan, maar toch essentieel om goed In het tweede deel leer je hoe je met dat fascinerende bodemleven kan samenwerken. Je leert in de eerste plaats wat je allemaal kan te weten komen over het bodemvoedselweb in jouw eigen tuin: welke beestjes zitten er en hoe kan je ze tellen. Vervolgens leer je hoe je dat voedselweb kan bijstellen of, als het er echt niet goed mee gaat (bijvoorbeeld bij jarenlang gebruik van kunstmest en fungiciden), hoe je het moet herstellen. Het boek zoomt in op het gebruik van compost, mulch en actief beluchte compostthee (ABCT), volgens de auteurs dé drie strategieën die, los van elkaar of gecombineerd, van belang zijn. Achterliggend idee is dat deze hulpmiddelen het microleven in de bodem voeden dat op zijn beurt de planten zal voeden. Naar het einde toe vind je informatie over de zin en onzin van het inzetten van mycorrhizale schimmels en wat je niet moet doen wil je ze blijven koesteren. Mycorrhizae vergroten als het ware het worteloppervlak van heel wat planten, waardoor ze beter in staat zijn om voedingsstoffen op te nemen. Het boek sluit af met enkele lossere hoofdstukken: hoe je met je gazon moet omgaan en hoe je meerjarige planten moet onderhouden. Tot slot voorziet het een bodemvoedselwebtuinkalender: een gids met de te zetten stappen in elk seizoen om je bodembeestjes goed te verzorgen. De woonplaats weer gezond krijgen Terwijl Het bodemvoedselweb, zoals je kan verwachten, vooral focust op de rol en diversiteit van het bodemleven, verhaalt Bodem in balans eerder over de woonplaats zelf van die beestjes en hoe je die in zes stappen weer goed en gezond kan krijgen. Tuinontwerper en -adviseur Phil Nauta legt eerst uit hoe je de bodem kan onderzoeken: wat je zelf kan doen en wat je door een labo kan laten testen. Je leert hoe je planten moet testen met een refractometer om de Brixwaarde te kennen. De Brixwaarde zegt namelijk iets over de gezondheid van je planten en dus ook van de bodem. Hier hoopte ik wat meer bij te leren over indicatorplanten en kenmerken van zieke planten (welke tekorten) maar die informatie was erg beperkt. Daarna leer je in zes stappen hoe je de bodem weer gezond kan krijgen: watermanagement, het verhogen van het gehalte aan organisch materiaal, het toedienen van microbiële entstoffen, het aanvullen van voedingsstoffen, het toedienen van biostimulanten en micronutriënten en energie. Sommige gedeeltes (stappen) zijn erg grondig behandeld (organisch materiaal, voedingsstoffen). Eén stap is erg oppervlakkig beschreven: energie. Dit onderdeel is dermate zwak onderbouwd dat het nauwelijks overtuigt. Het is alsof Nauta zelf nog twijfelt over deze stap maar het voor de volledigheid toch maar opgenomen heeft. Jammer, want het is meteen ook het meest controversiële gedeelte van dit boek en had dus best wel Weetjes Leuk aan het boek is dat het her en der leuke weetjes bevat. Zo leer je bijvoorbeeld waarom je met druppelirrigatie water kan besparen bij industriële monocultuurlandbouw, maar net niet bij een voedselproductiemodel dat samenwerkt met het bodemvoedselweb. Met druppelirrigatie zorg je ervoor dat het water rechtstreeks bij de wortels van de plant komt en hoef je dus niet de hele oppervlakte van water te voorzien. Dat wordt vooral toegepast in streken met een droog klimaat. Maar door het regelmatig en ondiep bewateren blijft het merendeel van de wortels vlakbij de plant: je krijgt een zwak wortelgestel en bijgevolg een instabiele plant. Bovendien krijgt de rest van de bodem en het bijhorend bodemecosysteem geen water. Dergelijk systeem is erg gevoelig voor plagen en ziekten en bijgevolg zal men die te lijf gaan met pesticiden. Druppelirrigatie blijkt daarom een mooi voorbeeld van een techno-fix te zijn: een technologie die je bij gangbare landbouw moet introduceren omdat je al dermate in je systeem hebt ingegrepen dat het op een normale natuurlijke manier niet meer haalbaar is om het water vast te houden (namelijk door het organische stof gehalte op te krikken). Lowenfels en Lewis vertelden al waarom mulch goed is en hoe je er bacteriën dan wel schimmels mee kan stimuleren, maar Nauta geeft ook een overzicht van allerlei soorten mulch met hun voor- en nadelen en wanneer je het best gebruikt. Bijvoorbeeld: houtsnippers afkomstig van hout dat in de herfst geoogst is bevat weinig stikstof, waardoor het microbiële leven stikstof uit de buurt zal halen om dat hout te verteren. Wanneer het hout echter tijdens de lente of zomer geoogst is, zal je dat probleem in mindere mate hebben. Nauta besteedt ook heel wat aandacht aan de verschillende mogelijkheden en kenmerken van groenbemesters en bodembedekkers, in het boek levende mulch genoemd. Opmerkelijk is dat Nauta vaak aanbeveelt om allerlei zaken aan de bodem toe te voegen. Hij rechtvaardigt dit door te stellen dat de meeste van onze bodems misbruikt en kapot zijn en een inhaalbeweging om ze weer goed te krijgen noodzakelijk is. Een gezonde bodem zou dat allemaal niet nodig hebben. In het laatste gedeelte voegt Nauta alles samen tot een praktisch plan van aanpak. Een aanpak die al met al toch vrij complex is en wellicht zullen (beginnende) tuiniers hiermee worstelen als ze dit in de praktijk willen brengen. Toch blijft het interessant. Zo wordt onder meer aandacht besteed aan kerende versus niet-kerende bodembewerking (of in tuinierstermen: spitten of niet spitten). Hij behandelt dit – in permacultuurkringen toch wel gevoelig thema – op een heel genuanceerde manier. Vertalingen Positief bij de vertaling is, dat her en der verwezen wordt naar de Nederlandse situatie. Dat is onder meer het geval voor de bijlage ‘nuttige adressen’, waar de vertaler grote inspanningen heeft gedaan om te refereren naar Nederlandse initiatieven: de lijst staat vol met .nl adressen. Vlamingen zullen iets meer op hun honger blijven zitten. Kortom, Bodem in balans (Building Soils Naturally) is een aanrader voor al wie wat meer wil weten over de bodem, en vooral, hoe je die kan herstellen. Ben je een absolute beginner, dan kan het boek soms wat overweldigend zijn. Dan lees je beter eerst Teaming with Microbes (Het bodemvoedselweb). Beide boeken zijn vlot vertaald en aangenaam om te lezen. Vakjargon wordt vermeden en indien toch bepaalde vaktermen gebruikt worden, zijn ze goed uitgelegd. Nederlandstalige uitgave: Jeff Lowenfels & Wayne Lewis, Het bodemvoedselweb, alle kleine beestjes helpen en Phil Nauta, Bodem in balans, gezonde planten in een gezonde tuin, beide uitgegeven door Uitgeverij Jan Van Arkel, kan je bestellen via www.clubgroen.nl. Permacultuur Magazine | 35 2 1 e g a p Kids + 2 1 e g a p s Kid Verslagje van de speurtocht met OCCII Kinderpret Festivalinterviews Op het permacultuurfestival 2015 deden Jonathan, Erik en Daantje mee aan de debatworkshop voor jongeren. Het was vreselijk warm, maar drie uur lang hebben zij met elkaar en anderen gesproken over dierenrechten. Omdat debatteren meestal betekent dat iedereen zijn eigen mening hard verdedigt en niemand naar elkaar luistert, pakten zij het anders aan. Samen maakten zij een grote mindmap waarin zij zich oefenden om op elk antwoord steeds een nieuwe vraag te stellen. Daardoor raakten ze heel bedreven in het stellen van vragen en het interviewen. Tot slot kregen de drie deelnemers een oorkonde: ‘super-filosoof, super-journalist en super-politicoloog’. Hieronder staan de interviews die Jonathan bij twee van de festivalbezoekers afnam. De Avonturenspeurtocht op het Permacultuur Festival 2015 door de Landbouwers van OCCII Kinderpret. Op het heetste moment van de warmste dag van het jaar gingen we met 25 dappere kids op zoek naar de koffer met gestolen bloemenzaadjes. Die waren nodig voor de workshop ‘Zaadbommen maken’! We gingen eerst binnen de kasteelmuren aan mensen vragen of ze een koffer hadden gezien. We kwamen toen ook wat vreemde linten tegen waarop in het Engels stond: Je mag het feest niet verlaten! Dat deden we toen juist wel. Daarna vonden we een lege jerrycan met een doodskop en de naam Monsanto. Dat betekent natuurlijk: gif! Ergens in het gras zat een heel bleke vlinder. Ze was ziek geworden nadat ze uit een bloem had gedronken. Al haar kleuren waren eraf gevallen! Dwars door het bos verspreid vonden we heel veel kleuren en de vlinder fleurde weer een beetje op! De spin had geen eten meer omdat veel insecten dood waren gegaan aan het gif. We hielpen hem een nieuw web te maken. De oorwurm wilde ten strijde trekken tegen Monsanto en we maakten daarom insectenmaskers. De regenworm vertelde dat de bodem ook vervuild was en we hielpen om nieuwe vruchtbare aarde te maken. Vervolgens deden we met de bijenkoning een dans om de weg naar de Monsantofabriek te vinden! Monsanto was niet thuis, maar we vonden wel de zaadjes terug. Tenslotte besloten we van de fabriek een insectenhotel te maken! Hèhè, nu konden we dan eindelijk aan de zaadbommen beginnen. 36 | Permacultuur Magazine EERSTE INTERVIEW Jonathan: Humus MR HUMU S HALLO, IK BEN MR HUMUS ik zorg voor de plantjes!” Hoe dan ? KOM MEE OP AVONT UUR Ik vang het regenwater in de bodem op... ...zodat de plantjes ook in droge tijden weer genoeg te drinken hebben! DIT IS EEN INITIATIEF VAN [email protected] | [email protected] Hebben dieren dezelfde Graansma rechten als mensen? Foto: Heeltsje Geïnterviewde 1: Ja, omdat dieren en mensen natuur zijn, hebben ze dezelfde rechten. J: Als ze dezelfde rechten hebben, waarom slachten mensen dieren dan af en doen dieren dat niet? G1: Dieren slachten mensen toch ook af als ze zichzelf verdedigen? J: Maar als mensen dieren niet afslachten, zouden zij zich ook niet hoeven te verdedigen tegen mensen. Zou dat een mogelijkheid zijn? G1: Daar ben ik het met je eens, ik vind dat mensen minder dieren moeten doden. J: Zou dat het probleem oplossen? G1: Ja, ik denk het wel. J: Wat zou jij doen? G1: Ik probeer minder vlees te eten en ik probeer niet dieren te eten die een slecht leven hebben gehad. J: Als je dat doet, denk jij dat het dan de wereld helpt? G1: Ja, dat denk ik. tweede INTERVIEW Jonathan: Hebben dieren dezelfde rechten als mensen? Geïnterviewde 2: Nee. J: Waarom niet? G2: Neem bijvoorbeeld mijn konijn. Als hij recht heeft op de dingen die de mensen mogen, dat zou onmogelijk zijn. Hij heeft het recht op vrijheid, maar dat wil ik niet. J: Neem bijvoorbeeld de olifant. Daar zijn er veel minder van, maar toch heeft hij minder rechten? G2: Ja, als hij geld had, dan zou hij ook hetzelfde kunnen hebben, maar dat kan hij niet. J: Mensen jagen op dieren, maar dieren mogen niet mensen vermoorden. Waarom niet? G2: Omdat mensen hoger zijn dan dieren. Maar toch ben ik er tegen dat mensen dieren eten, dus ben ik vegetarisch. J: Hebben dieren onderling dan dezelfde rechten? G2: Als alle dieren dezelfde rechten hebben zou het heel moeilijk worden. Dat komt omdat je dan geen muggen of teken mag vermoorden. Het jaar van de bodem Vind je het leuk om een echt permacultuur-tuinontwerp te maken? Dan kun je zo met papier en potlood aan de slag. Probeer papier van minimaal A3-formaat met ruittjes te vinden. Gebruik een scherp 2B potlood en houd de punt scherp met een klein schuurpapiertje. Koop een setje dikke, zachte kleurpotloden die bedoeld zijn voor kleine kinderen; die geven lekker kleur af. Echte pastelpotloden zijn ook fijn. Zet eerst de plattegrond uit. Meet dan je tuin op met grote stappen en gebruik voor elke stap 2 ruitjes. Je kunt ook een plattegrond verzinnen, dat is net zo leuk. Bepaal het noorden (en dus ook het zuiden waar de zon staat). Teken het huis, de woonplek, in en trek dan in grote lijnen de 6 permacultuurzones. Wil je weten wat permacultuurzones zijn? Kijk dan op tuinsmakelijk.nl/permacultuur. Daar vind je ook welke planten en dieren in welke zone thuis horen. Vind je tekenen lastig maar houd je wel van bedenken en composities maken, gebruik dan een tuin-tekenprogramma. Er is gratis software voor op je PC: smartdraw. com/software/landscape-software.htm. Op onderstaande site maken ze gebruik van SketchUp. Dit is een programma waar je van alles mee kunt tekenen. Op de site vind je een hele cursus tekenen van je tuin erbij: tuinenbalkon.nl/maak-gratis-je-eigen-tuinontwerp-met-google-sketchup. TIP: Op permacultuur-magazine.eu/kids vind je alle links handig bij elkaar. Heb je een mooi ontwerp gemaakt, zend dat dan naar ons in! jij ervan En… wat vind en doden? r ie d n e s n e m dat Permacultuur Magazine | 37 Draag je steentje bij … foto’S Yggdrasil auteur Lucrèce Roegiers Opbouw van een kruidenspiraal 6. We beginnen st eeds een nieuwe rij stenen tot we hele maal boven zijn. W e vullen binnenin st eeds verder aan m et steengruis en zand : luchtgaten zijn ongewenst! ­ steeng dig: kasseien, 1. Dit heb je no een ton. ruis, zand en een e steen, een buis, 5. Een uitstekend in­ in de buitenmuur schaal, … kunnen or als ornament of vo gebouwd worden er nt wi de uid dat in een pot met een kr binnen moet. 2. Als ondergrond een betonnen plaat, een terras of een fundament. We leggen de onderste rij stenen gedeeltelijk uit zodat we met een kruiwagen nog steen­ gruis en zand kunnen invoeren. . Nu eine bocht ligt er 7. De laatste, kl st po m dun laagje co strooien we een ­ le he Binnenin gaat (1cm) bovenop. za of vel. grond, compost maal niets van 3. Puin en zand wordt binnenin opge­ hoopt. Aan de buitenkant stapelen we kasseien waarbij we op regelmatige afstanden een nieuwe rij beginnen. 38 | Permacultuur Magazine t westkan t­ of oost s e w o d r o t o bio p. e no als natte 4. Aan d in n o t at kleine e een ervoor d graven w n e g r o z is n erin aken. Zo De stene r uit ger e e w r e en inderen. zoogdier er voor k ig il e v k o het o 8. Laatste fase is de aanplant. Kruiden uit kleine containers worden op de juis­ te plaats gezet. Hou hierbij rekening met zon­schaduw en de windrichting. Zo vraagt rozemarijn een plek beschut tegen noordoostenwind. Waarom een kruidenspiraal aanleggen? Een kruidenspiraal staat nogal eens model voor ‘permacultuur’. Misschien is dat zo omdat meerdere ontwerpprincipes erin verwerkt zijn. Toch hoef je geen kruidenspiraal aan te leggen als bewijs dat je aan permacultuur doet. Een kruidenspiraal leg je aan omdat je graag aromatische kruiden wil gebruiken die groeien in een omgeving die de natuurlijke biotoop van de planten zo goed mogelijk nabootst. Wij hebben hier niet het klimaat, noch de grond voor mediterrane kruiden, maar we kunnen wel gedeeltelijk tegemoet komen aan de wensen van die kruiden. Voor de aanleg van een kruidenspiraal nemen we volgende richtlijnen in acht. Richtlijnen We leggen de kruidenspiraal aan op de meest zonnige plek van de tuin en liefst zo dicht mogelijk bij de plaats waar we de kruiden willen gebruiken. Als beide niet te verenigen zijn krijgt de meest zonnige plek voorrang. We maken een arme maar mineraalrijke biotoop die goed waterdoorlatend is. Daarom gebruiken we enkel stenen, steengruis en fijn zand. Aan de buitenkant leggen we stenen die de zonnewarmte opnemen, zij geven de warmte door naar het midden dat ook uit stenen en steengruis bestaat. Zo creëren we een warmere biotoop die ’s nachts slechts langzaam afkoelt. We gebruiken bij voorkeur stenen van afbraak: afval krijgt zo een nieuwe bestemming. De kruidenspiraal is enkel geschikt voor warmte- en droogteminnende kruiden. Ze hoeven dan ook nooit extra water te krijgen. De ton met water dient als drinkplaats en biotoop voor onze natuurlijke medewerkers zoals vogels, kikkers, insecten. Daarom moet de ton ook 60–80 cm diep zijn zodat niet al het water verdampt in de zomer en het water niet tot op de bodem bevriest in de winter. Permacultuur Magazine | 39 BeLeid Van cijferobsessie naar holistische aanpak 9. Plant de kruiden voldoende ver uiteen, ze groeien immers snel en de meeste ervan verdragen geen schaduw. 10. In de ton vind en waterplanten ee n geschikte plaats. 11. De kruiden breiden zich vlug uit, terwijl het enige onderhoud bestaat uit snoeien. 12. Na enkele jare n spreekt de krui ­ denspiraal al onze zintuigen aan met zijn geurige en kleu rige kruiden. 40 | Permacultuur Magazine Met volle treinen en bussen zouden we eind november naar Parijs trekken. Inzet was de grote klimaatmars naar aanleiding van de klimaattop van de VN. De zoveelste internationale klimaattop, de zoveelste opflakkering van hoop, een nieuw cruciaal moment om onze politici wakker te schudden. Als gevolg van de dramatische gebeurtenissen op 13 november is de massamanifestatie in de Franse hoofdstad echter niet door kunnen gaan. “Logisch”, zeggen velen. En toch. “Olie en terrorisme, olie en klimaatverandering: de causale linken zijn duidelijk aanwezig”, zegt Anneleen Kenis in een opiniestuk in De Wereld Morgen, daags na de aanslagen. “We leven in een interdependente wereld en het is essentieel de connecties te zien tussen allerlei problemen en uitdagingen waar we vandaag voor staan.” Op het moment van dit schrijven was nog niet bekend wat de klimaattop zou opleveren. Ook volgens Climate Express, een groep politiek ongebonden vrijwilligers die al maandenlang de mobilisatie vanuit België aan het organiseren was, draait het in elk geval niet alleen om het klimaat, maar ook om waardig werk, gezondheid, mensenrechten, ongelijkheid, migratie en échte democratie. Dit gegeven is hoopgevend: dat er mensen zijn, ongebonden individuen, die zich verbinden om een beweging op gang te trekken. Een beweging die zich niet focust op één thema (hier: klimaatverandering en de reductie van de CO2-uitstoot) maar oog heeft voor de verbanden tussen dat thema en allerlei andere maatschappelijke uitdagingen. Een dergelijke holistische aanpak is net iets waar politici en ambtenaren het erg moeilijk mee heb- ben: zij houden er meer van om zich te focussen op één probleem en dat zo goed mogelijk te becijferen, daarbij abstractie makend van de hele context (want dat is iemand anders’ bevoegdheid). Een dergelijke benadering leidt zelden tot goede oplossingen. Megalomaan klimaatbeleid In z’n artikel “Climate Change, the Bigger Picture”, daagt ook Charles Eisenstein ons uit om klimaatverandering in een veel bredere context te bekijken. Het draait volgens hem niet alleen maar om het terugdringen van de CO2-uitstoot. Het klimaat zal zich alleen maar stabiliseren als alle daarmee verwante systemen zich stabiliseren. Hij illustreert dit op een treffende manier met het Tehri Dam project op de Bhilangana-rivier in Indië, een megalomaan initiatief dat door de voorstanders ervan bejubeld wordt omwille van onder meer de CO2-reductie die het heeft teweeg gebracht. De Tehri Dam zelf is met een hoogte van 260 m en een oppervlakte van 52 km2 één van de grootste van de wereld. De reeds geïnstalleerde capaciteit is 1000 Megawatt en zal oplopen tot 2400 Megawatt wanneer het project (met de bijkomende Koteshwar-dam stroomafwaarts) helemaal afBeelding … auteur Esmeralda Borgo operatief zal zijn. Daardoor kan heel wat CO2 vermeden worden, zo stellen de voorstanders. Het gehele project heeft echter enorm veel schade aangericht. Ongerepte ecosystemen zijn onder water komen te staan. Oude, nauw met de natuur verbonden landbouwsystemen gingen verloren. Meer dan honderdduizend dorpelingen moesten het gebied ontruimen. Zoveel mensen die elders een nieuw leven moesten opbouwen. Cijfers moesten aantonen dat hun levens erop vooruit gingen: ze werden elders gehuisvest in grotere woningen met beter sanitair en elektriciteitsvoorziening. Zaken die niet in cijfers uit te drukken waren, of die men de moeite niet waard vond om te meten, werden genegeerd: het verlies aan tradities, sociale banden, herinneringen en oude kennis. Dergelijke megalomane projecten vervangen zelden een bestaande kolencentrale, ze komen er in de praktijk gewoon bovenop. Toch komen grootschalige waterkrachtcentrales vaak in aanmerking voor koolstofkredieten in het kader van het zogenaamde Clean Development Mechanism (CDM) uit het Kyoto-protocol. Via CDM kunnen industrielanden of grote bedrijven de CO2-uitstootverminPermacultuur Magazine | 41 Permacultuur Bloem dering die ze zelf niet realiseren in eigen land Het compenseren door te investeren in permacultuur avontuur begint met de Ethiek en Ontwerp Principes en voert door de diverse vereiste sleuteldomeinen om tot een duurzame samenleving klimaatvriendelijke projecten indomeinen, ontwikte komen. Het spiraliserend ontwikkelingspad verbind deze aanvankelijk op individueel en plaatselijk niveau, later voert het naar het gezamenlijke en globale niveau. kelingslanden. Er valt geld te verdienen Sommige specifieke ontwerpgebieden, -systemen en oplossingen worden in verband gebracht met bredere permacultuur inzichten. met hieronder het klimaatprobleem! RENTMEESTERSCHAP OVER LAND & NATUUR Rentmeesterschap over Land & Natuur Bio-intensief tuinieren Bostuinieren BOUWEN Holistisch plattelandsbeheer Natuurlijke Sequentie Landbouw winnende Aarde moeilijk Bosbouw in cijfers te ZorgZaad voor Organische landbouw Natuurlijke bosbeheer Biodynamische landbouw Geïntegreerde aquacultuur vatten Natuurlijke landbouw Wild oogsten & jagen Contourvolgende waterwinning Verzamelen Het eerste Bouwen ethische principe van permaPassieve zonneënergie cultuur betreft de zorgOndergronds voor bouwen onze bouwen Aarde. Natuurlijke bouwmaterialen Natuurrampenbestendig Waterwinnig & water hergebruik Zelf-bouw Architectuur Klinkt eenvoudig, maarPatronentaal dit voorbeeld Gereedschap & Techniek toontHergebruik aan&dat zogenaamde maatregelen creatief kringlopen Cogeneratie Handgereedschap Micro-hydro- & kleinschalige Fietsen windenergie om milieu en natuur teFeed-in beschermen Efficiënte & schone houtkachels duurzame energieproductie van organisch afval Energie opslag somsBrandstoffen compleet hun doel voorbij schieHoutvergassing Overgangstechniek BioKool van snoeiafval ten. Door zo& sterk Onderwijs Cultuur te focussen op cijfers, Thuisscholing Sociale ecologie worden een heleboel zaken genegeerd. Vrijeschool Action Research Amateurkunst & muziek Overgangscultuur Vooreerst zijn& Geestelijk heel watWelbevinden zaken niet in Gezondheid Thuis bevallen & borstvoeding Yoga, Tai Chi & andere lichaam cijfers te vatten. Denk aan de teloorgang Aanvullende & holistische & geest disciplines geneeskunde Sterven met waardigheid Spirituele plaatsen & natuurbeleving van hele ecosystemen en de oude kennis Financiën & Economie en cultuur in bovenstaand voorbeeld. Lokaal & regionaal geld WWOOFing & soortgelijk Carpooling, buurtauto vrijwilligerswerk Ethische investeringen Verhandelbare energiequota Ten tweede gaat& een aantal zaken nooit eerlijke handel Levenscyclus analyse & Boerenmarkt & Gemeenenergieboekhouding gemeten worden, schapsondersteunde landbouweenvoudigweg omdat Eigendom & Burgerlijkacht. BestuurDenk aan de menLand ze niet belangrijk Coöperaties & verenigingen Traditioneel & Historisch Gebruiksrecht Centraal wonen & Ecodorpen Open Space Technology & Polderen opslag van CO2 in de bodems van de traditionele landbouwpraktijken die door de lokale boeren werd toegepast vooraleer deze het gebied moesten ontruimen. En ten derde geven de cijfers een illusie van voorspelbaarheid en controle en verlies je ongewenste en onbedoelde gevolgen uit het oog. Zo valt te betwijfelen of de megadam op de lange termijn wel degelijk tot een lagere CO2-uitstoot zal leiden. De nu verstedelijkte dorpelingen zullen immers overgaan tot een meer koolstofintensieve levensstijl. De dam zelf zal wellicht ook bijdragen tot meer industrialisatie. Elke energiecentrale draagt bij aan een infrastructuur die honger heeft naar steeds meer. LAND EIGENDOM & BURGERLIJK BESTUUR GEREEDSCHAP & TECHNIEK Ethiek en Ontwerp Principes FINANCIËN & ECONOMIE ONDERWIJS & CULTUUR GEZONDHEID & GEESTELIJK WELBEVINDEN Dit werk wordt verspreid onder de Creative Commons licentie Attributie Niet-commercieel Geen Afgeleide Werken 2.5 Australia License. Om een kopie van deze licentie bekijken, bezoek http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.5/au/ of stuur een brief aan Creative Commons, 171 Second Street, Suite 300, San Francisco, California, 94105, USA. Deze “permacultuur bloem” zijn bewerkt naar het boek “Permaculture: Principles & Pathways Beyond Sustainability” van David Holmgren. Dutch Permacultuur Flower Poster 1.0. Vertaling naar het Nederlands: Leo Bakx, aardwerk.org. Hoeveel geld zijn onze oceanen waard? Niet alleen milieuvoordelen worden in cijfers uitgedrukt, er zijn zelfs al meerdere oefeningen gedaan om de waarde van ons milieu uit te drukken in monetaire cijfers. In 2010 brachten de Verenigde Naties een studie uit die beter zicht moest geven op de kosten en baten van biodiversiteit: The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Bedoeling was om de maatschappelijke opbrengsten van biodiversiteit en de kosten van de achteruitgang van ecosystemen te becijferen. Door ecosysteemdiensten (diensten die ecosystemen bieden voor onze maat- 42 | Permacultuur Magazine schappij) in geld uit te drukken, hoopte men dat die ecosystemen meer naar waarde zouden worden geschat en ze minder snel zouden moeten wijken voor economische activiteiten. Zo schatte het TEEB de totale kostprijs van de wereldwijde ecosysteemverliezen op 250 miljard dollar per jaar, 2 à 5 procent van het mondiale BNP. Dit jaar nog berekende het Wereldnatuurfonds (WWF) hoeveel de oceanen waard zijn: meer dan 24 biljoen dollar of 24 miljoen keer een miljoen. Hoe diep moet je als maatschappij zinken om zelfs het onschatbare in economische termen te willen of moeten uitdrukken opdat het toch nog zou passen in het neoliberale model? Reductionistisch beleid faalt In de aangehaalde voorbeelden gaat het telkens om een zekere overmoed waarbij we geloven dat we alle gevolgen van ons handelen kunnen voorspellen en controleren. Onze overheden hebben een blind vertrouwen in wiskundige modellen die ze dan ook als basis hanteren om belangrijke (beleids-)beslissingen te nemen. We zijn er zo sterk van overtuigd dat we oorzaken perfect kunnen identificeren en dat we de realiteit kunnen begrijpen door variabelen te ontleden en te isoleren. De realiteit in het veld is helaas veel complexer dan dat. Onze Aarde is een ingewikkeld levend systeem. Alle ecosystemen zijn afhankelijk van een web aan interacties tussen allerlei levende en niet-levende onderdelen. In plaats van het lineaire, cijfermatige denken focussen we ons beter op al die interacties op alle niveaus. Problemen gaan we niet oplossen met louter lineaire strategieën, waarbij de focus telkens afzonderlijk ligt op het optimaliseren van één cijfer, of het nu gaat om een CO2-reductie, de beperking van de ammoniakdepositie of een betere financiële opbrengst, daarbij abstractie makend van de verdere context. meer komen te liggen op kwaliteit en intrinsieke waarden. Zorg voor de Aarde staat bovendien niet los van ‘zorg voor de mens’ en ‘eerlijk delen’, de twee andere ethische principes van permacultuur. Kortom, bij het zoeken naar oplossingen voor problemen, moet beter bekeken worden hoe dat kan gebeuren in samenwerking met de natuur en de lokale mensen. En dan duiken maatregelen op die vanuit een holistische benadering interessant zijn en rekening houden met de beperkte milieugebruiksruimte. Maar die tegelijk ook een vergaande ommezwaai van de huidige praktijk vergen … Op vlak van voedselproductie krijg je dan een beleid dat instrumenten inzet om zo lokaal mogelijk de kringlopen te sluiten en de bodem te herstellen en te beschermen waardoor zo min mogelijk externe inputs nodig zijn, een beleid dat er ook over waakt dat boeren een eerlijk inkomen kunnen krijgen zodat ze die taken volwaardig kunnen invullen. Een interessante vorm hierbij is de CSA (Community Supported Agriculture). Bij een CSA betalen de consumenten (de leden) een jaar op voorhand voor de oogst van de boer. Op die manier zijn ze samen verantwoordelijk voor een gezonde en milieuvriendelijke productie en wordt de overvloed (of de schaarste in minder goede jaren) gedeeld. Een goed klimaatbeleid zal er niet langer naar streven allerlei uitwegen te zoeken om CO2-uitstoot te compenseren of om andere energiebronnen aan te boren (zoals kernenergie en grootschalige waterkrachtcentrales), maar zal actief initiatieven ondersteunen die effectief tot verbeteringen leiden, zoals nieuwe woonvormen in kleinere huizen of zelfs cohousing, waarbij het energiegebruik eenvoudigweg beperkter is. Wegen kunnen zo aangelegd worden dat ze absoluut voorrang geven aan de zwakke weggebruikers en het autoverkeer ontmoedigen. Fiscale maatregelen moeten een fietscultuur en het openbaar vervoer stimuleren in plaats van de bedrijfswagens zoals vandaag het geval is. Overheden kunnen veel actiever een deeleconomie ondersteunen (bijvoorbeeld via de hiervoor noodzakelijke informatietechnologie). Bij een deeleconomie staat het delen van producten (voedsel, auto’s, …) en collectief consumeren centraal. Hierdoor zijn minder materialen nodig, maar bovendien stimuleert het de sociale cohesie. Permacultuurbloem en klein verzet Voorbeelden zijn legio en zie je ook weerspiegeld in de ‘permacultuurbloem’, die weergeeft hoe de ethische permacultuurprincipes kunnen doorgetrokken worden in alle facetten van de maatschappij: niet enkel voedselproductie, maar ook wonen, bouwen, onderwijs, financiën, enzovoort … Sommige van dergelijke initiatieven worden ondersteund door (lokale) overheden, maar het blijft marginaal. De deeleconomie staat immers in schril contrast met de actuele groei-economie binnen het neoliberale maatschappijmodel zoals we dat vandaag kennen en waar onze overheden helemaal in verstrikt geraakt zijn. Voorlopig moet het van onderuit, van ons individuen, komen. En daar beweegt heel wat. Journaliste Tine Hens trok door Europa en bracht in haar boek “Het klein verzet” allerlei initiatieven in kaart van mensen die, uit engagement of uit noodzaak (of allebei), werken aan een solidaire economie van de nabijheid. “Een verhaal van mensen die van Groot-Brittannië tot Griekenland, van Denemarken tot Portugal heel hard trappen om niet zo snel vooruit te gaan. Maar die op hun manier wel hun straat, wijk, dorp of stad een andere richting op duwen.” Daar ligt onze toekomst! Meer weten? • www.dewereldmorgen.be/ artikel/2015/11/18/verzet-tijdensklimaattop-is-nu-meer-dan-ooit-nodig • Eisenstein, C., Climate change: the bigger picture • www.resurgence.org/magazine/ article4147-climate-change-thebigger-picture.html • www.worldwildlife.org/ publications/reviving-the-oceanseconomy-the-case-for-action-2015 • www.teebweb.org • Tine Hens, Het klein verzet, uitgeverij EPO Strip Naar een holistisch beleid Beleid moet meer holistisch worden. Zorg voor de Aarde is geen kwestie van alle onderdelen en interacties opdelen en elk afzonderlijk becijferen en optimaliseren. Bij het zoeken naar verbeteringen, moet de aandacht gaan naar het natuurlijk ecosysteem met al z’n onderdelen en interacties, en dat op elk niveau: van het globale tot het lokale. De focus moet veel Permacultuur Magazine | 43 R e po r t a g e Permacultuurtuinderij De Veldhof Een nieuwe CSA in Gorssel Genesteld in een bosrijke omgeving nabij Deventer, steekt een drietal hoofden net boven de groentes uit. Op deze 1,7 hectare Gorsselse grond is sinds deze zomer één van de eerste permacultuurtuinderijen in Nederland opgezet. We zijn op bezoek bij permatuinders Valérie van Dijck, Frans Kaal en Meike Gottenbos. Foto: Janet Ossebaard Frans is een local met een grote voorliefde voor alles wat met natuur te maken heeft. Frans: “Als kleuter was ik al stekjes aan het maken om weg te geven, dus dat is gewoon genetisch al vastgelegd. Ik heb me er al heel lang onprettig bij gevoeld dat ik niet in het groen zat.” Na vijf jaar de mariniersopleiding te hebben gevolgd, besluit hij dan ook naar zijn tintelende groene vingers te luisteren. Frans doorloopt verscheidene groene beroepen en is nu de trotse mede-oprichter van De Veldhof. Door Mali Boomkens en Henk Eshuis namens Toekomstboeren Toekomstboeren is de vereniging voor nieuwe en toekomstige boeren. Hun eerste bundel, Permacultuur en Voedselbossen, is te verkrijgen via toekomstboeren.nl. Foto: Janet Ossebaard 44 | Permacultuur Magazine Tijdens verschillende basiscursussen en jaartrainingen kwamen Meike en Valérie in aanraking met de beginselen van de permacultuur. Een jaar geleden volgden ze beide de reizende permacultuuropleiding bij Taco Blom, een vervolgopleiding die meer gericht is op werken met permacultuur op een wat grotere en professionelere schaal. In deze periode wordt Taco benaderd door enkele bewoners uit Gorssel (gemeente Lochem) die het idee Jarenlang zit Valérie op kantoor, maar ontdekt ze gaandeweg dat ze haar ei beter kwijt kan in permacultuur en eetbare tuinen in Den Haag. Ze stelt zich in eerste instantie helemaal niet voor om er haar werk van te maken, maar nu staat ze toch ineens als permacultuurpionier aan de start van het uitdagende project ‘De Veldhof’. Naast de tuinderij doet ze het secretariaat van Permacultuur School Nederland. Ze hoopt na haar verhuizing naar een dorpje nabij Deventer haar passie voor eetbare tuinen verder te kunnen ontwikkelen. opperen voor een permacultuurtuinderij en hem om advies vragen. Taco grijpt deze kans om zijn leerlingen hier bij te betrekken en vraagt Meike en Valérie na de opleiding of ze gelijk aan de slag zouden willen. Deze uitdaging willen ze maar al te graag aangaan. Valérie: “Het klonk zo fantastisch want hij begeleidt het ook. Dat maakt ook een heel groot verschil, Meike heeft haar passie voor gezond voedsel, duurzaamheid en lokale zelfvoorziening geleidelijk zien groeien. Na te hebben gewerkt in een natuurvoedingswinkel, vertrekt ze voor een tijd naar een woon-werkgemeenschap in Frankrijk. Eenmaal terug in Nederland wordt ze medebeheerder van een buurtmoestuin in Delfgauw, werkt ze bij een stadsboerderij en raakt ze betrokken bij verschillende lokale voedselinitiatieven. Meike: “De Veldhof sluit zo mooi aan op het voorgaande en staat dichtbij mijn idee over het vormgeven van een voedselsysteem dat beter en eerlijker is voor mens en natuur.” want dan is het bijna een cadeautje voor ons om zoveel van Taco te mogen leren.” Pas wat later komt Frans in beeld. In een lokaal krantje leest hij een oproep voor geïnteresseerden in het opzetten van een permacultuurtuinderij in Gorssel. Frans: “Dat was meteen een vonk die Permacultuur Magazine | 45 oversprong. Ik ging rondkijken hier in de buurt bij een aantal boeren die ik ken op de Enk van wie ik wist dat ze wel interesse hadden.” Zijn zoektocht naar grond wordt al snel opgepikt door anderen in de omgeving en leidt tot de vondst van een paardenwei waarvan de eigenaar wel te porren is voor zo’n initiatief. Niet lang daarna voegt Frans zich bij het team van Valérie, Meike en Taco. Het is een ideale plek voor hem om zijn ecologische kennis op te bouwen met zulke ervaren permaculturisten aan zijn zijde. Ontwerp en start De tuinderij zal uiteindelijk ingericht worden naar voorbeeld van Samenland, de tuinderij van Taco in Sint-Truiden (België). Het wordt dus geen voedselbos maar een tuinderij met bosranden. Op dit moment staan er alleen eenjarigen en is het nog geen permacultuursysteem. De toekomstige bosranden zijn nu al wel zichtbaar door de boompalen waar dit najaar in totaal 75 fruitbomen zoals appels, pruimen en peren gepoot zullen worden. Daarnaast komen onder andere bessen en bramen om de bosrand compleet te maken. Steun van verschillende kanten De permacultuurcoöperatie heeft het land voor tien jaar gepacht, waarna zij waarschijnlijk recht op koop zal hebben. Frans, Valérie en Meike kunnen met een lening van de coöperatie een fijne start maken en mogen het land blijven gebruiken voor zolang zij willen. Valérie: “Ik hoop dat dit voor altijd is en dat is ook onze intentie. Daarom hebben we het onder de coöperatie gebracht, want dan is de continuïteit gewaarborgd.” De Veldhof is niet het enige bedrijf dat bij de permacultuurcoöperatie is aangesloten. Zo zijn onder anderen Linder van den Heerik en Alex Schreiner net begonnen in Sint-Oedenrode, Bregje Hamelynck in Sijbrandaburen en Marcel en Cissy Singerling in Emst. Hun verbondenheid met de coöperatie heeft als voordeel dat ze elkaar kunnen steunen. Het is uiteindelijk dan ook de bedoeling dat ze gezamenlijk zaden, planten en bomen inkopen. Behalve steun vanuit de coöpeFoto: Marc Siepman ratie, lijkt het alsof Frans, Valérie Na de eerste drie randen is er midden en Meike alleen maar geluk komt toeop het terrein een aarden wal. Die zal waaien met lokale steun die ze van alle kanten ontvangen. Zo worden hen om de gaan fungeren als zone 5, een onbeheerd strookje natuur waarop Gorsselse hei haverklap giften van omwonenden aangeboden, zoals zaden en een wielschoffel. komt te groeien op relatief veel zuurdere grond. Op deze manier wordt een Daarnaast woont een gemeenteraadslid microklimaat gecreëerd dat weer gunstig alle vergaderingen van de tuinderij bij en is voor de rest van de tuinderij. Achter wil de gemeente lokale initiatieven nu de wal komen dan nog eens twee à drie een podium geven, waarvan De Veldhof bosranden. de eerste zal zijn. Valérie: “We voelen ons Voor De Veldhof, stond hier zo’n vier jaar wel welkom.” lang grasklaver – al een fijne start voor 46 | Permacultuur Magazine de bodemvruchtbaarheid. De eerste 30 tot 35 centimeter van de bodem is zwarte grond en daaronder bevindt zich kaal zand. De grasklaver is met de rest van de begroeiing in de eerste 10 centimeter gefreesd. Vervolgens is er zo’n 90 ton compost aangebracht op het eerste gedeelte naar behoefte van de eenjarige aanplant. Later komt er nog eens 90 ton compost bij voor het achterste gedeelte. Daarna zou de bodemvruchtbaarheid behouden kunnen worden door enkel het inzaaien van groenbemesters, mulching en compostering. Om de tuinderij is ook een hoog hek gezet tegen wilde dieren zoals reeën en konijnen. Frans: “Als er straks ook kippen komen, wordt het een grotere uitdaging om de marters en vossen buiten te houden.” Die kippen moeten straks ook mee gaan helpen in de tuin door bijvoorbeeld een deel van het groenafval te composteren. Valérie: “Wat we ook willen, is de deelnemers bewustmaken van het hele proces, dat ze hun groente- en fruitresten weer terug kunnen geven aan ons waarna wij ze in de kippenren kunnen doen.” Een goede start Er is doorgerekend dat er met zes volledige dagen werk op het land maximaal 230 mensen in totaal gevoed kunnen worden. Daarbij is het fruit dat er in de toekomst bij komt nog niet meegerekend. Frans, Valérie en Meike steken elk twee dagen per week van maandag tot en met vrijdag hun handen uit de mouwen op het veld. Elke woensdag is het oogstdag en zijn er twee mensen aanwezig. De tuinders werken op basis van CSA (Community Supported Agriculture), maar in dit geval hebben de deelnemers zich niet zelf verenigd, maar is de CSA ondergebracht bij de coöperatie. Een half jaar geleden was de stap namelijk nog te groot voor veel lokale bewoners om zich te abonneren op een groentepakket. Na echter een succesvolle ontwerpdag in juni, waarbij Foto: Marc Siepman alle aanwezigen mee mochten denken over het uiteindelijke permacultuurontwerp van de tuin, en een plantdag in juli waarop 10.000 plantjes met hulp van vrijwilligers geplant zijn, lijkt veel vertrouwen gewonnen te zijn. Rond de opening op 1 september 2015 beginnen ze met vijftig abonnees – waarmee alle onkosten al gedekt zijn – en druppelen er sindsdien steeds meer binnen. Valérie: “Elke nieuwe abonnee betekent salaris.” Elke maand wordt er gekeken hoeveel er binnenkomt via de abonnees en andere inkomstenbronnen; het geld wordt verdeeld over de medewerkers. Binnenkort kan er ook al begonnen worden met het afbetalen aan de permacultuurcoöperatie. Ook dat is te overzien: gespreid over vijf jaar betalen en dat verdeeld over drie personen. Valérie: “Het is een heel fijn gevoel dat je gesteund wordt door een coöperatie. Uiteindelijk hebben zij ook het vertrouwen in ons, want zij zijn eindverantwoordelijk.” Toekomstdromen In de nabije toekomst hoopt de tuinderij ook aan restaurants af te kunnen zetten. Hiervoor zijn de eerste contacten al gelegd. Frans: “Dat is ook iets wat nu heel erg speelt in de regio, eetcafé’s of restaurants die zich echt willen profileren met lokale producten.” Daarnaast is er het idee om houdbare producten bij De Nieuwe Band in te kopen en deze ook aan de abonnementhouders aan te bieden. Zo kunnen ze tegen inkoopprijs het totaalpakket krijgen met op den duur ook het fruit erbij. Uiteindelijk dromen Frans, Valérie en Meike van een hof van Eden waar ge- zond voedsel, kennisuitwisseling, zorg, ontspanning en verbinding binnen de gemeenschap hand in hand gaan. Meike: “En ik hoop natuurlijk dat we andere mensen ook kunnen inspireren om zoiets op te zetten, want dat is hard nodig en het geeft veel voldoening.” Meer weten? Kijk op tuinderijdeveldhof.nl, www.facebook.com/tuinderijdeveldhof, en samenland.be. Foto: Janet Ossebaard Permacultuur Magazine | 47 Winterlicht Het magisch licht van een wintermorgen, gefilterd door een lichte mist, een rokerig landschap ontrolt zich. Droom ik nog? En slaap mijn droom voorbij? Mijn verwondering houdt nooit op. Wonderlijk, die verbazing. Joke Uit: “Liefde en Verwondering”, 2008 48 | Permacultuur Magazine foto Yggdrasil