Historische Informatiekunde

advertisement
1.1. DOELSTELLING
Historische Informatiekunde
1. Inleiding
1.1 Doelstelling
Dit boek dient als syllabus voor de colleges 'Historische Informatiekunde'. Het wil
vooral een overzicht bieden van de bestaande mogelijkheden om op een
microcomputer historisch onderzoek te doen. Het college is opgezet als een praktische
inleiding, d.w.z. dat actieve deelname aan de van jaar tot jaar wisselende oefeningen
er een wezenlijk deel van uitmaakt. Het is essentieel dat men voldoende vertrouwd
raakt met de computer, zodat men in de verdere carrière als historicus dit wezenlijke
hulpmiddel autonoom kan inzetten.
Voor de concrete invulling wordt steeds verwezen naar specifieke pakketten. Twee
criteria bepaalden de keuze daarvan: ten eerste komen in aanmerking pakketten die
een representatief aandeel van de markt in de Benelux bezetten in het betreffende
domein. Dat maakt het waarschijnlijk dat men later met een van deze pakketten in
aanraking komt. Ten tweede werden pakketten opgenomen die misschien minder
marktimpact hebben, maar toonaangevend mogen genoemd worden voor toekomstige
technieken.
Enige technische achtergrondkennis is noodzakelijk om de computer te kunnen
gebruiken. Toch ligt de klemtoon van dit boek niet op het computertechnische aspect.
Veeleer gaat het erom informaticahulpmiddelen op een optimale wijze bij het historisch
onderzoek en onderwijs te (leren) betrekken.
Een uiteenzetting over informatiekunde in het historisch onderzoek kan niet om de
drastische omwenteling heen die de personal computer in de gehele sector van de
cultuurwetenschappen heeft teweeggebracht. Niet alleen werden een aantal
vaardigheden, vroeger het domein van de drukkers, terug in de belangstelling van de
academici gebracht, zoals lay-out en zetwerk, de mogelijkheden van de
tekstverwerking hebben ook het auteurschap zelf ingrijpend veranderd. Schrijven werd
herontdekt als een interactieve, plastische activiteit en niet langer als louter een
hersenoefening.
De vormgeving van de gedachte heeft aan belang gewonnen. Daarbij wordt ook de
strenge scheidslijn tussen woord en beeld meer en meer doorbroken: teksten en
uiteenzettingen bieden een integratie van tekst, grafiek, geluid tot en met full-motion
video. Gegevensbanken gebruiken een ruim gegevensmodel dat geluid, beeld, tekst en
vormgevingselementen bundelt. Alleen een database voor parfums stuit nog op de
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 1
1.1. DOELSTELLING
eerder uitwendige beperking dat nog geen in- en uitvoerapparaten voor geur
beschikbaar zijn. De tekst wordt niet langer sequentieel gebracht, maar is
meerdimensioneel consulteerbaar (hypertext). De lezer is niet langer gebonden aan de
onontkoombare dwang van de gedachtengang van de auteur, maar kan een tekst op
eigen initiatief ontrafelen.
De koppeling van computers in lokale netwerken en tenslotte het wereldomvattende
Internet maken dat men zijn onderzoek nu kan verrichten in direct contact met collega's
op honderden kilometer afstand. Snelle feedback en ruime toegang tot secundaire
bronnen scheppen een wat ongewone context voor de hedendaagse historicus, waarbij
vooral de toenemende onoverzichtelijkheid en de massiviteit van de informatie voor
nieuwe uitdagingen zorgen. Een heel ander perspectief alvast dan dit van de
traditionele historische methodiek, waar men vaak vanuit een informatie-deficit een
totaalbeeld moet trachten op te bouwen. In de Internet-era zal eerder betrouwbare en
representatieve selectie van materiaal determinerend zijn voor een succesvolle
heuristiek.
Dit overzicht van het probleemgebied van de historische informatiekunde bestaat uit
een vijftal grote delen. Na een korte historische situering wordt in de eerste plaats
ingegaan op de technische infrastructuur die nu ter beschikking staat voor het
historisch onderzoek. Was dat voor een tiental jaren nog voornamelijk pen en papier,
gaandeweg heeft de informatica een weelde aan technologische vernieuwingen
aangebracht die de werkwijze aan de Letterenfaculteiten grondig heeft
dooreengeschud. De belangrijkste motor van deze omwenteling is ongetwijfeld de
personal computer. Het zal dan ook niet verbazen dat een groot deel van onze
aandacht naar dit platform zal gaan.
In het volgende deel wordt dieper ingegaan op het virtuele platform dat is ontstaan uit
de verregaande integratie van de verschillende computersystemen en lokale
netwerken tot een wereldomvattend netwerk of Cyberspace. Het is immers in dit WorldWide-Web of in de daarin opgenomen beschermde eilandjes of intranetten dat de
toekomstige intellectuele arbeid zich zal afspelen, of het nu gaat om onderzoek,
onderwijs of dienstverlening. Aandacht gaat daarbij uiteraard naar de vernieuwde
bibliotheekontsluiting die door dit alles wordt mogelijk gemaakt. Vervolgens worden de
traditionele toepassingen van de PC aangesneden, waarbij we ons beperkten tot wat
o.i. het meest relevant is voor de historicus: documentverwerking, met speciale
aandacht voor information retrieval, en tenslotte databanken, met een aanzet tot
datavoorbereiding voor diepergaande kwantitatieve analyse.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 2
1.2. INFORMATICA, INFORMATIEWETENSCHAP EN INFORMATIEKUNDE
1.2 informatica, informatiewetenschap en
informatiekunde
Om de historische informatiekunde correct te kunnen situeren is het nuttig een
onderscheid te maken tussen informatica, informatiewetenschap en informatiekunde:
• Informatica tracht tot algemeen geldende uitspraken te komen m.b.t. de
wetenschappelijke en technische aspecten van representatie en verwerking van
gegevens met behulp van automaten. Dit impliceert onafhankelijkheid t.o.v. de
toepassingsgebieden. Informatica wordt meestal aanzien als een synoniem van
computerwetenschap.
• Informatiewetenschap
bestudeert
het
verschijnsel
informatie
en
de
gemeenschappelijke kenmerken van de processen die de productie en het gebruik
van informatie faciliteren1. Zij richt zich momenteel in hoofdzaak op de digitalisering.
Informatiewetenschap heeft traditioneel bindingen met bibliotheek- en
documentatiewetenschap. Informatiewetenschap tracht deze fenomenen te
beschrijven op een abstract niveau, los van welbepaalde toepassingsgebieden.
• Informatiekunde is de leer van het toepassen van informaticahulpmiddelen op een
specifiek maatschappelijk of wetenschappelijk gebied, met als doel de productie, de
verspreiding en het gebruik van de informatie van dat gebied te faciliteren. Hier is
dus wel degelijk sprake van afhankelijkheid t.o.v. het toepassingsgebied (vgl.
bestuurlijke informatiekunde).
Het hier gehanteerde begrip "informatie" moet nader gepreciseerd worden. In de
informatica noemt men informatie het resultaat van gegevensverwerking. In die zin
bestudeert de informatica o.m. hoe met behulp van machines informatie kan worden
gewonnen uit "ruwe" gegevens. In de context van de informatiewetenschap heeft
informatie een meer inhoudelijke betekenis: het gaat om alle elementen die aan een
bepaald kennisgeheel kunnen worden toegevoegd. Informatie is m.a.w. wat de kennis
verder kan aanvullen. Het begrip "informatie" uit de informatiekunde tenslotte zal hier
bij aansluiten: informatie is wat de kennis in een bepaald wetenschapsdomein kan
aanvullen.
De historische informatiekunde ligt dus op het snijvlak van informatica,
informatiewetenschap en de geschiedwetenschap. Toch is zij primair een historische
specialisatie. Het beperkt bestek laat geen in extenso behandeling van de historische
informatiekunde toe. Veeleer gaat het hier om een inleiding tot het gebruik van de
computer in het historisch onderzoek. De aandacht gaat daarbij niet in de eerste plaats
naar de verwerking van kwantitatieve gegevens, maar veeleer naar de analyse van
teksten en tekstbestanden.
1 J. De Vuyst, “Informatiewetenschap en informatiemaatschappij”, in: Informatiewetenschap februari 1996, p.I 200-4
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 3
1.3. DE HISTORICUS EN DE COMPUTER
1.3 De historicus en de computer
Eens de historische informatiekunde in perspectief geplaatst, kan onze aandacht zich
richten naar de specifieke verwachtingen die de historicus t.o.v. het computerplatform
kan koesteren. Het is door de recente ontwikkelingen onnodig geworden de algemene
relevantie van de computer te bespreken, of de verschillende toepassingsgebieden
ervan alsnog in kaart te brengen. Zoals eenieder kan vaststellen, is de computer reeds
massaal doorgedrongen in de meest verscheiden economische sectoren. Aan de
universiteiten wordt het werk stilaan ondenkbaar zonder hulp van deze machines. We
kunnen ons dus rechtstreeks toespitsen op het nut van de computer voor de specifieke
bezigheden van de historicus. Daarin kunnen we een drietal dimensies onderscheiden:
het historisch onderzoek, het historisch onderwijs en de maatschappelijke
dienstverlening van de historicus.
1.3.1 De computer in het historisch onderzoek
Op het eerste zicht lijkt de inzetbaarheid van computers in het historisch onderzoek
eerder beperkt. Een belangrijk deel van de voorbereiding van historisch werk bestaat
uit het doorsnuffelen van stoffige, in overgrote meerderheid papieren archieven. Wil de
historicus reeds in deze fase van de voordelen van de computer genieten, moet door
de archivaris reeds voorbereidend werk geleverd zijn. In een aantal gevallen zijn
collecties van archieven op computer gecatalogeerd, en kan men alvast de stukken
makkelijker opzoeken via terminals. Een stap verder bestaat erin deelcollecties van
archiefstukken zelf te digitaliseren en in machine-leesbaar formaat te brengen. Meestal
wordt gekozen voor een combinatie van facsimile’s van het origineel in
computerbeelden, met daaraan gekoppelde transcripties in doorzoekbare en
gelemmatiseerde tekst. Los van z’n relevantie naar de ontsluiting van het archief toe,
wordt deze techniek ook gewaardeerd en ingezet als conservatiemethode. In dat geval
moet het scanwerk wel van de hoogst mogelijke kwaliteit zijn.
Eenmaal de bronnen uitgeplozen, volgt een faze van toetsing aan de bestaande
literatuur. Wat betreft bibliotheekontsluiting kan men zeggen dat de computer een
vaste plaats ingenomen heeft. Reeds sinds de jaren ’60 worden bibliotheekcatalogi op
computersystemen verwerkt. De middelen die nu ter beschikking staan van de
onderzoeker zijn haast ontmoedigend efficiënt: alleen al het LIBIS- (straks AMICUS)
systeem van de K.U.Leuven geeft toegang tot enkele miljoenen titelbeschrijvingen.
Toegang tot deze systemen, gekoppeld aan een goede kennis van zoeklogica, laat de
onderzoeker toe zich reeds vooraleer de bibliotheek te betreden een goed beeld te
vormen welke publicaties van belang zijn rond z’n onderwerp. Gespecialiseerde
bibliografieën zoals ‘Historie in Titel (HINT)’ brengen ook abstracts van de relevante
artikels.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 4
1.3. DE HISTORICUS EN DE COMPUTER
Eenmaal het materiaal verzameld, kan de computer een hulpmiddel zijn bij de
interpretatie. Vooral voor het verwerken van cijfermateriaal is de computer een
aangewezen partner. Dit biedt vele toepassingen in het demografische en
prosopografische onderzoek. Daarbij moet vooral gewezen worden op de opkomst van
de grafische benadering bij kwantitatieve analyses. Moderne software laat toe om via
grafische representatie de ‘topologie’ van een dataset te leren verkennen. Op die
manier kan men tot hypotheses komen die verder kunnen worden getoetst, b.v. via
multivariaten-analyse.
Ook de niet-kwantificeerbare gegevens kunnen echter goed met de computer beheerd
worden, of het nu gaat om teksten of om multimedia materiaal zoals beelden,
geluidsfragmenten of videoclips. Voor al deze media staat uitgekiende zoeksoftware ter
beschikking, waarin reeds heel wat heuristische know-how geconsolideerd is.
Tenslotte zal de computer onmisbaar zijn bij de redactie van een historische synthese.
Moderne tekstverwerkers bevatten voldoende kennis over document-architectuur om
een auteur efficiënt bij te staan in het redactionele werk. Dat kan gaan van hulp bij de
structurering van het document tot het aanmaken van indices. Het gemak waarmee op
elk moment aanpassingen kunnen worden gemaakt aan het manuscript leidt dikwijls tot
onafgewerkte documenten, maar kan ook aanleiding geven tot doorwerkte teksten van
een uitzonderlijke kwaliteit. Electronische publicatie brengt het bijkomende voordeel
met zich mee dat men kan afstappen van het loutere sequentiele document om te
komen tot een meerdimensionele hypertekst omgeving waarin de lezer de inhoud
vanuit de eigen aanknopingspunten kan doorwaden.
1.3.2 De computer in het historisch onderwijs
Hier moet men een onderscheid maken tussen het nut van de computer voor de leraar
zelf, en het nut van de computer als didactisch instrument in klasverband. Dat de
leraren individueel baat hebben bij een personal computer met internet-verbinding, zal
door weinigen in twijfel worden getrokken. Vooral omdat het World-Wide-Web zich
deels manifesteert als een erg exhaustieve encyclopedie, waar over elk onderwerp wel
enige basis-informatie te vinden is. Jammer genoeg is veel van die informatie
Engelstalig, wat een onmiddellijke toepassing in klasverband moeilijk maakt. Een
aantal projecten, zoals het Leuvense project "Analytisch raster voor de lectuur van
visuele en geschreven middeleeuwse bronnen2" o.l.v. Prof. R. De Keyser, moeten
hierin verandering brengen.
Om de computer in een historische onderwijscontext klassikaal in te zetten, moeten
toch nog heel wat hindernissen genomen worden. In de meeste gevallen is de
eenvoudige beschikbaarheid van een voldoende toegeruste PC-klas reeds een
2 http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/maerlant
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 5
1.3. DE HISTORICUS EN DE COMPUTER
probleem. Zelfs indien men daar vlot zou kunnen over beschikken, stelt zich nog de
vraag hoe men het effectief werken met de computer in verband kan brengen met de
aan te leren historische vaardigheden. Goede educatieve historische software zou zich
immers vooral daarop moeten toespitsen. Men kan niet anders dan vaststellen dat het
op dit ogenblik ontbreekt aan een degelijk Nederlandstalig aanbod te zake.
1.3.3 De computer en de historische maatschappelijke
dienstverlening
Er werd reeds aangestipt dat de computer in archief en bibliotheek een ideaal
instrument van collectie-ontsluiting is. Ook werd reeds gewezen op de mogelijkheden
om via digitale facsimile’s een kwetsbaar erfgoed aan documenten veilig te stellen.
Verder kan de computer worden ingezet om getrouwe historische reconstructies te
bekomen. Men denke maar aan de visuele weergave van de evolutie door de tijd van
een stratenplan, of een accuraat beeld van de beroepsbedrijvigheid in een bepaalde
wijk in een bepaalde periode.
Uiteraard kunnen de grafische representaties die bij demografische analyse gemaakt
worden (b.v. tijdreeksen e.d.m.) ook opgenomen worden in een historische synthese.
Het correct aanwenden van dergelijke kwantitatieve gegevens en de
verantwoordelijkheid om daaraan gepaste conclusies te verbinden, vallen echter buiten
het bestek van de informatiekunde als hulpwetenschap. Voldoende vertrouwdheid met
statistische technieken en de eigen aard van inductieve methoden moeten de
historicus behoeden om blindelings te vertrouwen in een grafische voorstelling.
Voor het ter beschikking stellen van bronnenmateriaal staan heel wat opties open. Zo
kan men kiezen voor distributie met CD-ROM (niet zelden wordt de CD-ROM als
product gekoppeld aan een boek of tijdschrift) of CD-I. Nadeel van de CD-I is dat het
leesapparaat niet erg verspreid is, in tegenstelling tot de CD-Rom speler. Voor hoogkwalitatieve video is CD-I nog steeds te verkiezen boven CD-ROM. Het toekomstige
DVD-formaat zal het echter mogelijk maken om zéér grote datacollecties op het
formaat van een huidig CD-schijfje te verspreiden. Een andere mogelijkheid is
onmiddellijk electronisch publiceren op het Web. In beide gevallen is het mogelijk om
naast de data zelf ook een invalshoek in de omgeving mee te geven, zodat het
ontsluitingsprogramma of de browser meteen de bezoeker begeleidt in het exploreren
van de gegevens.
De tekst die voorligt is deels als naslag- en referentiewerk opgevat. De soms
cryptische terminologie en de meer gedetailleerde uitweidingen over technische
aspecten zijn dan ook eerder bedoeld om de feitelijke wereld van het computergebruik
als zodanig tot z’n recht te laten komen. De lezer moet zich wel niet verplicht voelen
parate kennis over deze details te verwerven. Belangrijker is bij de lectuur aandacht te
hebben voor de verschillende functionaliteiten die door de informatica-infrastructuur
vervuld worden. Wie meer wil weten kan uiteraard de talloze hyperlinks volgen om zich
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 6
1.3. DE HISTORICUS EN DE COMPUTER
te laten meeslepen in het spinneweb van doorverwijzingen waarin de computerwereld
zichzelf spiegelt.
Bij dit handboek hoort een web-site, http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207, waar de
hyperlinks onmiddellijk ter beschikking staan. De site biedt doorheen het academiejaar
informatie over het verloop van het college, en biedt steeds de actueelste stand van
zaken omtrent het aanbod voor historici op internet. Studenten worden uiteraard ook
uitgenodigd actief deel te nemen aan discussies op de nieuwsgroep
news://kuleuven.faculty.arts.history.
Op deze plaats kan ook een woord van erkentelijkheid niet ontbreken t.a.v. Prof. em.
dr. Michel Cloet. Bij de totstandkoming van de vakken “Gegevensverwerking in het
historisch-filologisch onderzoek” en “Historische Informatiekunde” was zijn rol
doorslaggevend. Beide vakken werden opgezet met het doel de historici in spe een
degelijke bagage mee te geven aan praktische computerkennis. Mede op zijn initiatief
beschikt de Faculteit Letteren sinds 1988 over een aangepaste PC-klas ten behoeve
van haar studenten. Uit dit alles mag blijken dat Prof. Cloet ook buiten het eigen
vakgebied een grote bezorgdheid vertoonde voor de kwaliteit en i.c. het actualiseren
van de opleiding Moderne Geschiedenis te Leuven en te Kortrijk.
Er werd naar gestreefd de tekst aan te passen aan de nieuwe spelling zoals
vastgelegd in de “Woordenlijst Nederlandse Taal” (Sdu, 1995). Voor de Nederlandse
weergave van computertermen werd beroep gedaan op de “Spelling Gids Informatica”
van het VVKSO (Licap, 1996).
Jan Tolleneer
Fred Truyen
Augustus 1998
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INLEIDING- 7
2.1. UNIVERSELE AUTOMAAT
2. Het Computerplatform
2.1 Universele automaat
Al lijkt de naam "computer" op het tegendeel te wijzen, de computer is al lang veel
meer dan alleen maar een rekenmachine. De computer kan omschreven worden als
een elektronisch werkend apparaat voor automatische gegevensverwerking, dat
bestuurd wordt door een in het geheugen van de machine aanwezig programma,
bestaande uit instructies. De computer is in feite een universele automaat of
algoritmische machine. Een algoritme is een oplossing voor een probleem in een
eindig aantal stappen. Alan Türing toonde in 1950 aan dat het in principe mogelijk was
elk probleem dat in een eindig aantal stappen kan opgelost worden, automatisch af te
handelen door deze stappen één en voor één te beschrijven. Een programma is zo'n
beschrijving van alle stappen die men na elkaar moet uitveoren om gegarandeerd tot
de oplossing van het probleem te komen. Door de computer van een programma te
voorzien maakt men er een specifieke machine van. Zo wordt eenzelfde computer een
rekenmachine, tekstverwerker, tekentafel, fichebak …
2.2 Korte historiek van de computer
In dit historisch overzicht willen we enkele markante mijlpalen in de ontwikkeling van de
computer schetsen, met de nadruk op het ontstaan van de Personal computer of
microcomputer zoals we die nu kennen.
In de 17de eeuw ontwikkelen Wilhelm Schickhard en Blaise Pascal de eerste
mechanische telmachines;
1623
Wilhelm Schickard ontwerpt de “rekenende klok”;
1644-5 “Pascaline” van Blaise Pascal;
1703
Gottfried Wilhelm Leibniz bedenkt het tweetallig of binair rekenstelsel;
1808
Joseph-Marie Jacquard voert het gebruik van 'ponskaarten' in voor de
'programmering' van weefgetouwen;
1832-4 Charles Babbage ontwerpt achtereenvolgens de Difference Engine en de
Analytical Engine, waarvan de opbouw een voorafspiegeling is van de
computer. Het is vooral lady Augusta Ada Byron, dochter van Lord Byron, die
inziet welke mogelijkheden Babbages ontwerp in zich draagt. Zij geeft de notie
van programmeren conceptueel gestalte.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 8
2.2. KORTE HISTORIEK VAN DE COMPUTER
1886
Met het oog op de verwerking van de resultaten van de volkstelling van 1890 in
de Verenigde Staten ontwikkelt Herman Hollerith de tabelleer- of
ponskaartenmachine. Holleriths bedrijf wordt overgenomen door Computer
Tabulating Recording. Het zou een jonge verkoper van dat bedrijf, Tom
Watson, zijn die in 1920 de firma International Business Machines sticht.
1937
Alan Turing publiceert een paper over “Computable Numbers”, waarin de
theoretische Turing-machine wordt beschreven.
1938
Claude Shannon publiceert over de mogelijke implementatie van symbolische
logica met behulp van relays.
1943
ENIAC (Electronic Numerator, Integrator, Analyzer, and Computer), tientallige
elektronische rekenautomaat, ontworpen door J. Presbert Eckley en John
Mauchly.
1945
John von Neumann beschrijft de toekomstige EDVAC, de eerste “storedprogram computer aka “von Neumann computer”.
1949
EDVAC (Electronic Discrete Variable Automatic Computer), elektronische
tweetallige intern programmeerbare computer;
1951
UNIVAC produceert de eerste commerciële computer;
begin jaren ’50
Bij de Bell laboratoria wordt de transistor ontwikkeld, o.m. door
William Shockley, die een van de eerste bedrijven opricht in het latere Silicon
Valley.
1960
Digital Equipment Corporation introduceert de mini-computer.
1964
In Dartmouth’s College wordt de programmeertaal ‘Beginner’s All-purpose
Symbolic Instruction Code’, kortweg BASIC, ontwikkeld.
1965
De chip (geïntegreerd circuit) maakt verdere miniaturisering mogelijk.
1968
Robert Noyce en Gordon Moore richten Intel Corporation op.
1971
De eerste microprocessor Intel’s 4004, met 2300 transistoren, naar een
ontwerp van Ted Hoff.
2.2.1 Historiek van de PC
1973
Gary Kildall ontwerpt CP/M (Control Program/Microcomputer), het eerste
Operating System voor microcomputers.
1975
Altair 8800: de eerste commercieel verkrijgbare PC, met een Intel 8080
processor.
Paul Allen en Bill Gates ontwikkelen een Basic-versie voor de Altair, en stichten
Micro Soft, het latere Microsoft.
1977
Apple II.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 9
2.2. KORTE HISTORIEK VAN DE COMPUTER
1981
IBM lanceert zijn Personal Computer (PC);
Microsoft koopt QDOS (Quick and Dirty Operating System) van Tim Patterson
en ontwikkelt daaruit MS-DOS (Microsoft Disk Operating System) voor de IBM
PC.
1983
Apple Lisa: eerste grafische microcomputer.
1984
Apple Macintosh.
1987
OS/2 1.0.
1990
MS-Windows 3.0 (1985 Windows 1.0, 1987 Windows 286/386).
1992
OS/2 2.0 32-bit multitasking op de PC, Windows 3.1.
1993
Windows NT,
Apple Newton, Pen-computing en PDA's de computer krijgt het statuut van
polshorloge, agenda en brieventas.
1993
Multimedia PC: integratie van beeld en geluid.
1994
Linux,
Intel Pentium, Apple Power-PC.
1995
Windows 95.
1996
Windows NT 4.0.
1998
Windows 98.
2.2.2 Referenties
Meer informatie over de geschiedenis van de computer kan men o.m. terugvinden op
volgende locaties:
• Bekijk ook de Powerpoint-versie van deze historiek:
http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207/slides/historiek.ppt
• Yahoo: http://www.yahoo.com/Computers_and_Internet/History/
• Chronology of Digital Computing Machines:
http://www.best.com/~wilson/faq/chrono.html
• Chronology of Events in the History of Microcomputers:
http://www.islandnet.com/~kpolsson/comphist.htm
• The Computer Museum: http://www.tcm.org
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 10
2.3. HARDWARE
2.3 Hardware
De computer is een general purpose-automaat. Deze mogelijkheid tot universeel
programmeren onderscheidt de computer van automaten met een specifiek doel
(wasautomaten, parkeerautomaten, enz.).
•
Supercomputers
Grote computersystemen, meestal mainframes, ontworpen voor maximale rekenkracht.
Dergelijke machines zijn nodig voor talloze toepassingen van modelleren, zoals
weersvoorspelling, computersimulaties e.d.m. Vaak wordt een technologie gebruikt die
parallelle verwerking van instructies mogelijk maakt. Een voorbeeld van dergelijke
supercomputer is de SP2 van het Universitair Rekencentrum K.U.Leuven.
•
Mainframes
Kamervullende computersystemen, ontworpen voor
toepassingen
waarbij
opslagcapaciteit, beveiliging en verwerkingskracht (aantal transacties per seconde) erg
belangrijk zijn. Deze machines worden vaak ingezet als centraal computersysteem
voor grote organisaties zoals ministeries, banken, verzekeringsmaatschappijen,
luchtvaartmaatschappijen en constructeurs. Duizenden gebruikers kunnen gelijktijdig
bediend worden via het principe van time-sharing, waarop de meestal proprietaire
besturingssystemen van deze machines zijn gebaseerd. Mainframes kunnen zeer
grote bestanden aan, en beschikken over een ruim arsenaal aan
beveiligingstechnieken.
•
Mini-computers
Lange tijd de mainframes van de KMO's, gaat het hier vaak om kleinere
computersystemen die met een minimum aan onderhoud en personeelskosten een
efficiënt beheer toelaten. In de wetenschappelijke wereld domineerden hier systemen
met het VAX/VMS Operating System en Unix, waarbij VMS uitblinkt in stabiliteit en
probleemloosheid, daar waar Unix de voordelen biedt van een open
ontwikkelomgeving. In de zakelijke wereld gelden ook weer proprietaire systemen, niet
zelden AS/400 van IBM. Vaak bedienen mini-computers enkele tientallen gebruikers
via terminals. Dit betekent dat men slechts één centrale machine moet beheren, wat
dergelijke systemen goedkoop in gebruik maakt. Een grote betrouwbaarheid en de
beschikbaarheid van degelijke zakelijke toepassingen hebben veel KMO's een
gezonde administratie bezorgd. Sinds een vijftal jaren is er evenwel een evolutie ten
nadele van de mini-computers naar netwerken van PC's.
•
Werkstations
State-of-the-Art compacte machines met vaak uitgelezen randapparatuur voor
hooggespecialiseerde doeleinden. Workstations vindt men vooral in de engineering, de
wetenschappelijke wereld, en de grafische en media-sector. Deze computers zijn
meestal opgebouwd rond een RISC-architectuur en bieden een fenomenale
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 11
2.3. HARDWARE
rekenkracht voor een beperkt ruimtebeslag. De grote, kwalitatieve beeldschermen
lenen zich uitermate voor beeldverwerking en computer-animatie. Unix is hier als
vanzelfsprekend een dominant OS, waarmee het bewijst naast transactie-gericht ook
een uitstekende basis te vormen voor interactieve toepassingen. "The Network is the
Computer", luidt de slogan van één van de marktleiders, waarmee meteen duidelijk
wordt dat er niet zoiets bestaat als een geïsoleerd Workstation. Clusters van
gekoppelde Workstations rivaliseren graag met forse mainframes, als het om
rekenkracht gaat. Op zuivere I/O moeten ze wellicht nog de duimen leggen, maar de
evolutie van de netwerk-technieken maakt dit een onbesliste strijd.
•
Personal Computers
Behoeven niet langer een introductie. Gekoppeld in LAN's of Local Area Networks
vormen ze het dominante computerplatform van vandaag. Stand-alone worden ze door
een massa-industrie in de huiskamer gebracht. De controverse over de reële kosten
van PC-netwerken zal steeds een achterhoedegevecht blijven, omdat de waarheid hier
niet geweten wil worden: de lage aanschafprijs bezorgt de PC-industrie een
gigantische omzet. De Personal Computer draait voor het merendeel nog steeds op
een CISC-architectuur, geoptimaliseerd voor de integer-verwerkingskracht nodig voor
de meeste kantoortoepassingen. De belangrijkste toepassingen van de PC blijven
uiteraard het rekenblad, de tekstverwerker en de persoonlijke database, maar stilaan
vinden grafische toepassingen meer en meer hun weg naar dit platform. Dit kunnen
technische toepassingen zijn, zoals AutoCad, of meer artistieke zoals Corel Draw en
de vele opmaakpakketten. Door z'n evolutie naar een multimedia PC lijkt deze tien jaar
oude technologie nog een tweede jeugd te kunnen beleven.
•
Network Computers
Een computer met minimale vereisten aan opslag, geheugen en verwerkingskracht,
geoptimaliseerd om binnen een netwerk, meer bepaald het internet, te fungeren.
Centrale gedachte is dat de netwerk computer zoveel mogelijk gebruik maakt van
resources op het netwerk, en een minimum aan lokale configuratie vereist. Dit kan door
gebruik te maken van een web-browser, niet alleen om informatie op te vragen maar
ook om computertoepassingen zoals een rekenblad of een tekstverwerker mee uit te
voeren. De code voor die toepassingen komt dan rechtstreeks van het netwerk. Op die
manier beschikt de gebruiker ook steeds over goed geconfigureerde en moderne
software.
•
Personal Digital Assistants
Oorspronkelijk bedoeld als een radicale technologische omwenteling tegenover de
gedateerde PC, is dit nu vooral een niche-product. Tegenover de uitontwikkelde CISC
van de PC werd geopteerd voor de veelbelovende RISC-technologie, gekoppeld aan
extreme miniaturisatie. Het logge en plaatsrovende keyboard moet plaats ruimen voor
een geapprecieerd oudje, de pen, met de noodzaak voor goede
schriftherkenningssoftware. Ingebouwde telecom zoals Fax, mobilofonie en
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 12
2.3. HARDWARE
straalverbindingen moesten van dit toestel een wereldburger maken in tegenstelling tot
de honkvaste PC. Technologische problemen enerzijds en de snelle evolutie richting
multimedia anderzijds hebben dit veelbelovende toestel aanvankelijk naar een
tweederangspositie verdrongen. Voor speciale toepassingen zoals stockbeheer of
fieldwork bleef het evenwel een verrijking van het technologische potentieel. De
huidige generatie "Palmtop PC's" slaat wel aan, onder meer via de introductie van het
aangepaste besturingssysteem Windows CE.
2.3.1 Referenties
Wie informatie over computertermen wil opzoeken kan best terecht bij volgende
digitale woordenboeken:
•
PC Webopaedia (http://www.pcwebopaedia.com)
•
Free On-Line Dictonary of Computing (FOLDOC, http://wombat.doc.ic.ac.uk)
2.3.2 De Personal Computer
Een computersysteem bestaat uit een samenstel (configuratie) van volgende
onderdelen:
• het centrale verwerkingsgedeelte;
• invoerapparatuur;
• opslagapparatuur;
• uitvoerapparatuur.
2.3.3 Het centrale verwerkingsgedeelte
Het centrale verwerkingsgedeelte verzorgt de coördinatie van de gang van zaken in de
computer. Het omvat:
• de centrale verwerkingseenheid (processor; CPU: Central Processing Unit);
• het interne geheugen (centrale geheugen; CM: Central Memory).
De kracht van de centrale verwerkingseenheid wordt aangeduid door het soort
processor, b.v. 32-bits-processor. Een bit is de allerkleinste eenheid waarmee een
gegeven kan worden voorgesteld (aan/uit). Een 16-bits processor kan woorden van 16
bits tegelijk verwerken. Moderne 32-bits processoren (er bestaan ook reeds 64-bits
microprocessoren) kunnen 32 bits tegelijk verwerken, wat een aanzienlijke winst in
snelheid betekent.
De capaciteit van het interne geheugen wordt uitgedrukt in bytes. Een byte bestaat uit
een reeks van acht bits die tezamen als eenheid worden behandeld.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 13
2.3. HARDWARE
Geheugencapaciteit wordt in de praktijk uitgedrukt in kilobyte (Kb), megabyte (Mb) of
gigabyte (Gb).
Naargelang de architectuur spreekt men van:
• micro- of personal computers (pc's);
• workstations (single user);
• LAN-servers (Local Area Network);
• minicomputers (multi-user);
• mainframe computers;
• supercomputers.
Bij de zogenaamde microcomputers speelt de CPU een doorslaggevende rol in de
algehele architectuur.
Wat de pc's betreft, worden tot op heden vier generaties onderscheiden:
• De 1ste generatie pc's had 8-bits-processoren en een intern geheugen van max. 64
Kb;
• De IBM-PC (1981) introduceerde de 16-bits-processoren en een intern geheugen
van 512 of 640 Kb (XT = Extended Technology); de beschikbare adresruimte telt 20
bits. De AT-versie 286 (Advanced Technology, 1984) is krachtiger: 16 Mb
adresseerbaar geheugen in protected mode;
• 32-bits-processoren (386, 486), en kan tot 4 Gb (= 232) adresseren in de speciale
386-modus, die virtueel geheugen toelaat (d.i. geheugen op de harde schijf dat als
RAM adresseerbaar is): adresruimte van 32-bits.
• Pentium processor en verschillende RISC-processoren. Klokfrequenties van 100
MHz
en
hoger;
implementatie
van
verschillende
technieken
voor
prestatieverbetering: superscalar design, pipelining, branch prediction. De
merknaam "Pentium" lijkt te suggereren dat het om een "fifth generation" CPU zou
gaan, dit zou echter veronderstellen dat er tussen de 386- en 486-processoren een
generatieverschil zou bestaan, wat moeilijk kan worden hard gemaakt.
Een superscalaire processor kan twee of meer zogenaamde scalaire instructies in
parallel uitvoeren. Een scalaire instructie is een instructie die zelf niet kan opgesplitst
worden in parallelle deeltaken. Om meerdere van dergelijke instructies tegelijk te
kunnen uitvoeren beschikt een superscalaire processor over meerdere pipelines, nl.
reeksen van functionele eenheden, a.h.w. assemblagelijnen, die de instructies stap
voor stap uitvoeren. Branch prediction is gebaseerd op een statistische analyse van de
uitkomst van een vertakking in het programma. Men voorspelt welke richting het
resultaat zal uitgaan en berekent onder die hypothese reeds enkele verdere instructies
van het programma (speculative execution). Verdere prestatieverbetering kan men
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 14
2.3. HARDWARE
bekomen door het optimaal ordenen van de uit te voeren instructies, los van de
feitelijke ordening in het programma (out-of-order execution).
Belangrijke onderscheidende eigenschappen voor een microprocessor zijn: de
instructieset, de adresruimte, de klokfrequentie, het interne datapad, het externe
datapad, de aanwezigheid van een adres- of instructiecache, de aanwezigheid van
een drijvende komma-processor.
De instructieset kan complex (Complex Instruction Set Computer, CISC) of
gereduceerd zijn (Reduced Instruction Set Computer, RISC). De instructieset bestaat
uit de elementaire opdrachten die de processor als machine feitelijk kan uitvoeren.
Men kan daarbij kiezen voor een zeer beperkte set van uiterst snel uitvoerbare taken
(RISC), of het opnemen van een groter assortiment van taken (CISC), wat het
ontwikkelen van compilers (vertalers van hogere programmeertaal naar machinetaal)
vergemakkelijkt. De huidige PC's zijn CISC-machines; veel werkstations daarentegen
steunen op RISC-technologie. Het feit dat heelwat toepassingen ontwikkeld werden
met compilers voor de specifieke instructieset van de Intel x86-architectuur houdt een
veralgemeende overgang naar de RISC-technologie tegen. Wel is het zo dat moderne
x86-CPU’s over een heel arsenaal geavanceerde processortechnieken beschikken die
men ook terugvindt in de RISC-designs.
De adresruimte wordt bepaald door het aantal bits dat door de processor wordt
gebruikt om een geheugenadres te bepalen.
Ook de kloksnelheid bepaalt mede de verwerkingscapaciteit van de machine, b.v. 100,
200 of 300 MHz frequentie. Steeds vaker ziet men een onderscheid tussen de interne
kloksnelheid van de CPU en de kloksnelheid van het moederbord. Vermits een
moederbord aan hoge frequentie strengere fabricagenormen stelt, is een uitweg de
processor intern aan dubbele of drievoudige snelheid te laten lopen.
Tabel 1. Overzicht van de meest voorkomende processoren
PROCESSOR
SNELHEID
OMSCHRIJVING
Motorola 68030
12-33 MHz
Typische Macintosh-CPU
Motorola 68040
25-33 MHz
Met interne cache
Intel 80386SX/SL
12-33 MHz
16/32-bits; voor draagbare PC's
Intel 80386
20-33 MHz
32-bits;
Intel 80486
20-66 MHz
32-bits met interne cache van 8 Kb en
geïntegreerde FPU;
Intel Pentium
60-166 MHz
32-bits met 64-bits datapad; superscalair
Intel Pentium Pro
166-200 MHz
Geïntegreerde cache, Dual Independent Bus
(DIB), voorzieningen voor multi-processing tot 4
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 15
2.3. HARDWARE
processoren
Intel Celeron
Intel Pentium II
Intel Pentium II Xeon
233 tot
400 MHz
DIB, S.E.C. package voor CPU en L2 cache
(Celeron: zonder L2 cache), multi-processing
voor 2 processoren standaard voorzien, ook
versie voor meerdere processoren (Xeon)
AMD K6-2
333 MHz
3D-Now
MIPS R4000
>50 MHz
RISC, 64-bits voor grafische werkstations
IBM/Motorola
PowerPC
75-350 MHz
Implementatie van de IBM power-architectuur in
32- en 64-bits varianten. Zeer modern RISContwerp, toegepast in o.m. de Apple Power-PC
De snelheid waarmee steeds hogere
kloksnelheden aangeboden worden bevestigen
de waarde evan de RISC-architectuur
Sun Ultrasparc
100-300 MHz
RISC, state-of-the art Workstation-processor
Digital Alpha
> 100 MHz, tot 64-bit processor, snelste RISC, NT-platform bij
600 Mhz
uitstek
Traditioneel wordt de performantie van microprocessoren gemeten voor drie
deelaspecten:
•
Integer snelheid
Van belang voor de standaard PC-toepassingen. Hier gebruikt men voornamelijk
de norm van de Standard Performance Evaluation Corporation
(http://www.specbench.org) gebruikt, met name SPECint95.
•
Floating Point snelheid
Vooral van belang voor zwaar rekenwerk, te meten met o.a. SPECfp95
•
Multimedia performantie
Wordt nuttig nu men meer en meer elementen van de specifieke beeldverwerking
en geluidsverwerking door de CPU wenst te laten doen. Een voorbeeld is de in
nieuwere Intel-processoren geïntegreerde MMX-technologie (Multimedia
Extensions), waarbij via de SIMD-techniek (Single Instruction – Multiple Data) de
processor geoptimaliseerd wordt om typische beeldverwerkingstaken sneller uit te
voeren. Het meten en vergelijken van multimedia-performantie is uiteraard erg
moeilijk.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 16
2.3. HARDWARE
2.3.4 Randapparaten
Van de in wat volgt opgesomde apparatuur zijn er een aantal devices die kunnen
gerekend worden tot de PC zelf, zoals toetsenbord, muis en beeldscherm, andere
kunnen optioneel worden verbonden. Randapparatuur dient aan de computer te
worden verbonden door middel van specifieke controllers, die met de CPU
communiceren via een systeembus. Deze bus kan volgens verschillende specificaties
ontworpen zijn. Bij de PC zijn dit vaak de standaard ISA (Industry Standard
Architecture) bus (ook wel AT-bus genaamd) of de meer recente EISA (Extended ISA)
voor servers, MCA (Micro Channel Architecture, 32-bits design van IBM) of PCI
(Peripheral Component Interconnect, van Intel). Bij Apple vindt men ook de NuBusspecificatie. Het zijn de specifieke controllers die de code kunnen uitvoeren nodig om
de verschillende randapparaten te besturen. Deze controllers, die alle voor een
bepaalde architectuur ontworpen zijn, meestal ISA of nu PCI, kunnen geheel nieuwe
logica bevatten. Het idee om de CPU via een standaard bus te laten communiceren
met randapparatuur geeft aan de PC een open en modulair karakter. De openheid
zorgt ervoor dat fabrikanten onafhankelijk van de ontwerper van het moederbord
nieuwe technologie kunnen ontwikkelen die toch met de bestaande PC kan
samenwerken, door tellkens nieuwe modules, i.c. aangepaste controllers, te
ontwerpen. Dat maakt van de PC een evolutief product, dat een ware metamorfose
heeft ondergaan sinds zijn ontstaan.
Op de syteembus van een PC wordt meestal standaard een I/O (In/out)-controller
aangesloten met een UART-chip. Daarop kunnen dan een parallelle printerpoort en
een aantal seriële (meestal 2) communicatiepoorten RS-232C worden aangesloten.
Bij RS-232C past nog enige nadere verklaring. RS-232 is de Electronics Industry
Association (EIA) standaard voor een seriële poort, en preciseert de pin-outs voor de te
gebruiken connector. RS-232 is equivalent met de ITU-T (International
Telecommunications Union) standaard V.24. Deze standaard bepaalt het elektrische
circuit tussen DCE (Data Communication Equipment, b.v. een modem) en DTE (Data
Terminal Equipment, b.v. een computer).
Recenter is de Universal Serial Bus (USB), een gemeenschappelijke standaard voor
PC en Mac. Via USB kan een PC biserieel met tot 127 randapparaten communiceren
over goedkope kabel, die tot 5 m lang mag zijn. De snelheid ligt bij 12 Mbps. USB moet
gaandeweg de huidige seriële en parallelle poorten vervangen, en men kan er
toestenbord, muis, printer, beeldscherm etc. mee aansluiten.
Voor harde schijven, scanners etc. dient zich als nieuwere technologie FireWire (IEEE
1394) aan, ook wel High Performance Serial Bus genoemd. Hiermee zijn snelheden tot
400 Mbps mogelijk.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 17
2.3. HARDWARE
2.3.4.1 Invoerapparatuur (input devices)
• toetsenbord
• muis
• lichtpen
• touch-screen
• barcode-pen of barcode-scanner
• digitaliseerapparaat (digitizer)
• optische scanner
• microfoon
• videocamera
2.3.4.2 Opslagapparatuur (storage devices)
Het externe geheugen dient voor het langdurig bewaren van gegevens:
• verwisselbaar: diskette (3,5 inch)
bij de diskettes onderscheidt men:
• Double Density (720 Kb);
• High Density (1,44 Mb);
• Super High Density (2,88 Mb).
• niet verwisselbaar: harde schijf, b.v. 850 Mb of 1,2 Gb (met een tape-streamer kan
op een cassette een reservekopie van de inhoud van een harde schijf gemaakt
worden). Meest courant zijn types voor aansluiting op een IDE of een SCSIinterface.
IDE (Integrated drive Electronics) is een disk interface standaard gebaseerd op de IBM
PC ISA 16-bit bus. De IDE specificatie beschrijft de stroom en data uitwisseling
tussen het moederbord, de geïntegreerde controller en de disk. De IDE bus laat
maar 2 devices toe, een “master” en een “slave”. Een recentere specificatie, EIDE
(Extended IDE) laat een hogere doorvoer toe en meer aangesloten devices.
SCSI of Small Computer System Interface is een processor-onafhankelijke standaard
voor interfacing tussen een computer en verschillende devices zoals harde schijven,
printers, CD-ROMs etc. SCSI kan tot 7 devices op een enkele controller aansluiten.
De originele standaard wordt nu SCSI-1 genoemd in onderscheid met de modernere
SCSI-2 en SCSI-3 standaarden die o.m. specificaties inhouden voor Wide SCSI
(een 16-bit bus) and Fast SCSI (10 MB/s transfer). SCSI-1 werd gestandaardiseerd
als ANSI X3.131-1986 en ISO/IEC 9316.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 18
2.3. HARDWARE
• optische geheugens:
Optical Disk: optische diskette van verschillende formaten. Hier bestaan een groot
aantal produkten, zoals het MD-formaat van Sony, de ZIP en Jazz-drives van Iomega,
… Vaak capaciteiten van 100 MB tot enkele GigaB.
CD-ROM: Compact Disc-Read Only Memory
De CD kan 654,7 MB aan data bevatten, of 74 minuten 30 seconden audio. Het gaat
om een schijf van 12cm diameter, dat bestaat uit drie lagen: een polycarbonaat-laag,
een spiegelende metaallaag en een Acrylic beschermlaag. De snelheid van de CDRom-speler wordt uitgedrukt t.o.v. de snelheid van audio-CD's (= 1). Men vindt heden
ten dage reeds 32x CD-ROMs!
CD's hebben een eigen file-systeem, waarvoor ISO 9660 een standaard is, waarvan
een aantal implementaties bestaan. Meer geavanceerde implementaties vergen het
CD-ROM-XA (Extended Architecture) formaat. Het CD-ROM-XA formaat laat toe
gecomprimeerde audio- en videodata te interleaven, wat een betere performantie geeft
bij Multimedia-toepassingen.
Voor Apple Computers wordt het HFS-filesysteem (Hierarchical File System) gebruikt,
waardoor de CD gelezen kan worden als een Apple harde schijf. Hybride CD's
bevatten zowel een HFS- als ISO 9660 filesysteem.
Het is ook mogelijk een CD zowel te beschrijven met audiotracks (tracks #2-#99) en
een datatrack (track #1). Men spreekt dan van een mixed-mode disc.
CD-R: Compact Disc Recordable (Orange Book CD's) Deze CD's, met hun opvallende
gouden reflexielaag, bevatten een tussenliggende "dye" datalaag, die kan beschreven
worden.
CD-RW: Compact Disc Read-Write. Deze "zilveren CD's" hebben een phase-change
datalaag.
CD-I: Compact Disc Interactive (Green Book CD's)
CD-Video: Compact Disc Video (White Book CD's) Deze standaard laat toe om audio
en full-motion video te interleaven (met MPEG-compressie).
Zie http://www.cd-info.com/, met o.m. http://www.cdinfo.com/CDIC/Technology/Terminology.html
Photo-CD: proprietair formaat van Eastman Kodak
hoogkwalitatieve digitale beelden op een CD te plaatsen.
Company
dat
toelaat
Zie http://www.kodak.com/global/en/service/software/photoCDPapers.shtml
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 19
2.3. HARDWARE
CD-DA (Audio-CD)3
De digitale Audio-CD is een formaat waarbij met een frequentie van 44,1kHz aan 14 of
16 bits per sample, per kanaal de digitale gegevens worden opgeslagen. Hierdoor
verkrijgt men een debiet van ongeveer 155Kb. per seconde.
Deze standaard is gebaseerd op de leestechniek met zwakke laser, voortkomende uit
deze van de videodisks. De standaard zelf is in 1982 ontstaan. Voor meer informatie
kan u steeds het "RED BOOK" raadplegen.
De diameter van de schijf bedraagt 12 cm. Het schijfje is vervaardigd in
POLYCARBONAAT met een aluminiumlaag om het licht van de laser te weerkaatsen.
Bij het persen van de CD worden er microgroeven van 0,9 op 3,3 µm. aangebracht op
een spiraal die 0,4 µm. breed is. De binaire gegevens worden als volgt opgeslagen : al
dan niet een putje stelt een “1” voor, als de toestand dezelfde blijft stelt het een “0”
voor.
De snelheid waarmee de laserstraal de roterende disk aftast bedraagt 1,3 meter per
seconde, zodat het mogelijk is bijna 74 minuten geluid op een CD-DA plaatje op te
slaan4. Er bestaat ook een mini versie, nl. de single die 8 cm. doormeter heeft en tot 20
minuten muziek kan bevatten.
Het audiosignaal zelf wordt opgeslagen in frames van +/- 136ms, die dus een lengte
hebben van 24 bytes. Hierbij voegt men nog wat informatie zoals de duur van de
nummers, indexnummering, pariteitsbits en synchronisatiebits. Voor de foutcorrectie
wordt hier CRC (Cyclic Redundancy Check) toegepast. Het EFM-frame van een audiocd bevat 588 bits, een deel voor synchronisatie en een ander deel van 32 databytes
(16 L. en 16 R.). De laatste 4 bytes per kanaal zijn voor foutcorrectie, zodat de
overblijvende 12 bytes 6 samples van elk 16 bits bevatten, die met een frequentie van
7350 Hz uitgelezen worden. (44.1 kHz =6 x 7350Hz)
DVD: Digital Versatile Disc. Opvolger van de CD-ROM en VHS video-casette. Zeer
grote capaciteit, die toelaat een volledige Hollywood-speelfilm op te slaan (Daarvoor
zijn nog steeds twee CD-I-schijven nodig). De capaciteit van een DVD is 17 GB. DVD
gebruikt MPEG (MPEG-2 multi-channel Audio) en Dolby compressietechnieken.
Moeilijkheid daarbij is wel de noodzaak voor ondersteuning van zowel NTSC
(USA/Japan) als PAL (Europa).
3 Met dank aan Ivo Jossart, Dienst Informatieverwerking Letteren
4 Er zijn cd’s beschikbaar die tot 80’ geluid kunnen opslaan, gewoon men met bepaalde standaardwaarden voor de cd
heeft zitten spelen. Voor het opslaan op CDR’s blijkt deze lengte echter veel te onbetrouwbaar te zijn.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 20
2.3. HARDWARE
2.3.4.3 Uitvoerapparatuur (output devices)
Beeldschermen of monitors: men onderscheidt digitale, analoge en multisyncbeeldschermen. Kenmerkend voor de prestaties van een beeldscherm zijn de
beeldfrequentie (horizontaal/verticaal), het aantal beeldpunten dat kan worden getoond
(de resolutie) en de pixelscherpte (de grootte van één beeldpunt). Vanaf 72 Hz
beeldfrequentie spreekt men van een trillingsvrij beeld (heel belangrijk voor
tekstverwerking). Hogere refresh-rates zijn nodig voor beeldverwerking. De meeste
schermen kunnen de resolutie van VGA- en superVGA videokaarten (zie verder) aan:
640x480 of 800x600 beeldpunten. Vanaf .28 pixelscherpte heeft men een naar huidige
normen aanvaardbare beeldscherpte. Tenslotte heeft men monitoren in verschillende
groottes: courant is 15 inch, voor DTP wordt wel eens A3 (21 inch) gebruikt.
Videokaarten: de huidige standaard voor PC's is Super VGA (Video Graphics Array).
VGA heeft 640 op 480 beeldpunten bij 16 kleuren. Super VGA noemt men elke hogere
resolutie of hoger aantal kleuren volgens dezelfde VGA technologie. Verouderd zijn
CGA (Color Graphics Adapter) en EGA (Enhanced Graphics Adapter). IBM kent
daarnaast nog XGA (Extended Graphics Array).
Belangrijk bij een videokaart is onder meer de snelheid en capaciteit van de RAMDAC
of Random Access Memory Digital-to-Analog Converter, waar de kleurentabellen in
opgeslagen zitten en het beschikbare videogeheugen, in de vorm van VRAM (Video
RAM), SDRAM (Synchronous Dynamic RAM) of SGRAM (Synchronous Graphics
RAM). Veel videokaarten beschikken over specifieke grafische versnellers, die
inspelen op software-standaarden voor grafische manipulatie, zoals OpenGL, DirectX
en Direct3D. Om performantieredenen worden de meeste video-kaarten nu voor PCIslots aangeboden. Via de nieuwere AGP-standaard (Accelerated Graphics Port) kan
ene videokaart echter nog sneller met het hoofdgeheugen communiceren (133 MHz
veruss 66MHz in PCI). Dit maakt het mogelijk relatief goedkope videokaarten aan te
bieden die kunnen concurreren met professionele grafische versnellers, vooral wat
betreft 3D-rendering (=grafische weergave van een object in 3 dimensies vanuit een
mathematisch model, zodat manipulatie mogelijk wordt).
Draagbare computers worden vaak uitgerust met LCD (Liquid Christal Diode)- of
Plasma-beeldschermen. Men verwacht dat de vlakke beeldschermen - TFT (Thin Film
Transistor) of plasma - de gewone bureaumodellen zullen vervangen. Daarbij spelen
het geringere stroomverbruik en lagere straling zowel als de geringere afmetingen een
doorslaggevende rol. Kleur mag als vanzelfsprekend beschouwd worden. Men
onderscheidt, al naargelang de kleurdiepte (aantal bits kleurinformatie per pixel):
16 kleuren: VGA standaard, totaal verouderd;
256 kleuren: voldoende voor illustratieve tekeningen en een globale indruk van een
kleurenfoto;
64.000 kleuren (HIGH COLOR): voor presentaties, grafische toepassingen;
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 21
2.3. HARDWARE
16 miljoen kleuren (TRUE COLOR): 24 bit informatie per beeldpunt, nodig voor
professionele beeldverwerking. True Color geeft een foto-realistische weergave van
beeld. Om tot een getrouwe kleurenweergave te komen is ook de kleurtemperatuur
van de monitor belangrijk: ca. 8000 K. Meer en meer vindt men systemen voor kleurijking, waardoor natuurgetrouwe kleurweergave mogelijk wordt.
Printers:
• matrixprinter
• laserprinter
• inktstraalprinter
De matrixprinter werd vaak ingezet voor goedkope en snelle listings. In het algemeen
worden ze nu uit circulatie genomen wegens een aantal inherente nadelen: de
gradueel degenererende afdrukkwaliteit; de belangrijke lawaaihinder; de slechte
afdrukkwaliteit en last but not least het te grote aantal bewegende delen, wat storingen,
defecten en slijtage bevordert.
De laserprinter kent een zeer groot toepassingsveld: aangesloten op Mainframes kan
hij gebruikt worden om zeer grote hoeveelheden drukwerk aan hoge snelheid te
produceren; in een kantoorsituatie worden vooral de stille werking en de goede
afdrukkwaliteit gewaardeerd. De huidige resolutiestandaard is 600 dpi; meer en meer
worden kleurenlaserprinters ingezet. Laserprinters worden aangestuurd via een
pagina-beschrijvingstaal. Courante beschrijvingstalen zijn PostScript en PCL.
De inktstraalprinter is toegesneden op de thuismarkt: goedkoop, milieuvriendelijk en
stil. Nadelen zijn de geringe afdruksnelheid en hogere drukkost.
Communicatie met de printer gebeurt meestal met een Centronics-interface of
parallelle printerpoort. Het kan ook gebeuren via de standaard seriële
communicatiepoort (RS-232C) of een optionele SCSI-adapter. Moderne apparaten
hebben niet zelden een ethernetkaart on-board, of een Infrarood-parallelle poort.
Tot besluit kunnen we stellen dat in de komende jaren beeld en geluid in toenemende
mate aan belang gaan winnen: na de veralgemening van de kleurenmonitor zal de
kleuren-inktstraalprinter en in een later stadium de kleuren-laserprinter sterk op de
voorgrond treden. Een hedendaagse multimedia-PC is uitgerust met een stereo
geluidskaart of -chip, een CD-ROM speler en een videokaart.
Geluidskaart
Een geluidskaart heeft volgens de huidige standaard vaak 16-bit met 44KHz stereogeluid en uitgerust met een MIDI (Musical Instruments Digital Interface)-adapter en niet
zelden een wave-table met geluidssamples. Een dergelijke uitbreidingskaart laat toe
muziek op te nemen, af te spelen, te bewerken etc.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 22
2.3. HARDWARE
Videokaart
Naast de standaard beeldschermaansturing via een VGA of SVGA-adapter kan men
ook Full Motion Video trachten af te beelden door middel van speciale videoaccelaratiekaarten. Meestal beschikken deze kaarten over een hardwaredecompressie-algoritme om gecomprimeerde videodata te decoderen. Beschikt men
niet over dergelijke hardware, dan moet het decoderen via software gebeuren (i.c. door
een Codec), d.i. door de CPU, wat uiteraard een bijkomende systeembelasting vormt
met een belangrijke degradatie van de prestaties tot gevolg. Via software is het
nagenoeg niet haalbaar de 30 frames/seconde die nodig zijn voor goede Full Motion
Video op een aanvaardbare beeldgrootte af te spelen. Met een video-accellerator is dit
wel mogelijk, en met een MPEG-decoderkaart kan men dit zelf vlot Full-screen op 800
op 600 beeldpunten. MPEG staat voor Moving Pictures Experts Group, een ISO-comité
(International Standards Organisation) dat standaarden voor digitale audio- en videocompressie moet voorstellen. Het is tevens de naam voor het van dit comité
afkomstige algoritme. Zie o.m. http://www.mpeg.org en voor video meer bepaald
http://wwwam.hhi.de/mpeg-video/papers/sikora/mpeg1_2/mpeg1_2.htm.
2.3.4.4 Communicatie-apparatuur (I/O)
modems
We vermelden reeds het traditionele I/O-bord met UART-chip (Universal Asynchronous
Receiver/Transmitter), waarop niet zelden een modem of modulator/demodulator
wordt aangeschakeld De huidige UART 16550 kan tot 115200 bps aan. Via een
modem kan men een data-communicatie opzetten over een analoge (telefoon)lijn. De
snelheid waarmee dit gebeurt wordt uitgedrukt in bps of bits per seconde. Naargelang
de gebruikte modulatietechniek kunnen vrij hoge transmissiesnelheden gehaald
worden, tot 28.800 bps. Dit hangt af van de gevolgde norm, waarbij de meest courante
normen op dit ogenblik V.32bis (14.400) en V.34 (28.800) zijn. Indien men de data in
gecomprimeerde vorm doorstuurt en aan de receiver-zijde terug decomprimeert, kan
men dit nog verder optimaliseren. De verschillende compressienormen V.42bis en
MNP5 (Microcom Networking Protocol) maken dit op het niveau van de modem
mogelijk. Daarmee kan met een modem een effectieve data-overdracht van tot 57600
bps en meer worden gehaald.
ISDN (Integrated Services Digital Network). Een reeks communicatiestandaarden die
toelaten over een telefoondraad of optische vezel spraak, video en netwerkdiensten
aan te bieden.
Met de ISDN-standaard voor een digitaal telefoonnetwerk zijn hogere snelheden
mogelijk van 64 Kbps tot theoretisch 128 Kbps. Hoge snelheden zijn uiteraard maar
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 23
2.4. SOFTWARE
mogelijk via foutcorrectie, waarvoor ook weer een aantal normen bestaan: V42 en
MNP4.
DSL (Digital Subscriber Line) Hierbij gaat het om een standaard die voornamelijk
bedoeld is om over bestaande koperdraadlijnen hoge snelheidsverbindingen te
realiseren. Dat maakt de standaard erg aantrekkelijk voor telefoonmaatschappijen.
Vooral bedoeld voor Video-on-demand en internet. Bij ADSL (Asymmetric Digital
Subscriber Line) is de upstream (van client naar server) veel kleiner dan de
downstream (van server naar client). Met DSL kunnen telefoonmaatschappijen beter
concurreren met kabelmaatschappijen voor internet-aanbieding.
ETHERNET/KABELMODEM
De behaalde prestaties zijn natuurlijk erg beperkt in vergelijking met de standaardperformantie van b.v. een standaard netwerkverbinding tussen PC’s (Ethernet: 10
Mbit/s). Hiervoor heeft men een zogenaamde netwerk-adapter nodig, afgestemd op
een bepaald protocol, waarover later meer. Naast Ethernet-adapters kent men ook nog
Token-Ring-adapters. Voor zwaardere systemen zijn adapters voor glasvezelverbindingen mogelijk (FDDI: 100Mbit/s) of speciale adapters voor moderne netwerkprotocollen zoals Fast Ethernet of ATM (Asynchronous Tranfer Mode, tot 155 Mbit/s).
FDDI staat voor Fiber Distributed Data Interface, een 100 Mbit/s LAN-architectuur
(Local Area Network) vastgelegd door ANSI (American National Standards Institute).
2.4 Software
2.4.1 Bestanden en programma's
Enkele basisbegrippen:
gegeven: ondeelbaar element dat relevantie en semantische waarde heeft; hiermee
beschrijft men kenmerken van entiteiten uit de werkelijkheid;
bestand (file): samenhangend geheel van gegevens, volgens een zekere ordening
vastgelegd;
een gegevensverzameling (data set) kan uit één of meer bestanden bestaan;
programma: bestand dat een reeks van instructies bevat die (ter oplossing van een
bepaald probleem) stap voor stap door de computer worden uitgevoerd. Een
programma is de concrete implementatie van een algoritme: een probleemoplossing in
een eindige reeks stappen.
Vertaalprogramma's: zorgen ervoor dat de 'hogere' programmeertalen in binaire
machinetaal kunnen worden omgezet, b.v.: assemblers, compilers en interpreters.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 24
2.4. SOFTWARE
Tabel 2. Programmeertalen
C
Ontworpen door Dennis Ritchie bij Bell
Labs.
Uiterst populair in Unix-omgevingen
C++
Een object-geöriënteerde superset van C,
erg geschikt voor applicatie-ontwikkeling
Pascal
genoemd naar Blaise Pascal
het gestructureerde Pascal is de
didactische programmeertaal bij uitstek
BASIC
Beginner's All-purpose Symbolic Instruction
Code
Standaard meegeleverd bij de IBM PC
FORTRAN
Formula Translator
geschikt voor wiskundig rekenwerk
COBOL
Common Business Oriented Language
lange tijd de taal bij uitstek voor
boekhoudkundige en administratieve
programma’s
ALGOL
Algorithmic Language
PL/I
Programming Language One
LISP
LISt Processing language
AI-taal, vaak gebruikt voor NLP of Natural
Language Processing
PROLOG
Programming in Logic
Logische programmeertaal, net als LISP
vaak in de context van taalverwerking
geïmplementeerd
JAVA
C-achtige programmeertaal, volledig
toegelegd op; platform-onafhankelijke
werking. Ideaal voor cient-server
ontwikkeling in het algemeen en webdesign in het bijzonder.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 25
2.4. SOFTWARE
opvraagtalen:
SQL (Structured Query Language).
hulpprogramma's (utilities, tools):
voor specifieke functies b.v. voor het herstellen van verloren gegane bestanden;
interactieve verwerking versus stapelverwerking (batch processing):
Bij interactieve verwerking worden de bevelen on-line door de gebruiker opgedragen,
hetzij via het toetsenbord, hetzij via een muis of lichtpen. Bij batchverwerking leest de
computer instructies uit een bestand, die het dan stap voor stap zal uitvoeren.
Batchverwerking is typisch voor mainframes, waar men vaak 's nachts complexe
berekeningen laat uitvoeren via batchjobs. In de PC- en werkstationwereld is eerder
het interactieve werken standaard.
2.4.2 Besturingssystemen
Het besturingssysteem (operating system) coördineert alle functies van de computer
en verzorgt de communicatie naar de gebruiker; naargelang de hardware onderscheidt
men:
• voor grote systemen (IBM mainframes): MVS (Multiple Virtual Storage), waarop dan
via VM (Virtual Machine System Product) en TSO (Time Sharing Option)
exploitatiesystemen kunnen worden aangeboden;
• voor minicomputers en workstations: Unix, VMS (Virtual Memory System, voor
DEC’s VAX-machines), NextStep;
• voor servers: Windows NT, Netware, VINES, Lan Manager, Lan Server;
• voor pc's: Windows (3.11, 95, NT), OS/2, Unix, MacOs.
De taken die een modern microcomputer-OS moet vervullen:
Tabel 3. Taken voor een besturingssysteem
taak
beheer van de processor
verdeling van processortijd
toewijzing van processor
beheer van het centrale geheugen
ter beschikking stellen van adressen
laden van programma's
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 26
2.4. SOFTWARE
beheer van het massageheugen
toegang via filesysteem
beveiliging gegevens
backup
encryptie
logische organisatie in folders
fysische organisatie:
partitie
formattering
defragmentatie
datacompressie
beheer van de randapparaten
aansturen videokaart
configuratie toetsenbord
configuratie muis
beheer printer
communicatie
beheer communicatiekaarten serieel
[evt. netwerkfaciliteiten
e-mail
file transfer/ file sharing
host/client functies]
multimedia-extensies
CD-ROM player
soundkaart
video (analoog/digitaal)
beheer van processen
task-swapping
co-operative multitasking
pre-emptive multitasking
multiple threads
beheer van de gebruikers
grafische schil
login
security
2.4.2.1 Windows
De opkomst van Windows heeft ervoor gezorgd dat kennis van DOS niet echt meer
nodig is om met de pc te kunnen werken. Windows is immers een grafische schil of
GUI (graphical user interface) tussen de gebruiker en DOS. Windows is echter veel
meer dan dat.
Ten eerste is het een DOS-extender. Dit wil zeggen dat Windows alle in de computer
aanwezige RAM-geheugen kan adresseren, in de vorm van XMS-geheugen. Windows
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 27
2.4. SOFTWARE
stelt dit geheugen ter beschikking van z'n applicaties. Het DOS-besturingssysteem
werd nl. ontwikkeld voor machines die aan 8- of 16-bitverwerking deden. De adreslijn
is in DOS 20 bits groot, goed voor 220 adresruimte. Het is dan ook intreurig dergelijk
besturingssysteem aan te wenden op de huidige generatie machines, die volbloed 32bits zijn en tot 4 Gb kunnen adresseren. Dankzij Windows kan de DOS-omgeving die
handicap omzeilen, en nog een tijdje mee.
Ten tweede kent Windows multi-tasking. Men kan dus meerdere taken tegelijk
uitvoeren. Bovendien kent Windows gesofistikeerde communicatie tussen taken: OLE
en DDE. OLE of Object Linking and Embedding houdt in dat men in een applicatie
objecten kan opnemen die door andere applicaties gedefinieerd zijn. Zo laat het toe
een tekening in een tekst te integreren. DDE of Dynamic Data Exchange maakt het
mogelijk tussen applicaties gegevens door te geven. Ook kan informatie uitgewisseld
worden via het clipboard of klembord. De multi-tasking van Windows is coöperatief, dit
wil zeggen dat de taken in onderlinge afspraak gebruik maken van de processor, via
een systeem van messaging. De message-queue of het boodschappenlijstje waar
iedere taak zijn zegje doet, is dan ook het centrale stuurmechanisme van een
Windows-sessie. Elke taak kan daar toegang tot een device opeisen, en daarna weer
melden dat hij gedaan heeft. Nadeel van dergelijke werkwijze is dat taken wel hoffelijk
moeten zijn: eerst vragen of een device wel vrij is b.v., en achteraf de device terug
vrijgeven. Gebeurt dat niet, heeft men een dead-lock: alle andere taken wachten op
een boodschap die niet komt.
Windows kent een voor alle Windows-programma's gemeenschappelijk scherm- en
printbeheer. Onder Dos is dat niet het geval: daar moet elk programma afzonderlijk
geconfigureerd worden voor de aangesloten printer en het type scherm.
De Windows Desktop presenteert twee hoofdprogramma's: de program manager en de
file manager. De program manager neemt het beheer van uitvoerbare bestanden of
programma's voor zich. Met de file manager kunnen alle soorten bestanden benaderd
worden.
Alle Windows applicaties kennen eenzelfde menustructuur, de CUA (Common User
Access), een door IBM geïntroduceerde standaard. Typisch voor deze interface is het
gebruik van Pull-down menu's, afrolmenu’s waarin de mogelijke commando's in een
lijstje onder elkaar staan, gegroepeerd per topic, b.v. File, of Help. Commando's die
toegang geven tot een dieperliggend menu worden onderscheiden door drie puntjes of
een pijl.
Windows voegt zoveel taken toe aan de DOS-omgeving, dat men meer en meer
spreekt van een compleet besturingssysteem veeleer dan een schil. Zo kent de
combinatie DOS/Windows centraal beheer van processen, van randapparatuur zoals
beeldschermen, printers, CD-ROMs e.d.m. Ook het geheugen- en schijfbeheer wordt
duidelijk boven het niveau van 'good old plain DOS' getild.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 28
2.4. SOFTWARE
Windows is ook een uitstekende omgeving voor OOP (Object Oriented Programming).
Daarbij worden gegevens en code meer en meer geïntegreerd tot één geheel, een
object dat allerlei eigenschappen heeft en die ook kan overdragen aan deelobjecten.
Een goed voorbeeld van object-georiënteerde aanpak is de voortstelling van tabulaire
gegevens in moderne database-pakketten. Waar vroeger de gegevens afzonderlijk
werden opgeslagen en het programma ze bij oproepen in tabelvorm giet, worden nu de
gegevens als tabellen opgeslagen. Om ze op het scherm zinvol af te beelden volstaat
het het tabel-object te activeren. Eigenschappen van de tabel zoals ordening van de
gegevens, kolombreedte e.d.m. hoeven niet telkens weer aangegeven te worden. De
sterk modulaire opbouw van Windows-software helpt programmeurs om die
programmeerfilosofie aan te houden. Vooral C++ biedt verbluffende mogelijkheden.
Een recente tendens in de vormgeving van Windows-applicaties is het in gebruik
nemen van de rechter-muisknop, waarmee ten allen tijde eigenschappen van een op
het scherm geselecteerd object kunnen worden aangepast. Men kan zich eraan
verwachten dat meer en meer elementen van object-georiënteerd denken hun weg
zullen vinden naar de Windows-omgeving.
Windows 95, 98, … Windows NT
Onder toenemende druk van de concurrentie bracht Microsoft in ’95 het langverwachte
Windows 95 uit, een 32-bit protected mode versie van het Windows
besturingssysteem. Dit is niet langer gebaseerd op DOS. Het start onmiddellijk op in de
eigen Windows omgeving, maar biedt wel een nagenoeg perfecte ondersteuning voor
DOS-programma’s. Windows 95 draait in 1 virtuele machine, de zogenaamde System
VM, de Windows Kernel plus alle Windows programma’s. Elk Windows 32-bit
programma (d.i. een programma dat werd ontwikkeld voor de Windows 32-bit API of
Application Program Interface) ‘draait’ in een eigen, beschermde geheugenruimte. Dit
betekent dat andere Windows 32-bit programma’s of Win32 programma’s de werking
van dit programma niet ongunstig kunnen beïnvloeden, door b.v. geheugenplaatsen te
overschrijven. Tussen Win32 programma’s onderling en de System VM geldt preemptive multi-tasking, zoals onder OS/2. Elk programma kan meerdere threads
opstarten. Nochtans is Windows 95 zelf geen volledig zuiver 32-bits operating system:
een belangrijk gedeelte van de code is in 16-bits assembleertaal geschreven omwille
van performantieredenen.
Windows 95 kent een beter disk- en filemanagement dan DOS/Windows door 32-bit
installable file-systems (VFAT, Virtual File Allocation Tables en CDFS Compact Disc
File System). Het kan lange bestandsnamen aan.
De belangrijkste vernieuwing in Windows 95 is echter de geheel herziene GUI of
Graphical User Interface. De nieuwe “Explorer” integreert nu de functies van de
program manager en file-manager van de oude versie, en biedt een uniforme
benadering van alle verschillende “resources”, zoals randapparaten, bestanden,
programma’s, netwerkverbindingen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 29
2.4. SOFTWARE
Windows New Technology (NT) is meer op de professionele markt gericht. Het gaat
om de bundeling van enerzijds een doorontwikkeling van wat oorspronkelijk Microsoft
OS/2 3.0 moest worden en anderzijds de grafische Windows schil in de vorm van de
Win32 API. Heelwat inspanningen werden geleverd om een zo robuust mogelijk
operating system te bekomen, waarbij o.m. inzichten uit DEC’s VMS werden
overgenomen. Windows NT heeft een eigen file-systeem, NTFS, dat grote voordelen
biedt ten aanzien van VFAT wat betreft beveiliging, performantie en schaalbaarheid.
Het kan net als OS/2 Windows 16-bit applicaties elk in een afzonderlijke VM laten
draaien voor betere geheugenbescherming.
Windows CE
Microsoft Windows CE is een operating system platform bedoeld voor een brede
waaier van toestellen voor communicatie, ontspanning en mobile computing. Het
Windows CE platform zal het mogelijk maken totaal een totaal nieuwe generatie van
apparatuur te ontwikkelen die in staat is te communiceren met elkaar, met PC's en het
Internet.
2.4.2.2 OS/2
OS/2 werd oorspronkelijk in een gezamenlijke inspanning van Microsoft en IBM
opgezet om DOS op te volgen. Met de komst van de 286 processor werd het immers
mogelijk in protected mode te werken, en gebruik te maken van extended memory.
Omdat IBM ook PC's optimaal wilde inzetten in een mainframe-omgeving, waarbij de
PC naast de klassieke tekstverwerking en rekenblad-opdrachten ook als terminal zou
kunnen fungeren, werden in de protected mode meteen kansen gezien om van OS/2
een multi-tasking omgeving te maken. Om aan de groeiende vraag naar een grafische
interface te voldoen werd die vanaf de tweede versie voorzien. Daarmee leek aan alle
voorwaarden voldaan voor een succesformule. Snel bleek echter dat het niet of
gebrekkig ondersteunen van bestaande DOS-applicaties de verkoop sterk remde. Ook
bleek OS/2 niet op het ruime aanbod van hardware te werken, waar DOS
alomvertegenwoordigd was. Microsoft koos voor de vlucht naar voren: het ontwikkelde
een grafische schil voor DOS, Windows, en voorzag die van primaire multitaskingmogelijkheden. Na enige jaren sloeg dit aan: vanaf 1990 is de opgang van Windows
niet meer te stuiten. Het veelbelovende OS/2, ondertussen in de versie 1.3 gegroeid
tot een van de stabielste micro-omgevingen ooit, werd door Microsoft niet verder
ontwikkeld, wel nog door IBM.
Achteraf beschouwd is de grootste misstap in de ontwikkeling van zowel OS/2 als
Windows wellicht de keuze geweest voor de protected mode van de 286. Deze
onfortuinlijke processor bleek behept met een fameuze ontwerpfout:
bij het
terugschakelen van protected mode naar real mode worden de registers gereset. Wil
men op zo'n machine DOS-applicaties multi-tasken, komt men in grote moeilijkheden.
Met de instorting van de 386-prijzen, kwam bovendien voor de grote massa de voor
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 30
2.4. SOFTWARE
multitasking veel geschiktere virtuele mode binnen handbereik. OS/2 1.3 verloor
meteen elke bestaansreden: geschreven voor een uitgestorven en weinig geliefde
processor, en niet compatibel met het gros van de software.
Met OS/2 2.0, 2.1 en OS/2 Warp hoopt IBM de soliede basis van OS/2 een nieuw elan
te geven. OS/2 2.x is geschreven voor de INTEL 386 DX en hoger (32 bits). Het
gebruikt een 32-bits adresruimte volgens een niet-gesegmenteerd geheugenmodel.
De theoretisch 4 Gb aan adressen worden ingevuld met dynamisch virtueel geheugen
(bij DOS/Windows is dit statisch), wat concreet betekent dat op een toestel met b.v. 50
Mb diskruimte vrij, elke applicatie 50 Mb adresseerbaar 'ziet'. Geheugen is onder OS/2
2.1 dan ook niet meer dan een hardware-issue.
Voorts voorziet OS/2 in pre-emptive multi-tasking, d.w.z. dat het operating system zelf
de processortijd verdeelt en op tijdsbasis terug afneemt van een applicatie, zelfs
wanneer die zich niet in idle-time (leeglooptijd of wachtstatus) bevindt.
Bij
DOS/Windows moet het systeem wachten tot een applicatie de controle teruggeeft
vooraleer tijd aan een ander proces kan worden gegeven. Dat geeft een beetje een
houterige multi-tasking. Een applicatie die heel CPU-intensief is (wat niet hetzelfde is
als rekenintensief), zoals een format-commando, kan de andere processen behoorlijk
ophouden. Niets daarvan onder OS/2: daar neemt de kernel stug de processor terug
in handen om de tijd netjes te verdelen. Toch betekent dit nog niet dat deze aanpak
ongenuanceerd beter is: het is helemaal niet nodig om zo democratisch te zijn, dat elke
taak een gelijk deel van de CPU-tijd mag gebruiken; een spreadsheet herrekenen b.v.
kost heel wat meer CPU-tijd dan tekstverwerking. Wie b.v. 4 taken heeft op een 386
40 MHz onder OS/2, werkt eigenlijk tegelijk op vier heel trage computers van 10 MHz.
Onder Windows zullen de taken die in voorgrond staan een veel grotere prioriteit
krijgen; op een kalm ogenblik kan het spreadsheet b.v. herrekend worden aan een
aanvaardbare snelheid.
2.4.2.3 MacOs
Besturingssysteem voor de Macintosh computer. MacOs 8 is geoptimaliseerd voor de
PowerPC processor, en biedt o.a. multi-tasking. Mac OS is erg geliefd in de grafische
sector, met state-of-the-art multimedia-ondersteuning.
2.4.2.4 Linux
Linux is een vrij Unix operating system, oorspronkelijk ontworpen door Linus Torvalds.
De ontwikkeling gebeurt door vrijwilligers/professionals wereldwijd. Linux is een
onafhankelijke POSIX-implementatie. Het is een multi-user systeem en omvat echte
multi-tasking, virtueel geheugen, shared libraries, demand loading, TCP/IP netwerking.
De source code van Linux is vrij verkrijgbaar, via de GNU General Public License.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 31
2.4. SOFTWARE
2.4.3 Toepassingsprogramma's (application software)
Een groot aantal kant-en-klare (schrink-wrapped) programmapakketten
verkrijgbaar voor gebruik in de meest uiteenlopende toepassingsgebieden:
zijn
Tabel 4. Toepassingssoftware
Tekstverwerking
Word, Wordperfect, Word Pro
spreadsheet-programma's
Excel, Lotus 1-2-3, Quattro Pro, WingZ
database management
systemen
dBase, Paradox, Access, Filemaker, Oracle,
Informix
Browsers
Netscape Navigator, Microsoft Explorer
statistische pakketten
SAS, SPSS
mathematische pakketten
Mathematica, MathCad, Derive
desktop publishing
Pagemaker, Publisher, QuarkXpress
grafische pakketten
Adobe Photoshop, Paint Shop Pro, CorelDraw,
Micrographics Designer
Presentatiesoftware
Freelance Graphics, Powerpoint
Computer Aided Design (CAD)
AutoCad
educatieve pakketten (CAI of
COO)
Stepin, Adam & Eve, …
bedrijfsgerichte toepassingen
CUBIC
communicatie- en
netwerksoftware
Netware, Vines, PC-FTP, Lan Manager
geïntegreerde pakketten
Works, MS-Office
Beleidsondersteunende
software (EIS: executive
information systems )
SAS EIS
time-management software
(schedulers)
groupware
Lotus Notes, Collabra, Groupwise
spelprogramma's...
Chess, Flight Simulator, Doom, …
De keuze van software hangt grotendeels samen met het platform: voor mainframes
moet vaak een specifieke implementatie gedaan worden van de software op de eigen
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 32
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
architectuur. De UNIX-omgeving wordt ingezet om op maat gesneden software te
ontwikkelen, met behulp van het hele assortiment tools dat UNIX standaard aanbiedt.
Software van een UNIX-machine overdragen op een andere betekent vaak
hercompileren wegens de gebrekkig gedefinieerde standaard.
Op Personal
Computers wordt bij voorkeur met shrink-wrapped software gewerkt. Dit bespaart op
opleidingskosten voor het personeel (zij kennen de pakketten vaak reeds), en biedt
goede garanties voor support.
Strategische software (relationele databases,
programmeertalen, etc.) wordt vaak op meerdere platforms uitgebracht.
2.5 Communicatie en netwerken
2.5.1 Communicatie
Communicatie tussen
datatransmissie:
computers
onderling
gebeurt
via
netwerken
voor
•
via een seriële kabel tussen twee PC’s.
•
via een klein peer-to-peer of evenknie-netwerk tussen enkele PC's.
•
via een LAN (Local Area Network) een netwerk met meestal
hoogfresuente verbindingen dat tientallen tot honderden PC’s verbindt;
•
via een WAN (Wide Area Network) een netwerk van meerdere LAN’s op
een verspreide locatie;
•
via internetwerken voor wetenschappelijke uitwisseling van gegevens,
b.v. het Belgian Research Network (BELNET, http://www.belnet.be) en
meer algemeen het Internet (zie http://www.internet.org);
•
via het openbare telefoonnet, b.v. via een modem over het PSTN (Public
Switched Telephone Network) en via het modernere, digitale ISDN
(Integrated Services Digital Network: dit laatste laat transmissie toe van
zowel telefoon, fax, videotex, telex als gegevens);
De mogelijkheden geboden door datacommunicatie:
•
elektronische post (electronic mail);
•
elektronisch publiceren;
•
raadpleging van externe databanken;
•
downloading of het afhalen van bestanden vanuit computers op afstand;
•
interactief werken op afstand;
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 33
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
•
batch-verwerking, b.v. op supercomputers (het in groep laten uitvoeren
van een reeks commando’s).
Bij netwerken kan men verschillende aspecten onderscheiden:
•
de bekabeling en topologie
Er zijn verschillende kabeltypes voor netwerkverbindingen. Meest frequent in gebruik
zijn thick en thin coax (coaxiale kabel, meestal van 50 Ω) en UTP (Unshielded Twisted
Pair).
Bij een bus-topologie vertrekt één kabel vanuit de server en verbindt één na één alle
werkstations, tot aan een zogenaamde terminator of eindweerstand. Bij een stertopologie vertrekt vanuit de server een aparte kabel naar elk aangesloten werkstation.
Een ring-topologie heet een kabel die een volledige lus maakt, waarop alle
werkstations en de server zijn aangesloten.
•
De hardware: servers, clients, routers, bridges, hubs, repeaters
Een netwerk kent verschillende hardware-componenten. In de eerste plaats de
betrokken computers, die men meestal in twee groepen indeelt: enerzijds de servers of
machines die diensten aanbieden, anderzijds de clients of machines die diensten
opvragen. Zo’n dienst kan een gemeenschappelijke printer zijn, of een centrale
databank e.d.m. Servers zijn vaak uit de kluiten gewassen PC’s met veel schijfruimte
en ingebouwde archiverings- of backup-mogelijkheden. Clients zijn dan weer vaak de
standaard bureau-computers of PC’s.
Hubs en repeaters zijn elementen die het mogelijk maken het elektrische signaal uit
een kabel te vertakken naar andere kabels. Zo kan men meerdere kabelsegmenten
aaneenschakelen tot één fysiek netwerk.
Bridges zijn intelligente repeaters, die twee netwerken aan elkaar koppelen in de Osi
datalink-laag (zie verder) om er zo één netwerk van te maken. Een bridge zal in
tegenstelling tot een gewone repeater in staat zijn het verkeer dat voor het ene
segment bestemd is niet nodeloos te propageren in het andere.
Routers koppelen netwerken op een logisch niveau, in de zogenaamde OSI netwerklaag (zie verder).
•
het hardwareprotocol: ETHERNET, TOKEN RING;
Dit protocol schrijft voor hoe een netwerk-adapter voor een PC de gegevens moet
structureren vooraleer ze op de kabel te plaatsen Het gaat hier om de zogenaamde
MAC-layer of Media Access Control van de datalink-laag.Ethernet of IEEE 802.3
(Institute of Electrical and Electronics Engineers) is hier veruit het meest verspreid. Het
werkt standaard op 50 Ω coax-kabel. Ethernet haalt een doorvoer van 10 Mbit/s. Het is
een zogenaamd collision-based protocol, in die zin dat de netwerkkaarten
onafhankelijk van elkaar proberen gegevens op de kabel te zetten. Doen twee of meer
kaarten dit tegelijk, dan ontstaat een collision of botsing. Op dat moment zal elke kaart
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 34
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
een random tijd wachten vooraleer terug te proberen. Moderne ontwikkelingen zoals
Fast Ethernet halen tot 100 Mbit/s. Token Ring of IEEE 802.5 is daarentegen een
deterministisch netwerk, waarbij de kaarten aan elkaar een token doorgeven. Wie het
token heeft mag data op de kabel plaatsen. Token Ring haalt een doorvoer van 16
Mbit/s.
het softwareprotocol: TCP/IP, OSI, IPX (Internetwork Packet eXchange, protocol van
Novell Netware-netwerken), VINES IP (protocol van Banyan Vines-netwerken);
Hierover verder meer.
Datacommunicatie vereist specifieke randapparatuur:
•
een modem bij gebruik van het gewone telefoonnet;
•
een terminal-emulatie wanneer men een pc met een mainframe wil laten
communiceren, b.v. 3270-emulatie.
Transmissiesnelheid wordt uitgedrukt in het aantal bits, dat per seconde wordt
verzonden: van 300 of 9.600 Baud (= bits/sec.) tot 100 Mbit (glasvezel met FDDI, Fast
Ehernet) en 155 Mbit (ATM).
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 35
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
Voorbeeld van een netwerk
Wide Area Network
FDDI Ring
WWW-server
UNIX
Applicatieserver
UNIX
Router
Mainframe
MVS (TSO, VM)
Fileserver
Windows NT
Fileserver
Windows NT
Database-server
Windows NT
Hub
Repeater
Laser printer
Workstation
Sun Solaris
Workstation
UNIX Solaris
PC
Windows 95
Macintosh
DTP-station
MacOs
2.5.2 TCP/IP
TCP/IP staat voor Transmission Control Protocol/Internet Protocol. Het gaat om een
bundel of familie van conventies om communicatie te verwezenlijken over pakketgeschakelde netwerken. Men kiest voor pakket-schakeling om twee redenen:
gezamenlijk gebruik van media (resource-sharing) en robuustheid (error-detection &
handling). Om met meerdere gebruikers een kabel te kunnen gebruiken die meerdere
computers verbindt, is het van belang de over te sturen informatie op te delen in kleine
pakketten. Zoniet, kan telkens maar één gebruiker tegelijk de kabel in gebruik nemen,
en moet het andere verkeer wachten tot die ene communicatie afgesloten wordt.
Bovendien laat het opdelen van de informatie in pakketten toe verloren gegane
informatie vlot terug op te vragen.
Een protocol (van het Griekse Protokollon, eerste vel van een Papyrus) is een
verzameling regels beschrijven hoe men gegevens moet verzenden, i.c. hoe pakketten
eruit zien, en wat hun betekenis is. Via een protocol kan een gegevensstroom
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 36
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
resulteren in communicatie. De meeste netwerk-protocols worden vastgelegd door
RFC’s (Request for Comments). De RFC’s vormen een reeks documenten waarin
informatie over en standaarden voor het Internet te vinden zijn. Daarnaast worden
protocols ook voorgeschreven door de ISO (International Organization for
Standardization, http://www.iso.ch), b.v. de OSI (Open Systems Interconnect) protocol
stack. Een stack is een gelaagde verzameling protocols. Ook TCP/IP is een protocol
stack.
TCP/IP omvat o.m. volgende protocols:
•
Internet Protocol (IP)
•
Address Resolution Protocol (ARP)
•
Internet Control Message Protocol (ICMP)
•
User Datagram Protocol (UDP)
•
Transmission Control Protocol (TCP)
•
Routing Information Protocol (RIP)
•
Simple Mail Transfer Protocol (SMTP)
•
Domain Name System (DNS)
•
File Transfer Protocol (FTP)
•
Telnet
Communicatie tussen verschillende computers veronderstelt interactie op verschillende
niveau’s, gaande van de bekabeling tot de feitelijke uitwisseling van gegevens op het
niveau van de toepassing. De verschillende lagen in het TCP/IP-model zien er als volgt
uit, daarnaast het OSI-model (Open Systems Interconnect):
Tabel 5. Layered protocol stacks
TCP/IP
OSI
Applicatie
Applicatie
Presentatie
Sessie
Transport
Transport
Internet
Netwerk
Netwerk Interface
Datalink
Fysiek
Fysiek
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 37
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
Opdat computers een onderlinge communicatie zouden kunnen opzetten, is het nodig
dat er een adresseersysteem bestaat, zodanig dat een computer op het netwerk zijn
correspondent kan terugvinden.
2.5.3 Adressering
Pakketten op een ethernet-netwerk of frames bestaan uit twee delen, een header, en
de data. De header bevat het adres van de bestemmeling, gevolgd door het adres van
de afzender. Daarna volgt het type pakket (i.c. IP), tenslotte de data.
Wanneer meerdere computers met elkaar gekoppeld zijn via kabel, hebben we een
netwerk; koppelt men meerdere netwerken aan elkaar, dan spreekt men van een
internet. Netwerken koppelt men aan elkaar via routers. Een router zal nl. alleen die
pakketten, die geadresseerd zijn aan een computer uit het andere netwerk, doorgeven.
Daarin verschilt een router van een eenvoudige bridge, een element dat louter een
netwerk verlengt.
Op het laagste niveau van het netwerk communiceren de computers met elkaar via de
hardware, i.c. de netwerkkaarten. Bij ethernet heeft elke ethernet-kaart een uniek
nummer. Dit nummer, b.v. 08:00:20:0A:8C:6D, bestaat uit 6 hexadecimaalgetallen. De
hardware van ethernet-kaarten is er op voorzien om frames van de ene kaart naar een
andere te sturen enkel en alleen op basis van het ethernet-adres. Het zou echter
onaangenaam zijn dergelijk adresseringssysteem te moeten gebruiken voor het
identificeren van netwerkgebruikers en diensten. Vandaar dat TCP/IP werkt met een
ander adresseringsprotocol, IP. IP-adressen zijn opgebouwd uit 4 bytes, en worden
weergegeven in dotted decimal notation, b.v. 134.58.131.17. Ieder IP-adres bestaat uit
een sectie die het netwerk aanduidt, gevolgd door een sectie voor de machine daarin
of de host. Naargelang het aantal bytes dat gereserveerd is voor het netwerk-adres,
spreekt men van een klasse-A adres, een klasse-B adres of een klasse-C-adres.
Vervangt men in een IP-adres de host-sectie door nullen, dan bekomt men het
netwerk-adres.
Klasse A:
eerste byte: 0-127
voorbeeld: 125.0.0.0
aantal mogelijke adressen op het netwerk: 16777216
Klasse B:
eerste byte: 128-191
voorbeeld: 134.58.0.0 (K.U.Leuven)
aantal mogelijke adressen op het netwerk: 65536
Klasse C:
eerste byte: 192-223
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 38
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
voorbeeld: 192.100.25.0
aantal mogelijke adressen op het netwerk: 256
TCP/IP zal nu IP adressen mappen op hardware-adressen om een host te kunnen
bereiken. Dit gaat via het Address Resolution Protocol of ARP.
Op een ethernet, zal een IP-node die een communicatie wil aangaan met een andere
IP-node, een ARP-request sturen op het broadcast-adres (dit is het Ethernet-adres
FF:FF:FF:FF:FF:FF). Ethernet-kaarten zijn zo ontworpen dat zij een pakket voor dit
broadcast-adres steeds beschouwen als naar hen geadresseerd. In de ARP-request
staat zowel het ethernet-nummer als het IP-nummer van de verzender, én het IP-adres
waarmee men wil communiceren. Elke host op het netwerk zal nu dit laatste IPnummer vergelijken met het eigen IP-nummer. Zijn die gelijk, dan wordt een antwoord
gestuurd naar de verzender, met vermelding van het eigen ethernet-adres.
C:\TMP> arp -a
Interface: 134.58.131.17
Internet Address
Physical Address
Type
134.58.131.2
08-00-3e-20-d4-1d
dynamic
134.58.131.6
00-80-c8-29-84-12
dynamic
134.58.131.8
08-00-00-50-19-37
dynamic
134.58.131.254
00-00-0c-00-7e-61
dynamic
2.5.4 Routering
Om een node op een ander netwerk te bereiken, moet de boodschap afgeleverd
worden aan een router. Hiertoe dient de IP-software op de node zo geconfigureerd te
zijn dat het minstens 1 router kent. De router zal de pakketten dan ontvangen, bepalen
voor welk netwerk ze bestemd zijn, en vervolgens doorgeven. Is het netwerk van de
bestemmeling niet rechtstreeks bereikbaar, dan moet de router de pakketten
doorgeven aan een volgende router. De afstand tot een netwerk is dan het aantal
routers of hops dat moet worden gecontacteerd.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 39
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
C:\TMP> tracert brussels.belnet.be
Tracing route to brussels.belnet.be [193.190.197.53]
over a maximum of 30 hops:
1
3 ms
2 ms
2 ms
cisco-lw-lo.kuleuven.ac.be [134.58.131.254]
2
4 ms
3 ms
3 ms
cisco-bib.kuleuven.ac.be [134.58.230.254]
3
11 ms
12 ms
12 ms
cisco-cc.kuleuven.ac.be [134.58.227.254]
4
14 ms
15 ms
12 ms
cisco-urc.kuleuven.ac.be [134.58.7.254]
5
20 ms
15 ms
24 ms
cisco-belnet.kuleuven.ac.be [134.58.244.18]
6
45 ms
46 ms
67 ms
leuven.belnet.be [193.190.196.125]
7
39 ms
37 ms
82 ms
brussels.belnet.be [193.190.197.53]
Trace complete.
Om één en ander te optimaliseren zullen routers in routing-tables bijhouden welke
nodes ze via welke weg kunnen bereiken. Routers wisselen hieromtrent gegevens uit
met elkaar via het RIP-protocol.
2.5.5 Domain Name System
Het zou erg onhandig zijn indien men de machines en diensten op een internet alleen
zou kunnen bereiken via IP-nummers. Om aan dit euvel te verhelpen, bestaat de
mogelijkheid om IP-nummers te mappen op namen, ook weer in dotted notation.
Namen van resources bestaan dan uit machinenaam+domeinnaam, b.v.
onyx.arts.kuleuven.ac.be. Een domeinnaam kan meerdere netwerken beslaan. Een
gebruiker van een machine kan dan bereikt worden via [email protected], b.v.
[email protected]. Van deze naamgeving maakt e-mail gebruik. De tabellen
waarin resourcenamen worden gemapt naar IP-adressen worden bijgehouden in
zogenaaamde Domain Name Servers. Ook hier zal het nodig zijn hosts op een netwerk
manueel aan te geven welke Domain Name Servers kunnen aangesproken worden.
Het omzetten van een resourcenaam in een IP-adres heet Address Resulution.
DNS'sen aan de K.U.Leuven zijn o.m. 134.58.40.252, 134.58.8.36, 134.58.7.250.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 40
2.5. COMMUNICATIE EN NETWERKEN
onyx:/etc$ nslookup 134.58.131.17
Server:
Address:
Name:
Address:
amber.kulnet.kuleuven.ac.be
134.58.40.252
lancelot.arts.kuleuven.ac.be
134.58.131.17
onyx:/etc$ nslookup www.arts.kuleuven.ac.be
Server:
Address:
Name:
amber.kulnet.kuleuven.ac.be
134.58.40.252
anthraciet.arts.kuleuven.ac.be
Address:
134.58.131.6
Aliases:
www.arts.kuleuven.ac.be
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - HET COMPUTERPLATFORM - 41
3.1. INTERNET
3. Internet en World-Wide-Web
3.1 Internet
Men spreekt van een internet wanneer twee of meer computernetwerken met elkaar
verbonden worden. Een computernetwerk bestaat uit een actieve, feitelijke koppeling
tussen computers. Zo kunnen twee computers met elkaar een netwerk vormen via een
modem over een gewone telefoonlijn, op het ogenblik dat de verbinding gemaakt
wordt. Men spreekt maar van een netwerk, wanneer tussen de computers die erdoor
verbonden zijn gegevensuitwisseling of transmissie mogelijk is. Dat veronderstelt naast
de bekabeling ook de nodige software om daarvan gebruik te kunnen maken.
Veruit de meeste internetten of internetwerken gebruiken het TCP/IP-protocol
(Transmission Control Protocol/Internet Protocol), een reeks afspraken waaraan
software moet voldoen om over een fysieke bekabeling een netwerk tot stand te
brengen. Het Internet is dan de verzamelnaam voor alle internetwerken die via TCP/IP
verbonden zijn. In die zin is Internet een deel van een groter geheel, te definiëren als
het geheel van alle netwerken die via welk protocol dan ook onderling bereikbaar zijn.
Die bereikbaarheid moet men dan wel ruim opvatten: omdat het om verschillende
netwerkprotocollen gaat, is niet elke vorm van gegevensuitwisseling in alle richtingen
mogelijk. Vandaar dat men de voorwaarde voor deze bereikbaarheid vaak beperkt tot
communicatie via e-mail. Het geheel van onderling via e-mail bereikbare netwerken
noemt men dan de Matrix.
3.1.1 Standaard internet-toepassingen
Speciaal voor het TCP/IP protocol werden van meetaf aan enkele toepassingen
ontwikkeld om via dit protocol ook effectief de gewenste communicatiemogelijkheden
te realiseren. De belangrijkste van deze toepassingen, Telnet en FTP, bespreken we
hieronder. Wie graag meer gedetailleerde informatie over deze technieken wenst, kan
die vinden in het uitstekende overzicht van Jan Guldentops: Internet en Geschiedenis.
Een historische, methodologische en heuristische benadering, Acco 1996, of
rechtstreeks in de resp. RFC’s (Request for Comment): ftp://ds.internic.net/rfc.
3.1.1.1 Telnet
Telnet is een programma dat toelaat op afstand, via het TCP/IP-protocol, toegang te
krijgen tot een andere computer. Dit gebeurt via terminal-emulatie. Men zal nl. op de
eigen werkpost een terminal van het andere computersysteem nabootsen. De terminal
die nagebootst wordt is karaktergeörienteerd. Door z’n relatieve eenvoud en
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 42
3.1. INTERNET
betrouwbare werking is telnet een standaard component geworden van
internetwerking. Het is een ideale tool om verschillende machines te beheren vanop
afstand, maar ook om b.v. mail te lezen wanneer men op verplaatsing is. Telnet is
vooral onder Unix-systemen een vanzelfsprekendheid, voornamelijk omdat een Unixsysteem zich nagenoeg volledig laat beheren via een telnet-sessie. Door het feit dat
telnet de invoer van de gebruiker teken per teken doorstuurt, kan de werking op trage
lange-afstandsverbindingen wel eens nagenoeg onmogelijk worden.
Het emuleren van een terminal op een ander computersysteem heeft uiteraard ook een
groot aantal nadelen. Ten eerste kan het zijn dat de zogenaamde host-computer van
een ander type is, en b.v. terminals ondersteunt met andere toetsen. In dat geval moet
het telnet-programma zo geconfigureerd worden, dat alle benodigde toetscombinaties
kunnen nagebootst worden. Dat kan een weinig ergonomische werkomgeving tot
gevolg hebben.
Bovendien ondersteunt telnet zeer beperkte scherm-modi, met als belangrijkste de op
Unix-systemen erg populaire vt-100-emulatie, een nabootsing van de DEC vt-100
terminal. Deze terminals hadden echter erg bescheiden mogelijkheden in vergelijking
met een hedendaagse PC.
Belangrijkste nadeel van telnet is echter de nagenoeg volledige afwezigheid van
integratie met de PC. Men kan niet zomaar gebruik maken van de aan de PC
aangesloten printers vanuit toepassingen op de host-computer, men kan de
toepassingen van de host niet laten samenwerken met toepassingen op de PC, en
men maakt geen gebruik van de grafische mogelijkheden die een PC aanbiedt.
Een veel aangenamere manier om op afstand op een andere host te werken is dan ook
X-Windows, een systeem om een grafisch display van een host op een andere
machine, in dat geval een X-server genoemd, te laten draaien. X is net als zovele
andere Unix-toepassingen uitzonderlijk versatiel en krachtig, maar het vraagt een grote
bandbreedte en is dus niet aan te raden over trage verbindingen.
3.1.1.2 FTP
Het zogenaamde File Transfer Protocol laat toe om bestanden van andere machines af
te halen of naar andere machines op te sturen.
FTP veronderstelt dat 1 machine zich als server gedraagt, de FTP-host, en een andere
als client. Meestal zal men vanuit een PC gegevens willen afhalen van of opladen naar
een grotere, centrale machine. Men kan echter ook tussen PC’s onderling FTP
gebruiken. In dat geval moet op 1 van de PC’s een zogenaamde FTP-daemon of FTPserver-programma opgestart worden.
Het FTP-protocol zelf voorziet in een aantal commando’s om lijsten op te vragen met
de inhoud van directories op het host-systeem, en om binnen die directory-structuur te
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 43
3.1. INTERNET
navigeren. Meestal voorziet het client-programma in een grafische interface, die de
directory-structuur op een voor de PC-gebruiker vertrouwde wijze zal weergeven.
De basissyntax:
•
ftp <hostnaam|ip-nummer>
Enkele basis-commando’s:
•
pwd
geeft aan in welke directory men zich op het host-systeem bevindt
•
dir, ls
geeft de inhoud van de actieve directory op het hoofdsysteem
•
cd <pad>
laat toe de actieve directory op het host-systeem te wijzigen
•
get <bestandsnaam>
met dit commando wordt een bestand van de host afgehaald
•
mget <patroon>
laat toe met wildcards meerdere bestanden tegelijk af te halen
•
put <bestandsnaam>
om een bestand van de client naar de host te kopiëren
•
mput <patroon>
om met behulp van wildcards meerdere bestanden tegelijk door te sturen
•
prompt
wisselt de bevestiging aan of uit bij mget en mput
•
bye
sluit de verbinding af
Voor FTP bestaan handige grafische omgevingen, die als shareware worden verspreid.
Een bekend voorbeeld is ws_ftp, dat gratis mag gebruikt worden voor educatieve
doeleinden. Het programma laat toe voor verschillende sites een profiel aan te maken
en op te slaan:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 44
3.1. INTERNET
Met behulp van het profiel kan men dan een connectie maken met de server. Eens
aangesloten, kan men zonder commando’s te kennen makkelijk files van en naar de
host overbrengen:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 45
3.2. E-MAIL
Zoals te zien op bovenstaande illustratie maakt men bij FTP een onderscheid tussen
tranfers in ascii en binary-transfers. Bij binary-transfers wordt bitwijze gekopieerd. Dit is
de aangewezen kopieer-methode voor uitvoerbare, binaire bestanden. Ascii-transfer is
aangewezen voor tekst-bestanden (zonder formattering, dus geen Word-documenten
b.v.). Er wordt dan nl. per byte gekopieerd, en de regeleinden worden aangepast aan
het ontvangende systeem.
3.1.1.2.1 Anonymous FTP
is een variant van FTP, waarbij men als gebruikersnaam “anonymous” opgeeft en als
paswoord het eigen e-mail-adres. De FTP-server op de host moet zo geconfigureerd
zijn dat hij anonieme gebruikers toelaat. Anonymous FTP wordt zeer courant gebruikt
voor de distributie van software (shareware, freeware, previews, updates, patches, …).
Men kan ook via een web-browser eenvoudig aan anonymous FTP doen, door als URL
de machinenaam op te geven voorafgegaan door het prefix “ftp://”, b.v.:
ftp://ftp.belnet.be
Anonymous FTP-services aanbieden betekent alleszins een beveiligingsrisico voor de
host-machine. Het moet dan ook best professioneel geïmplementeerd worden. Vaak
wordt alvast nagegaan of de reverse dns-mapping voor het ip-nummer van het clienttoestel wel werkt. De meeste web-browsers ondersteunen anonymous FTP, zodat je
met ftp://<host.domain> eenvoudig een FTP-locatie kan opzoeken. Dit werkt echter
alleen voor het downloaden.
3.1.1.2.2 FTPSEARCH
Via FTPSEARCH (http://ftpsearch.ntnu.no/ftpsearch) kan men vlot zoeken naar
bestanden die via anonymous FTP worden aangeboden. Men kan ook aangeven in
welk internet-subdomein men wil zoeken, b.v. “.be”. Het is nl. aangewezen een FTPsite te vinden die via een snelle verbinding bereikbaar is.
3.2 E-mail
E-mail of elektronische post laat toe met andere computergebruikers berichten uit de
wisselen. Een e-mail boodschap is net zoals een conventionele brief een
gestructureerde en door conventies gereguleerde tekst, waarvoor ook een zekere
etiquette bestaat. De conventies zelf werden vastgelegd in de legendarische RFC822
(zie http://www.belnet.be/search/cgi-bin/displayrfc.cgi?rfc822.txt). Bij een brief hoort
een envelop, waarop alvast de bestemmeling en niet zelden de afzender vermeld
staan. Deze informatie wordt bij een e-mail boodschap in zogenaamde headers
opgeslagen. We zullen uitvoerig de opbouw van zowel de inhoud van een e-mail
bericht als de headers toelichten. Hieraan voorafgaand willen we ingaan op wat er
vereist is om e-mail communicatie te doen werken. In de eerste plaats moet op z'n
minst een multi-user computersysteem voorhanden zijn, en in regel een netwerk.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 46
3.2. E-MAIL
Benodigd zijn verder een Postoffice, van waaruit de mail centraal verdeeld wordt, mailclients, dit zijn programma's voor de eindgebruiker, en een zogenaamde mail-gateway,
om de boodschappen te versturen.
De mail-clients zijn vaak eenvoudige programma's die het de gebruiker makkelijk
maken boodschappen aan te maken, te verzenden, te ontvangen en te klasseren.
Daarbij wordt de complexe structuur van de mail-header vaak verborgen gehouden.
Steeds vaker echter vormen mail-clients samen met andere toepassingssoftware een
hecht geheel van coöperatieve programma's. Het is dan b.v. mogelijk onrechtstreeks
vanuit een tekstverwerker een mailboodschap te verzenden. We bekijken de
verschillende facetten van de mail-client aan de hand van een public-domain
programma dat stilaan is uitgegroeid tot een standaard: de Eudora POP-mailer.
E-mail toepassing
Een mail-boodschap aanmaken gaat als volgt. De auteur vult het geldige internet-adres
van zijn correspondent in, i.c. "[email protected]". Een correspondent
op het Internet heeft meestal een adres in deze vorm, waarbij het gedeelte achter de
@ het domein is, in dit geval het domein arts aan de K.U.Leuven, op een academisch
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 47
3.2. E-MAIL
netwerk in België. In de velden Cc: (Carbon Copy) en Bcc: (Blind Carbon Copy)
kunnen andere geadresseerden worden opgegeven, die in het eerste geval een kopie
krijgen met medeweten van de eerste correspondent, in het tweede geval zonder
medeweten van de eerste correspondent. De lijn Subject: laat toe een bondige titel aan
de boodschap mee te geven. De datum en het from: veld worden automatisch
ingevuld. Via Attachments: is het mogelijk bestanden mee te sturen.
Aanmaken van een mailboodschap
We overlopen in wat volgt de verschillende headers:
To: hier kan men de geadresseerde(n) opgeven. Wanneer men naar iemand binnen
hetzelfde maildomein een boodschap verstuurd, is het niet nodig dit maildomein op te
geven.
Cc: wanneer aan een derde een officiële kopie van de brief verstuurd wordt. Wie een
mail ontvangt als Cc:-geadresseerde, wordt niet geacht een antwoord te geven.
Bcc: een 'onzichtbare' kopie naar een derde, waarvan de officieel geadresseerden het
bestaan niet kennen. Dit dient om iemand op vertrouwelijke basis op de hoogte te
stellen van een boodschap.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 48
3.2. E-MAIL
From: wordt automatisch ingevuld door de mail-client. Hierin staat het eigen emailadres, vaak vergezeld van de Full Name.
Reply-To: indien opgegeven, is dit het adres waar automatisch de antwoorden naartoe
gestuurd worden.
Sender: indien geen Reply-To voorhanden, gaan replies hier naartoe. Ontbreekt ook
de 'Sender:' dan gaat het antwoord naar 'From:'.
Date: moment waarop de mail verstuurd werd, met aanduiding van de tijdzone.
Header van een mailboodschap
Return-Path: <[email protected]>
Received: from mailserv.cc.kuleuven.ac.be (mailserv.cc.kuleuven.ac.be
[134.58.8.44])
by onyx.arts.kuleuven.ac.be (8.9.0/8.9.0) with ESMTP id KAA24104
for <[email protected]>; Mon, 17 Aug 1998 10:13:18 +0200
Received: from vinip.cc.kuleuven.ac.be (vinip.cc.kuleuven.ac.be [10.33.6.5])
by mailserv.cc.kuleuven.ac.be (8.9.0/8.9.0) with SMTP id KAA19834
for <[email protected]>; Mon, 17 Aug 1998 10:15:21 +0200
Received: by vinip.cc.kuleuven.ac.be with VINES-ISMTP; Mon, 17 Aug 98 10:13:18
+0200
Date: Mon, 17 Aug 98 10:13:15 +0200
Message-ID: <[email protected]>
X-Priority: 3 (Normal)
To: <[email protected]>
From: "Ludo Meyvis" <[email protected]>
Reply-To: <[email protected]>
Errors-to: <[email protected]>
Subject: re: Eten?
X-Incognito-SN: 909
X-Incognito-Version: 4.11.23
MIME-Version: 1.0
Content-type: text/plain; charset=us-ascii
Status: RO
Vaak wordt onderaan de mail nog een extra signatuur opgenomen, waar men meer
gedetailleerde correspondentie-gegevens opneemt.
Bij het versturen van een bestand in een attachment, moet men er wel rekening mee
houden dat de meeste mailservers op het internet slechts 7-bit karakters doorgeven.
Geformatteerde documenten, b.v. een bestand aangemaakt met een tekstverwerker,
kunnen dan ook niet als zodanig verstuurd worden. Men moet deze bestanden vooraf
uuencoderen. Uuencode staat voor Unix-to-Unix Encode, waarbij een bestand wordt
weergegeven met uitsluitend 7-bit ASCII-characters (American Standard Code for
Information Interchange).
Werking van uuencode:
uuencode mijnfile.wp --> mijnfile.uue
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 49
3.2. E-MAIL
de correspondent zal het bestand, dat nu volledig 7-bits is, terug uudecoderen:
uudecode mijnfile.uue --> mijnfile.wp.
Uuencode.exe en Uudecode.exe zijn op het Internet te verkrijgen.
Veel moderne mail-clients, zoals het veelgebruikte PINE en Eudora, ondersteunen
echter de MIME-standaard voor mailverkeer. Deze standaard laat toe binaire
bestanden op een correcte manier door te sturen. Een aangehecht WP-document
wordt door een MIME-compatibele mailer automatisch geëncodeerd.
MIME staat voor Multipurpose Internet Mail Extensions. Dat is een standaard voor
multi-part (gelede), multimedia elektronische mailboodschappen en World-Wide-Web
hypertext documenten. MIME laat toe om niet-tekstuele data zoals grafieken, audio, fax
etc.
te
versturen.
De
standaard
is
vastgelegd
in
RFC1341
(zie
http://www.belnet.be/search/cgi-bin/displayrfc.cgi?rfc1341.txt). Er wordt gebruik
gemaakt van de mimencode encodeertechniek om binaire gegevens om te zetten in
base 64, een subset van ASCII. Base 64 werkt als volgt: het te converteren bestand
wordt per 3 bytes in een buffer van 24 bits gelezen. Wanneer er minder dan 3 bytes
zijn, vult men de buffer verder aan met nullen. De 24 bits in de buffer worden dan
opgesplitst in 3 stukken van 6 bits. Elk 6-bit getal krijgt dan een corresponderende
code uit een reeks van 64 ASCII-characters.
Er bestaan verschillende protocols die de interactie tussen een mail-client en een
mailserver regelen. Voor het verzenden wordt voor internet-mail gebruik gemaakt van
het SMTP-protocol (Simple Mail Transfer Protocol). Men moet in de mail-client
opgeven welke server als SMTP-gateway zal dienen. Voor het afhalen van mail vanuit
een mailbox op de server, worden courant het POP-protocol (Post Office Protocol) en
het IMAP-protocol gebruikt (Internet Mail Access Protocol). Bij het POP-protocol wordt
een kopie van de inkomende mails naar de client gekopieerd. Het staat de gebruiker
dan vrij te bepalen of de originele mails nog op de server moeten blijven staan. De
zogenaamde mail-folders van de gebruiker staan ook op de client.
Bij IMAP worden de folders van de gebruiker op de server bewaard. De client is
eigenlijk een browser van de mails die op de server staan. Dit laat toe om de volledige
mailbox vanuit verschillende PC’s te benaderen en te beheren. Bij POP heeft men
alleen tot de inkomende mail toegang vanuit verschillende PC’s, en dan nog enkel als
men bij het checken van de mail een kopie op de server laat.
Het belangrijkste verschil tussen IMAP en POP is echter dat IMAP in feite een
constante verbinding met de server vereist, wil men met z’n mail werken. Bij POP hoeft
men alleen een verbinding met de server te hebben wanneer men mails verstuurt of
ontvangt.
Veel moderne mail-clients worden aangekondigd als “html-mailers”. In feite gaat het
daarbij om een consequent toepassen van de MIME-standaard, waarbij de
ingebouwde mail-viewer en mail-editor zelf het html-formaat herkennen en aankunnen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 50
3.2. E-MAIL
Dit laat toe om veel rijkere mailberichten door te sturen, ook over internet-verbindingen.
Dat beperkt zich niet tot betere lay-out-mogelijkheden: men kan ook illustraties, geluid
en zelfs video-clips in de mail integreren. Een goede implementatie van MIME betekent
ook dat een eventueel meegestuurd Excel-bestand meteen in Excel kan worden
geopend.
Een ander steeds belangrijker wordend aspect aan mail is authenticatie en beveiliging.
Standaard internet-mail verschilt vooral hierin van corporate mail-systemen, dat het
zeer gemakkelijk is om een mail-adres te ‘faken’. Zo is het relatief eenvoudig een mail
te verzenden namens ‘[email protected]’ e.d.m. Bovendien is het voor
hackers tamelijk eenvoudig mailberichten te onderscheppen en de inhoud te lezen. De
mail-boodschap wordt immers louter als ascii-tekst doorgestuurd via de verschillende
gateways. De meeste internet-mailers staan nog niet erg ver in authenticatie van de
verzender, laat staan in encryptie van de mail-boodschap. Authenticatie veronderstelt
een directory-service enerzijds en een authentication-service anderszijds. Directoryservices houden een zogenaamde user-directory bij, die ook kan gebruikt worden om
adressen te zoeken. De meest soliede standaard is X.500; lichtere implementaties
richten zich naar LDAP (Lightweight Directory Access Protocol). Encryptie kan men
realiseren via het nog niet erg breed ondersteunde S/MIME, zoals de naam verraadt
een varaint van MIME (Secure MIME), of het erg populaire PGP (Pretty Good Privacy),
zie http://huizen.dds.nl/~wfberg/pgp.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 51
3.2. E-MAIL
Tabel 6. ASCII-tabel
Oct
Dec
Hex
Name
000
0
0x00
NUL
001
1
0x01
SOH
002
2
0x02
STX
003
3
0x03
ETX, Control-C
004
4
0x04
EOT
005
5
0x05
ENQ
006
6
0x06
ACK
007
7
0x07
BEL
010
8
0x08
BS,
Backspace
011
9
0x09
HT,
tab
012
10
0x0a
LF,
linefeed, newline
013
11
0x0b
VT
014
12
0x0c
FF,
formfeed, NP
015
13
0x0d
CR,
carriage return
016
14
0x0e
SO
017
15
0x0f
SI
020
16
0x10
DLE
021
17
0x11
DC1,
022
18
0x12
DC2
023
19
0x13
DC3,
024
20
0x14
DC4
025
21
0x15
NAK
026
22
0x16
SYN
027
23
0x17
ETB
030
24
0x18
CAN
031
25
0x19
EM
XON, Control-Q
XOFF, Control-S
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 52
3.2. E-MAIL
Tabel 6. ASCII-tabel
Oct
Dec
Hex
Name
032
26
0x1a
SUB
033
27
0x1b
ESC, escape
034
28
0x1c
FS
035
29
0x1d
GS
036
30
0x1e
RS
037
31
0x1f
US
040
32
0x20
space
041
33
0x21
!,
exclamation mark
042
34
0x22
",
double quote
043
35
0x23
#,
hash
044
36
0x24
$,
dollar
045
37
0x25
%,
percent
046
38
0x26
&,
ampersand
047
39
0x27
',
quote
050
40
0x28
(,
open parenthesis
051
41
0x29
),
close parenthesis
052
42
0x2a
*,
asterix
053
43
0x2b
+,
plus
054
44
0x2c
,,
comma
055
45
0x2d
-,
minus
056
46
0x2e
.,
full stop
057
47
0x2f
/,
oblique stroke
060
48
0x30
0
061
49
0x31
1
062
50
0x32
2
063
51
0x33
3
064
52
0x34
4
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 53
3.2. E-MAIL
Tabel 6. ASCII-tabel
Oct
Dec
Hex
Name
065
53
0x35
5
066
54
0x36
6
067
55
0x37
7
070
56
0x38
8
071
57
0x39
9
072
58
0x3a
:,
colon
073
59
0x3b
;,
semicolon
074
60
0x3c
<,
less than
075
61
0x3d
=,
equals
076
62
0x3e
>,
greater than
077
63
0x3f
?,
question mark
0100
64
0x40
@,
commercial at
0101
65
0x41
A
0102
66
0x42
B
0103
67
0x43
C
0104
68
0x44
D
0105
69
0x45
E
0106
70
0x46
F
0107
71
0x47
G
0110
72
0x48
H
0111
73
0x49
I
0112
74
0x4a
J
0113
75
0x4b
K
0114
76
0x4c
L
0115
77
0x4d
M
0116
78
0x4e
N
0117
79
0x4f
O
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 54
3.2. E-MAIL
Tabel 6. ASCII-tabel
Oct
Dec
Hex
Name
0120
80
0x50
P
0121
81
0x51
Q
0122
82
0x52
R
0123
83
0x53
S
0124
84
0x54
T
0125
85
0x55
U
0126
86
0x56
V
0127
87
0x57
W
0130
88
0x58
X
0131
89
0x59
Y
0132
90
0x5a
Z
0133
91
0x5b
[,
open square bracket
0134
92
0x5c
\,
backslash
0135
93
0x5d
],
close square bracket
0136
94
0x5e
^,
caret
0137
95
0x5f
_,
underscore
0140
96
0x60
`,
backquote
0141
97
0x61
a
0142
98
0x62
b
0143
99
0x63
c
0144
100
0x64
d
0145
101
0x65
e
0146
102
0x66
f
0147
103
0x67
g
0150
104
0x68
h
0151
105
0x69
i
0152
106
0x6a
j
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 55
3.2. E-MAIL
Tabel 6. ASCII-tabel
Oct
Dec
Hex
Name
0153
107
0x6b
k
0154
108
0x6c
l
0155
109
0x6d
m
0156
110
0x6e
n
0157
111
0x6f
o
0160
112
0x70
p
0161
113
0x71
q
0162
114
0x72
r
0163
115
0x73
s
0164
116
0x74
t
0165
117
0x75
u
0166
118
0x76
v
0167
119
0x77
w
0170
120
0x78
x
0171
121
0x79
y
0172
122
0x7a
z
0173
123
0x7b
{,
open curly bracket
0174
124
0x7c
|,
vertical bar
0175
125
0x7d
},
close curly bracket
0176
126
0x7e
~,
tilde
0177
127
0x7f
delete
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 56
3.3. MAILING-LISTS EN NETNEWS
3.3 Mailing-lists en Netnews
Er bestaat ook een meer specifieke toepassing van mail, die gericht is op het
verzenden van berichten die door meerdere geïnteresseerden kunnen worden
opgevraagd.
Een veelgebruikte maar wat verouderde vorm van dit concept zijn de zogenaamde
mailing-lists. Een mailing-list is een lijst van email-adressen, bijgehouden op een
server. Stuur je een bericht naar de mailing-list, dan wordt dit bericht automatisch naar
alle daarin opgenomen adressen doorgestuurd. Bovendien wordt een kopie op de
listserver bewaard voor archivering. Een mail-gebruiker kan inschrijven op een lijst
door naar de listserver een mail te sturen met als message-body:
subscribe <lijstnaam>
Er bestaan talloze mailing-lijsten over de meest uiteenlopende onderwerpen. Een goed
overzicht van mailing-lijsten voor historici vindt men in Jan Guldentops, “Internet en
Geschiedenis”, p. 143 e.v. Meer informatie over de technische kant van mailing-lijsten
(en
het
gebruik
ervan)
kan
men
vinden
op
het
adres
http://www.kuleuven.ac.be/~systhvu/ic/node61.html.
Het handige van mailing-lijsten is, dat ze een unieke broadcasting-functie waarmaken
waar het World-Wide-Web als medium zo halsstarrig naar op zoek is. Zonder enige
inspanning krijg je de informatie waarvoor je interesse hebt, zomaar toegemaild. Tenzij
je ook zelf al deze mails in een aparte folder archiveert, blijft het wel moeilijk door de
mailings te “browsen”. Bovendien krijg je nauwelijks inzicht in de structuur van de
discussie. Veel sterker wat dat betreft is Netnews.
Dit Netnews wordt opgeslagen op news-servers, die ook elkaars aanbod kopiëren om
zo een omvangrijke newsfeed aan te bieden. Met Usenet wordt het geheel van
newsfeeds bedoeld, dat beschikbaar is. Courante browsers bieden ook de mogelijkheid
om netnews te lezen, net zoals ze vaak over een geïntegreerde mailer beschikken. De
echte die-hards van het Usenet zullen echter verkiezen op maat gesneden
programma’s te gebruiken. Je kan readers voor verschillende platformen downloaden
van ftp://ftp.belnet.be/pub/infosystems/news/readers. Voor het Windows-platform
bestaat er een populair programma: WinVN.
De gebruiker kan zelf bepalen voor welke groepen hij een “subscribe” doet. De
groepen zijn opgedeeld in een aantal hoofd-trees:
sci: nieuwsgroepen over wetenschappen
bionet: nieuwsgroepen over biomedische wetenschappen
soc: nieuwsgroepen over sociale wetenschappen, o.m. geschiedenis
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 57
3.3. MAILING-LISTS EN NETNEWS
soc.culture: nieuwsgroepen
soc.culture.belgium
die
over
bepaalde
regio’s
handelen,
b.v.
humanities: nieuwsgroepen over cultuurwetenschappen
comp: nieuwsgroepen over computers (hardware, software, engineering, …)
bit.listserv: kopie van de listserv mailinglijsten
alt: “alternatieve” nieuwsgroepen; dat wordt snel duidelijk :=)
rec: “recreation” nieuwsgroepen: van tuinieren tot muziek
kuleuven: nieuwsgroepen van de K.U.Leuven.
De meeste voor geschiedenis relevante nieuwsgroepen vindt men in de soc-tree.
Daarbij is er een verschil tussen gemodereerde nieuwsgroepen en niet-gemodereerde.
Bij een gemodereerde nieuwsgroep is het niet mogelijk rechtstreeks in de nieuwsgroep
te posten. Het bericht wordt eerst door de moderator geëvalueerd, waarna die dan kan
beslissen of hij de posting doorlaat. Hierdoor krijgt men een kwalitatief veel meer
hoogstaande discussie.
Het zogenaamde posten kan op twee manieren gebeuren. Ofwel maakt men een
artikel over een nieuw onderwerp, en post het op de nieuwsgroep. Ofwel reageert men
op een ander artikel in de nieuwsgroep. Dit heet een follow-up. Je zou ook kunnen
overwegen om je reactie alleen naar de verzender van het originele artikel te versturen,
omdat het antwoord misschien niet relevant is voor de groep. In dat geval doe je
gewoon een reply-to naar de verzender.
De kwaliteit van nieuwsgroepen kan men kwantitatief benaderen via twee parameters:
de gemiddelde lengte en diepte van de threads. Een thread wordt gevormd door de
berichten in de nieuwsgroep die naar elkaar verwijzen. Het is immers een goede
gewoonte bij internet-mail in het algemeen om het bericht waarop je reageert te citeren
in je eigen boodschap. Aan de threads kan je makkelijk de intensiteit van de discussie
merken. In sommige nieuwsgroepen praat men naast elkaar, en vindt men dan ook
geen diepe threads terug. In andere vindt men tientallen follow-ups bij eenzelfde
artikel.
In de betere nieuwsgroepen is er vaak een welwillende nieuwslezer die een synthese
post van één of meer belangrijke threads in de groep. Deze synthesen worden dan als
FAQ’s of Frequently Asked Questions bijgehouden. Vooraleer een vraag te posten op
een nieuwsgroep, is het aangewezen de FAQ’s door te nemen om te zien of je
probleem al niet lang beantwoord is.
Wie aan nieuwsgroepen deelneemt, moet zich ervoor hoeden dat commerciële jongens
graag mail-adressen aftappen van nieuwsgroepen die aanleuenen bij het door hen te
slijten product. Daarna worden die adressen dan gebruikt in mailings. Deze
ongewenste praktijk noment men “spamming”. Door achter je “reply-to”-adres een
suffix te hechten, b.v. “.an_ti_spam”, kan je alvast beletten dat men al te gemakkelijk je
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 58
3.4. WORLD-WIDE-WEB
adres automatisch kan overnemen. Wie op je boodschap wil replyen moet dan wel het
suffix manueel verwijderen.
Voorbeeld van een nieuwsgroep thread
Zuivere "surfers" zullen wellicht verkiezen nieuwsgroepen via hun browser te lezen. Dit
kan op volgende adressen:
•
Zippo: http://www.zippo.com
•
Dejanews: http://www.dejanews.com
3.4 World-Wide-Web
Het World-Wide-Web5 vindt zijn oorsprong in een project van Tim Berners-Lee, op dat
ogenblik verbonden aan het het CERN (Centre Européen pour la Recherche
Nucleaire6) in Genève. In 1989 wilde men de samenwerking tussen medewerkers van
de verschillende Europese partners bevorderen via een systeem van elektronische
documentenuitwisseling. Hieruit ontstond in 1991 een hypertekst-systeem dat men kan
5 http://www.w3.org
6 http://www.cern.ch
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 59
3.4. WORLD-WIDE-WEB
vergelijken met Gopher. Wanneer uiteindelijk het NCSA7 in 1991 de browser Mosaic8
uitbrengt, begint het Web aan een explosieve groei.
Tim Berners-Lee spreekt van het Web als een "distributed hypermedia system".
Bedoeling is om rijke documenten, eventueel voorzien van grafische en andere
multimediale elementen, op een eenvoudige wijze ter beschikking te stellen over het
netwerk aan een een veelvoud van onderscheiden computersystemen. Deze
documeneten kunnen over het netwerk aan elkaar gekoppeld worden om samen één
logisch document te vormen.
Een aantal medewerkers van het NCSA richtten nadien het bedrijf Netscape
Communications9 op, dat zich tot doel stelt de Mosaic-technologie te
commercialiseren. Netscape verovert snel zo'n 70% van de markt. Ondertussen wordt
gewerkt aan nieuwere specificaties voor de onderliggende opmaaktaal HTML
(Hypertext Markup Language10).
HTML is een subset van de markeertaal SGML, door de Text Encoding Initiative11 als
standaard naar voren geschoven voor het structureren van bronteksten. SGML is
volledig platform-onafhankelijk, en is publiek: vastgelegd in de norm ISO-887912 van de
International Organization for Standardization (ISO13). Wanneer men teksten in SGML
codeert, verzekert men zich ervan de de tekst steeds toegankelijk zal zijn voor verdere
verwerking. Dit is anders met documenten die met een specifieke tekstverwerker of
DTP-pakket werden opgemaakt. Gebruikelijke SGML-documenten hebben een
complexe structuur. HTML gebruikt echter een minimum aan structuurelementen zodat
het makkelijk kan aangeleerd worden. De relatieve eenvoud van HTML is meteen ook
mee verantwoordelijk voor het succes.
3.4.1 World-Wide-Web en Internet
Om het World-Wide-Web goed te situeren, is het noodzakelijk eerst kort in te gaan op
de relatie van dat World-Wide-Web met het Internet.
7 http://www.ncsa.edu
8 http://www.ncsa.uiuc.edu/SDG/Software/Mosaic/NCSAMosaicHome.html
9 http://home.netscape.com
10 http://www.w3.org/MarkUp
11 http://www.uic.edu/orgs/tei
12 http://www.iso.ch/isob/switch-engine-cate.pl?searchtype=refnumber&KEYWORDS=8879
13 http://www.iso.ch
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 60
3.4. WORLD-WIDE-WEB
Men spreekt van een internet wanneer twee of meer computernetwerken met elkaar
verbonden worden. Een computernetwerk bestaat uit een actieve, feitelijke koppeling
tussen computers. Zo kunnen twee computers met elkaar een netwerk vormen via een
modem over een gewone telefoonlijn, op het ogenblik dat de verbinding gemaakt
wordt. Men spreekt maar van een netwerk, wanneer tussen de computers die erdoor
verbonden zijn gegevensuitwisseling of transmissie mogelijk is. Dat veronderstelt naast
de bekabeling ook de nodige software om daarvan gebruik te kunnen maken.
Veruit de meeste internetten of internetwerken gebruiken het TCP/IP-protocol
(Transmission Control Protocol/Internet Protocol), een reeks afspraken waaraan
software moet voldoen om over een fysieke bekabeling een netwerk tot stand te
brengen. Het Internet is dan de verzamelnaam voor alle internetwerken die via TCP/IP
verbonden zijn. In die zin is Internet een deel van een groter geheel, te definiëren als
het geheel van alle netwerken die via welk protocol dan ook onderling bereikbaar zijn.
Die bereikbaarheid moet men dan wel ruim opvatten: omdat het om verschillende
netwerkprotocollen gaat, is niet elke vorm van gegevensuitwisseling in alle richtingen
mogelijk. Vandaar dat men de voorwaarde voor deze bereikbaarheid vaak beperkt tot
communicatie via e-mail. Het geheel van onderling via e-mail bereikbare netwerken
noemt men dan de Matrix.
Wat is nu een protocol? In RFC5414 lezen we (eigen vertaling):
"Een connectie is een eenvoudig communicatiepad tussen twee processen. De
belangrijkste functie van een protocol is te voorzien in:
(1) het vastleggen van connecties,
(2) het reguleren van de datastroom over de connecties, en
(3) het beëindigen van connecties."
Of, zoals elders in het document beschreven, het gaat om een elementaire flow control
procedure.
Speciaal voor het TCP/IP protocol werden van meetaf aan enkele toepassingen
ontwikkeld om via dit protocol ook effectief de gewenste communicatiemogelijkheden
te realiseren. De belangrijkste van deze toepassingen, Telnet en FTP, bespreken we
hieronder. Wie graag meer gedetailleerde informatie over deze technieken wenst, kan
die vinden in de resp. RFC’s (Request for Comment): ftp://ds.internic.net/rfc.
Hoewel het internet niet hiërarchisch gestructureerd is en a.h.w. van onderuit groeit,
zijn er wel eeen aantal overlegstructuren, zie internet.org15.
14 http://src.doc.ic.ac.uk/computing/internet/rfc/rfc54.txt
15 http://www.internet.org
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 61
3.4. WORLD-WIDE-WEB
De Internet Engineering Task Force16 is een open gemeenschap van onderzoekers,
ontwikkelaars, bedrijven en vrijwilligers die interesse hebben voor de ontwikkeling en
de goede werking van het internet. De Task Force wordt gesubsidieerd door de
National Science Foundation van de Verenigde Staten, maar iedereen die wil bijdragen
kan toetreden. De IETF bestaat uit een groot aantal werkgroepen, die meestal via
mailing lists bedrijvig zijn. Naast de IESG of de Internet Engineering Steering Group is
er de IAB of Internet Architecture Board, waar de vele zogenaamde Internet Drafts
worden ingewacht en verder ter kennis gebracht.
In RFC192017 wordt aangegeven hoe een protocol dient te worden aangevraagd en
welke verschillende statussen een protocol kan bezitten. Zo zijn er proposals, drafts en
standaard protocollen.
Protocollen die internet-standaarden moeten worden, doorlopen een aantal stadia of
maturiteitsniveau's (voorgestelde standaard (proposal), "draft" standaard, en
standaard) die in toenemende mate onderzoek en tests vergen. Wanneer een protocol
alle stadia doorlopen heeft, dan krijgt het een STD nummer (zie RFC-1311). Bij elke
stap maakt de Internet Engineering Steering Group (IESG) van het IETF of de Internet
Engineering Task Force18 een aanbeveling voor de vooruitgang van het protocol.
Typerend voor het Internet is verder dat naast de basis-protocollen die samen TCP/IP
uitmaken, er een steeds groeiende groep protocollen is ontstaan voor meer en meer
complexe toepassingen, die een inhoudelijke verrijking van het netwerk mogelijk
maken. Door het feit dat de protocollen worden vastgelegd in publiek toegankelijke
RFC's, kunnen bedrijven, universiteiten en individuen vrij implementaties van deze
protocollen in reële toepassingen maken, waarvan men kan aannemen dat ze relatief
probleemloos zullen samenwerken met andere ontwikkelingen. In die zin zegt men dat
het Internet gebaseerd is op open standaarden. Daartegenover staan softwareoplossingen op basis van gereedschapskisten waarvan de broncode een
bedrijfsgeheim is, en waar men afhankelijk blijft van de goodwill van de leverancier; de
zogenaamde proprietaire standaarden.
3.4.1.1 Internet, intranet en extranet
Wanneer men een lokaal bedrijfsnetwerk baseert op het TCP/IP protocol en open
standaarden, spreekt men van een Intranet. Meer en meer tracht men met intranettechnologie het traditionele LAN of Local Area Network te vervangen. Dit betekent o.m.
dat men Web-servers zal gebruiken als informatiekanaal, dat men een mail-systeem
16 http://www.ietf.org
17 http://info.internet.isi.edu/in-notes/rfc/files/rfc1920.txt
18 http://www.ietf.org
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 62
3.4. WORLD-WIDE-WEB
zal gebruiken dat gebaseerd is op een open standaard zoals POP of IMAP, en dat men
zoveel mogelijk van de klassieke diensten van een LAN, zoals de gemeenschappelijke
toegang tot databases zal proberen opvangen via Web-applicaties, steeds vaker
gebaseerd op de JAVA programmeertaal, waarover verder meer. Een intranet wordt
van het eigenlijke internet afgesloten door een zogenaamde firewall, die ervoor zorgt
dat men van buitenuit niet alle diensten kan opvragen en dat de bedrijfskritische
informatie degelijk beveiligd is. Men spreekt van een extranet, wanneer men
welbepaalde doelgroepen van buiten het eigen bedrijf, b.v. grote klanten, een
gepriviligieerde toegang verleent tot het intranet.
3.4.2 Het Web
Hoe verhouden zich World-Wide-Web en Internet? In feite is het World-Wide-Web een
deel van het Internet, in die zin dat communicatie over het World-Wide-Web in enge zin
over één welbepaald protocol uit het geheel van de TCP/IP-protocollen plaatsvindt. Het
World-Wide-Web wordt gevormd door alle nodes op het internet die het HTTP-protocol
of HyperText Transfer Protocol ondersteunen.
Dit Hyper Text Transfer Protocol19 (sinds 1990) regelt de communicatie tussen
enerzijds een server, en anderzijds een client. Op de server draait een zogenaamde
HTTPD-daemon. Dit is en proces dat aan een bepaalde communicatiepoort, meestal
poort 80, luistert naar binnenkomende requests of aanvragen. Deze aanvragen komen
van een zogenaamde browser of web-client. De browser zal een connectie op
zogenaamde socket20 tot stand brengen met de server. Die biedt dan een standaard
start-pagina aan. Vanuit deze pagina kan de browser dan volgende pagina's
aanvragen, hetzij op de server in kwestie, hetzij op andere servers. Eenmaal de pagina
in kwestie werd ingeladen, wordt de connectie opnieuw verbroken. Wie
achtereenvolgens een hele reeks pagina's op eenzelfde server opent, moet m.a.w.
telkens opnieuw een connectie realiseren. Dit hindert de performantie aanzienlijk,
omdat er per connectie toch een zekere overhead is. Bij nieuwere specificaties van het
HTTPD-protocol zal men trachten deze beperking te omzeilen.
Het opvragen van documenten met behulp van een browser noemt men browsen, de
gehele activiteit bestaande uit het gebruik van een browsen om documenten op het
internet te verkennen heet surfen.
Nu is de definitie van het World-Wide-Web als het gedeelte van het internet dat via het
http-protocol bereikbaar is, zeker te beperkend. Belangrijker dan de onderliggende
techniek is uiteraard de beleving van het WWW door de gebruiker. Omdat de meeste
browsers ook andere protocollen ondersteunen dan http, komt de surfer via de browser
19 http://www.w3.org/TR/REC-html32.html
20 http://src.doc.ic.ac.uk/computing/internet/rfc/rfc147.txt
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 63
3.4. WORLD-WIDE-WEB
in de praktijk met een veel ruimer gedeelte van het internet in aanraking, dan alleen
hetgeen via web-servers angeboden wordt. Zo ondersteunt elke browser transparant
FTP en gopher, en kunnen vele browsers via hulp-applicaties ook nieuws, telnet,
tn3270 e.d.m. aanbieden. Voor de surfer is het niet meteen duidelijk dat hier een
andere wereld wordt betreden. Een praktijkgerichte omschrijving van het WWW zou
dan veeleer zijn het geheel van informatie en diensten dat via een Web-browser over
het internet kan ontsloten worden. De beperking "over het internet" is nodig, omdat
men met de browser ook informlatie op de eigen machine kan raadplegen, ook
wanneer die niet via een internet-verbinding beschikbaar is. Ook de informatie
opgeslagen in talloze intranetten kan men moeilijk tot het WWW rekenen.
Het web brengt wel enkele problemen met zich mee ten aanzien van wat we als
document willen beschouwen. Bij het oude gopher was er ter zake geen probleem: de
directory-structuur op de gopher-server wordt een menu, de bestanden zijn de op te
vragen documenten. Bij WWW ligt dat anders: hier worden rechtstreeks documenten
opgevraagd. In principe zou dit betekenen dat je al lezend van de ene tekst in de
andere springt, zoals bij het klassieke hypertext. In die zin zou het web een netwerk
van teksten zijn, die samen a.h.w. één groot verhaal brengen. Dat is echter niet het
geval: in feite is het Web uitgegroeid tot een netwerk van "sites", waar je bij het
navigeren naar toe gaat. Surfen is duidelijk wat anders dan lezen; de meeste Webpagina's zijn dan ook geen uitgeschreven teksten, maar veeleer menu's,
uithangborden, wegwijzers, naamplaatjes e.d.m. Hypertext in de enge zin werd allang
vervangen door een systeem van knoppen zoals we dat van elke grafische interface
kennen.
Vanuit het idee dat een beeld meer zegt dan honderd woorden, zijn de vele, gopherachtige menu-lijsten vervangen door blitse "clickable maps" en andere grafische
navigatiehulpmiddelen. Surfen wordt dan ook echt "sturen"; de surfer is een piloot die
met z'n muis navigeert door het web, niet een aandachtige lezer die een
driedimensionele tekst probeert te doorgronden. Cybernautica als cybernetica van de
mens, niet van de machine: men bestuurt niet een robot in de eigen omgeving maar
zichzelf in een computerwereld.
Men moet immers efficiëntie en effectiviteit van elkaar onderscheiden. Gopher en FTP
zijn efficiënt, omdat ze met een zo gering mogelijke overhead de eigenlijke
informatieoverdracht faciliteren. HTTP is anderzijds effectiever, omdat het de
informatie-overdracht pertinenter maakt. Daar zijn verschillende redenen voor. Zo is de
enige structurering die gopher en FTP kunnen aanbieden aan een geheel van
informatie, een directory. Nu is een directory uiteraard begin van alle ordening, maar
de relatie tussen de informatie binnen een directory kan niet worden uitgedrukt.
Bovendien is de enige relatie die kan worden uitgedrukt tussen directories van
eenzelfde niveau die van wederzijdse uitsluiting. Kenmerkend voor een web-document
daarentegen is niet alleen dat het uit links naar andere informatie bestaat, maar dat het
zelf een link is tussen de verschillende erin opgenomen links. Dit kan al dan niet
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 64
3.4. WORLD-WIDE-WEB
expliciet gebeuren: in een echt stukje hypertext vormt een bindtekst een explicitatie van
de "link tussen de links", maar het kan ook gewoon blijken uit de vormgeving van het
document.
De bijkomende informatie die een web-document kan bieden aan een informatiegeheel
verhoogt de effectiviteit van de informatieoverdracht. Die informatie ligt grotendeels in
de opmaak van dat document. Te vaak wordt over het hoofd gezien dat opmaak niet
zomaar iets uitwendigs is aan een tekst, maar precies een deel van wat gezegd wordt.
En het gaat daarbij zeker niet alleen om de perlocutionaire kracht ervan: via
structuurelementen, typografische verrijking en illustraties wordt een hiërarchie in het
document ingesteld, worden accenten gelegd, worden items gerelativeerd. Kortom, op
het moment dat de Mosaic browser, door het NCSA ontwikkeld voor de CERN
hypertext documenten, de ronde deed, was het lot van Gopher bezegeld.
3.4.3 De onderliggende technologie
Er bestaat een goede, beknopte inleiding in de sleutelbegrippen rond het Web in de
zogenaamde www-faq: http://www.boutell.com/faq/. We overlopen in wat volgt de
belangrijkste elementen die samen het Web structureren.
3.4.3.1 HTTP21
Hypertext Transfer Protocol, vanaf 1990. Dit protocol, bedoeld voor de ontwikkeling
ven gedistribueerde hypermediasystemen, werd de ruggegraat van het World-WideWeb. Heit is volledig ontworpen vanuit een client-server architectuur. Vergelijkbaar met
gopher, en in tegenstelling tot b.v. FTP en telnet, dient er niet te worden ingelogd op de
host om een http-connectie op te zetten. Een klant-programma kan via een eenvoudige
request een http-dienst opvragen. Doordat het protocol via het principe van aanvraag
en antwoord werkt, kunnen geheel onafhankelijk van elkaar olossingen worden
ontwikkeld die van dit protocol gebruik maken. Op die manier kan de eigen dynamiek
van de markt z’n volle efficiënte bereiken, wat mee de groei van het World-Wide-Web
verklaart.
3.4.3.2 JAVA
Platform-onafhankelijke programmeertaal voor Web-applicaties, ontwikkeld door Sun.
Men verwacht dat Java een geheel nieuwe generatie van web-gebaseerde intranettoepassingen met zich mee zal brengen. Vermits Java-code wordt afgehaald naar de
eigen PC met behulp van een browser vanuit een andere machine, werden bij de
introductie heelwat vragen gesteld bij de beveiligingsproblematiek. Dit heeft tot enkele
21 http://src.doc.ic.ac.uk/computing/internet/rfc/rfc2068.txt
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 65
3.4. WORLD-WIDE-WEB
aanpassingen in de implementaties geleid. Voordeel van Java is uiteraard dat in
principe een Java-programma kan uitgevoerd worden op verschillende types hardware,
en onder verschillende besturingssystemen. Om toch een goede performantie te
bereiken wordt de code “Just-In-Time” gecompileerd.
3.4.3.3 Javascript
Een een Java gebaseerde script-taal, ontwikkeld door Netscape Communications en
inmiddels uitgegroeid tot een Europese standaard. Deze script-taal wordt zowel door
bepaalde servers als door browsers ondersteund, en laat toe beperkte automatisering
toe te voegen aan web-documenten. Javascript kan worden gebruikt om te komen tot
zogenaamd "dynamisch html", waarmee een veel higere graad van interactie tussen de
gebruiker en de web-site kan worden bereikt.
3.4.3.4 Active-X
Script-taal van Microsoft, dat als alternatief voor Javascript en Java wordt naar voren
geschoven. Active-X is zeer sterk geïntegreerd in de Windows omgeving, en zou
daaruit performantievoordelen putten. Er is een levendige discussie gaande omtrent de
veiligheid van Active-X, vermits deze krachtige omgeving toelaat volwaardige
applicaties te maken die interageren met andere windows-programma's op de machine
van de client.
3.4.3.5 VRML
Virtual Reality Modeling Language is een platformonafhankelijk bestandsformaat om
driedimensionele werelden op het WWW aan te bieden. In 1995 werd VRML 1.0 boven
de doopvont gehouden, waarna in 1996 het "Moving Worlds22" voorstel vaste voet aan
grond kreeg.
3.4.3.6 SSL
SSL23 of Secure Sockets Layer is een beveiligingsprotocol dat bescherming moet
bieden tegen afluistering en vervalsing van internet-boodschappen. SSL biedt drie
eigenschappen voor communicatie tussen toepassingen over het internet:
•
privacy: er wordt voorzien in encryptie van het verkeer.
•
authenticatie: er is mogelijkheid tot wederzijdse verificatie van identiteit
22 http://vrml.sgi.com/moving-worlds/index.html
23 http://home.netscape.com/eng/ssl3/draft302.txt
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 66
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
betrouwbaarheid: de betrouwbaarheid van de connectie wordt gegarandeerd door
te voorzien in een integriteitscontrole van het boodschappentransport.
3.4.3.7 e-commerce
Elektronische handel via het WWW. Om tot een florissante elektronische handel te
komen, moet vooral het delicate probleem van de beveiliging ven het betaalverkeer
over het internet worden geregeld. Daar zijn twee sleutelfactoren bij betrokken:
authentificatie en encryptie.
3.4.3.8 Cookies
Cookies zijn kleine bestandjes die een script op een web-pagina achterlaat op de
harde schijf van de bezoekende PC. Daarin wordt informatie over de sessie
opgeslagen, zodat men bij een volgend bezoek meer gericht kan terugkoppelen naar
de bezoeker. Op die manier kan de aangeboden informatie beter worden aangepast
aan de noden of wensen van de surfer. Dit kent uiteraard veel commerciële
toepassingen, maar het kan b.v. ook gebruikt worden om feed-back te geven aan een
gebruiker in een meer educatieve context. Men kan zelf aangeven of men cookies
aanvaardt of niet, of vereisen dat de browser minstens een verwittiging geeft wanneer
cookies worden geplaatst.
3.4.3.9 Authentificatie
Een belangrijker wordend probleem bij de zogenaamde intranetten, waarbij met behulp
van internet-technologie een intern bedrijfsnetwerk wordt opgebouwd, vaak ter
vervanging van een bestaand LAN of Local Area Network, is de correcte identificatie
van web-gebruikers. Biedt men immers via het intranet toegang tot databases, dan
moet de toegang kunnen worden beperkt tot bevoegde personen. Om dit te bereiken
gebruikt men naast de web-server twee andere services: een zogenaamde directoryserver en een authentication-server. De directory server is gekoppeld aan het
personeelsbestand, en maakt dit via het web opvraagbaar. Dit kan volgens de
complexe X.500 standaard, maar meestal wordt voor het eenvoudiger te
implementeren LDAP of Lightweight Directory Access Protocol gekozen. De bijhorende
authentication-server zorgt ervoor dat elke client een "certificaat" kan opvragen,
waarmee de gebruikersnaam en paswoord worden gevalideerd. Een een certificaat
voorgelegd aan de server, kan men overgaan naar beveiligde transacties, zoals
HTTPS of S/MIME. In dat geval worden de boodschappen tussen client en server
geëncrypteerd, waardoor "afluisteren" van de boodschappen niet meer mogelijk is.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 67
3.4. WORLD-WIDE-WEB
3.4.3.10 URL (RFC 1738)24
De URL of Uniform Resource Locator is een uniforme aanduiding van resources of
Diensten op het World-Wide-Web. Via de URL kan de browser of Web-client een
document terugvinden op een Web-server.
De algemene vorm van een URL is:
<protocol>: //<user>:<paswoord>@<host>:<poort>/<url-pad>
Waarbij protocol staat voor een dienst die via een bepaald protocol kan worden
opgeroepen. Voorbeelden zijn:
ftp: File Transfer protocol
http: Hypertext Transfer Protocol
gopher: Gopher protocol
mailto: Electronic mail address
news: USENET news
nntp: USENET news using NNTP access
telnet: Reference to interactive sessions
wais: Wide Area Information Servers
file: Host-specific file names
prospero: Prospero Directory Service
Het gedeelte "//<user>:<paswoord>@" is optioneel en komt eerder zelden voor. Men
kan het ingeven wanneer een resource om een bepaalde authenticatie als gebruiker
vraagt, b.v. bij FTP.
Via het systeem van URL's kunnen miljoenen adressen op een eenvoudige manier
worden bijgehouden en ingegeven. De namen van de hosts worden op de klassieke
manier via een Domain Name System aangevraagd.
3.4.3.11 Push technology
Een techniek om documenten vanuit de server te versturen naar de client. De normale
werkwijze op het World-Wide-Web betsaat ering gebrui te maken van pull-technologie,
waarbij het de Web-client of browser is die een document bij de server opvraagt. Via
push-technologie zou de dienstverstrekker zelf bepaalde doelgroepen meer gericht
24 http://www.nexor.com/public/rfc/rfcs/rfc1738.txt
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 68
3.4. WORLD-WIDE-WEB
kunnen aanspreken. De huidige pogingen tot een dergelijke distributie vanuit de server,
nl. het opkomende netcasting, zijn nog op pull-technologie gebaseerd.
3.4.3.12 Proxy-servers
Proxy-servers zijn http-servers die de aanvragen van meerdere web-clients bundelen,
vooraleer die door te sturen naar de eigenlijke host. Op die manier kan het aantal
connecties naar de host worden beperkt, en kan men vooral bij druk bezette
internationale verbindingen bandbreedte besparen. De prox-server houdt zelf een
kopie bij van het opgevraagde document in een eigen “cache”, en zal regelmatig
verifiëren of die kopie nog actueel is. Proxy-servers worden vaak gecombineerd met
zogenaamde “firewalls”, die het gehele internet-verkeer filteren voordat het het interne
bedrijfsnetwerk bereikt.
3.4.4 Informatie zoeken op het World-Wide-Web
Het World-Wide-Web vindt z'n oorsprong in inspanningen om informatie die op
geïnternetwerkte computers beschikbaar is, op een gebruiksvriendelijke manier
toegankelijk te maken. Het is met name die gebruiksvriendelijkheid die het verschil
maakte: er stonden immers al lang talloze communicatiemiddelen ter beschikking om
van internetwerken gebruik te maken, denk maar aan e-mail, FTP, telnet, gopher
e.d.m.
Snel werd voor iedereen duidelijk dat een web-browser gekoppeld aan de juiste serversoftware
zich kan
ontpoppen tot
een
extreem
krachtig
informatieontsluitingsmechanisme. Op het web kan men immers nagenoeg alle bestaande
zoektechnieken implementeren op een platform-onafhankelijke manier.
Om op het web te zoeken kan men verschillende strategieën aanwenden. Het meest
bekend zijn de zoekrobots. In dit geval zal een machine pagina’s op zoveel mogelijk
sites indexeren. Dit kan full-text zijn, of via structuurelementen (titel, headings etc.).
Niet zelden gaat het om een perl-script, dat de documenten via HTTP opvraagt en
parst (een parser is een algoritme dat de syntactische structuur van een zin uit een
bepaalde al dan niet formele taal ontleedt; de activiteit van een parser heet parsing of
parsen). Zoekrobots bieden een verbluffende toegang tot informatie. Naarmate men
zelf minder van een onderwerp afweet, zal men meer onder de indruk zijn van een
zoekrobot: er blijkt nagenoeg geen enkel onderwerp te bestaan waarover op het web
geen tientallen pagina's te vinden zijn. Dat maakt van het web de ideale thuisencyclopedie. Nooit gehoord van Tai Chi? Alle 110 bewegingen worden op het web
beschreven! De manen van Saturnus? Op het web vind je foto's, tekst en uitleg.
Op een uit de kluiten gewassen robot zoals Lycos geeft een query naar een iets te
vaag omschreven onderwerp zoals Cultural Studies al gauw een paar honderd URL's
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 69
3.4. WORLD-WIDE-WEB
weer. Dat maakt het verwerven van consistente informatie via deze techniek vaak
moeilijk. Heel wat opgegeven sites blijken bij nader onderzoek niet relevant.
Zeker bij full-text search is het resultaat onvoorspelbaar. Iemand die in z'n pagina
schrijft: "Het is natuurlijk niet de bedoeling hier de geschiedenis van Ierland te
beschrijven”, zal wél zijn pagina zien verschijnen in het resultaat van een full-text
search naar "Geschiedenis van Ierland". Bovendien is er geen enkele kwaliteitscontrole
op de geboden informatie. Het is dan ook zaak de zoekresultaten die naar boven
komen kritisch te evalueren:
•
Wat is de herkomst van de pagina? Een pagina uit een .gov, .org of .edu domein
heeft een ander type geloofwaardigheid dan een .com pagina.
•
Welke organisatie biedt de informatie aan? Is deze organisatie eigenaar van de
informatie, is ze er verantwoordelijk voor, of bevoegd? Er is een belangrijk verschil
tussen een spoorgids on-line geplaatst door een enthousiaste treinfanaat en en
officiële gids van een spoormaatschappij.
•
Wie is de auteur? Heeft die wel het auteursrecht op de geboden informatie? Vaak
vindt men immers ingescande literatuur op het web. Niet zelden werd het copyright
daarbij geschonden. Is de auteur een authoriteit op dit gebied?
•
In welke mate is de geboden informatie volledig? Een lijst van universiteiten zou
b.v. grote lacunes kunnen bevatten.
Een Engelstalige on-line handleiding voor het zoeken van informatie op het internet
kan
men
vinden
op
het
adres
http://www.lib.berkeley.edu/TeachingLib/Guides/Internet/FindInfo.html.
3.4.4.1 Overzicht van de belangrijkste beschikbare zoekhulpen
3.4.4.1.1 Zoekmatrix K.U.Leuven25
Zeer overzichtelijk en ruim overzicht door Herman VanUytven, Universitair
Rekencentrum K.U.Leuven.
Een uitstekend vertrekpunt. De meeste hieronder
besproken zoekhulpen zijn van hieruit rechtstreeks bereikbaar.
3.4.4.1.2 Yahoo26
Exploiteert de Yahoo! (Yet Another Hierarchical Officious Oracle) meta-index. Die is
hiërarchisch opgebouwd. De Yahoo! Meta-index is zonder meer het best ontwikkelde
web-zoekinstrument op dit ogenblik. Yahoo wordt best ingezet wanneer je precies weet
over welk onderwerp je informatie zoekt, en gewoon wil weten wat over dat onderwerp
wordt aangeboden. Nadeel van Yahoo is uiteraard dat het sterk Angelsaksisch
25 http://mailserv.cc.kuleuven.ac.be/se_adv_nl.html
26 http://www.yahoo.com
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 70
3.4. WORLD-WIDE-WEB
geörienteerd blijft. Het is van belang er rekening mee te houden dat b.v. heel wat
officiële sites met informatie over Frankrijk alleen in het Frans beschikbaar zijn. Men
consultere dan ook regionale Yahoo's, zoals Yahoo! France27, Yahoo! Deutschland28
etc.
Bij het gebruik maken van de Amerikaanse site moet men voor ogen houden dat daar
zowel de rubrieken Arts, Humanities als Social Sciences van belang kunnen zijn voor
historici.
3.4.4.1.3 Alta Vista29
Zoekrobot van Digital, één van de krachtigste en meest volledige ter wereld. De
zoekrobots zal men inzetten wanneer men voor een specifiek woord informatie wil
vinden. Zo kan men het woord Lycosidae best ingeven in een zoekrobot als Alta Vista
of Lycos, terwijl informatie over biologie in het algemeen best wordt aangekaart via
http://www.yahoo.com/science/biology. Altavista heeft ook een Europese mirror-site30.
Deze site biedt ondersteuning voor meerdere Europese talen. Bovendien laat Altavista
nu toe om de zoekopdracht te beperen tot documenten die een een bepaalde taal
opgesteld zijn. Altavista kent ook een techniek die clustering toelaat van de gevonden
pagina’s volgens een concept-boom. Op die manier kan men de zoekopdracht
verfijnen op basis van de data zelf. Wanneer men immers de zoekopdracht via de
klassieke weg moet verfijnen door zelf bijkomende constaints op te leggen, kan het zijn
dat relevante pagina’s onopgemerkt blijven.
Alta Vista biedt ook de mogelijkheid om te zoeken in USENET. Op die manier kan men
snel terugvinden of een bepaald probleem in een aantal nieuwsgroepen reeds aan bod
gekomen is.
AltaVista biedt op z’n site een vrij uitvoerige handleiding aan31. Via “Uitgebreid Zoeken”
kan men de zoekopdracht verder verfijnen. Hieronder een overzicht van enkele
mogelijkheden:
•
geschiedenis nederland
geschiedenis OR nederland
Zoekt pagina’s waar deze woorden in voorkomen, ongeacht volgorde en
schrijfwijze (hoofd- en/of kleine letters).
27 http://www.yahoo.fr
28 http://www.yahoo.de
29 http://altavista.digital.com
30 http://www.altavista.telia.com
31 http://altavista.telia.com/cgi-bin/query?mss=nl/advhelp&country=be
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 71
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
Geschiedenis Nederland
Zoekt pagina’s waar deze woorden in voorkomen, ongeacht volgorde maar
geschreven zoals het voorbeeld.
•
“Geschiedenis van Nederland”
Zoekt exact de tekenreeks zoals ingevoerd.
•
geschiedenis AND Nederland
Zoekt documenten waar beide woorden samen in voorkomen.
•
geschiedenis NEAR Nederland
Zoekt documenten waar de woorden geschiedenis en Nederland op minder dan
tien woorden van elkaar staan.
•
geschiedenis NOT bedrijf
Zoekt documenten waar wel geschiedenis, maar niet het woord bedrijf in voorkomt.
Dit wordt voornamelijk gebruikt wanneer een op zich zinvolle zoekopdracht vooraan
teveel verwijzingen naar documenten uit een totaal andere context oplevert.
Men kan gebruik maken van haakjesnotatie om OR- en AND-opdrachten correct te
combineren. Daarnaast kan men ook een rangschikking doorvoeren van de
zoekresulaten, zodat de meest relevante antwoorden bovenaan komen te staan. Zo
zou men b.v. de vraag naar “Geschiedenis van Nederland” een rangschikking
“universiteit bibliotheek academie overheid” kunnen meegeven, om documenten waar
deze woorden ook in voorkomen meer gewicht te geven.
3.4.4.1.4 Hotbot32
Interface voor de Inktomi zoekrobot. Hotbot kent een aantal mogelijkheden om de
zoekopdracht te verfijnen. Zo kan men de datum, de plaats, het media-type en het
pagina-type nader preciseren. Met pagina-type wordt bedoeld of het een hoofdpagina
is in een site of niet. Je kan ook aangeven tot op welk niveau van doorverwijzing je in
sites zal zoeken. Bovendien kan je je zoekopdracht opslaan, om die later weer te
kunnen gebruiken.
3.4.4.1.5 Andere op robots gebaseerde systemen:
•
Lycos: http://lycos.cs.cmu.edu
•
Webcrawler: http://www.webcrawler.com
•
Infoseek: http://www.infoseek.com
•
Excite: http://www.excite.com
3.4.4.1.6 WWW Virtual Library: Europese mirror33
32 http://www.hotbot.com
33 http://www.mth.uea.ac.uk/VL/Overview.html
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 72
3.4. WORLD-WIDE-WEB
Een ernstig te nemen initiatief om tot een web-catalogus te komen die de kwaliteit van
bibliotheekcatalogi benadert. Experimenteel is ook een indeling volgens Library of
Congress klassificatie on-line geplaatst34.
De WWW Virtual Library heeft voornamelijk als voordeel dat men kan betrouwen op de
kwaliteit van de opgegeven verwijzingen. In die zin is de Virtual Library en goed
uitgangspunt indien men wil weten wat over een bepaald wetenschapsdomein via het
internet wordt aangeboden.
3.4.4.1.7 Meta-zoeksystemen
Meta-search engines leggen de zoekopdracht van de gebruiker voor aan verschillende
zoekrobots. Het resultaat wordt vergeleken, de dubbels eruit gehaald en er wordt een
zekere ordening en groepering aangebracht. Dit eindresultaat krijgt de gebruiker te
zien. Bijkomend voordeel is, dat de meta-zoeksystemen vaak een snelle verbinding
hebben met de zoekrobots. In elk geval kan men veel tijd besparen door z’n vraag
eerst aan een meta-zoeksysteem voor te leggen.
•
Northern Light: http://www.nlsearch.com
•
Inference: http://www.inference.com
•
Mamma: http://www.mamma.com
•
MetaZoek België: http://www.net-v.be
3.4.4.1.8 Belgische zoeksystemen
Wanneer men geïnteresseerd is in informatie die op België betrekking heeft, is het
zeker aangewezen eerst de Belgische zoeksystemen te raadplegen, vooraleer de
“wereldwijde” systemen aan te kaarten. We geven twee voorbeelden:
•
Webbel: http://www.webbel.be
Hiërarchische, alfabetische geordende cataloog
•
Webwatch: http://www.webwatch.be
Belgische robot
3.4.4.1.9 FOLDOC (Free On-Line Dictionary Of Computing)
http://wombat.doc.ic.ac.uk/
Een uitstekend woordenboek van computertermen.
34 http://www.mth.uea.ac.uk/VL/LibraryOfCongress.html
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 73
3.4. WORLD-WIDE-WEB
3.4.5 Institutionalisering van het WWW
Naast de nieuwe "instituten" zoals Yahoo! en Alta Vista komen ook de traditionele
anabieders van gestructureerde informatie sterk opzetten op het Web: de bibliotheken,
uitgeverijen en mediagroepen.
Er zijn verschillende toegangen tot bibliotheeksystemen. Op het Web domineren twee
varianten: Telnet en WWW. Bij een telnet-toegang zal men via een telnet-client
inloggen op het computersysteem waarop de bibliotheektoepassing draait, om zo de
catalogus te raadplegen. Voordeel van deze benadering is dat telnet op eender welk
computerplatform beschikbaar is, en dat het zowel aan de client als aan de transmissie
weinig eisen stelt. Zelfs met een eenvoudige DOS-computer kan men zo bibliotheken
op afstand raadplegen. Naargelang het type van de host (de computer waarop men
inlogt) heeft men een typische vt100 of ANSI telnet-client van doen, of een tn3270client. Bij standaard vt100-emulatie (vt100 is een type terminal voor DEC-computers)
en ANSI (American National Standards Institute) worden de instructies teken per teken
doorgezonden, bij de IBM 3270-emulatie (een 3270 was een speciale PC voor
communicatie met een IBM mainframe) gaat dit scherm per scherm, wat voor
bibliotheektoepassingen aangenamer is. Het nadeel van zowel de telnet- als tn3270
varianten is dat men in feite aansluit op een ander computersysteem, en men vaak met
vreemde commando's en een onaangepaste toestenbord-indeling moet werken.
Bovendien laat telnet geen bestandsuitwisseling toe met de client, en zijn er bijgevolg
weinig manipulaties mogelijk op de verkregen zoekresultaten.
Een tweede mogelijkheid is via WWW, meer bepaald met HTML-forms. In dit geval
werkt men in een zuivere client-server omgeving, en kan men de opgevraagde
resultaten gemakkelijker afdrukken of wegschrijven. Ook bedient men de eigen
computer, wat toetsenbordproblemen of een onbekende commando-omgeving uitsluit.
Bibliotheekcatalogi zijn via gestructureerde indices beschikbaar. Hier volgen enkele
belangrijke adressen. Uit het grote aantal kan blijken dat bibliotheektoegang via
internet geen wishfull thinking meer is, en dat bibliotheekwetenschap en
informatietechnologie elkaar reeds geruime tijd gevonden hebben. De eigentijdse
bibliothecaris is dan ook tevens een Cybrarian, gespecialiseerd in informatie-ontsluiting
op het Web.
3.4.5.1 WWW Virtual Library: Europese mirror:
http://www.mth.uea.ac.uk/VL/Overview.html
Een ernstig te nemen initiatief om tot een web-catalogus te komen die de kwaliteit van
bibliotheekcatalogi benadert. Experimenteel is ook een indeling volgens Library of
Congress klassificatie on-line geplaatst:
http://www.mth.uea.ac.uk/VL/LibraryOfCongress.html
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 74
3.4. WORLD-WIDE-WEB
De WWW Virtual Library heeft voornamelijk als voordeel dat men kan betrouwen op de
kwaliteit van de opgegeven verwijzingen. In die zin is de Virtual Library en goed
uitgangspunt indien men wil weten wat over een bepaald wetenschapsdomein via het
internet wordt aangeboden.
3.4.6 Sites voor historici
(toestand 31/08/98, zie http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207/histlink.htm voor een
geactualiseerde versie)
Archeologie en Geschiedenis Oudheid
•
Bookmarks Jan Raeymaekers:
(http://onyx.arts.kuleuven.ac.be/~jraeymae/bookm.htm)
•
(URL changed!) Archaeological Resource Guide for Europe
(http://odur.let.rug.nl/arge/)
•
ArchNet: (http://spirit.lib.uconn.edu/ArchNet/News/homehelp.html)
•
Perseus Project: (http://medusa.perseus.tufts.edu/)
•
Argos: Limited Area Search of the Ancient and Medieval Internet:
(http://argos.evansville.edu/)
•
KIRKE: Katalog der Internet-Ressourcen für die Klassische Philologie aus
Erlangen: (http://www.phil.uni-erlangen.de/~p2latein/ressourc/ressourc.html)
•
Strumenti informatici per lo studio della Storia Antica:
(http://www.economia.unibo.it/dipartim/stoant/struminf/intro.html)
•
Classics at Oxford: (http://info.ox.ac.uk:80/~classics/)
Middeleeuwen
•
Bibliography on the Year 1000: (http://www.mille.org/1000-bib.htm)
•
Middeleeuwse handschriften Nederlandse Koninklijke Bibliotheek:
http://www.konbib.nl/kb/bc/bc-nl/mehand/mehand.htm
•
Honderd Hoogtepunten uit de Koninklijke Bibliotheek:
(http://www.konbib.nl/kb/100hoogte/menu-tours-nl.html)
•
Patrologia Latina - The Full Text Database: (http://pld.chadwyck.co.uk/)
•
Archief van Middeleeuwse Bronnen:
(http://www.student.kuleuven.ac.be/~m9310837/mid.htm)
•
ORB, the Online Reference Book for Medieval Studies. On-Line Text Materials
for Medieval Studies: (http://orb.rhodes.edu/)
•
Internet Medieval Sourcebook: (http://www.fordham.edu/halsall/sbook.html)
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 75
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
De verhalende bronnen uit de Zuidelijke Nederlanden, 600-1500:
(http://allserv.rug.ac.be/~jdploige/sources/n_index.html)
•
Medieval Studies:
(http://www.georgetown.edu/labyrinth/Virtual_Library/Medieval_Studies.html)
•
EuroDocs: Primary Historical Documents From Western Europe:
(http://library.byu.edu/~rdh/eurodocs/)
•
Labyrinth: A World Wide Web Server for Medieval Studies:
(http://www.georgetown.edu/labyrinth/labyrinth-home.html)
•
Vincent of Beauvais O.P.
(http://www.let.ruu.nl/departments/C+L/voorbij/vb_home.htm)
•
Historische Ressourcen im Netz (Mittelalter) Univ. Erlangen:
(http://www.phil.uni-erlangen.de/~p1ges/ma_resso.html)
•
CETEDOC: Centre de traitement électronique des documents LLN:
(http://www.fltr.ucl.ac.be/FLTR/TEDM/tedm.html)
•
Interessante Links zur Mediävistik (Erlangen): (http://www.uniregensburg.de/Fakultaeten/phil_Fak_IV/Germanistik/erlink.html)
•
Kommission für Schrift- und Buchwesen des Mittelalters der Österreichischen
Akademie der Wissenschaften: (http://www.oeaw.ac.at/~ksbm/)
•
Mittelalter und Antike (Essen): (http://www.mediae.uni-essen.de/weltweit.htm)
•
Monumenta Germaniae Historica (Deutsches Institut für Erforschung des
Mittelalters): (http://www.mgh.de/)
•
Yahoo! France: Moyen Age:
(http://www.yahoo.fr/Sciences_humaines_et_sociales/Histoire/Moyen_Age/)
•
Yahoo! UK & Ireland: Middle Ages:
(http://www.yahoo.co.uk/Arts/Humanities/History/Middle_Ages/)
Instituten en Departementen
•
Institute of Historical Research: (http://ihr.sas.ac.uk/)
•
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten, met o.m.
Nederlands Historisch Data Archief: (http://www.niwi.knaw.nl/)
•
Geschiedenis On-line: (http://www.archief.nl/)
•
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG):
(http://www.iisg.nl/indexnl.html)
•
KADOC: (http://www.kuleuven.ac.be/kadoc)
•
Netherlands Economic History Archive: (http://www.iisg.nl/~neha/)
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 76
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
History Departments Around the World: (http://chnm.gmu.edu/history/depts/)
•
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis:
(http://www.konbib.nl/infolev/ing/welkom.htm)
•
Institut für Geschichte (Universität Erlangen-Nürnberg): (http://www.phil.unierlangen.de/~p1ges/home.html)
•
History Database (History Computerization Project):
(http://www.directnet.com/history/)
Verenigingen
•
The Association for History and Computing: (http://grid.let.rug.nl/ahc/)
•
Vereniging voor Geschiedenis en Informatica:
(http://grid.let.rug.nl/ahc/holland.html)
•
International Students of History Association:
(http://hagar.arts.kuleuven.ac.be/org/isha/)
Andere overzichten en sites
•
Reformatie. Leven en werk van Maarten Luther:
(http://www.meetingpoint.org/ml/index.htm)
•
Monarchs of Britain: (http://www.britannia.com/history/tudor.html)
•
Britannica Internet Guide: (http://www.ebig.com)
•
From Revolution to Reconstruction. A Hypertext on American History from the
colonial period until Modern Times: (http://odur.let.rug.nl/~usa/usa.htm)
•
The History Net: (http://www.thehistorynet.com/)
•
WWW services for Historians (http://grid.let.rug.nl/ahc/hist.html)
•
Lycos A2Z hiërarchische index History:
(http://a2z.lycos.com/Arts_and_Humanities/History/)
•
Yahoo! - History: (http://www.yahoo.com/Arts/Humanities/History/)
•
Yahoo! Deutschland - Geschichte:
(http://www.yahoo.de/Geistes__und_Sozialwissenschaft/Geisteswissenschaften
/Geschichte/)
•
Yahoo! France - Histoire:
(http://www.yahoo.fr/Sciences_humaines_et_sociales/Histoire/)
•
Altavista search op keyword History, met enige begrenzingen
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 77
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
World-Wide-Web Virtual Library: History:
(http://history.cc.ukans.edu/history/WWW_history_main.html)
•
(URL changed!) Historical Studies World Wide Web Resources:
(http://www.admin.ias.edu/hslib/hsres.htm)
•
Geschiedenis On-line. Sites over geschiedenis:
(http://www.archief.nl/pag04a.htm)
•
Social Science Information Gateway: (http://www.sosig.ac.uk/)
•
Historische bronnen op Internet - vakgroep Geschiedenis Rijksuniversiteit
Leiden: (http://wwwlet.leidenuniv.nl/history/surf/resource.htm)
Tijdschriften en on-line artikels
•
History Journals Guide:
(http://www.crispinius.com/nfh2/zeitschriften/main_01.htm)
•
Zeitschriftenfreihandmagazin Inhaltsverzeichnisse geschichtswissenschaftlicher
Zeitschriften in deutscher Sprache: (http://www.phil.unierlangen.de/~p1ges/zfhm/zfhm.html)
•
History and Theory. Studies in the Philosophy of History:
(http://www.wesleyan.edu/histjrnl/hthome.htm)
•
History Reviews On-Line: (http://www.depauw.edu/~dtrinkle/hrol.html)
•
Bronontsluiting voor de negentiende en twintigste eeuw:
(http://www.konbib.nl/infolev/ing/rgp/werkbest/sympos/algemeen.htm)
Historische Informatiekunde in de "Lage Landen"
•
college Historische informatiekunde Rijksuniversiteit Groningen:
(http://grid.let.rug.nl/~welling/hik/menu.html)
•
Basismodules Computer en Letteren Vrije Universiteit Amsterdam:
(http://www.let.vu.nl/til/lccl.htm)
•
Historische Informatiekunde Vrije Universiteit Amsterdam:
(http://www.let.vu.nl/til/lccl.htm#LCCLS1)
•
Computer en Letteren Universiteit Utrecht (http://candl.let.ruu.nl/)
•
Historische Informatiekunde (K.U.Brussel)
(http://www.kubrussel.ac.be/geschied/gshi.html)
•
An Introduction to Art History Information Science
(http://wwwlet.leidenuniv.nl/www.let.data/Arthis/Theatrum/TBSup/ahihome.htm)
Kaarten
•
Geography Guide: http://geography.miningco.com
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 78
3.4. WORLD-WIDE-WEB
•
Cartografische collectie Nederlandse Koninklijke Bibliotheek:
http://www.konbib.nl/kb/skd/karto-nl.html
•
Wegwijzer cartografie Nederlandse Koninklijke Bibliotheek:
http://www.konbib.nl/kb/skd/diensten.html
•
Map History / History of Cartography - THE Gateway to the Subject:
(http://ihr.sas.ac.uk/maps/)
•
Oddens's Bookmarks. The Fascinating World of Maps and Mapping:
(http://kartoserver.frw.ruu.nl/HTML/staff/oddens/oddens.htm)
Verwijzen naar Internet-bronnen
•
A Brief Citation Guide for Internet Sources in History and the Humanities:
(http://library.byu.edu/~rdh/eurodocs/cite.html)
•
Elektronische voetnoten: (http://www.kuleuven.ac.be/ck/archief/ck-7-13/s3.htm)
Onderwijs
•
Geschiedenisonderwijs (Nederland/Vlaanderen):
(http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207/onderwijs.htm)
Onderwijs algemeen
•
Edu Internet Vlaanderen: http://www.smic.be/edu/index.htm
•
Schoolnet: http://www.digilife.be/schoolnet/
•
DigiKids: http://www.digikids.be/
•
Klasse: http://www.artefact.be/klasse/
•
Vlaamse Gemeenschap - Onderwijs:
http://www.vlaanderen.be/ned/sites/onderwijs/onderw_f.htm
•
VSKO (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs): http://www.vsko.be
•
ARGO (Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs):
http://www.argo.be
•
NL-menu Onderwijs: http://www.nl-menu.nl/nlmenu/onderwijs/home.html
•
De Digitale School: http://digischool.bart.nl/
•
Microsoft Onderwijs Webzine: http://www.microsoft.com/benelux/learn/nlb.htm
Geschiedenis
•
VLG - Vereniging Leraren Geschiedenis en MAVO: http://www.vlg.org
•
Edu Internet Vlaanderen - Geschiedenis: http://www.smic.be/edu/tips05ge.htm
•
Geschiedenis On-line: http://www.archief.nl/
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 79
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
De Digitale School - vaklokaal geschiedenis:
http://digischool.bart.nl/gs/gslok.htm
•
Castles on the Web: http://fox.nstn.ca/~tmonk/castle/castle.html
3.5 Bibliotheken, bibliografische databanken en
catalogi
3.5.1 Bibliotheek in Beweging
In de traditionele bibliotheek werd de klemtoon gelegd op de vorming en de veilige
bewaring van collecties van boeken en tijdschriften. Vandaag richt de bibliothecaris
zich in de eerste plaats naar de gebruiker, en is hij geëvolueerd tot een
informatiebemiddelaar. Deze omwenteling is onder meer het resultaat van de opgang
van nieuwe technologieën op het vlak van elektronische informatie.
In zijn grappig werkje De bibliotheek geeft Umberto Eco (1988) een inventaris van al wat
de bibliotheek tot een nachtmerrie kan maken. De bibliothecaris behandelt de bezoeker
als een vijand en een potentiële dief. De catalogi zijn niet-geïntegreerd en bevatten
uiteenlopende spellingsvormen. De ene keer gebruikt men Tsjaikovsky, de andere keer
Tchaikowsky. De trefwoorden zijn toegekend op een puur willekeurige basis.
Copieerapparaten ontbreken of haperen voortdurend. Uitlenen en interbibliothecair
aanvragen van boeken duren een eeuwigheid... Met dit negatieve bibliotheekmodel roept
Eco als het ware onmiddellijk de kenmerken op van een goede, eigentijdse bibliotheek.
Kwaliteitszorg en gebruikscomfort werden, vooral vanaf de jaren tachtig, gefaciliteerd door
uitgebreide systeem-automatisering. De K.U.Leuven speelde een voortrekkersrol met de
productie vanaf november 1977 van het Dobs-Libis-systeem, in samenwerking met IBM
en de Universiteit van Dortmund. Het Leuvens Integraal Bibliotheeksysteem (Libis) stelt
de gebruikers in staat om via computerterminals titelbeschrijvingen te raadplegen op de
mainframe-computer in het Universitair Rekencentrum. Libis-net geeft niet enkel de
titelbeschrijvingen uit de verschillende deelbibliotheken van de K.U.Leuven, maar ook die
uit zeventien andere (universiteits)bibliotheken in het netwerk. Achter de on-line public
access catalogue (opac) schuilt een omvangrijk geheel van geïntegreerde toepassingen.
Libis vormt zelfs de ruggegraat van het volledige bibliotheekbeheer. De modules voor de
gautomatiseerde
bestelling,
catalogisering,
tijdschriftverwerking,
uitleen
en
interbibliothecair leenverkeer leverden tastbare verbeteringen. Bijvoorbeeld kunnen
catalografen putten uit betrouwbare bestanden, de zogenaamde authority files, om
werken van ... Tchaikovsky te beschrijven.
Elektronische informatie bleef tijdens de jaren tachtig in vele bibliotheken beperkt tot dit
soort van geïntegreerde netwerksystemen. Wel steeg het aantal bibliografische
databanken die on-line raadpleegbaar werden. Omwille van de hoge kostprijs van de,
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 80
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
vaak intercontinentale, telefoonverbindingen kende deze on-line information retrieval niet
overal evenveel succes.
De bibliotheken waren hiermee evenwel definitief op het spoor gezet van de vernieuwing.
Dit werd gereflecteerd in het programma van de in 1983 opgerichte interuniversitaire
speciale licentie documentatie- en bibliotheekwetenschap, waartoe overigens vele
afgestudeerde historici zich geroepen voelden. Binnen deze opleiding nam sindsdien het
aandeel van de nieuwe technologieën en van de informatiewetenschap steeds meer toe.
Vandaag heeft ze een tweedelige vorm: ten eerste een 'aanvullende studie bibliotheeken documentatiekunde' en ten tweede een 'gespecialiseerde studie informatie- en
bibliotheekwetenschap'. Men doceert er in toenemende mate vakken als documentaire
informatiesystemen, documentaire informatiemarkt, documentarchiveringssystemen,
dataverwerking
en
datacommunicatie
(zie
op
de
Internet-adressen
http//hgins.uia.ac.be/psw/stud/roosterasbib.html en roostergasbib.html).
In de jaren negentig deden de personal computers hun intrede in de bibliotheken. Dit hing
grotendeels samen met de opkomst van het medium van de cd-rom. Meer en meer
bibliografieën, catalogi en indexen verschenen op cd-rom. De beschikbaarstelling van dit
medium stelde bibliothecarissen voor financiële en organisatorische uitdagingen, die van
een gans andere orde zijn dan die bij de traditionele papieren informatiedragers.
Aanvankelijk werden de cd-rom's aangeboden als stand-alone, dit wil zeggen één schijfje
per computer. Nadien werden ze, zoveel als mogelijk, aangeboden in lokale netwerken of
local area networks. De comfortwinst zit in de mogelijkheid de cd-rom's, eventueel
simultaan, te gebruiken vanop verschillende werkposten. Bovendien worden deze
netwerken tegenwoordig onderling met elkaar verbonden, zodat men bibliotheek A ook
cd-rom's kan raadplegen die zich in bibliotheek B bevinden. In toenemende mate is dit
bijvoorbeeld het geval aan de K.U.Leuven.
Hoedanook bekleedt de personal computer in deze context een primordiale rol. In een
stijgend aantal bibliotheken ging hij ook de rol van Libis-terminal overnemen. Via een
telnet-sessie of een tn-3270-sessie kon de catalogus worden bereikt vanop de eigen pc.
Bovendien konden op de bibliotheekcomputers ook andere programma's, zoals
tekstverwerking, worden aangeboden. In 1994 kon, bij wijze van voorbeeld, de bibliotheek
van de Campus Kortrijk haar geïntegreerd aanbod naar de studenten toe aanpassen, in
het licht van nieuwe onderwijskundige impulsen en van het project 'Kortrijkse
Elektronische Informatie voor Bibliotheek- en ONderwijsToepassingen'. Zoeken,
verwerken en rapporteren van informatie is een essentieel onderdeel van de vorming,
vooral ook in de humane wetenschappen. De universiteiten in het algemeen maken zich
op voor nieuwe technologieën en nieuwe leeromgevingen. En het spreekt van zelf dat
bibliotheken en mediacentra hun rol dienen te spelen als labo's van zelfwerkzaamheid en
draaischijven van onderwijsvernieuwing.
De technologische golf van het Internet, meer bepaald van het World-Wide-Web, heeft de
veranderingen in de onderwijs- en bibliotheekwereld op een opmerkelijke wijze versneld.
Bibliografische en full-textdatabanken worden toegankelijk gemaakt via het Web.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 81
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
Bibliotheken passen hun catalogi aan en stemmen hun dienstverlening en
informatieverstrekking af op het nieuwe medium. De Libis-catalogus verscheen in een
toegankelijke, via het web bereikbare versie, zonder daarbij te wachten op zijn definitieve
opvolger Amicus. Inmiddels wordt ook de omschakeling naar Amicus volop voorbereid.
Deze software is al in gebruik in de Nationale Bibliotheek van Canada (12 miljoen
records) en werd recent ook door de British Library aangeschaft. ELiAS, het bedrijf
waarop voor deze zaken beroep gedaan wordt (http://www.elias.be/front/whoweare.html)
werkt inmiddels ook aan LibriVision, dat multimedia-toegang tot de genoemde
bibliotheekcatalogi dient mogelijk te maken.
Dit zijn enkele van de aandachtspunten van de K.U.Leuven. Daarnaast zijn er andere
projecten die, samengevat, te maken hebben met de verwerving van elektronische
documenten, de productie van elektronische documenten (digital library), de uitbouw van
de didactische bibliotheek op het intranet en de ontsluiting van de referentiecollectie op
het Campus Wide Information System (CWIS). Op het Vlaamse niveau worden, in het
kader van het Vlaams Overlegorgaan inzake Wetenschappelijk Bibliotheekwerk (VOWB)
concrete stappen van samenwerking en netwerking ondernomen. Het zogenaamde
Elektron-project dient de universitaire en andere bibliotheken dichter bijeen te brengen en
bibliografische databanken aan full text databanken te koppelen. Dit alles, onder meer
ook om de kosten van de deelnemers te drukken en het interbibliothecair leenverkeer
vlotter te laten verlopen, bijvoorbeeld ook middels automatische betaling via account
servers.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe de bibliotheek inspeelt op de technologie, en
vice versa. Een boek aankopen omdat iemand het ooit wel eens zou kunnen nodig
hebben (just in case) zal voor vele bibliotheken op de achtergrond geraken. Informatie
moet aangereikt worden waar en wanneer men het nodig heeft (just in time). De
bibliothecaris evolueert bij dit alles van een librarian naar een cybrarian. Hij is niet enkel
meer boekbewaarder maar ook 'navigator'. Het boek staat niet langer centraal, maar wel
de gebruiker. Hij of zij is, met de woorden van Eco, niet langer een vijand, maar het
eigenlijke objectief.
Bij de grootste uitdagingen horen het informeren van de gebruiker over het groeiend
aantal digitale bronnen en het verlenen van een vlotte toegang. De Universiteit van Gent
pakte bijvoorbeeld in juni 1997 uit met een zogenaamde executive lounge, een
geïntegreerde toegang tot secundaire bronnen. In de loop van het academiejaar 19971998 optimaliseerde de K.U.Leuven-bibliotheek haar gebruik van het Campus Wide
Information System (CWIS). Of de gebruiker zich nu bevindt op de homepage van de
bibliotheek of op een van de mooi geüniformiseerde pagina's van de campus- of
deelbibliotheken, hij kan zich via de hyperlink "catalogus" toegang verschaffen tot het
Leuvens Integraal Bibliotheeksysteem (LIBIS) en via de Hyperlink "databanken"
informatie opvragen over de andere digitale bronnen. Deze worden aangeboden in een
alfabetisch overzicht en in een overzicht naar onderwerp, zoals 'aardwetenschappen',
'agogiek', … In een groeiend aantal gevallen kan men van daaruit ook rechtstreeks de
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 82
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
databank ingaan. Met name geldt dit voor de databanken die aangeboden worden op de
in Heverlee geplaatste Electronic Reference Library Server (ERL-server) en voor de
databanken op het Internet. De lokale en lokaal genetwerkte cd-rom-toepassingen zijn
nog slechts indirect toegankelijk, maar ook hier wordt gewerkt aan brede en vlotte
toegangswegen. De informatie en het gebruik worden in het algemeen ook
vergemakkelijkt doordat individuele K.U.Leuven-bibliotheken de voor het specifieke
vakgebied belangrijke databanken afzonderlijk presenteren op hun eigen homepages via
de hyperlink "elektronische informatie".
In wat volgt worden enkele concrete voorbeelden gegeven van dergelijke elektronische
databanken. De meesten zullen trouwens aan bod komen in de praktische oefeningen
van het vak Historische Informatiekunde. De klemtoon ligt hier op de betekenis en de
praktische werkwijze van bibliografische databanken, vooral met betrekking tot
tijdschriftliteratuur, en ook van bibliotheekcatalogi.
3.5.2 Bibliografische databanken
3.5.2.1 Current Contents
3.5.2.1.1 Inleiding
Current contents is een bibliografische databank van tijdschriftartikels die uitgegeven
wordt door het Amerikaanse Institute for Scientific Information (ISI). Onder meer omwille
van haar snelle updating is de databank in de exacte wetenschappen al vele jaren een
onmisbaar instrument voor information retrieval. Ook de humane wetenschappers kunnen
er niet aan voorbijgaan. Onder de zeven edities horen immers 'Arts and humanities' en
'Social and behavioral sciences'. Daarnaast treft men er de edities aan van 'Life sciences',
'Engineering, computing and technology', 'Agriculture, biology and environmental
sciences' en ten slotte ook 'Clinical medicine'.
3.5.2.1.2 Toegang en bediening
De verschillende media waarop Current contents op de markt werd gebracht, reflecteren
de omwenteling die de wetenschappelijke informatieverstrekking heeft gekend. Of het
gaat over gedrukte brochures, computerdiskettes, computertapes, cd-rom's of on-line
databanken, het komt erop aan om de informatie in een zo goed mogelijke prijs-kwaliteiten prijs-snelheid-verhouding bij de belangstellenden te brengen. Ten behoeve van
studenten en personeelsleden van de K.U.Leuven worden de zeven edities van Current
contents vandaag aangeboden op de ERL-server: Electronic Reference Libary ontwikkeld
door het bedrijf Silver Platter. Hier worden ook andere databanken aangeboden, met
name die van de Belgische wetenschappelijke bibliotheken: de Collectieve Catalogus van
België (CCB) voor monografieën en Antilope voor tijdschriften, waarover elders meer.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 83
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
Men merke alleszins op dat op deze wijze met één zoekvraag uiteenlopende databanken
kunnen worden ondervraagd. Veelal maakt men voor de ondervraging gebruik van
WWW-zoeksoftware (Webspirs), maar er is ook software voor andere platforms, zoals
een Windows-client (Winspirs). Beperken we ons hier tot de eerstgenoemde. De server is
met een browser te bereiken via een van de hyperlinks of rechtstreeks op het Internetadres http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/erl. De gebruiksvriendelijke interface is
eenvoudig die van het World-Wide-Web waarbij men met de muis keuzemogelijkheden
aanklikt van het programma zelf, alsook hyperlinks die een wezenlijk onderdeel vormen
van het aangeboden informatiegeheel, en waarbij men de vertrouwde functies van de
browser, zoals de back-knop, kan inzetten.
3.5.2.1.3 Zoekmogelijkheden
Op het beginscherm 'database-selection' kan (en moet) men eerst de deelbestanden
aanstippen waarin men wilt zoeken. De chronologische 'deelbestanden' betreffen telkens
het geïntegreerd geheel van de zeven bovengenoemde inhoudelijke 'edities'. Eventuele
beperking tot een of meer edities, bijvoorbeeld 'Arts and humanities' en 'Social and
behavioural sciences', kan in dit beginstadium niet gebeuren; ook niet via de op hetzelfde
scherm gepresenteerde 'Term in database search', waar eventueel wel een eerste
selectie van de genoemde 'deelbestanden' kan plaatsvinden.
Als de deelbestanden aangestipt zijn, wordt via de search-knop toegang gegeven tot het
gebruiksklare zoekscherm met een invulvenster en een minimum aan bijkomende opties
om de zoekactie te verfijnen. Zowel beginners als gevorderden waarderen de eenvoudige
maar efficiente manier van werken. In het venster kan al met de wildcards ? en * en de
Booleaanse operatoren AND, OR en NOT gewerkt worden. Wie bijvoorbeeld
geïnteresseerd is aan cultuur in Vlaanderen kan hier intikken: Flanders and culture. De
zoekvraag wordt beantwoord met de vermelding van het aantal gevonden records, die
men kan opvragen via de Display-knop (acht in het gegeven voorbeeld; uitgevoerd op
10/8/97). Men kan ze als voorlopig resultaat ook laten staan onderaan hetzelfde scherm:
in een, van hyperlinks voorzien, lijstje 'Search-history'. Van hieruit kunnen ten alle tijde
bijkomende zoekacties en combinaties uitgevoerd worden.
De voorstelling van de eigenlijke records gebeurt op het Results-scherm, per tien records.
Daarin kan men zich bewegen met de pijltjestoets of met de muis op de verticale
schuifbalk. Men kan er overspringen naar volgende en vorige bladzijden. Men kan er
records markeren en ze nadien afzonderlijk oproepen. Tevens kunnen via 'Change
Display' de benodigde velden en de presentatiewijze van de records aangepast worden.
Van hieruit kan men bovendien de gegevens 'bewaren' op drie manieren, zoals verder
wordt toegelicht. De kracht van de hyperlink-technologie toont zich pas echt op dit
Results-scherm. Bij elk tijdschriftartikel of record ziet men een aantal zaken opgelicht
zoals bijvoorbeeld de (co-)auteurs. Wie erop klikt, krijgt meteen de volledige lijst van
tijdschriftartikels van de betreffende auteur (dergelijke stappen worden steeds
geïnventariseerd in de Search history op het Search-scherm). Eveneens via hyperlink is
per gevonden record de Holding Info op te vragen: de ERL-server geeft, gebruik makend
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 84
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
van de Antilope-gegevens, een overzicht van de Belgische wetenschappelijke
bibliotheken waarin het betreffende tijdschrift te vinden is.
Wie op een meer gecontroleerde wijze wilt zoeken en alfabetische woordenlijsten wil
gebruiken, drukt op de Index-knop die leidt naar het Index-scherm. Het kleine pijltje vlak
naast het Field-venstertje ontrolt er de keuzelijst van de velden. Eens men hier een
veldkeuze gemaakt heeft, kan de veldspecifieke woordenlijst opgeroepen worden met
'Display'. In het Field-venstertje vindt men, naast de free text-optie en naast de gewone
individuele velden, ook het veld van de Current Contents Editie (CC). Door dit te
selecteren, en de lijst op te vragen via de reeds genoemde Display-toets, kan men de
gewenste editie(s) van Current Contents, bv. 'Arts and humanities' en 'Social and
Behavioural Sciences' selecteren, en via de Search history in de zoekactie betrekken. De
historicus zal merken dat in het voorbeeld van 'Flanders and culture' verrassend genoeg
slechts één van de acht records uit de genoemde edities komt ... Uiteraard kan men de
selectie van de edities, via het Index-scherm, ook reeds in het vroegere stadium van het
zoekproces uitvoeren. Hoe men de strategie ook opbouwt, het 'Search History'-venster
waar dit alles wordt bijgehouden, speelt een centrale het geheel van een goede
zoekactie.
3.5.2.1.4 Bewaarmogelijkheden
Bewaren van Current Contents-zoekresultaten, desgewenst vergezeld van de Search
history, gebeurt middels de knoppen Print, Save en Mail op het Results-scherm. De Mailfunctie is een opmerkelijke verbetering in vergelijking met andere databanken. Waar de
gebruiker zich ook bevindt, hij kan de gevonden gegevens elektronisch verzenden naar
zijn/haar eigen adres, of naar een ander adres. De keuzemogelijkheden, onder meer in
verband met de beoogde records en velden, zijn dezelfde als bij het bewaren op schijf en
het afdrukken. In beide laatste gevallen gebeurt de finale afwerking via de vertrouwde
print- en save as-functies van de eigen browser.
3.5.2.2 Online contents (PICA)
3.5.2.2.1 Inleiding
Online contents is een van de databanken die aangeboden worden in het Open
Bibliotheek Netwerk (OBN), het Nederlandse Pica. Online contents geeft de inhoud van
meer dan 12.500 tijdschriften uit alle gebieden van de wetenschap. Men vindt er tevens
algemene en populair-wetenschappelijke tijdschriften. Online contents wordt
samengesteld door de firma Swets en Zeitlinger op basis van de inhoudstafels van de
tijdschriften. Het betreft tijdschriften die te vinden zijn in de Nederlandse bibliotheken.
Jaarlijks komen er volgens de producent twee miljoen artikelbeschrijvingen bij.
3.5.2.2.2 Toegang en bediening
De databank Online contents is via het web te bereiken op het adres http://www.pica.nl.
Het is een goed voorbeeld van de gebruiksvriendelijkheid die eigen is aan een dergelijke
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 85
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
web-interface. Vanzelfsprekend is de snelheid van raadpleging afhankelijk van de
verkeersdrukte en de andere omstandigheden van het Internet. Verder dient men
rekening te houden met specifieke zaken zoals de 'time out', dit is het verbreken van de
aansluiting als de gebruiker een tijdje inactief is. De K.U.Leuven had medio 1998 een
intekening voor maximum vijf simultane gebruikers. Het ondervragen kan gebeuren in het
Nederlands en in het Engels. De Pica home page toont een rijke verscheidenheid van
diensten en van databanken. Online Contents maakt deel uit van het Open Bibliotheek
Netwerk (OBN). Een eenvoudige klik op het sleutel-icoontje verschaft toegang tot de
eigenlijke gegevens. De vormgeving is tegelijk sober en fraai.
3.5.2.2.3 Zoekmogelijkheden
Zoeken op titelwoorden van artikels is de eerste stap bij de raadpleging van een
tijdschriftenbank. Die veronderstelling ligt aan de basis van het Pica-zoekconcept. De
gebruiker wordt op het beginscherm immers onmiddellijk uitgenodigd om naast de veldaanduiding 'Artikel: titelwoord', zijn zoekterm in te tikken, en de opdracht door te geven
met een klik op het vergrootglas-icoontje. Nochtans kan men ook hier reeds een ander
veld kiezen, door een bijhorend menuutje te ontrollen: auteursnamen van de artikels,
ganse tijdschrifttitels, woorden uit tijdschrifttitels, ISSN-nummers (International Standard
Serial Number) en ook tijdschriften-basiscodes (bv. 06.00 staat voor "documentaire
informatie: algemeen"; en 06.21 voor "geschiedenis van het boek"). Een gelijkaardig
menuutje links op het scherm laat toe de functie '(gewoon) zoeken' te vervangen door de
functie 'scannen' (browsen). Dit is wat men zoeken via de 'Index' noemt in bv. Current
Contents en zoeken via de 'Dictionary' in bv. Francis. Het is in dit menuutje dat later in het
zoekproces bijkomende keuzemogelijkheden worden aangereikt: 'verkleinen' (ANDoperator), 'vergroten' (OR-operator) en 'niet' (NOT-operator).
Gevorderde gebruikers kunnen evenwel van bij de aanvang klikken op de 'expert'-knop.
Deze bevindt zich links op het scherm onder die van de 'help'-functie (zeer kort en
overzichtelijk), onder die van de (andere Pica-) 'bestanden' en onder die van de lijst van
'onderwerpen' (hoofdrubrieken zoals "06: documentaire informatie"). Het bijzondere
'expert'-zoekscherm geeft verschillende venstertjes waar men eigenhandig complexe
zoekcombinaties kan verrichten in de reeds genoemde velden, alsook in het veld van het
jaar van uitgave en van de materiaalsoort. Verplaatsingen tussen de venstertjes gebeuren
met de muis, of handiger nog met de tab-toets. Binnen de veldvenstertjes kan men
bovendien snel keuzen maken door de pijltjestoetsen te gebruiken.
Of men de expert- of de gewone zoekfunctie gebruikt, in principe krijgt men de resultaten
gepresenteerd in verkorte beschrijvingen (maximum 16 per scherm). Markeren is hier niet
mogelijk. Opvragen van de volledige beschrijving gebeurt via de hyperlink vanuit de
artikeltitel zelf. Het volledige record biedt een veelheid aan mogelijkheden om verder te
'surfen' in de databank. Zo zijn bijvoorbeeld alle woorden uit de artikeltitel aanklikbaar om
daarop verder te zoeken. Deze stappen worden bijgehouden in een soort van 'search
history'-functie, te bereiken via de knop 'Overzicht'. Hieruit kunnen, opnieuw via
hyperlinks, vroegere stappen hernomen worden.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 86
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
3.5.2.2.4 Bewaarmogelijkheden
Op het vlak van output-mogelijkheden is het Pica-zoekprogramma erg beperkt. De
'display' of de voorstellingswijze op het scherm, en de selectie van de weergegeven
velden kunnen niet aangepast worden. Bovendien zijn afdruk-, bewaar- en
verzendmogelijkheden, zoals men die kent in andere databanken, hier onbestaande. Men
is dus beperkt tot de functies eigen aan de gebruikte browser, zoals print, save as en edit.
De zogenaamde copy-paste-methode (kopiëren en plakken) laat bijvoorbeeld toe
gevonden gegevens in een Word-document te bewaren, en op die manier vast te leggen
op een eigen schijf.
3.5.2.3 HinT (Pica)
3.5.2.3.1 Inleiding
Historie in Titels (HinT) is de digitale omzetting en voortzetting van de in 1992
gepubliceerde Bibliografie voor Moderne Europese Geschiedenis. De samenstelling ligt in
handen van het Bureau HinT, gehuisvest in de Bibliotheek van de Faculteit der Letteren
van de Universiteit van Amsterdam. HinT bevat ongeveer 30.000 titels van sinds 1984
verschenen boeken, tijdschriftartikels en bijdragen in verzamelwerken in verband met
moderne Westeuropese geschiedenis vanaf ongeveer 1500. Men vindt er publikaties over
de geschiedenis van Europa in het algemeen, alsook over de geschiedenis van
Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Engeland, Ierland, Duitsland, de voormalige
DDR, Italië, Spanje, Portugal en Zwitserland. Ook geschiedfilosofie en geschiedenis,
theorie en methode van geschiedschrijving zijn vertegenwoordigd. De samenstellers van
HinT beperken zich tot publikaties met een min of meer wetenschappelijk karakter en van
meer dan lokaal belang. In principe zijn de werken alle terug te vinden in de Nederlandse
bibliotheken en zijn ze opgenomen in de Nederlandse Centrale Catalogus. Relevante
artikels van een tweehonderd tijdschriften uit een aantal grotere bibliotheken zijn
eveneens opgenomen. Bijna de helft van de titels zijn in het Engels. Verder zijn er ook
heel wat Nederlands- en Duitstalige. Een minderheid betreft Frans-, Italiaans- en
Spaanstalige werken.
3.5.2.3.2 Toegang en bediening
De verschillende Pica-databanken hebben allen dezelfde gebruiksinterface, wat het
geheel aantrekkelijk maakt voor de gebruiker. Historie in Titels (HinT) is op bijna identieke
manier te gebruiken als andere databanken in het Open Bibliotheek Netwerk, zoals
Online Contents en de Nederlandse Centrale Catalogus.
3.5.2.3.3 Zoekmogelijkheden
Even grasduinen in HinT is de beste methode om de eigen aard en de eigen velden van
de databank te leren kennen. Men kan dit doen door het bestand te 'scannen' (eerste
venstertje), via de verschillende velden of zoekcriteria (tweede venstertje), middels zelf
gekozen zoektermen (invulvenstertje). De velden van de 'auteur' en de 'titelwoorden' kent
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 87
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
men van de anderen Pica-toepassingen. Een eerste bijzonder HinT-veld is het
'Trefwoord: persoon', d.w.z. personen waarover de publikatie handelt. Op 10/8/97 bevatte
HinT vier werken die handelen over "Wils,Lode", terwijl er acht werken zijn van de auteur
"Wils,Lode". Beide resultaten vindt men ook via het overkoepelend zoekcriterium 'Alle
personen'. De term "Sociale geschiedenis" in het veld 'HinT-Trefwoord' levert 126 treffers,
en men ziet in lijst ook de 147 treffers "Sociale geschiedenis beoefening van de...".
Een van deze laatste treffers is, bij wijze van voorbeeld, het artikel 'Social history in
Belgium: old habits and new perspectives' van Patricia van den Eeckhout en Peter
Scholliers, verschenen in Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (1997: 147-182). Wie de
volledige beschrijving van dit artikel via de hyperlink vanuit de lijst oproept ziet dat ook de
Engelse abstract van het artikel opgenomen is. Abstracts worden eenvoudig ingescand
uit de betreffende tijdschriften. Men ziet er ook andere velden zoals 'Geogr. Namen'
(België), 'Rubrieken' (gp) en 'Periode' (1965-1995). Behalve bij het laatste, kan men in al
deze velden zoekacties ondernemen. Bij geografische begrippen gaat het over landen,
steden, dorpen, rivieren, streken enz. in hun Nederlandse vorm. De uit twee letters
bestaande codes, zoals gp ja (=algemene en politieke geschiedenis) verwijzen naar
systematische rubrieken. Voor een volledig overzicht hiervan moet de gebruiker wel nog
de gedrukte handleiding raadplegen. Men notere reeds dat er 7 hoofdrubrieken en 87
subrubrieken zijn. Zoeken op woorden uit de samenvattingen, uit ingescande
inhoudstafels van verzamelbundels en uit 'regesten' doet men in het veld 'Inhoud, Regest,
Abstract'. Verder zijn er nog de velden 'Taalcode' (eng, ned, ..) en 'Vorm van de publicatie'
(artikel, bundel, encyclopedie, interview, ..). Hier moet nog het belangrijke en als
standaard ingestelde veld 'Alle woorden' vernoemd worden, waar kan gezocht worden
met alle woorden tegelijk: trefwoorden, persoonsnamen, woorden uit de titel, het abstract,
de recensie enz. Bij dit laatstgenoemde, ten slotte, gaat het over verwijzingen naar
recensies, die men in vele HinT-titelbeschrijvingen aantreft en die een zeer bruikbaar
gegeven vormen in dit soort van vakspecifieke databanken.
3.5.2.3.4 Bewaarmogelijkheden
Zoals reeds aangestipt bij Online contents biedt Pica geen rechtstreekse mogelijkheden
om af te drukken, te downloaden en te verzenden. Ook het merken van records en het
instellen van de record-weergave op het scherm zijn niet mogelijk bij Pica-bestanden.
3.5.2.4 Francis
3.5.2.4.1 Inleiding
Francis is een internationale, meertalige en multidisciplinaire bibliografische databank,
opgericht in 1972. Ze wordt geproduceerd door het Institut de l'Information Scientifique et
Technique (INIST) - Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS). Men vindt er
titels en abstracts uit ongeveer 9000 tijdschriften, en tevens congresverslagen en
onderzoeksrapporten, op het gebied van humaniora (63%), sociale wetenschappen
(33%) en economie (4%). Het merendeel van de opgenomen artikels zijn in het Engels
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 88
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
(35%) en het Frans (33%) en het Duits (12%). Franse trefwoorden zijn steeds
toegevoegd, Engelse meestal en Duitse/Spaanse soms. Francis bevat interessante
beschrijvingen op het vlak van archeologie, kunstgeschiedenis, geschiedenis van de
wetenschap en prehistorie.
3.5.2.4.2 Toegang en bediening
Francis wordt op verschillende manieren aangeboden. Het Nederlandse Pica stelt het ter
beschikking temidden van de vele andere databanken in het Open Bibliotheek Netwerk
(OBN). Men kan er terecht voor informatie over Francis (http://www.pica.nl), maar voor de
raadpleging heeft men een intekening nodig. De K.U.Leuven is niet ingeschreven, maar
heeft wel de cd-rom-versie. Deze is in zijn volledigheid via netwerk raadpleegbaar
bijvoorbeeld vanuit de Centrale Bibliotheek en vanuit de Bibliotheek Letteren.
De Francis-cd-rom wordt gekenmerkt door een op windows gebaseerde interface met
vensters en menus. Van bij de aanvang kan men een keuze maken tussen een guided
mode en een expert mode. Telkens kan men bovendien, in het menu van de options, de
ondervraagtaal veranderen van Frans naar Engels en vice-versa. De guided mode gidst
de gebruiker op een didactische wijze door de databank van het ene scherm naar het
andere: index, zoekterm, resultatenoverzicht, individuele records. Onderaan kan de
gebruiker de commandoketen van zijn zoekactie, met veld- en zoektermaanduidingen en
Booleaanse operatoren, zien groeien, wat hem voorbereidt op het gebruik van de expert
mode.
3.5.2.4.3 Zoekmogelijkheden
Naast de meer traditionele velden zoals author (AU) en publication date (DA) heeft de
gebruiker veel aan de keywords in het Engels (KWE) en in het Frans (KWF) en aan de
zogenaamde basic index (BI) waarin hij tegelijkertijd zoekt in de velden van titel, abstract
en keyword. Steeds kan men zijn zoekterm rechtstreeks intikken of passeren via de
zogenaamde dictionary. Niet iedereen is even enthousiast over de window-interface van
Francis. Sommigen beweren zich beter te voelen bij de oude ASCII-interface van Francis
met functietoetsen en commandocodes, in te brengen via het toetsenbord. K.U.Leuvenbibliotheekbezoekers worden nog met een dergelijke traditionele interface geconfronteerd
wanneer ze gebruik maken met Arts & Humanities Citation Index, waarvan de bespreking
hier volgt.
3.5.2.5 Arts & Humanities Citation Index
3.5.2.5.1 Inleiding
Arts & Humanities Citation Index (AHCI) is een bibliografische databank die ongeveer
1.100 tijdschriften uit 25 disciplines van de geestes- en menswetenschappen indexeert.
Elk jaar worden er 100.000 nieuwe beschrijvingen aan toegevoegd. Ze wordt
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 89
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
geproduceerd door het Institute for Scientific Information, de instelling in de Verenigde
Staten die tevens instaat voor de Science Citation Index en de Social Science Citation
Index. Uniek aan deze databanken is dat ze bij de beschrijving van een artikel, naast de
gewone velden (auteur, titel, enz.), tevens een veld opnemen met de bibliografische
referenties die in het betreffende artikel worden gegeven. Deze citaties leveren
interessante bijkomende opzoekmogelijkheden, zoals uit de onderstaande voorbeelden
mag blijken.
3.5.2.5.2 Toegang en bediening
De gezaghebbende Arts & Humanities Citation Index heeft als gedrukte bibliografie al een
lange geschiedenis achter de rug. Men had goede ogen en veel geduld nodig om zich
een weg te banen door dit volumineuze instrument. Nochtans vielen daar reeds de rijke
zoekmogelijkheden op. De on-line bevraging en het cd-rom-gebruik hebben deze
mogelijkheden vanzelfsprekend gevoelig uitgebreid. De K.U.Leuven stelt een
netwerkversie van de CD-rom ter beschikking onder meer voor de gebruikers van de
Centrale Biblioteek, de Campusbibliotheek Kortrijk en de Bibliotheek Letteren.
Voor de bediening van AHCI is men dus aangewezen op het klavier. Bovenaan het
scherm vindt men functietoetsen, die beperkte en overzichtelijke menu's ontplooien voor
zoekacties (F3-Search) en voor het weergeven van de zoekresultaten (F4-Results).
Overige commando's vindt men telkens onderaan het scherm, en wel in twee groepen.
De eerste groep situeert zich op het niveau van de search session, zoals die voor
veldkeuze en voor het bewaren van de zoekstrategie. Deze bedient men met de Alt-toets
op het computerklavier te combineren met de opgelichte letter: Alt-Fields, resp. AltSavestrategy. De tweede groep commando's vindt de gebruiker op het niveau van de
eigenlijke zoekresultaten, zoals die voor het bijkomend opvragen van de eerder
genoemde bibliografische referenties (citedRefs) en voor het markeren of selecteren van
records (Collect). Merk op dat bij deze groep de combinatie met de Alt-toets niet van
toepassing is. Ten slotte: waar men zich ook bevindt in het programma, de F1-Help
functie levert informatie over het desbetreffende programmadeel; bovendien kan men
vandaaruit telkens ook de help-index raadplegen en naar andere help-delen
overspringen. De gebruiker is overigens ook goed geholpen met de compacte
veldspecifieke voorbeelden die elk nieuw zoekvenster inleiden.
3.5.2.5.3 Zoekmogelijkheden
De zoekmogelijkheden worden hier geïllustreerd met een concreet voorbeeld uit het
bestand januari 94 - augustus 94. Het beginscherm is van het search session-type en het
standaard-zoekvenster betreft het titelveld. Dit laatste is desgewenst te wijzigen via het
Alt-Fields commando onderaan. De combinatie middels een AND-operator van de
titelwoorden Belg* en histor* levert als zoekresultaat een aantal records die kunnen
opgevraagd worden via F4-Results, hetzij als een lijst van Titles hetzij als individuele
volledige Records. Een van de negen records betreft de tekst die J. Bieleman publiceerde
in het Tijdschrift voor Geschiedenis (1992: p.608). In feite is het een Nederlandstalige
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 90
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
bespreking van A. Verhulst's Franstalige, en hier in het Engels weergegeven, boek
Precise History of Rural Belgium.
De commando's onderaan laten het volgende toe. Het commando citedReference toont
de referenties die Bieleman weergaf in zijn boekbespreking (in casu enkel de referentie
van Verhulsts werk), en waarop men desgewenst kan verder zoeken via een nieuwe
zoekset. Het commando Relatedrecords brengt de gebruiker vanuit Bielemans record
naar andere records, twee in dit geval, die eveneens naar het betreffende werk van
Verhulst verwijzen. In principe worden in dergelijke gevallen alle records gegevens die
één of meer referenties gemeenschappelijk hebben, en kan men ook bij elk van deze
records middels het commando Shared references de gemeenschappelijke referenties
opvragen (hoe meer gemeenschappelijke referenties, hoe groter de kans dat de artikels
inhoudelijk samenhangen). Men kan vanuit elk van die nieuwe records bovendien een
stap verder gaan, en opnieuw, op een volgend niveau gaan zoeken naar Relatedrecords,
en vandaar de zoekactie zelfs nog uitbreiden tot maximum 5 levels (terugkeren met de
Escape-toets). Waar men zich ook bevindt, in elke gevonden set kan men grasduinen met
de pijltjes-toetsen of met de PageUp- en PageDown-toetsen. Overspringen van de titellijst
naar de individuele records, en terug, gebeurt overal via het F4-Results-menu of
rechtstreeks met het View-commando onderaan.
In de search session (niveau F3-Search) kan ook gebruik gemaakt worden van de index
(Alt-Dictionary) om daar bijvoorbeeld "Belgium" en "Belgian" te markeren. Verder zijn er
mogelijkheden om vooraf de zoekvraag te beperken (Alt-Limit) op Language, Document
type en Update period, om de zoekvraag(en) te bewerken (Alt-Undo, Alt-copyQuery, Altclearsession), om de volledige strategie, m.a.w. de opeenvolgende zoekvragen van die
betreffende sessie, te bewaren (Alt-Printsession, Alt-Savesession) en ten slotte ook om
vroegere strategieën op te roepen (Alt-Runstrategy). Dit brengt ons bij het volgende punt.
3.5.2.5.4 Bewaarmogelijkheden
Het bewaren van de zoekstrategie gebeurt op het niveau van de search session (cf. F3Search), maar het bewaren van de gevonden lijsten en records vindt vanzelfsprekend
plaats op het niveau van de zoekresultaten (cf. F4-Results). Het Print-commando opent
een venster waar men de te printen records kan specifiëren, alsook het Record format
(eventueel incl. de adressen van de auteurs!). Het Save-venster laat bovendien de keuze
toe van de File format (waaronder Plain text en Pro-Cite format), en van de beoogde
Drive/path. Zowel bij het afdrukken als bij het bewaren kan men zich desgewenst
beperken tot de eerder, middels het Collect-commando, gemarkeerde records;
gemarkeerde records, die men overigens ook individueel of in lijstvorm op het scherm kan
oproepen via de Show-commando's in het F4-Results-venster. Ditzelfde venster, ten
slotte, laat toe formulieren voor te bereiden voor een TGA-order (The Genuine Article), de
bestelling van de 'echte artikels'.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 91
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
3.5.2.6 Andere bibliografische databanken
3.5.2.6.1 Periodicals Contents Index
Periodicals Contents Index (PWI Web) wordt gepubliceerd door Chadwyck-Healey en is
op het Internet te bereiken op het adres http://www.pci.hadwyck.com. De K.U.Leuven
heeft een intekening op deze databank. Studenten en professoren kunnen ze bereiken
via http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/databank.html. PWI is een elektronische index op
de inhoud van duizenden tijdschriften in de humane en sociale wetenschappen, vanaf de
eerste editie tot 1990/1991. Het betreft een internationale databank die tijdschriften
opneemt in het Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en in andere Westerse talen. Elk
jaar worden er meer dan twee miljoen artikels aan toegevoegd. De databank bestaat ook
in cd-rom-versie.
3.5.2.6.2 Internationale Bibliographie der Zeitschriften
De Internationale Bibliographie der Zeitschriften (IBZ), die reeds van in 1896 verschijnt, is
een internationale en interdisciplinaire bibliografie die vooral betrekking heeft op de
geestes- en sociale wetenschappen. Tweemaal per jaar verschijnt ze in gedrukte vorm en
op cd-rom. In samenwerking met Zeller Verlag wordt ze on-line aangeboden via
http://www.brzn.de, de home page van de initiatiefnemer Gemeinsamen
Bibliotheksverbundes
GBV
(Bremen,
Hamburg,
Meclenburg-Vorpommern,
Niedersachsen, Sachsen-Anstalt, Schleswig-Holstein und Thüringen). Naast de
functionele, maar weinig aantrekkelijke interface werd de databank recentelijk ook
toegankelijk gemaakt via het reeds beschreven Pica-zoekprogramma. Wie met dit laatste
vertrouwd is, zal zich dus sneller kunnen oriënteren temidden van de terminologie van
deze Duitstalige IBZ (Indexaussage=scannen=browsen; Suchverlauf=overzicht=review).
De K.U.Leuven heeft een intekening op deze databank.
3.5.2.6.3 Humanities index
De gedrukte bibliografie Humanities Index heeft een elektronisch equivalent: de Wilson
Humanities Abstracts and Humanities Index. Het is een bibliografische index van artikels
uit 400 Engelstalige tijdschriften, teruggaand tot 1984. Sinds 1994 worden ook abstracts
gepubliceerd. Volgende gebieden zijn vertegenwoordigd: archeologie, klassieke studies,
kunst, uitvoerende kunsten, filosofie, geschiedenis, muziek, taalkunde, literatuur en
religie. De uitgever is de H.W.Wilson Company. SilverPlatter, die de databank verdeelt,
vermeldt in zijn catalogus (http://www.silverplatter.com/catalog.htm) de verschillende
toegangsopties: cd-rom, harde schijf, Internet; alsook het aantal records: 284.800, jaarlijks
aangroeiend met 31.800 eenheden.
De K.U.Leuven stelt de SilverPlatter cd-rom ter beschikking via het hogergenoemde
netwerk in en rond de Centrale Bibliotheek. Gebruikers zijn enthousiast over de eenvoud
en de efficiëntie van de betreffende SilverPlatter-software. In principe zouden dergelijke
gegevensbanken ook kunnen aangeboden worden op de in de context van Current
Contents vermelde ERL-server. Dit zou de bedieningswijze en de toegangsmodaliteiten
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 92
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
nog gevoelig verbeteren. Hetzelfde kan overigens gezegd worden van een ganse reek
andere databanken, zoals, bijvoorbeeld, de in zijn vakgebied veel gebruikte cd-rom Sport
Discus van het Sport Information Resource Centre. In de loop van het academiejaar
1997-1998 werden verschillende databanken bij op de ERL-server geplaatst: ABI/Inform
(bedrijfswetenschappen), Econlist (American Economic Association) Eric (Educational
Resources Information Center), Medline (National Library of Medicine, US), MLA
(International Bibliography Modern Language Association of America) en PsychLit
(psychologie en psychiatrie).
3.5.2.6.4 Historical Abstracts
Historical Abstracts on Disc geeft titelbeschrijvingen en abstracts van wetenschappelijke
artikels over de wereldgeschiedenis van 1450 tot vandaag. Men indexeert 2000
tijdschriften uit ongeveer 50 taalgebieden. Men vindt er ook een aantal boeken en
verhandelingen. De abstracts worden in het Engels gegeven. De gedrukte versie van
Historical Abstracts, die overigens in twee delen (periode tot 1914 en periode vanaf 1914)
verschijnt, gaat terug tot 1955. In de cd-rom-versie vindt men publicaties vanaf 1982.
Daar gebeurt de updating driemaal per jaar.
3.5.2.6.5 International Medieval Bibliography
De International Medieval Bibliographie (IMB), waarvan de redactionele
verantwoordelijkheid berust bij het International Medieval Institute van de University of
Leeds, wordt op cd-rom uitgegeven door Brepols. De gedrukte versie verschijnt sinds
1968 en bevat 260.000 records die komen uit meer dan 4000 tijdschriften en meer dan
5000 verzamelwerken. De International Medieval Bibliography is van belang voor
verschillende wetenschapsdomeinen, inclusief archeologie, kunst en architectuur,
literatuur, muziek en theologie. Het is de bedoeling van Brepols dit alles in de volgende
vijf jaren ook op elektronische wijze beschikbaar te stellen.
Elk jaar worden de aanvullingen gepubliceerd, telkens vergezeld van vier retrospectieve
jaren. De cd-rom die nu reeds beschikbaar is, indexeert publicaties uit periode 1984-1993.
Deze gegevens kan men vinden in de Brepols catalogus op het Internet-adres
http://www.brepols.com/pubCD-ROM.htm. Daarin vindt men ook de beschrijving en de
kostprijs van Brepols' andere gezeghebbende elektronische (full text-) publicaties: Archive
of Celtic-Latin Literature, Cetedoc Index of Latin Forms, Cetedoc Library of Christian Latin
Texts (incl. Corpus Christianorum en Patrologia Latina), In Principio: Incipit Index of Latin
Texts, Monumenta Germaniae Historica, The Papal Letters en Thesaurus Diplomaticus.
3.5.2.6.6 Andere databanken
Narrative Sources is een initiatief van de Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis van de
Universiteit Gent en van het Departement Geschiedenis van de K.U.Leuven.
Gebruikmakend van het databaseprogramma Asksam hebben ze verhalende bronnen uit
de Zuidelijke Nederlanden, tussen 600 en 1500, gerepertorieerd. Narrative Sources 2.0
draait op SilverPlatter software en verscheen in 1996. Consulteren kan gratis maar de
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 93
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
gebruiker wordt uitgenodigd zich eerst kenbaar te maken. Men begeve zich naar
http://allserv.rug.ac.be/TILDEjdploige/sources/n_index.html.
De Belgische Bibliografie bestaat ook in cd-rom-versie. Alle boeken die sinds 1976 in het
kader van het Wettelijk Depot de Koninklijke Bibliotheek bereikten, worden erin
beschreven. De cd-rom is beschikbaar in de Centrale Bibliotheek van de K.U.Leuven.
De Incunabula Short Title Catalogue (ISTC), geproduceerd door de British Library, is een
databestand van de in de 15de eeuw met losse letter gedrukte boeken. Ongeveer 30.000
titels zijn beschreven. Het betreft incunabels die te vinden zijn in het Verenigd Koninkrijk
en in tal van andere landen. De in de Nederlanden gedrukte incunabelen behoren tot de
meest volledig bewerkte. ISTC wordt on-line aangeboden als onderdeel van Pica's Online
Retrieval System ORS. Onder de naam van Incipit werd begin 1994 een project gestart
met het oog op de publicatie van een cd-rom-versie. De K.U.Leuven heeft een intekening
op de online-versie, te bereiken op http://www.pica.nl.
Op het cd-rom-netwerk in en rond de Centrale Bibliotheek vindt men ook andere, nog niet
genoemde titels die evenwel hun belang kunnen hebben. Voor de ontsluiting van
tijdschriften:
Art Index (1984-) en Education Index (1983-). Nationale bibliografieën, catalogi:
Bibliographie Nationale Française BNF (1970-), Brinkman's cumulatieve catalogus (1981), British Library-General catalogue of printed books to 1975, Zeitschriftendatenbank ZDB,
Electre-Livres disponibles, Global Books in Print Plus en Verzeichnis lieferbarer Bücher.
Overheidspublikaties: Nieuwe Fundamentele Belgische Wetgeving en SCAD Multilingual
EC bibliographical database.
De volgende kranten en weekbladen worden in de Centrale Bibliotheek aangeboden als
cd-rom in stand-alone opstelling. Buiten de eerstgenoemde betreft het steeds full-text cdrom's. British Newspapers Index BNI (1990-1993), De Financieel-Economische Tijd FET
(1988-), Le Monde (1994-), Roularta: Knack-Trends-Le Vif/l'Express enz. (1991-), Le Soir
(1994-), The Times (1994-).
In de bibliotheek van de K.U.Leuven Campus Kortrijk vindt men ook de cd-rom's van
Roularta en van de Financieel-Economische Tijd, samen ook met enkele encyclopedieën
zoals Van Dale's Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands en Spectrum
Encyclopedie.
CD-roms zoals Sociofile (1974-) en International Political Science Abstracts (1989-) vindt
men in de Bibliotheek Sociale Wetenschappen van de K.U.Leuven (lijstje op
http://www.kuleuven.ac.be/facdep/social/sbib/sbib05_n.htm). Ook de Bibliotheek
Rechtsgeleerdheid
publiceerde
een
overzicht
van
haar
cd-roms:
http://www.law.kuleuven.ac.be/lib/databank.htm
Hier wordt ook even verwezen naar de home page van de Bibliotheek Letteren
(http://www.kuleuven.ac.be/facdep/arts/bib/bibn.htm ) waar beknopte heuristiek voor
linguistiek en literatuur aangeboden wordt. Men wordt er wegwijs gemaakt in
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 94
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
vakencyclopedieën en woordenboeken, bibliografieën en databanken, catalogi. Het is
duidelijk dat het Internet een stijgend aantal algemeen bruikbare instrumenten
toegankelijk maakt. De WWWebster Dictionary is slechts een voorbeeld.
3.5.3 Bibliotheekcatalogi
3.5.3.1 Libis
Libis-net, het Leuvens Intregraal Bibliotheeksysteem is de boeken- en
tijdschriftencatalogus van de bibliotheek van de K.U.Leuven, inclusief alle
deelbibliotheken, en van de bibliotheken van ... Via het World-Wide-Web kan men Libis
raadplegen op twee manieren: via de zogenaamde 'Free Web Access' en via de
zogenaamde 'Registered Web Access'. De eerstgenoemde is voor iedereen vrij
toegankelijk. Zoeken op indexen is daar mogelijk (Naam, Titel, Trefwoord, Classificatie,
Uitgever, ISBN/ISSN en Ander Nummer). Het betreft hier, tussen haakjes, zogenaamde
KWIC-indexen, d.i. Key Word in Context. In de Free Web Access is ook mogelijk: Snel
zoeken op titel, waarbij men niet langs de index passeert. Bij de Registered Web Access
komen daar nog de volgende mogelijkheden bij: Zoeken op termen (gecombineerd
zoeken in verschillende velden) en Zoekoverzicht bekijken. Via het scherm Zoekresultaat
(verkorte beschrijvingen) kan men, eventueel na het selecteren of 'merken' van bepaalde
resultaten, overgaan naar het scherm
Volledige documentinformatie, waar men eventueel opnieuw kan 'merken' met het oog op
'downloaden' op een eigen schijf, of 'verzenden' naar een (eigen) E-mail-adres. Een derde
mogelijkheid om Libis te raadplegen is een, eveneens geregistreerde, telnet-connectie
(Telnet of Tn3270-emulatie). Deze is zoals de twee eerder genoemde toegangen te
bereiken zijn via de Libis-home page: http://www.libis.kuleuven.ac.be/libis/index.html. De
telnet-connectie toont de oorspronkelijke Libis-interface, die men overigens tegenkomt op
de oude computerterminals die nog in vele bibliotheken gebruikt worden.
3.5.3.2 Zebra (Vubis-Antwerpen)
Zebra is de netwerkcatalogus van tien wetenschappelijke of speciale bibliotheken
waarvan de meeste zich in de Antwerpse regio bevinden. Hij telt ongeveer 1.070.000
titels met een groeiritme van 70.000 titels per jaar. De catalogus is samen met enkele
andere
bestanden
te
raadplegen
via
het
web-adres
http://www.ua.ac.be/WWWOPAC/wwwopac.html. Een van die andere bestanden is
Bronco (Bibliografisch Repertorium van ONline COntents), een databank van
tijdschriftartikels die, zoals Online Contents, opgebouwd wordt met gegevens geleverd
door Swets & Zeitlinger. De catalogus Zebra heeft interessante zoekmogelijkheden, onder
meer doordat de gebruiker geattendeerd wordt op aanverwante zoektermen. Op het vlak
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 95
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
van de output: het programma houdt een lijst bij van te bewaren gegevens, zodat die
achteraf als een en hetzelfde bestand kunnen gedownload worden.
3.5.3.3 Catalogus van de Koninklijke Bibliotheek
Het boekenbezit van de Koninklijke Bibliotheek Albert I vanaf 1985 kan on-line
geraadpleegd worden door een telnet-sessie op te starten in Nederlands, Frans of Engels
vanuit de home page op het adres http://www.kbr.be/nl/index.html. De traagheid eigen
aan telnet, de verouderde interface, en het ontbreken van bewaarmogelijkheden doen
geen afbreuk aan de grote inhoudelijke waarde die deze catalogus uiteraard heeft. Men
gebruike de code kbr om in te loggen.
3.5.3.4 Collectieve Catalogus van België
De Collectieve Catalogus van België bevat alle titels van monografieën die te vinden zijn
in de belangrijkste wetenschappelijke en speciale bibliotheken van het land. De
bestanden van Libis en Vubis zijn erin opgenomen. Alles samen gaat het over ongeveer
3.500.000 beschrijvingen uit 28 bibliotheken. Hij wordt in opdracht van de Conferentie van
Hoofdbibliothecarissen geproduceerd en uitgegeven langs verschillende wegen, ook op
cd-rom. Een versie van CCB is bijvoorbeeld, naast Zebra, raadpleegbaar via de home
page van Vubis-Antwerpen Catalogues. Aan de K.U.Leuven kan men CCB gebruiken via
Libis-terminalen en -telnetsessies, en ook langs de hogergenoemde ERL-server
(http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/erl), naast, en zelfs samen met de databank Current
contents.
3.5.3.5 Antilope
Wat gezegd werd van de achtergrond en de toegang van de Collectieve Catalogus van
België gaat ook grotendeels op voor Antilope. Dit is een databank van de tijdschriften die
bewaard worden in de Koninklijke Bibliotheek en de andere wetenschappelijke en
speciale bibliotheken van het land. Op de ERL-server van K.U.Leuven zorgt Antilope voor
de nuttige informatie betreffende de vindplaats van Current Contents-tijdschriftliteratuur.
3.5.3.6 Nederlandse Centrale Catalogus
De Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) is raadpleegbaar op het web:
http://www.pica.nl in dezelfde Pica-omgeving als Online Contents en Historie in Titels. In
totaal vindt men er de titels van 7 miljoen boeken en 350.000 tijdschriften in meer dan 400
bibliotheken.
Er zijn verschillende toegangen tot bibliotheeksystemen. Op het Web domineren twee
varianten: Telnet en WWW. Bij een telnet-toegang zal men via een telnet-client
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 96
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
inloggen op het computersysteem waarop de bibliotheektoepassing draait, om zo de
catalogus te raadplegen. Voordeel van deze benadering is dat telnet op eender welk
computerplatform beschikbaar is, en dat het zowel aan de client als aan de transmissie
weinig eisen stelt. Zelfs met een eenvoudige DOS-computer kan men zo bibliotheken
op afstand raadplegen. Naargelang het type van de host (de computer waarop men
inlogt) heeft men een typische vt100 of ANSI telnet-client van doen, of een tn3270client. Bij standaard vt100-emulatie (vt100 is een type terminal voor DEC-computers)
en ANSI (American National Standards Institute) worden de instructies teken per teken
doorgezonden, bij de IBM 3270-emulatie (een 3270 was een speciale PC voor
communicatie met een IBM mainframe) gaat dit scherm per scherm, wat voor
bibliotheektoepassingen aangenamer is. Het nadeel van zowel de telnet- als tn3270
varianten is dat men in feite aansluit op een ander computersysteem, en men vaak met
vreemde commando's en een onaangepaste toestenbord-indeling moet werken.
Bovendien laat telnet geen bestandsuitwisseling toe met de client, en zijn er bijgevolg
weinig manipulaties mogelijk op de verkregen zoekresultaten.
Een tweede mogelijkheid is via WWW, meer bepaald met HTML-forms. In dit geval
werkt men in een zuivere client-server omgeving, en kan men de opgevraagde
resultaten gemakkelijker afdrukken of wegschrijven. Ook bedient men de eigen
computer, wat toetsenbordproblemen of een onbekende commando-omgeving uitsluit.
Bibliotheekcatalogi zijn via gestructureerde indices beschikbaar. Hier volgen enkele
belangrijke adressen. Uit het grote aantal kan blijken dat bibliotheektoegang via
internet geen wishfull thinking meer is, en dat bibliotheekwetenschap en
informatietechnologie elkaar reeds geruime tijd gevonden hebben. De eigentijdse
bibliothecaris is dan ook tevens een Cybrarian, gespecialiseerd in informatie-ontsluiting
op het Web.
3.5.4 Belangrijkste adressen
(toestand 31/08/98, voor een geactualiseerde versie, zie:
http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207/newlink.htm)
3.5.4.1 Databases accessible to K.U.Leuven-users
(http://venus.kulnet.kuleuven.ac.be/bib/elektronisch/databanken.html)
highlights:
•
Open Library Network (Nederlandse Centrale Catalogus, Online Contents, Historie
in titels, BNTL, STCN ...): http://www.pica.nl
•
Periodicals Contents Index: http://pci.chadwyck.com
•
ERL (http://www.bib.kuleuven.ac.be/bib/erl):
•
CCB - Union Catalogue of Belgian Research Libraries
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 97
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
Antilope - Index of Journal Titles in Belgian Libraries
•
MLA International Bibliography
•
Current Contents
•
LIBIS: http://access.libis.kuleuven.ac.be/libis-ipac/v3/lbscheck
•
Vlaamse openbare bibliotheken op Internet: http://www.bib.vlaanderen.be/
•
Library of Congress: http://lcweb.loc.gov/
3.5.4.2 Belgische bibliotheken
Hiervoor kan men terecht op de overzichtspagina http://www.ua.ac.be/belcat.html van
Jan Corthouts / Overview by Jan Corthouts. Hieronder alvast een samenvatting van de
belangrijkste adressen / Most relevant links:
•
Koninklijke Bibliotheek Albert I: http://www.kbr.be
•
Vlaamse openbare bibliotheken op Internet: http://www.bib.vlaanderen.be/
•
Universitaire netwerken:
•
•
LIBIS-Net: http://access.libis.kuleuven.ac.be/libis-ipac/v3/lbscheck
•
VUBIS-Antwerpen Network: http://www.ua.ac.be/vubis.html
Andere Vlaamse universiteiten:
•
Universiteit Gent: http://www.lib.rug.ac.be
•
Vrije Universiteit Brussel - VUB: WWW server:
http://www.vub.ac.be/BIBLIO/ubhp.htm
•
CCB, Antilope via K.U.Leuven ERL (K.U.Leuven only):
http://erl.libis.kuleuven.ac.be/cgi-bin/webspirs.cgi
•
Antilope: http://www.ua.ac.be/MAN/ANTILOPEE/root.html
•
Koninklijke Militaire School: http://www.rma.ac.be/index.html
•
UCL: http://www.bib.ucl.ac.be
•
Université Libre de Bruxelles - ULB: WWW server : http://bib1.ulb.ac.be/
•
Faculté des Sciences Agronomiques - Gembloux (MIDAS):
•
http://www.bib.fsagx.ac.be/
•
Université de Liège: http://www.ulg.ac.be/libnet/
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 98
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
3.5.4.3 Nederland
Voor Nederland biedt de Koninklijke Bibliotheek een State-of-the-Art overzicht, waaruit
we ondermeer volgende informatie konden puren:
•
Open Library Network (Nederlandse Centrale Catalogus, Online Contents en
Historie in titels): http://www.pica.nl
•
Koninklijke Bibliotheek: http://www.konbib.nl
•
NL-MENU Documentaire informatie: http://www.nlmenu.nl/nlmenu/bibliotheek/home.html
•
Koninklijke Bibliotheek Wegwijzer naar bibliotheek- en documentatiediensten:
http://www.konbib.nl/kb/sbo/bdi-nl.html
•
Biblioweb/NBLCWeb (Openbare Bibliotheken): http://www.nblc.nl/
•
AGRALIN (landbouwwetenschappen): http://www.bib.wau.nl/
•
NIWI (Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten):
http://www.niwi.knaw.nl/
•
KNAW (biomedische wetenschappen): http://www.library.knaw.nl/
•
Bibliotheek TU Delft: http://www.library.tudelft.nl/
•
NVB (Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen):
http://www.konbib.nl/infolev/nvb/index.html
3.5.4.4 Overzichten van andere Europese bibliotheken
•
Gabriel: http://www.konbib.nl/gabriel/
Gabriel is een belangrijke toegangspoort tot Europese nationale bibliotheken.
•
CERL (Consortium of European Research Libraries):
http://www.bl.uk/information/cerl/
•
EPIC (European Preservation Information Center): http://www.knaw.nl/ecpa/
•
I'M Europe (Telematics for libraries):
http://www.echo.lu/libraries/en/libraries.html
Denemarken
•
The Royal Library of Denmark: http://www.kb.bib.dk/
•
Yahoo! Danmark: Reference:Bibliotheker:
http://www.yahoo.dk/Reference/Biblioteker/
Duitsland
•
Die Deutsche Bibliothek: http://www.ddb.de/ Nationale bibliotheek van Duitsland
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 99
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
Bibliotheken, Bücher und Berichte: http://www.laum.unihannover.de/iln/bibliotheken/bibliotheken.html
•
Deutsche Bibliotheken online: http://www.hbz-nrw.de/hbz/germlst/
•
Gesamtkatalog des Südwestdeutschen Bibliotheksverbund (www-opac):
http://www.swbv.uni-konstanz.de/CGI/cgi-bin/opacform.cgi
•
GBV (Gemeinsamer Bibliotheksverbund der Länder Bremen, Hamburg,
Mecklenburg-Vorpommern, Niedersachsen, Sachsen-Anhalt, SchleswigHolstein und Thüringen): http://www.brzn.de/
•
BVBB (Bibliotheksverbund Berlin Brandenburg): http://www.dbiberlin.de/de/ibas/bvbb/bvbb_00.htm
•
Yahoo! Deutschland: Nachschlagewerke:Bibliotheken:
http://www.yahoo.de/Nachschlagewerke/Bibliotheken/
Estland
•
National Library of Estonia: http://www.nlib.ee/
Frankrijk
•
Catalogue Collectif des Ouvrages - CNRS France: http://dodge.grenet.fr:8001/
•
Francophone Libraries: http://fllc.smu.edu/fllc/frlib/francophonelib.html
•
Bibliothèque nationale de France: http://www.bnf.fr
http://web.culture.fr/culture/sedocum/bnf.htm
•
Le monde des bibliothèques: http://www.bol.ocd.fr/html/mond_bib.htm
•
Yahoo! France: Références et annuaires:Bibliothèques:
http://www.yahoo.fr/References_et_annuaires/Bibliotheques/
Ierland
•
COPAC: http://copac.ac.uk/copac/
•
National Library of Ireland: http://www.hea.ie/natlib/homepage.html
Italië
•
http://www.nis.garr.it/opac-dir/opac.html
Oostenrijk
•
bib-o-pac (WWW-Gateway zum Online-Katalog des Österreichischen
Bibliothekenverbundes): http://bibopac.univie.ac.at/
Scandinavië (algemeen)
•
Nordic Libraries: information servers:
http://www.ub2.lu.se/resbyloc/Nordic_lib.html (onderhouden door Universiteit
van Lund)
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 100
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
Spanje
•
National Library of Spain: http://www.bne.es/
•
Biblioteca Universidad de Barcelona: http://www.bib.ub.es/bub/bub.htm
Tsjechië
•
National Library of The Czech Republic, Prague: http://alpha.nkp.cz/
Rusland
•
Russian Library Network: http://www.scsml.rssi.ru/list.html
•
Openweb Project: http://www.openweb.ru/
•
REESWeb (Russian and East European Studies Internet Resources):
http://www.pitt.edu/~cjp/rees.html
Verenigd Koninkrijk
•
OPAC 97: http://opac97.bl.uk/
•
COPAC (CURL Online Public Access Catalogue): http://copac.ac.uk/copac/
•
NISS (National Information Services and Systems):
http://www.niss.ac.uk/reference/opacs.html
•
The British Library: http://portico.bl.uk
•
UKOLN - The UK Office for Library and Information Networking:
http://www.ukoln.ac.uk/
•
Yahoo! UK & Ireland: Reference:Libraries:
http://www.yahoo.co.uk/Reference/Libraries/
Zwitserland
•
http://www.switch.ch/libraries/
Zweden
•
LIBRIS (Union Catalogue of Swedish libraries):
http://www.libris.kb.se/english/home.html
•
Kungl. biblioteket - Sveriges nationalbibliotek: http://www.kb.se/
•
Lund University Electronic Library: http://www.ub2.lu.se/
3.5.4.5 Bibliotheekoverzichten wereldwijd
•
National Library Catalogues Worldwide: http://www.library.uq.edu.au/ssah/jeast/
•
WebCats: http://www.lights.com/webcats/
•
Libweb: http://sunsite.berkeley.edu/Libweb/
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 101
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
WebCATS: http://www.lights.com/webcats/
•
LIBCAT: http://www.metronet.lib.mn.us/lc/lc1.html
•
Zweb/Hytelnet: http://zweb.msu.edu/
•
Hytelnet: http://www.lights.com/hytelnet
•
OPAC's via the WWW/Z39.50 Gateway - Library of Congress:
http://lcweb.loc.gov/z3950/
•
Stanford Z39.50 WWW Gateway: http://lindy.stanford.edu/~asc/dir.CGI
•
WWW gateways to Z39.50 OPACs:
http://www.ub2.lu.se/opacs/z3950_opacs.html
•
Online catalogs with 'webbed' interfaces:
http://www.lib.ncsu.edu/staff/morgan/alcuin/wwwed-catalogs.html
•
The WWW Virtual Library:
http://www.w3.org/pub/DataSources/bySubject/Overview.html
•
Library Catalogs around the World: http://www.lib.virginia.edu/natlcats.html
•
Yahoo Libraries: http://www.yahoo.com/Reference/Libraries/
•
TheWorld: http://www.worldwidenews.net/subjects.htm
•
Yale University Library Front Door: http://www.library.yale.edu/
•
Yale Worldwide Libraries: http://www.library.yale.edu/pubstation/libcats.html
•
Libraries and Library Catalogs, via San Jose State University:
http://witloof.sjsu.edu/peo/libsci.html
•
Libraries around the World : http://freenet.msp.mn.us/library/libcats.html
•
Library Catalogs via the InterNIC Directory of Directories:
http://ds.internic.net/cgi-bin/tochtml/library/0intro.library
•
The Internet Public Library Project:
http://sjcpl.lib.in.us/homepage/PublicLibraries/PublicLibraryServers.html
•
Library of Congress: http://lcweb.loc.gov/
•
Harvard HOLLIS: http://hplus.harvard.edu/, tn3270://hollis.harvard.edu
•
The US National Library of Medicine: http://www.nlm.nih.gov/
•
WorldWindow Washington University in St. Louis: http://library.wustl.edu/
•
ALA: http://www.ala.org/ - American Library Association
•
ARL: http://arl.cni.org/ - Association of Research Libraries
•
CEAL: http://darkwing.uoregon.edu/~felsing/ceal/seal.html - Council on East
Asian Libraries
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 102
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
IATUL - International Association of Technological University Libraries:
http://educate.lib.chalmers.se/IATUL/
•
IFLA - International Federation for Library Associations: http://www.nlcbnc.ca/ifla/
•
Canadian Libraries on the Web: http://library.usask.ca/~scottp/canlib.html
•
National Library of Canada: http://www.nlc-bnc.ca/
•
The National Library of Australia: http://www.nla.gov.au/
•
Australian Libraries Gateway: http://www.nla.gov.au/libraries/
•
The National Library of New Zealand: http://www.natlib.govt.nz
•
OCLC Online Computer Library Center: http://www.oclc.org
3.5.4.6 Uitgeverijen
•
Publishers' Catalogues Home Page: http://www.lights.com/publisher/
•
Bookwire: http://www.bookwire.com/
3.5.4.7 Cultuur-resources op het Internet
In wat volgt enkele links die nauw aansluiten bij het interessegebied van het Instituut
voor Culturele Studies. Voor het meerendeel werden ze ontleend aan een overzicht
van Dean Rehberger http://atl46.atl.msu.edu/us.html
•
History Links: http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/F207/histlink.htm
•
Webmuseum Network: http://sunsite.doc.ic.ac.uk/wm/
•
Electronic Book Review: http://www.altx.com/ebr/
•
VOICE OF THE SHUTTLE HOME PAGE:
http://humanitas.ucsb.edu/shuttle/theory.html
•
Michigan State University Library and Information Technology:
http://www.msu.edu/infotech/informationtechnology2.html
•
LEXIS-NEXIS: http://www.lexis-nexis.com/
•
Popular Culture Library:: http://www.bgsu.edu/colleges/library/pcl/pcl.html
•
Postmodern Culture: http://jefferson.village.virginia.edu/pmc/contents.all.html
•
Electronic Journal Access: http://www.coalliance.org/
•
The WWW VL Electronic Journals List: Academic and Reviewed Journals:
http://www.edoc.com/ejournal/academic.html
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 103
3.5. BIBLIOTHEKEN, BIBLIOGRAFISCHE DATABANKEN EN CATALOGI
•
BIDS - Bibliographic data and electronic journals for education and research:
http://www.bids.ac.uk/
•
Biblio On Line: http://www.bol.ocd.fr/
•
Humanities HUB - Cultural Studies: http://www.gu.edu.au/cgi-bin/gcode?/gwis/hub/qa/hub.home.html
•
The English Server: http://eserver.org/
•
Cultural Theory: http://english-server.hss.cmu.edu/theory.html
•
Cultronix: http://english-server.hss.cmu.edu/cultronix.html
•
F.Scott Fitzgerald Centennial Home Page:
http://www.sc.edu/fitzgerald/index.html
•
American Literature On-Line: http://www.missouri.edu/~engmo/amlit.html
•
Columbia University: Project Bartleby:
http://www.columbia.edu/acis/bartleby/index.html
•
The Media History Project: http://www.mediahistory.com/
•
Exploring ancient world cultures: http://eawc.evansville.edu/
•
PhilNet: http://www.sozialwiss.uni-hamburg.de/phil/ag/internet.html
•
Computerphilologie: http://computerphilologie.uni-muenchen.de/
•
Dialectiques: http://www.chez.com/patder/index.htm
•
Philagora: http://www.mnet.fr/philagora/
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - INTERNET EN WORLD-WIDE-WEB - 104
4.1. EDITEREN
4. Documentverwerking
4.1 Editeren
De meest elementaire voorstelling van tekst in een computer kan men bereiken door
gebruik te maken van de ASCII-codes. Dit is een conventionele reeks van 127
woordjes van 7 bits, die elk een bepaald teken voorstellen. De idee is: de computer
werkt met de bitreeksen, de uitvoer- en invoerapparatuur zorgt ervoor dat eenzelfde 7bits reeks steeds hetzelfde teken oproept. De ASCII implementatie werkt in de praktijk
echter met woordjes van 8 bits. Daarmee kunnen 256 tekens worden voorgesteld. De
onderste 127 zijn die van ASCII-conventie, de volgende worden ingedeeld in
alternatieve 'code-pagina's' of code-pages. In de DOS-wereld is dit vrij courant de
code-pagina 437 of de IBM extended character set. Meer en meer wordt echter
overgegaan op de code-pagina 850. In de Windows-wereld wordt standaard de ANSItekenreeks gebruikt, die veel gelijkenis vertoont met code-page 850.
Typerend voor dit opzet is dat de randapparatuur of tenminste de insteekkaarten die de
randapparaten besturen zelf voor de vertaling van de bitreeksen in letters zorgen. Acht
bits volstaan dan voor de computer om een letter op het scherm te zetten. Deze
werkwijze is teken-georiënteerd, en men noemt besturingssystemen die daarvan
gebruik maken dan ook teken-georiënteerde systemen, b.v. plain DOS en UNIX.
Wie op een DOS- of UNIX-machine een tekst wil schrijven, kan bijgevolg gebruik
maken van de bijgeleverde lijn-editor of visuele editor (edlin, edit in DOS, ed en vi in
UNIX, xedit onder VM). Daarmee kan men op het scherm tekst typen om die daarna in
een bestand te bewaren. In dat bestand zijn alleen conventionele (al dan niet
extended) ascii-codes opgenomen.
Hoe de extended characters worden
geïnterpreteerd, hangt af van de in het besturingssysteem actieve code-tabel.
Editors zijn in VM en UNIX essentiële tools voor allerlei taken zoals systeembeheer,
programmeren, automatiseren e.d.m. Vaak worden ze ook voor tekstmanipulatie
aangewend.
Vooral
UNIX-editors
kennen
uiterst
krachtige
tekstmanipulatiemogelijkheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal tools die
in het UNIX-systeem aanwezig zijn, zoals sort, cat, grep, cut, tr e.a. In de
DOS/WINDOWS-wereld worden editors voornamelijk ingezet voor het editeren van de
systeembestanden CONFIG.SYS, AUTOEXEC.BAT, WIN.INI, SYSTEM.INI en andere
.BAT en .INI bestanden waarmee een PC wordt geconfigureerd. Daarnaast is het
onmisbaar voor het editeren van programma's. De meest courante DOS/WINDOWSeditors edit, Norton Editor en Notepad zijn vooral geschikt voor kleinere
tekstbestanden, met de typische lengte van systeembestanden en programmabroncode, gaande van enkele honderden tot enkele duizenden lijnen. Er bestaan
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 105
4.2. TEKSTVERWERKING
echter ook voor DOS krachtige editors die de mogelijkheden van de UNIX- en
Mainframe-varianten evenaren, zoals Brief en Vedit. Typerend voor editors is o.m.:
- editors zijn lijngeoriënteerd: het indrukken van de enter-toets brengt de codes 10
(Carriage Return) en 13 (New Line) aan; er wordt geen rekening gehouden met een
bladspiegel. Men kan zich eenvoudig naar een lijnnummer of kolompositie, idealiter
ook naar een absolute positie in de tekst (nde teken) verplaatsen.
- editors zijn tekengeoriënteerd; zij kennen geen verschillende lettertypes en gebruiken
de code-pagina die actief is in het systeem.
- editors zijn gespecialiseerd in zoek/vervang en blok-operaties: idealiter kunnen alle in
het systeem gedefinieerde tekens worden gemanipuleerd.
4.2 Tekstverwerking
Tekstverwerking is ongetwijfeld de meest populaire pc-toepassing. Het is een handig
instrument voor iedereen die teksten produceert. Tekstverwerkingssoftware laat twee
functies toe:
- het zgn. editeren van tekst, d.w.z. invoeren, corrigeren, schrappen, verplaatsen, enz.
Deze functie heeft tekstverwerking gemeenschappelijk met editors;
- het opmaken van tekst, d.w.z. pagina-lay-out, paginanummering, correcte plaatsing
van voetnoten, het genereren van een inhoudsopgave, register, enz.
Het verschil met Desktop Publishing pakketten (zie verder) kan men het best zo
verwoorden: bij tekstverwerking staat opmaak van de tekst zelf centraal: het gebruik
van o.a. typografische verrijking met als doel inhoudelijke accenten formeel te
onderstrepen. Bij Desktop Publishing staat opmaak van de pagina centraal: hier gaat
het om de vormgeving van de publicatie, b.v. het aanwenden van typografische
verrijking om een boek attractief te maken.
Om het productieproces van tekstgehelen unidirectioneel te houden kan men stellen
dat tekstverwerkers de relevante functies van editors omvatten, en DTP-pakketten de
relevante functies van tekstverwerkers. Zo moet de lay-outer niet terug naar het
tekstverwerkingspakket om een eenvoudige tikfout te verbeteren. Het blijft wel zo, dat
een editor veel handiger is voor louter editeerwerk als een tekstverwerker, en een
tekstverwerker op zijn beurt te verkiezen boven een DTP-pakket voor klassieke
tekstverwerkingsfuncties.
De meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma's zijn MS-Word en WordPerfect. Voor
formules e.d. bestaan gespecialiseerde programma's zoals TeX, T3 en NotaBene.
Tenslotte zijn er de programma's voor desktop publishing (DTP), zoals Pagemaker,
Ventura Publisher, QuarkXPress.
Hiermee kunnen teksten zodanig worden
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 106
4.2. TEKSTVERWERKING
opgemaakt en afgedrukt dat de kwaliteit van het eindprodukt die van professioneel zeten drukwerk benadert.
Sinds kort wordt onderscheid gemaakt tussen:
- character georiënteerde tekstverwerking: hier gaat het wezenlijk om tekstinvoer en verwerking;
- grafisch georiënteerde tekstverwerking, b.v.: WordPerfect voor Windows (WPWin),
Word for Windows.
• Typisch Word for Windows scherm
Knoppenbalk (Button
Bar)
Window titel
Menu
Formatting
Status Bar
Ruler
Vertical ScrollBar
Drawing Toolbar
Het menu kan worden opgeroepen met de muis: 1 linkermuisklik selecteert een menu
item, 2 klikken activeert een menu item. Indien men de linkermuisknop ingedrukt
houdt, wordt het opgelichte menu item geactiveerd bij het lossen van de muisknop.
Met het toetsenbord: Alt-toets, daarna met pijltjes selecteren of via onderlijnde letter;
enter activeert het gekozen item.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 107
4.2. TEKSTVERWERKING
• Typische menu’s
Radio Button is
zwart bij het
geselecteerde
menu item
Drie puntjes
geven aan dat
verdere dialoog
volgt
Checkmark geeft
aan dat i.c. de
ruler actief is
grijze menu items
kunnen op dat
ogenblik niet
geselecteerd
worden
• Voorbeeld met shortcuts
Shortcuts geven
aan hoe je het
menu-item via
het toetsenbord
kan activeren
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 108
4.2. TEKSTVERWERKING
• Tekenopmaak
Times New Roman Romein 10 pt
Times New Roman Cursief 10 pt (Ctrl-I)
Times New Roman Vet 10 pt (Ctrl-B)
Times New Roman Romein 16 pt
Arial Romein 10 pt
Arial Cursief 10 pt
Arial Vet 10 pt
Arial Romein 14 pt
Er zijn verschillende toegangen tot font-opmaak:
De rechter muisklik
opent een menu voor
objecteigenschappen
- via het fonts-menu: Alt-Format-Font
- via rechtermuisklik-Font
- via shortcuts: Ctrl-B, Ctrl-I, Ctrl-U etc...
- via de toolbar
Het font-menu:
Arial Romein 10 pt Strikethrough
Arial Cursief 10 pt Superscript
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 109
4.2. TEKSTVERWERKING
Arial Vet 10 pt Subscript
ARIAL ROMEIN 14 PT SMALL CAPS
Alinea-opmaak
links
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te schikken. Links
uitlijnen is op dit moment nog standaard bij WWW-hypertext.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 110
4.2. TEKSTVERWERKING
rechts
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te schikken.
Rechts uitlijnen is erg ongebruikelijk want eerder vermoeiend om lezen; men past het
meestal toe bij tekst in de marge bij een illustratie.
gecentreerd
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te schikken.
Gecentreerde tekst treft men vaak aan voor titels, maar ook in brochures, op
menukaarten of voor gedichten.
uitgelijnd
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te schikken.
Standaard wordt bij drukwerk aan beide zijden uitgelijnd. Men krijgt dan evenwichtige
blokken, die een minimum aan witruimte overlaten op het blad. Ook in de
tekstverwerking geldt immers het horror vacui. Bij uitlijnen is woordsplitsen van belang,
om witte spoorvorming op de bladspiegel te voorkomen.
hanging indent
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te schikken. Een
hanging indent paragraph is een alinea met een naar links uitspringende eerste
lijn.
first line
Tekstverwerking laat toe op eenvoudige wijze alinea’s (paragraph’s) te
schikken. Een first line indent is een naar rechts inspringende eerste lijn.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 111
4.2. TEKSTVERWERKING
In het text flow menu kan je bepalen hoe alinea’s zich tegenover elkaar gaan
verhouden: moet de geselecteerde alinea bij de volgende blijven? (keep with next).
Moeten de regels van een alinea samenblijven? (Keep Lines Together).
• Borders en Shading
Met borders en shading kan je kaders rond titels plaatsen:
Hoofdstuk I
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 112
4.2. TEKSTVERWERKING
• Page Setup (pagina-opmaak)
Let er steeds op dat in Page Setup het Europese DIN-A4 (Deutsche Industrie-Norm)
formaat geselecteerd werd. Je kan in 1 document verschillende secties maken, b.v.
een blad in landscape tussenvoegen. De gutter margin is een snijrand, indien je
document bij het inbinden wat marge zal verliezen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 113
4.2. TEKSTVERWERKING
• Werken met kolommen
via het men Format Columns, waarna volgende dialoog verschijnt:
• Automatisch nummeren of aanbrengen van ‘bullets’
via het menu Format Bullets and Numbering
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 114
4.3. DESKTOP PUBLISHING
• tabellen
Aantal
1991
1992
bruin
12
45
rood
310,6
16
oker
9
22
geel
22
blauw
110
14,1
31
Met het commando Table Headings maak je van een eerste rij een tabel-hoofding, die
op elke pagina terugkeert.
4.3 Desktop Publishing
Het sluitstuk van de gegevensverwerking in het historisch-filologische onderzoek wordt
gevormd door het overzichtelijk presenteren van de bekomen informatie. Dit kan door
het invoegen van tabellen of histogrammen in een wetenschappelijke bijdrage. Naast
de tabelvorm, die als een grondvorm van de informatica kan worden beschouwd, en
zeker één van de meest natuurlijke methoden is om informatie voor te stellen, bieden
histogrammen vaak een snelle en intuïtieve toegang tot het materiaal. Het naadloos in
elkaar passen van tabellen, grafieken en tekst veronderstelt echter een degelijke visie
op de opmaak van de publicatie. Steeds vaker wordt die opmaak door de auteur zelf
gedaan, met behulp van Desktop Publishing Software, waarover dit deel handelt. DTP
heeft niet alleen een revolutie teweeggebracht in de grafische sector, maar heeft ook
de werkzaamheden van auteurs ingrijpend veranderd. Eerst zal kort worden overlopen
waarin het traditionele productieproces voor een publicatie bestaat, waarna nader zal
worden ingegaan op het fenomeen DTP als dusdanig.
4.3.1 Het grafische productieproces
4.3.1.1 Manuscript
In het klassieke productieproces voor tekst gaat het manuscript vooraf aan de
verwerking. De tekst wordt getypt op recto vellen, met ruime marge en grote interlinie.
In de marge worden dan typografische aanwijzingen opgetekend. Voor cursivering
wordt in de regel onderstreept gebruikt. Ook wordt duidelijk aangegeven waar een
nieuwe alinea begint. Woordsplitsing speelt op dit ogenblik geen rol, vermits dat wordt
aangepast aan de zetlengte die de tekstregels in het drukwerk zullen krijgen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 115
4.3. DESKTOP PUBLISHING
4.3.1.2 Zetwerk
De zettechniek heeft de laatste decennia een snelle evolutie doorgemaakt. Reeds aan
het einde van de negentiende eeuw werd het handzetten voor grote oplages
vervangen door het machinezetten, met de linotype en monotype zetmachines,
waarmee de zetter de tekst eerst via een toetsenbord kan intypen. Na de tweede
wereldoorlog kwam het fotozetten in zwang, mede door de sterke opkomst van offset
ten koste van hoogdruk (zie daarover verder meer). In de ontwikkeling van de
fotozetmachines kan men vier fases onderscheiden. Eerst ging het om fotografischoptische machines, waarbij een negatiefbeeld van de te zetten tekst werd gemaakt.
De volgende stap bestond uit de introductie van fotografische scanners, die het
negatief opbouwden door scanning met kathodestralen. Ook in de zetwereld zou de
grootste revolutie echter komen vanwege de computer, met de digitale scanning. Bij
deze techniek wordt geen beeld afgetast, maar zal de scanner een negatief opbouwen
vanuit digitale informatie over het beeld. Het meest recent is echter de laserscanning,
waarbij de kathodestraalbuis werd vervangen door een laserstraal.
Zoals verder zal worden aangegeven, heeft de digitale zettechniek de deur opengezet
voor DTP: beeldinformatie kan nu in principe vanuit een Personal Computer of een
Workstation aan de zetmachine worden doorgegeven, via een paginabeschrijvingstaal.
Daar wordt dan het negatief gemaakt, dat bij het afdrukken zal worden gebruikt.
Hedendaagse zetmachines beschikken over automatische afbreekprogramma's om
aan woordsplitsing te doen. Dit is nodig om vervelende richels in de broodtekst weg te
werken. Specifiek voor het Nederlands gelden een aantal richtlijnen, die men in de
mate van het mogelijke volgt. Men breekt liever niet af in volgende gevallen (35):
- in afkortingen, getallen en bedragen;
- tussen titels, voorletters en de rest van namen;
- als op elke regel slechts 2 letters overblijven, b.v. niet ve-le, wel ve-len;
- als op de tweede regel slechts 2 letters overbijven;
- tussen medeklinkerparen ng en nk;
- vóór het achtervoegsel 'lijk';
- buiten de woordsamenstelling, b.v. niet boe-kenkast, wel boeken-kast.
4.3.1.3 Correctie
Wanneer de tekst een eerste maal gezet is, zal men overgaan tot het nakijken van de
drukproeven. Dit gebeurt zowel door de uitgever, door huiscorrectoren, als door de
auteur. De auteur wordt verzocht via speciale tekens in de marge correcties aan te
brengen. Omdat de drukproef in de regel uit lange stroken bestaat, noemt men deze
35Bron: Tekstwijzer, p.106.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 116
4.3. DESKTOP PUBLISHING
correctie ook wel de strokenproef. Daarvan te onderscheiden is de auteurscorrectie,
die niet bestaat in het wegwerken van zetfouten (bestrijding van het zetduiveltje), maar
in correcties aan de oorspronkelijke tekst, die de auteur in extremis wil aanbrengen.
Het zetten en de correctie samen maken ongeveer twee derde van de uitgeverskosten
uit. Vooral auteurscorrectie veroorzaakt hoge kosten. Dit houdt in dat de auteur beter
wacht met het indienen van z'n manuscript tot het naar zijn mening foutloos is.
4.3.1.4 Reprografie
Men kan via verschillende druktechnieken tot een afdruk komen: vlakdruk (offset),
hoogdruk, diepdruk of zeefdruk. De drukker zal daarbij ook een papiersoort gebruiken,
die aangepast is aan de bestemming van het drukwerk (folder, affiche, boek, ...) en de
gebruikte druktechniek. Op basis van het negatief van de fotozetmachine wordt een
drukplaat aangemaakt, waarbij de bedrukte plaatsen op de plaat een andere
elektrische lading krijgen dan de niet-bedrukte.
Bij het meest courante offset draagt een met rubber bespannen cilinder het beeld over
van de drukplaat naar het papier. Het beelddragende deel van de drukplaat neemt inkt
aan en stoot het water af, het niet-beelddragende deel stoot de vette inkt af en neemt
het water aan. Offset laat de minste vervormingen na op het papier, en geeft een
scherp beeld.
Bij hoogdruk (typo) wordt het beeld gevormd door een verhoging op een metalen plaat
(cliché). Door druk wordt dit beeld overgebracht op het papier. Dit laat mooie,
gestoken letters toe, maar laat op het papier een indruk na, die men aan de achterzijde
kan voelen (de moet).
Diepdruk of helio gaat dan weer omgekeerd te werk: hier wordt het beeld gevormd
door indrukken in de beeldplaat. Het papier zuigt de inkt uit deze napjes. Diepdruk is
niet zo scherp als hoogdruk; de letters vertonen gekartelde randen.
Bij zeefdruk tenslotte wordt een sjabloon waarin het beeldgedeelte werd uitgespaard
op een zeef gelegd. Met een rakel wrijft men de inkt via de open ruimtes in het
sjabloon door de zeef op het onderliggende papier. Dit geeft een dikke inktlaag.
Voor illustraties kan gebruik worden gemaakt van lijn, raster en halftoon.
behoren twee- of vierkleurendruk tot de mogelijkheden.
Voorts
4.3.2 Lay-out
4.3.2.1 DTP-software
Met de opkomst van Desktop Publishing Software voor de microcomputer werd het
hele grafische productieproces ingrijpend gewijzigd. De DTP-software maakt gebruik
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 117
4.3. DESKTOP PUBLISHING
van het gegeven dat de meeste manuscripten heden ten dage in elektronische vorm
beschikbaar zijn.
Zo de tekst al niet werd aangemaakt met een
tekstverwerkingspakket, is het altijd mogelijk hem in te scannen. Met een DTP-pakket
kan de tekst van een opmaak of lay-out voorzien worden, en kunnen tekeningen en
illustraties worden ingepast. Bekende pakketten zijn Aldus Pagemaker - zoals de
naam laat vermoeden vooral geschikt voor pagina-opmaak en Ventura Publisher,
vooral van belang voor grote en technische documenten. Daarnaast kan nog het
pakket Framemaker worden vermeld, dat op werkstations, de Macintosh en de eerder
zeldzame NextStation beschikbaar is. De DTP-pakketten bieden grosso modo
volgende mogelijkheden:
•
document-opmaak
Het bepalen van de zetspiegel; aanbrengen van paginanummeringen, opmaak van
titelblad, beperkt kaftontwerp, indeling in secties.
•
paragraaf (section)-opmaak
Opgeven van de marges van een bepaald deel van het document, b.v. de doorlopende
tekst, tabellen, indices en dergelijke. Het indelen van de zetspiegel in kolommen. Dit
kan op verschillende wijzen: bij newspaper lay-out loopt de tekst van de ene kolom
over in de andere, om uiteindelijk naar een volgende bladzijde te gaan; bij parallelle
kolommen kan in elke kolom een nieuwe tekst begonnen worden. Een voorbeeld van
toepassing van dit laatste is een tekst in de ene kolom en de vertaling in een tweede.
Voorts kan ook bepaald worden of de tekst in portret of in landschap wordt afgedrukt.
•
alinea (paragraph)-opmaak
Een DTP pakket kent bovenop de ruime mogelijkheden van de tekstverwerking, zoals
het links en/of rechts uitlijnen of centreren van de tekst, het bepalen van de lijnhoogte
of interlinie, het bepalen van de vrije ruimte vóór en achter een alinea, nog andere
functionaliteiten, zoals het instellen van schaduw, achtergrondkleur, omkadering.
•
kop- en voetregels, voet- en eindnoten
Het DTP-pakket laat toe kopregels of voetregels aan te brengen met sigla, paginaaanduidingen, hernemingen van titels en dergelijke meer. Ook is er een uitgebreide
mogelijkheid om een voetnoten-apparaat te beheren. Vaak is het echter niet goed
mogelijk een echt kritisch apparaat te onderscheiden van de voet- en eindnoten;
daarvoor zijn meestal gespecialiseerde pakketten nodig.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 118
4.3. DESKTOP PUBLISHING
•
kaders (frames)
Naast alinea's kan men met een DTP-pakket ook kaders op de zetspiegel of zelfs vrij
op de bladspiegel plaatsen en manipuleren. In die kaders kan tekst worden
opgenomen die enigszins onafhankelijk van de broodtekst is, of tekeningen, grafieken
en illustraties. Vooral in de zakelijke wereld wordt de mogelijkheid om grafieken in de
tekst te integreren geapprecieerd.
•
typografie
De meeste DTP-programma's bieden toegang tot een uitgebreide verzameling
lettertypes (fonts). Toonaangevend daarin zijn de Adobe Type Manager of ATM-fonts,
speciaal door Adobe ontwikkelde fonts die zowel op het scherm als op de printer
worden afgebeeld, en True Type fonts, ontwikkeld door Apple. Apple integreert zowel
ATM als True Type in System 7; Microsoft heeft een licentie op True Type voor
Windows 3.1, waarvoor ook ATM beschikbaar is. IBM levert standaard ATM bij OS/2
1.3 en 2.0. Het voordeel van ATM en True Type is dat deze fonts op elk ondersteund
beeldscherm en printer dezelfde weergave bieden. De exacte overeenkomst tussen
beeldschermweergave en uitprint noemt men WYSIWYG (What You See Is What You
Get).
Typisch voor DTP is dat men naast klassieke attributen als cursief, vet, boven- en
onderschrift, onderstreept, dubbel onderstreept, klein kapitaal en doorgehaald ook de
letters kan vervormen, roteren en slanten, d.i. kantelen. Het voordeel van grafische
besturingssystemen zoals X-Windows, System 7 of grafische schillen zoals Windows,
Presentation Manager en Open Look t.a.v. karaktergeoriënteerde zoals MS-DOS of
standaard UNIX is dat men een veel ruimer assortiment aan alfabetten kan weergeven
dan de standaard 127 ascii-tekens, al dan niet uitgebreid tot de 255 tekens IBMtekenset. Dit betekent dat moderne DTP-pakketten en tekstverwerkers probleemloos
Grieks, Cyrillisch, Hebreews en Kanji, om er een paar te noemen, op het beeldscherm
kunnen tonen.
4.3.2.2 Paginabeschrijvingstalen
De grote doorbraak voor de microcomputer in de grafische industrie is er gekomen met
de Apple Macintosh II, die met z'n paginabeschrijvingstaal Adobe Postscript naast
laserprinters ook elektronische zetmachines zoals de linotronic kan aansturen. Het
voordeel van de Postscript-taal bestaat erin printer-onafhankelijk te zijn. Dit betekent
dat men eenzelfde document op een laserprinter met een resolutie van 300 dpi (d.i.
dots per inch, aantal beeldpunten per vierkante inch) kan afdrukken, met als resultaat
een resolutie van 300 dpi, en ongewijzigd op een fotozetmachine, met als resultaat een
resolutie van 1600 dpi. Bovendien kan postscript alle kwaliteiten van tekst en beeld
(ook kleur) beschrijven. Ook tekstverwerkers en DTP-pakketten onder MS-DOS,
Windows en OS/2 ondersteunen postscript.
Bij MS-DOS pakketten is de
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 119
4.3. DESKTOP PUBLISHING
paginabeschrijvingstaal PCL4 en PCL5 (Printer Control Language) en de grafische
beschrijvingstaal HPGL2 (Hewlett-Packard Graphics Language) van Hewlett-Packard
het meest populair. Men noemt printers die deze talen ondersteunen HP-compatible.
4.3.2.3 Het DTP-productieproces
DTP zal de stappen 1.1.1 tot en met 1.1.3 voor zijn rekening nemen. Gebruikt men
een echt DTP-pakket, dan is het aangewezen de tekst eerst aan te maken met een
tekstverwerker. In de praktijk hebben de gewone tekstverwerkingspakketten echter de
specifieke DTP-pakketten sterk teruggedrongen. Moderne tekstverwerkingspakketten
kunnen b.v. vlot overweg met grafieken, illustraties en tekeningen, en hebben vaak ook
een ingebouwde formule-editor voor wiskundige uitdrukkingen. Ook zijn ze in staat
vreemde alfabetten feilloos te bewerken. Dit betekent dat men vaak voldoende heeft
aan dergelijke professionele tekstverwerkers, zoals Word of Wordperfect, waarvan
men kan stellen dat ze de meeste DTP-functionaliteiten aanbieden. De vormgeving
van het manuscript wordt vaak geautomatiseerd met opmaakmodellen of stylesheets.
Om een overzicht op het gehele document te bewaren is vaak een outline-functie
beschikbaar, die toelaat alleen de titels te beschouwen. Naast een uitvoerige
spellingscontrole, waarbij het essentieel is dat men de taal van elk stuk tekst kan
aangeven, heeft men daarbij ook beschikking over synoniemenlijsten. Tenslotte wordt,
eens de opmaak van een sectie is bepaald en de tekst definitief is, een woordsplitsing
uitgevoerd. De auteur kan doorlopend verbeteringen aanbrengen in het manuscript,
waarbij de machinale spellingscontrole precies die fouten er makkelijk uithaalt, waar
een corrector niet zelden overheen leest: de tikfouten.
Eenmaal de opmaak afgewerkt, blijven twee opties open: ofwel bezorgt men de
drukker de tekst op schijf, en zal deze laatste zelf een cliché maken met de linotronic.
In dat geval heeft men de hoogste resolutie. Vaak is het echter zo, dat de drukker
extra kosten zal aanrekenen. Bovendien zijn deze kosten moeilijk in te schatten door
de klant: ze zijn afhankelijk van de mate van compatibiliteit van de ingeleverde diskette
met de installatie van de drukker. Wordt het bestandsformaat geconverteerd, b.v. van
WordPerfect voor MS-DOS naar Pagemaker voor de Macintosh, is er bovendien het
risico van verlies van opmaak. Dit betekent dat men opnieuw drukproeven zal moeten
nalezen. Daarom is het tweede procedé, de camera-ready werkwijze, vaak te
verkiezen, wanneer de drukkwaliteit van minder belang is. Bij camera-ready maakt de
auteur zelf een kopij die geschikt is voor de fotozetmachine. Dit betekent dat men een
volledig correcte zetspiegel afdrukt, meestal op een eigen laserprinter, in een resolutie
van 300 of 600 dpi. De auteur is dan zeker van het eindresultaat, en betaalt alleen de
drukkosten. Een bijkomend voordeel is, dat het gemakkelijker wordt de offertes van
verschillende drukkerijen te vergelijken, omdat de drukprijs louter afhangt van de vraag
in welke mate de drukvellen een veelvoud kunnen vormen van de gewenste
bladspiegel.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 120
4.3. DESKTOP PUBLISHING
4.3.2.4 Tekst-opmaak
Tot slot kunnen nog enkele belangrijke hints gegeven worden voor wie zelf aan de
opmaak van een document zou doen.
•
document
Voor grotere documenten, zoals papers, artikels, verhandelingen en boeken, is het
wenselijk een evenwichtige opbouw te verzorgen. Hoofdstukken zijn liefst van
dezelfde grootte-orde (een onevenwicht zou b.v. zijn 15 pp. voor hoofdstuk 1 en 90
voor hoofdstuk 2). Meer inhoudelijk is ook van belang dat de structuur van het werk
zowel in de inleiding als in het besluit duidelijk gearticuleerd wordt. Vaak worden
inleiding en besluit immers afzonderlijk gelezen, als men zich een beeld wil vormen van
de inhoud. Wie in de inleiding drie belangrijke probleemgebieden onderscheidt, kan
moeilijk met vier of vijf hoofdstukken voor de pinnen komen. Ook moet het besluit de
verschillende onderverdelingen van de inleiding hernemen, waarbij ook weer geldt dat
drie vraagstellingen om drie antwoorden vragen.
Bij het bepalen van de zetspiegel is het voor camera-ready van belang na te gaan of
de drukker verkiest dat men zelf op ware grootte (de gewenste zetspiegel) afdrukt, of
dat men een gewoon A4 blad vult, om daarna te verkleinen. Voorts kan een snijmarge
of gutter margin voorzien worden, en moet men bedenken dat een nieuw hoofdstuk
steeds op een recto zijde begint, dus met een oneven paginanummer. De zetspiegel
staat normaliter in een verhouding van 2/3, 3/5, 5/8 ... tot de bladspiegel (methode van
Lamé). Van de overgebleven oppervlakte van de bladspiegel laat men 2/5 kopwit, 3/5
voetwit, 2/5 rugwit en 3/5 snijwit.
•
sectie
Wat de secties betreft, moet er ook gestreefd worden naar een zo groot mogelijk
parallellisme tussen opmaak en inhoud: de opmaak helpt de auteur zijn gedachten te
formuleren en over te dragen. Een eerste vereiste is dat secties met eenzelfde functie
eenzelfde opmaak hebben. Het is van belang een uniforme stijl te ontwikkelen en te
handhaven doorheen het hele document. In de zetwereld wordt daarbij uitgegaan van
een stramien, waarin de basisindeling van de zetspiegel wordt vastgelegd. Dit
stramien bepaalt zowel de interlinie als de plaats en verhouding van illustraties en
tekst. In DTP is men veel vrijer, maar men moet toch enkele keuzes maken. Een
belangrijke beslissing geldt het aantal kolommen van een sectie. In het algemeen
geldt dat meerdere kolommen de leesbaarheid sterk vergroten. Men kan in dergelijke
opmaak ook makkelijker illustraties inwerken. Voor cursussen wordt wel eens een
asymmetrische kolomindeling gekozen, waarbij de kolom aan de snijzijde dient om
bijschriften en illustraties op te nemen. Voor romans, novelles e.d. gaat er uiteraard
niets boven de standaard indeling met één kolom.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 121
4.3. DESKTOP PUBLISHING
•
alinea
Men denkt best na over een overzichtelijk systeem van alinea's, waarbij men een
onderscheid kan maken tussen hoofdingen enerzijds en de broodtekst anderzijds. De
hoofdingen worden hiërarchisch georganiseerd, waarbij men vertrekt van de hoofding
van het hoogste niveau. Naast de typografische differentiëring, waarover in het
volgende punt meer, moet men kiezen voor een bepaalde nummeringswijze. De
meest gebruikelijke zijn de standaard nummering:
I A 1 a 1) a)
en de decimale nummering of legal:
1. 1.1. 1.1.1.
Het eerste systeem geeft een beter aanvoelen van de hiërarchie, het tweede biedt
ondubbelzinnige zekerheid: een hoofding met een drieplaatsig nummer staat op het
derde niveau.
Voorts moet men een keuze maken voor een bepaalde manier van uitlijnen van de
alinea's: links uitgelijnd, rechts uitgelijnd, links én rechts uitgelijnd (uitgevuld of justified)
en gecentreerd. Hoofdingen worden niet rechts uitgelijnd en zelden uitgevuld. Wat de
broodtekst betreft, geldt dat links uitgelijnd en uitgevuld het best leesbaar zijn. Een
gecentreerde broodtekst is zéér vermoeiend om lezen, en wordt alleen voor poëzie of
in brochures gebruikt. Rechts uitlijnen is helemaal uit den boze. Wel vindt dit een
toepassing voor een commentaartekst of bijschrift naast een kader aan de
rechtermarge, met b.v. een illustratie. Men spreekt ook wel van rechts en links
geschraagd i.p.v. links resp. rechts uitgelijnd.
Voor de broodtekst geldt dat er ongeveer een 60 tot 65 tekens op een lijn mogen
staan, wanneer men een opmaak heeft met één kolom. Bij meerdere kolommen wordt
dat uiteraard minder. Men zal voor de alinea's een korpsgrootte kiezen die daarmee
overeenkomt. De interlinie of lijnhoogte wordt aan de korpsgrootte aangepast. Voor
teksten aangemaakt met tekstverwerker vindt men vaak een 12 pt letter met 12 pt
lijnhoogte (12 over 12). Zo zijn de tekstverwerkingspakketten immers standaard
ingesteld, omdat de oudere types printers niet veel meer konden. Heden ten dage ziet
men al eens - i.c. bij Word for Windows - een standaardinstelling van 10 over 12, wat
veel leesbaarder is. Beter nog is 11 over 13, voor een standaard boekformaat, of 12
over 15, wanneer men op A4-formaat werkt.
Met een linker- of rechter insprong (indent) kan men alinea's differentiëren. Bij het
begin van en nieuwe alinea wordt vaak een rechter insprong gemaakt, alleen voor de
eerste lijn. Een citaat wordt soms in het geheel ingesprongen, vaak aan beide zijden.
Met behulp van een linker insprong maakt men bulleted lists of genummerde alinea's.
Tot slot dient men zogenaamde weduwen en wezen (widows en orphans) te vermijden:
een weduwe heeft men wanneer de laatste lijn van een blad de eerste lijn van een
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 122
4.3. DESKTOP PUBLISHING
nieuwe alinea is; men spreekt van een wees of een hoerenjongen wanneer de eerste
lijn van een blad de laatste lijn van een alinea is.
•
typografie
Er bestaan enkele klassificaties van lettertypes, die gehanteerd worden in de
zetwereld. Voor DTP kan men zich wat de klassificatie betreft beperken tot de
belangrijkste groepen:
geschreefde letter: Times New Roman, Palatino
schreefloze letter (modern, sans serif): Helvetica, Avantgarde
fantasieletter: DESDEMONA
geschreven: Script
Het gaat daarbij telkens om proportionele lettertypen, waarbij de spatiëring van de
letter aangepast is aan de resp. breedte. Bij schrijfmachine-lettertypen zoals
Courier is elke letter even breed. Schrijfmachine-lettertypen worden voor drukwerk
niet aangewend, wel vinden ze een nuttige toepassing in computerlistings. Van
eenzelfde fontfamilie kan men een vette of cursieve variant hebben. Ook beschikt de
zetter over verschillende korpsgroottes (bij elektronisch zetten of DTP bestaan er
schaalbare fonts die naar believen te vergroten of verkleinen zijn). De korpsgrootte
wordt uitgedrukt aan de hand van de hoogte van de letter in punten, picapunt of
didotpunt, vanaf de bovengrens van de stokletters (b.v. l, t, d) tot de ondergrens van de
staartletters (b.v. g, j). De hoogte van de onderkastletters zonder stok of staart noemt
men de x-hoogte. In de zetwereld wordt van de Cicero als maateenheid gebruik
gemaakt, in de DTP-wereld eerder van inch en centimeter.
Dit alles leidt reeds tot een groot aantal mogelijkheden:
Times Romein 12 pt
Times cursief 16 pt
Arial vet 10pt
Palatino 12 pt KAPITALEN, onderkast, KLEIN KAPITAAL
Onderstreept, Dubbel onderstreept, Doorgehaald, boven- en onderschrift
In grotere documenten wordt typografische verrijking gebruikt voor hiërarchisering van
hoofdingen, voor differentiatie van soorten alinea's, zoals citaten van broodtekst, voor
accentuering van woorden, of precies om overaccentuering tegen te gaan. Voor
folders, invitaties e.d. dient de verrijking hoofdzakelijk om het document leesbaar en
attractief te maken. Daarmee is het essentiële opgemerkt: grotere teksten zouden aan
leesbaarheid inboeten wanneer te veel verrijking gebruikt werd. Dat maakt de
bladspiegel affiche-achtig en dus schreeuwerig.
Men moet weloverwogen omspringen met typografische verrijking in een verhandeling.
In de eerste plaats moet men een basisfont bepalen. Daarbij wordt voor boeken en
verhandelingen vaak voor een geschreefde letter geopteerd, zoals Times. Ook voor
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 123
4.4. CODERING VAN TEKSTBESTANDEN: RTF, SGML EN HTML
kranten is Times erg gewild, omdat het zo'n compacte letter is: men spaart veel plaats
uit en moet minder aan woordsplitsing doen. Palatino is meer plechtig, en kan ingezet
worden voor getuigschriften of andere officiële stukken. Te vermelden is ook
NewCentury Schoolbook, dat zoals de naam doet vermoeden ontworpen werd voor
schoolboeken, vanwaar de grote leesbaarheid. Voor papers en nota's voor een lezing
kan men ook een modern lettertype overwegen, zoals Helvetica, omdat dit zeer
leesbaar is. Dit geldt ook wanneer men ervoor kiest heel kleine korpsgroottes te
gebruiken. Daarna moet men een systeem van accentuering van de hoofdingen
uitdenken. Zo kan men de hoofding van niveau 1 (boekdelen) in grote, vette kapitalen
zetten.
De titels van de hoofdstukken neemt men dan iets kleiner.
Een
paragraafhoofding kan één van de kenmerken van het vorige niveau laten vallen, en
b.v. niet meer in vet staan. Onderstreept wordt in boeken uiterst zelden gebruikt.
Vermits vet nogal opvallend is, maakt men best vooral gebruik van verschillende
korpsen en van de variatie KAPITAAL/KLEIN KAPITAAL/onderkast.
In de alinea's van de broodtekst is het niet aangewezen de korpsgrootte te variëren.
Men kan wel overwegen citaten in een kleiner korps en met een aangepaste interlinie
af te drukken. Cursivering wordt ook gebruikt voor citaten. Het hoofdgebruik ervan
bestaat in het wegnemen van het overmatig accent dat vreemde woorden of
uitdrukkingen krijgen in een tekst. Cursief is immers minder leesbaar dan romein. Zo
zal men Latijnse en Engelse woorden cursiveren. Om aan te geven dat een woord
oneigenlijk of ironiserend gebruikt wordt, gebruikt men beter aanhalingstekens. Vaak
wordt cursief ook gebruikt om een woord te accentueren, hoewel dat oneigenlijk is.
Men doet dit omdat vet de bladspiegel teveel in onevenwicht brengt, en zo vermoeiend
is voor de lezer. Voor didactische teksten verdient het echter de voorkeur, omdat het
de enige methode is die doeltreffend de aandacht trekt. Indien in elke alinea enkele
sleutelwoorden in vet staan, krijgt de lezer snel een overzicht van de gedachtengang.
4.4 Codering van tekstbestanden: RTF, SGML en HTML
De talrijk bloeiende tekstverwerkings- en DTP-programma's hebben alvast het nadeel,
dat de typografie via propriëtaire code wordt aangebracht. Het is dan ook niet zo
gemakkelijk om statistisch onderzoek op deze markeringen toe te passen, vooral
omdat de programma's zelf nauwelijks in dergelijke tools voorzien. Bovendien is
typografie niet één-éénduidig te mappen op formeel-inhoudelijke aspecten. Een
voorbeeld is het gebruik van cursief. Dit kan zowel voor vreemde woorden als voor
een licht accent gebruikt worden. Aan de hand van het cursief alleen is bijgevolg niet
uit te maken om wat voor type accentuering het gaat. Een stap in de goede richting
zijn hier de zogenaamde opmaakmodellen of style-sheets die in moderne programma's
gedefinieerd kunnen worden. Daarmee kan men aangeven dat een stuk tekst b.v. een
titel is, of een citaat, of dat een woord oneigenlijk bedoeld werd.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 124
4.4. CODERING VAN TEKSTBESTANDEN: RTF, SGML EN HTML
Statistische verwerking is daarmee nog niet mogelijk. Dat kan wel, wanneer men al
deze coderingen zou omzetten in ASCII of ANSI tekst. Momenteel zijn er een tweetal
mogelijkheden om dat te doen: via het propriëtaire Rich Text Format van Windows of
via de Standard Generalized Markup Language conventie.
RTF is vooral bedoeld om uitwisseling van geformatteerde bestanden tussen Windowstoepassingen mogelijk te maken. Alle stijl-elementen worden gedefinieerd en als tekstcodes opgenomen.
RTF-tekst heeft een grote header, waarin stijlen "{\stylesheet...", taal "{\Language...",
lettertypes "{\fonttabl..." etc. voor het hele document worden vastgelegd. In het
document worden de gedefinieerde codes dan aangewend.
Alinea's worden
gescheiden door "\par..". Lijnen worden niet aangegeven; de splitsing gebeurt
automatisch wanneer de marge bereikt is. Een dergelijk bestand kan door een
database-programma worden aangemaakt, of door een database-programma worden
ingelezen. Zo kan men boektekst formeel ontleden. Definieert men een stijl
"oneigenlijk", dan krijgt die een code toegewezen, b.v. "{\s201.... oneigenlijk}. Men kan
dan alle voorkomsten tellen door te zoeken naar "\s201" in de tekst.
SGML werkt op een gelijkaardige manier, alleen is dit geen door een producent
gedefinieerde standaard, maar een open standaard in wording, waaraan
geïnteresseerde vorsers meewerken. SGML is de International Standard 8879
uitgegeven door ISO (International Organization for Standardization) in 1986. Vooral
voor linguïstisch onderzoek is SGML van belang. Hieronder een voorbeeld van een
stukje uit een SGML-tekst:
Illustratie 1. SGML-tekst
<doc>
<DOCNO> 891102-0193 </DOCNO>
<DD> 891102 </DD>
<HL> Who's News:
@ Economist Newspaper Ltd. </HL>
<CO> WNEWS </CO>
<dateline> ECONOMIST NEWSPAPER Ltd. (London) </dateline>
<TXT>
<p>
<s> Pierre Vinken, 61 years old, will join the board as a
nonexecutive director
Nov. 29. </s>
<s> Mr. Vinken is chairman of Elsevier N.V., the Dutch
publishing group. </s>
</p></TXT></doc>
<doc>
<DOCNO> 891102-0192 </DOCNO>
<DD> 891102 </DD>
<HL> Who's News:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 125
4.5. HTML
@ Hanson PLC </HL>
<CO> HAN WNEWS </CO>
<dateline> HANSON PLC (London) </dateline>
<TXT>
Illustratie 4. bijhorende DTD
<!element
->
<!element
txt)>
<!element
<!element
<!element
wsj
o o (doc+)
doc
- - (docno, dd, hl, co?, in?, gv?, dateline?,
txt
p
(docno,
-
-- Wall Street Journal -
- (p+)>
- (s+)>
dd, hl, co, in, gv, dateline, s)
- (#PCDATA)>
..
..
4.4.1 Links naar SGML
• SGML and the Web: http://www.w3.org/pub/WWW/MarkUp/SGML/
• SGML Web Page: http://www.sil.org/sgml/sgml.html
• SGML: Overview and General: http://www.sil.org/sgml/general.html#overview
• SGML Bibliography: http://www.sil.org/sgml/biblio.html
• Yahoo! - Computers and Internet:Software:Data Formats:SGML:
http://www.yahoo.com/Computers_and_Internet/Software/Data_Formats/SGML/
4.5 HTML
HTML is een subset van de markeertaal SGML, voorgedragen door het TEI (Text
Encoding Initiative, http://www.uic.edu/orgs/tei/) als standaard voor het structureren
van bronteksten. SGML is volledig platform-onafhankelijk, en is publiek. Wanneer men
teksten in SGML codeert, verzekert men zich ervan de de tekst steeds toegankelijk zal
zijn voor verdere verwerking. Dit is anders met documenten die met een specifieke
tekstverwerker of DTP-pakket werden opgemaakt.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 126
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
4.5.1 Links naar HTML
• A Beginner's Guide to HTML:
http://www.ncsa.uiuc.edu/General/Internet/WWW/HTMLPrimer.html
• Hypertext Markup Language - 2.0 - Table of Contents:
http://www.w3.org/hypertext/WWW/MarkUp/html-spec/html-spec_toc.html
• HyperText Markup Language (HTML): Working and Background Materials:
http://www.w3.org/pub/WWWMarkUp/MarkUp.html
• Hypertext Markup Language - 2.0 - The HTML Coded Character Set:
http://www.w3.org/pub/WWW/MarkUp/html-spec/html-spec_13.html#SEC13
• HTML 3.2: http://www.w3.org/pub/WWW/MarkUp/Wilbur/
• Zie ook: http://onyx.arts.kuleuven.ac.be/GHFO/codering.htm
4.6 Opslag en ontsluiting van documenten
4.6.1 Information retrieval
Information retrieval (IR) is gericht op het effectief en efficiënt vinden van bepaalde
informatiedragers in een grote verzameling36. Het gaat eigenlijk om het probleem van
het zoeken van een speld in een hooiberg. Dit doet zich meestal voor wanneer men in
een groot archief van documenten die documenten wil terugvinden die relevant zijn
voor een bepaald onderwerp. De theorie van de information retrieval richt zich met
name op het opsporen van informatie in machine-leesbare teksten. Archieven van
dergelijke teksten kunnen opgebouwd zijn uit oorspronkelijk elektronische documenten
(b.v. de correspondentie van een grote organisatie in het formaat van de gebruikte
tekstverwerker), of verworven door het inscannen van papieren documenten via OCR
(Optical Character Recognition). Met behulp van information retrieval-technieken kan
men van dergelijke archieven een DIS of Document Information System maken.
Ten behoeve van het IR-onderzoek organiseert NIST (National Institute of Standards
and Technology) jaarlijks de TREC (Text Retrieval Conference).
IR-systemen gebruiken verschillende vormen van matching om tot hun doel te komen.
Er wordt een overeenkomst bepaald tussen elementen uit de documentverzameling en
de gestelde vraag of query. Dit bereikt men door een index te creëren van de
documentverzameling. Dit is een documentrepresentatie in termen van de gebruikte
36 P.E. Vandervet en N.J.I. Mars, “Kennistechnologie en information retrieval”, in Informatiewetenschap februari 1996,
p. I 300-1.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 127
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
query-taal. Men kan exact matchen (b.v. Booleaans zoeken: is een term of combinatie
van termen al dan niet aanwezig in het corpus?) of niet-exact (fuzzy search). Bij dit
laatste wordt er geen partitie van de verzameling gemaakt in deelverzamelingen zoals
bij exact zoeken, maar wordt veeleer een ordening van de documenten aangebracht,
naargelang elementen erin minder of meer voldoen aan de opgegeven beschrijving.
Het creëren van de index kan nu gebeuren aan de hand van ontleende termen of
toegekende termen. In het eerste geval wordt een woordenlijst of thesaurus aangelegd
van alle woorden in het corpus. In het tweede geval gaat men aan de hand van een
bestaande thesaurus, b.v. een (al dan niet gespecialiseerd) woordenboek, het corpus
benaderen.
4.6.1.1 Indexeerprogramma's
Indexeerprogramma's laten toe een index op te maken van documenten op lokale en
netwerk-harde schijven. Bedoeling is in de eerste plaats documenten snel terug te
vinden.
Nu bestaan er een aantal zoekprogramma's voor de meeste
besturingssystemen. In de DOS-wereld is een zoekprogramma een obligaat onderdeel
van heelwat Utilities, zoals PC-tools en de Norton Utilities. Nadeel hiervan is, dat deze
programma's op het moment dat een vraag gesteld wordt heel het massageheugen
moeten doorlopen om de tekst sequentieel te zoeken. Zeker in een netwerk-omgeving,
waar een gebruiker misschien leesrechten heeft op enkele Gb aan informatie, zou
dergelijk zoekwerk veel te veel tijd in beslag nemen. Een tweede nadeel is, dat de
zoekmethode zeer beperkt is: het is niet mogelijk complexe voorwaarden op te geven,
laat staan een bepaalde context te definiëren.
Indexeerprogramma's zoals ZyIndex, Isys, QuickFinder, Sonar etc. proberen hier wat
aan te doen. De achterliggende idee is dat men op voorhand een index kan opbouwen
van de documenten, om daarna via geoptimaliseerde zoektechnieken met behulp van
die index documenten op te roepen.
1) Het aanmaken van een index (database)
Met genoemde programma's kan men een database of index creëren op de volgende
manier:
- men geeft aan welke schijven/indexen moeten worden opgenomen (of uitgesloten);
- men geeft aan welke bestanden moeten worden opgenomen/uitgesloten;
- men bepaalt om welke bestandstypes het gaat: documenten (b.v. WP-bestanden),
ascii-bestanden (b.v. .txt bestanden), source-code (b.v. dBase .prg bestanden),
spreadsheets e.d.m. Vaak kan het programma dat zelf detecteren.
- Men definieert een lijst van ruiswoorden: dit zijn de woorden die niet in de index
moeten worden opgenomen, omdat het niet waarschijnlijk is dat er een vraag wordt
over gesteld. Zo zal men voor Nederlandse tekst zelden naar de woordjes 'het', 'de',
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 128
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
'en' etc. zoeken. Ruiswoorden zijn uiteraard taalafhankelijk, en men maakt dan ook
best verschillende indexen aan voor documenten in verschillende talen.
- Men geeft aan welke tekens woordvormend, neutraal of woordsplitsend zijn. Zo moet
het programma weten of het een koppelteken als nietig moet beschouwen of wel
degelijk als deel van één woord of als scheiding tussen twee woorden. Het eerste
geldt als het koppelteken voor woordsplitsing is ingezet.
- Men definieert eventuele synoniemenlijsten. Meer gesofistikeerde programma's laten
ook toe een conceptboom te bepalen:
Concept Tree
voorstelling
religieus
pieta
Maria Hemelvaart
...
profaan
wapen
stadspoort
...
Het is belangrijk in te zien dat een conceptboom op twee manieren kan functioneren:
als begrippelijke toegang, d.i. een soort menu naar de gegevens, en als zoekexpansie.
In het eerste geval, zoals in ons voorbeeld, kan men abstracte beschrijvende termen
gebruiken, waarnaar in de teksten niet zal gezocht worden. De boom moet alleen
helpen om de concrete woorden te vinden waarop de zoekopdracht zal gebeuren. Die
staan helemaal onderaan de boom. In het tweede geval moet men vanaf het begin
van de boom concrete termen gebruiken, als men op bronnen zoekt, en kan men
slechts de abstracte termen gebruiken, als men secundaire documenten bestudeert,
waarin die abstracte termen ook voorkomen.
- Tenslotte wordt het commado gegeven om de index aan te maken. Dit kan
naargelang de grootte van de te doorzoeken bestanden erg lang duren. Voor 100 Mb
aan materiaal kan men toch wel een uur of twee rekenen. Eens de index gemaakt, kan
hij regelmatig worden bijgewerkt, als opgenomen documenten werden gewijzigd.
2) Het opzoeken in de database
De meeste indexeerprogramma's laten toe om:
• op te geven welk woord of woordpatroon men zoekt;
• in welke bestanden (hoe oud, van welk type: tekstverwerking, spreadsheet...);
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 129
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
• in welke context: b.v. in dezelfde alinea als een ander woord, op enkele regels
afstand van een ander woord etc. Dit alles is meestal via Boolse operaties aan te
geven.
• De gevonden bestanden en/of passages te bekijken;
• de gevonden passages te kopiëren naar de printer/ een bestand / en
tekstverwerkingssessie;
• de gevonden documenten op te roepen in de bijhorende toepassing.
Word-document onmiddellijk in Word oproepen.
B.v. een
In dit zoekscherm wordt de opdracht gegeven alle documenten op te zoeken in de
index Dummett, waar het woord 'Reference' binnen de 15 woorden van ‘Meaning’.
Zyindex heeft net als de meeste andere pakketten een menu-gestuurde
zoekmogelijkheid.
Een zoekcommando wordt samengesteld met behulp van expressies en operatoren.
Expressies kunnen bestaan uit expressies die bestaan uit woorden of uit
samenstellingen van woorden en geldige operatoren.
Expressies worden d.m.v. operatoren verbonden en geven aan hoe 2 expressies voor
moeten komen. Zyindex kent boolean en positionele operatoren:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 130
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
Tabel 7. Zoekexpressies in Zyindex
• Booleaanse operatoren
X AND Y
Beide moeten in het document voorkomen
X OR Y
Minstens een moet voorkomen
X NOT Y
De eerste wel de tweede niet
• Positionele operatoren
X W/n Y
de eerste term wordt binnen een bepaalde
afstand n van de tweede gevonden
X P/n Y of X P Y
de eerste term gaat aan de tweede vooraf
X /-n,m/ Y
de tweede term wordt gevonden n woorden
voorafgaand aan tot m woorden na de
eerste term
X TO Y {Z}
Z wordt gezocht in een fragment tussen
woorden X en Y
• Constanten:
EOP einde alinea
EOL einde lijn
EOS einde zin
EOG einde pagina
• Voorbeelden:
Sinn OR Bedeutung
alle documenten of contexten waarin Sinn
of Bedeutung voorkomt
Boole W/10 algebra
alle documenten of contexten waarin Boole
binnen de tien woorden van algebra staat
Hertog P Brabant
alle documenten of contexten
Hertog voorafgaat aan Brabant
Reference W/3/EOP Meaning
alle documenten of contexten waarin
Reference binnen de drie alinea’s van
Meaning voorkomt
waarin
• Woordverbuiging en -vervoeging meenemen:
Fiets* matcht ook fietsen
• Verder kan men de klassieke haakjesnotatie gebruiken:
(Sinn OR Sense) AND (Bedeutung OR Reference) is heel iets anders dan:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 131
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
Sinn OR Sense AND Bedeutung OR Reference, wat neerkomt op:
Sinn OR (Sense AND Bedeutung) OR Reference
4.6.1.2 Text-base management systemen
Bepaalde database management systemen zijn bij uitstek geschikt voor de opslag en
ontsluiting van tekstuele informatie: de zgn. text base management systemen zoals
askSam en Freebase.
AskSam is een text base management systeem, dat de mogelijkheid biedt tekst min of
meer gestructureerd vast te leggen. AskSam is een krachtig tekstgericht systeem met
vele mogelijkheden. Het is bijzonder geschikt voor het verwerken van historische
bronnen, ook wanneer het niet eens zuiver tekstuele bronnen betreft.
Het opzet van AskSam (Access Symbolic Knowledge via Symbolic Access Method)
bestaat erin dat men de gegevens niet normaliseert, maar zo getrouw mogelijk
overneemt. Dit gaat b.v. via een scanner gecombineerd met een OCR-pakket. De zo
overgenomen tekst kan dan in een Asksam-database worden opgenomen. In een
Asksam-database zijn de gegevens verdeeld over records, die een twintigtal lijnen
tekst kunnen bevatten, en die op hun beurt gegroepeerd kunnen worden in documents.
Nieuw is ook een Free record-type, waar onbeperkt tekst kan worden ingebracht.
Asksam laat toe om zeer snel toegang te krijgen tot de informatie in de records, waarbij
zowel Booleaans als contextueel zoeken kan worden gebruikt. Asksam herkent ook
een weelde aan datering-formaten. Men kan b.v. in de tekst van brieven naar datums
zoeken, alhoewel de datum in de brief slechts als tekst is opgenomen.
Asksam kent ook Hypertext, het multidimensioneel benaderen van tekst. Via Asksam
kan van een woord in een record naar alle andere voorkomsten van dat woord in
andere records en zelfs documenten worden gesprongen. In tegenstelling tot HTMLdocumenten biedt Asksam automatische, volledige hypertext-linking. Men moet zelf
geen hyperlinks maken, dat doet het programma. Op die manier kan krijgt men datadriven navigatie van de zuiverste soort. Een mooie Backtrack-mogelijkheid laat toe om
naar de originele vraagstelling terug te keren.
Asksam kent de mogelijkheid om genormaliseerde velden te definiëren. Dat laat dan
toe op een eenvoudiger manier te sorteren. Toch is Asksam minder geschikt voor
genormaliseerde gegevens dan b.v. een XBase-pakket. Zo is het niet mogelijk
dubbele fiches te vermijden. Voor bibliografische gegevens of het opnemen van
citaten is Asksam wel aangewezen. Hieronder het resultaat van een Query naar het
woord 'Concordance' in een database met bibliografische referenties.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 132
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
Resultaat AskSam-Query
4.6.2 Archivering
Archivering is in de eerste plaats een deeltaak van besturingssoftware. Een
elementaire beveiliging van gegevens kan erin bestaan regelmatig een kopie te nemen
op andere media. Dit kunnen o.m. zijn een andere harddisk, diskettes of tape. Het
maken van dergelijke kopie heet het uitvoeren van een Backup-procedure. Voor het
naakte DOS bestaan reeds lang backup-utilities, die een efficiënt beheer van backups
mogelijk maken. Sinds kort zijn dergelijke utilities standaard meegeleverd met DOS.
Naast het archiveren van systemen ontstaat door de toenemende informatiestroom
meer en meer de behoefte om welbepaalde informatie te archiveren. De bedoeling is
dan informatie zo compact mogelijk op te slaan, maar toch toegankelijk te houden. Dit
kan met zogenaamde compressieprogramma's. Een veel gebruikt compressiealgoritme gaat als volgt: als in een bestand een tekenreeks voorkomt die reeds
voorgekomen is, vervang die dan door een verwijzing naar begin en lengte van de
vorige voorkomst, de zogenaamde run length encoding. B.v.:
"De weerman bracht de volgende weersvoorspelling"
kan worden:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 133
4.6. OPSLAG EN ONTSLUITING VAN DOCUMENTEN
"de weerman bracht [1,3]volgen[1,3][3,5]voorspelling"
Het grote voordeel van deze methode is dat ze cumulatief werkt: naarmate men vordert
in een bestand zijn meer en meer gedeelten te vervangen door een verwijzing. Een
meer uitgewerkte variant op dit thema is de veelgebruikte Lempel-Ziv Welch
compressie (LZW). Dit werkt met een tabel waarin aan alle verschillende strings (reeks
van bytes) uit een bronbestand een code wordt toegekend. In het gecomprimeerde
bestand worden dan de strings vervangen door de resp. codes. Een erg verwspreid
compressieprogramma onder windows is WinZip, een interface voor PKZIP. Op het
Macintosh-platform grijpt men meestal naar Stuffit terug. Voor Unix gebruikt men
meestal compress of GZIP. Typerend voor dergelijke utilities is dat ze continu worden
bijgeschaafd.
Een
voorbeeld
(http://www.winzip.com/)
is
WinZip
WinZip laat toe van een ZIP-archief een "self-extracting archive" te maken, een
uitvoerbaar bestand dat zichzelf uitpakt. In dat geval hoeft de eindgebruiker zelf niet
over WinZip of PKZIP te beschikken. Het gebruik van WinZip is erg eenvoudig. Wie
een document wil meesturen via email, doet er alleszins goed aan het met WinZip te
comprimeren.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DOCUMENTVERWERKING - 134
5.1. DATABASES EN DATABASE MANAGEMENT SYSTEMEN
5. Databanken
5.1 Databases en database management systemen
In dit hoofdstuk gaat het om het met behulp van de computer opslaan, beheren en
bevragen van databanken of gegevensverzamelingen.
Concepten die hierbij onmisbaar zijn:
- databestand: een gestructureerde verzameling gegevens die in de computer is
opgeslagen;
- database (Ned.: databank): een geïntegreerde verzameling van één of meer
databestanden, m.a.w. de verzameling van in een computer (in databestanden of
database-files) opgeslagen gegevens;
- database management systeem (DBMS): specifieke software die gebruikt wordt om
het geheel van gegevens dat de database vormt, te beheren (d.w.z. nieuwe gegevens
toevoegen, bestaande wijzigen, zichtbaar maken of verwijderen) en te bevragen;
- datamodel: het basisschema dat binnen een bepaald DBMS beschikbaar is voor de
structurering van de database; het datamodel zal de toegang bepalen tot de
gegevens.
- een databasesysteem ontstaat wanneer database, DBMS en hardware op de juiste
manier op elkaar zijn afgestemd.
Samengevat: een database is een verzameling gegevens, opgeslagen in de computer,
die onderling geïntegreerd zijn en een repeterende structuur vertonen, die op haar
beurt past binnen een bepaald datamodel, waardoor elke bewerking van de database
(bevraging, toevoeging, verwijdering, enz.) uiteindelijk verricht kan worden met behulp
van één of meer basisbewerkingen, die altijd worden uitgevoerd door het database
managementsysteem.
5.2 Relationele databasesystemen
Relationele databasesystemen staan in tegenstelling tot de zgn. flat filers.
Verschillende datamodellen worden onderscheiden:
• file management systeem;
• hiërarchisch database management systeem;
• netwerk-databasesysteem;
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 135
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
• relationeel databasesysteem.
Het relationele databasesysteem geniet momenteel in de automatiseringswereld veel
belangstelling. Het is betrekkelijk eenvoudig en zeer flexibel. De structuur van de
database kan in de loop van het onderzoek redelijk gemakkelijk worden verfijnd en
bijgesteld. Nadelen: niet toegesneden op tekstfragmenten, en moeilijk te hanteren
wanneer de gegevens in de bron nauwelijks een repeterend karakter vertonen.
Een relationeel databasesysteem is opgebouwd rond een aantal kernbegrippen:
tabel: een databestand waarin de gegevens zich tot elkaar verhouden in rijen en
kolommen.
rij: bevat de gegevens die bij eenzelfde object horen;
kolom: gegevens die in eenzelfde kolom staan hebben betrekking op eenzelfde
eigenschap van de beschreven objecten.
veld: de kruispunten tussen rijen en kolommen noemt men velden, de kleinste
informatieëenheden van de database.
Een relationeel databasesysteem beschouwt elke manipulatie van gegevens in een
database als een functie van tabellen naar tabellen. Tussen de tabellen onderling
worden relaties vastgelegd, die de toegang tot de gegevens bepalen. Dit gebeurt aan
de hand van sleutelvelden. Op die manier komt men tot het relationele datamodel.
5.3 Het gebruik van een database-programma
5.3.1 ontwerpen van een databank
Aan de hand van een analyse van de informatiebehoefte die men wil voldoen, zal men
een datamodel opstellen waarin beschreven is welke beschrijvingen in de database
zullen worden opgenomen. Het klassieke database-pakket kent een aantal specifieke
objecten, die het mogelijk maken om 1) het datamodel te implementeren en 2) de
toegang tot de gegevens te verzekeren, zowel voor invoer, onderhoud als uitvoer.
Deze objecten kan men als volgt indelen:
•
tabellen (tables, files)
Daarin zitten de gegevens opgeslagen; samen met hun bijhorende indexbestanden maken de tabellen de kern van de database uit;
•
virtuele tabellen (views, queries)
Tabellen die niet als zodanig op schijf bewaard worden, maar alleen een bepaalde
manier zijn om de echte tabellen te bekijken;
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 136
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
•
invoerschermen (forms)
Vaak gebaseerd op views; forms zorgen voor een gecontroleerde data-acquisitie,
en zijn toegesneden op de taken van de gegevensinvoerder.
•
rapporten (reports)
Programmacode om gestructureerde rapporten te genereren op basis van de in de
tabellen opgeslagen informatie;
•
toepassingen (applications)
Een geheel van programma's die samen een afgesloten toegang tot een database
vormen. Een toepassing zorgt ervoor dat de tabellen alleen op een
geautoriseerde manier kunnen benaderd worden, zodat de integriteit van de
gegevens bewaard blijft bij de dagelijkse bewerking.
Het database-pakket zal helpen om deze objecten te definiëren en te manipuleren. In
wat volgt zal aan de hand van Microsoft Access een overzicht gegeven worden van al
deze deelaspecten. Daarbij zal uitgegaan worden van een concreet voorbeeld: het
uitwerken van een systeem voor bibliografische referenties.
Om het geheel
overzichtelijk te houden zal het datamodel van dit eerste voorbeeld slechts één tabel
bevatten. In een verdere verdieping zal dan een echt relationeel datamodel uitgewerkt
worden.
Microsoft Access geeft toegang tot de database via een overzichtelijk menu. Dit
groepeert alle bestanden die bij een bepaalde database samenhoren. De bestanden
zijn ingedeeld volgens hun type: tabel, query, invoerscherm, rapport, macro of module
(korte programma’s).
•
Datamodel
probleemstelling: een elektronische kaartenbak ontwerpen voor het beheer van
bibliografische verwijzingen. Volgende elementen moeten worden opgenomen:
voor een boek:
auteur(s), titel, uitgeverij, plaats, jaar, druk, aantal pagina's;
voor een artikel:
auteur(s), titel, tijdschrift/reekstitel, volume, jaar, beginpagina/eindpagina;
voor een bijdrage in een bundel:
auteur(s), titel, titel van de bundel, editor(s) van de bundel, uitgeverij, plaats,
jaar, beginpagina/eindpagina;
voor een bundel:
editor(s) van de bundel, titel van de bundel, uitgeverij, plaats, jaar, druk.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 137
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
Vertrekkend van de premisse dat we in deze eerste aanzet tot een database maar één
tabel willen gebruiken, een zogenaamd flat-file-model, kunnen we nu een lijst maken
van de nodige velden. Omdat een artikel ofwel in een reeks, ofwel in een tijdschrift,
ofwel in een bundel staat, kunnen tijdschrift, bundeltitel en reeks in hetzelfde veld
worden opgenomen. De lijst ziet er dan als volgt uit: auteur, titel, reeks, uitgever,
uitgeverij, plaats, jaar, volume, aantpags, beginpag, eindpag.
Te noteren valt dat zowel het veld auteur als uitgever een lijst kan bevatten; soms heeft
een boek/bijdrage twee of meer auteurs, en wordt een bundel door een team van
uitgevers uitgegeven. Men noemt dergelijke voor herhaling vatbare velden repeating
lists. Een flat-file lay-out is in theorie niet geschikt voor dergelijke velden, omdat men
moeilijk alle andere velden kan herhalen gewoon om een tweede auteur op te geven.
Voor onze huidige doelstelling kan het echter volstaan om het auteurs- en editorsveld
groot genoeg te maken, om de eenvoudige reden dat auteurs en editors als zodanig
geen objecten zijn die in onze database worden beschreven. Alleen de referenties
interesseren ons, en een auteur is daar slechts een beschrijvend, geen beschreven
onderdeel van. Eenmaal we aan een relationeel datamodel toe zijn, zullen we ook in
staat zijn auteurs en editors te beschrijven.
•
Het ontwerp van de tabellen
Tabellen worden gedefinieerd met behulp van een Data Definition Language of DDL.
De tabel wordt opgebouwd uit kolommen (velden) waarin gegevens kunnen worden
opgenomen. Velden worden onderscheiden naargelang het datatype dat ze kunnen
bevatten. Hieronder volgt een overzicht van de datatypes bekend in Microsoft Access.
Tabel 8. Datatypes MS Access
SETTING
TYPE OF DATA
SIZE
Text
(Default) Text or combinations of
text and numbers, as well as
numbers that don't require
calculations, such as phone
numbers.
Up to 255 characters or the
length set by the FieldSize
property, whichever is less.
Microsoft Access does not
reserve space for unused
portions of a text field.
Memo
Lengthy text or combinations of
text and numbers.
Up to 64,000 characters.
Number
Numeric data used in
mathematical calculations. For
more information on how to set
the specific Number type, see the
FieldSize property topic.
1, 2, 4, or 8 bytes (16 bytes for
ReplicationID only).
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 138
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
Date/Time
Date and time values for the
years 100 through 9999.
8 bytes.
Currency
Currency values and numeric
data used in mathematical
calculations involving data with
one to four decimal places.
Accurate to 15 digits on the left
side of the decimal separator.
8 bytes.
AutoNumber
A unique sequential (incremented
by 1) number or random number
assigned by Microsoft Access
whenever a new record is added
to a table. AutoNumber fields
can't be updated. For more
information, see the NewValues
property topic.
4 bytes (16 bytes for
ReplicationID only).
Yes/No
Yes and No values and fields that
contain only one of two values
(True/False, On/Off).
1 bit.
OLE Object
An object (such as a Microsoft
Excel spreadsheet, a Microsoft
Word document, graphics,
sounds, or other binary data)
linked to or embedded in a
Microsoft Access table.
Up to 1 gigabyte (limited by
available disk space)
Lookup Wizard...
Creates a field that allows you to
choose a value from another
table or from a list of values using
a combo box. Choosing this
option in the Data Type list starts
the Lookup Wizard to define the
data type.
The same size as the primary key
field used to perform the lookup,
typically 4 bytes.
Een Tekst-veld heeft een vaste, zelf te bepalen lengte, en kan alfanumerische
informatie bevatten. Vaak gaat het om namen, titels, jaartallen, codes e.d.m. Een
numerisch veld laat toe getallen op te slaan. Een datumveld kan datums bewaren, en
laat toe chronologische sorteringen uit te voeren. Een logisch veld (Yes/No) kent
slechts twee waarden: waar of vals, en wordt vaak aangewend voor checklists. Het
OLE-veld (Object Linking and Embedding) is een zogenaamd Binary Large Object of
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 139
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
BLOB, en kan binaire data opslaan met instructies voor de externe programmatuur
waarmee die bewerkt kunnen worden.
Om een tabel aan te maken wordt gebruik gemaakt van de tabel-metafoor zelf: men
maakt een tabel op waarin de doeltabel beschreven wordt.
Structuur van een tabel
Het veld volgnr vormt de zgn. sleutel tot de tabel. De tabel beschrijft uitgaande post.
Dit betekent dat elk poststuk een uniek volgnr krijgt. Het is een goede gewoonte de
sleutel als eerste veld te definiëren. Een tabel als deze zou deel kunnen uitmaken van
een database voor postverkeer van een organisatie. Er kan daarnaast b.v. ook een
tabel voor inkomende post, en tabellen met adressen van correspondenten worden
bijgehouden. In principe volstaat uiteraard één data-type, m.n. alfanumerisch (Text).
Dat zou wel inhouden, dat men berekeningen op de inhoud van velden als waarden via
speciale functies moet uitvoeren, die de alfanumerieke gegevens eerst omzet in een
waarde (getal, datum, waarheidswaarde). Om dat te vermijden kunnen gegevens
meteen in een meer geschikte representatie worden opgenomen. Zo laat een datumgegevenstype toe om chronologische gegevens in te voeren; het type logisch wordt
gebruikt voor typische checklist-situaties, waarbij in het veld wordt opgenomen of aan
een voorwaarde al dan niet voldaan is. Zo'n voorwaarde is een in de DML
evalueerbare string. In geautomatiseerde database-toepassingen worden logische
velden meestal niet door de gebruiker, maar door de applicatie zelf ingevuld op basis
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 140
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
van andere input (data-driven applications).
Men kan dit type uiteraard ook
aanwenden om enquête-formulieren te verwerken.
De verschillende numerische veld-types laten toe getallen te representeren op een
aangepaste manier. Voor de meeste database-toepassingen volstaat het type
'numeric', met vaste decimaalposities; wil men echter resultaten met
rationaalvergelijkingen opslaan, kan men gebruik maken van het type 'float'. In het
algemeen kan men trouwens stellen dat voor het opslaan en verwerken van
numerische gegevens er drie soorten toepassingen zijn die de mogelijkheden van een
database-pakket aanzienlijk overtreffen: het spreadsheet (Lotus, Excell, Quattro), dat
een veelheid aan getaltypes ondersteunt, het statistisch pakket (SAS, SPSS), dat een
weelde aan analytische tools biedt, en de gespecialiseerde mathematische pakketten
(Mathematica, MathCad, Derive), die ook een wiskundige notatie toelaten.
Tenslotte kennen de meeste databases ook een memo-veldtype. Dit laat toe om niet
genormaliseerde informatie bij te houden. Wezenlijk gaat het daarbij om grotere
tekstgehelen. Dat kan commentaar zijn, of een bron, een ingescand document etc.
Meestal wordt dit als volgt geïmplementeerd: in de eigenlijke tabel wordt een pointer
bijgehouden, die verwijst naar een absolute positie in een onafhankelijk bestand
(althans op OS-level). In dat bestand wordt de tekst bijgehouden. Het kan meestal met
gewone editors worden bewerkt. Alhoewel dit veldtype in zakelijke toepassingen
meestal wordt vermeden - er zijn niet makkelijk standaardprocedures te voorzien voor
in principe ongestructureerd materiaal - kan men niet ontkennen dat het memoveldtype vooral in humaan-wetenschappelijke toepassingen graag wordt aangewend.
Enkele voorbeelden:
•
In een memo-veld kan een samenvatting worden opgenomen van een boek,
bibliografisch beschreven in de genormaliseerde tabellen;
•
In een prosopografie kunnen relevante passages van beschreven personen worden
opgenomen in een memoveld;
Met de opkomst van de multimedia-technieken ziet men in de huidige databasepakketten een tendens om het memo-veldtype te beschouwen als een subklasse van
de zogenaamde BLOB's. Die Binary Large Objects laten toe een rijk gegevensmodel
aan te houden, waarin plaats is voor analyseerbaar beeld, geluid, video, tekst e.d.m.
Hier geldt uiteraard dat een aangepaste module moet worden aangesproken om de
inhoud van de BLOB te presenteren, te analyseren of te evalueren. Een heel moderne
benadering van deze problematiek wordt in de Windows en WinOS/2 omgeving
geboden via de OLE-techniek. In de BLOB wordt een extern object, b.v. een tekening,
ingebed met verwijzing naar de modules (i.c. DLL's) die instaan voor de verwerking.
Wanneer het object wordt opgeroepen in de drager-applicatie (de database), wordt de
moeder-applicatie geactiveerd. Het is de grote verdienste van het pakket Microsoft
Access deze mogelijkheden van de Windows-omgeving ten volle uit te putten.
Een tabelstructuur is m.a.w. ook een tabel, waarin de kolommen van de doeltabel
gedefinieerd worden. Bij de meeste hedendaagse pakketten kan men in de
tabelstructuur ook reeds opgeven bij welke velden een index moet worden
bijgehouden. Die index laat toe snel toegang te krijgen tot records met een bepaalde
waarde voor het geïndexeerde veld. De index kan ook aangewend worden om de
gegevens in gesorteerde volgorde uit te lijsten. Het is niet mogelijk voor memovelden
indexen bij te houden. Indexen kunnen ook onafhankelijk van de tabelstructuur
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 141
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
aangemaakt worden; het is dan mogelijk als sleutel gecombineerde uitdrukkingen te
maken, b.v. naam+voornaam.
Wat in een tabel wordt opgenomen, is afhankelijk van het datamodel.
Willen we het boven omschreven bibliografisch datamodel in één enkele tabel vatten,
zouden we volgende structuur kunnen gebruiken:
In het veld REF wordt de sleutel bijgehouden, b.v. drie posities van de familienaam van
de auteur, 1 positie van de voornaam van de auteur, een streepje, twee posities van
het jaartal, een streepje, en een volgnummer. Men kan ook een volledig betekenisloze
sleutel nemen. Over voor en tegen hiervan is wat onenigheid. In het algemeen is een
betekenisloze sleutel theoretisch het meest zuiver: het kan immers zijn dat een auteur
in eerste instantie verkeerd werd ingevoerd. In dat geval zou men ook de sleutel
moeten aanpassen. De eerste werkwijze is echter het meest praktisch; en de sleutel
geeft ook reeds een beknopt zicht op de informatie.
In het veld type kan dan worden aangegeven of de fiche een artikel (A), een boek (B),
een bijdrage in een boek (C) of een bundel (D) betreft. Is de fiche van het type A, dan
staat in reeks de titel van het tijdschrift, is het type C, dan staat in reeks de titel van de
bundel.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 142
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
•
normaliseren
Vermits een titel meerdere auteurs en/of editors kan hebben, vormen deze beide
velden repeating lists. Het wegwerken van repeating lists noemt men normaliseren. In
praktijk betekent dit, dat men voor deze lijsten aparte tabellen zal aanmaken. Dit heeft
als voordeel, dat men ook via deze lijsten een eenduidige toegang verkrijgt tot de titels.
In het ontwerp zoals het nu voorligt, is dat niet het geval. Hebben we meer dan één
auteur, dan zijn we verplicht die achter elkaar op te nemen in het veld auteur,
tenminste als we willen vermijden de titel tweemaal op te nemen. Doen we het laatste,
dan weerspiegelt het aantal fiches niet het aantal titels, doen we het eerste, dan kan
geen alfabetische lijst gemaakt worden van de titels per individuele auteur.
Een correcte oplossing bestaat erin, een aparte tabel te maken voor auteurs, en een
aparte tabel voor editors. Via het sleutelveld kunnen die dan worden gekoppeld aan de
hoofdtabel.
Men noemt dergelijke tabellen detailtabellen.
Hieronder de
genormaliseerde structuur, waarin geen herhalingen meer voorkomen:
Daarnaast zijn er twee nieuwe tabellen: auteurs en uitgevers, met resp. de velden REF
en AUTEUR, en REF en UITGEVER.
Men kan het datamodel implementeren via het vastleggen van relaties tussen de
tabellen. Die relaties bepalen de toegang tot de gegevens. Samen maken ze de
toegangsstructuur uit, d.i. de weg die men moet volgen om bepaalde gegevens op te
vragen, m.a.w. informatie te verkrijgen. Bij SQL-databases zoals Microsoft Access
volgt de toegang rechtstreeks uit het datamodel.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 143
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
•
queries en views
Eenmaal een bepaald datamodel geïmplementeerd is in een aantal genormaliseerde
tabellen, moet een aan de wisselende informatiebehoefte aangepaste toegang tot de
gegevens verzekerd worden. Dit kan via views en queries. Een view geeft een
bepaalde kijk op de gegevens: een aantal kolommen en rijen wordt uit de database
gelicht en als één - virtuele - tabel gepresenteerd. Op die manier kunnen gegevens,
die in verschillende tabellen zijn opgenomen, bekeken worden alsof ze in één en
dezelfde tabel zitten. Ook kan voor de gestelde doeleinden onnodige informatie
achterwege gelaten worden.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 144
5.3. HET GEBRUIK VAN EEN DATABASE-PROGRAMMA
Query
Bij een dergelijke query wordt aangegeven:
•
welke velden (kolommen) uit welke tabellen men wil laten zien in het antwoord (=
SQL SELECT-clause);
•
via welke sleutels de verschillende tabellen aan elkaar dienen te worden gekoppeld
(= SQL JOIN-clause). Hierdoor wordt een view gecreëerd of virtuele tabel, met
kolommen aangevuld door de verschillende gerelateerde tabellen;
•
aan welke criteria de gegevens uit de rijen in de view moeten voldoen, om te
worden opgenomen in het antwoord. Criteria die in dezelfde rij worden ingegeven
worden met AND gekoppeld, criteria die in opeenvolgende rijen worden opgegeven
worden met OR gekoppeld (= SQL WHERE-clause).
•
Hoe de rijen in de antwoord-tabel moeten worden geordend (= SQL ORDER BYclause).
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 145
5.4. HET OPVRAGEN VAN DATABANKEN
5.4 Het opvragen van databanken
In het vorige gedeelte werd reeds kort aangestipt hoe een gegevensbank kan
aangemaakt worden. De problematiek van gegevensbanken is echter veel complexer,
en omvat een aantal erg verscheiden deelgebieden. Eén van die terreinen betreft het
opvragen van de gegevens, het maken van queries. Was de query-tool vroeger
gewoon een deel van de commando's uit de gegevensbeheer-taal, nu gaat het vaak
om een aparte module, of zelfs om een geheel autonoom programma, in het kader van
de zogenaamde EIS (executive information systems), in het Nederlands
beleidsondersteunende informatiesystemen. Wil de manager snel een liefst grafische
presentatie van de vitale gegevens in z'n bedrijf, ook voor wetenschappers is een
duidelijke presentatie van het materiaal een eerste voorwaarde om tot diepere analyse
over te gaan. We willen hier vooral ingaan op het aspect gegevensvoorbereiding, wat
we zouden willen noemen de kwalitatieve analyse of representatie, als eerste stap naar
een kwantitatieve analyse of interpretatie van de informatie.
5.4.1 Structured Query Language
Vooraleer in te gaan op de taal zelf, is het van belang het domein van die taal af te
bakenen. Dat is een database. De database bestaat uit tabellen. Enerzijds zijn dit
tabellen met informatie over de database zelf, anderzijds de tabellen met gegevens.
Een tabel bestaat uit rijen en kolommen. In dBase heten tabel, rij en kolom resp.
bestand (file), fiche (record) en veld (field).
De SQL-taal bestaat uit een aantal statements. Slechts één statement neemt het hele
Query-probleem voor zijn rekening. Dat is de select-statement. Select bestaat uit
volgende onderdelen:
SELECT <field1>, …, <fieldn>
FROM <file1> [alias], …, <filen>
[WHERE] <condition on rows>
[GROUP BY] <field1>, …, <fieldn>
[HAVING] <condition on groups>
[ORDER BY] <field1>/<col#1> [ASC/DESC], …, <fieldn>/<col#n>;
De puntkomma sluit de statement af.
Met behulp van de select-statement kan men een vraag formuleren aan de database.
Uit de bestaande tabellen zal de SQL-engine de gevraagde informatie ophalen, en
presenteren in een nieuwe tabel. Men kan de select-statement formeel beschouwen
als een functie van één of meerdere tabellen naar een andere.
Na SELECT kan men i.p.v. veldnamen ook hebben:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 146
5.4. HET OPVRAGEN VAN DATABANKEN
<expression>
•
(d.i. alle velden)
count()
avg()
sum()
In de WHERE-sectie kunnen condities worden opgebouwd als volgt:
<field1> = <value>/<field2>, (voor "=" ook ">", "<", ">=", "<=")
<field1> BETWEEN <value1> AND <value2>,
<field1> LIKE "<reg. Expression>", (% = eender welke reeks, _= 1 teken)
<field1> IN/NOT IN <list>/<subquery>,
<field1> >= ANY/ALL <subquery>,
EXISTS/NOT EXISTS <subquery>,
Daarenboven alle samenstellingen van het voorgaande met de Booleaanse operatoren
OR, AND, NOT, en de haakjesconventie.
• Enkele voorbeelden:
SELECT auteur FROM biblio
WHERE reeks="Mind"
ORDER BY 1;
AUTEUR
-----------------------------CURRIE, G.
DUMMETT, M.
GEACH, P.T.
GEACH, P.T.
GEACH, P.T.
GEACH, P.T.
JACKSON, F.
JONES, E.E.C.
MCDOWELL, J.
QUINE, W.V.O.
RUDNER, R.
SCHAFFER, J.
STOOTHOFF, R.H.
WELKER, D.
WIENPAHL, P.D.
SELECT auteur, count(*)<<aantal>>
FROM biblio
WHERE jaar between "1960" and "1970"
GROUP BY auteur
HAVING count(*) > 1
ORDER BY 2 DESC;
AUTEUR
AANTAL
-----------------------------GEACH, P.T.
PATZIG, G.
TUGENDHAT, E.
BASSENGE, FR.
GROSSMANN, R.
VAN HEIJENOORT, J.
---------5
3
3
2
2
2
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 147
5.4. HET OPVRAGEN VAN DATABANKEN
VON KUTSCHERA, F.
STRAWSON, P.F.
OWEN, G.E.L.
JACKSON, H.
DUMMETT, M.
DONNELLAN, K.
2
2
2
2
2
2
eenvoudige SELECT:
SELECT auteur, titel
FROM
fbib
WHERE type = "A";
SELECT met berekende
waarden:
SELECT name, (shareout * price) / revenue
FROM
stkinfo;
SELECT name, 'PS ratio =', (shareout * price)
/ revenue
FROM
stkinfo;
SELECT auteur, titel, jaar
FROM
fbib
WHERE (type = "B" OR type = "D") AND jaar >
"1985";
SELECT DISTINCT auteur
FROM
fbib;
SELECT auteur, titel, plaats, uitgeverij, jaar
FROM
fbib
WHERE jaar BETWEEN "1960" AND "1970";
SELECT jaar, auteur, titel
FROM
fbib
WHERE type = "A"
ORDER BY jaar DESC;
SELECT auteur, titel, jaar
FROM
fbib
ORDER BY 1,3,2;
Vergelijkende operatoren:
Met DISTINCT
Met BETWEEN:
Met ORDER BY:
De cijfers verwijzen naar de kolommen in de
resulterende tabel.
Met IN:
SELECT auteur, titel
FROM
fbib
WHERE type IN ("A", "C");
De Booleaanse operator NOT
kan gebruikt worden als
complement van IN.
SELECT auteur, titel
FROM
fbib
WHERE type NOT IN ("B", "D");
Met LIKE
SELECT *
FROM
fbib
WHERE titel LIKE 'Frege%Logicism%';
SELECT auteur, titel, uitgeverij, plaats, jaar
FROM
fnbib, fnauteur
WHERE fnbib.ref = fnauteur.ref AND
fnbib.type = 'A';
Table Join:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 148
5.4. HET OPVRAGEN VAN DATABANKEN
Subquery met de IN operator:
Subquery met de EXISTS
operator:
Met NOT EXISTS:
Subquery met de ANY en ALL
Operators:
met COUNT:
SELECT auteur, titel
FROM
boekfnds
WHERE auteur IN
(SELECT auteur
FROM
bestsell
WHERE verkoop > 1000);
SELECT auteur, titel
FROM
fbib
WHERE EXISTS
(SELECT *
FROM
tijdschr
WHERE topic = 'Logica' AND
reeks = fbib.reeks)
SELECT editor
FROM
fneditor
WHERE NOT EXISTS
(SELECT *
FROM
fnbib
WHERE ref = fneditor.ref AND
type = 'C');
SELECT DISTINCT auteur
FROM
fbib
WHERE auteur = ANY
(SELECT auteur
FROM
essays
WHERE jaar >= "1970");
SELECT auteur, AVG(verkoop)
FROM
bestsell
GROUP BY auteur
HAVING AVG(verkoop) >= ALL
(SELECT AVG(verkoop)
FROM
bestsell
GROUP BY auteur);
SELECT COUNT(*)
FROM
fneditor;
SELECT COUNT(DISTINCT auteur)
FROM
fbib;
Met SUM:
Met MAX functie in subquery:
Met de GROUP BY Clause:
SELECT COUNT(*)
FROM
fbib
WHERE type = 'A';
SELECT SUM(verkoop)
FROM
bestsell
WHERE auteur = 'Claus';
SELECT auteur, verkoop
FROM
bestsell
WHERE verkoop =
(SELECT MAX(verkoop)
FROM
bestsell);
SELECT auteur, COUNT(titel)
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 149
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Met de HAVING Clause:
Met de UNION Operator:
FROM
fbib
GROUP BY auteur;
SELECT auteur, COUNT(titel)
FROM
fbib
GROUP BY auteur
HAVING COUNT(titel) > 3
ORDER BY 2 DESC;
SELECT DISTINCT auteur
FROM
bestsell
UNION
SELECT DISTINCT auteur
FROM
doelgrpn;
5.4.2 Query By Example
Query-By-Example werd samen met het IBM database-systeem DB2 geïntroduceerd.
Het biedt quasi dezelfde mogelijkheden als SQL, maar is eerder interactief opgevat,
daar waar SQL in wezen transactioneel is. Bij QBE dient de gebruiker bovendien de
SQL-syntax niet te kennen. QBE gebruikt de tabel-metafoor ook voor de vraagstelling
naar de databank. De gebruiker krijgt open sjablonen die de tabellen voorstellen te
zien, waarin hij dan gewoon kan kiezen welke velden hij wil opnemen (= SELECT);
door in de vakjes voorwaarden (example elements) te tikken kan hij bovendien rijen
selecteren (= WHERE). Ook joins zijn mogelijk, door in de vakken link elements op te
geven.
5.5 Data-analyse met behulp van een rekenblad:
Microsoft Excel
5.5.1 Inlezen van datasets
Excel beschikt over krachtige mogelijkheden om tekstbestanden met cijfergegevens in
te lezen. Vaak moet men als historicus gegevens van verschillende herkomst
integreren. In vele gevallen zijn de data in de vorm van ascii-tekst beschikbaar. Dat is
onder meer het geval bij de datasets van het Nederlands Historisch Data Archief
(http://www.niwi.knaw.nl/nl/homepag.htm).
Het archief beschikt over gedeponeerde historische datasets, waarvan er een aantal
vrij gebruikt kunnen worden voor verder onderzoek of onderwijs.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 150
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
We nemen als voorbeeld de dataset “Demography of Batavia 1689-1789”, meer bepaald
de “Population of inner city of Batavia”. Van deze data wordt zowel een codeboek, een
dataset als documentatie geleverd. Het is van belang eerst de documentatie grondig te
bestuderen, om de juiste betekenis en draagwijdte van de gegevens te kunnen
inschatten. In het codeboek wordt de dataset-structuur beschreven
(gopher://oasis.leidenuniv.nl:71/00/nhda/nhda-datasets/nhda-datasets-vrij/datasetd0003/d0003f01/demography-of-batavia-d0003f01-code-nl.txt):
VARIABLE LIST AND CODEBOOK
DATASET:
D0003
FILE:
F01
VARIABLE POSITION(nr):
NAME:
YEAR
1-4 (4)
QUARTER
6-7 (2)
Codes QUARTER: code:
1 Oostzijde A
2 Oostzijde B
3 Oostzijde C
4 Oostzijde D
DEMOGRAPHY OF BATAVIA
- Population of inner city of Batavia
TYPE OF DATA:
VARIABLE LABEL:
Numeric
Numeric
Year of observation
City quarter
explanation:
5 Oostzijde E
6 Oostzijde F
7 Oostzijde G en H
8 Oostzijde G
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 151
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
43
44
45
9 Oostzijde H
10 Oostzijde J of I
11 Oostzijde K
12 Oostzijde L
13 Oostzijde M
14 Oostzijde Q1
15 Oostzijde Q2
16 Oostzijde Q3
17 Oostzijde Q4
18 Oostzijde S1
19 Oostzijde S2
20 Westzijde A
21 Westzijde B
22 Westzijde C
23 Westzijde C-B
24 Westzijde D
25 Westzijde D-H
26 Westzijde E
GRPCODE
9-10 (2)
Codes GRPCODE: code:
BC Baliers en Maccasaren
CH Chinezen
CI Christen Inlanders
EU Europeanen
MA Mardijkers
MG Moren en Gentieven
MH Mahometanen
MI Mixtischen
MJ Malijers en Javanen
ML Malijers
MO Moren
SL Slaven
MEN
12-14 (3)
WOMEN
16-18 (3)
SONGE14
20-22 (3)
Numeric
Numeric
Numeric
SONLT14
DAUGGE14
24-26 (3)
28-30 (3)
Numeric
Numeric
DAUGLT14
32-34 (3)
Numeric
CHILD
36-38 (3)
Numeric
Westzijde F
Westzijde G
Westzijde H
Westzijde J
Westzijde K
Westzijde L
Westzijde M
Westzijde N en
Westzijde O
Westzijde P en
Zuidervoorstad
Zuidervoorstad
Zuidervoorstad
Zuidervoorstad
Zuidervoorstad
Zuidervoorstad
No specified
O
Q
Totaal
deel 28-31
deel 29 en 30
deel 32
deel 32 en 33
deel 34
Character
Section of the population
explanation:
Number of men
Number of women
Number of sons older than
14 year
Number of sons younger than
Number of daughters older
than 14 year
Number of daughters younger
than 14 year
Number of children
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 152
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
De bijgeleverde dataset bestaat enkel uit regels met getallen per veld, gescheiden door
blanco’s:
In Netscape kiezen we nu voor “File, Save As”, en we bewaren het document onder
een naam, b.v. batavia.txt, een een folder naar keuze, b.v. data.
In Excel kunnen we dit bestand nu inlezen via File Open. Er verschijnt een import
wizard:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 153
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
We opteren in dit geval inderdaad voor Fixed width. Een delimited bestand heeft een
andere structuur: daar wordt een conventioneel bepaald teken geplaatst tussen elk
veld, een zogenaamde delimiter.
Drukken we op Next, dan tracht Excel de verschillende velden af te lijnen. Soms zijn
eventueel manuele correcties nodig.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 154
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Selecteren we terug Next, dan wordt nog de mogelijkheid geboden het data-type bij te
sturen. General is het veiligst. In elk geval is deze data-type herkenning niet de
sterkste kant van Excel; professionele software zoals SAS beschikt over sterkere tools
om tekst-velden onmiddellijk in het juiste data-formaat in te lezen, wat voornamelijk bij
datum-velden van belang kan zijn. Is alles naar wens, kan men voor “Finish” kiezen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 155
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Om vlot met de data te kunnen werken is het nodig om een eerste rij in te voegen met
de labels voor de kolommen. Die labels vinden we in het codeboek.
Om af te ronden kan men het bestand opslaan als Excel Workbook. Het is nu klaar
voor verdere analyse.
5.5.2 PivotTables
Met behulp van een PivotTable kan op een erg eenvoudige wijze de verschillende
aggregatiefuncties toepassen op gegevens in een werkblad. In feite koppelt deze
methode de kracht van b.v. een SQL "Group By" statement met de schier oneindige
doorverwijzingsmogelijkheden van Excel.
Het principe van een PivotTable is simpel: het borduurt voort op het welbekende thema
van de "crosstabulation": Verschillende observatiegegevens voor één variable worden
zelf nieuwe variabelen of kolomtitels. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat je
over een tabel "CHOL" beschikt met een aantal observaties over patiënten
(http://fuzzy.arts.kuleuven.ac.be/files/chol.xls). Eén van de variabelen is "smoke". In
deze kolom wordt m.a.w. per patiënt aangeduid of hij roker, niet-roker of pijp-roker is.
We hebben m.a.w. te maken met een categoriale variabele, die voor een reeks
observaties maar een eerder beperkt aantal waarden kan aannemen.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 156
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Het zou nu zinvol kunnen zijn de gegevens over de observanten te analyseren in
relatie tot hun statuut als roker. Dit betekent, dat we de data willen groeperen volgens
de kolom "smoke". Op de andere variabelen kunnen dan aggregatiefuncties, b.v. een
gemiddelde, worden toegepast. In een database-omgeving kan dit meteen klassiek
SQL-statement als volgt: SELECT AVG(variabele1), AVG(variabele2) FROM CHOL
GROUP BY smoke;
In Excel kan dit op volgende manier:
•
Kies Data PivotTable
•
Selecteer Microsoft Excel List or Database, kies Next
•
Duid het bereik aan waarop dient gewerkt: Excel kiest de database in het huidige
werkblad; kies Next
•
•
Op volgend scherm kan je dan aangeven hoe de resulterende PivotTable eruit
moet gaan zien.
•
Stel
dat
je
vraag
volgende
vorm
heeft:
"Geef het GEMIDDELDE voor HEIGHT en WEIGHT PER categorie SMOKE"
•
Dit betekent dat je groepeert op SMOKE
•
In dat geval wil je een rij per verschillende waarde die SMOKE kan aannemen.
•
Om dat te bereiken zet je SMOKE in het vakje "ROW".
•
De variabelen waarvan je de waarden wil aggregeren plaats je onder "DATA".
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 157
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
•
Excel neemt als standaard aggregatiefunctie "SUM". Vermits we "AVERAGE"
nodig hebben, dubbelklikken we op elk van de twee variabelen "Sum of
HEIGHT" en "Sum of WEIGHT" en selecteren "AVERAGE" in het menu.
•
Kies Next; Word stelt voor de PivotTable op een nieuw Werkblad te maken. Kies
Finish.
•
Excel maakt volgend werkblad aan:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 158
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Deze PivotTable biedt naast een overzichtelijke presentatie van de
aggregaatsgegevens ook een hele reeks navigatiehulpmiddelen om de data verder te
exploreren.
•
Dubbelklikken op een geaggregeerd cijfer geeft de details die dat cijfer
samenstellen aan.
•
Men kan van de rijen Average of Height en Average of Weight kolom-headings
maken door op Data te klikken en dit naar Total te slepen.
Data
SMOKE
Average of HEIGHT
Average of WEIGHT
nonsmo
171,3673469
75,6122449
pipe
172,7857143
78,42857143
sigare
172,6238532
75,02752294
Grand Total
172,35
75,885
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 159
5.5. DATA-ANALYSE MET BEHULP VAN EEN REKENBLAD: MICROSOFT EXCEL
Hiervan kan men dan een grafische representatie maken met behukp van een
staafdiagram:
•
Klik op de cel A1; de tabel wordt geselecteerd;
•
Kies Insert Chart
•
Kies een type (hier Column) en klik op Next;
•
Klik op Next bij Data Range
•
Vul eventueel grafiektitel in, dan Next;
•
Kies "As New Sheet" en klik Finish
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN - 160
INHOUDSTAFEL
5.6 Historische databanken
Tot de bekendste 'historische' databasesystemen of historische databanken mogen
worden gerekend:
•
het door Manfred Thaller van het Max Planck Institut für Geschichte, Göttingen,
sinds enkele jaren opgebouwde 'historical workstation' ;
•
de via het Research Libraries Information Network (RLIN) in Amerika en Europa
toegankelijke Medieval and Early Modern Data Bank (MEMDB).
5.7 Data-archieven
Onder data-archief wordt een verzameling van databases verstaan. Het kan worden
beschouwd als een bibliotheek van machineleesbare bestanden. In heel wat landen
beschikt men over een sociaalwetenschappelijk data-archief, b.v. het in 1964 in
Amsterdam opgerichte Steinmetzarchief. Historische data-archieven zijn nog zeer
zeldzaam. In Leiden functioneert sinds 1991 het Nederlands Historisch Data Archief
(NHDA).
5.8 Bibliografische toepassingen
Ook van bijzonder nut voor het historisch onderzoek zijn de specifieke bibliografische
database management systemen. De nadruk ligt er op het genereren van
referentielijsten of bibliografieën, die zonder enige verdere bewerking aan
manuscripten van artikelen kunnen worden toegevoegd. De software produceert deze
lijsten in een lay-out zoals voorgeschreven door de belangrijkste wetenschappelijke
tijdschriften. Een in tijdschrift A afgewezen artikel kan dan zonder extra moeite in de
voor tijdschrift B vereiste lay-out aangeboden worden. Met een (al dan niet
meegeleverd) conversieprogramma kunnen referenties van b.v. externe databanken
afgetapt ('gedownload') en in de te produceren bibliografie opgenomen worden. Een
verfijnde zoekprocedure vergemakkelijkt het zoeken, selecteren en sorteren van in het
bibliografisch DBMS opgeslagen referenties. Voorbeelden van dergelijke pakketten:
Bib/Search (het meest geavanceerde), Notebook-II, Papyrus, ProCite, ReferenceManager en Ref-Filer.
Een Programma als ProCite laat op een eenvoudige wijze toe gegevens in te voeren
voor verschillende beschrijvingstypes. Zo is het mogelijk om naast boeken ook
bijdragen in een bundel of hoofdstukken bibliografisch te beschrijven. Wie speciale
vereisten heeft t.a.v. de lay-out kan zelf een “output style” samenstellen. In het
volgende voorbeeld zien we een ProCite database in een spreadsheet view:
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN- 161
INHOUDSTAFEL
Records invoeren kan via F9 of Database – New Record. We zien het invoerscherm
voor Book, Short Form. Er zijn een tiental formulieren voorhanden, die elk een aantal
van de 45 ProCite-velden zullen aanbieden. Het is mogelijk zelf een formulier samen te
stellen.
Via het menu Bibliography – Print Bibliography kan men een bibliografische lijst
bekomen, die men dan rechtstreeks kan afdrukken of kan opslaan als RTF-bestand,
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN- 162
INHOUDSTAFEL
voor integratie in een tekstverwerker. Overigens voorziet ProCite ook in tools voor
rechtstreekse integratie met een tekstverwerker, om b.v. voetnoten te beheren. Men
kiest voor het aanmaken van de lijst een reeks uitvoermodellen, zoals MLA, APA of
ANSI.
Een voorbeeld van een afdruk volgens MLA-conventie:
Bibliografie Frege - geselecteerde artikels
1. DUDMAN, V. H. "The Concept Horse." Australasian Journal of Philosophy. 50,
1972. 67-75.
2. DUMMETT, M. "Frege on Functions : A Reply." in: Philosophical Review. 1955.
96-107.
3. ---. "Frege's 'Kernsätze Zur Logik'." in: Inquiry. 1981c. 439-48.
4. ---. "Nominalism." in: Philosophical Review. 1956. 491-505.
5. ---. "Note : Frege on Functions." in: Philosophical Review. 1956. 229-30.
6. ---. "Review of P. Geach and M. Black, Translations From the Philosophical
Writings of Gottlob Frege." in: Mind. 1954. 102-05.
7. MACKAY, A. F. "Mr. Donnellan and Humpty Dumpty on Referring." in:
Philosophical Review. 1968. 197-202.
8. MERLAN, PH. "Metaphysik : Name Und Gegenstand." in: The Journal of Hellenic
Studies. 1957. 87-92.
9. MILLER, B. "Exists and Existence." in: Review of Metaphysics. 1986. -.
10. MOORE, G. E. "Is Existence a Predicate ?" in: Proceedings of the Aristotelian
Society. 1936. 171-88.
11. NOLAN, J. "Kant on Meaning. Two Studies." in: Kant-Studien. 1979. 113-30.
12. NOONAN, H. "Fregean Thoughts." in: The Philosophical Quarterly. 1984. 20524.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - DATABANKEN- 163
INHOUDSTAFEL
6. Literatuur
1. Bell, Rudolph M., and Eddy G. Van Cauwenberghe. "The Medieval and Early
Modern Data Bank." Tijdschrift Voor Geschiedenis .103 (1990): 260-78.
2. Werken Met WordPerfect 5.1. Henk Boeke. Amsterdam, 1990.
3. Informatiekunde in Het Onderwijs. BBI-Reeks 2. Albert K Boekhorst. Amsterdam
: Universiteit van Amsterdam. Faculteit Letteren.Vakgroep Boek-,
Bibliotheek- en Informatiewetenschap, 1992.
4. Writing Space: the Computer, Hypertext, and the History of Writing. Jay David
Bolter. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, 1991.
5. Programmeren in DBase. O. W. A. Boonstra, B.J. van Elderen , and F. M. M.
Hendrickx. Muiderberg, 1991.
6. Voortgezette Statistiek Voor Historici. O. W. A. Boonstra, P. K. Doorn, and F. M.
M. Hendrickx. Muiderberg: Coutinho, 1990.
7. Boonstra, Onno. "NLKAART - Een Computerprogramma Voor Het Tekenen Van
Een Historische Kaart Van Nederlandse Gemeenten." Historisch
Geografisch Tijdschrift .4 (1987): 145-47.
8. Historische Informatiekunde: Inleiding Tot Het Gebruik Van De Computer Bij
Historische Studies. Onno Boonstra, Leen Breure, and Pieter Doorn.
Hilversum: Verloren, 1992.
9. History and Computing in Eastern Europe. eds. Leonid I. Borodkin and Wolfgang
Levermann. St. Katharinen: Max-Planck-Institut für Geschichte, in
Kommission bei Scripta Mercaturae Verlag, 1993.
10. Boydens, Isabelle. "Les Systèmes De Méta-Information, Instruments
D'Interprétation Critique Des Sources Informatiques." History and
Computing 8.1 (1996): 11-23.
11. Computer Applications in the Social Sciences. Edward E. Brent and Ronald E.
Anderson. New York, 1990.
12. Geschiedenis En Informatica. L. Breure. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1990.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 164
INHOUDSTAFEL
13. Breure, Leen. "Historische Databasesystemen." Tijdschrift Voor Geschiedenis
103 (1990): 217-32.
14. ---. "Interactive Data Entry: Problems, Models, Solutions." History and Computing
7.1 (1995): 30-49.
15. ---. "Persoonsgerichte Information Retrieval Systemen." Namen in Historische
Bronnen. ed. A. J. Lever. Den Haag, 1995. 33-37.
16. Time Series. Theory and Methods. Peter J. Brockwell and Richard Davis. New
York-Berlin, 1991.
17. Calff, J. "De Automatisering Van De Bibliografie Voor Moderne Europese
Geschiedenis." Online Informatie Conferentie Nederland (1990): 217-21.
18. A Bibliographic Guide to the History of Computing, Computers, and the
Information Processing Industry. James W. Cortada. New York:
Greenwood Press, 1990.
19. Second Bibliographic Guide to the History of Computing, Computers, and the
Information Processing Industry. James W. Cortada. Westport, Conn:
Greenwood Press, 1996.
20. The Teaching of Historical Computing: an International Framework: a Workshop
of the International Association for History and Computing, University of
London, 26-28 February 1993. ed. Virginia Davis. St. Katharinen: Scripta
Mercaturae Verlag, 1993.
21. Denley, P. "Models, Sources and Users: Historical Database Design in the
1990's." History and Computing 6.1 (1994): 33-43.
22. Text Databases: One Database Model and Several Retrieval Languages. CristJan Doedens. Amsterdam: Rodopi, 1994.
23. Towards an International Curriculum for History and Computing: a Workshop of
the International Association for History and Computing, University of
Glasgow, 15-17 May 1992. ed. Donald Spaeth. St. Katharinen: MaxPlanck-Institut für Geschichte, in Kommission bei Scripta Mercaturae
Verlag, 1992.
24. Nederlands Historisch Data Archief II: Chronos Historical Data Archive System:
Handbook of a Prototype. ed. P. K. Doorn. Almere: Vereniging voor
Geschiedenis en Informatica, 1990.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 165
INHOUDSTAFEL
25. Doorn, P. K., and J. Th. Lindblad. "Computertoepassingen in De Economische
Geschiedenis, in Het Bijzonder Bij Tijdreeksanalyse." Tijdschrift Voor
Geschiedenis 103 (1990): 326-41.
26. Nederlands Historisch Data Archief. eds. P. K. Doorn, MPM van Horik, and L. J.
Touwen. Almere: Vereniging voor Geschiedenis en Informatica, 1990.
27. Doorn, Peter. "Gecomputeriseerd Historisch Onderzoek Revisited." Spiegel
Historiael 25 (1990): 300-01.
28. Data, Computers and the Past: Proceedings of the Conference Archiving and
Disseminating Historical Machine Readable Data, (Leiden, April 27-28,
1990). eds. Peter Doorn, Céleste Kluts, and Ellen Leenarts. Hilversum:
Verloren, 1992.
29. Historians, Computers and Data: Applications in Research and Teaching: History
and Computing III . ed. Evan Mawdsley. Manchester: Manchester
University Press, 1990.
30. HTML Sourcebook. Ian S. Graham. New York: Wiley Computer Publishing, 1997.
31. Internet En Geschiedenis. Een Historische, Methodologische En Heuristische
Benadering. Jan Guldentops. Leuven: Acco, 1996.
32. Computers for Family History: an Introduction. David Hawgood. London:
Hawgood, 1992.
33. 101 Uses of DBase in Libraries. Lynne Hayman. Meckler: London, 1990.
34. Elektrische Taal: Een Wijsgerige Studie Van Tekstverwerking. Michael Heim.
Meppel: Boom, 1994.
35. Text-Based Intelligent Systems: Current Research and Practice in Information
Extraction and Retrieval. ed. Paul S. Jacobs. Hillsdale, NJ: Lawrence
Erlbaum Associates, 1992.
36. Zen and the Art of the Internet. A Beginner's Guide to the Internet. Brendan P.
Kehoe. 1992.
37. Landmarks in Digital Computing: a Smithsonian Pictorial History. Peggy Aldrich
Kidwell and Paul E. Ceruzzi. Washington: Smithsonian Institution Press,
1994.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 166
INHOUDSTAFEL
38. King, Steve. "Historical Demography, Life-Cycle Reconstruction and Family
Reconstruction: New Perspectives." History and Computing 8.2 (1996):
62-77.
39. Database-Ontwerp
Met
DBase
IV.
Van
Informatiesysteem. I. S. Korpershoek
Schoonhoven: Academic Service, 1992.
Informatiebehoefte
Naar
and B. J. Groenendijk.
40. L'Ordinateur Et Le Métier D'Historien: IVe Congrès "History and Computing":
Talence, 14-16 Septembre 1989: Volume Des Actes. ed. Bernard Lavallé.
Bordeaux: Maison des Pays Ibériques, 1990.
41. Using Computers in History: Practical Guide. M. J. Lewis and Roger Lloyd-Jones.
London: Routledge, 1996.
42. Loeffen, A. "AskSam Vrs. 4.2b Kritisch Beschouwd." Cahiers VGI .4 (1992): 4562.
43. Computers in the History Classroom: Proceedings of an International Conference
Held at the University of Leeds, 6th-8th July 1988. eds. Allan Martin and
Frances Blow. Leeds: Leeds Univ. Press, 1990.
44. Special Topic Issue: Full-Text Retrieval. ed. MaryEllen C. Sievert. New York:
John Wiley & Sons, 1996.
45. Text Information Retrieval Systems. Charles T. Meadow. San Diego : Academic
Press, 1992.
46. Historical Informations Systems, (Proceedings Tenth International Economic
History Congress, Leuven, August 1990, Session B-12b). eds. Rainer
Metz, Eddy Van Cauwenberghe , and Roel van der Voort. Leuven, 1990.
47. Morton, Graeme. "Presenting the Self. Record Linkage and Referring to Ordinary
Historical Persons." History and Computing 6.1 (1994): 12-20.
48. Van Laurens Jansz. Coster Tot Apple Macintosh: Vijf Eeuwen Tekstverwerking. J.
Mulder. Groningen: Grafisch Museum, 1993.
49. HTML. The Definitive Guide . Chuck Musciano and Bill Kennedy. Sebastopol:
O'Reilly & Associates, 1996.
50. A History of Scientific Computing. ed. Stephen G. Nash. Reading, Mass.:
Addison-Wesley, 1990.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 167
INHOUDSTAFEL
51. Nieuwenhuysen, Paul. "A Bibliography of Text Information Management Software
for IBM Microcomputers and Compatibles." The Electronic Library 8.4
(1990): 254-78.
52. Geschiedenis Van De Rekenkunst: Van Kerfstok Tot Computer. Anton Nijholt and
Jan van den Ende. Schoonhoven: Academic Service Informatica, 1994.
53. Universele Informatiekunde. G. M. Nijssen. Beutenaken: PNA Publishing, 1993.
54. Informatiekunde. James A. O'Brien. Schoonhoven: Academic Service, 1992.
55. Pairon, E., and I. Schoups. "Hoever Staat Het Met De Computer in De
Geschiedwetenschappen?" Spiegel Historiael 25 (1990): 296-300.
56. Pasleau, Suzy. "Méthodologie Cartographique Appliquée à L'Histoire. Le Cas De
Migrations." Belgisch Tijdschrift Voor Nieuwste Geschiedenis .21 (1990):
575-603.
57. Computing Parliamentary History: George III to Victoria. John A. Phillips.
Edinburgh: Edinburgh University Press, 1994.
58. Price, Gwyn, and Alec Gray. "Object Oriented Databases and Their Application to
Historical Data." History and Computing 6.1 (1994): 44-51.
59. Pruett, Nancy Jones. "Using Asksam to Manage Files of Bibliographic
References." Online 11.4 (1987): 46-52.
60. Structuring the Past: the Use of Computers in History. Janice L. Reiff.
Washington: American Historical Association, 1991.
61. Computational Linguistics in Information Science: Information Retrieval (Full-Text
or Conceptual), Automatic Indexing, Text Abstraction, Content Analysis,
Information Extraction, Query Languages: Bibliography. Conrad F.
Sabourin. Montreal/Hudson: Infolingua, 1994.
62. Teaching History With a Computer: a Complete Guide for College Professors .
James B. M. Schick. Chicago, IL: Lyceum Books, 1990.
63. Die Datenbanksysteme Lars Und AskSam Im Vergleich. Kurt Schröder and Horst
Walther. Dortmund: Universitätsbibliothek, 1993.
64. Microcomputerprogrammatuur Voor Documentatie En Bibliotheek. Een SoftwareVergelijking Voor Conversie, Opslag, Ontsluiting En Bibliotheekbeheer.
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 168
INHOUDSTAFEL
ed. E. G. Sieverts. 's-Gravenhage, 1990.
65.
Microcomputerprogrammatuur Voor Documentatie En Bibliotheek. Een SoftwareVergelijking Voor Conversie, Opslag, Ontsluiting En Bibliotheekbeheer.
ed. E. G. Sieverts. 's-Gravenhage, 1990.
66. Geautomatiseerde Tekstverwerking: Zelfstandig Leren Werken Met WordPerfect
5.1. Jan Snijders. Houten: Stenfert Kroese, 1996.
67. Speck, W. A. "History and Computing: Some Reflexions on the Past Decade."
History and Computing 6.1 (1994): 28-32.
68. Automating the Library With AskSam : a Practical Handbook. Marcia D Talley and
Virginia A. McNitt. Westport: Meckler, 1991.
69. Thaller, Manfred. "Databases and Expert Systems As Complementary Tools for
Historical Research." Tijdschrift Voor Geschiedenis 103: 233-47.
70. Handboek Informatiewetenschap . eds. G. M. van Trier, D. W. K. Jansen, and H.
Prins. Houten: Bohn, 1996.
71. Op Zoek Naar De Verborgen Stad: Sittard in Verleden En Heden: Een Voorbeeld
Van Omgevingsonderwijs Geschiedenis in De Klas, in Het Veld, in De
Computer. R. F. M. Verstaen. Sittard: Stichting Charles Beltjens, 1993.
72. K. Rogiers, "Trends binnen het denken over de rol van geschiedenis in het
secundair onderwijs. Aanzet tot een symbiose tussen wetenschappelijke discipline
en lespraktijk", in Hermes. Tijdschrift voor geschiedenis, nr. 5 (maart l998), p. 8-23.
73. K. Rogiers,
"Informatieen
communicatietechnologie
(ICT)
en
geschiedenisonderwijs: het Maerlant-project", in Tijdingen uit Leuven, nr. 115 (april
l998), p. 13-17.
74. K. Rogiers, "Historische vaardigheden en ICT: een geschreven bron uit de
Middeleeuwen", in Geschiedenis in de klas, nr. 5l (ter perse).
75. J. van Leeuwen, "Historische vaardigheden en ICT: een iconografische bron uit de
middeleeuwen", in Geschiedenis in de klas, nr. 5l (ter perse).
76. J. van Leeuwen, "Analyseraster op 4 niveaus: aanzet tot een theoretische
fundering van het Maerlant-project", in Hermes, Tijdschrift voor geschiedenis, nr. 6
(juni 1998), p. 41-46.
77. R. De Keyser, K. Rogiers en F. Truyen, "Historical skills and ICT", in Informations.
International society for history didactics, XVIII, nr. 2 (ter perse).
© F. Truyen en J. Tolleneer 1999 - LITERATUUR- 169
Download