Meer dan 41 weken zwanger - Gyn-Care

advertisement
Meer dan 41 weken zwanger
Inleiding
In deze folder vindt u informatie over een zwangerschapsduur langer dan 41 weken.
Er wordt beschreven wat de gevolgen zijn voor u en uw baby. Wanneer de zwangerschap
42 weken of langer duurt, heet dit serotiniteit.
De uitgerekende periode
De verloskundige of gynaecoloog bepaalt in het begin van de zwangerschap de
uitgerekende datum (à terme datum of AT-datum). Om de precieze datum vast te stellen
wordt in de periode voor de veertiende week van de zwangerschap een echoscopisch
onderzoek (termijnecho) gedaan. Dit is een pijnloos onderzoek, waarbij met ultrageluid
de zwangerschap in beeld wordt gebracht. De meeste vrouwen bevallen niet precies op
de uitgerekende dag. Normaalgesproken vindt de bevalling plaats in de periode van drie
weken voorafgaand tot twee weken na afloop van de AT-datum. Verloskundigen en artsen
noemen deze periode van vijf weken ook wel de uitgerekende periode of termijn voor
een normale zwangerschap.
Vanaf week 41
Tot en met een zwangerschapsduur van 42 weken is het verantwoord om te bevallen
onder begeleiding van de verloskundige. Wel worden in de 41ste week van de
zwangerschap een echoscopisch onderzoek en een CTG (cardiotocografie) gedaan.
Bij een CTG wordt de hartslag van de baby via ‘microfoons’ op de buikwand gemeten.
Ook zal de verloskundige in week 41 met u bespreken of er wordt afgewacht of niet.
Inleiden van de zwangerschap is vanaf dat moment een reële optie, maar afwachten
kan ook. Wanneer de verloskundige daar een medische reden toe ziet, zal deze
doorverwijzen naar de gynaecoloog.
Meer dan 42 weken
Vijf tot tien procent van alle zwangerschappen duurt langer dan 42 weken.
De verloskundige zal bij 42 weken zwangerschap doorverwijzen naar de gynaecoloog.
Ook in de 42ste week vinden een CTG en echoscopisch onderzoek plaats om de harttonen
en de hoeveelheid vruchtwater te controleren.
Deze extra controles zijn belangrijk. De hoeveelheid vruchtwater wordt in deze fase
langzamerhand minder. Soms voldoet de placenta (moederkoek) bij 42 weken minder
goed aan de behoefte van het kind, dat daardoor geleidelijk minder voeding krijgt.
Ontlasting van de baby (meconium) in het vruchtwater komt vaker voor. In een zeldzaam
geval kan de baby te weinig zuurstof krijgen.
Afwachten of inleiden?
Als alle controles goed zijn en de zwangerschap geen andere problemen geeft, is
het verantwoord om af te wachten tot de bevalling spontaan begint. Bij minder ‘leven’
voelen, als er weinig vruchtwater is, of als de harttonen niet optimaal zijn, stelt
de gynaecoloog vaak voor om de baby geboren te laten worden (inleiding).
Als de baarmoedermond ‘rijp’ aanvoelt, is een inleiding mogelijk.
2
Meer informatie hierover vindt u in de folder ‘Inleiden van een bevalling’. Ook bijkomende
problemen tijdens de zwangerschap, zoals een hoge bloeddruk of achterblijvende groei,
kunnen een reden zijn om een inleiding voor te stellen.
De bevalling
Na een zwangerschapsduur van 42 weken is het advies om in het ziekenhuis te bevallen.
Tijdens de bevalling worden de harttonen van de baby met behulp van een CTG
geregistreerd. Als de vliezen nog niet gebroken zijn, wordt het CTG via de buikwand
gemaakt. Zijn de vliezen wel gebroken, dan plaatst de arts of verloskundige vaak een
schedelelektrode (een dun draadje) via de vagina op het hoofd van de baby. Ook kan
men de vliezen breken om dit draadje vast te maken. Dit gebeurt tijdens een inwendig
onderzoek. Vaak wordt tegelijk met het CTG ook de sterkte van de weeën geregistreerd.
Bij 42 weken is het nog steeds mogelijk om op natuurlijke wijze spontaan te bevallen.
Wel kan het zijn dat na een lange zwangerschapsduur de bevalling trager verloopt, omdat
de weeën soms minder krachtig zijn. Het kan dan nodig zijn de weeën met medicijnen
te versterken. Als ze erg pijnlijk zijn, is pijnstilling mogelijk (zie ook de folder
‘Pijnbestrijding bij bevalling’).
Wie zijn er bij de bevalling?
Bij serotiniteit is de gynaecoloog eindverantwoordelijk voor de begeleiding van
de bevalling. Soms is een aan het ziekenhuis verbonden verloskundige of arts-assistent
bij de bevalling aanwezig, die nauw samenwerkt met de gynaecoloog.
Een verpleegkundige assisteert bij de bevalling. Ook kan het voorkomen dat een
leerling-verpleegkundige of coassistent (medisch student) op de achtergrond aanwezig is.
Na de bevalling
Als de bevalling zonder problemen verloopt, brengt u de kraamperiode thuis door.
Ontslag uit het ziekenhuis vindt soms enige uren na de bevalling plaats, soms de volgende
ochtend.
Contactgegevens
Hebt u vragen naar aanleiding van deze folder, aarzel dan niet deze met de verloskundige
of gynaecoloog te bespreken. Ook kunt u contact opnemen met de Gynaecologie
Polikliniek, telefoon (070) 210 2002.
Buiten kantooruren kunt u voor spoedgevallen bellen met de Verloskunde afdeling
van het HagaZiekenhuis, telefoon (070) 210 7560.
3
G15.007-01
Download