Thema 4 Practicum 1: Beenweefsel en

advertisement
Thema 4 Practicum 1: Beenweefsel en kraakbeenweefsel
>> Lees blz. 142-143 + 156
Opdracht P1: Spreek in de les af wie van de leerlingen thuis vragen of ze snel een keer kip
mogen eten. De leerlingen (2 of 3 is genoeg) die thuis kip gaan eten, beloven dat ze de
kippenbotjes mee naar school zullen nemen. De botjes uit de kippenpoten zijn het meest
geschikt voor deze proef. De docent zorgt er dan voor dat de botjes een nacht in verdund
zoutzuur gelegd worden. Verdund zoutzuur lost de kalkstoffen in de botten op. Nadat ze in
verdund zoutzuur hebben gelegen zal de docent de botjes in de klas laten zien. Jullie mogen
ze allemaal zien en even aan elkaar doorgeven. Observeer de botjes goed
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat is het verschil met de botjes die niet in zoutzuur hebben gelegen?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
2. Welke conclusie kun je uit dit verschil trekken over de functie van kalkstof in
beenweefsel? Waar zorgt de kalkstof voor?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
3. Hoe noem je de stof die vooral is blijven zitten na het oplossen van de kalkstof uit de
botjes?
……………………………………………………………………………………………………………
4. Welke conclusie kun je trekken over de functie van de stof die in de botjes is blijven
zitten? Waar zorgt die stof vooral voor?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
5. Osteoporose is een ziekte waarbij de botten kalkstof en andere mineralen verliezen. Wat
is het gevolg daarvan op de lange duur? Waarom is dat bij oudere mensen extra erg?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Thema 4 Stevigheid en beweging
Practicum 1-3
1
Practicum 2: Beencellen en kraakbeencellen
>> Lees blz. 142-143 + 156
Hier zie je een microscoopbeeld van
beenweefsel. De zwarte puntjes zijn de cellen.
Je krijgt van de docent een preparaat en je
gaat dit door de microscoop bekijken. Als je
goed kijkt zie je dat er de cellen in kringen
rondom een kanaaltje liggen. Daar lopen
bloedvaten en zenuwen die voor de cellen
noodzakelijk zijn. Kijk hiernaar bij een
vergroting van 100x. Bij 400x kun je zien dat
de beencellen hele fijne uitlopers hebben die
de tussencelstof inlopen. Je gaat een paar
cellen van beenweefsel tekenen bij een
vergroting van 100x of 400x.
Opdracht P2: Maak een tekening van een paar beencellen bij een vergroting van 100x of
400x. Kijk even welke vergroting het beste beeld geeft. Geef daarbij aan: beencel,
tussencelstof, uitloper.
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat zie je meer in je preparaat: beencellen of tussencelstof? Waaruit bestaat
beenweefsel dus voor het grootste deel?
……………………………………………………………………………………………………………
2. Wat zou de functie van de uitlopers van de beencellen kunnen zijn?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Thema 4 Stevigheid en beweging
Practicum 1-3
2
Hier zie je een microscooppreparaat van
kraanbeen. Je ziet in dit preparaat ongeveer 10
cellen liggen, je herkent ze aan de donker
gekleurde celkernen. Je krijgt van de docent een
preparaat en je gaat dit door de microscoop
bekijken. Je gaat een paar cellen van
kraakbeenweefsel tekenen bij een vergroting van
100x of 400x.
Opdracht P3: Maak een tekening van een paar kraakbeencellen bij een vergroting van 100x
of 400x. Kijk even welke vergroting het beste beeld geeft. Geef daarbij aan: kraakbeencel,
tussencelstof, celkern.
Beantwoord de volgende vragen:
3. Wat zie je meer in het preparaat: kraakbeencellen of tussencelstof? Waaruit bestaat
kraakbeenweefsel dus voor het grootste deel?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
4. Wat kun je opmerken over de structuur van de tussencelstof als je die vergelijkt met de
tussencelstof van beenweefsel? Zou dat te maken kunnen hebben met de verschillende
functies van beenweefsel en kraakbeenweefsel?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Thema 4 Stevigheid en beweging
Practicum 1-3
3
Practicum 3: Meten van de dikte van samentrekken spier
>> Lees Blz. 146
Kijk ook op: Werking armbuigspier (biceps)
Beenderstelsel en spierstelsel zorgen samen voor
beweging. Doordat spieren zich kunnen samentrekken en
daardoor korter worden, worden de botten waar ze aan vast
zitten naar elkaar toe getrokken. Spieren die zich
samentrekken worden niet alleen korter, maar daardoor ook
dikker.
In dit practicum ga je van elkaar de omvang van de
armbuigspier (biceps) meten, als deze ontspannen is en als
deze aangespannen is. Je gaat dus meten of het klopt wat
hierboven staat. Als dat klopt, dan moet de armbuigspier
dikker zijn als je de beenderen van de arm naar elkaar toe
buigt.
Om zeker te weten dat dit een algemeen verschijnsel is, ga
je ook kijken of de metingenbij de andere leerlingen in de
klas hetzelfde resultaat opleveren.
Opdracht P4: Meten van de armbuigspier bij samentrekken en ontspanning.
 Wat heb je nodig? Een meetlint dat je gemakkelijk om de arm kunt rollen. Je krijgt per
twee leerlingen één meetlint.
 Wat ga je doen? Je gaat bij elkaar meten wat de omvang is van de bovenarm bij een
ontspannen spier en bij een samengetrokken spier (armbuigspier of biceps). Meet
elke keer op het dikste punt van de bovenarm. Je moet daarvoor wel even je shirt of
trui opstropen zodat de bovenarm bloot is.
 Wat neem je waar? Vul de metingen van jezelf en je buurman in de bovenste twee
rijen van de tabel op de volgende pagina. Vraag aan acht andere leerlingen uit je klas
dezelfde meetgegevens. Noteer die ook in de tabel. Bereken tenslotte de gemiddelde
omvang van de tien leerlingen waarvan je de gegevens hebt. Dan kun je een
conclusie trekken over het resultaat van dit onderzoekje.
Thema 4 Stevigheid en beweging
Practicum 1-3
4
Leerling
Omvang bij gestrekte arm
(ontspannen biceps)
Omvang bij gebogen arm
(gespannen biceps)
Jij zelf
Gemiddelde
10 leerlingen
Beantwoord daarna de volgende vragen.
1. Welke conclusie kun je trekken uit de 10 metingen waarvan jij het gemiddelde berekend
hebt?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
2. De armbuigspier (biceps) is aangespannen en de armstrekspier ontspannen als de arm
gebogen is. De armstrekspier is aangespannen en de armbuigspier ontspannen als de
arm recht is. Toch zijn de resultaten van de meting waarschijnlijk niet hetzelfde. Welke
conclusie kun je daaruit trekken over het verschil in grootte van de armbuigspier t.o.v. de
armstrekspier?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
3. De biceps en de triceps zijn antagonisten van elkaar. Wat zijn antagonisten? Leg je
antwoord uit aan de hand van de bewegingen die je met deze spieren kunt maken.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Thema 4 Stevigheid en beweging
Practicum 1-3
5
Download