Samenvatting richtlijn idiopathische perifere aangezichtsverlamming

advertisement
1
Kwaliteit van zorg
Samenvatting richtlijn idiopathische
perifere aangezichtsverlamming
Abstract Dutch Multidisciplinary Consensus Report concerning Bell’s palsy
J.A. de Ru, P.P.G. van Benthem
Samenvatting
In 2009 kwam de CBO-richtlijn idiopathische perifere aangezichtsverlamming tot stand.
Gezien de brede goedkeuring van deze richtlijn door alle betrokken disciplines zal hopelijk de zorg voor patiënten met deze aandoening verbeteren.
Met deze richtlijn is het speelveld voor diagnostiek en behandeling afgebakend. Individuele inkleuring op basis van de ervaring van de individuele behandelaar is daardoor in
de praktijk nog slechts beperkt mogelijk bij dit ziektebeeld.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:18-24)
Summary
In 2009 a Dutch Multidisciplinary Consensus Report concerning Bell’s palsy was published.
The intention of this evidence based report is to improve care for patients suffering from this
disorder. The minimal standard of care has now been defined. We hope that this report,
which was approved by many different specialties, will lead to a more consistent policy.
Inleiding
Bellparalyse of ‘Bell’s palsy’ is het frequent gebruikte
eponiem voor de idiopathische perifere aangezichtsverlamming (IPAV). De jaarlijkse incidentie van dit
ziektebeeld is 20-30 gevallen per 100.000 personen.
Veel auteurs gaan ervan uit dat de IPAV veroorzaakt
wordt door het herpessimplexvirus. De ontstekingsreactie tegen het virus zorgt in die theorie voor zwelling van de zenuw, waardoor deze afgekneld raakt in
de benige canalis facialis.
Vooral de leeftijd en de graad van uitval zijn voorspellend voor de kans op herstel. Hoe jonger en hoe
minder ernstig aangedaan, des te groter de kans
op restloos herstel. Uiteindelijk zal meer dan 70%
volledig en 85% redelijk goed herstellen.1
Belangrijk is vooral de groep die met de invaliderende restverschijnselen blijft zitten. Is er diagnostiek die dit kan voorspellen? Vervolgens rijst de vraag
of er een behandeling is die het slechte resultaat kan
voorkomen. En als laatste, zijn er mogelijkheden om
patiënten met een slecht herstel te helpen?
Perifeer versus centraal
Bij een perifere aangezichtsverlamming is de oorzaak gelegen in de kern van de n. facialis of distaal
ervan, waardoor alle aangezichtsspieren die worden
geïnnerveerd door de n. facialis zijn aangedaan.
De n. facialis is voornamelijk een motorische zenuw,
Auteurs: KTZAR dhr. dr. J.A. de Ru, kno-arts, Centraal Militair Hospitaal Utrecht, dhr. dr. P.P.G. van Benthem, kno-arts, Gelre Ziekenhuizen
Apeldoorn
Correspondentie graag richten aan: KTZAR dr. J.A. de Ru, kno-arts, Centraal Militair Hospitaal Utrecht, Lundlaan 1, 3584 EZ Utrecht.
Tel:+31 (0)30 250 22 10, e-mailadres: [email protected]
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Trefwoorden: behandeling, idiopathisch, nervus facialis, paralyse, parese.
Key words: facial nerve, idiopathic, paralysis, paresis, treatment.
Ontvangen 27 oktober 2010, geaccepteerd 17 oktober 2011.
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
18
Kwaliteit van zorg
maar verzorgt ook de smaak van het voorste tweederde gedeelte van de tong, de sensibiliteit van de
uitwendige gehoorgang en de innervatie van de m.
stapedius. Deze functies kunnen allemaal zijn aangedaan. Eveneens kan sprake zijn van verminderde
traansecretie. Hoewel topografische diagnostiek
theoretisch grote waarde kan hebben, is deze in de
praktijk weinig sensitief.
Bij een centrale verlamming van de mimische musculatuur ontstaat een verlamming van alleen de
onderste aangezichtsmusculatuur; dit dankzij de
dubbelzijdige innervatie van de mm. orbicularis
oculi en frontalis. Bijkomende uitvalsverschijnselen
aan dezelfde lichaamszijde als de aangezichtsverlamming ondersteunen de diagnose van een centrale oorzaak van uitval.
Gradering van de ernst
In het verleden zijn diverse classificatiesystemen voor
de gradering van een aangezichtsverlamming gepubliceerd. De betrouwbaarheid van deze systemen is
uitgebreid bediscussieerd. Op dit moment is de classificatie volgens House en Brackmann (HB), hoewel
zeker niet onfeilbaar, veruit de meest gebruikte.2 Dit
is een zespuntsschaal waarin graad I een normale
functie weergeeft en graad VI een totale paralyse (zie
Tabel 1). Totdat er (inter)nationaal wordt besloten
tot het gebruik van een ander classificatiesysteem,
lijkt het gebruik van de HB het meest logisch. Bij
het gebruik van de HB vond de richtlijncommissie
het al dan niet volledig kunnen sluiten van het oog
het belangrijkste onderscheid voor de praktijk. Bij
het niet volledig kunnen sluiten van het oog is er
automatisch sprake van een HB-graad IV of hoger.
Uitsluiten andere oorzaken
‘Idiopathisch’ impliceert dat met gerichte anamnese
en onderzoek andere oorzaken moeten worden uitgesloten (zie Tabel 1). Gevraagd dient te worden naar
hoofd- en/of nekpijn, fotofobie en dubbelzien, gevoelsstoornissen in het gelaat, klachten van arm en/of been,
spraakstoornissen en/of slikstoornissen en tekenen van
neuroborreliose: doorgemaakte erythema migrans
gevolgd door radiculopathie, artritis en koorts. Ook
uitval van andere hersenzenuwen wijst op een andere
oorzaak. Een aangezichtsverlamming bij diabetes mellitus kan theoretisch zowel idiopathisch als op basis
van een diabetische mononeuropathie zijn.
19
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
Een IPAV heeft vaak een acuut begin met verergering
binnen een aantal dagen. Een geleidelijk ontstane,
langzaam progressieve aangezichtsverlamming is
dus een alarmsignaal, waarbij een tumor in het verloop van de n. facialis moet worden uitgesloten.1,3-5
In beschrijvende onderzoeken over IPAV wordt bij
52-60% van de patiënten een ‘lichte tot matige’
retroauriculaire pijn beschreven. Hevige (peri)auriculaire pijn is vaker een symptoom van herpes zoster oticus.6,7 Maligne otitis externa, otitis media en
tumoren kunnen eveneens hevige pijn veroorzaken.
Tekenen van infectie zijn niet typisch voor IPAV.
Gehoorverlies, evenwichtsstoornis, tinnitus en vertigo vragen ook om nadere diagnostiek. Bij oorproblematiek als otorroe is een infectieuze oorzaak en/
of cholesteatoom waarschijnlijk.
Initieel kan de diagnostiek door de huisarts verricht
worden. De werkgroep is echter van mening dat verwijzing naar een specialist wenselijk is indien binnen drie maanden geen verbetering optreedt.
Neurologisch onderzoek
Een volledig neurologisch onderzoek met, naast een
evaluatie van de n. VII, speciale aandacht voor de
hersenzenuwen nn. III, IV, VI, V,VIII, IX, inclusief
testen van de kracht (uitstrekken armen), coördinatie (vingertop-neusproef, koorddansersgang) en testen op meningeale prikkeling (nekstijfheid) dient te
worden uitgevoerd.
Kno-onderzoek
Inspectie van het uitwendig oor en otoscopie moet
plaatsvinden om tekenen van herpes zoster oticus,
otitis of cholesteatoom uit te sluiten. De hals- en
parotisregio’s moeten worden gepalpeerd op zoek
naar aanwijzingen voor het bestaan van een parotistumor of ander gezwel. Hiertoe dient ook intraoraal
te worden gekeken naar de farynx- en tonsilregio als
deel van de diagnostiek naar diepe kwab-tumoren
of naar vesiculae bij een herpes zoster.
Oogheelkundig onderzoek
Een rood geïrriteerd oog is een alarmsignaal voor
comorbiditeit van het hoornvlies.
Aanvullend onderzoek
De commissie vindt dat bij patiënten met een acute
perifere aangezichtsverlamming expliciet gevraagd
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
1
Tabel 1. Gradering van uitval van de nervus facialis volgens House en Brackmann.
I
normaal
II
lichte disfunctie
III
IV
V
VI
matige disfunctie
matige tot ernstige
disfunctie
ernstige disfunctie
normale mimische functies in alle regio’s
algemeen
geringe afwijking zichtbaar bij inspectie van dichtbij; mogelijk zeer
geringe synkinesen
rust
normale symmetrie en tonus
beweging
voorhoofd: matige tot goede functie
oog
volledige sluiting bij minimale inspanning
mond
geringe asymmetrie
algemeen
duidelijk, maar geen ontsierend verschil tussen de gezichtshelften;
waarneembare, maar geen ernstige synkinesen, contractuur en/of
hemifaciaal spasme
rust
normale symmetrie en tonus
beweging
voorhoofd: geringe tot matige beweging
oog
volledige sluiting bij inspanning
mond
geringe afwijking bij maximale inspanning
algemeen
duidelijke afwijking en/of ontsierende asymmetrie
rust
normale symmetrie en tonus
beweging
voorhoofd: geen beweging
oog
onvolledige sluiting bij maximale inspanning
mond
asymmetrie bij maximale inspanning
algemeen
nauwelijks beweging waarneembaar
rust
asymmetrie
beweging
voorhoofd: geen beweging
oog
onvolledige sluiting
mond
geringe beweging
totale verlamming
geen beweging
dient te worden naar verschijnselen die kunnen passen bij een infectie met Borrelia burgdorferi. Bij deze
patiënten en bij patiënten met een dubbelzijdige
aangezichtsverlamming is onderzoek naar lymeborreliose geïndiceerd. Bij patiënten met een acute perifere aangezichtsverlamming uit risicogroepen voor
hiv en/of syfilis dienen laagdrempelig hiv- en syfilisserologie ingezet te worden. Het verrichten van
serologisch onderzoek naar andere verwekkers heeft
weinig consequenties voor therapie of prognose. 8-19
Voor patiënten met een IPAV kan, indien een uitspraak over de prognose wenselijk is, met elektroneurografie het zenuwletsel worden geclassificeerd en
met een redelijke zekerheid kan na zeven dagen een
uitspraak worden gedaan over de prognose. De best
voorspellende waarde heeft de CMAP uitgedrukt in
een percentage van de contralaterale CMAP, waar-
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
bij een afname van de CMAP van minder dan 90%
gepaard gaat met een goede prognose.20-24
Bij patiënten met een incomplete uitval is de prognose
zo goed dat geen elektrofysiologisch onderzoek nodig is.
Bij iedere atypische aangezichtsverlamming, zeker
indien er langzame progressie is of geen herstel
optreedt, is het noodzakelijk een MRI van het verloop van de n. facialis te maken vanaf de hersenstam
tot en met de glandula parotidea.25,26 Bij verdenking
op een IPAV is die noodzaak er niet.
Alleen bij een vermoeden van een otogene aangezichtsverlamming wordt eerst een CT-scan van deze
regio aangeraden.
MRI laat in geval van een IPAV een karakteristieke
aankleuring zien van de n. facialis.27 Er zijn aanwijzingen dat de mate van aankleuring van prognostische betekenis is voor het herstel.28
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
20
Kwaliteit van zorg
Tabel 2. Alarmsymptomen en mogelijk gerelateerde pathologie.
kno-alarmsymptomen
neurologische
alarmsymptomen
geleidelijk ontstaan, langzaam
progressief
tumorbeloop n. facialis
hevige (peri)auriculaire pijn
herpes zoster oticus, maligne otitis externa,
otitis media, tumor
traumageassocieerd
chirurgiebehoevend zenuwletsel
gehoorverlies, evenwichtsstoornis,
tinnitus en vertigo
divers, niet passend bij IPAV
otorroe en/of aanwijzingen voor otitis
infectie, cholesteatoom
vesiculae in en rondom het oor of in
de mond
herpes zoster oticus
erythema migrans, radiculopathie,
artritis, koorts
ziekte van Lyme
hoofdpijn, nekstijfheid
pathologie centraal zenuwstelsel
multipele hersenzenuwuitval
divers, niet passend bij IPAV
spraak- en/of slikstoornissen
pathologie centraal zenuwstelsel
parese en/of coördinatiestoornis van
arm en/of been
pathologie centraal zenuwstelsel
Therapie
De behandeling van een IPAV is een van de controversiële onderwerpen van deze richtlijn. In de literatuur zijn vele elkaar tegensprekende meningen te
lezen en ook conclusies uit meta-analyses zijn niet
eenduidig. Zwelling van de zenuw, in zijn benig
kanaal door het rotsbeen, lijkt een belangrijke rol te
spelen in de pathogenese. Corticosteroïden kunnen
mogelijk deze zwelling tegengaan. Het is volgens de
commissie aangetoond dat het gebruik van corticosteroïden de kans op volledig herstel vergroot.29
Gezien de mogelijke virale pathogenese zou behandeling met antivirale middelen theoretisch zinvol
kunnen zijn. De commissie denkt dat het toevoegen
van valaciclovir/famciclovir aan prednison mogelijk
de kans op volledig herstel van IPAV bij patiënten
met een HB-score V of VI vergroot.30-32
Therapie kan bestaan uit tweemaal daags 25 mg
prednison gedurende tien dagen of 1 mg/kg prednison gedurende zeven dagen. Gezien het milde bijwerkingenprofiel en de mogelijkheid van zoster sine
herpete heeft de commissie gekozen voor 3 dd 1000
mg valaciclovir als er gekozen wordt voor antivirale
middelen.
De kans op complicaties van kortdurend steroïden valaciclovirgebruik wordt bij patiënten zonder
contra-indicatie als klein ingeschat. Het is te ver-
21
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
wachten dat medicamenteuze therapie effectiever is
naarmate er kort na het ontstaan van de verschijnselen wordt gestart. De werkgroep is van mening
dat ook na 72 uur, maar binnen zeven dagen kan
worden overwogen alsnog met therapie te starten.
Dit zeker ook als er na 72 uur nog functieverslechtering optreedt.
Voor patiënten met een paralyse die meer dan 90%
uitval van de n. facialis laat zien, kan decompressie
over de gehele lengte van de zenuw mogelijk het herstel bevorderen.23 De werkgroep is van mening dat
terughoudendheid geboden is en dat deze ingreep
alleen in onderzoeksverband dient te worden uitgevoerd.
Bij een aangezichtsverlamming is het delicate
evenwicht tussen aanmaak en vervanging van de
traanfilm van het oog in gevaar. De werkgroep is
van mening dat bij patiënten met een IPAV met
een HB-graad III of hoger lubricantia voorgeschreven moeten worden om uitdroging van de cornea
te voorkomen. Ook een horlogeglasverband kan
behulpzaam zijn. De werkgroep is van mening dat,
wanneer bij een patiënt met een IPAV ondanks therapie met lubricantia de klachten toenemen, dan
wel het oog rood wordt, de patiënt naar een oogarts
verwezen moet worden. Absolute indicatie voor een
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
1
Aanwijzingen voor de praktijk
1.
Alvorens tot de diagnose idiopathische perifere aangezichtsverlamming te kunnen komen, dient
men andere oorzaken actief te hebben uitgesloten.
2.
Bij een afwijkend beloop van ontstaan of herstel, dan wel bij verdenking op een andere oorzaak, is
aanvullend onderzoek aangewezen.
3.
De patiënt met een idiopathische perifere aangezichtsverlamming dient minimaal met corticosteroïden behandeld te worden.
4.
Indirecte schade aan het oog is een belangrijk aandachtspunt bij patiënten met een idiopathische
perifere aangezichtsverlamming.
ooglidoperatie is een ulcus corneae.
In Nederland wordt zowel aan volwassenen als kinderen oefentherapie aangeboden. Met mimetherapie
kan worden gestart als duidelijk is dat er blijvende
restverschijnselen zijn. De behandeling wordt beëindigd bij het optreden van een min of meer stabiele
situatie.33-36
Omdat de uitkomsten van studies naar de effectiviteit van elektrotherapie elkaar tegenspreken, is
het onduidelijk of elektrotherapie effect heeft bij
de behandeling. Daarnaast is de ervaring dat synkinesen kunnen verergeren bij het toepassen van
elektrotherapie.
Hoewel er beperkt bewijs is voor de meerwaarde
van logopedische behandeling, is de werkgroep van
mening dat uitleg en adviezen door de logopedist
nuttig kunnen zijn.
Indien er sprake is van een ernstige IPAV met axonaal verval, kan het herstel van motorische axonen
aanleiding geven tot synkinesen doordat misrouting
optreedt. Hierdoor gaan spieren in het gelaat onwillekeurig meebewegen bij andere bewegingen. Dit
kan voor de patiënt een ernstige handicap zijn. De
onwillekeurig meebewegende aangezichtsspieren
kunnen behandeld worden met botulinetoxine A.37
Reconstructieve ingrepen spelen bij IPAV een
ondergeschikte rol vanwege het doorgaans gunstige
beloop. Indien de prognose goed is en de conservatieve oogbeschermende maatregelen afdoende zijn,
kan men afwachten met een ingreep tot ongeveer
een jaar na het ontstaan van de IPAV. Omdat men
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
de verlamde mimische musculatuur maar tot 1 à 1,5
jaar na het ontstaan van de verlamming kan reïnnerveren, is een vroegtijdige verwijzing indien geen
herstel is opgetreden na een halfjaar, wel noodzakelijk.
Statische reconstructies geven een verbetering van de
symmetrie in rust. Dynamische reconstructies beogen
het herstel van beweging in de verlamde gelaatshelft.
De enige manier om een spontane lach mogelijk te
maken, is door een spier van elders in het gelaat te
plaatsen en deze aan te sluiten op de zenuwvoorziening van de gezonde zijde.
De ingreep geeft de beste resultaten bij kinderen.
De problemen van een IPAV betreffen op psychologisch terrein:
1.het uiterlijk;
2.de functies spraak, mimiek (inclusief tranen) en
kauwen/speeksel, die ieder op zich consequenties
hebben voor het communicatief en sociaal gedrag;
3.de beleving en betekenisgeving van 1 en 2 in relatie tot het zelfbeeld, identiteit en persoonlijkheid;
4.de sociale consequenties, verbonden aan 1, 2 en 3.
Er zijn aanwijzingen dat bij 50% van de patiënten
met IPAV de expressie van emoties bemoeilijkt is.
Beschadiging van het vermogen om te lachen is een
voorspeller van het optreden van een depressie.38-40
Lotgenotencontact voor patiënten met IPAV onder
begeleiding leidt tot tevredenheid van patiënten.
De huisarts heeft een signaalfunctie bij het
signaleren van patiënten met een verhoogd risico
op een depressie. Hoogrisicopatiënten kunnen verwezen worden naar een ggz-instelling of klinisch
psycholoog.
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
22
Kwaliteit van zorg
IPAV bij kinderen
Op grond van buitenlands onderzoek wordt geschat
dat bij kinderen in een groot aantal gevallen de
ziekte van Lyme de oorzaak is van een perifere aangezichtsverlamming.12,41 In 11-16% van de gevallen
zijn andere virale infecties de oorzaak. Gezien de
lage incidentie van acute perifere aangezichtsverlamming bij kinderen, en IPAV in het bijzonder, is
het praktisch wanneer de kinderarts of een andere
specialist de indicatiestelling voor en uitvoering van
verdere diagnostiek coördineert. Kinderen vertonen
doorgaans een goed herstel van een IPAV.
Indien een kind (<15 jaar) met een IPAV HB-graad
IV of hoger zich presenteert binnen 72 uur na het
ontstaan, kan gestart worden met behandeling met
corticosteroïden, bestaande uit prednison 1 mg/
kg/d gedurende zeven dagen. Bij kinderen (<15 jaar)
met lichte tot matig ernstige parese (HB-graad III of
minder) is geen behandeling noodzakelijk.
13. Hyden D, Roberg M, Forsberg P, et al. Acute “idiopathic” peripheral facial palsy: clinical, serological, and cerebrospinal fluid findings and effects of
corticosteroids. Am J Otolaryngol 1993;14:179-86.
14. Jaamaa S, Salonen M, Seppala I, et al. Varicella zoster and Borrelia
burgdorferi are the main agents associated with facial paresis, especially in
children. J Clin Virol 2003;27:146-51.
15. Kuiper HD, Devriese PP, Jongh BM de, et al. Absence of Lyme borreliosis among patients with presumed Bell’s palsy. Arch Neurol 1992;49:940-3.
16. Ljostad U, Okstad S, Topstad T, et al. Acute peripheral facial palsy in
adults. J Neurol 2005;252:672-6.
17. Morgan M, Moffat M, Ritchie L, et al. Is Bell’s palsy a reactivation of
varicella zoster virus? J Infect 1995:30:29-36.
18. Peltomaa M, Saxen H, Seppala I, et al. Paediatric facial paralysis caused
by Lyme borreliosis: a prospective and retrospective analysis. Scand J Inf
Dis 1998;30:269-75.
Schot LJ, Devriese PP, Hadderingh RJ, et al. Facial palsy and human immunodeficiency virus infection. Eur Arch Otolaryngol 1994;S498-S500.
19. Volter C, Helms J, Weissbrich B, et al. Frequent detection of Mycoplasma
pneumoniae in Bell’s palsy. Eur Arch Otorhinolaryngol 2004;261:400-4.
20. Canter RJ, Nedzelski JM, McLean JA. Evoked electromyography in Bell’s
Referenties
palsy: A clinically useful test? J Otolaryngol 1986;15:344-7.
1. Peitersen E. Bell’s palsy: the spontaneous course of 2,500 peripheral facial
21. Danielides V, Skevas A, Van Cauwenberge P. A comparison of electro-
nerve palsies of different etiologies. Acta Otolaryngol Suppl 2002;(549):4-30.
neuronography with facial nerve latency testing for prognostic accuracy in
2. House JW, Brackmann DE. Facial nerve grading system. Otolaryngol
patients with Bell’s palsy. Eur Arch Otorhinolaryngol 1996;253:35-8.
Head Neck Surg 1985;93:146-7.
22. Dumitru D, Walsh NE, Porter LD. Electrophysiologic evaluation of the
3. Adour KK, Hilsinger RL Jr, Callan EJ. Facial paralysis and Bell’s palsy: a
facial nerve in Bell’s palsy. A review. Am J Phys Med Rehabil 1988;67:137-44.
protocol for differential diagnosis. Am J Otol Suppl 1985;Suppl:68-73.
23. Gantz BJ, Rubinstein JT, Gidley P, Woodworth GG. Surgical manage-
4. Devriese PP, Schumacher T, Scheide A, et al. Incidence, prognosis and
ment of Bell’s palsy. Laryngoscope 1999;109:1177-88.
recovery of Bell’s palsy. A survey of about 1000 patients (1974-1983). Clin
24. Sittel C, Stennert E. Prognostic value of electromyography in acute pe-
Otolaryngol Allied Sci 1990;15:15-27.
ripheral facial nerve palsy. Otol Neurotol 2001;22:100-4.
5. May M, Klein SR. Differential diagnosis of facial nerve. Otolaryngol Clin
25. Alaani A, Hogg R, Saravanappa N, et al. An analysis of diagnostic delay
North Am 1991;24:613-45.
in unilateral facial paralysis. J Laryngol Otol. 2005;119:184-8.
6. Sweeney CJ, Gilden DH. Ramsay Hunt syndrome. J Neurol Neurosurg
26. Roob G, Fazekas F, Hartung H-P. Peripheral facial palsy: etiology,
Psychiatry 2001;71:149-54.
diagnosis and treatment. Eur Neurol 1999;41:3-9.
7. Hato N, Kisani H, Honda NN, et al. Ramsay Hunt syndrome in children.
27. Sartoretti-Schefer S, Kollias S, Wichmann W, et al. T2-weighted three-
Ann Neurol 2000;48:254-6.
dimensional fast spin-echo MR in inflammatory peripheral facial nerve palsy.
8. Belec L, Georges AJ, Vuillecard E, et al. Peripheral facial paralysis indica-
AJNR Am J Neuroradiol 1998;19:491-5.
ting HIV infection. Lancet 1988;2:1421-2.
28. Kress B, Griesbeck F, Stippich C, et al. Bell palsy: quantitative
9. Balogou AK, Kpemissi E, Nack-Nack M, et al. Peripheral facial paralysis
analysis of MR imaging data as a method of predicting outcome. Radiology
(PFP) and HIV infection in Togo. Acta Neurol Scand 1998;98:200-3.
2004;230:504-9.
10. Blok FAA, Gans J de, Schot LJ, et al. Hersenzenuwuitval door vroege
29. Sullivan FM, Swan IR, Donnan PT, et al. Early treatment with predniso-
syfilitische meningitis. Terugkeer van een vooroorlogs ziektebeeld. Ned
lone or acyclovir in Bell’s palsy. N Engl J Med 2007;357:1598-607.
Tijdschr Geneeskd 2005;149:1636-40.
30. Hato N, Matsumoto S, Kisaki H, et al. Efficacy of early treatment of Bell’s
11. Cook SP, Macartney KK, Rose CD, et al. Lyme disease and seventh
palsy with oral acyclovir and prednisolone. Otol Neurotol 2003;24:948-51.
nerve paralysis in children. Am J Otolaryngol 1997;18:320-23.
31. Hato N, Yamada H, Kohno H, et al. Valacyclovir and prednisolone treat-
12. Engervall K, Carlsson-Nordlander B, Hederstedt B, et al. Borreliosis as a
ment for Bell’s palsy: a multicenter, randomized placebo-controlled study.
cause of peripheral facial palsy: a multi-center study. ORL J Otorhinolaryngol
Otol Neurotol 2007;28:408-13.
Relat Spec 1995;57:202-6.
32. Minnerop M, Herbst M, Fimmers R, et al. Bell’s palsy. Combined
23
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
1
treatment of famciclovir and prednisone is superior to prednisone alone. J
37. Mountain RE, Murray JA, Quaba A. Management of facial synkinesis with
Neurol 2008;255:1726-30.
Clostridium botulinum toxin injection. Clin Otolaryngol Allied Sci 1992;17:223-4.
33. Beurskens CHG, Heymans PG. Mime therapy improves facial symmetry
38. Coulson SE, O’dwyer NJ, Adams RD, et al. Expression of emotion and
in people with longterm facial nerve paresis: A randomized controlled trial.
quality of life after facial nerve paralysis. Otol Neurotol 2004;25:1014-9.
Austr J Phys Ther 2006;52:177-83.
39. Van Swaeringen JM, Cohn JF, Turnbull J, et al. Psychological distress:
34. Beurskens CHG, Heymans PG, Oostendorp RAB. Stability of benefits of
linking impairment with disability in facial neuromotor disorders. Otolaryngol
mime therapy in sequelae of facial nerve paresis during a 1-year period. Otol
Head Neck Surg 1998;118:790-6.
Neurotol 2006;27:1037-42.
40. Van Swaeringen JM, Cohn JF, Bajaj-Luthra A. Specific impairment of
35. Nakamura K, Toda N, Sakamaki K, et al. Biofeedback rehabilitation
smiling increases the severity of depressive symptoms in patients with facial
for prevention of synkinesis after facial palsy. Otolaryngol Head Neck Surg
neuromuscular disorders. Aesthetic Plast Surg 1999;23:416-23.
2003;128:539-43.
41. Skogman BH, Croner S, Odkvist L. Acute facial palsy in children- a 2-year
36. Beurskens CHG, Heymans PG. Positive effects of mime therapy on se-
follow-up study with focus on Lyme neuroborreliosis. Int J Pediatr Otorhino-
quelae of facial nerve paresis: stiffness, lip mobility and social & physical
laryngol 2003;67:597-602.
aspects of facial disability. Otol Neurotol 2003;24:677-81
Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie
vol 113 - nr. 1 - februari 2012
24
Download