Inleiding “Ten Oorlog”

advertisement
Inleiding “Ten Oorlog”
Niemand weet precies wanneer mensen ooit begonnen zijn met het uitvechten van gewapende
conflicten.
Primitieve volken vochten zelden tot de dood. De oude Grieken wel en ze werden er beroemd
door. De Romeinen bleven tegenstanders doden als ze hadden gewonnen en in de
Middeleeuwen waren de ridders de helden van het slagveld.
Oorlog veranderde drastisch, toen het musket goed bruikbaar werd op het slagveld. Vanaf
1700 werden infanteriesoldaten in rijen opgesteld. Om en om schoten zij in keurige rijen
salvo’s af en maakten zo een dodelijk gordijn voor iedereen die dicht in de buurt kwam.
Geen wonder dat kanonnen belangrijker werden op het slagveld. Bommen werden ingezet om
de schutters uit elkaar te jagen. Daarna mocht de cavalerie proberen de infanterie uit elkaar te
drijven.
De rijen schutters werden uiteindelijk overlopen door de fanatieke revolutionaire Franse
volkslegers. De beroepsschutters zouden worden vermorzeld door een vernieuwde artillerie,
bediend door ontwikkelde burgers. Deze burgers streden niet meer voor de koning maar voor
hun eigen vrijheid. Dit dienstplichtleger van de Fransen was ongekend groot, zo ook hun
overwinningen en hun sterftecijfer.
Na de Franse Revolutie ontkwamen de beroepslegers niet aan veranderingen. Snelle
communicatie werd erg belangrijk. Tijdens de Krimoorlog kreeg men in het vaderland direct
nieuws van het front en het front direct bevelen uit het vaderland.
De Frans-Duitse oorlog liet zien dat veel treinen voor een snelle massale aanval konden
zorgen en dus voor snelle successen. Snel aanvallen, en snel vervoer, dat leek de
succesformule te worden voor de ‘moderne oorlog’.
Die liet niet lang op zich wachten, dacht men, en zou in een paar maanden beslist worden.
Maar die Eerste Wereldoorlog werd een van de grootste menselijke drama’s uit de
wereldgeschiedenis. Het werd een trage, uitzichtloze slachtpartij die miljoenen een troosteloos
graf bezorgde in de modder van Vlaanderen en Noord-Frankrijk.
‘Ten Oorlog’ dat het verhaal verteld van de verlengde negentiende eeuw, die begint met
Napoleon en eindigt met de Eerste Wereldoorlog.
Hoofdstuk 1 De Napoleontische oorlogen
Historisch kader
In 1789 riep de regering van Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen. Dat was een
vergadering van drie standen: Geestelijkheid, adel en de derde stand (burgerij). Sinds 1614
was die niet meer bij elkaar geroepen.
Lodewijk XVI deed dat omdat hij in grote geldnood zat, wilde daarom een
belastinghervorming maar dan moest de grondwet worden veranderd.
Maar sinds 1614 waren de burgers onder invloed geraakt van verlichtingsfilosofen als
Voltaire en Rousseau en hadden kritiek gekregen op de absolute manier van regeren van de
koning en op de standenmaatschappij.
In de loop van de 18e eeuw hadden de verlichtingsfilosofen een nieuwe manier van denken
ontwikkeld. Er ontstond een strijd tegen de macht van de kerk en de religie. Ze waren voor:
Meer macht voor het volk;
Gelijkheid voor de wet;
Voor een vrijere economie.
De vertegenwoordigers van de derde stand ontwierpen tijdens de bijeenkomst van de Staten
generaal op eigen houtje een nieuwe grondwet, met meer vrijheden voor de burgers en een
eerlijker belastingheffing. De adel en de geestelijkheid hadden nog nooit belasting betaald.
De koning ging aarzelend akkoord, maar tegelijkertijd probeerde hij met zijn leger een eind te
maken aan de opstandigheid van de burgerij.
Het Franse volk ging de straat op en bestormde de Bastille, het symbool van de macht van de
koning. De bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 markeert het begin van de Franse
revolutie. In een aantal landen van Europa hadden sommige machthebbers enkele
democratische ideeën van de filosofen overgenomen.
1.1 Aanleiding en oorzaken van de coalitieoorlogen tegen Frankrijk
Het eerste jaar van de revolutie verliep vrij rustig. Daarna werd het politieke klimaat steeds
feller en de invloed van de publieke opinie belangrijker. De belangrijkste en radicaalste
groepering die van zich liet spreken waren de Jacobijnen.
Door de aanhoudende economische crisis kregen deze radicalen steeds meer invloed. Vooral
in Parijs had men veel last van de hoge prijzen en de werkloosheid. Industrieën en winkels
voor luxegoederen bleven met hun producten zitten door het wegvallen van aristocratische
consumenten. De Franse koning Lodewijk XVI bleef zich afzetten tegen de nieuwe
revolutionaire regeerders.
Zij gingen Frankrijk besturen volgens de nieuwe beginselen die waren vastgelegd in de
Déclaration des Droits de Lómme et du Citoyen ( Verklaring van de rechten van de mens en
van de burger) in augustus 1789. de belangrijkste principes waren ‘Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap. Onder vrijheid vielen de vrijheid van godsdienst, drukpers en vergadering.
Onder druk van de bevolking verhuisde Lodewijk XVI naar Parijs, naar de Tuilerieën.
De koning vlucht
Veel edelen vertrokken naar het buitenland (émigrés) om daar betere tijden af te wachten.
Ook Lodewijk XVI probeerde naar het buitenland te vluchten op 21 juli 1791. Dat mislukte
en hij werd gevangen genomen. De roep om afschaffing van de monarchie begon luider te
klinken. Aan de grenzen van het revolutionaire Frankrijk nam intussen de agitatie toe. De
andere vorsten in Europa vreesden voor hun troon en werden door de émigrés opgehitst om in
te grijpen. Maar ook de Franse regering dacht aan een oorlog. Met de leuze ‘Oorlog aan de
vorsten, vrede aan alle volkeren’ wilden de revolutionairen de principes en de ideeën van de
revolutie ook buiten Frankrijk verspreiden.
Op 20 april 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan de koning van Hongarije en Bohemen.
Dit was de eerste van de zogenaamde Coalitieoorlogen (1792-1815) die door het
revolutionaire en Napoleontische Frankrijk werd gevoerd.
De oorlog verliep desastreus voor de revolutionairen omdat het Franse leger slecht was
georganiseerd en bovendien werden de Oostenrijkers gesteund door Pruisen.
De Jacobijnen gaven de schuld aan de koning en hadden de macht in Parijs gegrepen. Ze
riepen de Republiek uit. De koning werd van hoogverraad beschuldigd en ter dood
veroordeeld. Op 21 januari 1793 werd hij onder de guillotine terechtgesteld.
1.2 Verloop van de oorlogen
In de chaos en ellende die was ontstaan was Napoleon de man van de daad. Hij maakte een
bliksemcarrière in het leger en viel op door zijn militaire inzicht en daadkracht. Eerst werd hij
gedreven door idealisme en nationalisme maar algauw overheersten de nuchterheid en scepsis
van de militair. Na het succes van zijn veldtocht naar Italië en de vrede van Campo Fornio in
oktober 1797 is hij in heel Frankrijk beroemd.
Een jaar later waagde Napoleon zich aan een avontuur buiten Europa. Hij wil Egypte
veroveren, maar wordt op de kust van Egypte vernietigend verslagen door een oppermachtige
Engelse vloot. Maar zijn faam lijdt er niet onder.
In 1799 maakt hij van zijn beroemdheid gebruik om een staatsgreep te plegen. Vijf jaar later
laat hij zich zelfs tot keizer uitroepen. De nieuwe vorst zou vrede brengen, dacht men. Maar
Napoleon had andere plannen.
Steeds opnieuw weet hij overwinning op overwinning te behalen of creëert hij satellietstaten
waar hij zijn familieleden op de troon zet. Zo krijgt ons land Lodewijk-Napoleon als vorst.
Rond 1812 strekt het Franse keizerrijk zich uit langs de kustlijn van de Oostzee tot Rome.
Overal werden hervormingen doorgevoerd op basis van de ‘Franse principes’. Het kerkelijk
bezit en de adellijke privileges worden (gedeeltelijk) afgeschaft en feodale restanten, zoals het
lijfeigenschap in Polen, worden opgeheven.
In 1810 vroeg Napoleon om de hand van de Oostenrijkse prinses Marie Louise. De hoop van
vrede door dit huwelijk bleek vergeefs.
In het voorjaar van 1812 trekt Napoleon Rusland binnen en wilde snel aanvallen. Dat lukte
pas in de buurt van Moskou. Hij wint maar door de snelle invallende Russische winter blijft er
van het leger niet veel meer over.
Er vormde zich een nieuwe coalitie van Oostenrijkers, Pruisen, russen en Engelsen om het
tegen Frankrijk op te nemen. Bij de Volkerenslag bij Leipzig in 1813 moet hij een zware
nederlaag incasseren. De meeste Fransen hadden inmiddels ook meer dan genoeg van
Napoleon en zijn oorlogen. In april 1814 wordt hij afgezet en verbannen naar Elba. Napoleon
weet van Elba te ontsnappen en neemt het met een nieuw leger op tegen de Engelse
Wellington in de laatste coalitieoorlog. In de slag bij Waterloo wordt hij echter definitief
verslagen. Napoleon brengt als banneling zijn laatste dagen door op het Engelse eiland St.
Helena.
1.3 Oorlogsvoering
In februari 1793 sluiten alle vorsten van Europa zich aaneen en datzelfde jaar trekken hun
troepen diep het Franse land in. De Fransen reageerden dor 300.000 man te verplichten dienst
te nemen in het leger. Door deze massale oproep (‘levee en masse’) werd er een volksleger uit
de grond gestampt en kreeg Frankrijk het grootste leger van Europa. Infanterie en cavalerie
waren echter erg verzwakt door gebrek aan goede officieren. Voor die tijd was het leger
afhankelijk van vrijwilligers waardoor de militaire discipline minimaal was. Ze hadden nog
niet eens behoorlijke schoenen.
Tegelijkertijd met de invoering van de dienstplicht werd eer een bewapeningsindustrie op
poten gezet.
Napoleon maakte dankbaar gebruik van nieuwe wetenschappelijk inzichten op vooral het
gebied van de artillerie. Met goed gerichte schoten uit lichtere en mobiele kanonnen kon je de
vijand zo veel vrees aanjagen, dat daarmee de helft van de slag als was gewonnen.
Met deze tactiek had Napoleon veel succes. Door zijn briljante krijgskunde wist Napoleon
altijd op het beslissende moment over meer manschappen te beschikken dan de vijand.
Pas in 1808 zorgden de Oostenrijkers voor een groter leger door de algemene dienstplicht in
te voeren. De Pruisen volgden in 1814. Er werden reserves gevormd door de invoering van de
verkorte dienstplicht voor de nieuwe lichting soldaten. In 1808 hadden de Pruisen een
ministerie van Oorlog ingesteld.
1.4 Economie en oorlog
Begin negentiende eeuw was de oorlogsvoorbereiding minimaal. De bevoorrading was
meestal in handen van een aantal handige lieden. Er heerste veel corruptie. Van het materieel
voor het leger werd veel illegaal verkocht.
De kosten van de voortdurende oorlogsvoering waren enorm. De Franse economie was tijdens
de revolutiejaren al behoorlijk uitgeput. De industriële revolutie, in Frankrijk nog maar net op
gang gekomen, kwam tot stilstand. Tussen 1806 en 1812 werden in Frankrijk maar liefst 1,3
miljoen soldaten onder de wapenen geroepen. Tegelijkertijd heerste er werkeloosheid. In
Lyon zaten 20.000 arbeiders van de 25.000 zonder werk.
In Frankrijk viel niet voldoende te halen dus werden de veroverde gebieden belast. In elk land
werd een oorlogsbelasting geheven en beslag gelegd op kostbare bezittingen. Nergens waren
de belastingen zo hoog als in Duitsland. Na de slag bij Wagram (6 juli 1809) nam dit nog toe.
De verliezer moest 85 miljoen frank betalen.
In 1806 voerde Napoleon het Continentale Stelsel in. Alle handel tussen het Europese
vasteland en Engeland werd verboden. Het gevolg van de invoering van het stelsel was het op
gang komen van een goed geoliede smokkelarij langs de kusten van Götenburg in het hoge
noorden tot Italië in het diepe zuiden.
De Engelse economie leed niet echt onder de blokkade. De Britten richtten zich meer op hun
koloniën in deze periode. Door Franse kolonies te veroveren breidden ze hun koloniale rijk uit
in Afrika en Azië.
1.5 Soldaten in de oorlog
Over het lot van de soldaten hoeft men zich niet veel illusies te maken. Elk jaar opnieuw
waren er meer soldaten nodig, niet omdat er zoveel mensen sneuvelden maar door het gebrek
aan voedsel en verzorging.
De slechte verzorging van het Franse leger was het gevolg van de strategie van napoleon: een
beweeglijk leger dat overal en nergens tegelijk is, dat bliksemsnel overvalt en verdwijnt. Deze
tactiek vereiste een minimum aan bagage. Resultaat was dat het leger van het volk en het land
moest leven. In de Slag bij Austerlitz stierf 2% van de soldaten op het slagveld. Bij Waterloo
maar 8,5%. Maar er overleden veel meer soldaten door ziekte of ze kwamen om door kou en
uitputting. Van medische verzorging was bijna geen sprake.
Het totaal aantal slachtoffers van de oorlogen was gigantisch: 2 miljoen vreemdelingen en 1
tot 2 miljoen Fransen. De terugtocht in 1812 uit Rusland was het dieptepunt. Van de 1 miljoen
soldaten bereikten er slechts 20.000 weer hun vaderland.
1.6 Burgers en oorlog
Voor de burgers in frankrijk, maar ook in de satellietlanden, was het onmogelijk de gevolgen
van de Napoleontische oorlogen buiten te sluiten. Alleen al het voortdurend oproepen van alle
jonge mannen voor de oorlog betekende een enorme ontwrichting van de Franse economie.
Burgers met een dikke portemonnee hadden door het zogenaamde remplaçantenstelsel de
mogelijkheid te ontsnappen aan de dienstplicht. Met veel geld kon je in dit stelsel een
plaatsvervanger kopen. het laagst vermelde bedrag was 1500 francs, het hoogst vermelde
bedrag 15.000 francs.
Door de stilliggende handel en industrie werd er steeds minder verdiend, maar de belastingen
bleven stijgen. De Franse bevolking draaide op voor de lasten van de voorbereiding van een
veldtocht. Eenmaal vertrokken was het leger voor voedsel afhankelijk van plunderingen in de
gebieden buiten 'la Patrie'. de burgers daar hadden zwaar te lijden onder de voorttrekkende
soldaten.
In het geweldige Imperium voerde Napoleon net als in Frankrijk overal hervormingen door:
Openbare werken werden uitgevoerd;
De satellietlanden kregen de vernieuwde Franse wetgeving opgelegd waarin stond dat
iedereen gelijk was voor de wet. Maar ook dat de vrouw volkomen ondergeschikt was aan de
man en niet aan politiek mocht doen.
Ondanks de hervormingen vonden de meeste Europeanen de Franse bezetting een zware last
door de ontelbare belastingen zoals b.v. de 'voordeur- en vensterheffing' en men had te lijden
onder de gevolgen van het Continentale Stelsel. Geen wonder dat de anti-Franse gevoelens
toenamen.
Holland leverde ruim 40.000 man. de verliezen waren altijd enorm. Uit protest deserteerden
veel mannen.
Maar bijvoorbeeld op het gebied van de militaire strategie kon men van Frankrijk wel wat
leren. In Pruisen voerde men grootschalige hervorming door. Dit leidde tot de vorming van
een nationaal volksleger.
1.7 Pers en propaganda
Gaandeweg werd de censuur van de pers onder Napoleon steeds strenger. Dat leverde in de
bladen veel geslijm op aan het adres van Napoleon. De kranten waren in staat om zelfs van de
rampen bij de Russische terugtocht in 1812 nog een succesvol verhaal te maken. Ook de
literatuur stond in die tijd geheel in dienst van de glorie van Napoleon.
In de bezette gebieden waren verschillende groepen in eerste instantie bijzonder gecharmeerd
door de ideeën van de Franse Revolutie. Verlichte liberalen uit de burgerij waren enthousiast
over vrijheid, gelijkheid en broederschap. Later nam dit af, vooral omdat de economische en
financiële lasten te groot werden.
1.8 Gevolgen van de oorlog
Al in november 1814 kwamen de betrokken staatslieden al bijeen in het Wener Congres.
Belangrijk daarbij was dat de macht van Frankrijk ingeperkt werd en er een nieuw Europees
machtsevenwicht zou ontstaan.
Dit machtsevenwicht hield in dat de situatie van vóór de oorlogen zo veel mogelijk werd
hersteld. Er ontstonden ook nieuwe staten, zoals het Koninkrijk der Nederlanden dat het
huidige België en Nederland omvatte. Met Luxemburg werd dit nieuwe Nederland verenigd
in een personele Unie. Dat betekende dat ze hetzelfde staatshoofd hadden (koning Willem I),
maar verder helemaal zelfstandig waren.
In Frankrijk werd de troon weer aan de Bourbons aangeboden. De broer van de onthoofde
Lodewijk XVI. De veranderingen bleven wel bestaan, tot vreugde van de burgers en boeren
die geprofiteerd hadden van de bezitswijzigingen.
In Duitsland werd de Duitse Bond opgericht (1815-1866). De Napoleontische oorlogen waren
een stimulans voor het Duitse nationalisme. De Bond was een opstapje naar de Duitse
eenwording. ook de oprichting van de Duitse Zollverein, de tolunie, moest de eenwording
economisch op weg helpen.
Bij de staatslieden op het Wener Congres overheerste een anti-Franse stemming. Men besloot
een systeem van collectieve veiligheid te scheppen. Vrijwel alle Europese vorsten
ondertekenden een door Alexander I, de tsaar van Rusland, opgesteld document, dat de naam
droeg van heilige Alliantie. Maar het was een nogal vaag stuk.
De Oostenrijkse regeringsleider Von Metternich was diegene die een en ander
bewerkstelligde. In de jaren na 1815 heeft ook daadwerkelijk een aantal congressen
plaatsgevonden. In de meeste staten ontstonden politiek conservatieve en economisch
gematigde liberale regimes. De machthebbers waren er zoveel mogelijk op uit om de
stabiliteit te bewaren en nieuwe grote algemene oorlogen en revoluties te voorkomen. Toch
kregen ze in de negentiende eeuw steeds meer te maken met liberale en nationalistische
bewegingen.
Hoofdstuk 2: de Krim-oorlog
Historisch kader
De Krimoorlog werd in Groot-Brittannië lang geassocieerd met domme generaals. Volgens
Lord Wolseley, die zelf meevocht, waren de generaals en kolonels onwetend over de kunst
van het oorlog voeren en dat het een wonder was dat iemand het er levend vanaf bracht.
Toch was de Krimoorlog waarschijnlijk de eerste oorlog die mede gevoerd werd onder druk
van de publieke opinie.
De Russen werden gezien als de grootste bedreiging van de macht van Groot-Brittannië,
vooral in het Middellandse Zeegebied rondom Constantinopel. Menging er van uit dat het
Engelse leger met gemak het 'achterlijke' Rusland moest kunnen verslaan. Maar dat viel nogal
tegen door blunders van de Engelse generaals. Voor het eerst werden er foto's van het
slagveld gemaakt. Na afloop van de strijd bleek dat de Krimoorlog gemakkelijk voorkomen
had kunnen worden.
In dit hoofdstuk komen aan de orde wat de achtergronden van de Krimoorlog waren, wie
waren de hoofdrolspelers en wat waren de gevolgen ervan op langere termijn.
In de meeste Europese landen waren, na de nederlaag van Napoleon conservatieve koningen
aan de macht. Hun gemeenschappelijke angst voor opstandige burgers en nieuwe revoluties
dwong hen tot samenwerking. De macht van deze conservatieve vorsten werd echter aangetast
door de opkomst van liberale bewegingen, die vaak ook nationalistisch waren. Zij wilden
zelfbestuur en inspraak, vastgelegd in grondwetten. In 1848 braken er overal in Europa
revoluties uit. Metternich, de architect van het machtsevenwicht vanaf 1815 in Europa, moest
zelfs vluchten uit Wenen.
Met veel moeite en hulp van de Russen wisten de Oostenrijkers opstanden in Hongarije te
onderdrukken;
In Frankrijk moest koning Lodewijk Philips het veld ruimen voor president Lodewijk
Napoleon, die zich via een volksstemming liet uitroepen tot keizer Napoleon III.
Op economisch gebied vonden er in de negentiende eeuw grote veranderingen plaats:
de industriële ontwikkeling in Engeland vond haar weg ook in de rest van de westerse wereld;
overal kwamen moderne fabrieken die van stoommachines gebruik maakten;
er kwamen nieuwe producten op de markt;
in hoog tempo werden spoorwegen aangelegd;
de telegraaf maakte het mogelijk snel berichten door te geven;
de jacht op grondstoffen en afzetmarkten leidde tot Imperialisme;
er ontstonden nieuwe maatschappelijke lagen in de samenleving;
de 'bourgeoisie' of gegoede burgerij verdrong de oude landadel en hun idealen waren eerder
nationaal dan internationaal georiënteerd;
de arbeiders werden steeds belangrijker en gingen zich organiseren;
de technologische ontwikkeling zorgde voor de uitvinding van nieuwe wapens;
stoomschepen zouden ook gebruikt worden, voor het eerst, in de Krimoorlog.
2.1 Aanleiding en oorzaken van de Krimoorlog
Groot-Brittannië was in de negentiende eeuw de belangrijkste mogendheid, wereldmacht
nummer één. Tot dit bezit behoorde ook India, waardoor de controle over de Middellandse
Zee extra belangrijk was. Daarom was controle door het Ottomaanse Rijk, op de positie van
Russische oorlogsschepen, in de Zeestraten die de Zwarte Zee van de Middellandse zee
scheiden, zeer belangrijk. Constantinopel was daarbij een strategisch gelegen stad tussen de
twee zeestraten de Dardanellen en de Bosporus.
De Krim is een schiereiland, op het uiterste puntje ligt Sebastopol, de Russische marinestad.
Het Turkse rijk had geen belang bij een steeds sterker wordend Rusland. Het bezat grote
gebieden in de Balkan, waar Rusland ook in geïnteresseerd was. Het Turkse Rijk was echter
intern verdeeld en niet langer in staat voor zijn eigen belangen op te komen. Het stond onder
leiding van sultans en was aangewezen op hulp van de andere grote mogendheden.
Oorzaken uitbreken Krimoorlog
Het Turkse Rijk wist de grote mogendheden tegen elkaar uit te spelen. In ruil voor steun aan
het sultanaat verkreeg men vrije doorgang voor handelsschepen en beloofde het de afsluiting
van de Dardanellen en Bosporus voor oorlogsschepen van andere staten (verdrag van 1841
bleek echter niet houdbaar, onder andere door het imperialisme van de grote mogendheden).
Frankrijk, met toenemende belangen in Noord-Afrika en dus de Middellandse Zee, had grote
financiële belangen in het Ottomaanse Rijk;
Frankrijk had plannen voor de aanleg van het Suezkanaal;
De keizer van Frankrijk Napoleon III had hoge ambities;
Er was sprake van een slechte communicatie tussen de grote mogendheden;
De strijd over de zeggenschap over de heilige christelijke plaatsen.
Een stoomschip in Constantinopel
De zeggenschap over Jeruzalem en ander heilige plaatsen was door de Turkse sultan in 1690
gegeven aan de katholieke kerk. In de loop van de tijd was die zeggenschap in orthodoxe
handen gevallen, simpel omdat er veel meer orthodoxe christenen deze plaatsen bezochten.
De Russische tsaar beschouwde zichzelf als beschermheer van de orthodoxe christenen. De
Fransen eisten dit recht nu plotseling terug voor de katholieke kerk. Zij kwamen met hun
spiksplinternieuwe stoomschip de Charlemangne de haven van Constantinopel binnenvaren,
en schonden daarmee meteen het verdrag van 1841. De ruzie met Rusland liep nu hoog op en
het Turkse Rijk trachtte te bemiddelen.
De Fransen slaagden erin controle te krijgen over de heilige christelijke plaatsen. Gevolgen
waren:
Tsaar Nicolaas I beschouwde dat als een ernstig prestigeverlies voor Rusland;
De Russen hadden ten onrechte de indruk gekregen dat de Engelsen het niet erg zouden
vinden als zij de Turken zouden straffen voor deze daad. De Russen bezetten daarop in 1853
Moldavië en Walachije.
De Russen verwachtten dat de Turken hiermee gedwongen zouden worden tot teruggave van
het beschermheerschap over de heilige plaatsen. Frankrijk en Groot-Brittannië besloten echter
hun vloot gereed te maken voor een oorlog. Maar tegelijkertijd werd in Wenen een
conferentie georganiseerd om de crisis op te lossen. Allen de Turken waren niet uitgenodigd.
De sultan van Turkije verklaarde op 18 oktober 1853 de Russen de oorlog, in de
veronderstelling dat de Engelsen hem zouden steunen. Dit was het officiële begin van de
Krimoorlog, die zou duren van 1853-1856.
2.2 Verloop van de oorlog
Diplomatieke middelen hadden gefaald. De Russen namen de oorlogsverklaring van de
Turken hoog op en in november 1853 vernietigden zij bij Sinope bijna de hele Turkse vloot.
In januari stoomden de Engelsen en de Fransen de Zwarte Zee op. Eind maart 1854
verklaarden beide mogendheden Rusland officieel de oorlog. Op 14 september 1854 landde
een Frans-Britse troepenmacht van 54.000 man op het schiereiland de Krim waar zich Turkse
legereenheden bij aansloten.
Voor de winter inviel waren er drie belangrijke slagen uitgevochten, waarbij vooral de
Engelsen uitblonken door domme acties:
De slag bij de rivier de Alma op 20 september 1854. Deze werd gewonnen door de Engelsen,
maar ze deden daar verder niets mee.
De slag bij Balaklava op 2 oktober 1854. Engelse Lichte Brigade leed zware verliezen.
Bij de derde slag raakten de legers elkaar kwijt in de mist en raakten de Engelsen een groot
deel van hun voorraden kwijt en een groot aantal schepen zonk.
De Russen hoopten op de hulp van de strenge Russische winter. Het zou echter nog een jaar
duren voordat de Russen verslagen waren. Tot die tijd lag het geallieerde leger in loopgraven
voor de stad. Zoiets was in de oorlogvoering nog nooit voorgekomen.
De Engelsen lieten het veroveren van Sebastopol over aan de Fransen en durfden het enige
fort dat nog in Russische handen was niet aan te vallen. Op 9 september 1855 viel Sebastopol.
Kort daarna starten er onderhandelingen in Parijs.
2.3 Oorlogsvoering
Verklaringen voor het feit dat Rusland deze oorlog verloor:
Rusland werd op meerdere fronten aangevallen;
Rusland moest overal troepen paraat houden;
Rusland kreeg te maken met blokkades van al zijn toegangen tot de zee, waardoor het
moeilijker werd de troepen te bevoorraden (200.000 manschappen);
Rusland kon door de blokkades moeilijk exporteren.
In de volgende drie gebieden vonden ook militaire activiteiten plaats:
De zee van Azov, achter de Zwarte Zee.
De Oostzee, met de toegang tot St.Petersburg, de toenmalige hoofdstad van Rusland.
Het gebied rond de Donauvorstendommen.
Een succesvolle actie van de geallieerden was de verovering van de straat van Kertch, de
zeestraat naar de Zee van Azov. Moderne communicatiemiddelen zoals de telegraaf maakten
een goede berichtgeving aan elkaar mogelijk. Groot-Brittannië beschikte over een grote en
effectieve zeemacht en het gebruik van maritieme middelen( 300 schepen) bleek uiteindelijk
van groot belang voor het winnen van de Krimoorlog. Vooral de blokkade van de Oostzee,
waardoor St.Peterburg bedreigd werd speelde een rol. En in de Balkan rond de Donau werd
Rusland in de steek gelaten door Oostenrijk. Oostenrijk bezette de Donauvorstendommen
Moldavië en Walachije, die Rusland net ontruimd had en hield 300.000 soldaten paraat aan de
grens met Rusland
2.4 Economie en oorlog
De Krimoorlog was de eerste grote oorlog sinds 1815 waarbij grote mogendheden betrokken
waren. Men dacht met zo weinig mogelijk middelen veel te kunnen bereiken. Vooral
Engeland en Frankrijk gingen uit van een korte, doelgerichte oorlog en poogden het front
waar daadwerkelijk gevochten werd zo beperkt mogelijk te houden. Het werd een korte
oorlog, de legers waren snel op de been en werden gefinancierd met beperkte middelen.
Toen Sebastopol echter niet voor de winter van 1854 kon worden veroverd was dat een
tegenvaller en door de inzet van de marine liepen de kosten snel op. De Engelsen betaalden
bijvoorbeeld 76 miljoen pond.
Gedurende de oorlog werd de zwakke economische positie van het Turkse Rijk duidelijk. Het
bleek slechts in staat tot een beperkte militaire steun, zeker nadat de vloot bij Sinope was
vernietigd.
2.5 Soldaten in de oorlog
Soldaten bleken niet goed uitgerust te zijn waardoor velen omkwamen. Ook het uitbreken van
een cholera-epidemie in Varna, waar het Brits-Franse leger in juli 1854 zijn kamp had
opgeslagen droeg daar aan bij.
De erbarmelijke omstandigheden waarin vooral de Engelse soldaten terechtkwamen zijn als
volgt te verklaren:
Het leger had gerekend op een snelle overwinning;
Het haventje van Balaklava waar het Engelse leger voor bevoorrading op was aangewezen,
was te krap en nauwelijks geschikt voor aan- en afvoer van goederen. De Fransen hadden een
betere haven;
De bureaucratie in het Engelse leger stond een efficiënte bevoorrading in de weg;
De verzorging van gewonden en zieken werd in Engeland niet gezien als een taak van het
leger. In het Franse leger deden nonnen dat;
In het Franse leger speelden standverschillen een veel minder grote rol.
De media maakten de bevolking bewust van de erbarmelijke omstandigheden. En juist toen
was er in Engeland een dame uit de gegoede burgerij, Florence Nightingale (1820-1910), tot
de conclusie gekomen dat de verpleging een geschikt beroep zou zijn voor een dame uit de
betere klassen. De minster van Oorlog vroeg haar om de verpleging van gewonde soldaten in
de Krim beter te organiseren en beloofde haar 'onbeperkte middelen van de overheid' om
datgene te kunnen aanschaffen waarvan zij dacht dat het nodig was.
Ze vertrok met 38 verpleegsters en werd gestationeerd in het grote ziekenhuis Scutari, vlak bij
Constantinopel. Ze werd 'the lady with the Lamp' genoemd, omdat ze s' nachts als enige
toegang had tot de ziekenzalen.
Gedurende de eerste winter dat ze in Scutari verbleef, stierven er meer dan 4.000 mannen.
Een half jaar later stierf nog maar 2% door een betere organisatie en de introductie van zeep
en schoonmaakborstels voor de latrines. Dat succes was niet direct aan Florence Nightingale
te danken maar door aanbevelingen van een inspectieteam dat zich bezighield met de sanitaire
omstandigheden. Zelf kreeg ze ook cholera, maar ze overleefde het. Na terugkomst uit de
Krim in september 1856, schreef ze rapporten, waarin ze aandrong op reorganisatie van
militaire ziekenhuizen en een handboek voor verpleegsters.
Tevens ging men zich afvragen of er geen betere regels moesten komen voor de
oorlogsvoering. Maar Florence Nightingale had het voor elkaar gekregen dat er nu in ieder
geval werd geaccepteerd dat vrouwen als verpleegster konden werken. Zij maakte daarmee de
weg vrij voor vrouwen die betaalde arbeid wilden verrichten en zij speelde een rol in het op
gang brengen van de vrouwenbeweging.
2.6 Burgers en oorlog
Napoleon de III (1808-1873) was in de veronderstelling dat het Franse volk de oorlog tegen
de Russen zou toejuichen( maar dat viel tegen), maar belangrijker was waarschijnlijk zijn
eigen streven naar roem en aanzien onder de vorsten in Europa. Hij was immers door een
revolutie aan de macht gekomen.
Het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen maakte het de vorsten mogelijk zich actiever
met de oorlog te bemoeien dan vroeger.
Napoleon de III was een autoritaire heerser, die zich weinig aantrok van het parlement.
Ondanks het feit dat Frankrijk algemeen kiesrecht voor mannen had ingevoerd.
De Engelse bevolking juichte de oorlog in het begin juist toe, maar toen succes uitbleef,
veranderde dat. De regering Aberdeen kreeg te maken met rellen en demonstraties en het
parlement eiste een onderzoek, wat leidde tot het aftreden van de regering. De regering die er
na kwam zorgde voor een veel betere bevoorrading en verzorging van het leger.
2.7 Pers en propaganda
Gedurende de gehele oorlog is de invloed van de media en de publieke opinie in Engeland
groot geweest. Na de desastreuze winter van 1854 en de verslagen daarover in de Londense
Times werd er een 'Times Fund' in het leven groepen om de soldaten van de noodzakelijke
goederen te voorzien. In het voorjaar van 1855 was de situatie enorm verbeterd. Vooral de
beschrijvingen in de Times van William H.Russel over de charge van de Lichte Brigade (zie
2.2) maakte veel indruk maar ook de beschrijvingen van Thomas Chenerey over de
toestanden in het ziekenhuis in Scutari, waar hij beschreef dat er zelfs niet aan werd gedacht
aan verband om de wonden te verbinden, maakten veel indruk, In 1856, na de oorlog, stelden
de Engelsen censuur in op de oorlogsverslaglegging.
2.8 Gevolgen van de Krimoorlog
Tsaar Nicolaas de I wilde na de overwinning in Sebastopol de oorlog voortzetten. Hij kwam
echter te overlijden door een longontsteking en werd opgevolgd door Alexander III, die wel
bereid was tot vredesonderhandelingen.
De Krimoorlog eindigde met de Vrede van Parijs van 1856. Men kwam daarbij het volgende
overeen:
De Bosporus en Dardanellen werden gesloten voor oorlogsschepen van alle mogendheden;
De Zwarte Zee werd een neutraal gebied, de Russen mochten geen vloot meer stationeren in
het Zwarte Zeegebeid;
De Russen mochten niet langer optreden al beschermers van de christenen in het Turkse Rijk
(ook niet op de Balkan).
Het Turkse Rijk moest beloven zijn rijk te hervormen en minder afhankelijk te worden van
buitenlandse mogendheden. Tot die tijd werd het voortbestaan van het Turkse Rijk door
Frankrijk en Engeland gegarandeerd.
De directe gevolgen waren:
Het verbreken van de Grote Alliantie tussen Oostenrijk en Rusland.
De tegenstrijdige belangen op de Balkan werden nu duidelijk en zouden nog vergaande
consequenties hebben voor Europa.
Frankrijk had weer een sterke positie op het Europese vasteland verworven.
Engeland bleef de belangrijkste macht op zee en hoefde niet meer bang te zijn voor een
Russische dreiging in de richting van de Middellandse Zee.
De medische voorzieningen in het leger werden verbeterd.
De media kregen voortaan te maken met censuur.
Het Turkse Rijk bleef over als de zieke man van Europa. Beloofde hervormingen kwamen
niet van de grond. Er ontstond wel een discussie over de vraag of het Turkse Rijk terug moest
keren naar een islamistisch bewind.
Hoofdstuk 3: De Frans-Duitse oorlog
Historisch kader
Frankrijk
In november 1848 werd Lodewijk-Napoleon, neef van Napoleon, tot president gekozen en in
1852 tot keizer Napoleon III gekroond.
Economisch ging het Frankrijk tijdens de eerste jaren van zijn bewind goed. Veel geld kwam
er beschikbaar voor de uitbreiding van het spoorwegennet. De productie van kolen en ijzer
verdriedubbelde, net als de handel met het buitenland. Parijs werd een stad met brede open
boulevards en werd het stralend centrum van de economische vooruitgang.
In de betrekkingen met het buitenland wenste Napoleon III vooral vrede. In de praktijk liep
het echter anders (Zie de Krimoorlog). Napoleon streefde naar samenwerking met de grote
mogendheden, maar dan wel onder leiding van Frankrijk. Pas na 1866 kreeg Napoleon III in
de gaten dat de ontwikkeling van Pruisen wel eens een bedreiging zou kunnen vormen voor
Frankrijk. Toen dit duidelijk werd, was het eigenlijk al te laat.
Pruisen
Koning Wilhelm I had in 1861 zijn zieke broer Friedrich Wilhelm opgevolgd. Daarmee werd
de hoop op een Duitse eenwording nieuw leven ingeblazen. Al sinds het eind van de
Napoleontische oorlogen streefden Duitse nationalisten naar de eenwording van Duitsland.
Toen er in 1848 een nieuwe revolutie uitbrak, dachten ze dat het tijdstip nu echt was
uitgebroken. Maar die revolutie leidde tot niets concreets.
Wilhelm I (1797-1888) wilde militaire versterking van Pruisen. Daarom vond hij
legerhervorming noodzakelijk. Maar het liberale parlement zag versterking van het leger en
dus van de monarchie niet zitten. Koning en parlement kwamen met elkaar in botsing en
Wilhelm dreigde met aftreden. Wilhelm haalde Otto van Bismarck over om minister-president
van Pruisen te worden. Diens ideaal was de totstandkoming van de Duitse eenheid onder
leiding van Pruisen. Tegen de wil van het parlement voerde hij de gewenste moderniseringen
van het leger door.
Bismarck (1815-1898) was door zijn autoritaire optreden niet populair, maar dat veranderde,
toen hij in een tweetal oorlogen overwinningen boekte. In 1864 trad Pruisen op tegen de
Denen, die de hertogdommen Sleeswijk en Holstein wilden annexeren. Maar Sleeswijk en
Holstein kwamen onder Pruisisch bestuur. In 1866 trokken de Pruisen ten strijde tegen de
Oostenrijkers om uit te maken wie van de twee de machtigste was in Duitsland. Bismarck
won de strijd. De nieuwe machtsverhoudingen kwamen tot uiting in de oprichting van de
Noord-Duitse Bond in 1867. Pruisen kreeg de leiding in de Bond en Oostenrijk mocht niet
meer meedoen.
3.1 Aanleiding en oorzaken van de Frans-Duitse oorlog
In 1870 waren de Spanjaarden op zoek naar een geschikte kandidaat voor de troonopvolging.
De Pruisische Leopold von Hohenzollern leek een goede keuze. Hij was katholiek en
getrouwd met een Portugese prinses. Bismarck drong aan op aanvaarding van dat aanbod. Op
21 juni 1870 was de zaak rond. De Fransen reageerden furieus. Ze waren bang dat de Duitsers
veel te veel macht zouden krijgen in Europa en eisten onmiddellijk terugtrekking van de
kandidatuur en wilden een verklaring van Wilhelm dat zoiets nooit meer zou gebeuren.
Deze was bepaald niet op oorlog uit en was wel geïrriteerd geraakt. Bismarck was het met
hem eens en besloot er gebruik van te maken. De Duitse eenwording zou wel eens behoorlijk
versneld kunnen worden met het stevige cement van een oorlog tegen Frankrijk. Frankrijk
moest de oorlog beginnen. Dat zou het beste zijn voor de goede naam van Pruisen.
Wilhelm wilde niet opnieuw de Franse ambassadeur ontvangen en stuurde op 13 juli 1870 een
verslag naar Bismarck in een beroemd geworden telegram Emser Dépêche (telegram uit Ems).
Nadat Bismarck de tekst van het telegram aanscherpte, stuurde hij het naar de krant. Toen
brak de hel los in Parijs en Berlijn waar nationalistische gevoelens de kop op staken.
Napoleon wilde geen oorlog, maar zag zich gedwongen de eer van Frankrijk te redden. Nog
dezelfde avond gaf hij bevel het leger te mobiliseren. Vijf dagen later, op 19 juli 1870,
overhandigde hij de officiële oorlogsverklaring aan de regering van Pruisen, Bismarck had
zijn zin.
3.2 Verloop van de Frans-Duitse oorlog
Voor de meeste mensen kwam de oorlog als een totale verrassing. Maar de Franse bevolking
was enthousiast. De kranten waren juichend over de oorlogsverklaring en spraken van 'de
respectloze Duitse houding' ten opzichte van Frankrijk.
Ook in Berlijn demonstreerde men voor de oorlog. In veler ogen was de tegen Frankrijk
uitgelokte oorlog een revanche voor de Napoleontische veroveringsoorlogen.
Voor de Fransen was de oorlog van het begin af aan een fiasco. De oorzaak hiervan was de
volstrekt chaotische mobilisatie van het leger. Voor Franse winst in deze oorlog was een
overwicht aan manschappen en wapens echter noodzakelijk. Maar door het uiterst trage en
ingewikkelde Franse mobilisatie-systeem waren veel soldaten nog onderweg naar het front op
het moment dat Napoleon zich al overgaf aan Bismarck.
In hoog tempo verloren de Fransen slag na slag en bij het laatste treffen van de twee vijandige
legers bij Sedan was het gedaan met de Fransen. De doodzieke Napoleon, die door een
ernstige nierziekte al nauwelijks op zijn paard kon zitten, capituleerde op 2 september 1870 en
liet zich gevangen nemen.
De bevolking van Parijs was zeer teleurgesteld en gaf de aanzet tot de val van de regering.
Keizerin Eugenie vluchtte met haar gevolg naar Engeland. Vanuit een venster van het
stadhuis riep de revolutionair Gambetta de Derde Republiek uit en werd er een nieuwe
regering gevormd.
Onmiddellijk begon deze regering met de voorbereidingen voor een nieuwe oorlog. Want met
de overgave van Napoleon III was de strijd nog niet voorbij. Duitse troepen rukten, zuipend
en plunderend, op naar Parijs.
Op 20 september was Parijs omsingeld maar veroveren was moeilijk door de
verdedigingsstelsels rond Parijs, de aanwezigheid van een verdedigingsmacht en door de
aanwezigheid van de francs-tireurs. Dat waren vrijwilligers die het de Duitsers erg moeilijk
maakten door hun Guerrila -aanvallen.
Maar de Duitsers hoefden niet te vechten en pasten de methode van uithongering van de
Parijse bevolking toe. Met 2 miljoen monden te voeden was de situatie in oktober 1870 al vrij
hopeloos geworden. Terwijl de Duitse legerleiding vasthield aan de uithongeringstrategie
wilde Bismarck Parijs bombarderen. Bismarck kreeg zijn zin en Parijs werd vanaf 5 januari
1871 gebombardeerd.
Tegen het einde van januari 1871 was de situatie in de stad uitzichtloos geworden. De Franse
regering zocht contact met Bismarck om te onderhandelen over een wapenstilstand. Op 27
januari 1871 werd een akkoord bereikt. De Fransen moesten de forten overdragen, maar niet
de stad. De oorlog was voorbij en Frankrijk had verloren. Voor de Duitsers kwam het akkoord
net op tijd omdat het steeds problematischer werd het enorme leger te bevoorraden.
Nog voor de capitulatie van Parijs werd op 18 januari 1871 in de Spiegelzaal van het paleis
van Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen onder leiding van Wilhelm I (zie afbeelding).
Het werkelijke einde van de oorlog volgde pas na de definitieve vredesregeling in de Vrede
van Frankfurt. De Fransen betaalden een hoge prijs. Ze moesten het departement Elzas en
deels Lotharingen afstaan en 5 miljard franken oorlogsheffing betalen.
3.3 Oorlogsvoering
Na het einde van de Napoleontische oorlogen bestond er geen reden meer om een omvangrijk
leger op de been te houden. Zolang er zich geen grote bedreigingen van buitenaf voordeden.
Het leger kwam daardoor geïsoleerd te staan en minder gewaardeerd.
In Pruisen waren de legerhervormingen van 1813 tenietgedaan. Het leger werd weer kleiner
en de hogere functies werden opnieuw een exclusieve adellijke aangelegenheid. Het
Pruisische leger diende vooral om interne problemen, zoals revoluties van opstandige burgers,
neer te slaan. Toen Willem I koning van Pruisen werd kreeg Pruisen te maken met een
eersteklas militair, die nog in 1814 tegen Napoleon gevochten had en dol op het leger was.
Met de hulp van Bismarck drukte hij de militaire hervormingen door.
Het budget voor defensie ging flink omhoog;.
De militaire dienstplicht werd ingevoerd en die niet minder dan 7 jaar duurde;
Nieuwe wapens werden ontwikkeld;
Nieuwe spoorwegen werden aangelegd ten behoeve van de troepen en de bevoorrading;
Er kwam een speciale afdeling militaire logistiek.
Frankrijk
Ook in Frankrijk werd het leger na 1815 in sterkte teruggebracht. De algemene dienstplicht
bleef wel bestaan, maar kreeg een eigen invulling. Tot 1870 werd via loting uit het aantal
benodigde manschappen geselecteerd. Ook deze soldaten moesten niet minder dan 7 jaar
dienst doen. Daarna was het te laat om een ander beroep te leren dus bleef men de rest van
zijn leven bijtekenen. Maar als men genoeg geld had kon je iemand kopen die in jouw plaats
het leger inging. Men kon zich zelfs verzekeren tegen het trekken van dat verschrikkelijke lot.
In 1866 schatte de Franse militaire autoriteiten de omvang van het Pruisische leger op 1,2
miljoen soldaten, terwijl het Franse leger slecht uit 288.000 soldaten bestond. Napoleon III
wilde nu een forse uitbreiding van het leger door het instellen van een langere dienstplicht en
een grotere lichting.
Uiteindelijk werd er een wet aangenomen, waarbij rond 1875 een leger van 800.000 man zou
ontstaan. Daarnaast zou de Nationale Garde, een burgerwacht die ontstaan was bij het
uitbreken van de Franse Revolutie, groeien tot 500.000 manschappen. Met een oorlog op
korte termijn hield men geen rekening.
Een zekere meneer Chassepot werkte al tien jaar aan de verbetering van de vernieuwing van
het geweer. Zijn versie kon liggend herladen worden en had een bereik van 1200 meter. Het
Pruisisch geweer had slechts een bereik van 600 meter. Vlak voor 1870 kwamen er 1 miljoen
Chassepots beschikbaar voor het leger.
3.4 Economie en oorlog
De basis van de Franse economische groei was de kredietverlening. Het bank- en
kredietwezen breidde tijdens het keizerrijk fors uit. Zo kwam er een hoop geld beschikbaar
voor bijvoorbeeld uitbreiding van de spoorwegen en hervormingen van het leger. Er
bestonden vrijwel geen belemmeringen voor in- en uitvoer naar het buitenland. Maar als de
oorlog uitbreekt, is de economische voorspoed echter snel voorbij.
Doordat veel soldaten op het land werden opgeroepen bleef het werk overal in het land liggen.
Maar er moesten ook monden gevoed worden op plaatsen waar geen voedsel was. Vooral
Parijs had daar door de uitputtingsstrategie van de Duitsers erg onder te lijden. Daarbij brak er
ook nog op het platteland de runderpest uit.
Pruisen beleefde ook een periode van groei. Net als in Frankrijk komt er in de tweede helft
van de negentiende eeuw de industriële ontwikkeling op gang. Veel van de arme
plattelandsbevolking trekt naar de steden en vond werk in de staal- en chemische industrie. De
oorlog zorgde ook hier voor een periode van stagnatie, maar die was van korte duur. Na de
oorlog groeide het aantal bedrijven en spreekt men door de technische en wetenschappelijke
vernieuwingen zelfs van een tweede industriële revolutie. Dat werd zeker ook bevorderd door
het feit dat Duitsland nu één staat was geworden.
Door de industriële revolutie bleven de economische gevolgen van de oorlog gering voor
beide landen. Frankrijk was zelfs in staat met weinig moeite de opgelegde oorlogsschade van
5 miljard franken te betalen aan Duitsland.
3.5 Soldaten in de oorlog
In de vijf maanden oorlog verloren 150.000 soldaten het leven. Bijna 100.000 raakten gewond.
Niet de oorlogshandelingen zelf maar uitputting en ziekten eisten hun tol en de uitbraak van
een pokkenepidemie maakte veel slachtoffers. Er vielen ook meer doden door het gebruik van
betere en snellere wapens. Bij de Duitse legerleiding werd het grote aantal slachtoffers wel
opgemerkt, maar niet als een probleem gezien, zolang er sprake was van een korte oorlog.
Toen de oorlog echter langer dreigde te worden, koos men om politieke redenen voor een
snelle afloop van de strijd.
Het Rode Kruis, opgericht in 1864 te Genève door Henri Dunant, trok zich het lot van de
soldaten aan. Bij de slag bij Solferino in 1859, toen Frankrijk vocht tegen de Oostenrijkers
bleven 40.000 gewonden op het slagveld achter. Ze kregen geen medische verzorging, geen
water en geen eten. Dunant besloot daarop tot een Burgerlijk beschavingsoffensief en richtte
het Rode Kruis op. Hij wilde dat het Rode Kruis haar werk zou doen binnen de regels van het
oorlogsrecht. Dunant koos een andere omgang met de oorlog en zijn slachtoffers dan Florence
Nightengale. Zij vond vanuit haar pacifisme dat het leger zelf voor zijn gewonden moest
zorgen. Organisaties als het Rode Kruis zouden het leed van de oorlog alleen maar
verhevigen.
3.6 Burgers en oorlog
De Franse hoofdstad was sinds het begin van de oorlog bijna in inwonersaantal verdubbeld.
Dat leidde natuurlijk tot veel problemen op allerlei gebied. Daarnaast maakten honger en
ziekten en de strenge vrieskou een grote rol.
Na de wapenstilstand werden in Frankrijk verkiezingen gehouden voor een nieuw parlement
en een nieuwe regering. Tot ontzetting van de republikeinen werden vooral aanhangers van de
monarchie in het parlement gekozen. Het vertrek van de Duitsers bood de revolutionairen de
gelegenheid in opstand te komen Ze kozen een eigen radicaal bestuur: Commune van Parijs.
Vijf weken lang vormde Parijs een eigen onafhankelijke linkse vrijstaat. Toen opende de
regering de aanval op de stad. In zeven dagen werd Parijs straat voor straat weer
terugveroverd. Grote delen van de stad werden in brand gestoken. De regeringstroepen traden
op met grote wreedheid.
3.7 Pers en propaganda
De oorlog werd in de pers op de voet gevolgd en aan beide zijden kreeg de lezer veel
vijandigheid voorgeschoteld. Want de oorlog stond volgens de correspondenten in dienst van
een hoger doel, zoals het verdedigen van de christelijke waarden tegen een barbaarse vijand.
3.8 Gevolgen van de oorlog
De Fransen voelden zich vernederd en wilden vergelding voor wat hen was aangedaan. Dit
voedde het Franse nationalisme. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog zou dit blijken.
Duitsland begon als eenheidsstaat een nieuwe periode in zijn geschiedenis. In Europa nam het
land de leidende positie van Frankrijk over. De Duitse economie kende kort na de oorlog een
enorme bloeiperiode. Dit kwam onder andere door het vele Franse geld dat naar het land
stroomde.
Zo weinig status dat het leger had gedurende het eerste gedeelte van de negentiende eeuw, zo
groot was die nu. In navolging van Duitsland voerden ook andere Europese landen de
algemene dienstplicht in. De offensieve manier van oorlogsvoering werd overgenomen, met
de desastreuze gevolgen daarvan in de Eerste Wereldoorlog.
Hoofdstuk 4: De Eerste Wereldoorlog
Historisch kader
Na de Frans-Duitse oorlog
De Fransen wilden Elzas-Lotharingen terug dat ze na de nederlaag aan Duitsland, in 1871,
hadden moeten afstaan. Dit omdat er veel zware industrie was en omdat het de grensstreek
met Duitsland was.
Duitsland onderging een complete industriële revolutie. In 1913 produceerde Duitsland al
evenveel staal als Frankrijk en Engeland samen. Keizer Willem I zocht ook naar
internationaal aanzien. Wilhelm II voerde kortom een 'Weltpolitik'.
De Duitsers verwierven Duits Zuid-West -Afrika (Namibië), Kameroen en Duits Oost-Afrika
(Tanzania). Maar een groot deel van Afrika was al in handen van Engeland en Frankrijk.
Willem II kwam in 1905 vergeefs met een oorlogsschip naar Tanger en in 1911 was er weer
een Marokkocirsis. Maar ook dat mislukte en Frankrijk bleef in Marokko.
Duitsland sloot vriendschap met Oostenrijk-Hongarije en Italië, de Triple Alliantie (1882).
Onder druk van de Duitse economische en politieke groei sloten Frankrijk en Rusland zich
aaneen in 1894 in de Alliantie. Beide landen verklaarden elkaar te zullen steunen bij een
eventuele Duitse aanval.
Willem II moest voortaan rekening houden met een Tweefrontenoorlog.
De Engelsen gaven nu ook hun 'splendid isolation' op (zich zo min mogelijk met Europa
bemoeien). Toen Duitsland een steeds grotere handelsvloot en marine kreeg kwam Londen bij
de Frans-Russische Alliantie. Engeland en Frankrijk sloten eerst een Entente Cordiale (1904)
en enkele jaren later met Rusland erbij de Triple Entente (1907). Zie kaart!
Op de Balkan
Bij de Triple Entente gaf Engeland de anti-Russische politiek op. Toen de Turkse sultan zijn
belofte tot hervorming en minder afhankelijk te worden van buitenlandse mogendheden niet
nakwam kwamen de Jonge Turken in opstand. Zij waren voor;
modernisering van het Turkse Rijk;
met minder invloed van de islam op de politiek;
tegengaan van de verdere afbrokkeling van het Turkse Rijk.
Roemenië, Bulgarije en Servië waren al in 1878 losgeraakt van het Turkse Rijk en Bosnië
kwam toen onder Oostenrijks bestuur. In 1905 verloor Rusland een oorlog met Japan. De
tsaar ging zich nu weer meer richten op de Balkan, ook omdat hij bang was voor een sterker,
gemoderniseerd Turkije.
De Tsaar sloot een overeenkomst met Oostenrijk-Hongarije en dat leidde tot de eerste
Balkancrisis (1908). Oostenrijk-Hongarije annexeerde tot woede van de Turken Bosnië. Het
Turkse Kreta sloot zich bij Griekenland aan en Servië was kwaad, want dat wilde er juist
Bosnië bij hebben. In 1911 verklaarde Italië de oorlog aan Turkije en veroverde Tripoli in
Lybië. Bulgarije, Griekenland en Servië dachten nu hun grondgebied ten koste van Turkije te
vergroten en de Eerste Balkanoorlog was een feit(1912).
Onderlinge ruzie leidde tot een Tweede Balkanoorlog (1913) Servië, Griekenland, Roemenië
en Turkije (!) tegen Bulgarije. Het Turkse Albanië werd na internationale diplomatieke druk
onafhankelijk.
De beide Balkanoorlogen versterkten de greep van Oostenrijk-Hongarije op de Balkan en
frustreerden de Serviërs en Rusland. De Eerste wereldoorlog die in 1914 uitbrak was eigenlijk
begonnen als de Derde Balkanoorlog.
Economische en maatschappelijke veranderingen
Rond 1900 maakten nieuwe uitvindingen, zoals de auto, de telefoon, de elektrische tram, de
metro en later het vliegtuig grote indruk. Er ontstonden nieuwe industrieën, zoals de
chemische en elektrotechnische industrie.
De landbouwproductie steeg door het gebruik van kunstmest. De levensstandaard verbeterde
sterk, o.a. dankzij de bestrijding van ziekten als pest, tyfus, tetanus en difterie, waardoor het
sterftecijfer daalde.
De tegenstelling tussen rijke ondernemers en de massa van industriearbeiders werd steeds
groter. Er werden vakbonden opgericht en ontstonden socialistische partijen. In de politiek
hielden de kapitalisten vast aan hun macht en spanden samen met de vorsten om de arbeiders
in het gareel te houden.
De positie van de vrouw veranderde tijdens de industrialisatie. Ze konden in de fabrieken
gaan werken. Maar ook in de administratieve sector was genoeg werk. Vrouwen eisten wel
gelijke behandeling, gelijke beloning en zij wilden kiesrecht. In Engeland gingen de
Suffragettes over tot harde actie.
Dankzij verbetering van het onderwijs steeg het algemeen opleidingsniveau. Er ontstond een
moderne massamaatschappij.
4.1 Aanleiding en oorzaken van de Eerste Wereldoorlog
De aanleiding vormde de moord op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije, Frans Ferdinand
en zijn vrouw, door de Servische nationalist Gavrilo Princip op 28 juni 1914. Onderlinge,
sudderende conflicten kwamen tot een uitbarsting. Diplomaten probeerden het tij nog te keren,
maar het ene na het andere land mobiliseerde en hoopte op een snelle overwinning.
Stap voor stap
Oostenrijk-Hongarije gaf Servië de schuld en uit angst voor de reactie van Rusland zocht het
steun bij Duitsland. Duitsland gaf Oostenrijk-Hongarije als het ware een 'blanco cheque'.
Oostenrijk-Hongarije
Toen bleek hoe het systeem van bondgenootschappen werkte. Rusland mobiliseerde zijn
troepen langs de grens met Oostenrijk-Hongarije en Duitsland. Duitsland voelde zich
bedreigd. Op 1 augustus verklaarde Duitsland daarom de oorlog aan Rusland. Twee dagen
later verklaarde Duitsland ook de oorlog aan Ruslands bondgenoot Frankrijk. Toen het Duitse
leger door het neutrale België trok, omdat het Parijs vanuit het noorden wilde omsingelen,
was dat voor Groot-Brittannië aanleiding om Duitsland de oorlog te verklaren. Zo
veroorzaakte de vonk in het kruitvat van de Balkan binnen een week een Europese vuurstorm,
die vier volle jaren zou woeden.
Wat waren de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog?
Oorzaak I: Nationaliteitenproblemen en tegenstellingen in Oost-Europa.
Binnen de grote rijken wilden minderheden met dezelfde taal en cultuur de onafhankelijkheid.
Griekenland, Roemenië, Bulgarije, Servië en Albanië gaven het voorbeeld. De Servische
nationalisten kregen om vier redenen steun van Rusland:
De Russische taal is ook een Slavische taal;
Rusland was ook christelijk (orthodox).
De concurrentie met Oostenrijk-Hongarije en Turkije op de Balkan en over de toegang tot de
Zwarte Zee;
De frustratie over de Balkancrisis en de twee Balkanoorlogen.
Voor Oostenrijk-Hongarije gold het volgende:
Afrekenen met het zelfstandige Servië, onder andere uit angst voor de Servische nationalisten
in Oostenrijk-Hongarije zelf;
De twist met Rusland over de Balkan uitvechten;
Het verder uiteenvallen van het rijk, zoals in een Hongaars en Oostenrijks deel, voorkomen.
Maar ook de zwakte van het Ottomaanse Rijk speelde een rol.
Oorzaak II: Modern Imperialisme en nationalisme
De vernedering van de Fransen van 1870 verhevigde het Franse Nationalisme;
De Engelsen waanden zich superieur aan de volkeren van het vasteland van Europa;
In naam beheersten de Turken nog een flink deel van het Midden-Oosten, maar in
werkelijkheid waren de Engelsen en de Fransen er de baas. Het Suezkanaal was Brits-Frans
bezit en vrijwel geheel Noord-Afrika was in Franse en Spaanse handen;
De Arabieren in het Turkse Rijk wilden onafhankelijk zijn;
In de negentiende eeuw ontstond er een race om koloniën. Dat wakkerde de onderlinge
tegenstellingen alleen maar aan, maar ook het gevoel dat Europese volkeren beter en
beschaafder waren dan die van buiten Europa;
Duitsland dat pas als eenheidsstaat in 1871 was ontstaan meende ook recht te hebben op
koloniën (Marokko-crisis), maar Afrika was al verdeeld;
Duitsland dreigde door de snelle industrialisatie Engeland en Frankrijk te overvleugelen.
Wilhelm II vond dat zijn land in de Europese politiek de eerste viool moest spelen.
Oorzaak III Wapenwedloop en Militarisme
Het kolonialisme wakkerde de wapenwedloop aan. Duitsland gebruikte het staal om
marineschepen, kanonnen en transportmiddelen te maken;
Engeland begon een wapenwedloop ter zee. In 1906 kwam het eerste moderne Engelse
slagschip in dienst : de Dreadnought, uitgerust met stoomturbines en daarmee het snelste
schip ter wereld;
In reactie ging ook Duitsland 'Dreadnoughts' bouwen.
De Frans-Duitse oorlog had laten zien hoe kwetsbaar een aanval van grondsoldaten, de
infanterie, kon zijn. Een oplossing bood het inzetten van kanonnen, die door de industriële
revolutie steeds zwaarder en krachtiger werden;
De aanleg van spoorwegen kreeg door de zware kanonnen een extra impuls;
Ook Rusland bouwde oorlogsschepen en legde spoorwegen aan;
Frankrijk verhoogde de uitgaven voor bewapening met 80%. Zij kozen vanwege hun
aanvalsstrategie voor lichte kanonnen en snel inzetbare infanterie.
Er was ook sprake van militarisme (het overwaarderen van militaire macht en alles wat daar
mee samenhangt).
Militairen stonden in hoog aanzien;
Militaire waarden als opofferingsgezindheid, vaderlandsliefde, eer en steun aan de
koning/keizer speelden een grote rol;
De militaire uitgaven van landen bedroegen vaak meer dan de helft van het nationale inkomen;
Regeringen waren vaak in handen van militairen.
Oorzaak IV De Bondgenootschappen
Zoals we al hebben gezien waren er twee bondgenootschappen ontstaan de Triple Alliantie en
de Triple Entente. Zie kaart in Historisch kader. Tijdens de oorlog zouden hier nog landen bij
komen, zoals de VS en Italië bij de Geallieerden.
Von Schliefenplan en Plan XVII
Het Duitse opperbevel hanteerde de strategie van de eerste klap uitdelen. Keizer Wilhelm liet
het Von Schlieffenplan ontwerpen: eerste afrekenen met Frankrijk en dan alle troepen naar het
oosten om Rusland aan te pakken.
De Franse legercommandant Joffre bedacht Plan XVII. De les van 1870 was: val meteen aan
en verleg de oorlog naar Duits grondgebied door een snelle en grootschalige aanval via Elzas
en Lotharingen. De zwakte van Plan XVII was dat het Franse leger daardoor alleen maar kon
aanvallen en dat de bewapening licht was vanwege de snelheid die moest worden
aangehouden.
Internationale solidariteit?
Ook de sociaal-democratische partijen in Duitsland, Frankrijk en Engeland stemden voor de
oorlogsbegroting en voor oorlogsvoering. Alleen de vrouwenbeweging sprak zich tegen de
oorlog uit en hield vast aan haar pacifisme.
4.2 Verloop van de oorlog
In de nacht van 3 op 4 augustus 1914 vielen de Duitsers België aan, op weg naar Frankrijk.
Een snelle korte oorlog en het zou afgelopen zijn. Omdat Duitsland België aanviel, verklaarde
Engeland nu ook de oorlog aan Duitsland.
Van Grote Oorlog tot Wereldoorlog
Doordat er ook troepen uit de koloniën in Europa aan de strijd gingen deelnemen ontstond er
een echte Wereldoorlog. Maar er werd ook buiten Europa gevochten, zoals de strijd van de
Engelsen in het Midden-Oosten tegen de Turken om Mesopotamië en Bagdad. De
duikbotenoorlog verspreidde zich over bijna alle wereldzeeën. Ten slotte namen de
Amerikanen in 1917 ook deel aan de strijd en mengden Japanse troepen zich in het Verre
Oosten in de oorlog.
Tweefrontenoorlog
Binnen Europa waren er twee fronten ontstaan Het Oostfront en het Westfront. Daardoor
waren de Centralen in een lastige situatie terechtgekomen. Terwijl de Duitsers door België
trachten te trekken richting Frankrijk, om Parijs te omsingelen, vochten opperbevelhebber
Von Hindenburg en generaal Ludendorff in het oosten met de Russen. Met hun snelle
cavalerie verrasten zij de Russen in het moerasgebied bij de Oost-Pruisische Tannenberg. Bij
deze slag (27 tot 30 augustus 1914) werden 700.000 Russen gedood en werden er 700.000
gevangen genomen. Ook bij de Masurische Meren, ten oosten van Tannenberg, verloren de
Russen. Door de deelname aan de oorlog van de Turken werd het er niet eenvoudiger op.
De inzet van troepen aan het Oostfront verzwakte de Duitse legers in het Westen. Omdat
België stand hield kon generaal Joffre aan een tegenoffensief beginnen. Dat gebeurde aan de
Noord-Franse rivier de Marne en aan de rivier de IJzer in België (vlak bij de Noordzeekust).
Joffre bracht de Duitsers tot staan en de legers waaierden uit over een breed front, dat liep van
de Elzas tot in Zuid-Vlaanderen. In 1915 kwam de oorlog tot stilstand aan het Oost- en
Westfront.
In 1916 probeerde de Duitsers een doorgang te forceren door de vestingstad Verdun aan te
vallen. Kort daarna volgde de slag bij de Somme, die in vier maanden tijd 1.100.0000 mensen
het leven kostte. (Alleen de Engelsen verloren aan de Somme 420.000 soldaten, van wie er
60.000 op de eerste dag al waren uitgeschakeld). Maar dit niet leidde tot een doorbraak.
Oorlog en Revolutie
Italië werd in 1915 overgehaald om mee te doen aan de kant van de Geallieerden en viel
Oostenrijk-Hongarije aan.
Een van de keerpunten ontstond toen Lenin, een van de communistische ballingen in
Zwitserland, van de Duitsers naar Sint Petersburg mocht reizen. Hij kwam de revolutie tegen
de tsaar leiden. In de eerste revolutie van februari/maart 1917 werd de tsaar afgezet en
vervangen door de 'voorlopige regering van Kerenski' (naam gegeven door de communisten);
in de oktober/november revolutie van 1917 slaagden Lenin c.s. er in om de macht over te
nemen. Lenin besloot daarop in maart 1918, bij de vrede van Brest-Litowsk, een groot deel
van Rusland aan de Duitsers af te staan en de deelname aan de oorlog te beëindigen. De
Duitsers hadden de oorlog dus in het oosten gewonnen. Frankrijk en Engeland namen het
Rusland zeer kwalijk waardoor Rusland ook niet uitgenodigd zou worden voor de
Vredesbesprekingen in Versailles.
Een ander keerpunt, maar nu aan het Westfront, was de deelname van de VS aan de oorlog.
Tegen deze overmacht konden de Duitsers niet op. Keizer Wilhelm II vluchtte naar het
neutrale Nederland en op 11-11-1918 sloot de nieuwe democratische regering van Duitsland
een wapenstilstand. Uiteindelijk sloot het Verdrag van Versailles (1919) de Eerste
Wereldoorlog af.
4.3 Oorlogsvoering
Totale oorlog
De slag bij de Marne (1914) vond zo dicht bij Parijs plaats dat versterkingen met stadtaxi's
konden worden aangevoerd. Oorlog was niet meer een zaak van militairen alleen, maar van
iedereen. Dat kwam door de volgende redenen:
Vrijwel elk Europees land kende nu een dienstplicht van twee of drie jaar;
Ook werd de afstand tussen het corps officieren, die zich altijd wat adellijk en elitair
gedroegen, en de maatschappij kleiner;
Vrijwel elke Franse familie zou worden getroffen door de oorlog( Op een bevolking van 40
miljoen waren er 8 miljoen onder de wapenen);
Behalve dienstplichtigen trokken er ook vrijwilligers ten strijde, zoals bijvoorbeeld de Britten
die beroepssoldaten waren;
Na de slag bij Ieper was het Britse beroepsleger gehalveerd en traden veel vrijwilligers toe
Spoorwegen waren belangrijk in de moderne oorlogsvoering en werden dan ook het
belangrijkste transportmiddel van de Eerste Wereldoorlog. Een goede logistiek was dan ook
een grote voorwaarde voor een succesvolle strijd. Dankzij de industriële revolutie was de
vuurkracht van de kanonnen steeds verder opgevoerd. De Duitse Dikke Bertha lanceerde een
granaat van 800 kilo met een snelheid van 1000km per uur. Geen wonder dat de Franse lichte
kanonnen er niet tegen waren opgewassen.
Loopgraven
De Geallieerden en Centralen lagen al gauw tegenover elkaar in loopgraven, van de
Kanaalkust tot aan de Zwitserse grens. (Zie kaart Westfront hierboven). Dat zou zo'n vier jaar
duren. De Eerste Wereldoorlog was een loopgravenoorlog. Vlaamse loopgraven waren dijkjes
gemaakt van 'vaderlandekes', zandzakken. Vijfhonderd meter achter de eerste linie lag een
tweede en soms een derde. Tussen de loopgraven lag het niemandsland. De loopgravenoorlog
liep vast omdat mitrailleurs en kanonnen het aanvallen vrijwel onmogelijk maakten. Toch
lieten de officieren hun mannen aanvallen en joegen zo hun soldaten met duizenden tegelijk
de dood in. Generaals zoals de Engelsman Haig werden daarom gewetenloze slachters
genoemd van de eigen soldaten.
Vliegtuig en tank
In eerste instantie werden vliegtuigen, net als luchtballonnen, gebruikt voor
verkenningsvluchten. Later namen piloten stenen, mijnen of granaten mee: de eerste
luchtbombardementen. Vliegeniers werden bekende oorlogshelden, zoals de Duitse baron
Von Richthofen. Later in de oorlog kwam het zelfs tot geregelde luchtbombardementen op
steden, niet alleen met vliegtuigen, maar ook met zeppelins.
Geïnspireerd door landbouwmachines werd de Holt Caterpillar Tractor ontwikkeld. Hij liep
op rupsbanden, kon dwars door prikkeldraadversperringen, had geen last van mitrailleurvuur
en kon zelfs over loopgraven heen rijden. De eerste vijftig van deze geheime wapens werden
per krat - in het Engels tank - aangevoerd en heten voortaan tanks.
Vlammenwerper en gifgas
Er werden ook vlammenwerpers ingezet, die een verschroeiend vuur, konden uitbraken. Op
22 april 1915, in het gebied rond Ieper maakten de Duitsers voor het eerst gebruik van gifgas.
In dit geval was het een groengele wolk van 180.000 kilogram chloor. Gifgas leek een
doorbraak in de loopgravenoorlog te forceren. Al snel bleek dit wapen erg afhankelijk van de
windrichting. De nieuwe uitvindingen hielpen de aanvallers om meer overwicht te krijgen op
de verdedigers.
Zeeblokkade
De Engelse vloot hield vanaf het begin van de oorlog de Duitse vloot in de eigen havens.
Hielden een echte zeeblokkade van de Duitse havens. Duitse marine-eenheden maakten wel
de oceanen onveilig. Zij bestookte geallieerden schepen en maakten met hun onderzeeboten
de zeeën onveilig.
4.4 Economie en oorlog
De zeeblokkade stelde Duitsland voor grote problemen. Omdat Duitsland dacht dat de oorlog
maar kort zou zijn, waren er weinig voorraden. Vrijwel direct ontstonden er tekorten. Daarom
werd de hele economie in dienst gesteld van de oorlog, een oorlogseconomie. Nu werkten
ministeries, grote bedrijven en vakbonden samen onder supervisie van de militairen. Prijzen,
lonen en productie werden gecontroleerd. De Kriegsrohstoffabteilung (KRA), regelde de
aanvoer en productie van grondstoffen. De bezette gebieden werden economisch gezien
ondergeschikt gemaakt.
Duitsland kreeg zo een geleide economie in plaats van de vrije kapitalistische economie. Ook
in andere landen gingen raden en commissies de economie regelen.
Om aan extra geld te komen:
leenden regeringen geld. Bijvoorbeeld bij de VS;
men drukte gewoon bankbiljetten bij waardoor de inflatie toenam;
de belastingen moesten omhoog om de inkomsten te verhogen waardoor de koopkracht werd
uitgehold.
Het grote aantal dienstplichtigen en vrijwilligers aan het front veroorzaakte een groot gebrek
aan arbeidskrachten. Arbeiders en technici die voor de oorlogsproductie noodzakelijk waren,
kregen vrijstelling van dienst in Frankrijk en Duitsland of mochten zoals in Engeland niet als
vrijwilliger meevechten. Natuurlijk stimuleerde de oorlog de ontwikkeling van de zware
industrie.
David Lloyd George opende fabriek na fabriek als minister van Munitie. In december 1916
werd hij premier van Groot Brittannië. Hij voerde de politiek van de 'knock out'.
Deze wapenwedloop werd alleen volgehouden door reeds geïndustrialiseerde landen, in
tegenstelling tot minder ontwikkelde landen als Servië, Rusland en Turkije. En dat had
natuurlijk invloed op hun succes in de oorlog.
Vrouwen
Bij gebrek aan mannen werden steeds meer vrouwen ingezet bij de productie van wapens. Het
aantal Britse vrouwen dat werkte, steeg gedurende de oorlog van 3,25 miljoen tot 5 miljoen.
Er vond ook een verschuiving plaats van traditionele vrouwenarbeid naar productiewerk.
Vrouwen werkten ook aan het front bijvoorbeeld als verpleegkundigen.
Het zelfvertrouwen van de vrouwen nam daardoor toe en steeds meer vrouwen vonden het
vreemd dat ze altijd zo afgesloten waren geweest van die mannenwereld in economie en
bestuur. En waarom kregen vrouwen geen kiesrecht? Net als de Krimoorlog bevorderde de
Eerste Wereldoorlog de vrouwenemancipatie en de versnelde invoering van het
vrouwenkiesrecht.
Duikboten en schaarste
De door de Duitsers afgekondigde onbeperkte duikbotenoorlog deed, gecombineerd met de
zeeblokkade, in 1916-1917 de tekorten aan grondstoffen en voedsel flink oplopen. Regeringen
voerden een systeem van bonkaarten in.
De geallieerde landen profiteerden van de deelname van de Verenigde Staten in 1917 aan de
oorlog. De export van de VS van wapens en voedsel steeg enorm. Ook in de VS moesten
overheidsinstellingen ingrijpen in de economie, vanwege de overschakeling op producten die
in Europa schaars waren. Maar alles moest wel betaald worden en aan het einde van de
oorlog hadden veel Europese regeringen schulden in de Verenigde Staten.
4.5 Soldaten in de oorlog
De verliezen waren zo groot, dat ze in de demografische cijfers zijn terug te vinden. Tussen
1870 en 1899 werden 16 miljoen jongens geboren. Van hen stierf 13% in de Eerste
Wereldoorlog. Van de jaargangen 1892-1895 in Duitsland vond meer dan 35% de dood in de
oorlog.
Van de in totaal 1 miljoen Britse doden werden 500.000 lichamen nooit gevonden. Dat gold
ook voor 50% van de 1,7 miljoen Franse gesneuvelden.
De overlevenden uit deze cohorten jongeren hadden het onprettige gevoel dat zij dan wel
ontsnapt waren aan de dood, maar dat ze hun gedode kameraden eigenlijk in de steek hadden
gelaten. De oorlog in het westen werd een afmattende loopgravenoorlog. De Duitsers
belegerden om een doorbraak te forceren zes maanden lang Verdun(1916). Later in het jaar,
bij de slag aan de Somme, ondernamen de Engelsen eerst een hevig bombardement met
artillerie over de eigen infanterie heen. Dat ging niet goed zodat de eigen infanterie in het
schootsveld kwam te liggen. Het werd een rampdag voor de Engelsen, temeer omdat de
Duitsers sterken bleken dan verwacht. Op die vreselijke dag aan de Somme verloren de
Engelsen 20.000 man van de 100.000 die de aanval ondernamen.
Dankzij een sinds de Krimoorlog sterk verbeterde zorg en een uitgebreid
vaccinatieprogramma vielen de meeste soldaten door vijandelijk vuur.
Het leven in de loopgraven had veel risico's:
Van de nattigheid in de loopgraven rotten je voeten weg;
De Gangreen maakte aangetaste lichaamsdelen zwart, waarna ze gewoon afvielen;
Longontsteking, dysenterie en buikloop putten de soldaten uit en sommige plaagden
zelfmoord omdat ze het niet meer uithielden;
Soldaten waren geestelijk soms zo kapot van de granaatinslagen - de zogenaamde shellshock,
oftewel granaatschok - dat ze compleet in de war raakten. Na de oorlog verbleven duizenden
veteranen in afgesloten tehuizen, vanwege hun gruwelijke verminkingen.
Gemotiveerd
Waarom gingen de soldaten toch naar het front?
Door het nationalisme;
Men paste de biologische theorie van Darwin toe op de maatschappij en de mens zelf. Het
recht van de sterkste werd vertaald in het recht van het sterkste volk, om zwakkere volkeren te
onderdrukken of zelfs uit te roeien. Dit noemt men sociaal darwinisme;
De propaganda zweepte ook iedereen op. Twijfel aan de oorlog betekende verraad;
Door het militarisme ontstond er een ware oorlogscultuur: de vijand was zwart en het eigen
vaderland wit; alleen oorlog kon een oplossing bieden.
Dit alles komt mooi tot uitdrukking in de propagandaposter van de Verenigde Staten die het
optrekken tegen de Centralen zelfs zien als een kruistocht.
De Fransen waren extra gemotiveerd vanwege de langdurige bezetting van Elzas en
Lotharingen;
De Russen waren vernederd door de snelle bezetting van het westelijk deel van hun land;
De Engelsen voelden zich bedreigd in hun belangen op zee en in de kolonies.
Er was wel kritiek, zoals in de vrouwenbeweging, maar het overgrote deel van de bevolking
stemde in met de oorlog. Zelfs de socialisten vergaten hun internationale solidariteit. Soms
was er sprake van verbroedering tussen de vijanden. Duitsers en Engelsen speelden voetbal in
het 'niemandsland' en tijdens Kerst zongen soldaten samen kerstliederen.
Muiterij en revolutie
De muiterijen werden heviger naarmate de oorlog vorderde en de ellende aan het thuisfront
toenam. In 1917 staakten de Franse soldaten. Tijdens de oorlog zijn er duizenden soldaten
geëxecuteerd wegens muiterij en desertie. In het revolutiejaar 1917 riepen de aanhangers van
Lenin de soldaten op te stoppen met de oorlog. Toen de bolsjewisten onder leiding van Lenin
en Trotzki in oktober aan de macht kwamen, streefde Lenin meteen naar wapenstilstand met
Duitsland. De internationale revolutie kwam toch, dus wat maakte het uit. Zo was ook de
revolutie van invloed op de oorlog.
4.6 Burgers en oorlog
Aan het Westfront was de strijd al snel beperkt tot de lange, smalle corridor van loopgraven.
In dat gebied ontstond veel schade aan het landschap, de gebouwen, de wegen en de
spoorwegen.
Om te voorkomen dat burgers weer als Francs-tireurs, de Franse scherpschutters in de FransDuitse oorlog van 1870, zouden optreden voerden de Duitsers vanaf het begin executies uit
onder de burgerbevolking en branden zij hele dorpen plat. Maar volgens de Geneefse
conventie (1864) en de Haagse vredesconferenties (1899 en 1907) waren dit oorlogsmisdaden.
Er vielen ook burgerslachtoffers door bombardementen, door mijnen, verdwaalde kogels en
door gifgaswolken die de verkeerde kant opdreven. Een miljoen Belgische vluchtelingen
vluchtten naar Nederland, waaronder 40.000 militairen
Gedwongen arbeid en schaarste
Alle burgers uit bezette landen werden als goedkope arbeidskrachten ingezet voor de
oorlogsvoering en gevangen genomen soldaten werden in krijgsgevangenkampen opgesloten.
In wezen werden burgers en soldaten als slaven beschouwd.
Honger betekende een verhoogde vatbaarheid voor ziekten. Ook aan medicijnen was gebrek.
Bijna 30 miljoen Europese burgers stierven dankzij de Eerste Wereldoorlog. Precies toen de
bevolking er het meest vatbaar voor was, kwam de Spaanse griep. Op een Amerikaanse basis
sloeg het griepvirus H1N1 toe. Het Amerikaanse leger nam het virus ongewild mee naar
Europa en verspreide zich daar. Men noemt het de Spaanse griep omdat Spaanse journalisten
er het eerste over schreven. De Spaanse griep koste 20 miljoen mensen het leven.
Het Rode Kruis
Het Rode Kruis riep op tot vrede en het respecteren van de regels van Genève en Den Haag.
In 1917 kreeg het Rode Kruis de Nobelprijs voor de Vrede.
4.7 Pers en Propaganda
De geallieerde landen hielden de pers onder controle. In 1914 werd aan geallieerde kant de
vrijheid voor kranten en bioscoopjournaals ingeperkt. Intellectuelen en kunstkenners in
Duitsland meenden dat de oorlog tegen de Duitse cultuur gericht was. De Duitse legerleiding
zag het gevaar van een vrije pers in oorlogstijd. Die was er al nauwelijks in Duitsland, maar
kritiek was voortaan onmogelijk. Dat was jammer want kranten konden de publieke opinie
sterk beïnvloeden. Journalisten pasten uit vaderlandsliefde zelfcensuur toe.
Voor de thuisblijvers werden brieven van soldaten een belangrijke bron van informatie.
Vanwege het effect hiervan op de publieke opinie besloten regeringen om brieven onder
censuur te plaatsen.
In Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië stond de bevolking massaal achter de oorlog.
Alleen had Groot-Brittannië te maken met opstandige Ieren (Ierland was toen nog niet
onafhankelijk), die soms openlijk de kant van de Duitsers kozen. Moeilijker was het in
Oostenrijk-Hongarije, waar de minderheden als de Serven, voor de tegenstander kozen, in dit
geval het onafhankelijke Servië. Dat gold ook voor Rusland, waar de revolutie de Russen
voor de keuze stelde: voor of tegen de tsaar, maar dan wel een tsaar die de oorlog tegen
Duitsland leidde. Juist in democratische landen, waar parlementen een oorlogsbegroting
konden afkeuren, was de publieke opinie van groot belang. Volgens sommige historici waren
de agressieve oorlogscultuur en de propaganda een oorzaak van de oorlog, of hebben zij deze
in ieder geval veel langer laten duren.
4.8 Gevolgen van de Eerste Wereldoorlog
Op 11 november 1918 kwam er ook aan het Westfront een einde aan de oorlog. De Duitse
keizer trad af en kreeg in Nederland asiel. Militaire leiding en keizer hadden besloten dat het
beter stond om een nieuwe regering van sociaaldemocraten en liberalen de overgave van
Duitsland te laten regelen. Het antwoord op de schuldvraag voor de nederlaag werd zo ten
onrechte gelegd bij de democratische partijen van Duitsland. Alsof deze regering het leger een
dolk in de rug zou hebben gestoken. Zo ontstond de mythe van de Dolkstootlegende.
De Amerikaanse president Woodrow Wilson had in een veertienpuntenplan zijn
vredesprogramma vastgelegd. Daarin waren het zelfbeschikkingsrecht en democratie het
belangrijkste. 'To make the world safe for democracy'. De Europese landen moesten onderling
verdragen afsluiten en er zou een Volkenbond worden gesticht, die op kon treden als
scheidsrechter tussen landen. Bij de Vrede van Versailles (28 juni 1919) speelde de VS voor
het eerst in de geschiedenis een belangrijke rol bij het regelen van Europese zaken.
Georges Clemenceau, de Franse minster-president vond Wilsons plannen te idealistisch. Hij
eiste wraak. Premier David Loyd George zag het realistischer in, maar zijn land lag dan ook
niet direct aan Duitsland. Hij waarschuwde: 'Als het land zich door de vrede van 1919
onrechtvaardig behandeld voelt, zal het middelen vinden om wraak te nemen op zijn
overwinnaars'.
Rusland deed niet mee omdat het in maart 1918 een vrede met Duitsland had gesloten en nu
als een gevaar werd gezien. Oostenrijk-Hongarije en Turkije verloren en dankzij het
nationalisme vielen beide rijken uit elkaar. Alle overeenkomsten samen zorgden voor een
nieuwe kaart van Europa. Maar de minderhedenproblematiek werd door het verdrag van
Versailles niet opgelost en de conferentie bleek een overleg van alleen overwinnaars. De
Verliezers zoals Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, mochten niet meepraten en mochten
alleen hun handtekening zetten. De nieuwe Duitse Weimar-republiek moest wel: Duitsland
had zich overgegeven en stond alleen in de internationale politiek.
Door het verdrag van Versailles werden de voordien grootmachten: Duitsland, OostenrijkHongarije, Rusland en het Turkse Rijk ontmanteld of omringd met en aantal nieuw ontstane
staten.
Opgelegde maatregelen door het verdrag van Versailles:
Oostenrijk Hongarije: Einde keizerrijk, republieken Oostenrijk, Hongarije, Tsjecho-Slowakije
en Joegoslavië
Turkse Rijk: Ingekrompen tot klein Azië en het stukje Europa waar Istanbul ligt.
Rusland:
Afspraken Brest-Litowsk overgenomen;
Estland, Letland en Litouwen zelfstandige staten;
Afstand gebied aan Polen.
Duitsland:
Verlies van Elzas-Lotharingen en het militair-strategisch belangrijke gedeelte van de
Ardennen tussen Eupen en Malmedy;
Rijnland, een gedeelte van Duitsland dat grensde aan Frankrijk, gedemilitariseerd;
Deel Pruisen aan nieuwe staat Polen;
Poolse corridor (van Polen naar de Oostzee, dwars door Pruisen);
Danzig werd zelfstandige stadstaat onder bestuur Volkenbond.
Verlies van alle koloniën;
Het betalen van herstelbetalingen;
Het leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man, de marine 20.000 man;
Duitsland mocht niet samengaan met Oostenrijk;
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog.
De regering van Duitsland verzette zich wel jarenlang tegen de opgelegde
herstelbetalingen.Uiteindelijk bezetten de Fransen en Belgen het Duitse Ruhrgebied (1923).
Door de door de Amerikanen verstrekte Dawesleningen kon de economische kringloop
worden hersteld en in 1925 sloot Duitsland het verdrag van Locarno waarbij Duitsland de
opgelegde westgrenzen erkende. (Dus niet de oostgrenzen!). Duitsland werd internationaal
weer geaccepteerd en sloot zich ook aan bij het Briand-Kellog Pact (1928), waarin vele
landen beloofden conflicten niet meer door een oorlog op te lossen. Ook mocht Duitsland lid
worden van de Volkenbond.
Wonden likken of wraak nemen
President Wilson was teleurgesteld toen ook nog het Amerikaanse Congres het Verdrag van
Versailles niet wenste te ratificeren, geen lid werd van de Volkenbond en zich terugtrok in
Isolationisme.
Een groeiend aantal mensen keerden zich tegen oorlog en werd pacifist. Om oorlog in de
toekomst te vorkomen werd in 1922 in den Haag een permanent Hof van Justitie opgericht,
waar landen hun geschillen aan konden voorleggen. In de parlementen van democratieën als
Frankrijk en Engeland klonken die geluiden ook door in de volksvertegenwoordiging. En dus
hielden de regeringen er rekening mee en werden de uitgaven voor defensie teruggedrongen.
In bijna elk dorp of stad staat wel een monument ter gedachtenis aan de gevallenen uit de
Eerste Wereldoorlog en iedere hoofdstad kreeg een monument voor de onbekende soldaat. De
kerkhoven waar de miljoenen slachtoffers werden begraven zijn echter de grootste
monumenten van de eerste totale oorlog. In de literatuur en beeldende kunst gaven veel
kunstenaars en schrijvers hun impressies van de oorlog.
Opnieuw: donkere wolken
In Duitsland kwamen in de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw ultrarechtse
groepen op die zich keerden tegen de democratie, het Verdrag van Versailles en tegen de
Weimar-republiek. Maar ook de grote conservatieve partijen wilden af van de 'papieren
democratie'. In 1923 probeerde Adolf Hitler via een staatsgreep de macht over te nemen. Dat
mislukte en in gevangenschap schreef Hitler zijn boek 'Mein Kampf'. Daarin beschreef hij de
toekomst van het nationaal-socialisme. Onder invloed van de economische crisis werd de
politieke situatie in Duitsland een strijd tussen de communisten en de nationaal-socialisten
waardoor Hitler op 30 januari 1933 tot Rijkskanselier werd benoemd (dezelfde dag werd F.D.
Roosevelt president van de VS). Het duizendjarige rijk zou gelukkig maar 12 jaar duren, maar
van Europa opnieuw een puinhoop maken.
Download