Inleiding “Ten Oorlog” Niemand weet precies wanneer mensen ooit begonnen zijn met het uitvechten van gewapende conflicten. Primitieve volken vochten zelden tot de dood. De oude Grieken wel en ze werden er beroemd door. De Romeinen bleven tegenstanders doden als ze hadden gewonnen en in de Middeleeuwen waren de ridders de helden van het slagveld. Oorlog veranderde drastisch, toen het musket goed bruikbaar werd op het slagveld. Vanaf 1700 werden infanteriesoldaten in rijen opgesteld. Om en om schoten zij in keurige rijen salvo’s af en maakten zo een dodelijk gordijn voor iedereen die dicht in de buurt kwam. Geen wonder dat kanonnen belangrijker werden op het slagveld. Bommen werden ingezet om de schutters uit elkaar te jagen. Daarna mocht de cavalerie proberen de infanterie uit elkaar te drijven. De rijen schutters werden uiteindelijk overlopen door de fanatieke revolutionaire Franse volkslegers. De beroepsschutters zouden worden vermorzeld door een vernieuwde artillerie, bediend door ontwikkelde burgers. Deze burgers streden niet meer voor de koning maar voor hun eigen vrijheid. Dit dienstplichtleger van de Fransen was ongekend groot, zo ook hun overwinningen en hun sterftecijfer. Na de Franse Revolutie ontkwamen de beroepslegers niet aan veranderingen. Snelle communicatie werd erg belangrijk. Tijdens de Krimoorlog kreeg men in het vaderland direct nieuws van het front en het front direct bevelen uit het vaderland. De Frans-Duitse oorlog liet zien dat veel treinen voor een snelle massale aanval konden zorgen en dus voor snelle successen. Snel aanvallen, en snel vervoer, dat leek de succesformule te worden voor de ‘moderne oorlog’. Die liet niet lang op zich wachten, dacht men, en zou in een paar maanden beslist worden. Maar die Eerste Wereldoorlog werd een van de grootste menselijke drama’s uit de wereldgeschiedenis. Het werd een trage, uitzichtloze slachtpartij die miljoenen een troosteloos graf bezorgde in de modder van Vlaanderen en Noord-Frankrijk. ‘Ten Oorlog’ dat het verhaal verteld van de verlengde negentiende eeuw, die begint met Napoleon en eindigt met de Eerste Wereldoorlog. Hoofdstuk 1 De Napoleontische oorlogen Historisch kader In 1789 riep de regering van Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen. Dat was een vergadering van drie standen: Geestelijkheid, adel en de derde stand (burgerij). Sinds 1614 was die niet meer bij elkaar geroepen. Lodewijk XVI deed dat omdat hij in grote geldnood zat, wilde daarom een belastinghervorming maar dan moest de grondwet worden veranderd. Maar sinds 1614 waren de burgers onder invloed geraakt van verlichtingsfilosofen als Voltaire en Rousseau en hadden kritiek gekregen op de absolute manier van regeren van de koning en op de standenmaatschappij. In de loop van de 18e eeuw hadden de verlichtingsfilosofen een nieuwe manier van denken ontwikkeld. Er ontstond een strijd tegen de macht van de kerk en de religie. Ze waren voor: Meer macht voor het volk; Gelijkheid voor de wet; Voor een vrijere economie. De vertegenwoordigers van de derde stand ontwierpen tijdens de bijeenkomst van de Staten generaal op eigen houtje een nieuwe grondwet, met meer vrijheden voor de burgers en een eerlijker belastingheffing. De adel en de geestelijkheid hadden nog nooit belasting betaald. De koning ging aarzelend akkoord, maar tegelijkertijd probeerde hij met zijn leger een eind te maken aan de opstandigheid van de burgerij. Het Franse volk ging de straat op en bestormde de Bastille, het symbool van de macht van de koning. De bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 markeert het begin van de Franse revolutie. In een aantal landen van Europa hadden sommige machthebbers enkele democratische ideeën van de filosofen overgenomen. 1.1 Aanleiding en oorzaken van de coalitieoorlogen tegen Frankrijk Het eerste jaar van de revolutie verliep vrij rustig. Daarna werd het politieke klimaat steeds feller en de invloed van de publieke opinie belangrijker. De belangrijkste en radicaalste groepering die van zich liet spreken waren de Jacobijnen. Door de aanhoudende economische crisis kregen deze radicalen steeds meer invloed. Vooral in Parijs had men veel last van de hoge prijzen en de werkloosheid. Industrieën en winkels voor luxegoederen bleven met hun producten zitten door het wegvallen van aristocratische consumenten. De Franse koning Lodewijk XVI bleef zich afzetten tegen de nieuwe revolutionaire regeerders. Zij gingen Frankrijk besturen volgens de nieuwe beginselen die waren vastgelegd in de Déclaration des Droits de Lómme et du Citoyen ( Verklaring van de rechten van de mens en van de burger) in augustus 1789. de belangrijkste principes waren ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Onder vrijheid vielen de vrijheid van godsdienst, drukpers en vergadering. Onder druk van de bevolking verhuisde Lodewijk XVI naar Parijs, naar de Tuilerieën. De koning vlucht Veel edelen vertrokken naar het buitenland (émigrés) om daar betere tijden af te wachten. Ook Lodewijk XVI probeerde naar het buitenland te vluchten op 21 juli 1791. Dat mislukte en hij werd gevangen genomen. De roep om afschaffing van de monarchie begon luider te klinken. Aan de grenzen van het revolutionaire Frankrijk nam intussen de agitatie toe. De andere vorsten in Europa vreesden voor hun troon en werden door de émigrés opgehitst om in te grijpen. Maar ook de Franse regering dacht aan een oorlog. Met de leuze ‘Oorlog aan de vorsten, vrede aan alle volkeren’ wilden de revolutionairen de principes en de ideeën van de revolutie ook buiten Frankrijk verspreiden. Op 20 april 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan de koning van Hongarije en Bohemen. Dit was de eerste van de zogenaamde Coalitieoorlogen (1792-1815) die door het revolutionaire en Napoleontische Frankrijk werd gevoerd. De oorlog verliep desastreus voor de revolutionairen omdat het Franse leger slecht was georganiseerd en bovendien werden de Oostenrijkers gesteund door Pruisen. De Jacobijnen gaven de schuld aan de koning en hadden de macht in Parijs gegrepen. Ze riepen de Republiek uit. De koning werd van hoogverraad beschuldigd en ter dood veroordeeld. Op 21 januari 1793 werd hij onder de guillotine terechtgesteld. 1.2 Verloop van de oorlogen In de chaos en ellende die was ontstaan was Napoleon de man van de daad. Hij maakte een bliksemcarrière in het leger en viel op door zijn militaire inzicht en daadkracht. Eerst werd hij gedreven door idealisme en nationalisme maar algauw overheersten de nuchterheid en scepsis van de militair. Na het succes van zijn veldtocht naar Italië en de vrede van Campo Fornio in oktober 1797 is hij in heel Frankrijk beroemd. Een jaar later waagde Napoleon zich aan een avontuur buiten Europa. Hij wil Egypte veroveren, maar wordt op de kust van Egypte vernietigend verslagen door een oppermachtige Engelse vloot. Maar zijn faam lijdt er niet onder. In 1799 maakt hij van zijn beroemdheid gebruik om een staatsgreep te plegen. Vijf jaar later laat hij zich zelfs tot keizer uitroepen. De nieuwe vorst zou vrede brengen, dacht men. Maar Napoleon had andere plannen. Steeds opnieuw weet hij overwinning op overwinning te behalen of creëert hij satellietstaten waar hij zijn familieleden op de troon zet. Zo krijgt ons land Lodewijk-Napoleon als vorst. Rond 1812 strekt het Franse keizerrijk zich uit langs de kustlijn van de Oostzee tot Rome. Overal werden hervormingen doorgevoerd op basis van de ‘Franse principes’. Het kerkelijk bezit en de adellijke privileges worden (gedeeltelijk) afgeschaft en feodale restanten, zoals het lijfeigenschap in Polen, worden opgeheven. In 1810 vroeg Napoleon om de hand van de Oostenrijkse prinses Marie Louise. De hoop van vrede door dit huwelijk bleek vergeefs. In het voorjaar van 1812 trekt Napoleon Rusland binnen en wilde snel aanvallen. Dat lukte pas in de buurt van Moskou. Hij wint maar door de snelle invallende Russische winter blijft er van het leger niet veel meer over. Er vormde zich een nieuwe coalitie van Oostenrijkers, Pruisen, russen en Engelsen om het tegen Frankrijk op te nemen. Bij de Volkerenslag bij Leipzig in 1813 moet hij een zware nederlaag incasseren. De meeste Fransen hadden inmiddels ook meer dan genoeg van Napoleon en zijn oorlogen. In april 1814 wordt hij afgezet en verbannen naar Elba. Napoleon weet van Elba te ontsnappen en neemt het met een nieuw leger op tegen de Engelse Wellington in de laatste coalitieoorlog. In de slag bij Waterloo wordt hij echter definitief verslagen. Napoleon brengt als banneling zijn laatste dagen door op het Engelse eiland St. Helena. 1.3 Oorlogsvoering In februari 1793 sluiten alle vorsten van Europa zich aaneen en datzelfde jaar trekken hun troepen diep het Franse land in. De Fransen reageerden dor 300.000 man te verplichten dienst te nemen in het leger. Door deze massale oproep (‘levee en masse’) werd er een volksleger uit de grond gestampt en kreeg Frankrijk het grootste leger van Europa. Infanterie en cavalerie waren echter erg verzwakt door gebrek aan goede officieren. Voor die tijd was het leger afhankelijk van vrijwilligers waardoor de militaire discipline minimaal was. Ze hadden nog niet eens behoorlijke schoenen. Tegelijkertijd met de invoering van de dienstplicht werd eer een bewapeningsindustrie op poten gezet. Napoleon maakte dankbaar gebruik van nieuwe wetenschappelijk inzichten op vooral het gebied van de artillerie. Met goed gerichte schoten uit lichtere en mobiele kanonnen kon je de vijand zo veel vrees aanjagen, dat daarmee de helft van de slag als was gewonnen. Met deze tactiek had Napoleon veel succes. Door zijn briljante krijgskunde wist Napoleon altijd op het beslissende moment over meer manschappen te beschikken dan de vijand. Pas in 1808 zorgden de Oostenrijkers voor een groter leger door de algemene dienstplicht in te voeren. De Pruisen volgden in 1814. Er werden reserves gevormd door de invoering van de verkorte dienstplicht voor de nieuwe lichting soldaten. In 1808 hadden de Pruisen een ministerie van Oorlog ingesteld. 1.4 Economie en oorlog Begin negentiende eeuw was de oorlogsvoorbereiding minimaal. De bevoorrading was meestal in handen van een aantal handige lieden. Er heerste veel corruptie. Van het materieel voor het leger werd veel illegaal verkocht. De kosten van de voortdurende oorlogsvoering waren enorm. De Franse economie was tijdens de revolutiejaren al behoorlijk uitgeput. De industriële revolutie, in Frankrijk nog maar net op gang gekomen, kwam tot stilstand. Tussen 1806 en 1812 werden in Frankrijk maar liefst 1,3 miljoen soldaten onder de wapenen geroepen. Tegelijkertijd heerste er werkeloosheid. In Lyon zaten 20.000 arbeiders van de 25.000 zonder werk. In Frankrijk viel niet voldoende te halen dus werden de veroverde gebieden belast. In elk land werd een oorlogsbelasting geheven en beslag gelegd op kostbare bezittingen. Nergens waren de belastingen zo hoog als in Duitsland. Na de slag bij Wagram (6 juli 1809) nam dit nog toe. De verliezer moest 85 miljoen frank betalen. In 1806 voerde Napoleon het Continentale Stelsel in. Alle handel tussen het Europese vasteland en Engeland werd verboden. Het gevolg van de invoering van het stelsel was het op gang komen van een goed geoliede smokkelarij langs de kusten van Götenburg in het hoge noorden tot Italië in het diepe zuiden. De Engelse economie leed niet echt onder de blokkade. De Britten richtten zich meer op hun koloniën in deze periode. Door Franse kolonies te veroveren breidden ze hun koloniale rijk uit in Afrika en Azië. 1.5 Soldaten in de oorlog Over het lot van de soldaten hoeft men zich niet veel illusies te maken. Elk jaar opnieuw waren er meer soldaten nodig, niet omdat er zoveel mensen sneuvelden maar door het gebrek aan voedsel en verzorging. De slechte verzorging van het Franse leger was het gevolg van de strategie van napoleon: een beweeglijk leger dat overal en nergens tegelijk is, dat bliksemsnel overvalt en verdwijnt. Deze tactiek vereiste een minimum aan bagage. Resultaat was dat het leger van het volk en het land moest leven. In de Slag bij Austerlitz stierf 2% van de soldaten op het slagveld. Bij Waterloo maar 8,5%. Maar er overleden veel meer soldaten door ziekte of ze kwamen om door kou en uitputting. Van medische verzorging was bijna geen sprake. Het totaal aantal slachtoffers van de oorlogen was gigantisch: 2 miljoen vreemdelingen en 1 tot 2 miljoen Fransen. De terugtocht in 1812 uit Rusland was het dieptepunt. Van de 1 miljoen soldaten bereikten er slechts 20.000 weer hun vaderland. 1.6 Burgers en oorlog Voor de burgers in frankrijk, maar ook in de satellietlanden, was het onmogelijk de gevolgen van de Napoleontische oorlogen buiten te sluiten. Alleen al het voortdurend oproepen van alle jonge mannen voor de oorlog betekende een enorme ontwrichting van de Franse economie. Burgers met een dikke portemonnee hadden door het zogenaamde remplaçantenstelsel de mogelijkheid te ontsnappen aan de dienstplicht. Met veel geld kon je in dit stelsel een plaatsvervanger kopen. het laagst vermelde bedrag was 1500 francs, het hoogst vermelde bedrag 15.000 francs. Door de stilliggende handel en industrie werd er steeds minder verdiend, maar de belastingen bleven stijgen. De Franse bevolking draaide op voor de lasten van de voorbereiding van een veldtocht. Eenmaal vertrokken was het leger voor voedsel afhankelijk van plunderingen in de gebieden buiten 'la Patrie'. de burgers daar hadden zwaar te lijden onder de voorttrekkende soldaten. In het geweldige Imperium voerde Napoleon net als in Frankrijk overal hervormingen door: Openbare werken werden uitgevoerd; De satellietlanden kregen de vernieuwde Franse wetgeving opgelegd waarin stond dat iedereen gelijk was voor de wet. Maar ook dat de vrouw volkomen ondergeschikt was aan de man en niet aan politiek mocht doen. Ondanks de hervormingen vonden de meeste Europeanen de Franse bezetting een zware last door de ontelbare belastingen zoals b.v. de 'voordeur- en vensterheffing' en men had te lijden onder de gevolgen van het Continentale Stelsel. Geen wonder dat de anti-Franse gevoelens toenamen. Holland leverde ruim 40.000 man. de verliezen waren altijd enorm. Uit protest deserteerden veel mannen. Maar bijvoorbeeld op het gebied van de militaire strategie kon men van Frankrijk wel wat leren. In Pruisen voerde men grootschalige hervorming door. Dit leidde tot de vorming van een nationaal volksleger. 1.7 Pers en propaganda Gaandeweg werd de censuur van de pers onder Napoleon steeds strenger. Dat leverde in de bladen veel geslijm op aan het adres van Napoleon. De kranten waren in staat om zelfs van de rampen bij de Russische terugtocht in 1812 nog een succesvol verhaal te maken. Ook de literatuur stond in die tijd geheel in dienst van de glorie van Napoleon. In de bezette gebieden waren verschillende groepen in eerste instantie bijzonder gecharmeerd door de ideeën van de Franse Revolutie. Verlichte liberalen uit de burgerij waren enthousiast over vrijheid, gelijkheid en broederschap. Later nam dit af, vooral omdat de economische en financiële lasten te groot werden. 1.8 Gevolgen van de oorlog Al in november 1814 kwamen de betrokken staatslieden al bijeen in het Wener Congres. Belangrijk daarbij was dat de macht van Frankrijk ingeperkt werd en er een nieuw Europees machtsevenwicht zou ontstaan. Dit machtsevenwicht hield in dat de situatie van vóór de oorlogen zo veel mogelijk werd hersteld. Er ontstonden ook nieuwe staten, zoals het Koninkrijk der Nederlanden dat het huidige België en Nederland omvatte. Met Luxemburg werd dit nieuwe Nederland verenigd in een personele Unie. Dat betekende dat ze hetzelfde staatshoofd hadden (koning Willem I), maar verder helemaal zelfstandig waren. In Frankrijk werd de troon weer aan de Bourbons aangeboden. De broer van de onthoofde Lodewijk XVI. De veranderingen bleven wel bestaan, tot vreugde van de burgers en boeren die geprofiteerd hadden van de bezitswijzigingen. In Duitsland werd de Duitse Bond opgericht (1815-1866). De Napoleontische oorlogen waren een stimulans voor het Duitse nationalisme. De Bond was een opstapje naar de Duitse eenwording. ook de oprichting van de Duitse Zollverein, de tolunie, moest de eenwording economisch op weg helpen. Bij de staatslieden op het Wener Congres overheerste een anti-Franse stemming. Men besloot een systeem van collectieve veiligheid te scheppen. Vrijwel alle Europese vorsten ondertekenden een door Alexander I, de tsaar van Rusland, opgesteld document, dat de naam droeg van heilige Alliantie. Maar het was een nogal vaag stuk. De Oostenrijkse regeringsleider Von Metternich was diegene die een en ander bewerkstelligde. In de jaren na 1815 heeft ook daadwerkelijk een aantal congressen plaatsgevonden. In de meeste staten ontstonden politiek conservatieve en economisch gematigde liberale regimes. De machthebbers waren er zoveel mogelijk op uit om de stabiliteit te bewaren en nieuwe grote algemene oorlogen en revoluties te voorkomen. Toch kregen ze in de negentiende eeuw steeds meer te maken met liberale en nationalistische bewegingen. Hoofdstuk 2: de Krim-oorlog Historisch kader De Krimoorlog werd in Groot-Brittannië lang geassocieerd met domme generaals. Volgens Lord Wolseley, die zelf meevocht, waren de generaals en kolonels onwetend over de kunst van het oorlog voeren en dat het een wonder was dat iemand het er levend vanaf bracht. Toch was de Krimoorlog waarschijnlijk de eerste oorlog die mede gevoerd werd onder druk van de publieke opinie. De Russen werden gezien als de grootste bedreiging van de macht van Groot-Brittannië, vooral in het Middellandse Zeegebied rondom Constantinopel. Menging er van uit dat het Engelse leger met gemak het 'achterlijke' Rusland moest kunnen verslaan. Maar dat viel nogal tegen door blunders van de Engelse generaals. Voor het eerst werden er foto's van het slagveld gemaakt. Na afloop van de strijd bleek dat de Krimoorlog gemakkelijk voorkomen had kunnen worden. In dit hoofdstuk komen aan de orde wat de achtergronden van de Krimoorlog waren, wie waren de hoofdrolspelers en wat waren de gevolgen ervan op langere termijn. In de meeste Europese landen waren, na de nederlaag van Napoleon conservatieve koningen aan de macht. Hun gemeenschappelijke angst voor opstandige burgers en nieuwe revoluties dwong hen tot samenwerking. De macht van deze conservatieve vorsten werd echter aangetast door de opkomst van liberale bewegingen, die vaak ook nationalistisch waren. Zij wilden zelfbestuur en inspraak, vastgelegd in grondwetten. In 1848 braken er overal in Europa revoluties uit. Metternich, de architect van het machtsevenwicht vanaf 1815 in Europa, moest zelfs vluchten uit Wenen. Met veel moeite en hulp van de Russen wisten de Oostenrijkers opstanden in Hongarije te onderdrukken; In Frankrijk moest koning Lodewijk Philips het veld ruimen voor president Lodewijk Napoleon, die zich via een volksstemming liet uitroepen tot keizer Napoleon III. Op economisch gebied vonden er in de negentiende eeuw grote veranderingen plaats: de industriële ontwikkeling in Engeland vond haar weg ook in de rest van de westerse wereld; overal kwamen moderne fabrieken die van stoommachines gebruik maakten; er kwamen nieuwe producten op de markt; in hoog tempo werden spoorwegen aangelegd; de telegraaf maakte het mogelijk snel berichten door te geven; de jacht op grondstoffen en afzetmarkten leidde tot Imperialisme; er ontstonden nieuwe maatschappelijke lagen in de samenleving; de 'bourgeoisie' of gegoede burgerij verdrong de oude landadel en hun idealen waren eerder nationaal dan internationaal georiënteerd; de arbeiders werden steeds belangrijker en gingen zich organiseren; de technologische ontwikkeling zorgde voor de uitvinding van nieuwe wapens; stoomschepen zouden ook gebruikt worden, voor het eerst, in de Krimoorlog. 2.1 Aanleiding en oorzaken van de Krimoorlog Groot-Brittannië was in de negentiende eeuw de belangrijkste mogendheid, wereldmacht nummer één. Tot dit bezit behoorde ook India, waardoor de controle over de Middellandse Zee extra belangrijk was. Daarom was controle door het Ottomaanse Rijk, op de positie van Russische oorlogsschepen, in de Zeestraten die de Zwarte Zee van de Middellandse zee scheiden, zeer belangrijk. Constantinopel was daarbij een strategisch gelegen stad tussen de twee zeestraten de Dardanellen en de Bosporus. De Krim is een schiereiland, op het uiterste puntje ligt Sebastopol, de Russische marinestad. Het Turkse rijk had geen belang bij een steeds sterker wordend Rusland. Het bezat grote gebieden in de Balkan, waar Rusland ook in geïnteresseerd was. Het Turkse Rijk was echter intern verdeeld en niet langer in staat voor zijn eigen belangen op te komen. Het stond onder leiding van sultans en was aangewezen op hulp van de andere grote mogendheden. Oorzaken uitbreken Krimoorlog Het Turkse Rijk wist de grote mogendheden tegen elkaar uit te spelen. In ruil voor steun aan het sultanaat verkreeg men vrije doorgang voor handelsschepen en beloofde het de afsluiting van de Dardanellen en Bosporus voor oorlogsschepen van andere staten (verdrag van 1841 bleek echter niet houdbaar, onder andere door het imperialisme van de grote mogendheden). Frankrijk, met toenemende belangen in Noord-Afrika en dus de Middellandse Zee, had grote financiële belangen in het Ottomaanse Rijk; Frankrijk had plannen voor de aanleg van het Suezkanaal; De keizer van Frankrijk Napoleon III had hoge ambities; Er was sprake van een slechte communicatie tussen de grote mogendheden; De strijd over de zeggenschap over de heilige christelijke plaatsen. Een stoomschip in Constantinopel De zeggenschap over Jeruzalem en ander heilige plaatsen was door de Turkse sultan in 1690 gegeven aan de katholieke kerk. In de loop van de tijd was die zeggenschap in orthodoxe handen gevallen, simpel omdat er veel meer orthodoxe christenen deze plaatsen bezochten. De Russische tsaar beschouwde zichzelf als beschermheer van de orthodoxe christenen. De Fransen eisten dit recht nu plotseling terug voor de katholieke kerk. Zij kwamen met hun spiksplinternieuwe stoomschip de Charlemangne de haven van Constantinopel binnenvaren, en schonden daarmee meteen het verdrag van 1841. De ruzie met Rusland liep nu hoog op en het Turkse Rijk trachtte te bemiddelen. De Fransen slaagden erin controle te krijgen over de heilige christelijke plaatsen. Gevolgen waren: Tsaar Nicolaas I beschouwde dat als een ernstig prestigeverlies voor Rusland; De Russen hadden ten onrechte de indruk gekregen dat de Engelsen het niet erg zouden vinden als zij de Turken zouden straffen voor deze daad. De Russen bezetten daarop in 1853 Moldavië en Walachije. De Russen verwachtten dat de Turken hiermee gedwongen zouden worden tot teruggave van het beschermheerschap over de heilige plaatsen. Frankrijk en Groot-Brittannië besloten echter hun vloot gereed te maken voor een oorlog. Maar tegelijkertijd werd in Wenen een conferentie georganiseerd om de crisis op te lossen. Allen de Turken waren niet uitgenodigd. De sultan van Turkije verklaarde op 18 oktober 1853 de Russen de oorlog, in de veronderstelling dat de Engelsen hem zouden steunen. Dit was het officiële begin van de Krimoorlog, die zou duren van 1853-1856. 2.2 Verloop van de oorlog Diplomatieke middelen hadden gefaald. De Russen namen de oorlogsverklaring van de Turken hoog op en in november 1853 vernietigden zij bij Sinope bijna de hele Turkse vloot. In januari stoomden de Engelsen en de Fransen de Zwarte Zee op. Eind maart 1854 verklaarden beide mogendheden Rusland officieel de oorlog. Op 14 september 1854 landde een Frans-Britse troepenmacht van 54.000 man op het schiereiland de Krim waar zich Turkse legereenheden bij aansloten. Voor de winter inviel waren er drie belangrijke slagen uitgevochten, waarbij vooral de Engelsen uitblonken door domme acties: De slag bij de rivier de Alma op 20 september 1854. Deze werd gewonnen door de Engelsen, maar ze deden daar verder niets mee. De slag bij Balaklava op 2 oktober 1854. Engelse Lichte Brigade leed zware verliezen. Bij de derde slag raakten de legers elkaar kwijt in de mist en raakten de Engelsen een groot deel van hun voorraden kwijt en een groot aantal schepen zonk. De Russen hoopten op de hulp van de strenge Russische winter. Het zou echter nog een jaar duren voordat de Russen verslagen waren. Tot die tijd lag het geallieerde leger in loopgraven voor de stad. Zoiets was in de oorlogvoering nog nooit voorgekomen. De Engelsen lieten het veroveren van Sebastopol over aan de Fransen en durfden het enige fort dat nog in Russische handen was niet aan te vallen. Op 9 september 1855 viel Sebastopol. Kort daarna starten er onderhandelingen in Parijs. 2.3 Oorlogsvoering Verklaringen voor het feit dat Rusland deze oorlog verloor: Rusland werd op meerdere fronten aangevallen; Rusland moest overal troepen paraat houden; Rusland kreeg te maken met blokkades van al zijn toegangen tot de zee, waardoor het moeilijker werd de troepen te bevoorraden (200.000 manschappen); Rusland kon door de blokkades moeilijk exporteren. In de volgende drie gebieden vonden ook militaire activiteiten plaats: De zee van Azov, achter de Zwarte Zee. De Oostzee, met de toegang tot St.Petersburg, de toenmalige hoofdstad van Rusland. Het gebied rond de Donauvorstendommen. Een succesvolle actie van de geallieerden was de verovering van de straat van Kertch, de zeestraat naar de Zee van Azov. Moderne communicatiemiddelen zoals de telegraaf maakten een goede berichtgeving aan elkaar mogelijk. Groot-Brittannië beschikte over een grote en effectieve zeemacht en het gebruik van maritieme middelen( 300 schepen) bleek uiteindelijk van groot belang voor het winnen van de Krimoorlog. Vooral de blokkade van de Oostzee, waardoor St.Peterburg bedreigd werd speelde een rol. En in de Balkan rond de Donau werd Rusland in de steek gelaten door Oostenrijk. Oostenrijk bezette de Donauvorstendommen Moldavië en Walachije, die Rusland net ontruimd had en hield 300.000 soldaten paraat aan de grens met Rusland 2.4 Economie en oorlog De Krimoorlog was de eerste grote oorlog sinds 1815 waarbij grote mogendheden betrokken waren. Men dacht met zo weinig mogelijk middelen veel te kunnen bereiken. Vooral Engeland en Frankrijk gingen uit van een korte, doelgerichte oorlog en poogden het front waar daadwerkelijk gevochten werd zo beperkt mogelijk te houden. Het werd een korte oorlog, de legers waren snel op de been en werden gefinancierd met beperkte middelen. Toen Sebastopol echter niet voor de winter van 1854 kon worden veroverd was dat een tegenvaller en door de inzet van de marine liepen de kosten snel op. De Engelsen betaalden bijvoorbeeld 76 miljoen pond. Gedurende de oorlog werd de zwakke economische positie van het Turkse Rijk duidelijk. Het bleek slechts in staat tot een beperkte militaire steun, zeker nadat de vloot bij Sinope was vernietigd. 2.5 Soldaten in de oorlog Soldaten bleken niet goed uitgerust te zijn waardoor velen omkwamen. Ook het uitbreken van een cholera-epidemie in Varna, waar het Brits-Franse leger in juli 1854 zijn kamp had opgeslagen droeg daar aan bij. De erbarmelijke omstandigheden waarin vooral de Engelse soldaten terechtkwamen zijn als volgt te verklaren: Het leger had gerekend op een snelle overwinning; Het haventje van Balaklava waar het Engelse leger voor bevoorrading op was aangewezen, was te krap en nauwelijks geschikt voor aan- en afvoer van goederen. De Fransen hadden een betere haven; De bureaucratie in het Engelse leger stond een efficiënte bevoorrading in de weg; De verzorging van gewonden en zieken werd in Engeland niet gezien als een taak van het leger. In het Franse leger deden nonnen dat; In het Franse leger speelden standverschillen een veel minder grote rol. De media maakten de bevolking bewust van de erbarmelijke omstandigheden. En juist toen was er in Engeland een dame uit de gegoede burgerij, Florence Nightingale (1820-1910), tot de conclusie gekomen dat de verpleging een geschikt beroep zou zijn voor een dame uit de betere klassen. De minster van Oorlog vroeg haar om de verpleging van gewonde soldaten in de Krim beter te organiseren en beloofde haar 'onbeperkte middelen van de overheid' om datgene te kunnen aanschaffen waarvan zij dacht dat het nodig was. Ze vertrok met 38 verpleegsters en werd gestationeerd in het grote ziekenhuis Scutari, vlak bij Constantinopel. Ze werd 'the lady with the Lamp' genoemd, omdat ze s' nachts als enige toegang had tot de ziekenzalen. Gedurende de eerste winter dat ze in Scutari verbleef, stierven er meer dan 4.000 mannen. Een half jaar later stierf nog maar 2% door een betere organisatie en de introductie van zeep en schoonmaakborstels voor de latrines. Dat succes was niet direct aan Florence Nightingale te danken maar door aanbevelingen van een inspectieteam dat zich bezighield met de sanitaire omstandigheden. Zelf kreeg ze ook cholera, maar ze overleefde het. Na terugkomst uit de Krim in september 1856, schreef ze rapporten, waarin ze aandrong op reorganisatie van militaire ziekenhuizen en een handboek voor verpleegsters. Tevens ging men zich afvragen of er geen betere regels moesten komen voor de oorlogsvoering. Maar Florence Nightingale had het voor elkaar gekregen dat er nu in ieder geval werd geaccepteerd dat vrouwen als verpleegster konden werken. Zij maakte daarmee de weg vrij voor vrouwen die betaalde arbeid wilden verrichten en zij speelde een rol in het op gang brengen van de vrouwenbeweging. 2.6 Burgers en oorlog Napoleon de III (1808-1873) was in de veronderstelling dat het Franse volk de oorlog tegen de Russen zou toejuichen( maar dat viel tegen), maar belangrijker was waarschijnlijk zijn eigen streven naar roem en aanzien onder de vorsten in Europa. Hij was immers door een revolutie aan de macht gekomen. Het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen maakte het de vorsten mogelijk zich actiever met de oorlog te bemoeien dan vroeger. Napoleon de III was een autoritaire heerser, die zich weinig aantrok van het parlement. Ondanks het feit dat Frankrijk algemeen kiesrecht voor mannen had ingevoerd. De Engelse bevolking juichte de oorlog in het begin juist toe, maar toen succes uitbleef, veranderde dat. De regering Aberdeen kreeg te maken met rellen en demonstraties en het parlement eiste een onderzoek, wat leidde tot het aftreden van de regering. De regering die er na kwam zorgde voor een veel betere bevoorrading en verzorging van het leger. 2.7 Pers en propaganda Gedurende de gehele oorlog is de invloed van de media en de publieke opinie in Engeland groot geweest. Na de desastreuze winter van 1854 en de verslagen daarover in de Londense Times werd er een 'Times Fund' in het leven groepen om de soldaten van de noodzakelijke goederen te voorzien. In het voorjaar van 1855 was de situatie enorm verbeterd. Vooral de beschrijvingen in de Times van William H.Russel over de charge van de Lichte Brigade (zie 2.2) maakte veel indruk maar ook de beschrijvingen van Thomas Chenerey over de toestanden in het ziekenhuis in Scutari, waar hij beschreef dat er zelfs niet aan werd gedacht aan verband om de wonden te verbinden, maakten veel indruk, In 1856, na de oorlog, stelden de Engelsen censuur in op de oorlogsverslaglegging. 2.8 Gevolgen van de Krimoorlog Tsaar Nicolaas de I wilde na de overwinning in Sebastopol de oorlog voortzetten. Hij kwam echter te overlijden door een longontsteking en werd opgevolgd door Alexander III, die wel bereid was tot vredesonderhandelingen. De Krimoorlog eindigde met de Vrede van Parijs van 1856. Men kwam daarbij het volgende overeen: De Bosporus en Dardanellen werden gesloten voor oorlogsschepen van alle mogendheden; De Zwarte Zee werd een neutraal gebied, de Russen mochten geen vloot meer stationeren in het Zwarte Zeegebeid; De Russen mochten niet langer optreden al beschermers van de christenen in het Turkse Rijk (ook niet op de Balkan). Het Turkse Rijk moest beloven zijn rijk te hervormen en minder afhankelijk te worden van buitenlandse mogendheden. Tot die tijd werd het voortbestaan van het Turkse Rijk door Frankrijk en Engeland gegarandeerd. De directe gevolgen waren: Het verbreken van de Grote Alliantie tussen Oostenrijk en Rusland. De tegenstrijdige belangen op de Balkan werden nu duidelijk en zouden nog vergaande consequenties hebben voor Europa. Frankrijk had weer een sterke positie op het Europese vasteland verworven. Engeland bleef de belangrijkste macht op zee en hoefde niet meer bang te zijn voor een Russische dreiging in de richting van de Middellandse Zee. De medische voorzieningen in het leger werden verbeterd. De media kregen voortaan te maken met censuur. Het Turkse Rijk bleef over als de zieke man van Europa. Beloofde hervormingen kwamen niet van de grond. Er ontstond wel een discussie over de vraag of het Turkse Rijk terug moest keren naar een islamistisch bewind. Hoofdstuk 3: De Frans-Duitse oorlog Historisch kader Frankrijk In november 1848 werd Lodewijk-Napoleon, neef van Napoleon, tot president gekozen en in 1852 tot keizer Napoleon III gekroond. Economisch ging het Frankrijk tijdens de eerste jaren van zijn bewind goed. Veel geld kwam er beschikbaar voor de uitbreiding van het spoorwegennet. De productie van kolen en ijzer verdriedubbelde, net als de handel met het buitenland. Parijs werd een stad met brede open boulevards en werd het stralend centrum van de economische vooruitgang. In de betrekkingen met het buitenland wenste Napoleon III vooral vrede. In de praktijk liep het echter anders (Zie de Krimoorlog). Napoleon streefde naar samenwerking met de grote mogendheden, maar dan wel onder leiding van Frankrijk. Pas na 1866 kreeg Napoleon III in de gaten dat de ontwikkeling van Pruisen wel eens een bedreiging zou kunnen vormen voor Frankrijk. Toen dit duidelijk werd, was het eigenlijk al te laat. Pruisen Koning Wilhelm I had in 1861 zijn zieke broer Friedrich Wilhelm opgevolgd. Daarmee werd de hoop op een Duitse eenwording nieuw leven ingeblazen. Al sinds het eind van de Napoleontische oorlogen streefden Duitse nationalisten naar de eenwording van Duitsland. Toen er in 1848 een nieuwe revolutie uitbrak, dachten ze dat het tijdstip nu echt was uitgebroken. Maar die revolutie leidde tot niets concreets. Wilhelm I (1797-1888) wilde militaire versterking van Pruisen. Daarom vond hij legerhervorming noodzakelijk. Maar het liberale parlement zag versterking van het leger en dus van de monarchie niet zitten. Koning en parlement kwamen met elkaar in botsing en Wilhelm dreigde met aftreden. Wilhelm haalde Otto van Bismarck over om minister-president van Pruisen te worden. Diens ideaal was de totstandkoming van de Duitse eenheid onder leiding van Pruisen. Tegen de wil van het parlement voerde hij de gewenste moderniseringen van het leger door. Bismarck (1815-1898) was door zijn autoritaire optreden niet populair, maar dat veranderde, toen hij in een tweetal oorlogen overwinningen boekte. In 1864 trad Pruisen op tegen de Denen, die de hertogdommen Sleeswijk en Holstein wilden annexeren. Maar Sleeswijk en Holstein kwamen onder Pruisisch bestuur. In 1866 trokken de Pruisen ten strijde tegen de Oostenrijkers om uit te maken wie van de twee de machtigste was in Duitsland. Bismarck won de strijd. De nieuwe machtsverhoudingen kwamen tot uiting in de oprichting van de Noord-Duitse Bond in 1867. Pruisen kreeg de leiding in de Bond en Oostenrijk mocht niet meer meedoen. 3.1 Aanleiding en oorzaken van de Frans-Duitse oorlog In 1870 waren de Spanjaarden op zoek naar een geschikte kandidaat voor de troonopvolging. De Pruisische Leopold von Hohenzollern leek een goede keuze. Hij was katholiek en getrouwd met een Portugese prinses. Bismarck drong aan op aanvaarding van dat aanbod. Op 21 juni 1870 was de zaak rond. De Fransen reageerden furieus. Ze waren bang dat de Duitsers veel te veel macht zouden krijgen in Europa en eisten onmiddellijk terugtrekking van de kandidatuur en wilden een verklaring van Wilhelm dat zoiets nooit meer zou gebeuren. Deze was bepaald niet op oorlog uit en was wel geïrriteerd geraakt. Bismarck was het met hem eens en besloot er gebruik van te maken. De Duitse eenwording zou wel eens behoorlijk versneld kunnen worden met het stevige cement van een oorlog tegen Frankrijk. Frankrijk moest de oorlog beginnen. Dat zou het beste zijn voor de goede naam van Pruisen. Wilhelm wilde niet opnieuw de Franse ambassadeur ontvangen en stuurde op 13 juli 1870 een verslag naar Bismarck in een beroemd geworden telegram Emser Dépêche (telegram uit Ems). Nadat Bismarck de tekst van het telegram aanscherpte, stuurde hij het naar de krant. Toen brak de hel los in Parijs en Berlijn waar nationalistische gevoelens de kop op staken. Napoleon wilde geen oorlog, maar zag zich gedwongen de eer van Frankrijk te redden. Nog dezelfde avond gaf hij bevel het leger te mobiliseren. Vijf dagen later, op 19 juli 1870, overhandigde hij de officiële oorlogsverklaring aan de regering van Pruisen, Bismarck had zijn zin. 3.2 Verloop van de Frans-Duitse oorlog Voor de meeste mensen kwam de oorlog als een totale verrassing. Maar de Franse bevolking was enthousiast. De kranten waren juichend over de oorlogsverklaring en spraken van 'de respectloze Duitse houding' ten opzichte van Frankrijk. Ook in Berlijn demonstreerde men voor de oorlog. In veler ogen was de tegen Frankrijk uitgelokte oorlog een revanche voor de Napoleontische veroveringsoorlogen. Voor de Fransen was de oorlog van het begin af aan een fiasco. De oorzaak hiervan was de volstrekt chaotische mobilisatie van het leger. Voor Franse winst in deze oorlog was een overwicht aan manschappen en wapens echter noodzakelijk. Maar door het uiterst trage en ingewikkelde Franse mobilisatie-systeem waren veel soldaten nog onderweg naar het front op het moment dat Napoleon zich al overgaf aan Bismarck. In hoog tempo verloren de Fransen slag na slag en bij het laatste treffen van de twee vijandige legers bij Sedan was het gedaan met de Fransen. De doodzieke Napoleon, die door een ernstige nierziekte al nauwelijks op zijn paard kon zitten, capituleerde op 2 september 1870 en liet zich gevangen nemen. De bevolking van Parijs was zeer teleurgesteld en gaf de aanzet tot de val van de regering. Keizerin Eugenie vluchtte met haar gevolg naar Engeland. Vanuit een venster van het stadhuis riep de revolutionair Gambetta de Derde Republiek uit en werd er een nieuwe regering gevormd. Onmiddellijk begon deze regering met de voorbereidingen voor een nieuwe oorlog. Want met de overgave van Napoleon III was de strijd nog niet voorbij. Duitse troepen rukten, zuipend en plunderend, op naar Parijs. Op 20 september was Parijs omsingeld maar veroveren was moeilijk door de verdedigingsstelsels rond Parijs, de aanwezigheid van een verdedigingsmacht en door de aanwezigheid van de francs-tireurs. Dat waren vrijwilligers die het de Duitsers erg moeilijk maakten door hun Guerrila -aanvallen. Maar de Duitsers hoefden niet te vechten en pasten de methode van uithongering van de Parijse bevolking toe. Met 2 miljoen monden te voeden was de situatie in oktober 1870 al vrij hopeloos geworden. Terwijl de Duitse legerleiding vasthield aan de uithongeringstrategie wilde Bismarck Parijs bombarderen. Bismarck kreeg zijn zin en Parijs werd vanaf 5 januari 1871 gebombardeerd. Tegen het einde van januari 1871 was de situatie in de stad uitzichtloos geworden. De Franse regering zocht contact met Bismarck om te onderhandelen over een wapenstilstand. Op 27 januari 1871 werd een akkoord bereikt. De Fransen moesten de forten overdragen, maar niet de stad. De oorlog was voorbij en Frankrijk had verloren. Voor de Duitsers kwam het akkoord net op tijd omdat het steeds problematischer werd het enorme leger te bevoorraden. Nog voor de capitulatie van Parijs werd op 18 januari 1871 in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen onder leiding van Wilhelm I (zie afbeelding). Het werkelijke einde van de oorlog volgde pas na de definitieve vredesregeling in de Vrede van Frankfurt. De Fransen betaalden een hoge prijs. Ze moesten het departement Elzas en deels Lotharingen afstaan en 5 miljard franken oorlogsheffing betalen. 3.3 Oorlogsvoering Na het einde van de Napoleontische oorlogen bestond er geen reden meer om een omvangrijk leger op de been te houden. Zolang er zich geen grote bedreigingen van buitenaf voordeden. Het leger kwam daardoor geïsoleerd te staan en minder gewaardeerd. In Pruisen waren de legerhervormingen van 1813 tenietgedaan. Het leger werd weer kleiner en de hogere functies werden opnieuw een exclusieve adellijke aangelegenheid. Het Pruisische leger diende vooral om interne problemen, zoals revoluties van opstandige burgers, neer te slaan. Toen Willem I koning van Pruisen werd kreeg Pruisen te maken met een eersteklas militair, die nog in 1814 tegen Napoleon gevochten had en dol op het leger was. Met de hulp van Bismarck drukte hij de militaire hervormingen door. Het budget voor defensie ging flink omhoog;. De militaire dienstplicht werd ingevoerd en die niet minder dan 7 jaar duurde; Nieuwe wapens werden ontwikkeld; Nieuwe spoorwegen werden aangelegd ten behoeve van de troepen en de bevoorrading; Er kwam een speciale afdeling militaire logistiek. Frankrijk Ook in Frankrijk werd het leger na 1815 in sterkte teruggebracht. De algemene dienstplicht bleef wel bestaan, maar kreeg een eigen invulling. Tot 1870 werd via loting uit het aantal benodigde manschappen geselecteerd. Ook deze soldaten moesten niet minder dan 7 jaar dienst doen. Daarna was het te laat om een ander beroep te leren dus bleef men de rest van zijn leven bijtekenen. Maar als men genoeg geld had kon je iemand kopen die in jouw plaats het leger inging. Men kon zich zelfs verzekeren tegen het trekken van dat verschrikkelijke lot. In 1866 schatte de Franse militaire autoriteiten de omvang van het Pruisische leger op 1,2 miljoen soldaten, terwijl het Franse leger slecht uit 288.000 soldaten bestond. Napoleon III wilde nu een forse uitbreiding van het leger door het instellen van een langere dienstplicht en een grotere lichting. Uiteindelijk werd er een wet aangenomen, waarbij rond 1875 een leger van 800.000 man zou ontstaan. Daarnaast zou de Nationale Garde, een burgerwacht die ontstaan was bij het uitbreken van de Franse Revolutie, groeien tot 500.000 manschappen. Met een oorlog op korte termijn hield men geen rekening. Een zekere meneer Chassepot werkte al tien jaar aan de verbetering van de vernieuwing van het geweer. Zijn versie kon liggend herladen worden en had een bereik van 1200 meter. Het Pruisisch geweer had slechts een bereik van 600 meter. Vlak voor 1870 kwamen er 1 miljoen Chassepots beschikbaar voor het leger. 3.4 Economie en oorlog De basis van de Franse economische groei was de kredietverlening. Het bank- en kredietwezen breidde tijdens het keizerrijk fors uit. Zo kwam er een hoop geld beschikbaar voor bijvoorbeeld uitbreiding van de spoorwegen en hervormingen van het leger. Er bestonden vrijwel geen belemmeringen voor in- en uitvoer naar het buitenland. Maar als de oorlog uitbreekt, is de economische voorspoed echter snel voorbij. Doordat veel soldaten op het land werden opgeroepen bleef het werk overal in het land liggen. Maar er moesten ook monden gevoed worden op plaatsen waar geen voedsel was. Vooral Parijs had daar door de uitputtingsstrategie van de Duitsers erg onder te lijden. Daarbij brak er ook nog op het platteland de runderpest uit. Pruisen beleefde ook een periode van groei. Net als in Frankrijk komt er in de tweede helft van de negentiende eeuw de industriële ontwikkeling op gang. Veel van de arme plattelandsbevolking trekt naar de steden en vond werk in de staal- en chemische industrie. De oorlog zorgde ook hier voor een periode van stagnatie, maar die was van korte duur. Na de oorlog groeide het aantal bedrijven en spreekt men door de technische en wetenschappelijke vernieuwingen zelfs van een tweede industriële revolutie. Dat werd zeker ook bevorderd door het feit dat Duitsland nu één staat was geworden. Door de industriële revolutie bleven de economische gevolgen van de oorlog gering voor beide landen. Frankrijk was zelfs in staat met weinig moeite de opgelegde oorlogsschade van 5 miljard franken te betalen aan Duitsland. 3.5 Soldaten in de oorlog In de vijf maanden oorlog verloren 150.000 soldaten het leven. Bijna 100.000 raakten gewond. Niet de oorlogshandelingen zelf maar uitputting en ziekten eisten hun tol en de uitbraak van een pokkenepidemie maakte veel slachtoffers. Er vielen ook meer doden door het gebruik van betere en snellere wapens. Bij de Duitse legerleiding werd het grote aantal slachtoffers wel opgemerkt, maar niet als een probleem gezien, zolang er sprake was van een korte oorlog. Toen de oorlog echter langer dreigde te worden, koos men om politieke redenen voor een snelle afloop van de strijd. Het Rode Kruis, opgericht in 1864 te Genève door Henri Dunant, trok zich het lot van de soldaten aan. Bij de slag bij Solferino in 1859, toen Frankrijk vocht tegen de Oostenrijkers bleven 40.000 gewonden op het slagveld achter. Ze kregen geen medische verzorging, geen water en geen eten. Dunant besloot daarop tot een Burgerlijk beschavingsoffensief en richtte het Rode Kruis op. Hij wilde dat het Rode Kruis haar werk zou doen binnen de regels van het oorlogsrecht. Dunant koos een andere omgang met de oorlog en zijn slachtoffers dan Florence Nightengale. Zij vond vanuit haar pacifisme dat het leger zelf voor zijn gewonden moest zorgen. Organisaties als het Rode Kruis zouden het leed van de oorlog alleen maar verhevigen. 3.6 Burgers en oorlog De Franse hoofdstad was sinds het begin van de oorlog bijna in inwonersaantal verdubbeld. Dat leidde natuurlijk tot veel problemen op allerlei gebied. Daarnaast maakten honger en ziekten en de strenge vrieskou een grote rol. Na de wapenstilstand werden in Frankrijk verkiezingen gehouden voor een nieuw parlement en een nieuwe regering. Tot ontzetting van de republikeinen werden vooral aanhangers van de monarchie in het parlement gekozen. Het vertrek van de Duitsers bood de revolutionairen de gelegenheid in opstand te komen Ze kozen een eigen radicaal bestuur: Commune van Parijs. Vijf weken lang vormde Parijs een eigen onafhankelijke linkse vrijstaat. Toen opende de regering de aanval op de stad. In zeven dagen werd Parijs straat voor straat weer terugveroverd. Grote delen van de stad werden in brand gestoken. De regeringstroepen traden op met grote wreedheid. 3.7 Pers en propaganda De oorlog werd in de pers op de voet gevolgd en aan beide zijden kreeg de lezer veel vijandigheid voorgeschoteld. Want de oorlog stond volgens de correspondenten in dienst van een hoger doel, zoals het verdedigen van de christelijke waarden tegen een barbaarse vijand. 3.8 Gevolgen van de oorlog De Fransen voelden zich vernederd en wilden vergelding voor wat hen was aangedaan. Dit voedde het Franse nationalisme. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog zou dit blijken. Duitsland begon als eenheidsstaat een nieuwe periode in zijn geschiedenis. In Europa nam het land de leidende positie van Frankrijk over. De Duitse economie kende kort na de oorlog een enorme bloeiperiode. Dit kwam onder andere door het vele Franse geld dat naar het land stroomde. Zo weinig status dat het leger had gedurende het eerste gedeelte van de negentiende eeuw, zo groot was die nu. In navolging van Duitsland voerden ook andere Europese landen de algemene dienstplicht in. De offensieve manier van oorlogsvoering werd overgenomen, met de desastreuze gevolgen daarvan in de Eerste Wereldoorlog. Hoofdstuk 4: De Eerste Wereldoorlog Historisch kader Na de Frans-Duitse oorlog De Fransen wilden Elzas-Lotharingen terug dat ze na de nederlaag aan Duitsland, in 1871, hadden moeten afstaan. Dit omdat er veel zware industrie was en omdat het de grensstreek met Duitsland was. Duitsland onderging een complete industriële revolutie. In 1913 produceerde Duitsland al evenveel staal als Frankrijk en Engeland samen. Keizer Willem I zocht ook naar internationaal aanzien. Wilhelm II voerde kortom een 'Weltpolitik'. De Duitsers verwierven Duits Zuid-West -Afrika (Namibië), Kameroen en Duits Oost-Afrika (Tanzania). Maar een groot deel van Afrika was al in handen van Engeland en Frankrijk. Willem II kwam in 1905 vergeefs met een oorlogsschip naar Tanger en in 1911 was er weer een Marokkocirsis. Maar ook dat mislukte en Frankrijk bleef in Marokko. Duitsland sloot vriendschap met Oostenrijk-Hongarije en Italië, de Triple Alliantie (1882). Onder druk van de Duitse economische en politieke groei sloten Frankrijk en Rusland zich aaneen in 1894 in de Alliantie. Beide landen verklaarden elkaar te zullen steunen bij een eventuele Duitse aanval. Willem II moest voortaan rekening houden met een Tweefrontenoorlog. De Engelsen gaven nu ook hun 'splendid isolation' op (zich zo min mogelijk met Europa bemoeien). Toen Duitsland een steeds grotere handelsvloot en marine kreeg kwam Londen bij de Frans-Russische Alliantie. Engeland en Frankrijk sloten eerst een Entente Cordiale (1904) en enkele jaren later met Rusland erbij de Triple Entente (1907). Zie kaart! Op de Balkan Bij de Triple Entente gaf Engeland de anti-Russische politiek op. Toen de Turkse sultan zijn belofte tot hervorming en minder afhankelijk te worden van buitenlandse mogendheden niet nakwam kwamen de Jonge Turken in opstand. Zij waren voor; modernisering van het Turkse Rijk; met minder invloed van de islam op de politiek; tegengaan van de verdere afbrokkeling van het Turkse Rijk. Roemenië, Bulgarije en Servië waren al in 1878 losgeraakt van het Turkse Rijk en Bosnië kwam toen onder Oostenrijks bestuur. In 1905 verloor Rusland een oorlog met Japan. De tsaar ging zich nu weer meer richten op de Balkan, ook omdat hij bang was voor een sterker, gemoderniseerd Turkije. De Tsaar sloot een overeenkomst met Oostenrijk-Hongarije en dat leidde tot de eerste Balkancrisis (1908). Oostenrijk-Hongarije annexeerde tot woede van de Turken Bosnië. Het Turkse Kreta sloot zich bij Griekenland aan en Servië was kwaad, want dat wilde er juist Bosnië bij hebben. In 1911 verklaarde Italië de oorlog aan Turkije en veroverde Tripoli in Lybië. Bulgarije, Griekenland en Servië dachten nu hun grondgebied ten koste van Turkije te vergroten en de Eerste Balkanoorlog was een feit(1912). Onderlinge ruzie leidde tot een Tweede Balkanoorlog (1913) Servië, Griekenland, Roemenië en Turkije (!) tegen Bulgarije. Het Turkse Albanië werd na internationale diplomatieke druk onafhankelijk. De beide Balkanoorlogen versterkten de greep van Oostenrijk-Hongarije op de Balkan en frustreerden de Serviërs en Rusland. De Eerste wereldoorlog die in 1914 uitbrak was eigenlijk begonnen als de Derde Balkanoorlog. Economische en maatschappelijke veranderingen Rond 1900 maakten nieuwe uitvindingen, zoals de auto, de telefoon, de elektrische tram, de metro en later het vliegtuig grote indruk. Er ontstonden nieuwe industrieën, zoals de chemische en elektrotechnische industrie. De landbouwproductie steeg door het gebruik van kunstmest. De levensstandaard verbeterde sterk, o.a. dankzij de bestrijding van ziekten als pest, tyfus, tetanus en difterie, waardoor het sterftecijfer daalde. De tegenstelling tussen rijke ondernemers en de massa van industriearbeiders werd steeds groter. Er werden vakbonden opgericht en ontstonden socialistische partijen. In de politiek hielden de kapitalisten vast aan hun macht en spanden samen met de vorsten om de arbeiders in het gareel te houden. De positie van de vrouw veranderde tijdens de industrialisatie. Ze konden in de fabrieken gaan werken. Maar ook in de administratieve sector was genoeg werk. Vrouwen eisten wel gelijke behandeling, gelijke beloning en zij wilden kiesrecht. In Engeland gingen de Suffragettes over tot harde actie. Dankzij verbetering van het onderwijs steeg het algemeen opleidingsniveau. Er ontstond een moderne massamaatschappij. 4.1 Aanleiding en oorzaken van de Eerste Wereldoorlog De aanleiding vormde de moord op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije, Frans Ferdinand en zijn vrouw, door de Servische nationalist Gavrilo Princip op 28 juni 1914. Onderlinge, sudderende conflicten kwamen tot een uitbarsting. Diplomaten probeerden het tij nog te keren, maar het ene na het andere land mobiliseerde en hoopte op een snelle overwinning. Stap voor stap Oostenrijk-Hongarije gaf Servië de schuld en uit angst voor de reactie van Rusland zocht het steun bij Duitsland. Duitsland gaf Oostenrijk-Hongarije als het ware een 'blanco cheque'. Oostenrijk-Hongarije Toen bleek hoe het systeem van bondgenootschappen werkte. Rusland mobiliseerde zijn troepen langs de grens met Oostenrijk-Hongarije en Duitsland. Duitsland voelde zich bedreigd. Op 1 augustus verklaarde Duitsland daarom de oorlog aan Rusland. Twee dagen later verklaarde Duitsland ook de oorlog aan Ruslands bondgenoot Frankrijk. Toen het Duitse leger door het neutrale België trok, omdat het Parijs vanuit het noorden wilde omsingelen, was dat voor Groot-Brittannië aanleiding om Duitsland de oorlog te verklaren. Zo veroorzaakte de vonk in het kruitvat van de Balkan binnen een week een Europese vuurstorm, die vier volle jaren zou woeden. Wat waren de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog? Oorzaak I: Nationaliteitenproblemen en tegenstellingen in Oost-Europa. Binnen de grote rijken wilden minderheden met dezelfde taal en cultuur de onafhankelijkheid. Griekenland, Roemenië, Bulgarije, Servië en Albanië gaven het voorbeeld. De Servische nationalisten kregen om vier redenen steun van Rusland: De Russische taal is ook een Slavische taal; Rusland was ook christelijk (orthodox). De concurrentie met Oostenrijk-Hongarije en Turkije op de Balkan en over de toegang tot de Zwarte Zee; De frustratie over de Balkancrisis en de twee Balkanoorlogen. Voor Oostenrijk-Hongarije gold het volgende: Afrekenen met het zelfstandige Servië, onder andere uit angst voor de Servische nationalisten in Oostenrijk-Hongarije zelf; De twist met Rusland over de Balkan uitvechten; Het verder uiteenvallen van het rijk, zoals in een Hongaars en Oostenrijks deel, voorkomen. Maar ook de zwakte van het Ottomaanse Rijk speelde een rol. Oorzaak II: Modern Imperialisme en nationalisme De vernedering van de Fransen van 1870 verhevigde het Franse Nationalisme; De Engelsen waanden zich superieur aan de volkeren van het vasteland van Europa; In naam beheersten de Turken nog een flink deel van het Midden-Oosten, maar in werkelijkheid waren de Engelsen en de Fransen er de baas. Het Suezkanaal was Brits-Frans bezit en vrijwel geheel Noord-Afrika was in Franse en Spaanse handen; De Arabieren in het Turkse Rijk wilden onafhankelijk zijn; In de negentiende eeuw ontstond er een race om koloniën. Dat wakkerde de onderlinge tegenstellingen alleen maar aan, maar ook het gevoel dat Europese volkeren beter en beschaafder waren dan die van buiten Europa; Duitsland dat pas als eenheidsstaat in 1871 was ontstaan meende ook recht te hebben op koloniën (Marokko-crisis), maar Afrika was al verdeeld; Duitsland dreigde door de snelle industrialisatie Engeland en Frankrijk te overvleugelen. Wilhelm II vond dat zijn land in de Europese politiek de eerste viool moest spelen. Oorzaak III Wapenwedloop en Militarisme Het kolonialisme wakkerde de wapenwedloop aan. Duitsland gebruikte het staal om marineschepen, kanonnen en transportmiddelen te maken; Engeland begon een wapenwedloop ter zee. In 1906 kwam het eerste moderne Engelse slagschip in dienst : de Dreadnought, uitgerust met stoomturbines en daarmee het snelste schip ter wereld; In reactie ging ook Duitsland 'Dreadnoughts' bouwen. De Frans-Duitse oorlog had laten zien hoe kwetsbaar een aanval van grondsoldaten, de infanterie, kon zijn. Een oplossing bood het inzetten van kanonnen, die door de industriële revolutie steeds zwaarder en krachtiger werden; De aanleg van spoorwegen kreeg door de zware kanonnen een extra impuls; Ook Rusland bouwde oorlogsschepen en legde spoorwegen aan; Frankrijk verhoogde de uitgaven voor bewapening met 80%. Zij kozen vanwege hun aanvalsstrategie voor lichte kanonnen en snel inzetbare infanterie. Er was ook sprake van militarisme (het overwaarderen van militaire macht en alles wat daar mee samenhangt). Militairen stonden in hoog aanzien; Militaire waarden als opofferingsgezindheid, vaderlandsliefde, eer en steun aan de koning/keizer speelden een grote rol; De militaire uitgaven van landen bedroegen vaak meer dan de helft van het nationale inkomen; Regeringen waren vaak in handen van militairen. Oorzaak IV De Bondgenootschappen Zoals we al hebben gezien waren er twee bondgenootschappen ontstaan de Triple Alliantie en de Triple Entente. Zie kaart in Historisch kader. Tijdens de oorlog zouden hier nog landen bij komen, zoals de VS en Italië bij de Geallieerden. Von Schliefenplan en Plan XVII Het Duitse opperbevel hanteerde de strategie van de eerste klap uitdelen. Keizer Wilhelm liet het Von Schlieffenplan ontwerpen: eerste afrekenen met Frankrijk en dan alle troepen naar het oosten om Rusland aan te pakken. De Franse legercommandant Joffre bedacht Plan XVII. De les van 1870 was: val meteen aan en verleg de oorlog naar Duits grondgebied door een snelle en grootschalige aanval via Elzas en Lotharingen. De zwakte van Plan XVII was dat het Franse leger daardoor alleen maar kon aanvallen en dat de bewapening licht was vanwege de snelheid die moest worden aangehouden. Internationale solidariteit? Ook de sociaal-democratische partijen in Duitsland, Frankrijk en Engeland stemden voor de oorlogsbegroting en voor oorlogsvoering. Alleen de vrouwenbeweging sprak zich tegen de oorlog uit en hield vast aan haar pacifisme. 4.2 Verloop van de oorlog In de nacht van 3 op 4 augustus 1914 vielen de Duitsers België aan, op weg naar Frankrijk. Een snelle korte oorlog en het zou afgelopen zijn. Omdat Duitsland België aanviel, verklaarde Engeland nu ook de oorlog aan Duitsland. Van Grote Oorlog tot Wereldoorlog Doordat er ook troepen uit de koloniën in Europa aan de strijd gingen deelnemen ontstond er een echte Wereldoorlog. Maar er werd ook buiten Europa gevochten, zoals de strijd van de Engelsen in het Midden-Oosten tegen de Turken om Mesopotamië en Bagdad. De duikbotenoorlog verspreidde zich over bijna alle wereldzeeën. Ten slotte namen de Amerikanen in 1917 ook deel aan de strijd en mengden Japanse troepen zich in het Verre Oosten in de oorlog. Tweefrontenoorlog Binnen Europa waren er twee fronten ontstaan Het Oostfront en het Westfront. Daardoor waren de Centralen in een lastige situatie terechtgekomen. Terwijl de Duitsers door België trachten te trekken richting Frankrijk, om Parijs te omsingelen, vochten opperbevelhebber Von Hindenburg en generaal Ludendorff in het oosten met de Russen. Met hun snelle cavalerie verrasten zij de Russen in het moerasgebied bij de Oost-Pruisische Tannenberg. Bij deze slag (27 tot 30 augustus 1914) werden 700.000 Russen gedood en werden er 700.000 gevangen genomen. Ook bij de Masurische Meren, ten oosten van Tannenberg, verloren de Russen. Door de deelname aan de oorlog van de Turken werd het er niet eenvoudiger op. De inzet van troepen aan het Oostfront verzwakte de Duitse legers in het Westen. Omdat België stand hield kon generaal Joffre aan een tegenoffensief beginnen. Dat gebeurde aan de Noord-Franse rivier de Marne en aan de rivier de IJzer in België (vlak bij de Noordzeekust). Joffre bracht de Duitsers tot staan en de legers waaierden uit over een breed front, dat liep van de Elzas tot in Zuid-Vlaanderen. In 1915 kwam de oorlog tot stilstand aan het Oost- en Westfront. In 1916 probeerde de Duitsers een doorgang te forceren door de vestingstad Verdun aan te vallen. Kort daarna volgde de slag bij de Somme, die in vier maanden tijd 1.100.0000 mensen het leven kostte. (Alleen de Engelsen verloren aan de Somme 420.000 soldaten, van wie er 60.000 op de eerste dag al waren uitgeschakeld). Maar dit niet leidde tot een doorbraak. Oorlog en Revolutie Italië werd in 1915 overgehaald om mee te doen aan de kant van de Geallieerden en viel Oostenrijk-Hongarije aan. Een van de keerpunten ontstond toen Lenin, een van de communistische ballingen in Zwitserland, van de Duitsers naar Sint Petersburg mocht reizen. Hij kwam de revolutie tegen de tsaar leiden. In de eerste revolutie van februari/maart 1917 werd de tsaar afgezet en vervangen door de 'voorlopige regering van Kerenski' (naam gegeven door de communisten); in de oktober/november revolutie van 1917 slaagden Lenin c.s. er in om de macht over te nemen. Lenin besloot daarop in maart 1918, bij de vrede van Brest-Litowsk, een groot deel van Rusland aan de Duitsers af te staan en de deelname aan de oorlog te beëindigen. De Duitsers hadden de oorlog dus in het oosten gewonnen. Frankrijk en Engeland namen het Rusland zeer kwalijk waardoor Rusland ook niet uitgenodigd zou worden voor de Vredesbesprekingen in Versailles. Een ander keerpunt, maar nu aan het Westfront, was de deelname van de VS aan de oorlog. Tegen deze overmacht konden de Duitsers niet op. Keizer Wilhelm II vluchtte naar het neutrale Nederland en op 11-11-1918 sloot de nieuwe democratische regering van Duitsland een wapenstilstand. Uiteindelijk sloot het Verdrag van Versailles (1919) de Eerste Wereldoorlog af. 4.3 Oorlogsvoering Totale oorlog De slag bij de Marne (1914) vond zo dicht bij Parijs plaats dat versterkingen met stadtaxi's konden worden aangevoerd. Oorlog was niet meer een zaak van militairen alleen, maar van iedereen. Dat kwam door de volgende redenen: Vrijwel elk Europees land kende nu een dienstplicht van twee of drie jaar; Ook werd de afstand tussen het corps officieren, die zich altijd wat adellijk en elitair gedroegen, en de maatschappij kleiner; Vrijwel elke Franse familie zou worden getroffen door de oorlog( Op een bevolking van 40 miljoen waren er 8 miljoen onder de wapenen); Behalve dienstplichtigen trokken er ook vrijwilligers ten strijde, zoals bijvoorbeeld de Britten die beroepssoldaten waren; Na de slag bij Ieper was het Britse beroepsleger gehalveerd en traden veel vrijwilligers toe Spoorwegen waren belangrijk in de moderne oorlogsvoering en werden dan ook het belangrijkste transportmiddel van de Eerste Wereldoorlog. Een goede logistiek was dan ook een grote voorwaarde voor een succesvolle strijd. Dankzij de industriële revolutie was de vuurkracht van de kanonnen steeds verder opgevoerd. De Duitse Dikke Bertha lanceerde een granaat van 800 kilo met een snelheid van 1000km per uur. Geen wonder dat de Franse lichte kanonnen er niet tegen waren opgewassen. Loopgraven De Geallieerden en Centralen lagen al gauw tegenover elkaar in loopgraven, van de Kanaalkust tot aan de Zwitserse grens. (Zie kaart Westfront hierboven). Dat zou zo'n vier jaar duren. De Eerste Wereldoorlog was een loopgravenoorlog. Vlaamse loopgraven waren dijkjes gemaakt van 'vaderlandekes', zandzakken. Vijfhonderd meter achter de eerste linie lag een tweede en soms een derde. Tussen de loopgraven lag het niemandsland. De loopgravenoorlog liep vast omdat mitrailleurs en kanonnen het aanvallen vrijwel onmogelijk maakten. Toch lieten de officieren hun mannen aanvallen en joegen zo hun soldaten met duizenden tegelijk de dood in. Generaals zoals de Engelsman Haig werden daarom gewetenloze slachters genoemd van de eigen soldaten. Vliegtuig en tank In eerste instantie werden vliegtuigen, net als luchtballonnen, gebruikt voor verkenningsvluchten. Later namen piloten stenen, mijnen of granaten mee: de eerste luchtbombardementen. Vliegeniers werden bekende oorlogshelden, zoals de Duitse baron Von Richthofen. Later in de oorlog kwam het zelfs tot geregelde luchtbombardementen op steden, niet alleen met vliegtuigen, maar ook met zeppelins. Geïnspireerd door landbouwmachines werd de Holt Caterpillar Tractor ontwikkeld. Hij liep op rupsbanden, kon dwars door prikkeldraadversperringen, had geen last van mitrailleurvuur en kon zelfs over loopgraven heen rijden. De eerste vijftig van deze geheime wapens werden per krat - in het Engels tank - aangevoerd en heten voortaan tanks. Vlammenwerper en gifgas Er werden ook vlammenwerpers ingezet, die een verschroeiend vuur, konden uitbraken. Op 22 april 1915, in het gebied rond Ieper maakten de Duitsers voor het eerst gebruik van gifgas. In dit geval was het een groengele wolk van 180.000 kilogram chloor. Gifgas leek een doorbraak in de loopgravenoorlog te forceren. Al snel bleek dit wapen erg afhankelijk van de windrichting. De nieuwe uitvindingen hielpen de aanvallers om meer overwicht te krijgen op de verdedigers. Zeeblokkade De Engelse vloot hield vanaf het begin van de oorlog de Duitse vloot in de eigen havens. Hielden een echte zeeblokkade van de Duitse havens. Duitse marine-eenheden maakten wel de oceanen onveilig. Zij bestookte geallieerden schepen en maakten met hun onderzeeboten de zeeën onveilig. 4.4 Economie en oorlog De zeeblokkade stelde Duitsland voor grote problemen. Omdat Duitsland dacht dat de oorlog maar kort zou zijn, waren er weinig voorraden. Vrijwel direct ontstonden er tekorten. Daarom werd de hele economie in dienst gesteld van de oorlog, een oorlogseconomie. Nu werkten ministeries, grote bedrijven en vakbonden samen onder supervisie van de militairen. Prijzen, lonen en productie werden gecontroleerd. De Kriegsrohstoffabteilung (KRA), regelde de aanvoer en productie van grondstoffen. De bezette gebieden werden economisch gezien ondergeschikt gemaakt. Duitsland kreeg zo een geleide economie in plaats van de vrije kapitalistische economie. Ook in andere landen gingen raden en commissies de economie regelen. Om aan extra geld te komen: leenden regeringen geld. Bijvoorbeeld bij de VS; men drukte gewoon bankbiljetten bij waardoor de inflatie toenam; de belastingen moesten omhoog om de inkomsten te verhogen waardoor de koopkracht werd uitgehold. Het grote aantal dienstplichtigen en vrijwilligers aan het front veroorzaakte een groot gebrek aan arbeidskrachten. Arbeiders en technici die voor de oorlogsproductie noodzakelijk waren, kregen vrijstelling van dienst in Frankrijk en Duitsland of mochten zoals in Engeland niet als vrijwilliger meevechten. Natuurlijk stimuleerde de oorlog de ontwikkeling van de zware industrie. David Lloyd George opende fabriek na fabriek als minister van Munitie. In december 1916 werd hij premier van Groot Brittannië. Hij voerde de politiek van de 'knock out'. Deze wapenwedloop werd alleen volgehouden door reeds geïndustrialiseerde landen, in tegenstelling tot minder ontwikkelde landen als Servië, Rusland en Turkije. En dat had natuurlijk invloed op hun succes in de oorlog. Vrouwen Bij gebrek aan mannen werden steeds meer vrouwen ingezet bij de productie van wapens. Het aantal Britse vrouwen dat werkte, steeg gedurende de oorlog van 3,25 miljoen tot 5 miljoen. Er vond ook een verschuiving plaats van traditionele vrouwenarbeid naar productiewerk. Vrouwen werkten ook aan het front bijvoorbeeld als verpleegkundigen. Het zelfvertrouwen van de vrouwen nam daardoor toe en steeds meer vrouwen vonden het vreemd dat ze altijd zo afgesloten waren geweest van die mannenwereld in economie en bestuur. En waarom kregen vrouwen geen kiesrecht? Net als de Krimoorlog bevorderde de Eerste Wereldoorlog de vrouwenemancipatie en de versnelde invoering van het vrouwenkiesrecht. Duikboten en schaarste De door de Duitsers afgekondigde onbeperkte duikbotenoorlog deed, gecombineerd met de zeeblokkade, in 1916-1917 de tekorten aan grondstoffen en voedsel flink oplopen. Regeringen voerden een systeem van bonkaarten in. De geallieerde landen profiteerden van de deelname van de Verenigde Staten in 1917 aan de oorlog. De export van de VS van wapens en voedsel steeg enorm. Ook in de VS moesten overheidsinstellingen ingrijpen in de economie, vanwege de overschakeling op producten die in Europa schaars waren. Maar alles moest wel betaald worden en aan het einde van de oorlog hadden veel Europese regeringen schulden in de Verenigde Staten. 4.5 Soldaten in de oorlog De verliezen waren zo groot, dat ze in de demografische cijfers zijn terug te vinden. Tussen 1870 en 1899 werden 16 miljoen jongens geboren. Van hen stierf 13% in de Eerste Wereldoorlog. Van de jaargangen 1892-1895 in Duitsland vond meer dan 35% de dood in de oorlog. Van de in totaal 1 miljoen Britse doden werden 500.000 lichamen nooit gevonden. Dat gold ook voor 50% van de 1,7 miljoen Franse gesneuvelden. De overlevenden uit deze cohorten jongeren hadden het onprettige gevoel dat zij dan wel ontsnapt waren aan de dood, maar dat ze hun gedode kameraden eigenlijk in de steek hadden gelaten. De oorlog in het westen werd een afmattende loopgravenoorlog. De Duitsers belegerden om een doorbraak te forceren zes maanden lang Verdun(1916). Later in het jaar, bij de slag aan de Somme, ondernamen de Engelsen eerst een hevig bombardement met artillerie over de eigen infanterie heen. Dat ging niet goed zodat de eigen infanterie in het schootsveld kwam te liggen. Het werd een rampdag voor de Engelsen, temeer omdat de Duitsers sterken bleken dan verwacht. Op die vreselijke dag aan de Somme verloren de Engelsen 20.000 man van de 100.000 die de aanval ondernamen. Dankzij een sinds de Krimoorlog sterk verbeterde zorg en een uitgebreid vaccinatieprogramma vielen de meeste soldaten door vijandelijk vuur. Het leven in de loopgraven had veel risico's: Van de nattigheid in de loopgraven rotten je voeten weg; De Gangreen maakte aangetaste lichaamsdelen zwart, waarna ze gewoon afvielen; Longontsteking, dysenterie en buikloop putten de soldaten uit en sommige plaagden zelfmoord omdat ze het niet meer uithielden; Soldaten waren geestelijk soms zo kapot van de granaatinslagen - de zogenaamde shellshock, oftewel granaatschok - dat ze compleet in de war raakten. Na de oorlog verbleven duizenden veteranen in afgesloten tehuizen, vanwege hun gruwelijke verminkingen. Gemotiveerd Waarom gingen de soldaten toch naar het front? Door het nationalisme; Men paste de biologische theorie van Darwin toe op de maatschappij en de mens zelf. Het recht van de sterkste werd vertaald in het recht van het sterkste volk, om zwakkere volkeren te onderdrukken of zelfs uit te roeien. Dit noemt men sociaal darwinisme; De propaganda zweepte ook iedereen op. Twijfel aan de oorlog betekende verraad; Door het militarisme ontstond er een ware oorlogscultuur: de vijand was zwart en het eigen vaderland wit; alleen oorlog kon een oplossing bieden. Dit alles komt mooi tot uitdrukking in de propagandaposter van de Verenigde Staten die het optrekken tegen de Centralen zelfs zien als een kruistocht. De Fransen waren extra gemotiveerd vanwege de langdurige bezetting van Elzas en Lotharingen; De Russen waren vernederd door de snelle bezetting van het westelijk deel van hun land; De Engelsen voelden zich bedreigd in hun belangen op zee en in de kolonies. Er was wel kritiek, zoals in de vrouwenbeweging, maar het overgrote deel van de bevolking stemde in met de oorlog. Zelfs de socialisten vergaten hun internationale solidariteit. Soms was er sprake van verbroedering tussen de vijanden. Duitsers en Engelsen speelden voetbal in het 'niemandsland' en tijdens Kerst zongen soldaten samen kerstliederen. Muiterij en revolutie De muiterijen werden heviger naarmate de oorlog vorderde en de ellende aan het thuisfront toenam. In 1917 staakten de Franse soldaten. Tijdens de oorlog zijn er duizenden soldaten geëxecuteerd wegens muiterij en desertie. In het revolutiejaar 1917 riepen de aanhangers van Lenin de soldaten op te stoppen met de oorlog. Toen de bolsjewisten onder leiding van Lenin en Trotzki in oktober aan de macht kwamen, streefde Lenin meteen naar wapenstilstand met Duitsland. De internationale revolutie kwam toch, dus wat maakte het uit. Zo was ook de revolutie van invloed op de oorlog. 4.6 Burgers en oorlog Aan het Westfront was de strijd al snel beperkt tot de lange, smalle corridor van loopgraven. In dat gebied ontstond veel schade aan het landschap, de gebouwen, de wegen en de spoorwegen. Om te voorkomen dat burgers weer als Francs-tireurs, de Franse scherpschutters in de FransDuitse oorlog van 1870, zouden optreden voerden de Duitsers vanaf het begin executies uit onder de burgerbevolking en branden zij hele dorpen plat. Maar volgens de Geneefse conventie (1864) en de Haagse vredesconferenties (1899 en 1907) waren dit oorlogsmisdaden. Er vielen ook burgerslachtoffers door bombardementen, door mijnen, verdwaalde kogels en door gifgaswolken die de verkeerde kant opdreven. Een miljoen Belgische vluchtelingen vluchtten naar Nederland, waaronder 40.000 militairen Gedwongen arbeid en schaarste Alle burgers uit bezette landen werden als goedkope arbeidskrachten ingezet voor de oorlogsvoering en gevangen genomen soldaten werden in krijgsgevangenkampen opgesloten. In wezen werden burgers en soldaten als slaven beschouwd. Honger betekende een verhoogde vatbaarheid voor ziekten. Ook aan medicijnen was gebrek. Bijna 30 miljoen Europese burgers stierven dankzij de Eerste Wereldoorlog. Precies toen de bevolking er het meest vatbaar voor was, kwam de Spaanse griep. Op een Amerikaanse basis sloeg het griepvirus H1N1 toe. Het Amerikaanse leger nam het virus ongewild mee naar Europa en verspreide zich daar. Men noemt het de Spaanse griep omdat Spaanse journalisten er het eerste over schreven. De Spaanse griep koste 20 miljoen mensen het leven. Het Rode Kruis Het Rode Kruis riep op tot vrede en het respecteren van de regels van Genève en Den Haag. In 1917 kreeg het Rode Kruis de Nobelprijs voor de Vrede. 4.7 Pers en Propaganda De geallieerde landen hielden de pers onder controle. In 1914 werd aan geallieerde kant de vrijheid voor kranten en bioscoopjournaals ingeperkt. Intellectuelen en kunstkenners in Duitsland meenden dat de oorlog tegen de Duitse cultuur gericht was. De Duitse legerleiding zag het gevaar van een vrije pers in oorlogstijd. Die was er al nauwelijks in Duitsland, maar kritiek was voortaan onmogelijk. Dat was jammer want kranten konden de publieke opinie sterk beïnvloeden. Journalisten pasten uit vaderlandsliefde zelfcensuur toe. Voor de thuisblijvers werden brieven van soldaten een belangrijke bron van informatie. Vanwege het effect hiervan op de publieke opinie besloten regeringen om brieven onder censuur te plaatsen. In Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië stond de bevolking massaal achter de oorlog. Alleen had Groot-Brittannië te maken met opstandige Ieren (Ierland was toen nog niet onafhankelijk), die soms openlijk de kant van de Duitsers kozen. Moeilijker was het in Oostenrijk-Hongarije, waar de minderheden als de Serven, voor de tegenstander kozen, in dit geval het onafhankelijke Servië. Dat gold ook voor Rusland, waar de revolutie de Russen voor de keuze stelde: voor of tegen de tsaar, maar dan wel een tsaar die de oorlog tegen Duitsland leidde. Juist in democratische landen, waar parlementen een oorlogsbegroting konden afkeuren, was de publieke opinie van groot belang. Volgens sommige historici waren de agressieve oorlogscultuur en de propaganda een oorzaak van de oorlog, of hebben zij deze in ieder geval veel langer laten duren. 4.8 Gevolgen van de Eerste Wereldoorlog Op 11 november 1918 kwam er ook aan het Westfront een einde aan de oorlog. De Duitse keizer trad af en kreeg in Nederland asiel. Militaire leiding en keizer hadden besloten dat het beter stond om een nieuwe regering van sociaaldemocraten en liberalen de overgave van Duitsland te laten regelen. Het antwoord op de schuldvraag voor de nederlaag werd zo ten onrechte gelegd bij de democratische partijen van Duitsland. Alsof deze regering het leger een dolk in de rug zou hebben gestoken. Zo ontstond de mythe van de Dolkstootlegende. De Amerikaanse president Woodrow Wilson had in een veertienpuntenplan zijn vredesprogramma vastgelegd. Daarin waren het zelfbeschikkingsrecht en democratie het belangrijkste. 'To make the world safe for democracy'. De Europese landen moesten onderling verdragen afsluiten en er zou een Volkenbond worden gesticht, die op kon treden als scheidsrechter tussen landen. Bij de Vrede van Versailles (28 juni 1919) speelde de VS voor het eerst in de geschiedenis een belangrijke rol bij het regelen van Europese zaken. Georges Clemenceau, de Franse minster-president vond Wilsons plannen te idealistisch. Hij eiste wraak. Premier David Loyd George zag het realistischer in, maar zijn land lag dan ook niet direct aan Duitsland. Hij waarschuwde: 'Als het land zich door de vrede van 1919 onrechtvaardig behandeld voelt, zal het middelen vinden om wraak te nemen op zijn overwinnaars'. Rusland deed niet mee omdat het in maart 1918 een vrede met Duitsland had gesloten en nu als een gevaar werd gezien. Oostenrijk-Hongarije en Turkije verloren en dankzij het nationalisme vielen beide rijken uit elkaar. Alle overeenkomsten samen zorgden voor een nieuwe kaart van Europa. Maar de minderhedenproblematiek werd door het verdrag van Versailles niet opgelost en de conferentie bleek een overleg van alleen overwinnaars. De Verliezers zoals Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, mochten niet meepraten en mochten alleen hun handtekening zetten. De nieuwe Duitse Weimar-republiek moest wel: Duitsland had zich overgegeven en stond alleen in de internationale politiek. Door het verdrag van Versailles werden de voordien grootmachten: Duitsland, OostenrijkHongarije, Rusland en het Turkse Rijk ontmanteld of omringd met en aantal nieuw ontstane staten. Opgelegde maatregelen door het verdrag van Versailles: Oostenrijk Hongarije: Einde keizerrijk, republieken Oostenrijk, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië Turkse Rijk: Ingekrompen tot klein Azië en het stukje Europa waar Istanbul ligt. Rusland: Afspraken Brest-Litowsk overgenomen; Estland, Letland en Litouwen zelfstandige staten; Afstand gebied aan Polen. Duitsland: Verlies van Elzas-Lotharingen en het militair-strategisch belangrijke gedeelte van de Ardennen tussen Eupen en Malmedy; Rijnland, een gedeelte van Duitsland dat grensde aan Frankrijk, gedemilitariseerd; Deel Pruisen aan nieuwe staat Polen; Poolse corridor (van Polen naar de Oostzee, dwars door Pruisen); Danzig werd zelfstandige stadstaat onder bestuur Volkenbond. Verlies van alle koloniën; Het betalen van herstelbetalingen; Het leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man, de marine 20.000 man; Duitsland mocht niet samengaan met Oostenrijk; Duitsland kreeg de schuld van de oorlog. De regering van Duitsland verzette zich wel jarenlang tegen de opgelegde herstelbetalingen.Uiteindelijk bezetten de Fransen en Belgen het Duitse Ruhrgebied (1923). Door de door de Amerikanen verstrekte Dawesleningen kon de economische kringloop worden hersteld en in 1925 sloot Duitsland het verdrag van Locarno waarbij Duitsland de opgelegde westgrenzen erkende. (Dus niet de oostgrenzen!). Duitsland werd internationaal weer geaccepteerd en sloot zich ook aan bij het Briand-Kellog Pact (1928), waarin vele landen beloofden conflicten niet meer door een oorlog op te lossen. Ook mocht Duitsland lid worden van de Volkenbond. Wonden likken of wraak nemen President Wilson was teleurgesteld toen ook nog het Amerikaanse Congres het Verdrag van Versailles niet wenste te ratificeren, geen lid werd van de Volkenbond en zich terugtrok in Isolationisme. Een groeiend aantal mensen keerden zich tegen oorlog en werd pacifist. Om oorlog in de toekomst te vorkomen werd in 1922 in den Haag een permanent Hof van Justitie opgericht, waar landen hun geschillen aan konden voorleggen. In de parlementen van democratieën als Frankrijk en Engeland klonken die geluiden ook door in de volksvertegenwoordiging. En dus hielden de regeringen er rekening mee en werden de uitgaven voor defensie teruggedrongen. In bijna elk dorp of stad staat wel een monument ter gedachtenis aan de gevallenen uit de Eerste Wereldoorlog en iedere hoofdstad kreeg een monument voor de onbekende soldaat. De kerkhoven waar de miljoenen slachtoffers werden begraven zijn echter de grootste monumenten van de eerste totale oorlog. In de literatuur en beeldende kunst gaven veel kunstenaars en schrijvers hun impressies van de oorlog. Opnieuw: donkere wolken In Duitsland kwamen in de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw ultrarechtse groepen op die zich keerden tegen de democratie, het Verdrag van Versailles en tegen de Weimar-republiek. Maar ook de grote conservatieve partijen wilden af van de 'papieren democratie'. In 1923 probeerde Adolf Hitler via een staatsgreep de macht over te nemen. Dat mislukte en in gevangenschap schreef Hitler zijn boek 'Mein Kampf'. Daarin beschreef hij de toekomst van het nationaal-socialisme. Onder invloed van de economische crisis werd de politieke situatie in Duitsland een strijd tussen de communisten en de nationaal-socialisten waardoor Hitler op 30 januari 1933 tot Rijkskanselier werd benoemd (dezelfde dag werd F.D. Roosevelt president van de VS). Het duizendjarige rijk zou gelukkig maar 12 jaar duren, maar van Europa opnieuw een puinhoop maken.