CAS U Ï ST I EK Huisartseneditie Anafylaxie door regendaas, een zeldzame insectenallergie Auteurs H. de Groot en A.W. van Toorenenbergen Trefwoorden anafylaxie, immunotherapie, insect, RAST Samenvatting In deze casus wordt een anafylaxie beschreven bij een 6-jarige jongen die was gestoken door een regendaas. De commerciële RAST op een daas was negatief. Dit kwam waarschijnlijk door een lage allergene verwantschap van de regendaas met de daas die in Nederland voorkomt. Door koppeling van verzamelde regendazen Inleiding Na een steek of beet van dazen, horzels en muggen wordt dikwijls een forse, lokale ontstekingsreactie gezien. Deze reactie is niet IgE-gemedieerd en kan uiteenlopen van een kleine bult tot een zwelling van de gehele extremiteit gedurende 1-2 weken. Ook bij steken van insecten zoals bijen, wespen en hommels kan lokaal een forse zwelling optreden. Bij een zwelling met een diameter van meer dan 10 cm wordt gesproken van een ‘large local reaction’. Hiernaast kunnen steekvliegen of dazen ook aanleiding geven tot ernstig verlopende anafylactische reacties, zoals onderstaande casus verduidelijkt. Casus Op verzoek van een longarts in Brabant werd bij ons op de polikliniek een patiënt van 6 jaar gezien. In de zomer van 2002 was hij 2 dagen achter elkaar gestoken door een soort ‘plakvlieg’ of horzel. Het ging om een vliegachtig insect dat na het bijten op de huid bleef plakken. Bij de eerste steek was er aanvankelijk een lichte lokale zwelling te zien, maar binnen 5 minuten ontstonden er klachten van algemene roodheid, zwelling van de slijmvliezen, kortademigheid, misselijkheid en duizeligheid. Het bewustzijn bleef helder. De huisarts werd geroepen en deze stelde de diagnose anafylaxie. Hij behandelde de patiënt adequaat en succesvol met adrenaline. 67 vol. 2 nr. 2 - 2007 aan een vaste drager is het gelukt de IgE-gemedieerde reactie bij deze jongen te bevestigen. Helaas is er, behalve mogelijke vermijding van regendaassteken en het voorschrijven van een adrenalineauto-injector, geen causale therapie in de vorm van een injectiekuur met gezuiverd allergeen voorhanden. (Ned Tijdschr Allergie Huisarts 2007;2:67-70) De tweede dag was het opnieuw raak. Een soortgelijk insect werd van het been afgehaald en snel hierna ontstonden klachten van rode vlekken en kortademigheid. De patiënt werd snel naar de huisarts gebracht die de allergische reactie behandelde met adrenaline. Voor deze gebeurtenissen vermeldde de anamnese van de patiënt een normale reactie op steken en beten van wespen en muggen. Dit wil zeggen dat bij een steek of beet een milde lokale zwelling met plaatselijk jeuk ontstond. De allergische anamnese vermeldde een stabiele rinoconjunctivitis en bronchiale hyperreactiviteit bij een sensibilisatie voor huisstofmijten en huisdieren. De woning werd gesaneerd en er waren geen huisdieren. De patiënt ontving de volgende medicatie: budesonide 2 dd 400 mg, terbutaline z.n. en na de tweede steek een adrenalineauto-injector (sterkte 0,15 mg). Bij het lichamelijke onderzoek werd een gezonde jongeman gezien in goede voedingstoestand. De huid vertoonde geen afwijkingen, met name geen urticaria pigmentosa. Over de longen werd vesiculair ademgeruis gehoord. Laboratoriumonderzoek Het is de buurtbewoners gelukt om de betreffende regendazen in de zomer van 2003 te vangen. Na entomologische evaluatie bleek te gaan om de speciës Haematopota pluvialis. Er werden eiwitten van de vliegen geëxtraheerd, gefiltreerd en vervolgens gekoppeld nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie Huisartseneditie Tabel 1. Laboratoriumonderzoek. tryptase 3,9 µg/l (binnen de norm) totaal-IgE 290 E/ml specifiek-IgE gericht tegen honingbij negatief specifiek-IgE gericht tegen wespengif ++ specifiek-IgE gericht tegen de gele horzel negatief specifiek-IgE gericht tegen regendaas (speciës Tabanus) negatief percentage binding van anti-lgE 70 60 50 40 30 20 10 0 blanco controle patiënt 0,25 ml 0,5 ml 1 ml hoeveelheid sepharose Figuur 1. De regendaas-RAST. aan cyanogeen-bromidegeactiveerde sepharose. Een constante hoeveelheid van deze sepharose werd geïncubeerd met het serum van de patiënt en van controlepatiënten met een vergelijkbaar totaal-IgE-gehalte. Na het wegwassen van de niet-gebonden serumeiwitten volgde een incubatie met radioactief gemerkte antistoffen. Na een volgende wasprocedure werd de sepharosegebonden radioactiviteit gemeten en uitgedrukt als percentage van de totaal toegevoegde hoeveelheid. Met behulp van een ijklijn kon de gebonden radioactiviteit worden omgerekend in kU specifiekIgE/L. Dit gaf een specifiek-IgE-gehalte van 51 kU/L gericht tegen H. pluvialis (Klasse 5, zie Figuur 1). Bij een bepaling van allergeenspecifiek-IgE dient voldoende ‘solid-phase’-allergeen per test aangeboden te worden om specifiek-IgE uit een serum te kunnen laten binden. Omdat de optimale hoeveelheid allergeen-sepharose niet bekend was, zijn verschillende hoeveelheden uitgetest. Bij 0,25 ml allergeen-sepha- Figuur 2. Haematopota pluvialis. Overgenomen uit: De grote encyclopedie der insecten. REBO productions, Lisse, 1990. ISBN 90 366 0450.8. rose was de IgE-binding al bijna maximaal. Bij 0,5 ml allergeen-sepharose werd kennelijk per test zoveel allergeen aangeboden, dat de IgE-binding bij die hoeveelheid een plateau bereikte. De diagnose werd bevestigd met het laboratoriumonderzoek: anafylaxie ten gevolge van een regendaasallergie. De gegevens van het laboratoriumonderzoek, dat werd uitgevoerd met het ImmunoCAP®-systeem (Phadia B.V.), zijn weergegeven in Tabel 1. Decursus In de nazomer van 2003 werd de patiënt opnieuw op de rug gestoken door 4-5 regendazen. Binnen 10 minuten ontstonden er klachten van gegeneraliseerde urticaria, jeuk, rinoconjunctivitis, zwelling van de lippen, dorst en defaecatiedrang. Een adrenalineauto-injector werd snel gezet en uit voorzorg werd de patiënt een aantal uren ter observatie opgenomen. De dag erop zat weer een regendaas op zijn rug die snel weggeslagen nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie vol. 2 nr. 3 - 2007 68 CAS U Ï ST I EK Huisartseneditie Aanwijzingen voor de praktijk 1.Een anafylactische reactie op een regendaas is zeldzaam, maar is nu voor een aantal patiënten in Nederland beschreven. 2.Het vaststellen van de IgE-antistoffen die verantwoordelijk zijn voor anafylaxie dient in gespecialiseerde centra uitgevoerd te worden, aangezien commerciële tests niet voorhanden zijn of niet het juiste insect bevatten. 3. Bij een anafylaxie dient de adrenaline-autoinjector altijd als EHBO-middel te worden voorgeschreven. 4.Op dit moment is er geen gezuiverd regendaasextract voor immunotherapie beschikbaar. kon worden. Er ontstond gelukkig alleen een kleine zwelling op de plek waar het insect had gezeten. Beschouwing De familie der Tabanidae (dazen) zijn middelgrote tot grote (5-30 mm lange) tweevleugelige insecten met korte antennen. De regendaas (H. pluvialis) is een van de kleinste leden van de dazenfamilie (8-12 mm), is zwartgrijs en lijkt bestoven met olijfgroen poeder (zie Figuur 2, pagina 68). Andere genus van de Tabanidaefamilie zijn de Chrysops en de Tabanus spp. Meer gedetaileerde informatie is te vinden op www.roberth.unet.com/horseflies.htm. De regendaaswijfjes vliegen geruisloos, gaan op een slachtoffer zitten en steken onmiddellijk. Ze zijn tot het vallen van de avond actief, ook als het slecht weer is en zelfs als het regent (vandaar hun naam). Ze zijn vooral te vinden op vochtige, drassige plaatsen en aan het water. Mannetjes en vrouwtjes zijn van elkaar te onderscheiden aan hun kop. Bij de mannetjes raken de facetogen elkaar over enige afstand en bij de vrouwtjes zit er een ruimte tussen. Anafylaxie door de order van de tweevleugeligen (Diptera) is slechts sporadisch in de literatuur in ‘case reports’ te vinden.1-5 Soms lukt het de auteur met een zelfgemaakt extract de IgE-gemedieerde aard van de allergische reactie vast te stellen.1,3,5 Er zijn echter geen goede commerciële diagnostische materialen voorhanden. Ook bij deze patiënt lukte het niet de IgEantistoffen vast te stellen met een commerciële RAST. De commerciële RAST bepaalt specifiek-IgE gericht tegen de genus Tabanus en blijkbaar is de allergene verwantschap met de genus Haematopota niet zodanig dat het IgE van de patiënt deze ook herkent. Voor wat betreft de behandeling zou immunotherapie met het zogenaamd ‘whole body extract’ of idealiter 69 vol. 2 nr. 3 - 2007 het speekselklierextract van de regendaas een optie zijn.4 Tot nu toe zijn hierover echter geen placebogecontroleerde studies gepubliceerd.2,3 Het grootste praktische probleem is het vinden van een goed, gestandaardiseerd, reproduceerbaar insectenextract. Een allergeenproducerende industrie zal het namelijk niet interessant vinden hier geld en moeite te steken in een onderzoek naar een dergelijk insectenextract voor een kleine groep patiënten.6 Vooral de isolatie van grote hoeveelheden speekselklieren is moeilijk uitvoerbaar. Immunotherapie met ‘whole body’-extract brengt het risico van sensibilisatie voor nieuwe allergenen met zich mee. Dankbetuiging Wij danken dhr. G. Klein Heerenbrink voor het uitvoeren van de allergeenextracties, koppelingen en sepharosebepalingen. Dit artikel is tevens verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Allergie (Ned Tijdschr Allergie 2005;5:102-5). Referenties 1. Freye HB, Litwin C. Coexistent anaphylaxis to Diptera and Hymenoptera. Ann Allergy Asthma Immunol 1996;76:270-2. 2. Hrabak TM, Dice JP. Use of immunotherapy in the management of presumed anaphylaxis to the deer fly. Ann Allergy Asthma Immunol 2003;90:351-4. 3. McCormack DR, Salata KF, Hershey JN, Carpenter GB, Engler RJ. Mosquito bite anaphylaxis: immunotherapy with whole body extracts. Ann Allergy Asthma Immunol 1995;74:39-44. 4. Hemmer W, Focke M, Vieluf D, Berg-Drewniok B, Gotz M, Jarisch R. Anaphylaxis induced by horsefly bites: nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie Huisartseneditie Identification of a 69 kD IgE-binding salivary gland protein from Chrysops spp (Diptera Tabanidae) by western Correspondentieadres blot analysis. J Allergy Clin Immunol 1998;101:134-6. 5. De Maat-Bleeker F, Van Bronswijk EM. Allergic reac- Dr. H. de Groot, internist-allergoloog tions caused by bites from blood-sucking insects of the Tabanidae family, species Haematopota pluvialis Erasmus Medisch Centrum [abstract]. Allergy 1995;50(suppl 26):388. Afdeling Allergologie 6. De Jong NW, Vermeulen AM, De Groot H. Allergy to Postbus 2040 bumble bee venom. III. Immunotherapy follow-up study 3000 CA Rotterdam (safety and efficacy) in patients with occupational bum- Tel.: 010 463 92 22 ble-bee anaphylaxis. Allergy 1999;54:980-4. E-mail: [email protected] Dr. A.W. van Toorenenbergen, klinisch chemicus Afdeling Centraal Klinisch Chemisch Laboratorium Correspondentie graag richten aan de eerste auteur. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie vol. 2 nr. 3 - 2007 70