Maatschappelijke zorg 2 DSM ziekte en stoornissen van cliënten Medicatie De vorige keer… Vandaag Medicatie • Werkzame stof/ naamgeving • Werking en functie van het medicijn • Van indicatie tot aflevering • Controle en veiligheid. • Verdieping polyfarmacie Werkzame stof/ naamgeving • Chemische stof dat er voorzorgt dat het medicijn het gewenste effect heeft. • Plantaardige of dierlijke stof als basis. • Maar het kan ook zijn dat het in een laboratorium gemaakt word. (synthetisch) • Voorbeeld is - Dextromethorfan, benzoylperdoxide, dexchloorfernarine hoestdrank tegen acne tegen jeuk - levothyroxinenatrium Schildklierhormoon. Hulpstoffen • Veel medicijnen bestaan voor een deel uit hulpstoffen zoals: Bindmiddelen – om het medicijn niet uiteen te laten vallen. • Coating – om er voor te zorgen dat een pil pas in de darm uiteen valt. • Glijmiddelen – voor het uit de vorm lossen van tabletten of makkelijk te kunnen verpakken. • Granuleermiddelen – om een tablet in een bepaalde snelheid in de maag uiteen te laten vallen. • Kleurstoffen – om een beter uiterlijk van het product te verkrijgen. • Smaakstoffen – om soms bittere smaak te verbloemen of om innemen te vergemakkelijken. • Vulstoffen – noodzakelijk om sommige producten meer volume te geven. Naamgeving • Ieder geneesmiddel heeft eigenlijk 3 namen, namelijk een chemische naam, een stofnaam en een merknaam. • De chemische naam van een geneesmiddel is een nauwkeurige beschrijving van de chemische samenstelling van het geneesmiddel en een beschrijving van de rangschikking van de atomen in het middel. Het is dan ook een hele lastige, lange naam. Stofnaam De stofnaam is een internationaal geaccepteerde naam die is afgeleid van de chemische naam, bijvoorbeeld paracetamol. Merknaam Iedere producent verzint een merknaam voor zijn medicijn, hier vraagt hij ook het octrooi op aan. Werking en functie van het medicijn • Medicatie begint te werken zodra er voldoende werkzame stof aanwezig is op de plaats waar het zijn werk moet doen. • Je kunt onderscheid maken tussen medicijnen die in de bloedbaan opgenomen worden en medicijnen die op een bepaalde plek van het lichaam, op de huid of op slijmvliezen, aangebracht worden. Denk bij het aanbrengen op slijmvliezen aan sprayen in de luchtwegen, druppelen van ogen, oren en neus. • Medicatie die in de bloedbaan opgenomen wordt, moet in een bepaalde concentratie in het bloed aanwezig zijn voordat de gewenste werking optreedt. • Met concentratie wordt in dit verband de hoeveelheid werkzame deeltjes per milliliter bloed bedoeld. Dit kan uitgedrukt worden in aantal microgram per milliliter, afgekort weergegeven als µg/ml. Medicatie: uitzetten of verstrekken De regel van 5: 1 juiste medicijn 2 juiste persoon 3 juiste tijdstip 4 juiste hoeveelheid 5 Juiste toedieningswijze Let op: lees altijd de bijsluiter goed. De werking De werking van een medicijn is afhankelijk van verschillende factoren. De werking 1 • Niveau en of de conditie van de cliënt. Soms werk medicatie tegenovergesteld. • Leeftijd, Naarmate de cliënt ouder wordt, wordt de werking van de nieren en ademhaling minder. Hierdoor duurt het afvoeren van afvalstoffen langer. De werking 2 • Tijdstip. • Voedingstoffen. Voeding kan effect hebben op de werking van medicijnen. • Medicatie die op elkaar inwerken. Medicatie Toedieningsvormen ENTERALE Via het maag darmstelsel • Oraal - Tablet (retard) - Poeder - Capsule - Dragee - Bruistablet - Drank (meestal: siroop, suspensie) • Rectaal - Zetpil (supp) - (Micro) Klysma PARENTERALE buiten het maag darmkanaal • Druppels (oog/oor/neus) • Zalven/crèmes (huid, oog, vagina) • Pleisters • Strooipoeder • Inhalatie • Vaginaal tabletten • Injectievloeistof (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus) Zalf en crème • Crème: bestaat uit veel water en weinig vet of olie. Een crème trekt snel weg. Je wrijft de crème in de huid. • Zalf: bevat vrijwel alleen vet. Nauwelijks of geen water. Deze zalf werk goed voor een zeer droge huid. Contra-indicatie bv eczeemhuid. Hierdoor sluit je de huid af. • Vette crème zit ertussen in. Goed voor bv eczeem patiënten. Niet te vet, niet te dun. Druppels • Neusdruppels • Oogdruppels • Oordruppels Inhalatie • Dosisaerosol • Poederinhalatoren • Vernevelaars Verschillende inhalatoren: Aandachtspunten medicijntoediening • Check of zorgvrager zelf de regie kan nemen. • Check welke bijzonderheden er zijn bij de toediening: Bijv. Orale medicatie: voor/tijdens/na het eten/nuchter? Heel? Oplossen? Bruisen? Innemen met water? Dik vloeibaar? • Controle of zorgvrager medicatie heeft ingenomen. Pas daarna aftekenen! • Observeren/rapporteren (voldoende) effect • Observeren/rapporteren bijwerkingen/ overgevoeligheidsreacties Opdracht blz 108 Polyfarmacie • Een goede en eenduidige omschrijving van polyfarmacie is van belang om onderzoeken naar veelvuldig geneesmiddelengebruik goed te kunnen inschatten. Polyfarmacie wordt vaak geassocieerd met één of meer van de volgende kenmerken: • geneesmiddelgebruik zonder een duidelijke indicatie; • gebruik van twee identieke middelen; • gelijktijdig gebruik van twee interacterende middelen; • gebruik van middelen die gecontraïndiceerd zijn; • gebruik van een middel bedoeld om een bijwerking van een ander middel te bestrijden; • verbetering na het stoppen of onderbreken van medicijngebruik. Conclusie • Onder het begrip ‘polyfarmacie’ verschuilen zich verschillende problemen, waarbij zich steeds weer de vraag voordoet of polyfarmacie ook ondoelmatig voorschrijven veroorzaakt. • De aandacht voor polyfarmacie zou omgebogen moeten worden naar aandacht voor doelmatig geneesmiddelengebruik, waarbij kritische reflectie op indicaties bij chronisch voorgeschreven middelen bevorderd dient te worden. • Het overwegen een geneesmiddel te stoppen dient van dezelfde orde te zijn als de overweging om een geneesmiddel voor te schrijven.