Schriftelijke vraag nr. 445 van Werner JANSSEN (MV 6047) m.b.t. de aankondiging van prijsvermindering W.Janssen: Op mijn vraag nr. 4794 i.v.m. de sperperiode antwoordde U dat de de Ministerraad een ontwerp van wet had goedgekeurd, waarbij een aantal bepalingen van het Wetboek van Economisch Recht zouden worden aangepast. U verwachtte tegen eind juni 2015 het advies van de Raad van State te ontvangen. Er loopt ook nog een vordering tot staking in verband met de sperperiode voor het Hof van Beroep van Brussel waarbij de uitspraak is voorzien op 22 september 2015. Mijn vragen luiden als volgt: 1) Heeft u het advies van de RvS ontvangen? Hoe luidde het advies en welke zijn nu de gevolgen voor de consument? 2) Welke uitspraak deed het Hof van Beroep in Brussel van 22 september? Zijn de gevolgen voor de consument? Peeters: 1. Het wetsontwerp waarnaar u verwijst is intussen de wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen geworden. Het parlementair document dat het ontwerp bevatte, is Doc54 1300/001, dat ook het integrale advies van de Raad van State weergeeft. De Raad heeft geen enkele bemerking geformuleerd over de kwestieuze wetsartikelen, die de regels met betrekking tot de verwijzing naar de referentieprijs bij aankondiging van prijsverminderingen opheffen. De opheffing die nodig was om gevolg te geven aan een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, betekent dat er voortaan geen precieze wettelijke regels meer zijn die bepalen hoe een prijsvermindering moest worden aangekondigd. Dit doet geen afbreuk aan het verbod op misleidende handelspraktijken jegens de consument. Het is aan de onderneming om desgevallend het bewijs te leveren dat de aankondiging van prijsvermindering niet misleidt (art. XV.16 WER). 2. Het Hof van Beroep van Brussel heeft zich uiteindelijk op 20 oktober 2015 uitgesproken over het artikel 32 van de vroegere wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dat aankondigingen van prijsvermindering verbood gedurende twee sperperiodes. Het Hof besloot dat de wetgever met deze regelgeving inzake de sperperiode het dubbel oogmerk van consumentenbescherming en eerlijke concurrentie beoogde, waardoor deze regeling in strijd is met de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Zij legt bijgevolg de klemtoon op de ratio legis van de wetgeving, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie. Réponse 1. Le projet de loi auquel vous faites allusion est entre-temps devenu la loi du 26 octobre 2015 modifiant le Code de droit économique et portant diverses autres dispositions modificatives. Le document parlementaire Doc54 1300/001 contenant le projet de loi reprend également le texte intégral de l’avis du Conseil d’Etat. Le Conseil n’a formulé aucune remarque sur les articles de loi concernés qui abrogent les règles en matière de renvoi au prix de référence lors d’annonces de réduction de prix. L’abrogation étant nécessaire pour donner suite à un arrêt de la Cour de Justice de l’Union européenne, implique que depuis lors il n’y a plus de règles précises qui déterminent comment une annonce de réduction de prix doit se faire. Cela ne porte pas atteinte à l’interdiction de pratiques déloyales à l’égard des consommateurs. Il appartient à l’entreprise d’apporter, le cas échéant, la preuve que l’annonce de réduction n’est pas trompeuse (article XV.16 CDE). 2. La Cour d’appel de Bruxelles s’est finalement prononcée le 20 octobre 2015 sur la l’article 32 de l’ancienne loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur qui interdisait les annonces de réductions de prix durant les périodes d’attente. La Cour a jugé que le législateur, pour la réglementation de la période d’attente, avait visé le double objectif de la protection des consommateurs et de celui de garantir la loyauté de la concurrence. Ainsi, ces règles sont contraires à la directive sur les pratiques commerciales déloyales. Elle met par conséquent l’accent sur la ratio legis de la législation, conformément à la jurisprudence de la Cour de Justice. Kris PEETERS Vice-premier ministre et ministre de l’Emploi, de l’Economie et des Consommateurs