Introductie op de profeet Jesaja. Jes.1:1 Het visioen van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij gezien heeft over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda.. Historische achtergrond van het boek Jesaja. Jesaja was in een visioen in de tempel van Jeruzalem aanwezig, toen hij door God geroepen werd (6:1-13), waarna hij zijn werk als profeet begon in het sterfjaar van koning Uzzia van Juda (±740 v.Chr). Onder diens regering was het rijk van Juda tot grote bloei gekomen. Het had zijn prestige herwonnen door de onderwerping van het land Edom en de verovering van de havenstad Elath. Maar inwendig was het rijk verzwakt door overdaad en hebzucht van de rijken ten koste van de armen (2:7, 3:14-23, 5:11-12 ). De overwinningen o.l.v. Uzzia hadden de ogen verblind. Juda dacht dat alles goed ging, omdat het land vol afgodsbeelden was (2:8), maar de heilige God van Israël stelde heel andere eisen aan Zijn volk, en de profeet Jesaja besefte dat Juda grondig moest worden gezuiverd. Koning Pekah van Israël trachtte zijn wankelende troon te versterken door samen met Rezin van Aram een rooftocht tegen Juda te houden (2Kon.15:37, Jes.7:1). Tegelijkertijd hiermee volgde de zwakke Achaz zijn vader Jotham, de zoon van Uzzia, op; met hem als koning nam het verval in Juda snel toe (2Kron.28:1-5). Toch waren de strooptochten van Pekah en Rezin alleen nog maar voorboden van het echte oordeel van God. Toen Achaz daarnaast ook nog door de Edomieten en de Filistijnen bedreigd werd (2 Kron.28:17-18), deed hij het domste wat hij kon doen; hij roofde de schatten en sieraden van Gods tempel (2Kon.16:7-8) en kocht daarmee de hulp van Tiglath-Pilesar van Assyrië. Deze versloeg inderdaad Rezin en Pekah, vernietigde Aram (2Kon.16:9) en voerde uit Israël veel mensen in ballingschap (2Kon.15:29). Hierdoor haalde Juda adem, maar het had al meerdere stappen gezet op de weg die regelrecht op de ondergang zou uitlopen. Want niet door Pekah en Rezin maar door Assyrië zou God het gericht over Juda voltrekken, profeteerde Jesaja. Assyrië zou niet alleen Damascus en Israël vernietigen (8:4, 17:1-11), maar ook Juda zou schade lijden. Met het teken van Immanuël profeteerde Jesaja dat alleen Jeruzalem stand zou houden (7:14, 8:6-10). Nadat inderdaad in 722 v. Chr. het Noordelijke rijk van Israël vernietigd was, richtten de Assyriërs zich op Juda. De binnenlandse toestand was inmiddels verbeterd door de rechtvaardige Hizkia. Hij was zijn vader Achaz opgevolgd en had met behulp van Jesaja en Micha de afgoden weggedaan, ondanks tegenstand van het volk (30:9-17). Maar desondanks ging het bijna mis. Hizkia vertrouwde op de hulp van Egypte en kwam in opstand tegen de macht van Assyrië. Sargons opvolger Sanherib trok met een groot leger tegen hem op, maar door zijn oprechte houding en met de hulp van de profeet Jesaja werd koning Sanherib van Assyrië diep vernederd (hfdst.36-37). Vele jaren gingen voorbij, totdat ook Jeruzalem in 586 v. Chr. helemaal werd verwoest door koning Nebucadnessar van Babylonië, en het volk van Juda werd in ballingschap gevoerd. Achtergrond van de profeet Jesaja. Jes.6:1-8 In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! De deurpinnen in de drempels schudden door de stem van hem die riep, en het huis vulde zich met rook. Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien. Maar een van de serafs vloog naar mij toe, en hij had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met een tang van het altaar had genomen. Daarmee raakte hij mijn mond aan en zei: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt. Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend. Daarna hoorde ik de stem van de Heere. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij. Jesaja was de zoon van een zekere Amoz, en 13 keer wordt hij in 2Koningen, 2Kronieken en het boek Jesaja omschreven als Jesaja, de zoon van Amoz. Zijn naam wordt gevormd door het Hebreeuwse werkwoord yasha (= redden) en Jah, de verkorte Hebreeuwse naam van God; zijn naam betekent dus dat Jehovah redding zal brengen. Hij was profeet van ongeveer 740-690 v.Chr. in de tijd van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hiskia, maar ook nog ten tijde van Manasse, de zoon van Hiskia. Onder diens regering werd hem door de koning het zwijgen opgelegd, maar omdat Jesaja weigerde te zwijgen, werd hij in een uitgeholde boomstam gestopt, waarna de boomstam doormidden werd gezaagd. Dit wordt verteld in Hebr.11:37, zonder dat daarbij de naam van Jesaja genoemd wordt; maar Joodse traditie vertelt dat dit betrekking heeft op Jesaja. De naam Jesaja wordt in het Oude Testament ook nog in 2Kon.19+20 veelvuldig genoemd, en in 2Kron.26:22, 32:20+32; daarnaast wordt zijn naam 22 keer in het Nieuwe Testament genoemd in de evangeliën, Handelingen en in de brief aan de Romeinen. Maar daarnaast worden teksten van hem ook nog in andere brieven geciteerd. De Joodse traditie leert ook dat Jesaja een kleinzoon van koning Joas van Juda, de grootvader van Uzzia, was, zodat Jesaja dus een neef van koning Uzzia was, en dit gaf hem vrije toegang tot het koninklijk paleis. Daar was hij veelvuldig aanwezig, totdat koning Manasse hem in een holle boomstam doormidden liet zagen. Het boek Jesaja is de kleine Bijbel. Het boek Jesaja wordt ook wel de kleine Bijbel genoemd, want het boek is de hele Bijbel in een miniatuuruitgave. Het boek Jesaja heeft 66 hoofdstukken, zoals de Bijbel 66 boeken heeft. Het eerste deel van Jesaja bestaat uit 39 hoofdstukken, zoals het Oude Testament uit 39 boeken bestaat met een gelijksoortige inhoud. Het tweede deel van Jesaja bestaat uit 27 hoofdstukken, zoals het Nieuwe Testament uit 27 boeken bestaat, met een gelijksoortige inhoud. Het tweede deel van Jesaja begint met een profetie over Johannes de Doper (40:3-5), en het Nieuwe Testament begint met het optreden van Johannes de Doper. Het tweede deel spreekt daarna over de lijdende Dienaar van de Heer, Gods volk als getuige van de Heer en de uitstorting van de Heilige Geest, precies zoals in het Nieuwe Testament. Het tweede deel van Jesaja eindigt met een profetie over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (65:17, 66:22), en het Nieuwe Testament eindigt ook met een profetie over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openb.21:1). De twee zonen van Jesaja. Jes.8:18 Ik en de kinderen die de HEERE mij gegeven heeft, dienen tot tekenen en wonderen in Israël. 8:3 Maher Sjalal Chasj Baz = een snelle roof, een vlugge buit Overwegend slecht nieuws Veel menselijke activiteit Nadruk op zonde en straf Toepassen van gerechtigheid Confrontatie via oordeel De God van Israël Een nationale boodschap Israël en de buurvolken Een God van vuur Een opgeheven hand Een pijnlijk werk Assyrië als vijand Een microscoop op het heden Jes.9: de heersende Koning De tweede komst van Jezus 7:3 Sjear Jashub = een rest zal terugkeren Overwegend goed nieuws Veel Goddelijke activiteit Nadruk op redding en verlossong Schenken van genade Troost vanuit genade De God van het universum Een internationale boodschap Israël en alle naties Een God als Vader Een uitgestrekte arm Een goed bericht Babylonië als vijand Een telescoop op de toekomst Jes.53: de lijdende Dienaar De eerste komst van Jezus Jesaja openbaart de tweevoudige glorie van Jezus Christus. Joh.12:38-41 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak. In Joh.12:38-40 worden twee profetische woorden van Jesaja aangehaald, waarbij in vers 38 de tekst van Jes.53:1 wordt geciteerd, terwijl in vers 40 de tekst van Jes.6:910 geciteerd wordt. De conclusie van Johannes in vers 41 is dat Jesaja de glorie van Jezus zag, maar hij zag twee heel verschillende aspecten van de glorie van Jezus. D1: De glorieuze majesteit van Koning Jezus Christus. Jes.6:1-5 In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! De deurpinnen in de drempels schudden door de stem van hem die riep, en het huis vulde zich met rook. Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien. In dit gedeelte ziet Jesaja de glorie van Jehovah God, die hij in vers 1 omschrijft als Adonai, terwijl hij in vers 5 getuigt dat hij de Koning van Israël, Jehovah Tsevaoth, gezien heeft. Maar volgens de uitleg van Johannes had Jesaja de glorie van Jezus gezien. Jezus Christus is dus de Adonai uit vers 1 en de Koning van Israël, Jehovah Tsevaoth, uit vers 6. De profeet Jesaja is dus een profeet over de koninklijke majesteit van Jezus Christus volgens de conclusie van de apostel Johannes, die zelf nog veel grotere openbaring kreeg over de glorie van Jezus in de vele visioenen van het boek Openbaring, zie o.a. Openb.1:12-18. D2: De verborgen majesteit van de lijdende Dienaar van de HEER. Jes.53:1-3 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard? Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Terwijl Jesaja in hoofdstuk 6 de eeuwige glorie van Koning Jezus geopenbaard kreeg, zag hij in hoofdstuk 53 de glorie van het Lam, dat onze zonden, ziekten en schuld op Zich nam; het is de glorie van de Mens Jezus die elke natuurlijke schoonheid en aantrekkelijkheid mist. Jesaja is bij uitstek de profeet die veelvuldig profeteert over deze tweevoudige, maar zulke tegenstrijdige openbaring over de glorie van Jezus Christus. D3: De tweevoudige glorie in één adem genoemd. Jes.9:5-6a Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen. Jesaja zag in hoofdstuk 6 de glorie van de eeuwige Zoon van God, maar in hoofdstuk 53 zag hij de glorie van de lijdende Mensenzoon; in hoofdstuk 9:5-6 zag hij echter deze tweevoudige glorie in één en hetzelfde moment. Vers 5a: Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. Vers 6a: Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen. In vers 5a is Jezus de lijdende Mensenzoon, en in vers 6a is Jezus de heersende Zoon van God; maar zowel in Zijn lijden als Lam van God als in Zijn autoriteit als de Koning heeft Jezus volledig heerschappij. Het opmerkelijke is echter dat in het Hebreeuws hier een woord wordt gebruikt dat maar tweemaal voorkomt in het Oude Testament, en dat is het woord ‘misrah’, dat nergens anders voorkomt. Dit woord is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘sarah’, dat ook maar tweemaal voorkomt in het Oude Testament. Gen.32:28 Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen. Hos.12:3 In de moeder schoot pakte hij zijn broer bij de hielen; in zijn kracht streed hij met God. M.a.w. de heerschappij van Jezus komt voort uit een worsteling, waarin Hij triomfantelijk heeft overwonnen. De heerschappij van Jes.9:5a rust op Zijn schouders, maar het zijn de schouders die het kruis naar Golgotha hebben gedragen (Joh.19:17). En daaraan voorafgaande heeft de Mensenzoon in de tuin van Gethsemane geworsteld om de weg van het kruis te kunnen gaan. Luc.22:41-44 En Hij verwijderde Zich van hen ongeveer een steenworp afstand, knielde neer en bad: Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden. En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte. En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen. Lucas gebruikte voor de woorden ‘zware zielenstrijd’ het Griekse z.n.w. ‘agonia’, dat maar eenmaal in het Nieuwe Testament voorkomt; het spreekt van een strijd om te overwinnen in de sport of in de oorlog. Dit woord is afgeleid van een ander z.n.w. ‘agoon’, dat zes keer in het Nieuwe Testament voorkomt en vertaald wordt met zware strijd (in de oorlog) of met wedloop (in een sportwedstrijd). De strijd in de oorlog vinden we in Fil.1:30, Kol.2:1, 1Tess.2:2, 1Tim.6:12, 2Tim.4:7, terwijl we in Hebr.12:1 het begrip wedloop in een sportwedstrijd vinden. Jezus voerde een zware strijd in Gethsemane, terwijl Hij hevige doodsangst ervoer; maar Hij smeekte en bad tot de Vader die Zijn gebed verhoorde (Hebr.5:7). Tijdens Zijn strijd in Gethsemane, op Zijn weg naar Golgotha met het kruis op Zijn schouders, en tijdens de kruisiging op Golgotha zelf droeg Jezus de glorieuze heerschappij op Zijn schouders. Hij droeg dit kruis als een zacht juk en een lichte last (Matt.11:30) vanwege de vreugde die voor Hem in het verschiet lag (Hebr.12:2). Om die reden zal de heerschappij van Jezus tot in alle eeuwigheden een glorieuze heerschappij zijn die Hij bevochten heeft als Mensenzoon op de aarde, in Gethsemane en op Golgotha. Om Zijn moeitevol lijden werd Jezus met glorie en eer gekroond, en zal Hij Zijn eeuwige koninklijke positie delen met velen, omdat Hij voor hen Zijn leven prijsgaf aan de dood. Zo komen de heerschappij van Zijn moeitevol lijden en de heerschappij van Zijn eeuwige koningschap bij elkaar. Jes.53:11-12 Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Daarom zal Ik Hem veel toedelen, en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft. Fil.2:6-11 Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. Overzicht van het boek Jesaja. Het boek Jesaja lijkt op het eerste gezicht een aaneenschakeling van profetieën te zijn zonder dat er enig onderling verband lijkt te bestaan; maar nadat wij het boek een aantal keren gelezen hebben, kunnen we toch een overzichtelijke indeling ontdekken. Wat we echter moeten leren ontdekken is dat Jesaja vooral een profeet is over de gebeurtenissen rond Israël in de eindtijd. Het boek Jesaja is de beste natuurlijke beschrijving van de eindtijd. Het boek Openbaring is de beste bovennatuurlijke beschrijving van de eindtijd. Het boek Hooglied is de beste beschrijving van de emoties van God over de eindtijd. Hier volgt de indeling die ik na vele jaren lezen in het boek Jesaja heb ontdekt. Jes.1: het principe van afval en herstel dat telkens terugkeert. Jes.2-5: het eindtijdscenario voor het volk Israël. Jes.6-12: het gebruik van vijandige legers in de eindtijd door God als een bijl van Zijn oordeel. Jes.13-27: het oordeel over de volken en de tweede komst van Jezus. Jes.28-35: het oordeel over Israël en de tweede komst van Jezus. Jes.34: het oordeel over Edom. Jes.36-39: de geschiedenis van Hiskia. Jes.40-44a: het herstel voor Israël en de komst van de Messias. Jes.44b-48: de terugkeer van Israël m.b.v. koning Cyrus. Jes.49-53: de lijdende Knecht van de Heer. Jes.54-59: de uitnodiging voor Israël tot een nieuw verbond. Jes.60-64: de uitnodiging tot de glorie van de bruid van de Messias. Jes.65-66: de climax van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Jesaja 1. Hoofdstuk 1 toont het telkens terugkerende principe van geestelijk afval en herstel van het geestelijke klimaat door bekering en verootmoediging, waarna ook sociaal en economisch herstel zijn intrede doet. Jesaja 2-5. Hoofdstuk 2 t/m 5 beschrijft het scenario van de eindtijd, waarin Israël door de allergrootste crisis van zijn bestaan zal gaan vanwege het verwoestende optreden van de antichrist. Maar in dit gedeelte wordt de antichrist nog niet genoemd. Dit deel begint in hoofdstuk 2:1-5 met het onthullen van het positieve einde nadat Jezus Christus is teruggekeerd, maar vers 6-9 laat het geestelijke afval van Israël zien voorafgaand aan de terugkeer van Jezus. Daarna laat hoofdstuk 2:10-22 de gebeurtenissen tijdens de tweede komst van Jezus zien. Daarna laat hoofdstuk 3 dezelfde geestelijke afval als in 2:6-9 zien, waarna hoofdstuk 4:2-6 weer de glorie en majesteit van Jezus laat zien bij Zijn terugkeer. Hoofdstuk 5:1-7 laat zien dat Jezus altijd grote verwachtingen heeft gehad van Zijn volk Israël, maar dat dit volk zich door alle eeuwen heen voortdurend tegen Hem heeft gekeerd, zoals beschreven wordt in 5:8-24. Hoofdstuk 5:25-30 beschrijft hoe de Heer in de eindtijd het wereldwijde leger van de antichrist in Israël zal verzamelen om het oordeel van God over dit volk uit te oefenen, voordat de Heer het hart van Israël voorgoed tot Hem zal doen terugkeren. Jesaja 6-12. Hoofdstuk 6:1-8 beschrijft de roeping van Jesaja tijdens een visioen dat hij ontving, waarna vers 9-13 de boodschap van de profeet beschrijft; de profetische boodschap heeft in elk seizoen van Israël's bestaan een vervulling gekend, maar zal in de eindtijd volledig in vervulling gaan. Vers 13 spreekt over het feit dat God de vijand van Israël in Zijn Goddelijk oordeel als een scherpe bijl gebruikt om de boom Israël te vellen, waarna er slechts een stronk van het volk overblijft. Deze bijl keert terug in Jes.7:20 als een scherp scheermes, en daarna in Jes.10:5 als de gesel van Gods toorn, en in 10:15 als een bijl, zaag, scepter en stok, en ten slotte in 10:34 weer als bijl. In dit gedeelte is Assyrië het instrument van Gods toorn ofwel de bijl waarmee God de trotse boom van Israël gaat omhakken (7:17-20, 8:4-8), maar ook dit tweede deel van het boek Jesaja zal een volledige vervulling in de eindtijd krijgen, want hoofdstuk 11 spreekt over de tweede komst van Jezus. Hoofdstuk 12 is de prachtige reactie van de overgebleven Joden die zich tot Jezus bekeren bij de tweede komst van onze Heer. Jesaja 13-27. Jes.13:1-14:23 beschrijft Gods oordeel over Babylonië, maar 13:6-22 laat zien dat dit oordeel zal plaatsvinden in de eindtijd, omdat in vers 6, 9 en 13 gesproken wordt over de grote dag van de Heer. Dit oordeel van God wordt ook beschreven in Openbaring 17-18. Jes.14:4-20 beschrijft dat satan zelf de echte koning van Babel is, vooral vers 12-14 laten de motieven van zijn rebelse opstand tegen God zien. Jes.14:24-27 beschrijft Gods oordeel over Assyrië, maar vers 26-27 laat zien dat dit gedeelte zijn volle vervulling in de eindtijd zal krijgen. Jes.14:28-32 beschrijft Gods oordeel over de Filistijnen, dat zijn nu de Palestijnen. Jes.15:1-16:14 beschrijft Gods oordeel over het volk van Moab, maar 16:5 laat zien dat deze profetie ook de eindtijd in vervulling zal gaan, want daar wordt gesproken over de tweede komst van Jezus. Jes.17:1-14 beschrijft Gods oordeel over Aram (= Syrië), maar de verwoesting van Damascus in vers 1 is nog nooit in de geschiedenis in vervulling gegaan; daarom is ook dit een profetie over de eindtijd. Jes.18:1-7 beschrijft Gods oordeel over Nubië, en dat is Ethiopië of het huidige Soedan. Maar vers 7 laat zien dat ook dit een profetie over de eindtijd is. Jes.19:1-25 beschrijft Gods oordeel over Egypte, maar vers 16-25 laten duidelijk zien dat ook deze profetie zijn grootste vervulling in de eindtijd zal hebben. Jes.20:1-6 is een intermezzo in dit gedeelte van Jesaja 13-27. Jes.21:1-10 beschrijft een aanvulling op Gods oordeel over Babylonië. Jes.21:11-12 beschrijft Gods oordeel over Duma, een andere naam voor Edom, dat ook in Jes.34 en 63:1-6 het oordeel van God ondergaat. Jes.22:1-25 beschrijft Gods oordeel over Juda, waarbij in vers 22-24 de oplossing voor Israël wordt gegeven in een profetische beschrijving van de overwinning van Jezus, die Hij behaald heeft op het kruis van Golgotha. Jes.23:1-18 beschrijft Gods oordeel over Tyrus, een stad in Libanon. Jes.24-27 beschrijven de grote crisis van de eindtijd voor de hele wereld als optelsom van Gods oordelen in Jes.13 t/m 23, eindigend met de tweede komst van Jezus (27:1-6). Jesaja 28-35. Jesaja 28 t/m 35 beschrijft het natuurlijke proces van de eindtijd met Israël in het middelpunt van de heftige gebeurtenissen, en dit gedeelte eindigt met de komst van de Messias. In Jes.28:2 wordt over de antichrist geschreven en Jes.28:15+18-19 beschrijft hoe Israël in de eindtijd een verbond met hem zal sluiten, maar het is een verbond met de dood. Gods medicijn voor Zijn volk is fascinatie met de schoonheid van de Joodse Messias Jezus, zoals beschreven wordt in Jes.28:5+16, 33:17. Jes.35 beschrijft de tweede komst van Jezus en de terugkeer van de Joden naar het land Israël, nadat zij het land uitgevlucht zijn vanwege het verwoestende optreden van de antichrist. Jesaja 36-39. Deze hoofdstukken beschrijven de geschiedenis van de rechtvaardige koning Hiskia, zoals ook beschreven wordt in 2Kon.18:13 t/m 20:21 en in 2Kron.32. Tijdens zijn regering werd Juda aangevallen door koning Sanherib van Assyrië, maar op een geweldige wijze werd Juda door de Heer bevrijd. Jesaja 40-44a. Jes.40:1-44:23 spreekt over het herstel van Israël in verband met zowel de eerste als de tweede komst van de Messias. Jes.40:3-5 spreekt over het optreden van Johannes de Doper als voorbereiding op de eerste komst van Jezus. Jes.40:6-7 spreekt over de verstrooiing van Israël na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 na Chr, waarna de Joden na de opstand van Bar Kochba in 132-136 na Chr. grotendeels uit het land werden verdreven. Jes.40:8 spreekt over de terugkeer van Israël in 1948, waarna in vers 9 Israël in de eindtijd door de gemeente van Jezus Christus bemoedigd en jaloers gemaakt wordt. Jes.40:10-11 spreekt vervolgens over de tweede komst van Jezus. Daarna is dit gedeelte van Jesaja een hartstochtelijke oproep van de Heer tot Israël om tot Hem terug te keren. Jesaja 44b-48. Dit gedeelte spreekt over de terugkeer van Israël uit de Babylonische ballingschap op aandringen van de Perzische koning Cyrus, die in 538 v.Chr. Babylon veroverde. Cyrus wordt in 48:28 en 45:1 bij zijn naam genoemd, hoewel hij pas 150 jaar later op het politieke toneel zou verschijnen. Verder wordt hij genoemd in 45:13, 46:11, 48:14-15. Zijn oproep aan Israël om terug te keren naar Jeruzalem en de tempel te herbouwen wordt beschreven in 2Kron.36:22-23 en Ezra 1:1-4. Jesaja 49-53. Dit gedeelte bevat de drie grote profetieën over de lijdende Dienaar van de Heer, de eerste in Jes.49:1-7, de tweede in Jes.50:4-9, en de derde in Jes.52:13-53:12. In Jes.42:1-4 staat de eerste profetie over de Dienaar van de Heer. Jesaja is met deze profetieën bij uitstek de profeet die het meeste geprofeteerd heeft over het lijden van Jezus op het kruis van Golgotha, zoals David als psalmist het meeste gezongen heeft over het lijden van Jezus. Jesaja 54-59. In dit gedeelte wordt Israël uitgenodigd om een nieuw verbond met de Heer aan te gaan, want het oude verbond heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht (Hebr.7:18-19a). Het nieuwe verbond wordt genoemd in Jes.54:10, 55:3, 56:4+6, 59:21, 61:8. De Messias is door God in dienst genomen ten behoeve van dit verbond (42:6, 49:8), dit verbond maakt een einde aan het verbond met de dood (28:15+18). Dit nieuwe verbond is een geestelijk huwelijksverbond tussen de Joodse Messias en het volk Israël (54:5), dat Hij met hen zal aangaan na afloop van de eindtijd. Dit verbond zal voor eeuwig duren (54:6-10). Jesaja 60-64. In dit gedeelte wordt Israël zeer nadrukkelijk uitgenodigd om zich te laten bekleden met de glorie van de Bruidegom, de Joodse Messias, zodat dit volk voor eeuwig de schoonheid van God aan de hele wereld kan laten zien. Jes.60:1-22 is de eerste profetische Godsspraak, en Jes.61:1 t/m 63:6 beschrijft de tweede profetische Godsspraak. Tenslotte eindigt dit gedeelte met een serie profetische gebeden in Jes.63:7 t/m 64:11. Jesaja 65-66. Dit laatste gedeelte van Jesaja is het antwoord van de Heer op de gebeden van Jes.63:7 t/m 64:11, met als climax de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (65:17, 66:22).