Algemeen overzicht

advertisement
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
Hoofdstuk 1: Kwaad bloed? Op zoek naar de oorsprong van het kwaad
1. Inleiding
Bekijk onderstaande foto’s. Behoren deze tot alledaagse vormen van het kwaad of
buitengewone vormen van kwaad?
Onderscheid: alledaags kwaad vormt vaak de voedingsbodem van alledaags kwaad.
Het buitengewoon kwaad wordt dan ook vaak een uitvergroting van het alledaags
kwaad. Het alledaags kwaad behoort eerder tot onze dagelijkse leefwereld. Terwijl de
buitengewone eerder behoren tot het excessieve of wereldshockende.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
2. De Shoah: Auschwitz
Nooit zal ik vergeten
Nooit zal ik die nacht vergeten, de eerste kampnacht,
die van mijn leven één lange zeven maal vergrendelde nacht heeft gemaakt.
Nooit zal ik die rook vergeten.
Nooit zal ik de gezichtjes van de kinderen vergeten
Wier lijfjes zich kronkelden onder een zwijgende hemel.
Nooit zal ik de vlammen vergeten die voor eeuwig mijn geloof verteerden.
Nooit zal ik die nachtelijke stilte vergeten die mij voor eeuwig
van het verlangen om te leven hebben beroofd.
Nooit zal ik die ogenblikken vergeten die mijn God en mijn ziel vermoordden
en mijn dromen, die het aanzien van de woestijn kregen.
Nooit zal ik dat vergeten, zelfs niet wanneer ik gedoemd zou zijn
even lang te leven als God zelf.
Nooit.
Elie Wiesel
(Eliezer Wiesel (Sighet, 30 september 1928), algemeen bekend als Elie Wiesel, is een JoodsRoemeens-Frans-Amerikaans schrijver van verschillende boeken over zijn ervaringen tijdens de
Holocaust, die hij overleefde. Hij ontving de Nobelprijs voor de Vrede in 1986.)
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
De naam van het concentratiekamp Auschwitz is de bekendste aanduiding geworden
van het gruwelijke gebeuren van de moord op zes miljoen joden tijdens de Tweede
Wereldoorlog. De vragen van deze catastrofe zijn voor joden onontkoombaar. De
slachtoffers moeten zich wel afvragen hoe het mogelijk was in een God te geloven,
die zulk een verschrikkelijk kwaad en lijden had laten gebeuren. Hoe was het
mogelijk om midden in de hel vast te houden aan de geboden van de Tora, te blijven
geloven in de mens als beeld van God en de hoop niet te verliezen?
De joodse filosoof Emil Fackenheim mag beschouwd worden als de invloedrijkste
denker over de holocaust. Volgens hem moet de joodse respons op de holocaust
bovenal een wil zijn om te overleven, om te kiezen voor het leven. Het loslaten van
het jodendom zou betekenen dat Hitler alsnog postuum een overwinning zou
behalen. Daarom kan of mag het joodse volk God niet verwerpen na Auschwitz of
‘God is dood’ uitroepen. Vanuit de gaskamers hoort Fackenheim ‘een gebiedende
stem’, die Israël oproept om niet te wanhopen en niet mee te werken aan het
overleveren van de wereld aan de krachten van Auschwitz. In Auschwitz onthult God
zich als de ethische opdracht om onze verantwoordelijkheid op te nemen, want Hitler
is niet dood. Het hitlerisme sluipt vandaag binnen in onze dagelijkse verhoudingen
met onze medemens. (racisme), de geschapen werkelijkheid (milieuverloedering en
ecofascisme) en God (de Heilige Oorlogen). Om Hitler dan ook geen overwinning te
schenken is het belangrijk dat we respect hebben voor de ander in zijn anders zijn:
Pool, Duitser, man of vrouw, gezonde of zieke, homo of hetero.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
3. De nazi’s
Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933
benoemd werd tot Rijkskanselier had
Duitsland een bewogen periode achter
de rug. Die periode begon in 1871 toen
Duitsland één staat werd. Ze wilde even
groot en machtig worden als de oude
grootmachten Engeland en Frankrijk. Dit
mislukte: Duitsland verloor de Eerste
Wereldoorlog en kreeg bij de Vrede van
Versailles (1919) enorme verplichtingen
opgelegd: gebiedsverlies, militaire
inkrimpingen en het betalen van een
schadevergoeding aan de overwinnaars
Frankrijk, Engeland en de V.S.
Daarna onderging ook Duitsland vanaf
1929 de grote economische crisis, de
politieke onrust werd nog groter. Dit
leidde tot nog meer ontevredenheid en
het zoeken naar schuldigen. Een nieuwe
politieke partij, de N.S.D.A.P. (NationaalSocialistische Duitse Arbeiders Partij),
wist precies wie de schuldigen waren de
buitenlanders (Fransen b.v.) in het
algemeen en de joden in het bijzonder.
In hun propaganda vereerden ze het
eigen, Germaanse of arische ras en
kweekten ze haat tegen de joden. Net
als de voorbije jaren en eeuwen werden
de joden de zondebokken voor alles wat
er in de voorbije jaren in Duitsland was
misgegaan. De N.S.D.A.P. won zoveel
aanhang, dat hun Führer Adolf Hitler
Rijkskanselier werd en ze na de
Rijksdagbrand in 1933 de verkiezingen
won. Op 1 april kreeg Hitler de macht
van alleenheerser, op 7 april werden alle
joodse ambtenaren ontslagen. Dit was
nog maar het begin. Aan het eind van
1933 werden de joden uitgesloten van
het openbare en culturele leven, de
eerste concentratiekampen werden
opgebouwd om Hitlers politieke
tegenstanders, vnl. communisten, in op
te sluiten (Dachau en Oranienburg).
In september 1935 werd aan deze
racistische politiek een wettelijke
grondslag gegeven: de Neurenberger
Wetten:
- Bepaald werd dat alleen mensen van
‘puur Germaans bloed’ burgers
konden zijn van het zgn. ‘Derde Rijk’.
Personen met ‘onzuiver bloed’ waren
aan hen onderworpen.
- ‘Zuiver arisch’ en ‘onzuiver bloed’
mochten zich niet met elkaar
vermengen, huwelijken en
verhoudingen tussen joden en ariërs
werden dus verboden.
Hierbij volgden allerlei verboden en
geboden, er kwam een strenge controle
en veel joden en anti-nazi’s werden
gearresteerd. In 1938 werden er nog
meer concentratiekampen in Duitsland
gebouwd om al die gevangen in op te
sluiten: Buchenwald en Sachsenhausen
werden naast Dachau en Oranienburg,
beruchte plaatsen.
In de nacht van 9 op 10 november 1938
ontlaadde de systematische
antisemitische propaganda zich in de
‘Kristallnacht’: 30000 joden werden
gearresteerd, 191 synagogen verwoest,
7500 joodse winkels verwoest. Ook in
het inmiddels aangesloten Oostenrijk
waren de joden niet meer veilig. Op 1
januari 1939 kregen de Duitse joden
persoonsbewijzen met daarin de
vermelding van hun jood zijn.
De tweede fase begon toen NaziDuitsland in 1939 Polen bezette en
ingelijfd had bij het Derde Rijk. In Polen
woonden ruim 3 miljoen joden en de
nazi’s namen nog scherpere
maatregelen: er werden ghetto’s
gevormd en joden moesten een armband
dragen (als voorloper van de gele
Davidster). Omdat alle theorieën over
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
‘het arische ras’ of ‘joodse bloed’ niet
konden verhelen dat je meestal niet kon
zien of weten wie een joodse of nietjoodse Duitser of Pool was, werd
iedereen die joodse (voor)ouders had,
verplicht gesteld zich zichtbaar te maken.
Vooral de Poolse kampen speelden
hierin een grote rol: Auschwitz,
Treblinka, Chelmno, Sobibor, Madjanek
en Belzec.
Meer dan vijf miljoen joden vonden de
dood, daarbij kwamen nog eens
evenveel anderen om: zigeuners,
In januari 1942 besloten de nazi’s over te homoseksuelen, verzetsmensen,
gaan tot de definitieve oplossing van het communisten, gehandicapten, kortom:
jodenvraagstuk, de Endlösung: alle joden alle groepen die volgens de nazi’s niet
moesten gevangengenomen worden en
op deze wereld thuishoorden.
omgebracht in vernietigingskampen.
Verklaar de term antisemitisme:
4. Wie zijn onderstaande mensen?
.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
5. Auschwitz: hoe kon het ooit gebeuren?
Er is enorm veel geschreven over de holocaust. Wat men zich vaak afgevraagd heeft
nadien is hoe deze jodenvervolging en de massamoorden op zulk een grote schaal
konden gebeuren. Hoe komt het dat mensen in staat zijn om andere mensen zulk
een kwaad aan te doen?
Om het gedrag van de nazi’s te verklaren, doet men beroep op volgende begrippen
(beschouwd als de drie ‘dagelijkse’ ondeugden van het kwaad – theorie van D.
Pollefeyt):
1. Fragmentatie:
Fragmentatie is jezelf opsplitsen. Daders splitsen zichzelf als het ware in stukken,
kunnen in veel omstandigheden heel goed functioneren en geven naar de
buitenwereld toe ook die indruk. Binnen de besloten wereld van de arbeid bvb.
oefenen ze echter veel geweld uit. Daders hebben een dergelijke techniek nodig
om te leven en om het misbruik en geweld te kunnen volhouden. Deze
fragmentatie werkt niet enkel bij plegers van geweld, maar ook bij omstanders en
getuigen. Zelfs bij slachtoffers van geweld kan dit een soort van
‘verdedigingstechniek’ zijn.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
Het wordt dan gekenmerkt door het loskoppelen van gevoelens, handelingen,
ervaringen van het gewone bewustzijn. Het misbruik of het geweld wordt naar het
onbewuste verschoven. Lichaam en geest worden op zulke momenten vaak van
elkaar gekoppeld, zodat in sommige gevallen van geweldpleging het slachtoffer
er zich zelfs niks meer van herinnert. De gevoelens die samenhangen met het
geweld worden afgesplitst. Een dergelijke houding is duidelijk een
overlevingsmechanisme.
In de kampen bleek fragmentatie onder de opzichters heel veel voor te komen.
Overdag waren veel bewakers bij de ergste wreedheden betrokken en 's avonds
schreven zij vaak de meest romantische brieven aan hun familie. In feite
hanteerden zij twee verschillende ‘ethieken’ (een arbeidsethiek en een familiale
ethiek) die zij niet op elkaar lieten inwerken.
Kan je hiervan nog voorbeelden geven?
Waarom is fragmentatie volgens Pollefeyt een dagelijkse ondeugd denk je?
2. Zelfbedrog
Zelfbedrog houdt in dat men eigenlijk wel weet dat men bij het kwaad betrokken is,
maar dat doorheen processen als fragmentatie en depersonalisatie het kwaad niet
langer echt kwaad lijkt. Op deze manier is het voor mensen ook mogelijk om het
kwade te doen met een goed geweten. Zelfbedrog heeft te maken met het feit dat
men een goed mens is wil volhouden ten opzichte van zichzelf als ten opzichte van
anderen. Men is dus wel op het goede gericht.
Waarom is zelfbedrog zowel passief als actief?
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
Pas zelfbedrog toe op het verhaal van de barmhartige Samaritaan.
Gesprek met een wetgeleerde; gelijkenis van een barmhartige Samaritaan
[25] Daar* kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’
zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ [26] Hij zei tegen hem:
‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ [27] Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de
Heer uw God liefhebben* met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel
uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ [28] Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u
zult leven.’
[29] Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’
[30] Jezus* nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in
handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter.
[31] Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om
hem heen. [32] Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen.
[33] Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste
met hem begaan. [34] Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze.
Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder
verzorgde. [35] De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de
waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn
terugreis vergoeden.” [36] Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de
man die in handen van de rovers was gevallen?’ [37] Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid
heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’
3. Depersonalisatie:
Depersonalisatie is de anderen ontdoen van hun menselijkheid. De anderen
worden niet meer als mens beschouwd. Het is juist door iemand anders niet
werkelijk als ‘persoon’, als ‘subject’ te zien dat het mogelijk wordt om dit
individu geweld aan te doen. Plegers van geweld zien een andere persoon
vaak als iemand in het verlengde van de eigen behoeften en verlangens en
niet als werkelijk ‘subject’.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
De filosoof Levinas (één van de grootste denkers van de twintigste eeuw)
spreekt in deze context van ‘De vragende blik van de ander’ of ‘Het appèl van
het gelaat’. Hij stelt dat de kracht van het gelaat een ethische kracht is, die mij
verplicht om mijn verantwoordelijkheid op te nemen. Omdat we er niet altijd
voor kiezen om dat te doen, blijft er volgens hem zoveel wreedheid en
discriminatie bestaan in deze wereld.
Volgens hem bestonden de meest geraffineerde methoden van de nazi’s erin
om de joden te ontdoen van iedere vorm van persoonlijkheid, zodat het kwaad
kon worden ‘gerechtvaardigd’ wegens het ontbreken van enige menselijkheid
of individualiteit bij de joden.
Welke ‘methoden’ in de kampen waren erop gericht de joden te ontdoen van hun
persoonlijkheid, individualiteit?
4. Machtswellust:
Van machtswellust is sprake als de (fysieke) overmacht misbruikt wordt om de wil op
te leggen aan de ander tegen de wens van die ander in of wanneer (fysieke)
overmacht wordt misbruikt om de ander te bedreigen met het doel om angst te
creëren. De dader wil zijn macht bewijzen of uitdrukken en schept er plezier in dit uit
te buiten.
Kan je voorbeelden geven van de ‘machtswellust’ in de kampen?
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
6. Benaderen van het kwaad
Ook over de nazi’s en de holocaust zelf zijn enkele ethische theorieën bedacht.
Grosso modo kan je zeggen dat het kwaad dat in de verschillende
concentratiekampen verricht werd (en de verantwoordelijken hiervoor) op drie
verschillende manieren wordt benaderd.
1. Diabolisering:
De holocaust wordt bekeken als het ultieme kwaad; nazi’s als monsters,
duivels… Men legt de nadruk op het immorele karakter van het nazisme.
Men gaat alle schuld afschuiven op de nazi’s. Mensen kiezen spontaan voor
de diabolisering omdat dit de ideale manier is om het inzicht te ontlopen dat wij
allemaal een aantal trekken tot onmenselijkheid in ons dragen. De
diabolisering bevordert de zekerheid, het overzicht en de geborgenheid: de
boze, dat is de andere! Een dergelijke voorstelling is voor jezelf in ethisch
opzicht geruststellend en bevredigend (het kwaad is in de ander gelokaliseerd
en kan zelfs gewroken worden) en ik ben vrijgepleit van alle schuld. De dader
daarentegen valt volledig samen met zijn daad en de daad is een adequate
uitdrukking van de hele persoonlijkheid van de dader. De dader wilde bewust
kwaad doen en is dus door en door slecht.
Wat is het gevaar van deze theorie?
2. Banalisering:
Men beschouwt de holocaust als iets dat niet van veel belang is. Het wordt
voorgesteld als iets alledaags, iets banaals. Hier wordt de nadruk gelegd op
het amorele aspect van het nazisme.
Banalisering hangt samen met ‘deculpabilisering’, of het zich afschuiven van
schuld. Probleem hier is dat de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de
dader wordt geminimaliseerd.
Welke link zie je met het negationisme en het revisionisme?
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
3. Ethisering:
Dit is de morele omgang met het kwaad. Het kwaad wordt feitelijk niet als
kwaad beschouwd, maar als een ethisch goed. Het kwaad wordt ‘verschoond’;
alles wordt mooier en minder erg voorgesteld dan het eigenlijk is. Men zegt
daarbij te handelen ‘in naam van het goede’.
Waarom is ethisering problematisch?
Denk je dat de nazi’s er echt van overtuigd waren dat ze goed deden? Waarom
wel/niet?
De ethische paradigma’s verder ontrafeld
1. De diabolisering
Om de diabolisering ten volle te begrijpen moeten we ons concentreren op het
slachtoffer. We zijn net als het slachtoffer geschokt door de (gruwel)daden van de
boosdoener. We willen onze morele verontwaardiging uitschreeuwen, we koken van
woede en willen dit in taal en teken vertolken. We willen de dader(s) de
ontoelaatbaarheid van hun daden “aan den lijve” laten aanvoelen. Diabolisering is
een zeer menselijk gebeuren, in die zin dat het een instinctieve, impulsieve reactie is
op de confrontatie met het kwaad. Men moet er niks voor doen, het gaat er gewoon
om de verontwaardiging, de woede vrij spel geven.
Deze maar al te menselijke verontwaardiging kan echter door middel van de wraak al
vlug uitmonden in een ‘onmenselijke’ reactie. De nazi is een duivel (diabolos), een
sadistisch monster dat moet uit de weg geruimd worden. Juist omwille van onze
toorn, onze woede gaan we de vaak ingewikkelde realiteit vereenvoudigen tot een
tweegevecht van “belle en het beest”. Wij scharen ons met het slachtoffer achter de
banier van het goede en trekken, wellicht met de beste intenties, ten strijde tegen het
kwade. Het diaboliseringsparadigma werkt dus met zwart-wit-mechanismen: wij zijn
helemaal goed en de ander is helemaal slecht. Deze houding heeft echter
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
verregaande gevolgen voor vergeving en verzoening. Vermits de boosdoener door
en door slecht is, kunnen we ons enkel even hard en onbarmhartig opstellen, net
zoals de Duitsers niet luisterden naar de smeekbeden van de joden. Het grote
gevaar van de diabolisering is dus het herhalen van het kwaad. Net zoals de joden
voor de Duitsers geen mensen, maar ongedierte, bacillen, on-mensen
(Untermenschen) waren, die moesten verdelgd worden, zo waren de Duitsers geen
mensen, maar sadisten, monsters, duivels die moesten uit de samenleving
verwijderd worden (terechtstellen zoals bijvoorbeeld gebeurd is met Eichmann). Net
zoals de joden geen mensen waren, maar pestbacillen of ratten, zullen ook de nazi’s
omschreven worden als ratten. We stellen vast dat de diabolisering maar al te vlug
leidt tot een spiraal van geweld. Voor vergeving is geen plaats binnen dit paradigma.
Vergeving zou men interpreteren als een verraad aan het lijden van de slachtoffers,
als een meeheulen met de vijand.
Het is voor de aandachtige lezer meer dan duidelijk, dat ondanks de grote
populariteit van dit model, er zware tekortkomingen aan gekoppeld zijn. We hebben
al gesteld dat men heel ingewikkelde situaties te eenvoudig gaat voorstellen met
zwart-wit-mechanismen. Eveneens hebben we vermeld dat deze visie wel eens de
motor kan vormen voor een beweging van geweld. Een derde probleem van de
diabolisering is het feit dat dit paradigma ons niet verontrust. Het plaatst ons in een
comfortabele positie doordat wij het kwaad buiten onszelf plaatsen. Geen enkel
mens herkent zichzelf in een sadistisch, monsterlijk beeld. Auschwitz wordt dan net
als een horrorfilm op de beeldbuis. Bij dat soort films denken we ook niet: “dat kon ik
ook gedaan hebben”, “dat kan mij ook overkomen”. Auschwitz kan ons dan niks meer
zeggen, want het is een andere taal, uit een andere tijd, uit een andere wereld. Een
wereld die helemaal anders is dan onze samenleving die eerlijk rechtvaardig is. Een
wereld die anders is dan mijn wereld waarbinnen ik tracht het goede te doen. Als
Auschwitz ons echter niks kan zeggen, ons niet kan bevragen of bekritiseren, sterven
de vermoorde joden dan niet een tweede dood?
2. De banalisering
Wetenschappelijk onderzoek rond de getuigenissen van overlevenden van de
Holocaust heeft aangetoond dat werkelijk sadisme (beleven van genot bij het
opwekken of vaststellen van pijn bij de ander) slechts minimaal aanwezig was bij het
Duitse kamppersoneel (5 à 10 %). We kunnen dus met de diabolisering niet
verklaren waarom een gans volk (treinbegeleiders, artsen, rechters, boeren,
soldaten, fabrieksarbeiders…) jaren aan een stuk heeft meegewerkt aan de uitroeiing
van de joden, zonder maar één moment op te houden zichzelf als ethisch
hoogstaande wezens te voelen. Zo schreef Rudolf Höss, de kampcommandant van
Auschwitz-Birkenau kort voor zijn terechtstelling in 1947: “De openbaarheid mag
gerust in mij voortaan het bloeddorstig beest, de wrede sadist, de moordenaar van
miljoenen zien- want anders kan de grote massa zich de commandant van Auschwitz
immers niet voorstellen. Die zou toch nooit begrijpen, dat hij ook een hart had, dat hij
niet slecht was”. Uit de Tischgespräche van Hitler vinden we gelijkaardige uitspraken:
“God zij dank heb ik altijd vermeden om mijn vijanden te vervolgen”. “Men kan zijn wil
niet door geweld aan anderen opdringen, en ik heb een afkeer van mensen die er
genoegen in scheppen het lichaam van hun medemensen te pijnigen of hun geest te
tiranniseren”. Sommige denkers stelden dat de Holocaust in het algemeen en de
beweegredenen van de Duitsers in het bijzonder niet konden verklaard worden op
basis van het sadistische motief. Zo kwam ook ondermeer de joodse filosofe Hannah
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
Arendt tot deze conclusie wanneer ze zag hoe Adolf Eichmann zich verdedigde op
zijn proces in Jeruzalem in 1962. Eichmann was één van de belangrijkste figuren
voor de organisatie en coördinatie van de jodenuitroeiing. Hij wist bij de val van het
Dritte Reich de dans te ontspringen en vluchtte met zijn gezin naar Argentinië. Een
speciale joodse elite-eenheid arresteerde Eichmann en transporteerde hem naar
Israël, waar hij in Jeruzalem terecht stond. Gideon Hausner schilderde Eichmann af
als een aartsmonster. We zien echter geen breedgebouwde beul met sadistische
trekjes, maar een doodgewoon burgermannetje, die op een zielig wijze uitlegt wat
zijn plaats in het systeem is. Hannah Arendt wijst duidelijk op de middelmatigheid van
Eichmann. Vandaar spreken we ook over het paradigma van de banalisering. Het
kwaad is niet banaal, maar de boosdoener. Hij is een mens zoals u en ik, als Jan in
de straat. Wat is dan de schuld van Eichmann binnen deze denkwijze? Hij antwoordt
zelf: “mijn schuld is mijn gehoorzaamheid”. “Ik deed het omdat ik het moest doen, ik
was maar een tandwieltje in het nazistisch rad. Ik gehoorzaamde wat men mij
opdroeg”. Heel belangrijk binnen dit paradigma is de verontschuldiging
(deculpablisering). Een mens kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor iets als
er geen sprake van vrijheid is. Maar wanneer is een mens vrij? Freud leerde ons de
macht van het onbewuste, de driften, de biologie leerde ons dat de mens geboeid is
in DNA-ketens, de sociologie vertelt ons dat de afkomst bepalend is…. . De dader
wordt nu zelf slachtoffer. Hij is misbruikt geweest door de machthebbers. De dader
was ter goeder trouw, maar zijn oversten hebben zijn trouw misbruikt. In het tweede
paradigma neemt de perverterende kracht van de cultuur plaats op de
beklaagdenbank en niet de daders.
Het probleem is weerom de vergeving. Hoe kan je nu nog spreken over vergeving als
de dader niet eens duidelijk schuld bekent of draagt. Hij is zelf slachtoffer, hem treft
geen schuld, wel de samenleving, zijn godsdienst… . Er is weerom geen sprake van
vergeving, hier omdat er niks te vergeven valt: de dader treft geen schuld. Het
tweede probleem is de denkfout die dit schema verbergt. Men vergeet het
keuzemoment van de dader. Hij heeft bewust gekozen om bepaalde daden te stellen
en kan daar in een zekere hoogte voor verantwoordelijk worden gesteld.
3. De ethisering
We hebben in de vorige paragraaf vastgesteld dat we op basis van de banalisering
wel bepaalde inzichten verwerven, maar dat deze laatste toch gebukt gaat onder
serieuze tekortkomingen. De mens is niet louter een machine die geprogrammeerd
en onderhouden wordt door leiders. Het gaat om mensen met een eigen wil, die zelf
beslissingen maken. Het dient ook gezegd te worden dat heel wat nazi’s zich maar al
te graag van hun taak gekweten hebben. Ze hebben dus niet louter gehandeld
omwille van de druk van bovenaf. De historicus Hillberg maakt ook duidelijk dat de
bevelen uit Berlijn verre van duidelijk waren. De lagere functionarissen dienden met
veel toewijding en creativiteit deze abstracte berichten toe te passen op hun concrete
situatie. Ze deden het (vaak) niet tegen hun zin, maar gepassioneerd, met volle
overgave. Dan rijst onmiddellijk de vraag: “Waar komt die geestdrift vandaan?”. Ze
deden het niet vanuit hun lust naar pijn, kwaad (1e paradigma), niet omwille van het
systeem dat verdoofde (2e paradigma), maar vanuit de idealen, waarden,
overtuigingen die voortvloeiden uit de nazistische ethiek. De nazi was dus niet
immoreel (onethisch) zoals het eerste paradigma dat stelt, niet a-moreel (niet in staat
om ethisch te zijn) zoals in het tweede paradigma, maar had een heel eigen ethiek.
De nazi’s dachten nu eenmaal dat zij het goede deden. Je merkt dat het derde
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
paradigma zich tracht in te leven in de wereld van de dader, zich tracht invoelend op
te stellen. Heel wat Duitsers vonden namelijk dat de NSDAP (NationaalSocialistische Arbeiderspartij) heel wat te bieden had. Voor de Duitsers viel het
Hitlerregime immers niet samen met de judeocide (uitmoorden van de joden). Het
uitroeien was gewoon een onderdeel van het nazi waardepakket. Hitler haalde het
land uit een politieke, economische crisis, gaf iedereen hoop, een ideaal,
werkzekerheid, een land om trots op te zijn, een bloeiende cultuur. Het waren niet
altijd verre idealen, maar concrete doelen die werden voorop en ten toon gesteld:
iedereen moet op reis kunnen bijvoorbeeld. Zo had de “vrijetijdsafdeling van de
nationaalsocialistische gemeenschap, Kraft durch Freude” (NSG KdF) in de periode
tussen de machtovername van Hitler en de het uitbreken van de oorlog maar liefst
acht miljoen toerpakketten aan een belachelijk lage prijs verkocht. Meer dan 45
miljoen mensen kregen de mogelijkheid om te reizen, zelf om luxueuze cruises te
maken. Er werden overal grote autobanen aangelegd, een imponerend olympisch
stadion werd in Berlijn opgericht, grote en indrukwekkende regerings- en
partijgebouwen werden in neoklassieke stijl opgetrokken, de stadsparken en
plantsoenen werden aangelegd en onderhouden. Met al dit goeds dat ze brachten,
eigenden de nazi’s zich ook het recht toe te bepalen wat goed en slecht was. Er
ontwikkelde zich een nazistische moraal, met elementen die gekend waren. Het
nazisme leende wat van de religieuze afkeer (jammer genoeg ook van christelijke
origine) ten aanzien van de joden, van het nationalisme dat overal opkwam, van de
rassentheorieën die al een paar decennia opgang maakten en men voegde er
dromen, idealen en waarden aan toe. Men wou een duizendjarig rijk vestigen, de
waarden van weleer in ere herstellen. Heel concreet waren gehoorzaamheid, moed,
trouw, doorzettingsvermogen, burgerplicht, natiebewustzijn, kampgeest,
onbarmhartigheid belangrijke pijlers van het naziereferentiekader. Het moorden was
nu eenmaal niet aangenaam, maar men deed het in de naam van het goede, zelfs in
de naam van God (Gott mit uns). De nazi was dus eigenlijk een idealist.
Dit model stelt ook duidelijke problemen als men het wil hebben over schuld
envergeving. Het is zeer moeilijk om vergeving ter sprake te brengen binnen het
derde paradigma, daar de daders eigenlijk het goede nastreefden. Het enige wat je
dan nog kunt zeggen: “kijk, wij verschillen in onze visie op wat goed en kwaad is”.
Het is alsof we een andere ethische taal spreken en we alleen kunnen vaststellen dat
we elkaar niet verstaan. Je kan elkaar niet beschuldigen, je kan je geen schuld toeeigenen. Waar geen schuld is, is geen verantwoordelijkheid, waar geen schuld en
verantwoordelijkheid is, kan geen vergeving zijn, waar geen vergeving kan zijn, kan
geen verzoening zijn. We dienen ook de denkfout van het derde paradigma te
onderlijnen. Net alles kun je “goed” noemen, niet alles is ethiek. Als alles ethisch is, is
niks nog ethisch. Dat wil zeggen: als iedereen zelf kan bepalen wat juist en fout is;
dan is niks nog echt goed, zuiver, ethisch. De nazie-ethiek kun je geen ethiek
noemen, integendeel, het is een verkrachting van de term ethiek.
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
Algemeen overzicht
Diabolisering
De moraliteit van De immoraliteit van de
de dader
dader
(= wat kan je
zeggen van de
ethiek van de
“boosdoener”)
De dader wil het slechte
(denkt aan het slechte)
Banalisering
Ethisering
De a-moraliteit van de
dader
De alternatieve
moraliteit van de
dader
De dader wil het
goede
(denkt aan het
De dader wilt niet, de
leider of het systeem wilt goede)
(denkt helemaal niet na)
Het beeld van de
dader dat
opgetrokken
wordt
De dader als duivel
De dader als tandwieltje De dader is een
(diabolos), als sadistisch in een systeem
idealist
beest
Positie?
Komt tegemoet aan (de Komt op voor de dader
ver(hij is OOK slachtoffer)
ontwaardiging, zelfs
wraakgevoelens van) het
slachtoffer
Komt op voor de
dader (ook hij tracht
zich te richten naar
het goede)
Mogelijkheid op
vergeving en
verzoening
Je KAN en MAG de
dader niet vergeven. Zijn
daden zijn
ONVERGEEFLIJK
Je KAN de dader niet
vergeven.
Hij draagt geen schuld,
hij is niet
verantwoordelijk
Je KAN de dader
niet vergeven
De dader spreekt een
andere “ethische
taal”, er is geen
communicatie
mogelijk
Verzoening is
onmogelijk
Verzoening is
onmogelijk
Verzoening is
onmogelijk
Herhaling van het
kwaad: men wreekt het
kwaad en start een spiraal
van geweld
Minimaliseren van het
kwaad:
Men vergeet dat de dader
een eigen wil en
verantwoordelijkheid
heeft
Camoufleren van
het kwaad:
Men misbruikt de
term ethiek, waarde,
het goede. Als alles
ethiek is, is niks nog
ethiek.
Waarom is dit
denkschema
gevaarlijk?
Mevrouw De Schepper – 5de jaar ASO godsdienst
7. Jezus aan het kruis
Lees onderstaand Bijbelfragment
[32] Er werden ook nog twee misdadigers weggevoerd om samen met Hem ter dood
te worden gebracht. [33] Toen ze op het zogeheten Schedelveld* kwamen, sloegen
ze Hem daar aan het kruis, en ook die twee misdadigers, de een rechts en de ander
links van Hem. [34] Jezus sprak: ‘Vader, vergeef het hun, want* ze weten niet wat ze
doen.’ Ze verdobbelden zijn kleren. [35] Het volk stond toe te kijken. De leiders
lachten Hem uit en zeiden: ‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als
Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’ [36] Ook de soldaten dreven de spot
met Hem; ze kwamen Hem wijn brengen [37] en zeiden: ‘Ben jij de koning van de
Joden? Red dan jezelf!’ [38] Boven zijn hoofd hing het opschrift: Dit is de koning van
de Joden. [39] Eén van de misdadigers die daar hingen zei smalend tegen Hem:
‘Ben jij de Messias? Red dan jezelf en ons erbij!’
Huistaak: Hoe moeten we de woorden “zij weten niet wat ze doen” interpreteren in
het licht van de Shoah? Of moeten we net zeggen “Vergeef het hen niet, want ze
weten wat ze doen”. Probeer deze uitspraak zo goed mogelijk te evalueren aan de
hand van de bovenstaande leerstof.
Download