Begrippenlijst hoofdstuk 3: `Tijd van Wereldoorlogen`

advertisement
Begrippenlijst hoofdstuk 3: ‘Tijd van Wereldoorlogen’.
Begrip
Definitie
Hoofdstuk 1 ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap.’
Observatie:
Lang en met veel aandacht naar mensen of dieren kijken, om ervan te leren.
Vb. Willemijn observeerde de vogels in de tuin.
Experimenten
Een experiment is een proef om iets te onderzoeken.
Vb. In het scheikunde lokaal worden veel experimenten gedaan.
Bourgeoisie:
Franse naam voor rijke burgers.
Vb. De bourgeoisie heeft in veel steden de macht.
Constitutie
Constitutie is een moeilijk woord voor grondwet.
VB. In de constitutie staat geschreven hoe een land geregeerd moet worden.
Grondwet
Wet waarin staat hoe een land geregeerd moet worden.
Vb. In de grondwet staat dat Nederland altijd een koning of koning moet hebben.
Parlement
Groep mensen die via verkiezingen door de bevolking zijn afgevaardigd om samen met de
regering het land te besturen = volksvertegenwoordiging.
Vb. In Nederland bestaat het parlement uit de Eerste en Tweede Kamer.
De Radicalen
Groep Franse burgers die snelle en ingrijpende veranderingen willen in Frankrijk.
Vb. De Radicalen grepen in 1792 onder leiding van Robespierre de macht.
Dienstplicht:
Mannen waren verplicht om het leger in te gaan.
Vb. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een dienstplicht voor alle mannen vanaf 18 jaar.
staatsgreep
Bij een staatsgreep neemt een groep mensen plotseling de macht over in een land. Ze zijn
het niet eens met de regering.
Vb. In 1799 komt Napoleon Bonaparte aan de macht door een staatsgreep.
Conservatieven
Groep Franse burgers die alles wilde laten zoals het was. Toen Napoleon was verslagen
wilden zij weer leven zoals voor de revolutie.
Vb. De conservatieven willen geen veranderingen.
Hoofdstuk 2. ‘De industrialisering van Europa.’
Industrialisering
Er komen steeds meer fabrieken bij.
Vb: De industrialisering ging in Nederland erg snel.
Liberalisme
Het idee dat de overheid zich zo min mogelijk met de mensen en de economie moet
bemoeien.
Vb: Vooral fabrikanten waren het eens met het liberalisme.
Mechanisering
Afzetmarkt:
Arbeid
Kapitaal
Communisme
Socialisme
Het gaan gebruiken van machines in plaats van je handen.
Vb: door de mechanisering gaat de productie sneller.
Een gebied waar je producten kan verkopen.
Vb: Indonesië was ook een afzetmarkt van Nederland
Is hetzelfde als werk.
Vb: De mensen moesten aan de arbeid.
Een bedrag aan (meestal veel) geld.
Vb: Zij verspilden hun kapitaal.
Het idee dat iedereen gelijk is en fabrieken en bedrijven van iedereen zijn.
Vb: Lenin voerde het communisme in in Rusland.
Het idee dat iedereen gelijke rechten heeft en voor elkaar moet zorgen.
Vb: Vooral arbeiders waren het eens met het socialisme.
Hoofdstuk 3. ‘De grote vernietiging.’
§ 3.1: Donkere jaren.
Centralen
Geallieerden
Ultimatum
Loopgraf
Dictaat van Versailles
Economische depressie
Nationalisme
Het bondgenootschap tijdens WO I van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië, Turkije.
Vb. De centralen waren door hun ligging al snel bondgenoten geworden.
Het bondgenootschap tijdens WO I van Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en aan het
einde de VS.
Vb. De geallieerden werkten samen tegen de Centralen.
Laatste kans die je krijgt van je tegenstander om een ruzie op te lossen, voordat je straf
krijgt.
Vb.
Smalle gang in de grond die soldaten graven om zich tegen de vijand te beschermen.
Vb.
Naam die de Duitsers aan het verdrag van Versailles gaven omdat zij de afspraken
oneerlijk vonden.
Vb.
Periode waarin het erg slecht gaat met de economie.
Vb.
Overdreven veel houden van je eigen volk of vader land.
Wapenstilstand
Verdrag van Versailles
Vb. Nationalisme was een belangrijke reden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Afspraak om niet langer te vechten. De ruzie is nog niet over.
Vb.
Vrede gesloten na afloop van de Eerste Wereldoorlog in 1919. De vrede werd getekend in
het paleis van Versailles. In het verdrag stonden afspraken waar Duitsland zich aan moest
houden.
Vb.
§ 3.2: De oplossing.
Oorzaak
Nazificatie
Dictator
Dictatuur
NSDAP
Nazi’s
Censuur
§ 3.3: Opnieuw oorlog.
Vernietigingskampen
Invasie
Blitzkrieg
Holocaust
Datgene waardoor iets komt.
Vb. De oorzaak van het ongeluk was dat de chauffeur zat te bellen.
Aan de burgers werd alleen informatie gegeven waar de NSDAP achter stond. Hierdoor
kregen veel mensen Nazi ideeën.
Vb.
Iemand die in zijn eentje op een strenge en wrede manier regeert.
Vb.
Land of rijk dat bestuurd wordt door een dictator.
Vb.
De partij waar Hitler de leider van is. De partij heet de Nationaal Socialistische Duitse
Arbeiderspartij.
Vb.
Leden van de NSDAP. De naam komt van de eerste twee letters van de NSDAP.
Het weghalen van ongewenste stukken uit de media zoals boeken, krantenen films.
Vb.
Kampen waar de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog massaal werden vergast.
Vb.
Plotselinge inval van een vijandelijk leger.
Vb.
Bliksemoorlog, een snelle verrassingsoorlog.
Vb.
De vernieting van de joden in de Tweede Wereldoorlog
Antisemitisme
§3.4: Nederland bezet.
Capitulatie
Dwangarbeid
Georganiseerd verzet
Jodenster
Concentratiekamp
NSB
Regering in ballingschap:
Distributie
Vb.
Vijandigheid tegen joden. Jodenhaat.
Vb.
Leger geeft de strijd tegen de vijand op.
VB.
Gedwongen voor iemand moeten werken.
Vb. Sommige joden moesten dwangarbeid verrichten in een concentratiekamp.
Geheime organisaties die samenwerken tegen de Duitsers.
Vb.
Gele davidster die de joden van de Nazi’s op hun kleding moeten dragen.
Vb.
Kamp waarin politieke tegenstanders en ongewenste burgers werden opgesloten.
Vb.
Nationaal Socialistische beweging. Nederlandse politieke partij die de ideeën van Hitler steunt
en meewerkt met de Duitsers.
Vb.
Regering die, na gevlucht te zijn, vanuit aan ander land verder bestuurt.
Vb.
Regeling om voedsel en kleding eerlijk te verdelen
Vb.
Download