Jezus' tijdgenoten: Woordenboek Letter C [deel 1] Caligula Gaius Iulius Caesar Germanicus, bijgenaamd Caligula [Antium, 31 augustus 12- Rome, 24 januari 41] bezette de keizerlijke troon van 37 tot 41 na J.C. Deze zoon van een neef van Tiberius volgde hij hem op toen hij vijfentwintig was. Er wordt gezegd dat de Joden de eerste waren om zijn troonsbestijging toe te juichen en offers voor hem te brengen in de Tempel van Jeruzalem [Philo, Legatio, 231-232]. De naam "Caligula" is eigenlijk een bijnaam. Als peuter vergezelde hij zijn ouders bij bezoeken naar militaire kampen in het Noorden en droeg daarbij steeds een soldatenpakje met kleine sandalen, die caligula genoemd werden. Vanaf zijn jeugd was Caligula geestelijk labiel; als jongen leed hij aan epilepsie en zijn hele leven door werd hij gekweld door slapeloosheid. Hij sliep nooit meer dan drie uur per nacht en zelfs dan had hij vaak nachtmerries. Waarschijnlijk was hij in hoge mate schizofreen. Hierop wijzen zijn motorische onrust en zijn neiging tot uitersten. Als kind van vijf jaar vergezelde Caligula zijn ouders naar het Oosten. Na de dood van zijn vader aldaar [in 19 n. Chr.] werd hij in Rome opgevoed door zijn moeder en vanaf 29 n.Chr., toen Agrippina verbannen werd, door Livia en zijn grootmoeder Antonia. Waarschijnlijk was hij in hoge mate schizofreen. Hierop wijst zijn motorische onrust en zijn neiging tot uitersten: zijn persoonlijkheid wordt enerzijds gekenmerkt door weekheid, behoefte aan liefde en een mateloos zelfvertrouwen, anderzijds door zijn optreden als een god. In de loop der jaren distantieerde hij zich steeds meer van iedereen en voelde zich ook een god. Hij eiste dus goddelijke verering en ging tegen het mensdom te keer met een niets ontziende meedogenloosheid. In 31 n. Chr. riep Tiberius hem naar Capri. Reeds vroeg bleek Caligula's wilde en onverantwoordelijke karakter in avonturen met beide seksen. Hoewel Caligula knap kon huichelen, doorzag Tiberius hem en zei dat hij Caligula in leven had gelaten "tot verderf van hemzelf en van iedereen: dat hij in Caligula voor het Romeinse volk een slang grootbracht en voor de wereld een Phaëthon, die haar eens zou verteren." Tiberius had Gaius Julius Caesar Germanicus ("Caligula") en diens neef Tiberius Gemellus als erfgenamen aangewezen, maar de commandant van de praetorianen Macro hielp Caligula op de troon [18 maart 37]. Veel plezier heeft hij hiervan niet gehad. Toen Macro in 38 na Chr. doorkreeg dat Caligula een relatie met zijn vrouw had, beschuldigde Caligula hem ervan haar 'pooier' te zijn en verplichtte hem zelfmoord te plegen Groot was de vreugde waarmee het Romeinse volk de zoon van de verafgode Germanicus begroette na de laatste sombere jaren van Tiberius. Inderdaad was het begin van Caligula's regering hoopvol: hij hield onder tranen de lijkrede op Tiberius, adopteerde Tiberius Gemellus en benoemde hem tot princeps iuventutis, eerde zijn grootmoeder Antonia en seponeerde alle aanklachten. Daarnaast gaf hij echter ook spelen aan het volk die schatten verslonden, en leefde zo verkwistend dat de door Tiberius gevulde schatkist al snel leeg was. Spoedig kwam de keerzijde van zijn karakter aan het licht, wellicht mede als gevolg van een ernstige ziekte (hersenvlies ontsteking) in het najaar van 37 na Chr. Dit leidde waarschijnlijk tot een kwaal die we nu kennen als post-encephalitisch syndroom. Hij verguisde Tiberius en zelfs zijn eigen moeder, verhaastte door bruut optreden de dood van zijn grootmoeder Antonia, liet Gemellus vermoorden en begon, om aan geld te komen, majesteitsprocessen tegen leden van de hoge adel en de ridderstand. Hij beschouwde de goden als zijn gelijken en identificeerde zichzelf vooral met Jupiter. 1 / 11 Hij liet voor zichzelf een tempel bouwen op de Palatijn voor Optimus Maximus Caesar, met daarin een op ware grote gehouwen standbeeld van zichzelf dat elke dag gekleed werd zoals Caligula zelf. Openlijk liet hij zich vereren als de verpersoonlijking van verschillende goden en zelfs godinnen. Hij vroeg ooit aan de acteur Apelles wie nu het grootst was: Jupiter of Caligula. De acteur twijfelde. Caligula liet hem hem afranselen met een zweep. Hij rechtvaardigde zijn daden met de uitspraak: "Weet dat ik de macht heb om eender wie iets te doen". De enige twee mensen die misschien een positieve invloed op hem gehad zouden kunnen hebben [zijn grootmoeder Antonia en zijn favoriete zuster Drusilla] stierven tijdens het eerste jaar van zijn regeerperiode. Wie hem naderde moest een voetval maken en zich in het stof werpen. Van alle godenbeelden liet hij de hoofden vervangen door een afbeelding van de zijne. Bij de hofmaaltijden zaten zij als een eenzame majesteit aan een aparte tafel en het was de gasten streng verboden om maar één woord te zeggen. Onder hem heerste een waar schrikbewind. Wie hem niet voldoende eerbied bewees, werd te vuur en te zwaard vervolgd. Caligula was ook bijzonder bloeddorstig. Bij een gladiatorengevecht was hij niet tevreden als het bloed in de arena niet rijkelijk vloeide. Waren er geen misdadigers genoeg om voor de wilde dieren te werpen, dan werden er wel een paar toeschouwers gegrepen. Bij het volk was Caligula echter heel geliefd, want geen andere keizer organiseerde zoveel spelen en andere vermaken als hij. Zijn verjaardagen werden spectaculair gevierd met paardenraces en gladiatorengevechten, waarbij als klap op de vuurpijl honderden beren en andere wilde dieren uit Libië werden afgeslacht. Soms [als het echt feestelijk moest worden] werden er ook nog wat mensen tussen de dieren losgelaten. Abnormaal fel was het seksuele leven van Caligula. Reeds als jongen onderhield hij intieme relaties met allerlei vrouwen en pleegde hij incest met zijn drie zussen. Hij zocht informatie over alle rijke vrouwen in Rome en als hij zich ertoe geneigd voelde, liet hij ze naar zich toebrengen. Hij liet zelfs een bordeel openen in zijn paleis! Wettig gehuwd was hij viermaal: in 33 na Chr. huwde hij Claudia, de dochter van Marcus Junius Silanus, maar deze stierf in 36 na Chr. in het kraambed. In 38 na Chr. nam hij Livia Orestilla, de echtgenote van Gaius Calpurnius Piso, tot vrouw, maar hij verstootte haar na korte tijd. In 39 na Chr. huwde hij Lollia Paulina, de vrouw van Memmius Regulus, en joeg haar terstond weer weg. Hij maakte de zeven jaar oudere Milonia Caesonia tot zijn vierde vrouw in 39 na Chr., toen ze al zwanger was. Deze sensuele en immorele vrouw was een uitstekende gelijke voor hem. Caligula had ook seksuele relaties met mannen zoals de pantomimeacteur Mnester, Valerius Catullus en Marcus Aemilius Lepidus. Deze laatste was getrouwd met Drusilla, de zus van Caligula en had ook relaties met Caligula's andere zussen. Caligula dwong Drusilla ertoe om bij hem als zijn vrouw te wonen en zo het geloof van de Egyptische farao's te volgen. Het wordt gezegd dat Caligula niet kon wachten op de geboorte van zijn "goddelijk" kind, toen Drusilla zwanger werd. Beweerd wordt dat hij haar ontdeed van haar ingewanden om het kind uit haar baarmoeder te halen. Of dit nu waar is of niet, Drusilla stierf en Caligula liet haar vergoddelijken. Hij liet zijn twee andere zussen [Livilla en Agrippina de jonge] en Nero's moeder verbannen naar een eiland en liet hun goederen in beslag nemen. In de tweede helft van het jaar 39 trok Caligula als een tweede Alexander naar het noorden met het vijftiende en tweeëntwingste legioen naar de Rijn, volgens de officiële lezing omdat een orakel hem had aanbevolen zijn Bataafse lijfwacht aan te vullen, maar vermoed wordt dat er andere redenen waren: het uitroeien van een groep samenzweerders en het uitschudden van provincialen om de staatskas een wat vrolijker aanzien te geven. In ieder geval voerde Caligula in dat jaar met zijn legioenen een kort aanvalletje op Germanië uit. Het werd een schertsvertoning met in scène gezette 2 / 11 aanvallen over de Rijn die door de keizer triomfantelijk werden afgeslagen. De schrijver Tacitus schrijft dat de vader van Brinno, de leider van de Cananefaten "ongestraft de draak stak met de komedie van de expeditie." Na de winter in Lyon te hebben doorgebracht met het terroriseren, vermoorden en afpersen van rijke Galliërs, trok hij in de lente van het jaar 39 naar de kust, liet de manschappen inschepen en een paar rondjes dicht onder de kust varen. Alles leek erop dat de keizer Brittannië wilde veroveren. Dit alles was in het verhaal van Suetonius tekenend voor de krankzinnigheid van de keizer: "Uiteindelijk, alsof hij de oorlog wilde afronden, zette hij een slagorde neer op het strand langs de kust, met ballisata's [een toestel dat wel lijkt op een abnormaal grote kruisboog, waarmee een zware werpspies kan worden afgeschoten] en andere artillerie. Plots gaf Caligula de soldaten opdracht hun helmen en zakken met schelpen te vullen en riep hij triomfantelijk: "Ziehier de op de Oceaan veroverde buit." De "schelpenschat" voerde hij in de zomer in triomf naar Rome, alsmede de schepen die bij de invasie waren gebruikt, evenals de "krijgsgevangenen" uit Germanië, waarschijnlijk enkele toevallige voorbijgangers van de manoeuvres aan de Rijn. Als aandenken aan zijn "overwinning" liet de keizer een hoge vuurtoren bouwen. De plaats waar deze vuurtoren ter ere van Caligula's "overwinning" werd gebouwd, is mogelijk Boulogne-sur-Mer, waar tot in de zeventiende eeuw de restanten van een enorme Romeinse vuurtoren zijn gevonden. Het bestuur van het rijk, waarvoor Caligula zich nauwelijks interesseerde, werd in het algemeen voortgezet volgens de richtlijnen van Tiberius. Alleen stichtte Caligula ten behoeve van persoonlijke relaties een reeks vazal-koninkrijken in het Oosten: Iudaea met Julius Agrippa, Thracië, Pontus, Bosporus en Armenia minor met de zonen van Cotys, Commagene met Antiochus IV. Ptolemaeus van Mauretanië werd omgebracht en zijn rijk als provincie geannexeerd. Ernstige gevolgen had de eis van Caligula dat zijn beeltenis opgesteld moest worden in de synagogen van de joden. Dit leidde in Alexandrië tot ernstige onlusten, waarbij de joden zich op een oud privilege beriepen. Hun gezantschap onder leiding van Philo moest echter onverrichterzake uit Rome terugkeren. In Jeruzalem moest de Syrische legaat Petronius het beeld van de keizer in de tempel plaatsen. Slechts de onverwachte dood van Caligula voorkwam het uitbreken van een oorlog. De drukkende belastingen en het algemene gevoel van onveiligheid leidden tot voortdurende samenzweringen. De keizer was dan ook erg op z'n hoede en overal had hij spionnen en verklikkers. Degenen die van samenzwering beticht of zelfs maar verdacht werden, werden onmiddellijk terechtgesteld. In die tijd hadden ook de Christenen het zwaar te verduren. Zij werden zwaar vervolgd. Maar pas toen de praetorianen, onder leiding van Cassius Chaerea en gesteund door de machtige vrijgelatene Callistus, ingrepen, was het lot van Caligula bezegeld. Op 24 januari 41 viel de tiran onder hun zwaarden. Ook zijn vierde vrouw en hun minderjarige dochter werden vermoord. Eén van de samenzweerders was Cornelius Sabinus, wiens vrouw door Caligula misbruikt en publiekelijke vernederd was. Een andere was Cassius Chaerea, die Caligula haatte omdat die zijn hoge, verwijfde stem zo meedogenloos imiteerde. Suetonius schreef dat Caligula's schrikbewind zo'n gruwel was, dat de mensen eerst niet konden geloven dat hij werkelijk dood was. De opvolging van Caligula vormde een probleem. In hun zoektocht naar een nieuwe keizer ontdekten de praetorianen bij toeval, verborgen achter een gordijn, de oom van Caligula: Claudius. Een manke man met een waterhoofd, die last had van zijn maag, een irritante zenuwtrek had en een hinderlijk spraakgebrek. Deze Claudius, kleinzoon van Livia, zoon van Drusus [de broer van Tiberius], broer van Germanicus [de vader van Caligula], zoon van Antonia [de dochter van Marcus Antonius], werd dus de vierde keizer... 3 / 11 Caligula kwam tijdens zijn kort bewind veelvuldig tussen in de politieke en godsdienstige kwesties van de Joden in Judea en Alexandrië. Hij zette Herodes Antipas af als tetrarch van Galilea en verbande hem naar Lyon in Gallië. Hij vertrouwde zijn grondgebied en de tetrarchie van Philippus toe aan zijn vriend Agrippa I, kleinzoon van Herodes de Grote, en gaf hem de titel van koning. Het geschil tussen Caligula en de Joden nam een godsdienstige tint aan want de vorst was overtuigd dat de Romeinse keizer van goddelijke afkomst was. In zijn ogen was de weigering van de Joden om hem te aanbidden een heiligschennis. In 38 na J.C. barstten hevige rellen tegen de Joden van Alexandrië los, schijnbaar door de keizer zelf aangewakkerd. Ver van een einde te maken aan de uitbarsting beval de gouverneur van Egypte, Flactus, om afbeeldingen van de keizer in de synagogen te plaatsen. Hij beroofde de Joden van Alexandrië ook van hun burgerrechten, wat onwettig was, en liet zelfs de ouden van de Joodse raad in het openbaar geselen. De vervolging duurde meerdere maanden tot in de herfst van 38 na J.C. wanneer Flactus door Caligula werd afgezet en omgebracht. Grieken en Joden van Alexandrië stuurden elk afgevaardigden naar Rome om hun zaak te bepleiten. De polemist Apion, beroemd vanwege het werk van Flavius Josephus getiteld Tegen Apion leidde de Griekse delegatie terwijl de bekende filosoof Philo van Alexandrië de Joden verdedigde. Maar geen van beide maakte indruk op Caligula. Hij hekelde beide omdat ze twijfelden aan zijn goddelijke afkomst. Het jaar daarop in 39 na J.C. braken rellen uit in Judea. Caligula had juist beslist zijn standbeeld in de Tempel van Jeruzalem te plaatsen. Hij zond zijn orders naar Petronius, gouverneur van Syrië, met het bevel de helft van zijn legioenen in te zetten voor de uitvoering. Als bezonnen man probeerde Petronius een overeenkomst te onderhandelen met de Joodse delegatie, maar tevergeefs. Dan besloot hij tijd te winnen. Zijn afwachtende houding om het keizerlijk decreet op te leggen stemde Caligula razend en hij zond hem een bode met het bevel zelfmoord te plegen... In januari 41 na J.C. werd Caligula vermoord. Het nieuws van de dood van de keizer werd sneller bekend dan de keizerlijke boodschap met het bevel zichzelf uit de weg te ruimen. De gouverneur van Syrië onthield zich en vergat wijselijk het standbeeld van Caligula in de Tempel van Jeruzalem te plaatsen. Caesar Afkomst Caius Julius Caesar [13 juli 100-16 maart 44 voor J.C.] was een generaal en een Romeins staatsman. Gaius Julius Caesar was de zoon van Gaius Julius Caesar Strabo en Aurelia Cotta. Terwijl zijn vader het niet verder schopte dan praetor, bekleedden Caesars oom Sextus Julius Caesar, zijn grootoom Gaius Marius, zijn grootvader aan moederszijde Lucius Arelius Cotta major, oom aan moederszijde Lucius Aurelius Cotta minor en de vader van zijn grootmoeder Marcia Quintus Marcius Rex allen de functie van consul. Langs de kant van de Gens Julia voerde hij zijn afkomst terug op Julus, een zoon van Aeneas, en zodoende een kleinzoon van Venus. Via de tak van de gens Marcia van zijn grootmoeder Marcia, die het cognomen Rex droegen, kon hij zijn afkomst terugvoeren op Ancus Marcius, de vierde legendarische koning van Rome en kleinzoon van de tweede legendarische koning van Rome, Numa Pompilius. Zijn grootoom Gaius Marius was een van de vooraanstaande mannen van zijn tijd en was een leidende figuur binnen de populares. Langs moederskant was hij verbonden met de tak van de Aurelii Cottae, die verscheidene consules leverden aan de Romeinse Republiek, én met de gens Claudia. Uiterlijk 4 / 11 Wij kennen Caesar van munten en antieke bustes. Op de munten zien wij een lang en mager hoofd met een opvallende haakneus. Suetonius schrijft dat Caesar erg onder zijn kaalheid leed en die steeds wilde verbergen. Verrassend genoeg beschrijft Suetonius Caesars gezicht met de woorden paulo pleniore [aan de volle kant]. In 2007 werd een levensgrote buste gevonden van Caesar, door archeologen opgehaald uit de Rhône, midden in de stad Arles. Deze buste toont een ouder wordende man met rimpels en ingevallen wangen. De buste zou dateren uit 46 voor Christus, het jaar waarin Caesar aan Arles een bevoorrechte positie gaf als Romeinse stad. Het borstbeeld is misschien in het water gegooid na de moord op Caesar, omdat het in die tijd beter was niet als een aanhanger van hem aanzien te worden. De vondst is extra bijzonder omdat het waarschijnlijk het oudste beeld is van Caesar dat ooit is gevonden en misschien zelfs het enige dat nog tijdens het leven van Caesar is vervaardigd. Wereldwijd zijn ongeveer twintig antieke bustes van Julius Caesar bekend. Het bericht over de vondst werd op 13 mei 2008 naar buiten gebracht door het Franse Département des recherches archéologiques subaquatiques et sousmarines. Of het borstbeeld inderdaad Caesar voorstelt, staat niet vast, maar is wel aannemelijk: de meeste experts zijn het hierover eens. Levensloop Caesar werd op 13 juli 100 v. Christus geboren in de Subura, één van de dichtstbevolkte wijken van Rome, niet bepaald een wijk waar men als lid van een oude voorname patricische familie wenste geboren te worden, maar de Caesari waren door de eeuwen heen verpauperd. Omdat de vader van Caesar druk doende was zijn sporen te verdienen in de Romeinse politiek, werd de jonge Caesar door zijn moeder Aurelia Cotta opgevoed. Ze deed dit zo goed dat zelfs iemand als Tacitus [niet bepaald bekend om zijn respectvolle houding tegenover vrouwen] haar prees. Rond zijn tiende jaar ontving Caesar onderwijs van Marcus Antonius Gnipho [Suetonus, De Grammaticis VII], een bekend specialist in de Griekse en Latijnse letteren, waarbij hij de werken van Hmerus in het Grieks en in de oude Latijnse vertalingen van Lucius Livius Andronicus las. Hij leerde ook paardrijden, zwemmen en zwaardvechten, wat hem later van pas zou komen. De jonge Caesar leek aanleg te hebben voor de redenaarskunts en hij zal dan ook vaak het Form Romanum bezocht hebben, waar redenaars op de rostra hun redevoeringen afstaken. Nadat hij op 15 maart 85 vóór Chr. uit handen van zijn vader de toga virilis [het teken van volwassenheid] had ontvangen, kon de carrière van de jonge Caesar beginnen, maar nog voor Caesar de leeftijd van 16 had bereikt, overleed zijn vader onverwacht toen hij zich 's ochtends aankleedde. Hierdoor werd Caesar pater familias met de patria potestas [absolute gezag over alle leden van zijn familie], hoewel zijn moeder in de praktijk haar invloed liet gelden op Caesar. Caesar schreef intussen enkele tragedies en gedichten. Toen Caesar in 84 v.Chr. voorgedragen werd als flamen Dialis [priester van Jupiter en meest sacrale persoon van Rome], verbrak hij zijn verloving met de dochter van een eques om de patricische Cornelia Cinna minor, dochter van de leider van de populares Lucius Cornelius Cinna, te huwen. Maar de dood van zijn schoonvader en de dictatuur van Lucius Cornelius Sulla, de leider van de optimates, staken daar een stokje voor. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre het ambt van flamen Dialis [dat door allerlei regels gebonden was], Caesars carrière zou hebben belemmerd. De flamen Dialis mocht immers geen leger onder de wapenen zien, wat Caesars verovering van Gallië niet zou hebben bevorderd. Hoewel Sulla er bij hem op aandrong te scheiden van zijn vrouw, die door haar vader met de populares verbonden was, weigerde Caesar dit te doen en kwam hij zelfs in levensgevaar. Gelukkig kon hij zijn belagers afkopen met 48.000 sestertii, toen dezen hem vonden in het Sabijnse gebergte. 5 / 11 Gevlucht voor Sulla in 82 v.Chr. diende de nu negentienjarige Caesar als officier in de staf van de Sullaanse propraetor Marcus Minucius Thermus van de pronvincea Asia. Bij de belegering van de stad Mytilini op Lesbos in 80 vóór Chr. verdiende hij de corona civica [burgerkroon], voor zijn moed in de strijd en het redden van een medeburger. Om de belegering te bekorten, werd Caesar op diplomatieke missie naar het hof van koning Nicomedes IV van Bithynië gestuurd. Geruchten deden de ronde dat Caesars relatie met Nicomedes van een homoseksuele aard zou zijn. Homoseksueel gedrag was in de hellenistische wereld min of meer geaccepteerd, voor een Romeinse gezant was in Romeinse ogen daarentegen onacceptabel dat Caesar de passieve partner in een dergelijke verhouding zou zijn geweest en het gerucht dat hij "de vrouw van Nicomedes was geweest" deed afbreuk aan Caesars reputatie. Nu Caesar zich bewezen had in de strijd en zijn trouw aan de populares had getoond, werd het tijd dat hij zijn verdiensten in politieke winst kon omzetten. De gelegenheid zou zich weldra voordoen om zijn politieke carrière te lanceren en aldus te beginnen aan wat toen nog een doorsneecarrière leek te zullen worden. Caesar was in 69 vóór Chr., het jaar waarin zijn echtgenote Cornelia Cinna minor en zijn tante Iulia, de echtgenote van Gaius Marius, overleden zijn, quaestor en hield een opvallende lijkrede voor beide dames, die als propaganda voor de populares diende. Zijn ambt als quaestor in Hispania Ulterior vervulde hij zonder noemenswaardige incidenten. Hij zou later als propraetor terugkeren naar deze provincia. In 69 vóór Chr. was hij nog curator van de Via Appia. Datzelfde jaar zou hij ook Pompeia Sulla huwen. Intussen was Gnaius Pompeius bezig zijn bliksemcarrière uit te bouwen door de Middellandse Zee van piraten [die ook Caesar gevangen hadden genomen] te ontdoen en vervolgens tegen Mithridates VI ten strijde te treken. Hoewel hij samen met Marcus Calpurnius Bibulus aedilis curulis was in 65 v.Chr., kreeg Caesar de meeste eer voor de spelen die ze beiden financierden. Zo liet Caesar 320 paren gladiatoren aantreden, die getraind waren in eigen kazernes, wat sommige senatoren met afschuw deed terugdenken aan de recente gebeurtenissen met Spartacus. Het jaar daarop werd hij aangesteld als iudex quaestorius (rechter). In 63 v.Chr., het jaar dat Marcus Tullius Cicero consul was, werd Caesar tot pontifex maximus gekozen. Het was in dit jaar dat de Catilinarische samenzwering uitkwam, waarin Caesar misschien een rol heeft gespeeld. Hij verzette zich in ieder geval tegen het terechtstellen van burgers, ook al waren het samenzweerders. Het jaar daarop werd Caesar verkozen als praetor en zou hij zich laten scheiden van Pompeia Sulla, nadat Publius Clodius Pulcher zich op ongehoorde wijze het huis van Caesar had weten binnen te werken. In 61 v.Chr. werd hij als propraetor naar Hispania Ulterior gestuurd, een gebied dat hij zoals gezegd al als quaestor bezocht had. Tot zover leek Caesars carrière niet opvallend, maar dat weerhield hem er niet van grote ambities te koesteren. Hij had zijn zinnen gezet op het consulaat, maar zag in dat de inamicitia (vijandschap) tussen Crassus en Pompeius een constante bedreiging was voor zijn carrière. Hij besloot dus te doen wat nog nooit iemand voor hem gedaan had: hij zou trachten de inamicitia tussen de twee voornaamste mannen van Rome te overbruggen. Het volgende jaar slaagde Caesar in zijn opzet. Caesar sloot in 60 v. Chr. het eerste triumviraat met Marcus Licinius Crassus en Gnaius Pompeius Magnus. De triumviri (driemannen) kwamen overeen dat er in de staat niets zou gebeuren dat een van de triumviri tegenstond. Met de hulp van Crassus en Pompeius zou Caesar tot het ambt van consul worden gebracht. Eens consul moest hij dan een wet doordrukken die Pompeius' veterani grond schonk en nieuwe pachtbelastingen voor de provincia Asia. Om de triumviri nauwer met 6 / 11 elkaar te verbinden huwt Pompeius in 59 v.Chr. Caesars dochter Iulia en Caesar Cornelia. Caesars medeconsul Marcus Calpurnius Bibulus liet zich echter niet als werktuig in de plannen van het driemanschap inpassen en moest onschadelijk worden gemaakt. Gedurende de laatste acht maanden van het consulaat kon hij zijn woning niet verlaten uit angst om door aanhangers van Caesar te worden vermoord. De burgeroorlog Na zijn consulaat werd Caesar aangesteld als proconsul van Gallia en Illyria voor een periode van vijf jaar. Nadat Caesar de Rubicon was overgestoken en dus buiten zijn ambtsgebied optrad met zijn legioenen, werd hij tot hostis ("staatsvijand") uitgeroepen. In 49 v.Chr. beval de senaat hem onmiddellijk zijn bevoegdheden af te leggen. Caesar lag met zijn leger aan het riviertje de Rubicon, de grens tussen Gallia Cisalpina en Italia. De hele avond moet hij peinzend langs het water hebben gelopen. Hier sprak hij in het Grieks woorden die in het Latijn vertaald werden als "Alea iacta est." De volgende dag trok hij met zijn leger in geforceerde dagmarsen naar Rome. En niet om het voor de stadspoorten te ontbinden, zoals Pompeius eertijds deed. De senaatspartij en Pompeius, die nu volledig samenwerkten, hebben de stad niet verdedigd. Toen zij merkten dat de Italische steden voor Caesar kozen en dat Caesar door zijn milde optreden iedereen voor zich won, gaf men Italië op. De zwakte van hun positie was het gevolg van een nederlaag die één van Pompeius' medestanders tegen Caesar had geleden. Diens troepen marcheerden nu met de overwinnaar mee op Rome af. Pompeius en de senaatspartij staken over naar Griekenland. Caesar versloeg eerst Pompeius' medestanders in Spanje en volgde hem daarna naar Albanië en Griekenland. Daar versloeg hij Pompeius [na een aanvankelijke nederlaag bij Dyrrhachium in 48 v.Chr] in de Slag bij Pharsalus. Pompeius vluchtte naar Egypte, waarheen Caesar hem achtervolgde. Huwelijken Caesar huwde in 85 of 84 v.Chr. Cornelia Cinna minor, de dochter van consul Lucius Cornelius Cinna, die de leider van de populares was. Hij verbreekt voor dit huwelijk zelfs zijn verloving met Cossutia, de dochter van een rijke equitesfamilie, hoewel dit mogelijk ook te maken had met zijn ambitie om flamen Dialis te worden: deze moest immers getrouwd zijn volgens het confarreatio [een huwelijk met een speltkoek], dat voorbehouden was voor huwelijken binnen de patricische families. In 68 v. Chr., één jaar na de dood van Cornelia, huwt Caesar Pompeia Sulla, de kleindochter van Quintus Pompeius Rufus major en Lucius Cornelius Sulla, beiden overtuigde optimates die als consules van 88 v. Chr. zich fel verzet hebben tegen de tribunicia potestas, het voornaamste wapen van de populares. De intussen pontifex maximus geworden Caesar, die toentertijd ook praetor was, zal in 62 v. Chr. van haar scheiden nadat Publius Clodius Pulcher een opmerkelijke entree in diens huis gemaakt zou hebben. Hoewel Pompeia geen directe schuld trof, vond Caesar dat het zijn vrouw niet betaamde zelfs maar vermeld te worden in dergelijke roddels. In 59 v. Chr. huwde Caesar tenslotte Calpurnia Pisonis, de dochter van Lucius Calpurnius Piso Caesonius, die was verkozen tot consul voor 58 v. Chr. Hierop stelde de senaat stelde Caesar aan tot dictator voor een periode van 10 jaar, met de opdracht de Republiek te herstellen. 7 / 11 Cleopatra In de herfst van 48 bracht Ptolemaeus echter zijn eigen macht in gevaar door onwettelijke inmenging in de zaken van Rome. Toen Pompeius, verslagen bij Pharsalus en op de vlucht voor de zegevierende Julius Caesar, in Alexandrië bescherming zocht, liet Ptolemaeus hem vermoorden om bij Caesar in de gunst te komen. Caesar vond dit verraad echter zodanig verachtelijk dat hij de Egyptische hoofdstad innam en zichzelf als scheidsrechter tussen de rivalen Ptolemaeus en Cleopatra benoemde. Genoemd dient te worden dat Pompeius getrouwd was met de dochter van Caesar, die gestorven was bij de geboorte van hun zoon. Na een korte oorlog (Alexandrijnse oorlog) werd Ptolemaeus gedood en Caesar herstelde Cleopatra op de troon, met een andere jongere broer, Ptolemaeus XIV, als nieuwe medeheerser en echtgenoot (48-44 v.Chr.). Caesar overwinterde in Egypte in 48-47 v.Chr. en Cleopatra versterkte haar politieke positie door zijn minnares te worden. Egypte bleef onafhankelijk, maar drie Romeinse legioenen bleven achter om het te verdedigen. Cleopatra's winterse affaire met Caesar leverde een zoon op, Ptolemaeus Caesar (bijgenaamd Caesarion, kleine Caesar). Om de Romeinse Senaat niet voor het hoofd te stoten, weigerde Caesar echter de zoon te benoemen als zijn opvolger. In plaats daarvan benoemde hij [later, in zijn testament] zijn achterneef Octavianus. Cleopatra en Caesarion waren op bezoek in Rome tussen 46 en 44 v.Chr. en waren er ook aanwezig toen Caesar werd vermoord. Voor of net na haar terugkeer naar Egypte stierf Ptolemaeus XIV. Cleopatra maakte vervolgens Ptolemaeus XV Caesarion [beter bekend als Caesarion] tot haar medeheerser en opvolger [44 tot 30 v.Chr.], uiteraard zonder huwelijk. Caesars dood Toch bleef Caesar ook in Rome politieke tegenwind ondervinden. De leden van de senaatspartij waren het niet eens met de reorganisatie van het staatsbestel [dictatuur], omdat de laatste keer dat zij een koning hadden [Tarquinius Superbus] hij de Romeinen alle rechten ontnam. Dus wilden zij het Republikeinse staatsbestel behouden, hoewel dat oude systeem slecht berekend was op de gigantische omvang die het Rijk gekregen had. Op 15 maart, de Iden van maart [volgens de overlevering had een waarzegster hem al onheil voorspeld voor deze dag] vond er een aanslag op zijn leven plaats. Die dag van het jaar 44 v.Chr. werd de vergadering van de senaat gehouden in de curia van het Theater van Pompeius. De Curia Julia op het Forum was op dat moment buiten gebruik door een grote brand. Zodra Caesar binnenkwam, stonden alle senatoren op als teken van respect. Enkele mannen gingen achter de stoel van Caesar staan terwijl de rest naar hem toeliep. Cimber trok met beide handen de mantel van Caesars rug waarbij Caesar uitriep: "vanwaar dit geweld", waarna Casca zijn dolk trok en Caesar in de nek probeerde te steken. Caesar kon zich echter nog net omdraaien, zodat hij alleen een ondiepe snee opliep. Caesar stak Casca met zijn griffel waarbij hij de arm van Casca doorboorde. Geen van de senatoren en toeschouwers die dit zagen dorsten iets te doen en allen deinsden geschrokken achteruit. Ze dorsten niet weg te rennen en ook niet te proberen Caesar te helpen. Vervolgens trokken alle samenzweerders hun wapens en duwden ze Caesar heen en weer terwijl ze hem met hun messen en zwaarden steek- en snijwonden toebrachten. Toen Caesar onder zijn aanvallers het gezicht van Brutus zag, zijn vriend die hij altijd door en door had vertrouwd, riep hij in het Latijn: "Et tu Brute, tu quoque fili mi? [Ook gij, Brutus, mijn zoon?]." Hierna trok hij zijn mantel over zijn hoofd en stortte hij op de grond. De moordenaars raapten hem op en duwden hem tegen het standbeeld van zijn oude vijand Pompeius. Ze probeerden hem zo 8 / 11 vaak mogelijk te raken en liepen hierbij ook zelf verwondingen op. Uiteindelijk liep Caesar 23 dolksteken op. De historicus Jörg Meidenbauer verwijst het verhaal van de door Caesar uitgesproken zin voor zijn dood overigens naar het rijk der fabelen. Hij merkt op dat Suetonius en Cassius Dio expliciet melden dat Caesar stierf zonder een woord te zeggen. Ondoordachte moord De moordenaars hadden echter een fout gemaakt: ze hadden Marcus Antonius laten leven, omdat het volgens Brutus fout zou zijn geweest hem ook te doden. Het was tenslotte alleen hun bedoeling te voorkomen dat Caesar koning werd. Marcus Antonius zette een wraakactie op touw om de moordenaars te straffen, maar die waren allen gevlucht voor de woede van het Romeinse volk, dat bepaald niet blij was met de moord op Caesar. Marcus Antonius bracht het dode lichaam van Caesar naar buiten en liet het op een baar leggen. Naast de dode Caesar onthulde hij de namen van de moordenaars, en na een melodramatische necrologie las hij het testament van Caesar voor. De dictator bleek zijn tuinen aan de stad te hebben vermaakt en aan iedere burger 300 sestertiën, dat was 10 weken loon te hebben geschonken. De menigte stond verbijsterd. De scepsis ten opzichte van Caesar sloeg om in een wilde verering. De mensen richtten een gigantische brandstapel op van allerlei materiaal. En aan de vlammen die hoog om Caesars lijk opvlamden, ontstaken zij fakkels om de huizen der moordenaars in brand te steken. Zo kreeg Marcus Antonius de macht binnen Rome in handen. Maar de samenzweerders bezetten verscheidene provinciae, terwijl Marcus Brutus en Cassius met een legertje in de buurt van Rome lagen. Er diende zich evenwel een onverwachte concurrent voor Antonius aan, Caesars neef en adoptiezoon Octavianus. Hij was nog geen 19 jaar. Brutus sloeg de hand aan zichzelf toen hij twee jaar later, in 42 v.Chr., door Marcus Antonius bij de stad Philippi in Griekenland verslagen was. Caesar liet bijna al zijn rijkdommen na aan Octavianus. Na nog een aantal jaren van burgeroorlogen wist Octavianus zijn meeste tegenstanders uit te schakelen en verleende de senaat hem in 27 v.Chr. de eretitel Augustus [de verhevene]. Verder kende de senaat Augustus een aantal bevoegdheden toe waardoor hij als keizer kon regeren en de rust in het rijk herstellen. Zo werd de jonge Octavianus de alleenheerser die Caesar had willen zijn en kreeg het Romeinse volk alsnog één grote almachtige leider. Na Octavianus volgden nog vele andere keizers. Zijn verhouding tot de Joden Behalve de specialisten in Romeinse geschiedenis zijn er weinige lezers van het Nieuwe Testament die zich rekenschap geven van de vooraanstaande rol die Julius Caesar heeft gespeeld in de geschiedenis van de Joden uit Palestina en de diaspora tijdens de laatste jaren van zijn bewind [4944 v. J.C.] De Joodse Oudheden van Flavius Josephus houden uitreksels in van een reeks officiële documenten die betrekking hebben op politieke beslissingen van Caesar voor de Joden. Ondanks hun onvolledige staat kan er het belangrijkste uit opgemaakt worden. In het kort dient eraan herinnerd dat in 63 v. J.C. Pompeius Judea had veroverd. Nadat hij de regerende hogepriester Aristobulus II had afgezet en opgesloten, verving hij hem door zijn broer Hyrcanus II. Toen dus werd Pompeius gesteund door Hyrcanus en de politieke Palestijnse leider Antipater [uit Idumea] die bekend raakte en vader was van Herodes de Grote. 9 / 11 Toen de rellen tussen Caesar en Pompeius uitbraken in 49 v. J.C. vroegen Caesar en zijn aanhang de steun van de Joden. Ze bevrijdden de door Pompeius afgezette Aristobulus II uit de Romeinse gevangenis en gaven hem de steun van twee legioenen om Pompeius in Syrië aan te vallen. Dit plan mislukte want de aanhangers van Pompeius hadden Aristobulus gevangen genomen in Rome nog vóór hij naar Syrië kon inschepen. Maar, na de dood van Pompeius, door zijn nederlaag in de slag bij Pharsalus [48 v. J.C.], liepen hogepriester Hyrcanus II en Antipater over naar de overwinnaar. Aan het hoofd van de drieduizend Joodse soldaten nam Antipater actief deel aan deze strijd. Van zijn kant was Hyrcanus in keizer Caesars gunst gevallen door de Joden uit Egypte aan te sporen de keizer te ondersteunen. Als beloning bevestigde Caesar Hyrcanus als hogepriester en etnarch van de Joden en verleende hij aan Antipater het Romeinse burgerschap, de titel van procurator van Judea en stelde hem vrij van belastingen. Zo bevorderde Caesar de opkomst van de Herodiaanse dynastie die bijna een eeuw lang over Palestina zou regeren. Bovenop de al toegestane voordelen gaf Caesar aan Hyrcanus de haven van Jaffa en andere steden die Pompeius aan de Joden had onttrokken. Hij liet ook toe de wallen van Jeruzalem weer op te trekken en hij stelde de Joden van de gebieden die hij beheerde vrij van legerdienst. Caesar toonde zich ook mild tegenover de Joden van de diaspora. Hij bevestigde het Romeinse burgerschap van de Joodse gemeenschap in Alexandrië en beschermde de godsdienstvrijheid van de Joden in KleinAzië. Zodoende was Caesar een held in de ogen van de Joden uit de hele Romeinse wereld. Toen Caesar in 44 v. J.C. vermoord werd op de Idus werd hij meer door de Joden dan door een andere natie betreurd: "De diepe openbare droefenis," schrijft Suetonius, "betreuren vele buitenlanders volgens hun eigen gewoonten, waaronder vele Joden die meerdere nachten na elkaar rond de brandstapel stonden." In 42 vóór J.C. werd Caesar vergoddelijkt en voortaan vereerd als divus Julius. Sjammai Sjammai werd geboren in 30 v. Chr. en stierf in 30 na Chr. Hij was een Joodse geleerde en een belangrijk figuur bij het opstellen van de kernpunten van de Mishnah, een belangrijk werk van het Rabbijnse Judaisme. Later wordt het een belangrijgrijke bron van Rabbijnse godsdienstige gedachten. Sjammaï en Hillel waren de meest invloedrijke onder de eerste meesters farizeeërs. Hun beroemdheid overleefde hen. Beiden genoten de benaming "Oude" in plaats van gewoon maar Rabbi of Rabban. Sjammaï, een streng professor, stichtte een rabbijnse school om te wedijveren met deze van Hillel. Deze school was gekend om haar strenge en ernstige interpretatie van de wetten. Er bestaan bijna geen gegevens voor een biografie van Sjammaï. Het schijnt dat hij het beroep van ondernemer uitoefende en een opvliegend iemand was. Om zijn slecht karakter goed te maken herhaalde hij graag dat de bezoekers steeds vriendelijk en beleefd moesten ontvangen worden. Een heiden is bereid om bekeerling te worden indien iemand hem de hele Thora op een been uitlegt... Chammaï de opvliegende jaagt hem weg. Maar de zachtaardige Hillel openbaart hem de gouden regel: ‘Doe een ander niet aan wat ze zelf niet wil ondergaan’, een voorschrift dat in Jezus onderwijs voorkomt. Maar als Mattheus vertelt dat, volgens Jezus, een echtscheiding maar mogelijk is wanneer de vrouw overspel pleegt, staat de evangelist dichter bij het strenge onderwijs van Sjammaï. Inderdaad, Sjammaï duldde een echtscheiding slechts bij overspel van de vrouw, daar waar Hillel die al toeliet wanneer het gedrag van zijn vrouw hem niet behaagde. Vertaling 10 / 11 : Broeder Joseph 11 / 11