Opdracht II: Zon, aarde en maan (expertgroepen) groep 1: Tijd op aarde Onze indeling van tijd in dagen, maanden, seizoenen en jaren heeft alles te maken met de bewegingen van de aarde en de maan ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de zon. 1. Zoek uit: A. Welke bewegingen van aarde, maan en zon horen bij een dag, een maand en een jaar? B. Welke richting hebben die bewegingen? Hoe kan je dat beredeneren uit waarnemingen die je vanaf de aarde kan doen? C. Welke maatregelen zijn er getroffen om onze kalender helemaal ‘kloppend’ te krijgen? D. Hoe ontstaan de seizoenen en hoe verschilt dat op het Noordelijk en het Zuidelijk halfrond? De Aardas staat niet recht, maar iets scheef. De hoek die hij maakt is ongeveer 23,5 graden. De scheve stand van de aardas is de oorzaak van de seizoenen. Dat komt omdat dan verschillende delen van de Aarde, op verschillende momenten meer of minder zonlicht krijgen. Op het noordelijk halfrond is de Noordpool (het bovenste stukje van de Aarde) in december het verst van de Zon afgericht. De Noordpool ontvangt dan ook minder zonlicht. Dan zijn de temperaturen lager en duurt een dag korter; het is dan 'winter'. De Aarde draait verder om de Zon en de Noordpool komt dan meer richting de Zon te liggen. De Zon komt dan hoger aan de hemel te staan; het is 'lente' op de Noordpool. Rond 21 maart duren dag en nacht dan ook even lang. Tot aan 21 juni neemt de hoeveelheid zonlicht toe. Op 21 juni bereikt de Zon haar hoogste punt aan de hemel en staat dan boven de kreeftskeerkring. In gebieden boven de poolcirkel staat de Zon zelfs 24 uur boven de horizon ! Het is dus steeds licht. De Aarde gaat verder in haar rondje om de Zon en de noordpool beweegt van de Zon af. Het wordt 'herfst' op 21 september. De dagen worden korter en op 21 december is het winter. Het is dan 24 uur donker. Wanneer echter op het noordelijk halfrond de zomer begint, begint op het zuidelijk halfrond de winter en is het zuidelijk van de zuidpoolcirkel donker. Als op 21 december in het noorden de winter begint, begint op het zuidelijk halfrond de zomer. Dan beweegt de zon op de steenbokskeerkring door het zenit (het hoogste punt aan de hemel) en staat dan pal bovenaan de hemel. De schaduw zit dan in feite onder onze voeten. Op het zuidelijk halfrond begint in maart de herfst en in september de lente. E. Hoe en waarom is de aarde verdeeld in verschillende tijdzones? Deze lokalisatie van de tijd is tot stand gebracht door de aardbol in 24 stroken te verdelen, van pool tot pool, die we Tijdzones noemen. In een tijdzone is overal de lokale tijd gelijk, maar in elke zone is de tijd 1 uur vroeger dan in de naburige zone ten oosten ervan De aarde is rond, en wordt altijd voor de helft verlicht door de zon. Omdat de aarde draait, verplaatst de verlichte helft zich echter voortdurend. Wij ervaren dit als de dagen die voorbijgaan, waar we ook op aarde zijn. Op elk moment zijn er plaatsen op aarde die van de donkere helft overgaan naar de verlichte helft (wat we als de dageraad ervaren). Tegelijkertijd, aan de andere kant van de aarde, gaan de plaatsen over van de verlichte naar de donkere helft (wat daar gezien wordt als de avondschemering). Dus is de tijd van de dag op de verschillende plaatsen op aarde in de regel niet dezelfde. De lokale zonnetijd is namelijk zo bepaald, dat de kloktijd overal op dezelfde manier de tijd van de dag aangeeft: (ongeveer) 12 uur in de middag als de zon de hoogste stand aan de hemel bereikt (door de lokale meridiaan gaat). F. Hoe en waarom wordt er onderscheid gemaakt tussen de plaatselijke ware zonnetijd (PWZT), gemiddelde ware zonnetijd (GWZT), de universele tijd (UT)? Ware zonnetijd De ware zonnetijd is de uurhoek van de zon. In de praktijk wordt hier 12h bij opgeteld. Om 12h ware zonnetijd staat de zon dus pal in het zuiden, en een zonnedag later (24h) is dit weer het geval. De ware zonnetijd is een tijdschaal waarop de Zon elke dag om precies 12:00:00 uur het hoogst aan de hemel staat, maar niet elke dag precies even lang hoeft te duren (gemeten aan de hand van iets dat zich van de stand van de Zon aan de hemel niets aantrekt, zoals atoomtijd of planeetgebeurtenissen aan de hemel). Je kunt de ware zonnetijd aflezen van een goed afgestelde zonnewijzer. De middelbare zonnetijd is een tijdschaal die gemiddeld in de pas loopt met de ware zonnetijd maar waarop elke dag precies even lang duurt. Gemiddeld over vele planeetdagen en planeetjaren staat de Zon om 12:00:00 middelbare zonnetijd het hoogst aan de hemel. Je kunt de middelbare zonnetijd aflezen van een goed afgestelde klok of horloge. Deze tijd wordt in deze bladzijden vaak de "lokale tijd" genoemd. De officiële kloktijd die je in het dagelijkse leven gebruikt is de middelbare zonnetijd van een bepaalde meridiaan die bij jouw tijdzone hoort. Het verschil tussen de officiële kloktijd en de middelbare zonnetijd van een plaats hangt alleen af van het verschil tussen de geografische lengtegraad van die plaats en de lengtegraad van de meridiaan waar de officiële kloktijd op gebaseerd is. Het verschil tussen de middelbare zonnetijd en de ware zonnetijd heet de tijdsvereffening. Deze geeft aan hoeveel vroeger of later dan gemiddeld de Zon elke dag het hoogst aan de hemel staat. De volgende tabel toont de zonnedoorgangstijden in middelbare zonnetijd voor het begin van elke maand. Je vindt hieruit de tijdsvereffening door er 12:00 vanaf te trekken. groep 2: De maan en de zon - schijngestalten en verduisteringen Als je naar de maan kijkt zie je niet altijd hetzelfde: soms is het volle maan, soms eerste of laatste kwartier en soms nieuwe maan (dan zie je vrijwel niets). Daarnaast is ’s nachts zo af en toe een maansverduistering te zien en een heel enkele keer kun je overdag een (gedeeltelijke) zonsverduistering zien. Deze schijngestalten en verduisteringen ontstaan door de onderlinge stand van de zon, de aarde en de maan. 1. Zoek uit: A. Welke schijngestalten kan de maan hebben en hoe ontstaan die (in welke positie staan aarde, maan en zon dan)? Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het lichaam vanuit een andere richting door de zon bestraald wordt dan waar vanuit het wordt waargenomen. Men ziet dan de terminator (d.i. de scheiding van licht en donker) zich verplaatsen over het oppervlakte van de maan of planeet, waardoor zij te zien is als een sikkelvormig of rond lichaam B. Wat is het verschil tussen een siderische en een synodische maand Siderische dag Een schijnbare siderische dag (of sterrendag) is de tijd die de Aarde nodig heeft om 360 graden om zijn as te draaien; preciezer, het is … 2 kB (192 woorden) - 2 mrt 2007 03:11 Siderische maand Een siderische maand is de tijd waarin de maan een volledige omloop om de aarde volbrengt. De siderische maand van de maan duurt … 254 B (31 woorden) - 25 aug 2008 08:22 Synodische dag De synodische dag staat tegenover de siderische dag , de periode die een planeet nodig heeft om om zijn as te roteren ten opzichte van de … 1 kB (216 woorden) - 23 okt 2008 04:03 Synodische periode De synodische periode van een planeet is niet gelijk aan de omlooptijd of siderische periode, omdat de Aarde zelf ook verder beweegt in … 676 B (86 woorden) - 26 feb 2008 00:05 De synodische periode van een hemellichaam is de gemiddelde periode die dat hemellichaam nodig heeft om weer in dezelfde positie in zijn baan te komen ten opzichte van de Aarde. De synodische periode van een buitenplaneet is de gemiddelde tijd tussen twee conjuncties of opposities, die van een binnenplaneet is de periode tussen twee bovenconjuncties of benedenconjuncties. De synodische periode van een planeet is niet gelijk aan de omlooptijd of siderische periode, omdat de Aarde zelf ook verder beweegt in haar baan. C. Wat is een maansverduistering en hoe ontstaat die? Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht: de maan bevindt zich in de schaduw van de aarde. Een maansverduistering doet zich voor wanneer de zon, de aarde en de maan op één lijn staan (met de aarde in het midden). D. Wat een zonsverduistering is en hoe ontstaat die? Een zonsverduistering (of zonne-eclips) is een voor mensen direct waarneembaar astronomisch fenomeen, waarbij overdag het licht van de zon de planeet aarde niet bereikt, omdat de maan in de weg van het licht staat. In feite is het echter niet de zon, maar een gedeelte van de aarde dat verduisterd wordt. De zon wordt door de maan bedekt en lijkt daardoor vanaf aarde verduisterd te zijn. Werking van de zonsverduisteringen Zonsverduisteringen vinden plaats als de aarde, maan en zon precies op een lijn staan. Een zonsverduistering kan slechts op een deel van de aarde worden waargenomen. De schaduw van de maan vormt een cirkel in het brandpunt en een ellips daarbuiten op het aardoppervlak. Een gehele verduistering is te zien waar de slagschaduw, dit wordt ook wel kernschaduw of umbra genoemd, van de maan het aardoppervlak raakt is er sprake van een totaliteitszone. Een gedeeltelijke verduistering is te zien waar de halfschaduw dat ook wel penumbra genoemd wordt, de maan raakt het aardoppervlak gedeeltelijk. Bij deze laatste is er slechts een hap zichtbaar uit de zon. Niet bij elke zonsverduistering raakt de kernschaduw van de maan de aarde; in dat geval is er nergens op aarde een totale verduistering te zien, maar enkel een gedeeltelijke. Een ringvormige zonsverduistering is in feite een bijzondere variant op een gedeeltelijke zonsverduistering. De baan van de maan om de aarde is niet precies cirkelvormig, waardoor de maan soms dichtbij, soms ver van de aarde afstaat. In het laatste geval kan het voorkomen dat de maan slechts het middelste gedeelte van de zon afdekt. Er is dan een ringvormige zonsverduistering te zien. Een bijzonder soort zonsverduistering doet zich voor wanneer een zonsverduistering in bepaalde gebieden totaal is en in andere gebieden als ringvormig wordt waargenomen. Er is dan sprake van een ringvormig/totale of hybride zonsverduistering E. Waarom en hoe ontstaan verschillende soorten zonsverduisteringen (gedeeltelijk, totaal, ringvormig)? Er zijn vier typen zonsverduisteringen: Simulatie van schaduw op aarde tijdens de zonsverduistering op 11 augustus 1999 "gehele" of "totale zonsverduistering": de zon is in zijn geheel aan het zicht onttrokken door de maan. Een totale zonsverduistering kan maximaal iets meer dan zeven minuten duren zoals in juni 1955, juni 1973 en dan pas weer in juni 2150. "gedeeltelijke zonsverduistering": de zon is gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door de maan — de maan lijkt een hap uit de zon te nemen. "ringvormige" of "annulaire zonsverduistering": de zon is gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door de maan — de zon vormt een lichtgevende rand om de maan. Een ringvormige zonsverduistering kan maximaal iets meer dan twaalf minuten duren zoals in december 1937, december 1955 en december 1973. "hybride zonsverduistering": een zonsverduistering, die afhankelijk van de plaats op aarde totaal dan wel ringvormig wordt waargenomen. In november 2013 is zo'n ringvormige-totale verduistering niet zoals gebruikelijk eerst ringvormig, dan vervolgens totaal en dan weer ringvormig zoals in april 2005 in het oostelijke gedeelte van de Grote Oceaan, maar begint ringvormig, wordt vervolgens totaal en... blíjft dan tot en mét het einde totaal! Dit komt zelden voor. De vorige keer gebeurde dit in 1854, de volgende keer in 2072. Het is ook mogelijk dat maar een gedeelte van de kern-schaduwkegel van de maan (ook de kernschaduw heeft soms een diameter van ruim honderd kilometer, zodat deze doorsneden kan worden) waarin de verduistering totaal of ringvormig is bij een van de polen "over de aarde scheert". Dit gebeurt bijvoorbeeld in mei 1928, november 1967 (totale verduisteringen) en ook in maart 1950 en april 2014 (ringvormige verduisteringen). In 1957 en ook in 2043 zijn beide verduisteringen in hetzelfde jaar van deze zeldzame soort! In ieder van deze beide jaren was/is er één tótale "rakende" verduistering, en één ríngvormige "rakende" verduistering! Ook de ringvormige verduistering van 31 mei 2003 is zo'n "rakende" eclips, maar bij deze verduistering raakt meer dan helft van de kernschaduwkegel van de maan de aarde en daarom noemt men dit een "centrale" eclips. Dit in tegenstelling tot alle andere zonsverduisteringen die in deze alinea worden genoemd, dat zijn allemaal stuk voor stuk "niet centrale" verduisteringen omdat steeds mínder dan de helft van de kernschaduwkegel van de maan "over de aarde scheert". F. Waarom is er niet elke maand een zons- en maansverduistering? Maansverduisteringen doen zich alleen voor tijdens volle maan, wanneer de maan tegenover de zon staat. Er doet zich echter niet tijdens elke volle maan een verduistering voor, omdat de baan van de maan ongeveer 5,1° helt ten opzichte van de ecliptica (het vlak waarin de aarde rond de zon draait). Hierdoor kan een maansverduistering alleen optreden als de maan zich in een "knoop" bevindt, één van de twee punten waar het baanvlak de ecliptica snijdt. Meestal gaat de baan onder of boven langs de schaduwkegel van de aarde. G. Welke bijzondere verschijnselen treden er op tijdens een zonsverduistering groep 3: Eb en vloed Elke dag is het twee maal laagwater (eb) en twee maal hoogwater (vloed). Dit heet getij en wordt veroorzaakt door krachten tussen maan en aarde. Ook de zon is van invloed en daarom is het soms springvloed en soms doodtij. 1. Zoek uit: A. Hoe ontstaan eb en vloed precies (welke krachten spelen daarbij een rol)? B. Waarom is het (ongeveer) per etmaal twee maal eb en twee maal vloed? C. Waarom is het in verschillende kustplaatsen op een ander tijdstip eb of vloed? D. Wanneer is het springtij of doodtij en hoe komt dat? Als de zon en de maan als het ware in elkaars verlengde staan ten opzichte van de aarde, dan bundelen zij hun krachten en trekken meer water aan. Dit noemen we springtij. Het niveau van het water is dan bij hoogwater hoger en bij laagwater lager. De maan en de zon kunnen elkaar ook tegenwerken. Dat gebeurt als de twee hemellichamen haaks op elkaar staan. Er wordt dan van twee verschillende kanten aan het water getrokken, met als gevolg dat het water veel minder stijgt dan gemiddeld. Dit verschijnsel noemen we doodtij. Springtij komt twee maal per maansmaand (van 29,53 dagen) voor. Je zou verwachten dat het springtij is bij volle maan en bij nieuwe maan. Het blijkt echter twee dagen later te vallen. Hoe dat komt wordt uitgelegd in Leeftijd van het getij. De maansbaan staat in het algemeen onder een bepaalde hoek ten opzichte van de aardbaan om de zon. Hierdoor staan de zon, aarde en maan vrijwel nooit echt op één lijn. Als dit wel het geval is, dan doet zich een maans- of zonsverduistering voor. E. Waarom is het getij niet overal op aarde even sterk? F. Hoe komt het dat de aarde steeds langzamer om haar as gaat draaien? Wat is daarvan het gevolg? Doordat de aarde steeds iets langzamer gaat draaien ten gevolge van de wrijving van de getijdengolf ... Maar omdat de aarde ondertussen om haar as draait, gaat dat niet zo maar. ... En dit komt goed overeen met de waargenomen beweging van de rotatieas, ... en te bekijken hoe de punten van het wiel zich verplaatsen. ... groep 4: Navigatie Met een GPS-apparaat kun je heel simpel overal ter wereld je positie op de aardbol bepalen. Vroeger was dat een stuk minder eenvoudig, maar met behulp van de poolster en de zon lukte het toch redelijk. Tenminste… vanaf het moment dat er klokken waren die gedurende lange tijd nauwkeurig gelijk bleven lopen, ook als je ze meenam op zee. 1. Zoek uit: A. Hoe kun je je positie op aarde aan kunt geven met lengte en breedtegraden? Bij het breedtegradenprobleem beperken we ons tot de nacht en maken gebruik van de sterren (overdag zou je eveneens gebruik kunnen maken van de zon om je breedtegraad te bepalen). Bij het lengtegradenprobleem beperken we ons tot de dag en bepalen met behulp van de zon onze positie t.o.v. de nul-meridiaan. B. Hoe kun je met behulp van de poolster de breedtegraad waarop je je bevindt bepalen? We maken gebruik van het gegeven dat de poolster in het noorden staat. Verder gebruiken we een plankje met een gradenboog erop, een schietloodje eraan (om het aantal graden af te lezen) en een pvc buis (die gebruikte je vroeger vast als buis om de papieren pijltjes van het televisieboek bij de buurvrouw in het slaapkamerraam te schieten) er boven op gemaakt. Hieronder staat een vooraanzicht van het plankje dat we gebruiken: Stel dat je vroeger dit plankje had gehad om je pijlen te schieten naar het slaapkamerraam van je buurvrouw, dan had je van de plek dat je stond, de hoek naar het raam kunnen aflezen op het plankje m.b.v. het schietloodje. Je richt de buis namelijk schuin omhoog en het loodje blijft naar de grond gericht. We gaan nu terug naar de breedtegraden. We kijken ’s nachts door onze buis naar de poolster. Het loodje zal een bepaalde hoek aanwijzen. Dat is de breedtegraad waar je je op dat moment bevind. Kijk naar het volgende plaatje. C. Hoe kun je met behulp van de zon de positie (lengte en breedtegraad) waarop je je bevindt bepalen? Met het horloge (eigenlijk de zon) (het is 8.15 uur). Richt de uurwijzer op de zon. Op de helft van de hoek tussen de 12 en de uurwijzer (vanaf de 12 met de klok mee gerekend) is dan de richting van het zuiden. Houdt wel rekening met zomer- en wintertijd. In de winter moet je 1 uur eraf halen voor de 'zonnetijd' (14 uur zomertijd wordt dan 13 uur zonnetijd) en in de zomer moet je 2 uur eraf halen (eigenlijk respectievelijk 40 minuten en 1uur40minuten). D. Waarom en hoe moet je daarbij rekening houden met de zogenaamde seizoenscorrectie en de tijdsvereffening? De tijdsvereffening is het verschil tussen de middelbare plaatselijke tijd en de ware plaatselijke tijd, de tijd die meestal door een zonnewijzer wordt aangewezen. De tijdsvereffening - boven de as het aantal minuten dat de middelbare plaatselijke tijd voorloopt op de zonnewijzer (maximaal 14 minuten), en onder de as het aantal minuten dat hij achterloopt (maximaal 16,5 minuut). Gaat men ervan uit dat de bewegingen van de hemellichamen volkomen regelmatig zijn, dan zou men verwachten dat de zon steeds na precies 24 uur in het zuiden staat, en dat tijdens de lente de dagen 's morgens en 's avonds in gelijke mate langer worden. Dat dat niet het geval is, kan iedereen constateren die in een zakagenda de tijden van zonsopkomst en zonsondergang vergelijkt. Soms komt de zon een paar minuten eerder op dan de vorige dag, maar gaat hij nauwelijks later onder. En het midden tussen zonsopgang en zonsondergang is lang niet altijd op hetzelfde moment van de dag. E. waarom was het in de 18e eeuw zo moeilijk om de lengtegraad nauwkeurig te bepalen? Navigeren bleef tot ver in de achttiende eeuw een kwestie van gissen. De breedtegraad, oftewel de afstand tot de evenaar bepalen, dat kon en je hebt in het vorige hoofdstuk kunnen zien hoe dat in zijn werk gaat. Maar de oost/west-positie meten was onmogelijk. Eenmaal midden op zee, uit het zicht van referentiepunten, wisten de navigatoren daardoor noch waar ze zaten, noch in welke richting ze de haven moest zoeken. De koers bepalen betekende gokken, met het leven van de bemanning als inzet. Pas met de uitvinding van een zeewaardige klok kon de volledige positie nauwkeurig gemeten worden. Met de huidige techniek is de juiste positiebepaling op open zee een peulenschil. Met de huidige techniek is de juiste positiebepaling op open zee een peulenschil. De evenaar Wanneer je om de aarde allemaal denkbeeldige horizontale lijnen trekt, is een van deze cirkels groter dan de andere. Je krijgt dan een serie ringen die van de beneden naar boven eerst groter worden, totdat ergens halverwege de grootste cirkel ontstaat (Equator). Daarna krimpen de rondjes weer tot een klein kringetje aan de top van de aarde (rode en blauwe lijnen). De cirkel halverwege heeft de grootste omtrek, daarom mag die wat speciaals betekenen. Dit noem je de als ‘horizontale referentie-cirkel’, of de ‘evenaar’. Alle hoogtes worden hieraan gerelateerd. De evenaar is een denkbeeldige cirkel (40.000 km lang, de grootste), die even ver van de beide polen over het oppervlak van de aarde loopt. Andere namen zijn: equator, evennachtslijn en linie.. Deze lijn heeft in het coördinatenstelsel de benaming 0 graden. NB/ZB gekregen en loopt op 90 graden. van beide polen. De getallen in de afbeelding geven de breedtegraden aan! De lengtegraad bepalen heeft echter meer voeten in aarde. Je kunt de truc met de cirkels weer uithalen. Alleen hier mogen de kringen elkaar wel snijden. Je tekent daarom een aantal even grote cirkels die elkaar snijden op de top en de bodem van de sinaasappel. Er ontstaat echter een probleem: wat kies je als de nulcirkel? De blauwe en rode lijnen stellen in dit figuur de lengtegraden voor. De getallen stellen het aantal graden oosterlengte of westerlengte voor! Greenwich Al eeuwen voor het begin van de jaartelling maakten navigatoren en kaartenmakers gebruik van een coördinatenstelsel. De evenaar lag al snel vast. Het vinden van een wereldwijde standaardisatie van de nulgraden meridiaan bleek een moeilijker probleem. Immers het blijft een dubieuze keuze, en waarom zou een stad als Londen met de eer mogen gaan strijken als het ook Parijs had kunnen zijn. Dus verplaatste deze referentie-cirkel zich afhankelijk van de kaartenmaker, politieke voorkeur of geldschieters langs plaatsen als de Canarische eilanden, Rome, Kopenhagen, Pisa en Philadelphia. Uiteindelijk werd de Engelse plaats Greenwich de plek waar het oosten en het westen elkaar ontmoeten. In Greenwich lag de belangrijkste sterrenwacht in die tijd. Hiermee lag het aardse raster definitief vast. Het trekken van de virtuele lijnen is simpel, maar hoe bepaal midden op zee je positie. Het coördinaten-stelsel blijft immers grotendeels onzichtbaar, slechts hier en daar gevisualiseerd door een plaatselijk VVV-monument. Nu kan een beetje padvinder eenvoudig de afstand tot de evenaar bepalen. Bijvoorbeeld aan de hand van de positie van de Poolster boven de nachtelijke horizon of de hoogte van de zon. Het bepalen van de lengtegraad bleek in het pre-satellieten-tijdperk bijzonder moeilijk. Gissen Het principe is simpel. Een navigator bepaalt wanneer de zon op haar hoogste punt staat. Het is dan 12.00 uur lokale tijd. Als hij aan boord een horloge heeft met daarop de Greenwich-tijd dan kan hij zijn positie bepalen. Immers de aarde maakt een volledige omwenteling van 360 graden in 24 uur. Een tijdsverschil van 1 uur betekent dus een positieverschil van 15 graden. Dus nodig: de tijd van een ander, bekend punt op aarde. En juist hierin schuilt het probleem. Want het maken van een betrouwbare klok met zeebenen bleek pas in de achttiende eeuw te kunnen. Tot die tijd hebben heel wat zeelieden het leven gelaten door tekortschietende navigatie. Ligt het eiland met vers water en voedsel nu ten oosten of ten westen van ons? Moeten we naar stuurboord of naar bakboord wenden om de gevaarlijke riffen te omzeilen? De breedtegraad liet zich eenvoudig bepalen, naar de lengtegraad kon alleen gegist worden. Op 22 februari 1707 liep ten gevolge van een verkeerde schatting een grote vloot op de Engelse rotsen. Tweeduizend man vonden er hun zeemansgraf. Dit incident betekende de druppel die de emmer deed overlopen. Een grote zeevarende natie als Engeland had schreeuwend behoefte aan een goede plaatsbepaling op zee. Het parlement loofde als gevolg van deze ramp een prijs uit voor de kraker van het lengtegraad-probleem: 20.000 toenmalige ponden, omgerekend naar de koers van nu vele miljoenen guldens. Perfectionisme Harrison, timmerman van beroep, gaf al op jonge leeftijd blijkt van interesse in wetenschap en techniek. Zo bouwde hij op twintigjarige leeftijd, zonder opleiding of ervaring in die richting, een slingeruurwerk. Zijn oorspronkelijke professie bleef hij trouw: hij maakte de klok grotendeels van hout. De timmerman maakte steeds meer werk van zijn hobby, zo bouwde hij in 1722 een torenklok. Deze houten klok loopt nog steeds. Ook Harrison werd gegrepen door het virus van de lengtegraden, de grootste uitdaging van die tijd. Vergelijk het met huidige problemen als het vinden van een oplossing voor kernafval of een geneesmiddel tegen kanker. Harrison’s prototype bleek een gigantisch mechanisme van bijna twee kubieke meter inhoud. Hier bleek het voordeel van zijn keuze voor hout. Het gangwerk hoefde namelijk niet gesmeerd te worden. De viscositeit van olie, en daarmee de wrijving in het gangwerk en dus de nauwkeurigheid blijkt namelijk sterk afhankelijk van de temperatuur. Hoewel deze klok in principe voldeed en getest had kunnen worden, stonden twee obstakels in de weg. Aan de ene kant Harrison’s karakter: zijn koppigheid en drang naar perfectionisme. Zo weigerde hij de ultieme test omdat hij in zijn hoofd een beter concept had. En ten tweede de jury zelf: de Raad van de Lengtegraden. Dit college bestaande uit astronomen, wiskundigen en natuurkundigen geloofden niet in een mechanische oplossing. Zij hechten meer waarde aan plaatsbepaling op basis van de sterren. groep 5: Oriëntatie aan de hemel 1. Zoek uit: A. Welke begrippen worden op welke manier gebruikt om je te kunnen oriënteren aan de hemelbol? Hoe kun je in dit systeem de positie van hemellichamen vastleggen? B. Welke rol speelt de plaatselijke sterretijd hierbij? C. Hoe is de dagelijkse beweging van de zon over de hemelbol te beschrijven en hoe verandert deze in de loop van het jaar? D. Hoe komt het dat de oriëntatie van de hemelbol (d.w.z. de positie van de hemelpolen en de hemelequator) in de loop der eeuwen verandert? S t e r r e n k u n d e > H e m Opdracht II: Zon, aarde en maan (gemengde groepen) 1. Welke maanfase is er bij: - een zonsverduistering resp. een maanverduistering - springvloed resp. doodtij Zonsverduisteringen kunnen alleen voor komen bij Nieuwe Maan Maansverduisteringen doen zich alleen voor tijdens volle maan Springtij komt twee maal per maansmaand (van 29,53 dagen) voor. Je zou verwachten dat het springtij is bij volle maan en bij nieuwe maan. Het blijkt echter twee dagen later te vallen Doodtij komen voor bij eerste en laatste kwartier 2. Waarom kun je een maansverduistering alleen ’s nachts zien en een zonsverduistering alleen overdag? In tegenstelling tot zonsverduisteringen, die in een klein gebied van de aarde te zien zijn, zijn maansverduisteringen waarneembaar vanaf elke plek waarvan men de maan kan waarnemen. Dit is op aarde, bij volle maan, dus vrijwel overal waar het nacht is. De verduistering vindt immers plaats op de maan zelf, die geen direct zonlicht ontvangt. Een zonsverduistering (of zonne-eclips) is een voor mensen direct waarneembaar astronomisch fenomeen, waarbij overdag het licht van de zon de planeet aarde niet bereikt, omdat de maan in de weg van het licht staat. In feite is het echter niet de zon, maar een gedeelte van de aarde dat verduisterd wordt. De zon wordt door de maan bedekt en lijkt daardoor vanaf aarde verduisterd te zijn 3. Waarom duurt een maansverduistering veel langer dan een zonsverduistering? Omdat de schaduw bij een maanverduistering veel groter is . zie tekening. 4. Tijdens een maansverduistering is er op de maan een zonsverduistering. Is er tijdens een zonsverduistering op de maan ook een aardverduistering? Nee, Een zonsverduistering kan slechts op een deel van de aarde worden waargenomen 5. Draait de maan ook om haar as? Zo ja: hoe lang doet ze daar over? Ja, Net als de aarde draait de maan om de zon, maar zij draait eigenlijk met de aarde mee. De maan maakt een baan om de aarde, waardoor zij dus tegelijkertijd een baan om de zon maakt. De omlooptijd van de maan bedraagt ongeveer 27,3 dagen. Tegelijkertijd draait de maan ook om haar eigen as. Daar heeft zij, door invloed van de aarde, nagenoeg evenveel tijd voor nodig als haar omlooptijd rond de aarde. Dit verklaart ook waarom wij de maan altijd van dezelfde kant zien. 6. Hoe lang duurt een dag op de maan? Een dag op de Maan duurt ongeveer een maand, namelijk 29,53 dagen. In deze tijd draait de Maan eenmaal om z'n as, ten opzichte van de Zon. Op de Maan zie je in die tijd dus eenmaal een zonsopkomst en eenmaal een zonsondergang. Hier merken we op Aarde niets van, omdat de Maan in dezelfde tijd eenmaal om de Aarde draait. Hierdoor heeft de Maan dus altijd dezelfde kant naar de Aarde gekeerd. 7. De maan draait in 27 dagen, 7 uur, 43 minuten en 11,56 s om de aarde. Toch is de periode tussen 2 maal volle maan langer. Hoe komt dat? Bij bepaalde springtijen is de dagelijkse ongelijkheid bijzonder groot. De daarop volgende ongelijkheid zal dan juist klein zijn. Dit houdt verband met het punt, ofwel de knoop, waar de maansbaan het eclipticavlak snijdt. Het eclipticavlak is het vlak dat wordt gevormd door de aardbaan en de zon. De zon, aarde en maan staan dan zo goed mogelijk in één vlak. De periode tussen twee knopen bedraagt 27,21 dagen. Deze haalt de periode van de maansmaand, ongeveer 29,53 dagen, langzaam in. Na ongeveer 13 maansmaanden, dat is ongeveer 376 dagen, is een inhaalslag afgerond. 8. In veel islamitische landen wordt nog steeds gewerkt met een ‘zuivere’ maankalender. Waarom valt hun nieuwjaar elk jaar op een (voor ons) andere datum? Hoeveel dagen eerder of later is dat? Het islamitische jaar telt 12 maanmaanden en is daardoor ongeveer 11 dagen korter dan het zonnejaar. Dit houdt in dat de islamitische jaartelling langzaam inloopt op de christelijke. Dit merkt men bijvoorbeeld aan het feit dat de ramadan, het Suikerfeest en het Offerfeest ieder jaar anderhalve week vroeger vallen. 9. Zomers staat de zon hoger boven de horizon dan ’s winters. Hoe zit dat met de maan in de zomer en de winter? Kijk apart naar nieuwe maan, eerste kwartier, volle maan en laatste kwartier. De volle maan staat precies tegenover de zon aan de hemel, dus als 's zomers de zon hoog aan de hemel staat, staat de maan op de plek van de winterzon, dus laag aan de hemel. 10. Waarom zien we ’s zomers andere sterrenbeelden dan ’s winters? 11. Bij de wisseling van het millennium (de overgang van het jaar 1999 naar 2000) kon je een plaats in een Concorde huren en zo de millenniumwisseling 3 maal vieren. Leg uit hoe dat kan en stel een mogelijk vluchtschema op voor die Concorde. Als het in suriname 12 uur is, kan je vliegen naar guyana, want daar is er een tijdverschil van -1 uur.enz 17. Waarom heeft het getij (van de maan) een periode die langer is dan 12 uur? De tijd tussen het ene hoogwater en het andere hoogwater duurt geen 12 uur maar circa 12 uur en 25 minuten. Dit heeft te maken met de ellipsvormige baan van de maan om de aarde, na 27,32 dagen heeft de maan één omloop voltooid. Er treed dus een verschuiving op qua tijdsstip van het hoog- en laagwater. 18. Kun je uit de getijbeweging van de maan afleiden of zij in dezelfde richting om de aarde draait als de aarde om haar as? Zo ja: hoe dan, zo nee: waarom niet? De maan draait in dezelfde richting om de aarde als de richting ... De omlooprichting van de aarde om de zon is dezelfde richting als waarin de aarde om haar ..... Deze meetreeksen worden gebruikt voor het afleiden van de 19. Op aarde is de zwaartekracht ten gevolge van de zon veel groter dan de zwaartekracht ten gevolge van de maan (zelfs al staat de zon veel verder weg). Toch is het getij onder invloed van de maan groter dan het getij onder invloed van de zon. Hoe komt dat? Het stijgen en dalen van de oceaan wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de Zon en de Maan. Ondanks het feit dat de massa van de Zon 27 miljoen maal groter is dan die van de Maan, heeft de Maan de belangrijkste invloed op de getijden, omdat de Zon veel verder weg is. De vermenigvuldigende factor van afstand boven zwaartekracht vermindert de 27 miljoen sterkere aantrekkingskracht van de Zon dusdanig dat deze minder is dan die van de Maan. Alleen omdat de Maan dichterbij is heeft deze de belangrijkste invloed op de getijden van de oceanen. 20. Stel je voor dat je ’s nachts met een vliegtuig naar een onbekende plek wordt vervoerd. De volgende dag merk je dat de zon zijn hoogste punt 40 minuten eerder bereikt dan je verwachtte. Tevens staat ze op dat moment 10 minder hoog dan je verwachtte. Hoeveel graden ben je verplaatst (kijk apart naar noord/zuid en oost/west). Met hoeveel kilometer komt dat overeen? Zie navigatie 21. Iemand bepaalt m.b.v. de zon zijn positie op aarde. Hij heeft zich echter vergist in de maand: het was op de dag van zijn bepaling niet 1 januari maar 1 februari. Hierdoor klopt de door hem bepaalde positie niet geheel. Leg uit hoe hij fout zit (te veel naar het westen/oosten + noorden/zuiden). Maak ook een schatting hoeveel hij er naast zat. 22. Een leerling bepaalt op 20 februari zijn positie op aarde met een stok. Hij meet dat de zon om 12.48 uur in zijn hoogste punt staat, nl. 26,5 boven de horizon. Bepaal hiermee de positie van de leerling (lengte- en breedtegraad). 23. Wat is de geografische breedte van de poolcirkel? De poolcirkels zijn bijzondere parallellen op 66½° NB en ZB. Op de poolcirkels komt de zon één dag per jaar niet op en gaat de zon één dag per jaar niet onder. Het aantal dagen per jaar dat de zon niet opkomt of niet ondergaat, wordt groter naarmate men vanaf de poolcirkels in de richting van de polen gaat. De plaats waar de zon een dag per jaar niet ondergaat verschilt per jaar. Soms ligt deze noordelijker, soms zuidelijker van de poolcirkel. Ieder jaar heeft dus een eigen poolcirkel. De breedte van 66,5 is het gemiddelde van deze jaarlijkse schommelingen.Precies op de geografische Noordpool en de geografische Zuidpool gaat de zon een half jaar niet onder (de pooldag) en komt hij een half jaar niet op (de poolnacht 24. Waar ligt de hemelnoordpool voor een waarnemer op de evenaar? 25. Wat is de declinatie van sterren die op onze breedtegraad circumpolair zijn? Zie bijeenkomst 1 26. Hoe groot is de declinatie van de zon in de zonnewendepunten? Zie bijeenkomst 1 27. Wat is de maximale zonshoogte als hij in het zomerwendepunt resp. het winterwendepunt staat? Zie bijeenkomst 1 28. Het zomerwendepunt ligt in het sterrenbeeld Tweelingen en het winterwendepunt in de Waterman. Waarom spreken we dan toch over de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring? Zie bijeenkomst 1