Koude laden met lucht

advertisement
Is bevriezing een probleem?
Koude laden met
luchtbehandeling
- door ir. H.J. Broekhuizen*
V
anwege de diverse voordelen
van het laden van koude met
de luchtbehandelingskast en
de onduidelijkheid over de oorzaken
van bevriezing, is een project opgestart
om dit nader te onderzoeken. Hierbij
is gekozen voor een benadering vanuit
de theorie, onderbouwd met metingen
in de praktijk. Dit project is een onderdeel van het NOVEM-project “Verhoging Prime Energy Rate energieopslagsystemen”.
Het project beoogt vuistregels te geven
voor robuustere en goedkopere systemen met energieopslag.
SITUATIESCHETS
Bij energieopslagsystemen kan er op
verschillende manieren koude worden
ingebracht in de bodem. Dit kan met
een warmtepomp, een koeltoren, een
droge koeler of met een warmtewisselaar in het luchtbehandelingsysteem.
Bij het laden van koude met een warmtewisselaar in de luchtbehandelingskast
wordt de koel/laadbatterij “+/-” (lucht/
water warmtewisselaar) als eerste element
in de buitenluchtstroom geplaatst (zie
figuur 1).
Omdat in dit systeem water (zonder
16
vriespunt verlagende toevoegingen) als
koudetransportmiddel wordt toegepast
kan, bij buitentemperaturen lager dan
het vriespunt van water, de warmtewisselaar invriezen.
Met dit ontwerp kan in combinatie met
een warmtewiel de lucht in de winter
zonder naverwarming met 18-19 °C
worden ingeblazen. Een cv-aansluiting
en een naverwarmer zijn dan overbodig.
Vanwege het gevaar van bevriezing
wordt een dergelijk ontwerp door
diverse marktpartijen als gevaarlijk of
minder robuust beschouwd. Het systeem wordt daarom niet toegepast of
er worden diverse maatregelen genomen
om bevriezing te voorkomen.
In 1992 is het eerste systeem “koude
laden met luchtbehandeling” in bedrijf
genomen bij het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda. De schrijver van dit
artikel was hier destijds bij betrokken.
Het systeem functioneert tot op heden
probleemloos. Robert Philippi heeft als
student van de TU/e indertijd onderzoek en metingen verricht aan het
fenomeen koude laden met luchtbehandeling [4]. Als vervolg hierop zijn
warmtewisselaars in koudeopslag-uitKOUDEOPSLAG
Ir. H.J. Broekhuizen
Bij energieopslag in de bodem kan in de winter koude worden
geladen met een luchtbehandelingskast. Hierbij wordt een luchtwater warmtewisselaar als eerste element in de buitenlucht geplaatst
en wordt het water afgekoeld aan de koude buitenlucht.
Dit koude laden geschiedt rond een temperatuur van 6 °C. Bij lage
buitentemperaturen bestaat dan het gevaar van bevriezen. Al bij
de eerste systemen met energieopslag is dit als probleem onderkend
en is hiernaar onderzoek gedaan (DWA, Kropman, TU/e, 1993/
1994) in opdracht van NOVEM. Dit heeft geresulteerd in een
aantal ontwerpregels en aanpassingen voor de toe te passen wisselaars.
voering ontwikkeld en wordt de zogenaamde “thermoguard inrichting” toegepast.
In een warmtewisselaar voor koudeopslag-uitvoering zijn watercircuits zo
geschakeld dat er tussen de circuits
geen grote verschillen in water uittredetemperatuur optreden. Verder is de
wisselaar uitgerust met een thermoguard-inrichting, die ervoor zorgt dat
bij bevriezing de warmtewisselaar niet
kapot gaat.
In de jaren daarop zijn meerdere luchtbehandelingssystemen met koude laden
gerealiseerd. Bij een aantal systemen is
toch nog bevriezing opgetreden. Dit is
ook de reden dat diverse marktpartijen
sceptisch zijn geworden over deze aanpak. Hierna wordt beschreven wat de
redenen van bevriezing kunnen zijn
geweest.
BESCHRIJVING VAN DE
BEVRIEZINGSPROBLEMATIEK
In figuur 2 is de opbouw van een
water/lucht warmtewisselaar weergegeven. Een water/lucht warmtewisselaar
bestaat uit lamellen die over pijpen zijn
geschoven. Door de pijpen stroomt
water en langs de lamellen buitenlucht.
De hartafstand tussen de lamellen is
* Installect Advies
Koude laden met een luchtbehandelingskast.
Weergave water/lucht warmtewisselaar.
- FIGUUR 1 -
- FIGUUR 2 -
over het algemeen 2,5 millimeter. Het
aanstroomoppervlak wordt onder
gebruikelijke condities zo gekozen dat
de luchtsnelheid ongeveer 2,5 meter
per seconde bedraagt. Een standaard
wisselaar die veel wordt toegepast, heeft
de aanduiding P40-16. Dit betekent
dat de pijpdiameter 16,5 millimeter is
en de pijpafstand 40 millimeter.
De warmte-uitwisseling tussen lucht
en bv. een metalen oppervlak is bij
gebruikelijke snelheden in de luchtbehandeling aan de luchtzijde vele
malen kleiner dan die van de warmteoverdracht van water naar eenzelfde
oppervlak. Om deze reden wordt aan
de luchtzijde het oppervlak in de vorm
van lamellen vergroot.
Het bevriezen van een lamellenblok
begint op het rechte gedeelte van de
pijpen; dit gedeelte wordt doorstroomd
met koude lucht. Op dit gedeelte zal
de bevriezing dan ook beginnen.
De bochten buiten de luchtstroom
bevriezen niet direct. Door het uitzetten van het ijs ontstaat er bij bevriezing grote druk op de bochten. Deze
bochten bezwijken dan in de regel bij
het invriezen van een batterij, indien
deze niet met een thermoguard is uitgevoerd.
Door leveranciers worden vuistregels
gegeven om bevriezing tijdens het
koude laden te voorkomen. De volgende regels worden gehanteerd:
- de watersnelheid dient bij temperaturen onder nul > 1 m/s te zijn;
- de temperatuur lucht in + watertemperatuur uit > 0 °C.
Batterijen in combinatie met een energieopslagsysteem op basis van een
bron, zijn met meer rijen uitgevoerd
dan een batterij in combinatie met een
koelmachine, omdat ze als koeler werken met een hogere watertemperatuur.
Dit betekent dat watercircuits door
dergelijke batterijen relatief lang zijn.
Met de voorwaarde van de snelheid,
leidt dit tot een relatief hoge drukval.
Aan de tweede voorwaarde kan bij een
gewenste laadtemperatuur van 6 °C
worden voldaan tot een buitenluchttemperatuur van – 6 °C. Conform
deze regel dien je bij lagere buitentemperaturen te werken met een hogere
wateruittredetemperatuur.
Het voorgaande levert dus beperkingen
voor de bedrijfsvoering.
De vuistregels worden niet onderbouwd.
Mede om deze reden heeft Installect
een onderzoek gestart om de werkelijke
randvoorwaarden nader te bepalen.
TVVL magazine 12/2004
THEORETISCHE BENADERING
Een mogelijk effect dat bevriezing mede
kan veroorzaken, is de overgang van
turbulente stroming naar laminaire
stroming. Dit effect kan optreden bij
verlaging van de watersnelheid. Vanwege de hogere warmteoverdracht is
turbulentie gewenst en heeft het bijkomende voordeel dat het “beschermt”
tegen bevriezen, doordat de temperatuur aan de wand weinig verschilt met
die van de bulkstroming, zodat de gemeten uittredetemperatuur nagenoeg
dezelfde temperatuur in de circuits is.
Bij laminaire stroming is er een soort
gelaagdheid in de stroming, waardoor
de temperatuur aan de wand veel lager
kan zijn dan in het hart van de stroming,
waardoor er makkelijker bevriezing kan
optreden. Er is geen vast omslagpunt
definieerbaar, maar er kan wel een
onderwaarde worden berekend, waarbij
de kans klein is dat er laminaire stroming is. De omslag van laminair naar
turbulent ligt voor gladde buizen bij
Reynolds getallen tussen 2500 en 4000.
Re =
ρ
v
D
η
=
=
=
=
ρ⋅v⋅D
η
dichtheid
snelheid
diameter
dynamische viscositeit
17
De dichtheid van water bij 0 °C is
999.8 kg/m3 en bij 20 °C 998.2 kg/m3,
een verschil van minder dan 0.2 %
dus verwaarloosbaar klein. De invloed
van de temperatuur op de dynamische
viscositeit is van grotere invloed.
De dynamische viscositeit mag constant worden verondersteld, omdat er
relatief kleine temperatuur- verschillen
optreden.
ρ10°C = 999,7 kg/m3
η10°C = 1,297 . 10-3 kg/ms
D
= 15,7 . 10-3 m
Re =
999, 7 ⋅ 0, 0157
⋅ v ≈ 12 ⋅ 1
0, 001297
Met deze formule kan nu een onderwaarde voor de watersnelheid worden
bepaald waarbij de stroming nog turbulent is.
Re afhankelijk van v
-FIGUUR 3-
12.103 . v ≥ 4000
v ≥ 0,33 m/s
Watersnelheden lager dan 0,33 m/s
kunnen daarom beter worden vermeden.
Tevens kan worden gesteld, dat de
vuistregel snelheid van > 1 m/s niet
gerelateerd is aan een mogelijke overgang van laminair naar turbulent.
Benadering theoretische grens
van bevriezing
Naar verwachting zal bevriezing gaan
optreden als de pijpwand een temperatuur gaat aannemen van 0 °C of lager.
Met de volgende formule wordt de
minimale wateruittredetemperatuur
berekend, waarbij de pijpwand temperatuur 0 °C is, ofwel geen bevriezing
optreedt.
Tw =
Tw
Tl
vl
vw
=
=
=
=
−Tl ⋅ ( 678 + 139 ⋅ vl )
4240 ⋅ vw 0 , 8
wateruit
luchtin
luchtsnelheid
watersnelheid
(°C)
(°C)
(m/s)
(m/s)
(Zie het hoofdstuk 3 in het afstudeerverslag van Ruben Hes [2]voor een
afleiding van deze formule.)
De wateruittredetemperatuur wordt
geregeld door de waterstroom te sturen.
Bij lagere luchttemperaturen zal de
18
Minimale Tw afhankelijk van lw.
- FIGUUR 4 -
watersnelheid toenemen en zo het
gevaar van bevriezing worden tegengewerkt.
In de grafiek is goed te zien dat een
verhoging van de luchtsnelheid minder invloed heeft op het gevaar van
bevriezing dan de watersnelheid.
Op basis van deze benadering blijkt dat
de vuistregels die worden gehanteerd
aan de veilige kant zijn.
PRAKTISCHE BENADERING
Praktijkproef bevriezing
In de literatuur is het gedrag van stromend water, bij een buistemperatuur
onder 0 °C, niet omschreven. Dit is de
reden dat er een proef is opgezet, om
KOUDEOPSLAG
de grenzen van het gevaar van bevriezing te verkennen. Bij de proef wordt
geprobeerd een koperen pijp, zoals
verwerkt in een warmtewisselaar, te
laten dichtvriezen.
De proefopstelling bevat de volgende
onderdelen:
1. voorraadvat met ± 5 liter water,
aan de bovenkant open;
2. centrifugaalpomp, een cv-pomp;
3. afsluiter, na de koperen buis;
4. stromingsmeter;
5. temperatuuropnemer na de
koperen buis;
6. temperatuuropnemer voor de koperen buis;
7. koperen leiding, ± 30 cm.
te bepalen, omdat het afnemen van de
stroming tijdens het eerste invriezen
niet waarneembaar is.
Conclusie
Het is mogelijk om stromend water in
een leiding te bevriezen, maar door
het isolerende effect van ijs gebeurt dit
pas bij extreem lage temperaturen.
Een warmtewisselaar kan blijven functioneren bij een buiswandtemperatuur
onder de 0 °C.
Praktijkproef met koudeopslagelement
Bij het kantoor van Installect in Baak
is een luchtbehandelingskast in een
vorstperiode getest op bevriezing.
In onderstaande grafiek 7 is het resultaat weergegeven.
Deze proef laat zien dat bij een wateruittrede van 1 °C bij buitentemperatuur
van –7 °C er nog steeds geen bevriezing optreedt.
Proefopstelling.
- FIGUUR 5 -
CONCLUSIES BEVRIEZEN
VAN EEN WARMTEWISSELAAR
Het onderzoek heeft aangetoond, dat
gehanteerde vuistregels om bevriezing
tegen te gaan, aan de ruime kant zijn.
Uit de theoretische beschouwingen
blijkt dat bij buitentemperatuur van
-10 °C , een watersnelheid van 1 m/s
en een luchtsnelheid van 2,5 m/s er bij
een wateruittrede van 3 °C nog niet
tot bevriezing leidt. Bij idem condities
en een watersnelheid van 0,5 m/s kan
nog met een 5 °C geladen worden. De
praktijkproeven geven aan dat deze
temperaturen nog lager kunnen zijn
zonder dat bevriezing optreedt.
Meetresultaten proef tot bevriezing.
- FIGUUR 6 -
De volgende zaken worden gemeten:
- temperatuur uittrede van het water;
- temperatuur intrede van het water;
- stroming.
1
2
3
4
Afwijkende diameter met praktijk:
- buisdiameter uitwendig = 15 mm
- buiswand dikte = 1 mm
- buisbinnendiameter = 15 – 2 = 13 mm
- in de praktijk hebben we een
binnendiameter van 15,7 mm
Door water langzaam af te koelen en
de stromingsmeter in de gaten te houden, kan het moment van dichtvriezen
worden vastgesteld. In figuur 6 zijn
meetresultaten weergegeven.
v =
Φ
s / 1000 / 60
=
= s ⋅ 0,145 m/s
A π ⋅ ( 0, 0121 / 2 )2
s
v
= stroming [l/min]
= snelheid
0,15 m/s
0,3 m/s
0,45 m/s
0,6 m/s
De temperatuur van de pijpwand is
tijdens de proef tot ver onder 0 °C
gebracht. In de praktijk zal dit niet
voorkomen, omdat de watersnelheid
en temperatuur hoger liggen.
Het punt waarop de eerste invriezing
optreedt, was met deze opstelling niet
TVVL magazine 12/2004
OORZAKEN VAN BEVRIEZING
Dat het in praktijk wel eens mis gaat,
kan verschillende redenen hebben:
Ontwerp op niet realistische
temperaturen
Bij het laden van koude wordt water
uit de warme voorraad verpompt en
afgekoeld aan de buitenlucht. In
diverse ontwerpen wordt hierbij uitgegaan van een aanvoertemperatuur van
14-18 °C vanuit de warme bron. Deze
waarden volgen veelal uit een theoretische benadering vanuit de koelsituatie,
waarbij in hoog zomer wordt gewerkt
met een retourtemperatuur bij het
koelen van 18-21 °C.
In de praktijk zullen deze temperaturen
19
regelen en te bewaken op uittredetemperatuur van het water en geen
vorstthermostaat toe te passen;
- soms wordt warmte-injectie toegepast om bevriezing te voorkomen.
Bij plaatsing van de warmte-injectie
te ver van het blok, kan de looptijd
te lang zijn en kan een blok alsnog
invriezen. Bij injectie direct bij het
blok kan het ook fout gaan, als er te
snel wordt gereageerd. Bij te veel en
te snel verwarmen loopt de stroming
sterk terug en kan door de verlaging
van de snelheid het blok toch nog
invriezen.
Praktijkproef
- FIGUUR 7 -
bijna nooit voorkomen. Het grootste
deel van de tijd draait een koelinstallatie
in deellast en is de retourtemperatuur
lager dan bij extreem warme omstandigheden. Tevens dient rekening te
worden gehouden met warmteverliezen
tijdens opslag.
Om deze redenen is het verstandig de
wintersituatie te ontwerpen op nagenoeg
de natuurlijke bodemtemperatuur.
Installect ontwerpt warmtewisselaars
om voornoemde redenen, op 12-6 °C
of 12-5 °C bij –10 °C buitentemperatuur.
Om na te gaan wat er gebeurt, als wordt
uitgegaan van een te hoge temperatuur
en de vuistregel van 1 m/s hierbij worden gehanteerd, het volgende voorbeeld:
Een installatie wordt ontworpen op
18-6 °C voor de wintersituatie. Hierbij wordt conform de vuistregels 1 m/s
snelheid in de wisselaar gehanteerd.
Als het in de praktijk dan geen 18 °C
maar slechts 12 °C is, wordt de wateruittrede (conform selectieprogramma
FACO) ~ 2,5 °C! Deze temperatuur
zou omhoog kunnen worden gebracht
door het water met een hogere snelheid
over de batterij te sturen. Het systeem
is hierop echter niet uitgelegd en bij
toename van de watersnelheid neemt
de drukval exponentieel toe.
Bij een ontwerp op 12-6 °C bij een
20
snelheid van 1 m/s bij –10 °C, zal bij
hogere watertemperaturen de flow en
dus de snelheid teruglopen. De wateruittrede kan echter nog steeds op 6 °C
uittredetemperatuur worden geregeld.
Conform onze beschouwingen hiervoor is er dan zeker geen gevaar voor
bevriezing.
Fouten en onvolkomenheden
in de regeltechniek
De volgende voorbeelden zijn mogelijke
oorzaken, die in de praktijk ook zijn
geconstateerd:
- bevriezing kan optreden als eerst de
ventilator van een luchtbehandelingskast wordt aangezet en er vervolgens of gelijktijdig waterstroming
over de wisselaar wordt gegeven. Als
er niet op tijd voldoende waterstroming over de wisselaar is, zal deze
kunnen invriezen. Om dit te voorkomen dient daarom voorafgaand aan
opstart van de LBK, waterstroming
over de wisselaar te worden gegeven;
- bij luchtbehandeling met tweetoeren
ventilatoren kan bevriezing optreden
als bij lage buitentemperaturen van
laag naar hoog wordt geschakeld en
niet vooraf de waterstroming over
het blok wordt verhoogd;
- het toepassen van een traditionele
vorstthermostaat werkt niet goed bij
laden met een luchtbehandelingsinstallatie. De vorstbewaking komt
te vroeg in. Beter is het bij laden te
KOUDEOPSLAG
Fouten bij bediening of service
- In de praktijk blijkt dat ook vaak door
ondeskundige bediening, bevriezing
kan optreden. Zo kan bevriezing
optreden als installaties of delen van
installatie “op handbediening” aan
of uit zijn gezet.
- Een ander voorbeeld is het niet goed
ontluchten van een installatie. Als er
lucht in de installatie zit en dit komt
ook in de warmtewisselaar, dan zal
deze niet goed doorstromen en kan
de batterij invriezen.
- Een bevroren installatie met thermoguard dient eerst goed te worden
ontdooid, voordat deze weer in
bedrijf wordt genomen. Als dit te
vroeg gebeurt en er nog bochten
bevroren blijven, hebben hieraan
gekoppeld pijpen geen mogelijkheid
meer om bij bevriezing tot drukontlasting te komen.
Praktijkervaringen met koude laden
met luchtbehandeling
Installect heeft de afgelopen vijf jaar
meer dan 50 bronsystemen ontworpen,
waarbij koude werd geladen met luchtbehandelingskasten. Bij deze systemen
is diverse keren bevriezing opgetreden.
Dit gebeurde veelal niet tijdens continue bedrijfsvoering. De oorzaak was
veelal gelegen in niet goed ontluchten
of in fouten bij bediening en service of
fouten in de regeltechniek.
CONCLUSIES VAN HET ONDERZOEK
- Bevriezing van lucht/water warmtewisselaars waarmee koude wordt
geladen, gebeurt minder gauw dan
de gehanteerde vuistregels doen vermoeden. De kritische laadtemperatuur is afhankelijk van de gehanteerde snelheden. Bij een watersnelheid
van 1 m/s is een laadtemperatuur
van 4 °C zeker geen probleem.
- Dit betekent dat het gewenste brondebiet sterk kan worden gereduceerd.
Een mutatie van 12-6 °C naar 12-4
°C leidt tot een reductie van ± 30 %
van de stroming. Als de wintersituatie bepalend is voor het gewenste
debiet van een bronsysteem dan ligt
hier een potentiële besparingsmogelijkheid door lagere laadtemperaturen toe te staan.
- De bevriezing wordt veelal veroorzaakt door onjuiste uitgangspunten
in het ontwerp en door bedieningsfouten.
- Vooral vanwege de kans op bedieningsfouten is het raadzaam een
beveiliging tegen bevriezing in de
vorm van een “thermoguard” toe te
passen. De kosten van een thermoguard wegen niet op tegen gevolgschade van bevriezing en het ongemak. Het is wel zaak een bevroren
batterij na bevriezing eerst goed te
ontdooien voordat deze weer in
bedrijf wordt genomen.
LITERATUUR
1. Broekhuizen H.J. , Hes R.J.
“Verhogen Prime Energy Rate bij
energieopslag”, NOVEM rapport nr.
2020-01-12-16-002, Baak maart
2003
2. Hes R.J., “Vorstproblemen bij Luchtbehandeling”, Saxion Hogeschool
Enschede sept. 2002.
3. DWA, Kropman, TU/e, “Vorstbeveiliging bij koudeopslag met luchtbehandelingsbatterijen” , juli 1994.
4. Philippi R.J. “Distribution phenomena
in compact heat exchangers for cold
storage”, Rapport WOC.WF.93.60,
TU/e, 1993.
5. Energieopslag in Aquifers, NOVEM
2001 (via www.novem.nl )
6. www.energieopslag-in-de-bodem.nl
Berichten
AUTOMATISCH BERICHTENVERKEER
Sinds januari 2004 loopt een pilotonderzoek naar een uniforme communicatiestandaard voor de installatiesector.
Het gaat om ‘machine-tot-machine-verwerking’ van dataverkeer. Een installatiebedrijf plaatst bijvoorbeeld een order,
waarbij de ontvangende partij (groothandelaar) volledig automatisch een
orderbevestiging terugstuurt, die de installateur dan bij voorkeur weer automatisch
in zijn eigen administratie verwerkt.
Aan de testfase werken zowel softwarebedrijven, installatiebedrijven, groothandelaren als leveranciers mee. De
bedoeling is gegevensverwerking sneller,
efficiënter en vooral foutloos te laten
verlopen.
Informatie: UNETO-VNI
www.uneto-vni.nl
CONCEPTNORM
KIER- EN NAADDICHTING
Hoewel kieren en naden een grote invloed
op de geluidswering van gevels kunnen
hebben, was daar tot op heden geen
genormaliseerde meetmethode voor.
Hier is nu een oplossing voor gekomen,
in de vorm van ontwerp-NEN 5273
‘Akoestische prestatie van kier- en naaddichting - laboratoriummeetmethode’.
Als blijkt dat deze norm in een behoefte
voorziet, wordt deze ingebracht in het
Europese en internationale normalisatiewerk. NEN 5273 is belangrijk voor
fabrikanten van ramen, deuren, beglazing, kier- en naaddichtingsmaterialen
en akoestische adviseurs.
Informatie: NEN
www.nen.nl
DISTRIBUTIEOVEREENKOMST
Carrier Corporation (Connecticut, USA)
en Sanyo Elektrisch Co., Ltd. (Osaka,
Japan) hebben op een distributieovereenkomst gesloten voor absorptiekoelmachines. De door Sanyo geproduceerde
absorptiekoelmachines zullen als Carrier/
Sanyo door Carrier in Europa en Noorden Zuid-Amerika op de markt worden
gebracht. Carrier Airconditioning in
Hazerswoude Rijndijk verwacht dat de
koelmachines medio maart 2005 ook
leverbaar zullen zijn in Nederland.
Informatie: Carrier Airconditioning
Tel. 071 3417111
VERZELFSTANDIGING
Managementadviesbureau Berenschot
Osborne gaat verder als AT Osborne. In
2003 is de organisatie door een employeebuy-out vanuit de Berenschot Groep
verzelfstandigd. Management en medewerkers werden daarmee de aandeel-
houders in de nieuwe onderneming. De
samenwerking met onderdelen van de
Berenschot Groep blijft.
Informatie: AT Osborne B.V.
Tel. 030 2942741
‘ROOKBEHEERSINGBEDRIJF’
Op industrieterrein Acht te Eindhoven
is een nieuwe productiefaciliteit van
Rentex Fortex opgeleverd. De 10.000 m2
grote fabriek verwerkt 50 ton textiel per
dag. Rentex Fortex heeft veel zorg besteed
aan brandveiligheid en calamiteitenbestrijding. Zo is er een een Rook- en
Warmte- Afvoerinstallatie (RWA)
geplaatst. Deze wordt toegepast om in
geval van brand zo snel mogelijk hete
en toxische rookgassen af te voeren.
Voor haar aanpak kreeg Rentex Fortex
het certificaat ‘Rookbeheersingbedrijf ’
van Bovema S-air uit Milsbeek. Rentex
Fortex is de eerste gecertificeerde.
Informatie: Bovema S-air B.V.
Tel. 0478 515252
Download