www.oncologie.nu • 2017 • vol 8 • nummer 2 IN DEZE EDITIE: 03 Moleculaire tumorboards Interview met Carla van Herpen en Hanneke van Laarhoven Onderzoek naar de meerwaarde van whole genome sequencing functie bij Hartwig Medical Founda- DRS. FRANK VAN WIJK, WETENSCHAPSJOURNALIST tion, het eerste landelijke DNA-sequen- 05 ECCO2017 27-30 januari jl. Amsterdam Next generation sequencing speelt een belangrijke rol in de toepassing van personalized medicine bij kankerpatiënten. Die meerwaarde kan - op termijn - nog groter zijn als hierbij gebruikgemaakt wordt van whole genome sequencing. Niet alleen omdat dit de patiëntenselectie nauwkeuriger kan maken, maar ook omdat dan de kosten van behandeling in de hand kunnen worden gehouden. Prof. dr. Edwin Cuppen, hoogleraar Humane genetica in het UMC Utrecht en directeur van Hartwig Medical Foundation, en dr. Valesca Retèl, onderzoeker in het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam en aan de Universiteit Twente, leggen uit hoe de TANGO-studie naar dit doel toewerkt. cing- en datacentrum. “De techniek van NGS kan een waardevolle stap zijn in de behandeling van kanker. Dat zagen we zelf en daarover voerden we ook discussie met de zorgverzekeraars. Dat ZonMw kwam met de vraag of samenwerking mogelijk was om dit aan te pakken, was dan ook in ieders voordeel.” 15 Toevoeging laparoscopie aan diagnostiek bij gevorderd ovariumcarcinoom Interview met Marrije Buist Op dit moment worden veel genees- het Health Technology Assessment- Kankerbestrijding en Zilveren Kruis. middelen voor de behandeling van uit- netwerk (waarin UMC Groningen, VUmc In de TANGO-studie wordt gebruikge- eenlopende typen kanker ontwikkeld. en AMC te Amsterdam, Maastricht maakt van WGS. “Deze studie betekent Overbehandeling voorkomen Deze middelen zijn echter slechts bij UMC+, UMC Utrecht, Erasmus MC te dat een aantal agenda’s op een heel De diagnostiek in Nederland is van een deel van de patiënten effectief. Rotterdam, Antoni van Leeuwenhoek te mooie manier op elkaar konden wor- een hoog niveau, benadrukt Cuppen, Zonder goede patiëntenselectie be- Amsterdam en de Universiteit Twente den afgestemd”, zegt Edwin Cuppen, maar dit neemt niet weg dat nu sprake tekent dit dat ze mogelijk ook worden zijn vertegenwoordigd) een onderzoek- die zijn werkweek verdeelt tussen is van ‘overbehandeling’ of ‘ongerichte toegediend aan patiënten die er geen subsidie van ruim anderhalf miljoen het UMC Utrecht, waar hij hoogleraar baat bij hebben. Die patiënten kunnen euro ontvangen van ZonMw, KWF Humane genetica is, en zijn directeurs- Lees verder op pagina 2 er echter wel bijwerkingen van ondervinden. Bovendien heeft deze ruime voorschrijving tot gevolg dat de zorgkosten hoger zijn dan nodig is. Analyse van het DNA van de tumor van de patiënt met next generation sequencing (NGS) kan uitkomst bieden om tot 20 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie een nauwkeurigere patiëntenselectie te komen, bijvoorbeeld voor immunotherapie. NGS-gebaseerde diagnostiek wordt inmiddels in de meeste labo- 27 januari jl. Utrecht ratoria in Nederland uitgevoerd in de vorm van targeted tests, maar met deze technieken wordt maar een beperkt aantal genetische kenmerken van de tumor in kaart gebracht. Met whole genome sequencing (WGS) worden álle mogelijke kenmerken in kaart ge- 26 bracht. Deze informatie kan, in combinatie met de behandeluitkomst, ge- Identificatie AMKL-subgroepen met verschillende prognoses bruikt worden om nieuwe kenmerken Interview met Maarten Fornerod en Michel Zwaan dicatie voor toekomstige patiënten ver- te vinden, waarmee de selectie van meder kan worden aangescherpt. TANGO-studie Om tot een beter beeld te komen van de doelmatigheid van NGS bij kanker is de TANGO-studie opgezet: Technology 28 Assessment of Next Generation sequencing in personalized Oncology. Voor dit 12 Dutch Hematology Congress onderzoek hebben het Center for Per- 24-26 januari jl. Papendal sonalized Cancer Treatment en de e daarin meewerkende ziekenhuizen, en Valesca Retèl en Edwin Cuppen (foto: © Marlou Pulles) Whole genome sequencing VOORWOORD Vervolg pagina 1 van de patiënten een respons laat zien. standaarddiagnostiek, inclusief ver- Met WGS willen we uiteindelijk data schillende scenario’s voor de komende aan de behandelaars ter beschikking vijf tot tien jaar. Het vijfde onderdeel behandeling’ van patiënten. “Daar stellen die voor hen als basis kunnen is een onderzoek naar de implemen- moeten we iets aan doen”, zegt hij. dienen om meer toegesneden keuzes te tatie van WGS in Nederland. We kijken “We doen deze studie om te kunnen maken bij de patiëntenselectie. Boven- welke factoren de optimale kosten- bepalen of WGS het juiste middel is dien laat WGS ook zien of er behande- effectiviteit kunnen beïnvloeden. En Prof. dr. Theo de Reijke, om de juiste beslissing te kunnen ne- lingen zijn die goed kunnen aansluiten het laatste onderdeel betreft het in uroloog men over toepassing van een nieuw bij de kenmerken van de tumor. Voor kaart brengen van de ethische en juri- geneesmiddel voor kankerbehande- de duidelijkheid: de TANGO-studie dische factoren die bij de implemen- ling. Wij gaan kijken naar wat de helpt dus niet de zorg van vandaag, tatie van WGS een rol kunnen spelen, meerwaarde is van veel méér meten maar is bedoeld om de zorg voor de en die ook weer invloed kunnen hebben bij de patiënten van nu om daardoor toekomst te verbeteren en houdbaar op de kosteneffectiviteit. Met andere de patiënten van morgen betere zorg te maken.” woorden: we willen helder krijgen Academisch Medisch Centrum In deze uitgave van Oncologie Up-to-date komt in meerdere bijdragen de zoektocht naar een geïndividualiseerde behandeling aan de orde, zowel op basis van klinische modellen (predictiemodellen, cytoreductie bij ovariumcarcinoom) als op basaal niveau (circulerend tumor-DNA, whole genome sequencing). Ik denk dat met name op basaal niveau de verschillende benaderingen op intelli- te kunnen bieden. Daarbij houden we welke beloften moeten worden inge- in ons achterhoofd de vraag hoe vaak lost om WGS optimale meerwaarde te gente wijze in perspectief geplaatst moeten worden, om te beslissen welke we we dan een andere beslissing moeten Zes projectonderdelen laten hebben. Het genereren van de uiteindelijk in de kliniek moeten toepassen. Tot nu toe komt het ‘bewijs’ om een nemen - de patiënt niet behandelen De doelstellingen van de studie reiken data is daarbij slechts een onderdeel.” behandeling in een richtlijn te introduceren uit een gerandomiseerde fase met een bepaald geneesmiddel bijvoor- dan ook verder dan de drie jaar die 3-studie. Het probleem hierbij is dat de deelnemers aan deze studies meestal beeld - om de toepassing van al die ervoor zijn uitgetrokken, stelt Valesca tot een selecte groep behoren, waardoor in real life de resultaten nogal eens nieuwe dure geneesmiddelen ook op Retèl, projectleider en penvoerder voor Niet-kleincellige longkanker tegenvallen. We hebben dus veel meer data nodig om te bezien welke patiënt termijn te kunnen veiligstellen voor de de studie en postdoc in het Antoni In de studie ligt de focus op de toe- patiënten die er wél baat bij hebben.” van Leeuwenhoek Ziekenhuis en Uni- passing van WGS voor patiënten met Het TANGO-project richt zich niet versiteit Twente. “Het project bestaat niet-kleincellige longkanker. “Een ziek- op welke behandeling goed zal reageren. Whole genome sequencing zou hierbij een rol kunnen spelen. En misschien worden met deze techniek trends gevonden die leiden tot tumoroverstijgende adviezen voor een behandeling bij tumor- specifiek op de voordelen van een uit zes onderdelen”, vertelt ze. “Het tebeeld waarbij nivolumab een grote uniforme manier van meten en rap- eerste onderdeel is het vaststellen van rol speelt”, zegt Cuppen. “Ook bij de porteren, zoals wel het geval is in de de diagnostische kosten en waarde behandeling van vergevorderd mela- ontwikkeling, waarbij regionalisatie waarschijnlijk de beste benadering is. Met PATH-studie (waarover dit tijdschrift van WGS ten opzichte van de huidige noom wordt nivolumab gebruikt, maar name bij de gevorderde stadia van kanker kan de aanpak worden geüniformeerd, onlangs berichtte; red.). diagnostiek. Het tweede betreft de de commissie die de studieaanvraag zeker wanneer er bepaalde tumorkarakteristieken zijn. Registratie en evaluatie De grote waarde van WGS ten opzichte klinische studie voor vergevorderde moest beoordelen, wilde helaas niet van de behandeling zijn eveneens belangrijk. Voor allerlei chirurgische behande- van andere vormen van NGS is dat het niet-kleincellige longkanker, waarbij met twee groepen tegelijk starten. Dat lingen werden registraties opgezet, waaraan kwaliteitscriteria verbonden zijn. een compleet beeld geeft van het DNA we met de artsen overleggen over het is jammer, want de waarde daarvan soorten met vergelijkbare mutatiesignatures (The Cancer Genome Atlas). De introductie van moleculaire tumorboards is mijns inziens een belangrijke Dit zal echter ook moeten plaatsvinden voor de tumorstadia waarbij medicamenteuze therapieën worden gegeven. ECCO2017 werd in de nieuwe opzet voor het eerst georganiseerd in Amsterdam. De opzet was geheel anders dan in voorgaande jaren en in vergelijking met andere congressen. Multidisciplinaire aanpak en ziekteoverstijgende zaken waren belangrijke items. Ik denk dat er nog een evaluatie zal moeten plaatsvinden om te bezien in welke vorm dit congres de meeste aandacht kan trekken. Mogelijk toch in combinatie met reeds bestaande congressen? De bijdrage over longkankerscreening is interessant, omdat de screeningsmethode uiteraard dusdanig moet zijn dat er niet teveel tumoren worden gemist, maar was waarschijnlijk veel groter geweest Cuppen: “Het doel dat we met de studie hopen te bereiken is dat de nieuwe veelbelovende geneesmiddelen die we nu op de markt zien komen bij de juiste patiënten kunnen worden toegepast” tieve effect het stoppen met roken is. Daar zouden we meer aandacht en geld in moeten steken. Arbeidsbelastbaarheid zal steeds belangrijker worden nu ook bij een palliatieve behandeling er sprake kan zijn van ‘chronische ziekte’. Dit kan inhouden dat er groepen patiënten zijn voor wie een begeleidingstraject nodig is om te bezien wat zij nog kunnen en hoe hun werksituatie aangepast moet worden. die het zou vergen.” Retèl vult aan: “Maar de data en de modellen worden toch al gegenereerd, dus die koppeling komt vanzelf wel tot stand.” De studie heeft een looptijd van drie jaar en kan eventueel met een jaar worden verlengd als op termijn alsnog ruimte wordt geboden om mela- patiënten evenmin allerlei overbodige onderzoeken of behandelingen krijgen. Mijn bezwaar tegen longkankerscreening is echter dat het belangrijkste preven- dan de beperkte hoeveelheid meerwerk noom eraan toe te voegen. “Het doel van een tumor. “Hierbij is het belang- resultaat van de tests, waarmee zij dat we met de studie hopen te bereiken rijk om te beseffen dat het hebben van een behandelplan kunnen maken. Het is dat de nieuwe veelbelovende genees- dit complete beeld nog geen garantie derde is op basis van de klinische data middelen die we nu op de markt zien is voor succesvolle behandeling van de van de eerste twee jaar de lijn door- komen bij de juiste patiënten kunnen patiënt van vandaag. Compleetheid in trekken naar de toekomst. Daarbij worden toegepast”, zegt Cuppen. “Dat meten is nog niet hetzelfde als com- betrekken we ook historische data van is nu geen vanzelfsprekendheid. En pleetheid in begrijpen”, zegt Cuppen. voor de periode van de studie, om als we daar niets aan doen, bestaat de Al met al veel interessante data van Nederlandse bodem en wederom een signaal “Er zit dus een forse onderzoekscom- een langetermijninschatting te kun- vrees dat op enig moment budgettaire dat we op veel gebieden vooroplopen. ponent in. Neem als voorbeeld nivo- nen maken van de effecten van de test beslissingen moeten worden genomen lumab, dat nu ingezet wordt voor en de daarop afgestemde behandeling. over toediening bij deze, maar ook de behandeling van alle patiënten met Het vierde onderdeel is een kosten- bij andere patiënten. Dan speelt de uitgezaaide niet-kleincellige longkan- effectiviteitsanalyse, waarin we het patiënt geen rol meer en zover moeten ker, terwijl maar een relatief klein deel gebruik van WGS gaan vergelijken met we het niet willen laten komen.” Namens de redactieraad, Theo de Reijke COLOFON Oncologie Up-to-date verschijnt zesmaal per jaar en wordt via controlled circulation kosteloos aangeboden aan medisch en verpleegkundig specialisten en artsassistenten die bij de behandeling van kanker betrokken zijn, zoals radio-therapeuten, hematologen, chirurgen, longartsen, KNO-artsen, dermatologen, gynaecologen, gastro-enterologen, urologen, kinderartsen, pathologen, anesthesisten en ziekenhuisapothekers. Oncologie Up-to-date is een medisch wetenschappelijk nieuwsblad. Het doel van het nieuwsblad is medisch en verpleegkundig specialisten, en geïnteresseerden op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van kankeronderzoek. Oncologie Up-to-date is gedrukt op het natuurpapier BalancePure®Offset en is FSCgecertificeerd, draagt het EU eco-label en is verouderingsbestendig volgens ISO 9706. 2 2017 - vol 8 - nummer 2 Redactieraad • Prof. dr. M. Verheij, radiotherapeut-oncoloog, Amsterdam, voorzitter redactieraad • Dr. P.H.M. Elkhuizen, radiotherapeut-oncoloog, Amsterdam • Prof. dr. L.F. de Geus-Oei, nucleair geneeskundige, Leiden • Dr. K. Grünberg, patholoog, Nijmegen • Prof. dr. ir. J.J.M. van der Hoeven, medisch oncoloog, Nijmegen • Prof. dr. E.J. Kuipers, MDL-arts, Rotterdam • Dr. M.C.J.C. Legdeur, internist-hematoloog/oncoloog, Enschede • Prof. dr. V.E.P.P. Lemmens, epidemioloog, Eindhoven • Prof. dr. W.P.Th.M. Mali, interventie radioloog, Utrecht • Dr. F.A.G. Meyer-Wentrup, kinderoncoloog, Utrecht • H.A.M. van Muilekom, MANP, verpleegkundig specialist, Amsterdam • Prof. dr. T.M. de Reijke, uroloog, Amsterdam • Prof. dr. E.F. Smit, longarts, Amsterdam • Prof. dr. C.J.H. van de Velde, oncologisch chirurg, Leiden • S. Verhage, MANP, verpleegkundig specialist, Den Bosch • Drs. M. Westerman, internist-hematoloog, Alkmaar • Prof. dr. A.G.J. van der Zee, gynaecologisch oncoloog, Groningen Aan dit nummer werkten mee: Antoni van Leeuwenhoek, Arno Massee Fotografie, A. Danen, H.E.A. Dassen, J.H. van Dierendonck, M. van Dijk, S. Fisser, C. Foeken, D. Gillissen, Kabos-van der Vliet, F.A.G. Meyer-Wentrup, M. van Muijen, NFP Photography, M. van Oosten, M. Pulles, T. van Venrooij, R. van der Voort, S. de Wit, F. van Wijck en L. Zuurbier Advertenties Uitgeverij Jaap E-mail: [email protected] Tel.: 06 - 34 49 29 23 Uitgever en redactie Uitgeverij Jaap Postbus 60334, 1320 AJ Almere Website: www.oncologie.nu E-mail: [email protected] Twitter: @OncUptodate Tel.: 06 - 14 63 76 09 Abonnementen Abonnementen voor Nederland en België: e 59,50 per jaar, exclusief 6% btw (van toepassing op bedrijven en medisch specialisten die niet in aanmerking komen voor kosteloze toezending). Kosten losse nummers op aanvraag. Copyright © Uitgeverij Jaap, Almere. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag openbaar worden gemaakt of overgenomen worden door middel van druk, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Aansprakelijkheid Redactie en uitgever zijn niet aansprakelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikelen of van de advertenties. Toezending en adreswijzigingen Uw gegevens zijn afkomstig van IMS Health. Voor meer informatie of indien u er geen prijs op stelt in de toekomst mailings van Uitgeverij Jaap te ontvangen, kunt u contact opnemen met IMS Health, Postbus 5085, 1410 AB Naarden, afdeling Data Maintenance, via [email protected] of via telefoonnummer 035 - 69 55 355. Oplage: 4.500 ex. Frequentie: zesmaal per jaar ISSN-nummer: 1879-8829 Drukwerk:Wilco Boeken en Tijdschriften, Amersfoort Volg ons via twitter @OncUptodate Regionale oncologienetwerken Moleculaire tumorboards DR. MARIJKE VAN OOSTEN, WETENSCHAPSJOURNALIST ‘Moleculaire tumorboards: hoeksteen voor doelgerichte therapie in een (landelijk) netwerk’ is één van de projecten binnen het Citrienfondsprogramma ‘Naar regionale oncologienetwerken’. Dit landelijke project wordt geleid door dr. Carla van Herpen van het Radboudumc in Nijmegen en prof. dr. Hanneke van Laarhoven van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, beiden internist-oncoloog. Binnen de oncologie wordt steeds meer dat aansluit op dat profiel. “Voor een Daarbij betrekken we partners uit de gebruikgemaakt van moleculaire diag- deel van de patiënten gaat dat echter regionale netwerken en vertegenwoor- nostiek. Daardoor neemt de informa- nog niet op”, merkt Van Laarhoven op. digers van patiëntenverenigingen, far- tie over een patiënt steeds verder toe. “Simpelweg omdat we nog niet bij maceuten en zorgverzekeraars. Daar Bijgevolg wordt de interpretatie van ieder moleculair tumorprofiel een is een driestappenplan voor opgesteld. die data steeds complexer. “Het is dan behandeling hebben die daarbij past. In stap 1 inventariseren we bij de goed om met een aantal experts op We hopen echter dat er in de loop van umc’s die al een tumorboard hebben het gebied van die moleculaire diag- de tijd steeds meer behandelmogelijk- hoe zij de tumorboards hebben inge- nostiek bij elkaar te gaan zitten en de uitslagen te bespreken”, zegt Hanneke van Laarhoven. “Dat gebeurt in moleculaire tumorboards.” Nieuwe vorm MDO Een moleculaire tumorboard (MTB) is Van Herpen: “We hopen met dit project de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van moleculaire diagnostiek daadwerkelijk bij de patiënt te brengen” in feite een nieuwe vorm van multidisciplinair overleg (MDO). In tegenstelling tot de reguliere MDO’s binnen heden komen die passen bij een bepaald richt. We willen weten hoe het loopt, de oncologie is een MTB vaak niet profiel.” In het landelijke project ‘Mo- wat goed gaat, wat beter kan en welke tumor- of orgaanspecifiek. Een MTB leculaire tumorboards’ wordt ernaar kwaliteitsnormen zij hanteren. Dat kan bestaan uit oncologen, (molecu- gestreefd dat deze nieuwe mogelijk- doen we middels interviews. In stap 2 lair) pathologen, tumorbiologen, kli- heden van persoonsgerichte zorg straks interviewen we de overige betrok- nisch genetici en soms een andere toegankelijk zijn voor iedere patiënt kenen. Daaronder vallen de algemene specialist, zoals een longarts of hema- met kanker”, verklaart Van Laarhoven. ziekenhuizen, de umc’s die nog geen Carla van Herpen moleculaire tumorboard hebben, pa- toloog. Zij bespreken een patiënt op basis van het moleculaire profiel van tiëntenverenigingen, zorgverzekeraars zoals longartsen en urologen. In die zijn waarschijnlijk vaak in een umc diens tumor. Dat profiel is gebaseerd Organisatie van zorg en farmaceuten. We vragen hun hoe fase proberen we ook helder te krijgen gepositioneerd. “Maar ik kan mij voor- op afwijkingen in het DNA en op de “Het project gaat dus echt over or- zij de inrichting van tumorboards zou- hoe we een landelijk MTB-netwerk stellen dat op termijn een groot alge- aan- of afwezigheid van bepaalde ei- ganisatie van zorg en niet om het den willen. Daarbij laten we zien wat kunnen realiseren en wat voor orga- meen ziekenhuis ook een MTB krijgt”, witten. Door vergelijking met profielen ontwikkelen van nieuwe technieken”, mogelijk is op basis van de informatie nisatiemodel daarvoor nodig is.” zegt Van Laarhoven. Sowieso moet om van tumoren waarvan bekend is welke benadrukt Carla van Herpen. “We kij- die uit stap 1 is verkregen. In stap 3 Over de verschillende mogelijkheden de zoveel tijd weer over de organisa- behandeling het beste werkt, kan de ken eerst hoe we de organisatie rond zetten we landelijk enquêtes uit onder zegt Van Laarhoven: “Het is niet han- tie worden nagedacht, meent zij. “De MTB met een behandeladvies komen de diagnostiek voor elkaar krijgen. NVMO-leden en andere specialisten, dig als alle 95 ziekenhuizen een MTB moleculaire diagnostiek zal in de loop Hanneke van Laarhoven (foto: © Dirk Gillissen) installeren. Dat is te uitgebreid om van de tijd verder verbeteren en de snel genoeg expertise met elkaar op bijbehorende behandelmogelijkheden te bouwen. Ook één nationaal MTB, zullen toenemen. Daar moeten we op Van Laarhoven: “Binnen het project zoeken we naar het optimale aantal moleculaire tumorboards in Nederland” waar iedereen zijn materiaal voor diag- inspelen en onze organisatiestructuur nostiek en bespreking naartoe stuurt, op aanpassen.” is wellicht onpraktisch. Dan krijg je teveel op één punt te verwerken, waar- Het project zal ook een app voort- door artsen daar waarschijnlijk fulltime brengen voor behandelaren. Van Her- mee bezig moeten zijn. Het optimale pen: “Daarmee kan een behandelaar aantal MTB’s ligt daar tussenin. Daar opzoeken of een patiënt voor lopende zoeken we naar binnen het project.” onderzoeken in aanmerking komt. Er zijn meerdere apps voor studies, maar de onze zal zich onderscheiden door- Doelen dat de gebruiker ervan op mutatie in Streven is in ieder geval dat aan het combinatie met tumortype kan zoeken eind van het project er een aantal goed naar studies. Het gaat in ieder geval functionerende MTB’s is en dat die om studies in Nederland, maar mis- MTB’s een intensieve samenwerking schien gaan we ook onderzoeken van hebben met hun netwerkpartners. Deze over de grens daarin meenemen.” 2017 - vol 8 - nummer 2 3 Regionale oncologienetwerken • Het programma Naar regionale oncologienetwerken is een andere manier van het organiseren van de oncologie in Nederland en heeft als doel dat iedere kankerpatiënt toegang heeft tot de best mogelijke zorg. Het regionale oncologienetwerk faciliteert en stimuleert samenwerking tussen zorgaanbieders om dit doel te bereiken. Stand van zaken fijn als je een landelijk project niet in Voor de realisering van de doelen is je eentje hoeft te doen”, vult Van een periode van zestien maanden uit- Laarhoven aan. “Het zorgt ook voor getrokken: van 1 september 2016 tot flexibiliteit. Als een van ons niet naar 1 januari 2018. Om de kans van slagen een overleg met andere partijen kan groter te maken is er vanuit het pro- gaan, kan de ander waarnemen.” gramma ‘Naar regionale oncologie- • Het programma Naar regionale oncologienetwerken wordt gefinancierd door het Citrienfonds. Dit fonds helpt duurzame en breed inzetbare verbeteringen in de gezondheidszorg te ontwikkelen en is mogelijk gemaakt door ZonMw. netwerken’ voor gekozen om twee Inmiddels zijn er besprekingen ge- projectleiders aan te stellen op ‘Mole- weest met verschillende partijen die culaire tumorboards’. “Het is goed om veel ervaring hebben met MTB’s en dat op deze manier te doen, omdat persoonsgerichte oncologische zorg, het om een landelijk project gaat”, zoals het umc in Groningen, en het zegt Van Herpen. “Bovendien is het wel Center for Personalized Cancer Treatment (CPCT). Van Herpen: “Met deze partijen hebben we nagedacht hoe we het project binnen het programma ‘Naar regionale oncologienetwerken’ zo goed mogelijk kunnen vormgeven.” IS UW ZIEKENHUIS AL VOLLEDIG INGERICHT OP HET BEPALEN VAN PD-L1 EXPRESSIE? Momenteel werken zij aan stap 1. “We zijn bezig met de interviews”, meldt Van Laarhoven. “We hopen daar voor de zomer mee klaar te zijn.” Stap 3 hopen beide projectleiders voor eind oktober af te kunnen ronden. Grenzen Op dit moment bespreken moleculaire tumorboards vooral patiënten met een zeldzame vorm van kanker of patiënten met een vaker voorkomende kanker bij wie de behandeling niet aanslaat. Van Herpen: “Het gaat dan om patiënten met bijzondere mutaties in hun DNA. Eigenlijk wil je in de toekomst van alle patiënten die met kanker bij een arts komen de tumorkarakteristieken bepalen voordat je met een behandeling begint. Dat zou helemaal mooi zijn. Zo krijgt iemand met bijvoorbeeld borstkanker niet eerst een ‘standaard’behandeling die dan uiteindelijk niet blijkt te werken. Maar dat is vooralsnog niet haalbaar en betaalbaar.” Krijgen leden van een moleculaire tumorboard patiënten ook te zien? Van Laarhoven: “Het geven van behandeladviezen door moleculaire tumorboards voor patiënten van buiten het eigen ziekenhuis is nu vaak vooral een papieren exercitie. Een MTB krijgt papieren informatie en het tumormateriaal voor diagnostiek van die patiënt opgestuurd. Op basis daarvan wordt die patiënt binnen een MTB be- EERSTELIJNSBEHANDELING KEYTRUDA® (pembrolizumab) als monotherapie is geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen met tumoren die PD-L1-expressie vertonen met een tumour proportion score (TPS) ≥ 50% zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties.1 sproken. De behandelend arts krijgt een verslag van die bespreking en kan dan de behandeling zelf inzetten. Indien dat laatste niet mogelijk is, dan volgt een verwijzing. Of deze manier van werken in de toekomst ook zal wor- TWEEDELIJNSBEHANDELING als monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen met tumoren die PD-L1-expressie vertonen met een TPS ≥1% en die ten minste één eerdere chemotherapie hebben ondergaan. Patiënten met EGFR- of ALK-positieve tumormutaties moeten tevens een hierop gerichte behandeling hebben ondergaan vóór behandeling met KEYTRUDA.1 den gehanteerd, is nog maar de vraag.” Van Herpen: “We hopen met dit project de zorg voor de patiënt met kanker echt te verbeteren door in netwerken samen te werken en zo de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van moleculaire diagnostiek daadwerkelijk bij de patiënt te brengen. Naast Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) alvorens KEYTRUDA voor te schrijven. Voor de verkorte productinformatie zie elders in dit blad. onderzoek naar de beste inrichting van een moleculaire tumorboard in Referentie: 1. KEYTRUDA [SmPC]. Haarlem, The Netherlands: Merck Sharp & Dohme, B.V.; januari 2017 MSD B.V. | Postbus 581 | 2003 PC | Haarlem | Tel. 0800-9999000 | [email protected] www.msdoncology.nl | www.msd.nl | ONCO-1206773-0004 02/17 netwerken willen we ook onderzoek (pembrolizumab, MSD) doen naar een verantwoorde financiële onderbouwing. Ook daar hopen we beter zicht op te krijgen.” ONCO-1206773-0004 adv PD-L1 expressie A4.indd 1 4 2017 - vol 8 - nummer 2 06-03-17 16:02 ECCO2017 Hoge chirurgische kwaliteit bij maagkankerpatiënten ECCO2017 Van 27 tot en met 30 januari jl. vond in Amsterdam het multidisciplinaire congres van de European Cancer Organisation (ECCO2017) plaats. In de RAI namen professionals van diverse disciplines vier dagen lang deel aan een uitgebreid wetenschappelijk, klinisch en educatief programma. Daarnaast bood het congres een platform voor multidisciplinaire netwerken en interacties met de industrie. Moleculair DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER bioloog prof. dr. Laura van ’t Veer (San Francisco, Verenigde Kwalitatief goede lymfeklierdissecties dragen bij aan een betere overleving bij patiënten met een resectabel maagcarcinoom. Tijdens ECCO2017 presenteerde drs. Yvette Claassen, arts-onderzoeker bij de afdeling Heelkunde in het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden, haar onderzoeksresultaten in een zogenoemde Best Abstract-sessie. Hieruit bleek dat de kwaliteit van de chirurgie in de CRITICS-studie hoog was en dat de kwaliteit van de lymfeklierdissectie sterk verbeterde gedurende de studie. Volgens de onderzoekers is dit waarschijnlijk het gevolg van de strikte kwaliteitscontrole in de studie en de centralisatie van de maagkankerchirurgie in Nederland. Staten) en oncologisch chirurg prof. dr. Emiel Rutgers (Amsterdam) ontvingen tijdens ECCO2017 de prestigieuze Clinical Research Award voor hun buitengewone bijdrage aan de integratie van (pre)klinisch onderzoek in de kankerzorg. In deze uitgave van Oncologie Up-to-date een selectie van de enerverendste presentaties. Hoewel de prognose voor maagkanker- maagcarcinoom gerandomiseerd tus- CRITICS-studie nauwkeurig geëva- de geopereerde patiënten ten minste oogde lymfeklierstations waren ver- patiënten relatief slecht is, heeft ver- sen óf chemotherapie gevolgd door lueerd. Zo onderzochten Claassen en vijftien lymfeklieren verwijderd waren.5 wijderd. Bij 35% van de patiënten betering van de behandeling de afge- D1 -chirurgie en wederom chemothe- haar collega’s onder andere de naleving Claassen: “Als we dit percentage in de waren één of twee lymfeklierstations lopen jaren tot een langere overleving rapie (CT), óf chemotherapie gevolgd van de chirurgische en pathologische tijd volgen, zien we dat het dissectie- niet gedissecteerd en bij 24% waren geleid. De Dutch Gastric Cancer Trial door D1 -chirurgie en chemoradio- protocollen, evenals de omvang en de protocol in 2007 bij 55% van de pa- drie of meer lymfeklieren niet verwij- (DGCT) liet bijvoorbeeld zien dat een therapie (CRT). “Uit de resultaten bleek volledigheid van de uitgevoerde lymfe- tiënten werd nageleefd en vervolgens derd. Daarnaast waren bij 54% van de 1 + + uitgebreide lymfeklierdissectie (D2), dat de algemene overleving (OS) in klierdissecties. Daarnaast bepaalden de nam dit toe tot maar liefst 90% in patiënten één of twee lymfekliersta- inclusief splenectomie en resectie van beide studiearmen niet significant onderzoekers de maruyama-index (MI), 2015. Verder onderging 87,5% van de tions te veel verwijderd en bij 6% drie de pancreasstaart, vergeleken met een verschilde: de vijfjaarsoverleving was een kwantitatieve maat voor het aan- patiënten ten minste D1 -lymfeklier- of meer lymfeklierstations. klassieke lymfeklierdissectie (D1), ge- 40,8% in de CT-arm en 40,9% in tal achtergelaten lymfeklierstations ná dissectie en de resterende 12,5% een + associeerd is met een significant lager de CRT-arm, en de mediane OS was chirurgie en daarmee een belangrijk D0- of D1-dissectie. Bovendien bleek locoregionaal relapspercentage en min- 3,5 jaar in de CT-arm vergeleken met instrument om de chirurgische kwali- de mediane MI in de CRITICS-studie Referenties der maagkankergerelateerde sterfte. 3,3 jaar in de CRT-arm”, aldus Yvette teit te bepalen. Hierbij is een lagere MI slechts 1 te zijn. Ter vergelijking: de 1. Marano L, et al. Eur J Surg Oncol 2016;42: Omdat de D2-procedure echter ook Claassen. gecorreleerd met betere chirurgische mediane MI van de Intergroup 0116- 18-27. correleerde met hogere postoperatie- kwaliteit. Bovendien bleek uit eerder studie en de DGCT bleek eerder res- 2. Songun I, et al. Lancet Oncol 2010;11:439-49. ve sterfte en morbiditeit, werd in de onderzoek dat de MI een onafhanke- pectievelijk 70 en 26 te bedragen.3,6 3. Hundahl SA, et al. Gastric Cancer 2007;10: 2 3 CRITICS-studie (2007-2015) een uit- Uitvoering onderzocht lijke voorspellende factor is voor OS Verder hadden patiënten met een MI 84-6. gebreide lymfeklierdissectie toegepast De betrouwbaarheid van de primaire bij maagkankerpatiënten.4 <5 een significant betere overleving 4. Peeters KC, et al. World J Surg 2005;29: waarbij de milt, lymfeklierstation 10 uitkomst (OS) van de CRITICS-studie dan patiënten met een MI ≥5 (p < 1576-84. en de pancreasstaart gespaard werden is logischerwijs afhankelijk van de 0,001).” Analyse van de volledigheid 5. Claassen YH, et al. ECCO 2017; abstract 7BA. (D1 -lymfeklierdissectie). In totaal wer- chirurgische kwaliteit. Daarom werd Goede kwaliteit van de lymfeklierdissectie liet zien 6. Hundahl SA, et al. Ann Surg Oncol 2002;9: den 788 patiënten met een resectabel de kwaliteit van de chirurgie in de De analyses lieten zien dat bij 73% van dat bij 41% van de patiënten alle be- 278-86. + Minder hand-voetsyndroom bij behandeling van mCRC met S-1 DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER Behandeling met capecitabine is geassocieerd met een relatief hoge incidentie van hand-voetsyndroom. Tijdens ECCO2017 presenteerde drs. Robert Jan Kwakman, arts-onderzoeker bij het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, de resultaten van de gerandomiseerde fase 3-SALTO-studie. Deze laten zien dat behandeling met de fluoropyrimidine S-1 resulteert in een lagere incidentie van hand-voetsyndroom en over het algemeen beter wordt getolereerd dan capecitabine bij patiënten met gemetastaseerd colorectaalcarcinoom. Wel komt graad 3-anorexie vaker voor bij S-1. geleken met capecitabine en oxalipla- door de behandelaars. Secundaire uit- in de S-1-arm dan in de capecita- tine geassocieerd met een hogere inci- komstmaten waren onder andere de binearm (behandelaars: 45% versus dentie van hematologische en gastro- incidentie van graad 3-HFS zoals be- 73%; p=0,0005; patiënten: 58% versus intestinale bijwerkingen.3 oordeeld door behandelaars, de totale 84%; p=0,004). Ook kwam graad 3- en graad 3-incidentie van HFS zoals HFS minder vaak voor in de S-1-arm beoordeeld door de patiënten, het res- dan in de capecitabinearm (behande- SALTO-studie ponspercentage en de progressievrije laars: 4% versus 21%; p=0,003; pa- In de gerandomiseerde fase 3-SALTO- en algemene overleving (PFS en OS). tiënten: 5% versus 18%; p=0,05). De studie onderzocht de Dutch Colorectal mediane tijd tot het ontstaan van Cancer Group onder leiding van prof. graad 2- en 3-HFS was significant korter dr. Kees Punt, hoogleraar Medische Minder hand-voetsyndroom in de capecitabinearm: twee maanden Oncologie in het Academisch Medisch In totaal werden 80 patiënten geran- tegenover drie maanden in de S-1- Centrum te Amsterdam, de toxiciteit en domiseerd naar de S-1-arm en 81 naar arm”, aldus onderzoeker Robert Jan Capecitabine is een standaardbehan- cieerd met een aanzienlijke incidentie de werkzaamheid van S-1 versus cape- de capecitabinearm.4 Beide armen Kwakman. deling bij patiënten met gemetasta- van het hand-voetsyndroom (HFS). citabine als eerstelijnsbehandeling bij waren goed in balans op het gebied van seerd colorectaal carcinoom (mCRC). S-1 is een orale, vierdegeneratiefluoro- patiënten met mCRC. Toevoeging van onder andere leeftijd, fysieke kenmer- Hoewel capecitabine over het alge- pyrimidine die bij Aziatische patiën- bevacizumab werd in beide studie- ken en behandeling met bevacizumab. Minder dosisreducties meen een gunstiger toxiciteitsprofiel ten een lagere HFS-incidentie geeft armen toegestaan. De primaire uit- “De totale HFS-incidentie, zoals be- Wat betreft de totale incidentie van heeft dan intraveneus 5-fluoro-uracil, dan capecitabine. Daarentegen is de komstmaat van de studie was de to- oordeeld door zowel de behandelaars bijwerkingen van graad 3 of hoger werd is deze orale fluoropyrimidine geasso- combinatie van S-1 en oxaliplatine ver- tale HFS-incidentie zoals beoordeeld als de patiënten, was significant lager er tussen beide studiearmen geen sig- 1 2 2017 - vol 8 - nummer 2 5 ECCO2017 nificant verschil gevonden. Wel werd anorexie van graad 3 significant vaker geconstateerd in de S-1-arm dan in de capecitabinearm (13% versus 3%; p=0,03). Kwakman: “Verder werd de dosis van capecitabine significant vaker verlaagd dan die van S-1: bij respectievelijk 69% en 41% van de patiënten (p=0,0008). Dit resulteerde in een lagere mediane relatieve dosisintensiteit in de capecitabinearm ver- Pembrolizumab verlengt overleving bij gevorderd urotheelcelcarcinoom geleken met de S-1-arm (89% versus 95%; p=0,035). Bij deze doses werd trexed of vinflunine, die geassocieerd 0,59-0,91; p=0,0022). Ook in de PD-L1- zijn met een beperkt klinisch voordeel hoogpositieve populatie was de media- en significante toxiciteit. Recentelijk ne OS in de pembrolizumabarm signi- liet een aantal fase 1- en 2-studies bij ficant langer dan in de chemotherapie- patiënten met gevorderd blaascarci- arm: 8,0 maanden versus 5,2 maanden noom veelbelovende resultaten zien (HR 0,57; 95%-BI 0,37-0,88; p=0,0048). met remmers van het PD-1/PD-L1- Daarnaast lieten de resultaten van een immuuncheckpoint. Zo bleek uit de subgroepanalyse zien dat het OS- fase 1b-KEYNOTE-12-studie dat pem- voordeel na behandeling met pembro- brolizumab een acceptabel toxiciteits- lizumab groter was bij huidige rokers 2. Kwakman JJ, et al. Expert Opin Pharmacother profiel had en geassocieerd was met dan bij patiënten die vroeger hadden 2016;17:1351-61. een algemeneresponspercentage (ORR) gerookt of die nooit hadden gerookt.” DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER S-1 dus beter getolereerd dan capecitabine.” Tussen beide studiearmen werd geen significant verschil gevonden in de mediane PFS en de OS na twaalf en achttien maanden. Referenties 1. Cassidy J, et al. Ann Oncol 2002;13:566-75. Over het algemeen leiden de huidige tweedelijnsbehandelingen bij het gevorderd urotheelcelcarcinoom tot een beperkt klinisch voordeel en aanzienlijke toxiciteit. Uit de presentatie van dr. Andrea Necchi (Milaan, Italië) tijdens ECCO2017 blijkt nu dat de PD-1remmer pembrolizumab geassocieerd is met een significant betere respons en algemene overleving in vergelijking met chemotherapie. Bovendien blijkt uit de gerandomiseerde KEYNOTE-045-studie dat pembrolizumab een gunstiger toxiciteitsprofiel heeft. 3. Hong YS, et al. Lancet Oncol 2012;13: Waar bij het gevorderd urotheelcel- met gerecidiveerde of progressieve van 26%, waarvan 11% complete res- 1125-32. carcinoom platinumbevattende chemo- ziekte geen standaardbehandeling. Een ponsen (CR).1 4. Kwakman JJ, et al. ECCO 2017; abstract therapie de standaardeerstelijnsbehan- aanzienlijk deel van deze patiënten 2BA. deling is, bestaat er voor patiënten wordt behandeld met taxanen, peme- DOORBRAAKPIJN. DAT MOET JE VOORKOMEN, TOCH? TAK.0019 Instanyl_Website_Traffic_Advertentie_3x_Oncologie up to date_160x226.indd 3 6 2017 - vol 8 - nummer 2 initieerden Andrea Necchi en collega’s geen significant verschil gevonden tus- de gerandomiseerde fase 3-KEYNOTE- sen de mediane PFS in beide armen 045-studie. Hierin onderzochten zij de (2,1 maanden in de pembrolizumab- en werkzaamheid en toxiciteit van pem- 3,3 maanden in de chemotherapiearm; brolizumab versus chemotherapie bij HR 0,98; p=0,42). Wel was de PFS na patiënten met gerecidiveerd of pro- twaalf maanden 16,8% na behandeling gressief, gevorderd urotheelcelcarci- met pembrolizumab en slechts 6,2% noom. De chemotherapie bestond uit na chemotherapie”, aldus Necchi. De paclitaxel, docetaxel of vinflunine, naar ORR was 21,1% in de pembrolizumab- keuze van de behandelaar. De primaire en 11,4% in de chemotherapiearm uitkomstmaten waren de progressie- (p=0,001) binnen de totale populatie, en vrije en algemene overleving (PFS en 21,6% versus 6,7% in de PD-L1-hoog- OS) in de totale en PD-L1-positieve positieve populatie (geen p-waarde be- populatie. Secundaire uitkomstmaten rekend door ontbreken alfa). De me- waren onder andere de veiligheid, de diane tijd tot respons was 2,1 maanden ORR en de responsduur (DOR) in de in beide armen en de DOR na twaalf totale en PD-L1-positieve populatie. maanden 68% in de pembrolizumab- PD-L1-positiviteit werd gegeven als het vergeleken met 35% in de controlearm. gecombineerde percentage positieve “Behandelingsgerelateerde bijwerkin- tumor- en immuuncellen (CPS). Een gen werden vastgesteld bij 61% van hoge PD-L1-expressie werd vastge- de patiënten die werden behandeld steld op een CPS van ≥10%. met pembrolizumab en bij 90% van de chemotherapie. Daarnaast was de inci- Raadpleeg onze KIESWIJZER op pijnenkanker.nl En word online snel wegwijs in de komende nieuwe richtlijn Pijn bij kanker. U kunt er direct uw nieuwe OmrekenApp downloaden. Want: nieuwe richtlijn, nieuwe conversiefactoren. Betere OS dentie van graad 3- tot 5-bijwerkingen Ten tijde van de analyse waren 542 slechts 15% in de pembrolizumab- en patiënten 1:1 gerandomiseerd en was 49% in de chemotherapiearm. De meest de mediane follow-up 14,1 maanden.2 voorkomende graad 3- tot 5-bijwerkin- De behandeling was gestopt bij 217 gen in de pembrolizumabarm waren van de 266 (82%) behandelde patiën- vermoeidheid, misselijkheid en diarree. ten in de pembrolizumabarm en 252 Er werden geen onverwachte bijwer- van de 255 (99%) patiënten die behan- kingen waargenomen. Over het alge- deld werden met chemotherapie. De meen werd pembrolizumab een stuk belangrijkste redenen voor het stoppen beter verdragen dan chemotherapie”, waren progressieve ziekte (171 patiën- besloot Necchi. ten in de pembrolizumab- versus 153 NL/FENN/15/0035 Takeda Nederland BV | Jupiterstraat 250, 2132 HK Hoofddorp | T 023 566 8777 “Verder werd in de totale populatie patiënten die werden behandeld met Pijn bij kanker. Takeda helpt. www.pijnenkanker.nl Respons en toxiciteit Op grond van deze positieve resultaten 30-03-16 13:30 in de chemotherapiearm), toxiciteit (29 Op basis van deze positieve resulta- versus 40), CR (7 versus 1), besluit van ten pleitte Necchi ervoor dat pem- de behandelaar (6 versus 27), besluit brolizumab de standaardbehandeling van de patiënt (3 versus 29) en tekort- wordt bij patiënten met een gevor- komingen in de behandeling (1 versus derd urotheelcelcarcinoom na falen 2). De behandeling werd gecontinueerd van platinumbevattende therapie. bij 49 van de patiënten in de pembrolizumab- en bij 3 in de controlearm. Necchi: “In de totale populatie was de Referenties mediane OS 10,3 maanden in de pem- 1. Plimack ER, et al. Lancet Oncol 2017;18: brolizumab- en 7,4 maanden in de 212-20. chemotherapiearm (HR 0,73; 95%-BI 2. Necchi A, et al. ECCO 2017: abstract 3LBA. ECCO2017 Vergelijkbare uitkomst axillaire lymfeklierdissectie en radiotherapie bij vroeg-invasieve borstkanker DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER De optimale lokale behandeling bij patiënten met vroeg-invasieve borstkanker is onderwerp van voortgaand onderzoek. De resultaten van de gerandomiseerde fase 3-OTOASOR-studie laten zien dat volledige axillaire lymfeklierdissectie en radiotherapie geassocieerd zijn met een vergelijkbare algemene en ziektevrije overleving. Wel resulteerde axillaire radiotherapie in minder behandelingsgerelateerde bijwerkingen. Dat waren de belangrijkste resultaten die tijdens ECCO2017 werden gepresenteerd door onderzoeker dr. Ákos Sávolt (Budapest, Hongarije). OTOASOR-studie was het percentage behandelingsge- Referenties In de gerandomiseerde fase 3-OTOA- relateerde bijwerkingen hoger in de 1. Giuliano AE, et al. JAMA 2011;305:569-75. SOR-studie vergeleek men ook de uit- ALND- dan in de radiotherapiearm: 2. Donker M, et al. Lancet Oncol 2014;15: komst van ALND met axillaire radio- 15,3% versus 4,7%. Vanwege deze re- 1303-10. therapie bij patiënten met vroeg- sultaten lijkt axillaire radiotherapie de 3. Sávolt A, et al. Clin Breast Cancer 2013; invasieve borstkanker en een positieve behandeling van voorkeur bij patiën- 13:364-70. schildwachtklier. De primaire uitkomst- ten met vroeg-invasieve borstkanker 4. Sávolt A, et al. ECCO 2017: abstract 1LBA. maat was het percentage axillaire reci- en een positieve schildwachtklier”, 5. Sávolt A, et al. Eur J Surg Oncol 2017 Jan 16. dieven, en secundaire uitkomstmaten concludeerde Ákos Sávolt. [Epub ahead of print] waren onder andere de OS en de ziektevrije overleving (DFS). (foto: © ECCO) De resultaten van een eerdere analyse Invasieve borstkanker verspreidt zich dissectie (ALND) en/of lokale radio- van de OTOASOR-studie suggereerden vaak via lymfeklieren in de oksel. Hoe- therapie. Zelfs bij een positieve schild- dat ALND geen grote gevolgen had wel dissectie van deze lymfeklieren wachtklier is de noodzaak van ALND voor een eventuele behandeling met van belang is voor regionale ziekte- nog onduidelijk en punt van discussie. adjuvante therapie.3 In de huidige controle en het verkrijgen van prog- Zo liet een aantal klinische studies bij analyse evalueerde men de uitkomst na nostische informatie, gaat deze ook borstkankerpatiënten met een positie- een mediane follow-up van acht jaar. vaak gepaard met complicaties, zoals ve schildwachtklier, waaronder de ge- In totaal werden hiervoor 2.106 patiën- het ontstaan van lymfoedeem, pijn en randomiseerde fase 3-ACOSOG Z0011- ten geïncludeerd, van wie 244 patiën- paresthesie. Gerichte lymfeklierdis- studie, zien dat dissectie van de ten behandeld werden met ALND en sectie zou de balans tussen voor- en schildwachtklier (SLND) gevolgd door 230 met radiotherapie.4,5 nadelen kunnen verbeteren. Zo is observatie niet geassocieerd is met een “Het percentage axillaire recidieven bij een negatieve schildwachtklier, de slechtere algemene overleving (OS) dan was laag in beide studiearmen: 2,0% in lymfeklier die als eerste de tumor SLND plus ALND.1 Daarnaast bleek uit de ALND- en 1,7% in de radiotherapie- draineert, de kans zeer gering dat de de Nederlandse gerandomiseerde fase arm. Daarnaast was de achtjaars-OS navolgende lymfeklieren positief zijn. 3-AMAROS-studie dat axillaire radio- 77,9% in de ALND- en 84,8% in de In dat geval is er ook geen duidelijke therapie vergeleken met ALND resul- radiotherapiearm, en de DFS respec- noodzaak om de patiënt te behandelen teert in minder bijwerkingen en een tievelijk 72,1% en 77,4%. Dit waren met een volledige axillaire lymfeklier- vergelijkbare lokale ziektecontrole. geen significante verschillen. Verder 2 Bijwerkingen na locoregionale radiotherapie bij vroege borstkanker DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER Locoregionale radiotherapie van de oksel en/of de supraclaviculaire fossa met 50 Gy in 25 fracties is een standaardbehandeling bij een deel van de vrouwen met een operabel, vroeg mammacarcinoom. Uit de door prof. dr. John Yarnold (Londen, Verenigd Koninkrijk) tijdens ECCO2017 gepresenteerde resultaten van een retrospectieve studie blijkt dat drie bestralingsschema’s met een totale stralingsdosis van rond de 40 Gy, maar intensere afzonderlijke fracties, geassocieerd zijn met vergelijkbare bijwerkingsprofielen. miseerde START A- en B-studies.1,2 In (13) of beide (31). Vijf jaar na de be- bestraling met >2 Gy per fractie (42, de START A-studie waren patiënten straling gaf 10% van de patiënten uit 40 of 39 Gy in totaal) niet schadelijker gerandomiseerd naar 50 Gy in 25 frac- de START B-studie aan na bestraling was voor de patiënten dan de bestraling ties, of 42 Gy dan wel 39 Gy in 13 frac- met 50 Gy last te hebben van zwelling met fracties van 2 Gy (50 Gy in totaal). ties. In de START B-studie waren de van de arm of hand en 12% van stijf- Wegens deze uitkomst is locoregionale patiënten bestraald met 50 Gy in 25 heid van de schouder. Na 40 Gy was radiotherapie met 40 Gy in 15 fracties fracties of 40 Gy in 15 fracties. dit bij respectievelijk 6% en 14% van van 2,7 Gy de standaardbehandeling de patiënten het geval. Daarnaast in het Verenigd Koninkrijk. Bovendien bleek uit klinisch onderzoek dat tien onderschrijven deze resultaten het be- Vergelijkbare bijwerkingsprofielen jaar na bestraling met 50 Gy 14% en lang van de gerandomiseerde DBCG 8% van de patiënten respectievelijk Skagen I-studie die momenteel pros- Yarnold en collega’s voerden de retro- lymfoedeem van de arm en stijfheid pectief de uitkomst evalueert van loco- Adjuvante radiotherapie van de oksel we bestralingsmethode ook geschikt is spectieve analyse uit op een totaal van de schouder had. Deze percenta- regionale radiotherapie met 40 Gy in en/of de supraclaviculaire fossa (SCF) voor de oksel en de SCF. Daarom onder- van 479 borstkankerpatiënten: 318 ges waren respectievelijk 5% en 3% na 15 fracties in vergelijking met 50 Gy is een standaardbehandeling voor een zochten John Yarnold en collega’s de patiënten uit de START A- en 161 uit bestraling met 40 Gy. in 25 fracties”, aldus Yarnold. deel van de patiënten met vroege uitkomst van axillaire/SCF-bestraling de B-studie.3 Van hen was bij 380 pa- borstkanker en positieve axillaire lym- met 40 Gy in 15 fracties als toevoe- tiënten alleen de SCF bestraald, bij 49 “Verder suggereerden de resultaten feklieren. Bestraling van de gespaarde ging aan de standaardbestraling van de patiënten de oksel en bij 50 patiënten van de patiëntenenquêtes dat er geen Referenties borst of de borstwand na mastectomie borst of de borstwand bij geopereer- beide gebieden. Patient reported out- duidelijk verschil bestond tussen de bij- 1. Hopwood P, et al. Lancet Oncol 2010;11: met 40 Gy in 15 fracties is een veilig en de patiënten met vroege borstkanker. come measures (PROM’s; EORTC-QLQ- werkingen van de bestralingsschema’s 231-40. effectief alternatief voor de gouden Hiervoor voerden zij een retrospectieve BR23) waren beschikbaar van in totaal van de START A- en B-studies. Ook het 2. Haviland JS, et al. Lancet Oncol 2013;14: standaard van 50 Gy in 25 fracties. On- analyse uit van de late bijwerkingen 365 patiënten. Ook deze patiënten wa- klinisch onderzoek dat tien jaar na 1086-94. duidelijk is echter of deze relatief nieu- bij borstkankerpatiënten in de gerando- ren bestraald in de SCF (n=321), oksel bestraling plaatsvond, liet zien dat 3. Griffin C, et al. ECCO 2017: abstract 3BA. 2017 - vol 8 - nummer 2 7 ECCO2017 Tijdelijk verminderde QoL na gepersonaliseerde intensieve chemotherapie bij borstkanker DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER De samenstelling en gehanteerde doses van een chemotherapieregime bepalen voor een groot deel de door de patiënt ervaren kwaliteit van leven. Uit de presentatie van prof. dr. Yvonne Brandberg (Stockholm, Zweden) tijdens ECCO2017 blijkt dat tijdens de behandeling met een gepersonaliseerd intensief chemotherapieregime de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij borstkankerpatiënten significant lager is dan na standaardchemotherapie. Na behandeling herstelden deze patiënten echter weer snel. (foto: © ECCO) chemotherapie bestond uit vier twee- m2) gevolgd door drie driewekelijkse wekelijkse cycli epirubicine (startdosis cycli docetaxel (100 mg/m2). De studie naast werd er geen verschil gevonden tenisvrije vijfjaarsoverleving.1 Daar- Bij chemotherapie wordt de dosis vaak de gerandomiseerde fase 3-PANTHER- 90 mg/m ) plus cyclofosfamide (start- werd uitgevoerd door centra in Zwe- tussen de algemene overleving in beide afgestemd op de grootte van het li- studie bij patiënten met vroege borst- dosis 600 mg/m2), gevolgd door een den, Duitsland en Oostenrijk. studiearmen. De gepersonaliseerde chaamsoppervlak van de patiënt. Door kanker met een hoog risico, de uit- pauze van drie weken en vier tweeweke- De gepubliceerde resultaten van deze chemotherapie was geassocieerd met onvolkomenheden in deze afstemming komst van een op de individuele pa- lijkse cycli docetaxel (startdosis 75 mg/ studie lieten zien dat de gepersona- meer niet-hematologische toxiciteit. kunnen echter interpatiëntverschillen tiënt toegesneden, intensieve (dose- m2). De standaardchemotherapie be- liseerde intensieve chemotherapie ge- ontstaan op het gebied van de farma- dense) chemotherapie versus standaard stond uit drie driewekelijkse cycli epi- associeerd was met een significant cokinetiek, de werkzaamheid en de adjuvante chemotherapie met vaste rubicine (100 mg/m2), cyclofosfamide verslechterde recidiefvrije overleving, Tijdelijk lagere HRQoL toxiciteit. Daarom onderzocht men in doses. De gepersonaliseerde intensieve (500 mg/m ) en 5-fluoro-uracil (500 mg/ maar een significant verbeterde gebeur- Tijdens ECCO2017 presenteerde Yvon- 2 2 Complementaire en alternatieve geneeswijzen verbeteren mogelijk kwaliteit van leven DR. ROBBERT VAN DER VOORT, MEDICAL WRITER Voor veel complementaire en alternatieve geneeswijzen bestaat nog onvoldoende klinisch bewijs om een integratie in het huidige zorgsysteem te rechtvaardigen. Resultaten van de gerandomiseerde CONGO-studie suggereren nu dat patiënten met borstkanker of gynaecologische tumoren op de lange termijn baat zouden kunnen hebben bij een chemotherapie-ondersteunend programma dat de toepassing van complementaire en alternatieve geneeswijzen mogelijk maakte. Dr. Nadja Klafke (Heidelberg, Duitsland) besprak tijdens ECCO2017 deze resultaten. Onder kankerpatiënten bestaat er be- studies waarin met de toepassing van maten waren onder andere de inciden- hoefte aan complementaire en alter- CAM’s in de zorg onderzoekt.4 In deze tie van bijwerkingen zoals misselijk- natieve geneeswijzen (CAM’s) naast studie evalueerde men de kwaliteit heid en vermoeidheid, sociale onder- conventionele therapieën. Volgens een van leven (QoL) en gerelateerde uit- steuning en de tevredenheid en het meta-analyse uit 2012 maakt ongeveer komsten onder patiënten met borst- geestelijke welzijn van de patiënten. 40% van de kankerpatiënten gebruik kanker of gynaecologische tumoren die De HRQoL-gegevens werden verzameld van CAM’s.1 Onder vrouwen die borst- naast chemotherapie standaard onder- op vijf tijdspunten: één tot twee weken kanker overleefden loopt dit percentage steunende zorg of een ondersteunende vóór randomisatie (T0) en vervolgens zelfs op tot 80%. De belangrijkste re- CAM-interventie kregen aangeboden. in de eerste week, halverwege en aan denen om CAM’s te gebruiken kunnen “De ondersteunende CAM-interventie het einde van de behandeling (T1-3), fysiek, psychologisch en sociaal zijn. bestond uit counseling, verpleegkundi- en na zes maanden follow-up (T4)”, Voor een aantal CAM’s, waaronder acu- ge ondersteuning en informatiemate- vertelt Nadja Klafke. punctuur en yoga, werden positieve riaal over evidencebased CAM’s. De pri- resultaten gemeld, maar meer klinisch maire uitkomstmaat van de studie was bewijs is gewenst voor de veilige en de gezondheidsgerelateerde QoL (HR- Langetermijneffect effectieve integratie van CAM’s in de QoL) vastgesteld op basis van de re- De patiëntenenquête kende een zeer gezondheidszorg. De gerandomiseerde sultaten uit de EORTC-QLQ-C30-pa- hoog responspercentage: van de 251 CONGO-studie is een van de klinische tiëntenenquête. Secundaire uitkomst- gerandomiseerde patiënten reageerden 2 3 8 2017 - vol 8 - nummer 2 234 patiënten op T1 (93%), 215 op T2 een ander soort gynaecologische tu- (86%), 204 op T3 (81%) en 184 op T4 mor. Bij 84% van de patiënten had de (73%). “Van de 234 patiënten op T1 chemotherapie een curatieve intentie. had 84% borstkanker, 10% ovarium- Verder was de gemiddelde leeftijd van kanker, 4% baarmoederkanker en 2% de patiënten op T1 51 jaar, was 73% van 5 (foto: © ECCO) ECCO2017 ne Brandberg een analyse van de ge- therapiearm scoorden ook tijdelijk vonden tussen de scores voor fysiek en zondheidsgerelateerde kwaliteit van slechter op vermoeidheid en algeme- seksueel functioneren in beide studie- leven (HRQoL) in de twee armen van ne bijwerkingen. Er werden tussen de armen. Na acht maanden waren al de PANTHER-studie na de eerste zes- studiearmen geen verschillen gecon- deze verschillen echter verdwenen.” tien maanden. Hiervoor werd, met stateerd in de scores voor borst- en Ten slotte bleek uit analyse van de re- name op basis van de EORTC-QLQ- armsymptomen. Na vier maanden, aan sultaten in Duitsland en Oostenrijk C30-enquête, aan het begin van de het einde van de behandeling, waren dat ook bij die patiënten vergelijkbare studie en vervolgens na twee, vier, in de intensieve-chemotherapiearm patronen in HRQoL aanwezig waren. acht, twaalf en achttien maanden de versus de controlearm de scores voor HRQoL vastgesteld. Opvallend was dat algemene gezondheidsstatus, rolfunc- het responspercentage zeer verschilde tioneren en sociaal functioneren, ver- Referenties per land: waar in Zweden 93% en 74% moeidheid en behandelingsgerelateer- 1. Foukakis T, et al. JAMA 2016;316:1888-96. van de patiënten reageerde aan res- de bijwerkingen significant verschil- 2. Brandberg Y, et al. ECCO 2017: abstract pectievelijk het begin en einde van de lend. Kleinere verschillen werden ge- 5LBA. www.imm unoncolo 1 2017 | volume gie.nl | | nummer Nieuw in 2017! 1 colitis na outs van de De ins en eckpointblokka ch immuun beide genoeg blijken dat de imkrijgen. Opvallend Dit suggereert teem te werken. immuunsys ers het pointremm die daarvoor muuncheck dat leukocyten reaactiveren in de darm dusdanig nismen aldus Andra de micro-orga niet op wel doen”, was op een dat nu ineens coauteur geerden, rst, die recentelijk che en histoNeefjes-Bo endoscopis de klinische, geassocieer artikel over van ipilimumab kenmerken 2 logische bij 27 patiënten. de colitis antibiotica strategieën aantal maligworeen groeiend dermatitis en isch beeld behandeld loptie bij colitis, g Histolog behande rst met ipilimumab gen zoals ziet Neefjes-Bo m, en patholooen Bij patiënten die de een nieuwe van der en krijgen, ntblokka daagse bijwerkinhoek, Amsterda ontstekenmerk checkpoi Dr. Robbert bij een actieve den en darmklacht met niet-alle van Leeuwen en microscopische n. dat past n vormt immuun in de lamina ook gepaard Dieren, Antoni een beeld ische meestal doeninge neutrofielen 1, n gaan echter dr. Jolanda van , coloscop darmaan recente successe zie je vaak (zie Figuur therapieë Door de king. “Daarbij jkste klinische met vergelijkbare n MDL-arts en de crypten cryptDeze nieuwe belangri en het epitheel patiënten niteiten. artikel besprekeAmsterdam, de propria, ste verschill hebben deze itis. In dit duidelijk 2). Soms in het lumen pneumon Borst, VUmc, de en de op pagina neutrofielen niet Neefjesintblokka waarbij zich gewoonlijk checkpo drs. Andra abcessen Dit zie je lijkt dat na immuun bevinden. tegenover van colitis vaak voorkomt, van de crypten Daar staat relatief Voort, medical writer Nieuw! dus om de oorzaak Omdat colitis methode kkade de aangewezen Van Dieren: eckpointblo dat coloscopie en te bepalen. n van immuunch remmer in de meeste darmklacht De bijwerkinge van de van het type stelde men bijvoorslechts afhankelijk ijk genoeg een colitis hten komen zijn ten dele ernst van he “Darmklac of bij “Opmerkel studies de notherapie en/of radiologisc wordt toegepast. CTLA-4-mo ers klinische scopie. van klachten voor bij van een en PD-1-remm 1 vast op basis beeld vaker op grond van CTLA-4therapie. we in het en zelden een combinatie juist is, zijn g met PD-1-mono ontstoken kenmerken mij niet deze volgens behandelin vaker bij kanaal dan bij Omdat dit ek steeds maag-darm Leeuwenho voor. Soms het gehele Hierbij onderHoewel Antoni van het meeste gaan doen. van de komt colitis van de dunne een coloscopie de ernst kan raken, een ontsteking een patiënten ook de relatie tussen en de zien we samen met wij van diarree, gaat dit zochten e casussen de mate colitis. duidebij sporadisch met name echter geen darm zonder darm en klachten, bleek dunne Er zou , d ook van de de colitis. is aangedaan ontsteking zien bijvoorbeel ernst van het colon hten te zijn. We tussen het voorkeur Dat bij lijke correlatie milde diarreeklac dat de interactie ora een die slechts ernstige betekenen de darmfl toch een kunnen wel patiënten teem en coloscopie bij gezien e, die immuunsys maar hebben.” mucosale in de pathogenes bacte- hebben, blijken te colod rol speelt diepe ulcera om een belangrijke colitis of grote hoeveelhei diarree beter id van de is het bij opie omdat van Dieren. de aanwezighe Overigens sigmoïdosc aldus Jolanda niet een orgaan”, met colitis doen en riën in dit scopie te van de patiënten rst de rechtereen kwart heeft aan Andra Neefjes-Bo ) ongeveer Er zijn ontsteking van het colon. een ernstigere van Veldhuijsen e ont(foto © Jaap aan de linkerkant kant dan een rechtszijdig die alleen zelfs patiënten steking hebben. colitis. oedeem kade minder bij een infectieuze ckpointblok heeft dat we bij immuunche colitis; mogelijk Bij een bij infectieuze te maken. zien dan een van de biopsie vaak in biopten met de timing wat later colitis worden meestal infectieuze terwijl dit . genomen, g met ipilimumab vroege fase rde na behandelin geassociee is bij klachten dt ipilimumab er van onderschei doordat Verder ulcerosa toename van colitis colitis zich geen duidelijke vaak naar distaal zijn er minder proximaal is. Ook aanvan de ontsteking lesions en granulomen ische) skip minder basale (microscop Crohn en van constateren bij de ziekte wezig dan IBD. Daarnaast t, zose dan bij van chronicitei plasmacyto met keer tekenen die langdurig we een enkele patiënten bij sie, , aldus Neefjes. als cryptdistor van Dieren werden behandeld”eckpointblokkade Jolanda ek) ipilimumab immuunch het volcolitis na van Leeuwenho heeft, moet Hoewel karakter (foto © Antoni van de heterogeen met kennis dus een een patholoog haar voor met de diagnostiek n gens ervaring he setting en histologisc niet tegenkome klinische zijn om het die we gewoonlijk remmers”, aldus goed te doen colitis aantreffen van . g met checkpoint herkennen na behandelin beeld te Van Dieren. imling colitis studie met Behande klinische is die in een darmziekte een beeld ie worden, geen duidelijk Patholog Bij patiënten inflammatoire pathologen ers behandeld n kkade na imchronische pointremm kort hadden eckpointblo patiënten van bijwerkinge Net als bij Tot voor immuunch die sommige dan muuncheck de behandeling je net col. Van colitis na de colitis “Men kon “Soms tref (IBD) laat studieproto beeld van men voor ade kregen. beeld zien. aan het d maken pointblokk e skip lesions heterogeen in het geval gebonden onderschei een zeer muuncheck dit protocol Crohn zogenoemd ck- meestal voor geen duidelijk ziekte van weefsel elkaar immuunche “Vaak schrijft regelmatig als bij de g met prednison Dieren: door een en normaal van ook en de ontstoken een behandelin een behanis er sprake colitis veroorzaakt te infectie aan, waarbij geven aan van diarree gevallen het tussen intercurren In andere er, een zelf de voorkeur uitslag van de colorectum naar werden patiënten afwisselen. pointremm van het terwijl wij Hierdoor op de die zich ulcerosa Afhankevan een IBD. is afgestemd een ontsteking dat bij colitis behandeld. beginfase deling die zoals je net als meeste de manieren uitstrekt, kun je dus kiezen de verschillen coecum Eigenlijk wat op ïden van de colitis pagina 2 d ook ziet. de ernst n. Het enige verder op bijvoorbeel g met corticostero lijk van n met vaak Lees alles tegenkome een behandelin ontstekinge in Groningen bij IBD vrijwel centra voor zagen, waren terwijl patiënten bestaande toe niet langer iximab, infl een we tot nu of . Bij pen kenmerken of pseudopolie chronische d stenoses bijvoorbeel IBD kun je Heterog 11 9 3 kijk op Nieuwe markers predictieve met Joachim Interview en Wim Timens Immuno-oncologie is een nieuwe, snel groeiende discipline binnen de oncologie en nu al niet meer weg te denken uit de klinische praktijk. Daarom zal Uitgeverij Jaap in 2017 een nieuw medisch wetenschappelijk nieuwsblad uitgeven: Immunoncologie.nl ing Behandel Metastasen anker van longk met bestrijdenen immuno- ie radiotherap Interview Het nieuwe magazine Immunoncologie.nl met Philippe melanoom t met aangepas us herpesvir met Interview Alexander van Akkooi Lambin Aerts MEER INFORMATIE VIA [email protected] analyse, was dit slechts 78% en 34% in Oostenrijk en 70% en 35% in Duitsland.2 Vanwege deze responspercentages besloten de onderzoekers om in eerste instantie alleen de gegevens van de Zweedse patiënten te analyseren. Brandberg: “Beide armen lieten tussen POSITIEF CIE-BOM ADVIES het begin en einde van de behandeling een tijdelijke vermindering zien van de HRQoL-scores, waaronder die van de algemene gezondheidsstatus en kwaliteit van leven (QoL), en emotioneel, sociaal en seksueel functioneren. Verder scoorden de patiënten die intensieve chemotherapie kregen tijdelijk lager op onder andere algemene gezondheidsstatus en QoL, rolfunctioneren en fysiek en sociaal functioneren. De patiënten in de intensieve-chemo- hen getrouwd en had 74% kinderen”, aldus Klafke. Hoewel beide armen over het algemeen goed in balans waren “Cabozantinib (Cabometyx®) is geregistreerd voor de hadden de patiënten in de experimentele arm significant meer ervaring met behandeling van volwassen patiënten met gevorderd CAM’s dan de patiënten in de controlearm: 50% versus 34% (p=0,013). of gemetastaseerd niercelcarcinoom na eerdere De resultaten wat betreft de HRQoL lieten zien dat er op T1 tot en met T3 behandeling van vascular endothelial growth factor geen significant verschil was tussen (VEGF)-targeted therapie”.1 beide studiearmen. Volgens Klafke kunnen mogelijke oorzaken hiervan zijn 3 dat patiënten in de controlearm ook ✔ OS ✔ PFS ✔ ORR CAM’s gebruikten of dat de patiënten 1 in de interventiearm hogere verwachtingen hadden. Op T4 was de HRQoL in 1 de interventiearm significant beter dan in de controlearm (p=0,0095). Verder 1 waren de patiënten in de interventiearm minder vermoeid en zelf-effectiever dan de patiënten in de controlearm (respectievelijk p=0,058 en p=0,002). Klafkes verwachting is dat aanvullende analyses van de HRQoL en de kosteneffectiviteit verder inzicht zullen geven in het nut van deze ondersteunende CBZ-NL-000006 CAM-interventie. Referenties 1. Horneber M, et al. Integr Cancer Ther 2012; 11:187-203. 2. Wanchai A, et al. Clin J Oncol Nurs 2010; 14:E45-55. 3. Klafke N, et al. Eur J Oncol Nurs 2014;18: 329-36. 1. Voor meer productinformatie zie verkorte SmPC elders in dit blad. 4. Klafke N, et al. Support Care Cancer 2016;24: 2341-50. 5. Klafke N, et al. ECCO 2017: abstract 1BA. 20170316 Cabometyx® Advertentie Cie-BOM 210x297.indd 1 16-03-17 08:31 2017 - vol 8 - nummer 2 9 19e Nationale Longkanker Symposium 19e Nationale Longkanker Symposium De Koepelkerk in Amsterdam was op 20 januari jl. traditiegetrouw het toneel van het 19e Nationale Longkanker Symposium. Onderwerpen tijdens deze editie waren onder meer antibody drug conjugates bij de behandeling van Antibody-drug conjugates beloftevol bij behandeling mesothelioom mesothelioom en de keuze tussen een- en tweemaaldaagse bestraling bij kleincellig longcarcinoom. Verder werd de Vera Bonta-prijs uitgereikt voor het beste proefschrift over onderzoek naar longkanker. DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST Antilichamen gekoppeld aan geneesmiddelen zijn een veelbelovend nieuw type medicijn voor de behandeling van kanker. De afgelopen jaren is er substantiële vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van dergelijke antibody-drug conjugates. Medisch oncoloog dr. Raffit Hassan (National Cancer Institute, Bethesda, Verenigde Staten) doet onderzoek naar de inzet van deze middelen bij mesothelioom en vertelde tijdens het Longkanker Symposium over de voortgang hiermee. perkt tot expressie, met name op de men aanzienlijk afnam (tot 20%).2 de maximaal tolereerbare dosis wer- mesotheelcellen van de pleura, het Daarbij werd in deze studie met refrac- den behandeld, werd een partiële res- peritoneum en het pericard. Mesothe- taire patiënten een duurzame tumor- pons gezien. En bij de helft van line kan binden aan celadhesiemole- respons van ten minste twee jaar ge- de mesothelioompatiënten die het culen en speelt mogelijk een rol bij de zien bij drie patiënten. middel als tweedelijnsbehandeling ingroei van tumoren in weefsels. Maar omdat een voorbehandeling met kregen, was sprake van een partiële immunosuppressiva niet optimaal is, respons. Hassan: “Belangrijker was hebben Hassan en collega’s ook onder- dat deze respons duurzaam was. Van Mesotheline zoek gedaan naar een minder immuno- de vijf patiënten met een partiële Hassan liet zien dat in de eerste studie geen immunotoxine. Laboratoriumon- respons zijn er drie bij wie de respons met een ADC gericht tegen mesothe- derzoek met het immunotoxine RG7787 nog steeds aanhoudt.” Deze resulta- line er nauwelijks een antitumoreffect liet zien dat dit middel actiever is dan ten waren de aanleiding om een fase werd gezien.1 Hassan: “Een van de be- SS1P tegen mesothelioomcellen en dat 2-studie met anetumab ravtansine te langrijkste redenen hiervoor was dat er sprake was van een synergistisch starten. Hassan vertelde verder dat het gekoppelde medicijn SS1P op zich- effect met nab-paclitaxel. Een muizen- dit medicijn momenteel ook wordt zelf immunogeen was. Bij 88% van de studie met de combinatie van het ADC onderzocht bij patiënten met adeno- patiënten ontstonden neutraliserende RG7787 en nab-paclitaxel toonde com- carcinomen van de long met een hoge expressie van mesotheline. Raffit Hassan vertelde dat de bedoeling gerichte trastuzumab, dat ervoor zorgt antilichamen. Daardoor kon slechts plete tumorregressie van geïmplan- van antibody-drug conjugates (ADC’s) dat de cel in apoptose gaat. “De meeste één behandeling worden gegeven.” teerde tumoren.3 Het medicijn wordt is om enkel kankercellen aan te vallen andere antilichamen die gericht zijn In een poging om het middel werk- momenteel onderzocht in een fase 1- met tegen kanker gerichte antilicha- tegen solide tumoren binden echter zamer te maken gebruikten de onder- studie die sinds juli 2016 loopt. Referenties men. Hij toonde dat er verschillen- wel aan de cellen, maar hebben geen zoekers twee strategieën: enerzijds Ten slotte besprak Hassan het onder- 1. Hassan R, et al. Clin Cancer Res 2007; de typen ADC’s zijn, waarbij het anti- directe antitumoreffecten. Deze anti- het dempen van de immuunrespons zoek naar het ADC anetumab ravtan- 13:5144-9. lichaam bijvoorbeeld aan een cyto- lichamen zijn wel geschikt voor ge- met immunosuppressiva en anderzijds sine. 2. Hassan R, et al. Science Transl Medicine toxisch middel of aan een radio-iso- bruik als immunoconjugaten.” het aanpassen van het medicijn zodat lichaam tegen mesotheline, dat is ge- 2013;5:208ra147. toop wordt gekoppeld. Deze middelen De Amerikaanse mesothelioomexpert het minder immunogeen werd. Hassan koppeld aan het cytotoxische medicijn 3.Zhang J, et al. Clin Cancer Res 2017 zijn een aantrekkelijke optie voor de vertelde vervolgens over de ontwikke- vertelde dat een voorbehandeling met DM4. Een fase 1-studie met dit middel doi:10.1158/1078-0432.CCR-16-1667 [Epub behandeling van kanker, stelde Hassan, ling van ADC’s die gericht zijn tegen pentostatine en cyclofosfamide voor- bij 77 patiënten met tumoren met over- ahead of print]. omdat monoklonale antilichamen op mesotheline, een membraangebonden kwam dat antilichamen ontstonden in expressie van mesotheline toonde dat 4. Blumenschein GR, et al. J Clin Oncol 2016; zichzelf slechts in zeldzame gevallen eiwit dat veelvuldig tot expressie komt een muismodel. Ook toonde hij dat sommige patiënten een duurzame tumorcellen kunnen doden. Een uit- op verschillende solide tumoren. In hierdoor in een pilotstudie met tien respons hadden. Bij vijf van de zestien 5. Hassan R, et al. J Thor Oncol 2015;10 supple- zondering hierop is het tegen HER2 gezond weefsel komt dit slechts be- patiënten het ontstaan van antilicha- patiënten met mesothelioom die met 4,5 Dit ADC bestaat uit een anti- 34(suppl): abstr 2509. ment 2:S119. Tweemaal daags bestralen standaard bij kleincellig longcarcinoom DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST De resultaten van de CONVERT-studie tonen dat een radiotherapieschema met 66 Gy in een eenmaal daagse bestraling niet leidt tot betere uitkomsten dan een tweemaal daags schema met in totaal 45 Gy bij de behandeling van patiënten met kleincellig longcarcinoom in een vroeg stadium. Hoofdonderzoeker prof. dr. Corinne Faivre-Finn (Christie Hospital, Manchester, Verenigd Koninkrijk) besprak tijdens het Longkanker Symposium de resultaten en haar interpretatie hiervan. geen significant verschil tussen beide was opgezet om de gelijkwaardigheid studie. “Er was meer hematologische groepen, met uitzondering van het van de behandelingen aan te tonen. toxiciteit bij de oudere patiënten, maar vaker optreden van neutropenie bij de Daarbij is er slechts één studie, de er was geen verschil met de jongere tweemaal daags behandelde patiënten. Intergroup 0096, waarin er een voor- patiënten wat betreft andere toxici- Faivre-Finn vertelde dat zij destijds deel werd gezien van eenmaal daagse teit. Ook in de totale en de progressie- op het ASCO-congres nog geconclu- chemoradiatie. Ten slotte zijn er geen vrije overleving was er geen verschil. deerd had dat de overleving niet beter belangrijke verschillen in het optreden De take-home message is daarom dat was bij een tweemaal daagse bestra- van toxiciteit.” chemoradiatie veilig en effectief is ling en dat de toxiciteit niet was ver- voor oudere patiënten.” Volgens Faivre- groot met dit schema. Zij stelde toen Wel stelde zij dat het eenmaal daagse Finn moet tweemaal daagse chemo- dat de resultaten het gebruik van schema vanuit praktische overwegin- radiatie beschouwd worden als stan- beide schema’s rechtvaardigden. gen een alternatief kan zijn. “Ik denk daardzorg, ook voor fitte, oudere pa- dat dit acceptabel is als patiënten tiënten. “De behandeling wordt goed Corinne Faivre-Finn was gevraagd om Gy in 30 tweemaal daagse fracties of de resultaten van de CONVERT-studie 66 Gy in 33 eenmaal daagse fracties). toe te lichten. De uitkomsten van deze Na een mediane follow-up van 45 hiervoor een voorkeur hebben of verdragen, er is een goede therapie- eerste grote gerandomiseerde studie maanden was de mediane totale over- Veranderde interpretatie als dit vanwege logistieke redenen trouw en er is een trend die wijst naar de waarde van een tweemaal leving 30 maanden voor de tweemaal Een half jaar later was haar interpre- gemakkelijker is. Wat betreft de im- op een betere overleving. Bovendien daagse bestraling van patiënten met daagse chemoradiatie en 25 maanden tatie van de uitkomsten echter ver- plicaties voor de klinische praktijk hoeven patiënten minder vaak naar een vroeg stadium van kleincellig long- voor de dagelijkse chemoradiatie. De anderd, vertelde de van oorsprong zijn er nu dus twee opties, maar in ons het ziekenhuis.” carcinoom (SCLC) werden bekendge- tweejaarsoverleving, de primaire uit- Franse radiotherapeut. Faivre-Finn: centrum is de tweemaal daagse che- maakt tijdens het ASCO-congres in komstmaat van de studie, was respec- “Ik denk dat tweemaal daagse chemo- moradiatie momenteel de standaard.” 2016.1 Voor het onderzoek werden 547 tievelijk 56% en 51%; dit verschil was radiatie de standaardbehandeling moet Vervolgens besprak Faivre-Finn een Referentie patiënten (stadium I-III) behandeld niet statistisch significant. Wat betreft zijn. Het is namelijk belangrijk om te subgroepanalyse van de oudere pa- 1. Faivre-Finn C, et al. J Clin Oncol 2016;34 met twee chemoradiatieschema’s (45 het optreden van bijwerkingen was er realiseren dat de CONVERT-studie niet tiënten (>70 jaar) in de CONVERT- 10 2017 - vol 8 - nummer 2 (suppl): abstr 8504. 19e Nationale Longkanker Symposium/AvL Prijs Longkankerscreening optimaliseren DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST Tijdens het Longkanker Symposium werd ditmaal ook de Vera Bonta-prijs uitgereikt. Deze prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt voor het beste proefschrift op het gebied van longkanker in Nederland en België. Prijswinnaar was dr. Marjolein Heuvelmans, momenteel in opleiding tot longarts in het Medisch Spectrum Twente te Enschede, die promoveerde op onderzoek naar het optimaliseren van longkankerscreening met lagedosis-CT-scans.1 Hiervoor maakte zij gebruik van data van de NELSON-studie. Marjolein Heuvelmans vertelde onder sprake was van een exponentiële is bij ongeveer 10% van de deelnemers, meer dat in de Verenigde Staten, waar groeisnelheid. “Dat is zoals verwacht, is 6% van de nodules kanker. Dat is longkankerscreening voor bepaalde maar nu hebben we aangetoond dat dus een veel hoger percentage dan bij groepen rokers al realiteit is, bij onge- het ook werkelijk zo is. Dat laat zien de basismetingen.” veer een kwart van de patiënten fout- dat de volumeverdubbelingstijd een positieve resultaten worden gevonden. goede maat is om de groei van long- Ten slotte meldde Heuvelmans dat “Dat is een onacceptabel hoog aantal. kanker weer te geven.” het gunstig is als radiologen op eigen Het onderwerp van mijn proefschrift inzicht kunnen afwijken van het was hoe we het aantal fout-positieve screeningsprotocol. “Er zijn situaties Niet alle nodules zijn longkanker waarbij radiologen nodules zien die De promovenda vond onder meer dat de Verder meldde Heuvelmans dat uit de ten worden doorgestuurd voor verder accuratesse van longkankerscreening data van de NELSON-studie blijkt dat onderzoek, maar die zij als duidelijk verbeterd kan worden door gebruik te bij 50% van alle deelnemers minstens goedaardig classificeren.” Het afzien maken van het volume van nodules in één longnodule werd gezien op de van verder onderzoek in dergelijke plaats van de diameter hiervan. “Op eerste scan, maar dat slechts minder gevallen gaf in de NELSON-studie een dit moment wordt in de praktijk de dan 1% van deze nodules kwaadaardig reductie van het aantal fout-positieve gevallen met 22%. resultaten kunnen verminderen.” volgens het screeningsprotocol moe- diameter van nodules gemeten, maar was. Heuvelmans: “Opvallend is dat we weten dat diametermetingen ei- wanneer iemand een longnodule heeft genlijk helemaal niet zo precies zijn. van minder dan 100 mm2 of 5 mm hij Want een nodule is geen perfect bol- dezelfde lage kansen heeft op het ont- Het beschreven onderzoek werd uitge- letje en groeit niet in alle richtingen wikkelen van longkanker als iemand die voerd bij het Center for Medical Imaging, hetzelfde uit.” helemaal geen nodules heeft. Daarom onderdeel van het UMC Groningen. stellen we dat deze nodules vergelijk- De promotors waren prof. dr. Matthijs Tevens vond Heuvelmans dat de volu- baar zijn met een negatief screenings- Oudkerk, prof. dr. Harry Groen en meverdubbelingstijd een goede maat resultaat.” prof. dr. Rozemarijn Vliegenthart. is voor het kwantificeren van de groeisnelheid van nodules. Uit de analyse Bij nieuwe longnodules geldt deze van 47 longtumoren waarvan ten min- richtlijn echter niet, vond Heuvelmans. Referentie ste drie CT-scans beschikbaar waren “Als bij rokers een nieuwe longnodule 1. Heuvelmans MA. Optimization of nodule voordat de diagnose longkanker werd wordt gevonden na een eerder nega- management in CT lung cancer screening. gesteld, bleek dat er bij de tumoren tief screeningsresultaat, wat het geval Groningen: Rijksuniversiteit Groningen; 2015. Kankercellen uithongeren door gebrek aan aminozuren Nature.1 Daarin doen Loayza-Puch en DRS. HUUP DASSEN, WETENSCHAPSJOURNALIST zijn collega-onderzoekers onder lei- De Antoni van Leeuwenhoek Prijs 2016 is toegekend aan de Boliviaanse moleculair bioloog dr. Fabricio Loayza-Puch die als postdoc in het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam werkt. Hij krijgt de onderscheiding voor zijn onderzoek naar de voedingsbehoefte van tumorcellen. Om hun grote delingsactiviteit in stand te houden, hebben deze cellen grote behoefte aan bouwstoffen. Hij ontdekte dat de aanvoer van bepaalde aminozuren hierin een beperkende factor kan zijn. ding van prof. dr. Reuven Agami ook uit de doeken wat de praktische betekenis van de methode kan zijn. In monsters van niercelkanker ontdekten ze dat het aminozuur proline de groeibeperkende factor is. Bovendien stelden zij vast dat in de cellen de activi- De Antoni van Leeuwenhoek Prijs geplakt. In normaal functionerende meestal ongehinderd verlopen. De teit van het enzym PYCR1 verhoogd Fabricio Loayza-Puch wordt elk jaar in januari uitgereikt aan cellen zijn hiervoor altijd voldoende aminozuren worden stuk voor stuk is. Dit enzym is onmisbaar voor de (foto: © Antoni van Leeuwenhoek) de meest getalenteerde jonge onder- vrije aminozuren beschikbaar, al was in de juiste volgorde aaneengeregen. biosynthese van proline. Remming van zoeker van het afgelopen jaar. Fabricio het maar omdat er slechts een beperkt Ontstaat er echter een tekort aan een dit enzym vertraagde de groei van de Loayza-Puch kreeg de prijs voor een beroep op wordt gedaan. In sneldelend bepaald aminozuur, dan zal de syn- tumor. Hoge PYCR1-activiteit wordt techniek waarmee de voedingsbehoefte kankerweefsel blijkt de concentratie these op een bepaald moment stag- ook vaak vastgesteld in invasieve aminozuren te schrappen uit iemands van tumoren in kaart kan worden ge- van sommige aminozuren echter zo neren. Met de diricore-techniek kan mammacarcinomen, wat erop duidt dieet. “We zijn nu voor allerlei soorten bracht, differential ribosome codon rea- laag te zijn, dat die vroeg of laat een worden bepaald welk codon in het dat ook bij dat type kanker de concen- tumoren aan het onderzoeken waar die ding (diricore) genoemd. beperking wordt voor de groei. Het is RNA, en dus welk aminozuur, voor de tratie van proline beperkend kan zijn zwakke plekken qua voedingsbehoefte dien vrijwel onmogelijk om specifieke echter extreem lastig om te achter- stagnatie zorgt. Met de techniek kan voor de groei. Dat vermoeden werd precies zitten en hoe we hier iets mee Deze naam verraadt al veel van het halen welke aminozuren de groei van de voedingsbehoefte van elke wille- bevestigd toen met de CRISPR-Cas9- kunnen doen. Op dit moment doen idee erachter. In de ribosomen, de ei- een specifieke tumor beperken. Dat keurige tumor worden achterhaald. techniek het gen voor PYCR1 werd we dat met celkweken in het labora- witfabriekjes van de cel, wordt de in blijkt bovendien per tumor en per uitgeknipt. Dit leidde tot een aan- torium en met muismodellen.” zienlijk vertraagde tumorgroei. messenger-RNA vervatte code afge- patiënt te kunnen verschillen. lezen en worden de aminozuren die De diricore-techniek maakt de bepa- Proline Loayza-Puch benadrukt dat zijn werk nodig zijn voor de opbouw van een ei- ling wel mogelijk. In gezonde cellen De ontdekking was goed genoeg voor nog niet direct toepasbaar zal zijn Referentie wit in de juiste volgorde aan elkaar zal de translatie van mRNA naar eiwit een publicatie in het gezaghebbende binnen het ziekenhuis. Het is boven- 1. Loayza Puch F, et al. Nature 2016;530:490-4. 2017 - vol 8 - nummer 2 11 Sarcomen/SUMO-eiwitten Vici-beurzen voor onderzoek naar SUMO-eiwitten en sarcomen DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST te zijn, maar onderzoek is teamwork uit te gaan van verschillende typen en ik zie deze toekenning als groot stamcellen of voorlopercellen en ook De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) kent dit jaar 34 wetenschappers een persoonsgebonden Vici-beurs van 1,5 miljoen euro toe, bedoeld als onderzoeksfinanciering voor een periode van vijf jaar. Het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden valt in de prijzen met twee preklinische projecten: moleculair bioloog dr. Alfred Vertegaal voor onderzoek naar de rol van SUMO-eiwitten in celdelingen en patholoog en klinisch moleculair bioloog prof. dr. Judith Bovée voor haar werk aan de moleculaire pathologie van sarcomen. Beide onderzoeken vallen binnen het LUMC-profileringsgebied Cancer Pathogenesis and Therapy. compliment aan mijn hele onderzoeks- gaan we microtumoren opkweken uit groep. In het huidige project richten wij cellen die we isoleren uit chirurgisch ons specifiek op celdelingsprocessen en verwijderd tumormateriaal. Deze aan- de mogelijke resultaten geven richting pak zal worden gevolgd door drie pro- aan de ontwikkeling van nieuwe anti- movendi die verschillende sarcoom- kankerbehandelingen.” typen voor hun rekening nemen: kraakbeentumoren, vaattumoren en osteosarcomen.” Drie deelprojecten Judith Bovée, werkzaam op de afdeling Pathologie, wil nader onderzoeken Gemuteerde voorlopercellen hoe sarcomen ontstaan en zoekt naar Voor het kraakbeentumorproject zul- nieuwe therapeutische wegen. Sarco- len humane mesenchymale stamcellen men zijn zeldzame tumoren in botten (MSC’s) worden gebruikt, voor het en weke delen, die vaak bij jonge pa- vaattumorproject human umbilical vein tiënten voorkomen. Van de circa 800 endothelial cells (HUVEC’s) en voor Nederlandse patiënten die jaarlijks het osteosarcoomproject MSC’s uit deze diagnose krijgen, worden er zo’n muizen en honden. Bovée: “Er zullen Vertegaal: “De mogelijke resultaten geven richting aan de ontwikkeling van nieuwe antikankerbehandelingen” Alfred Vertegaal (foto: © Sanneke Fisser) 300 behandeld in het LUMC. Er zijn genetische veranderingen in deze inmiddels ruim 50 verschillende sar- cellen worden geïnduceerd waarvan coomtypen beschreven en Bovée heeft we weten dat ze essentieel zijn voor daar in belangrijke mate aan bijge- de groei van sarcomen. Vervolgens dragen. “Het probleem is dat er voor gaan we kijken in hoeverre die stam- sarcomen nauwelijks representatieve cellen inderdaad sneller gaan groeien modelsystemen bestaan,” legt zij uit. en of ze tumoren gaan vormen. Bij “Noch ten behoeve van fundamenteel kraakbeentumoren is sprake van een onderzoek naar het ontstaan ervan, meerstapsprogressiemodel. Uit uitge- SUMO-eiwitten (SUMO staat voor small kunnen verwijderen. hebben een nieuwe methodologie ont- noch om behandelingen te testen. We breide DNA-sequencing van patiënten- ubiquitin-like modifier) zijn kleine, aan Sinds de jaren vijftig van de vorige wikkeld om doeleiwitten op te sporen willen nu sarcomen genereren door materiaal is gebleken dat het gaat om ubiquitine verwante eiwitten die in eeuw is bekend dat eiwitfuncties kun- en dat heeft geleid tot de SUMOylation cellen kunnen worden verbonden aan nen worden gemodificeerd door plaat- Motif Matcher, een programma waar- andere eiwitten. Uit eerder onderzoek sing van fosfaatgroepen en dat deze mee kan worden voorspeld of en op van Alfred Vertegaal, die sinds 2003 fosforylering onder andere cruciaal is welke plaats eiwitten kunnen worden werkzaam is bij de afdeling Molecu- voor de celdelingsregulatie. Inmiddels ge-SUMO’yleerd.” laire Celbiologie, is gebleken dat deze zijn er ruim 25 medicamenten goed- posttranslationele modificaties grote gekeurd die zijn gericht tegen fosfory- Rol in celdeling Voorts vond Vertegaal sterke aanwij- Bovée: “De tumormodellen willen we gebruiken om goed in kaart te brengen welke moleculaire signaleringspaden in de tumoren (hyper)actief zijn en met welke bestaande medicijnen deze paden kunnen worden geblokkeerd” zingen dat SUMO’ylering en fosforylering elkaar beïnvloeden. Hij ontdekte ook dat zodra de SUMO-conjugatiecascade wordt uitgeschakeld, de celdeling stagneert. “Dat biedt natuurlijk perspectieven voor het ontwikkelen van nieuwe medicijnen tegen kanker. We willen nu preciezer weten welke celdelingseiwitten op welke plekken worden ge-SUMO’yleerd, maar vooral invloed uitoefenen op cellulaire pro- leringsenzymen (kinases), vaak toe- ook hoe SUMO’ylering en fosforyle- cessen zoals transcriptie, pre-mRNA- gepast als antikankermiddel. ring in het celdelingsproces met el- splicing, translatie, eiwittransport, re- Het vergelijkbare proces van SUMO’ kaar samenwerken en elkaar in balans plicatie en herstel van DNA-schade. ylering werd pas in 1996 ontdekt, het houden.” Er zijn inmiddels vier SUMO-typen jaar waarin Vertegaal in Leiden af- Vertegaals onderzoek aan SUMO’s le- beschreven en een driestapscascade studeerde als biomedisch wetenschap- verde al eerder Veni- en Vidi-subsidies van SUMO-conjugerende enzymen. per. Inmiddels is, mede dankzij het op en een toelage van de European Ook bestaan er specifieke proteasen werk van zijn onderzoeksgroep, veel Research Council. “Deze Vici heet die SUMO weer van hun doeleiwitten meer over SUMO-eiwitten bekend. “We weliswaar een persoonlijke subsidie 12 2017 - vol 8 - nummer 2 Judith Bovée (foto: © Arno Massee Fotografie) Sarcomen/SUMO-eiwitten mutaties in genen van isocitraatdehy- Gekweekte minitumoren klompjes. Getransformeerde endo- ter for Proteomics and Metabolomics, initiatieven als de DRUP-studie (Drug drogenase, exostosineglycosyltransfe- De andere pijler is het tot driedimen- theelcellen willen we op een verge- micro-sarcs die zijn opgekweekt uit Rediscovery Protocol), waarin patiën- rase, p53-eiwit en retinoblastoomeiwit sionale micro-sarcs opkweken van cel- lijkbare manier dwingen tot een soort patiëntenmateriaal analyseren met be- ten niet worden geïncludeerd op basis (Rb), maar ook van collageen-2A1, len die zijn geïsoleerd uit primaire vaatgroei in de kweekbakjes.” hulp van imagingmassaspectrometrie. van hun tumortype, maar op basis van waarvan nog niemand weet wat dit in sarcomen. Deze modellen worden ont- De tumormodellen wil Bovée uitein- Deze methodologie moet uiteindelijk DNA-profielen van tumorbiopten. Het de tumorcellen doet. De veelal inacti- wikkeld in samenwerking met dr. Erik delijk gebruiken om goed in kaart te leiden tot een methode om bij indi- gaat dan om uitbehandelde patiënten verende mutaties zullen zowel worden Danen van de afdeling Toxicologie brengen welke moleculaire signale- viduele patiënten (combinaties van) die vervolgens doelgerichte medicijnen geïnduceerd met de betrekkelijk nieu- van het Leiden Academic Centre for ringspaden in de tumoren (hyper)actief antikankermiddelen te testen. De drie- krijgen. De farmaceutische industrie we CRISPR-Cas9-technologie als door Drug Research. Bovée: “De bot- en zijn en met welke bestaande medicijnen dimensionale modellen bieden zo een zal niet snel nieuwe middelen ontwik- transfectie met behulp van lentivirus- kraakbeentumorcellen stimuleren we deze paden kunnen worden geblok- platform voor therapie op maat.” kelen voor een zeer zeldzaam sarcoom- sen die short-hairpin-RNA’s bevatten. met specifieke groeifactoren om, in keerd. “In het tweede deel van het on- En als het met de MSC’s niet wil lukken, plaats van één cellaag te vormen, hun derzoek willen we, in samenwerking Er zijn volgens Bovée tot nu toe rela- middelen die voor andere tumoren zullen we overgaan op geïnduceerde eigen extracellulaire matrix te produ- met dr. Liam McDonnell en prof. dr. tief weinig antikankermiddelen ge- zijn geregistreerd prima inzetbaar bij pluripotente stamcellen. ceren en uit te groeien tot tumorcel- Manfred Wührer van het Leidse Cen- registreerd voor sarcomen. “Vandaar sarcomen.” type, maar mogelijk zijn sommige Bij vaattumoren is vaak sprake van chromosomale translocaties die hebben geleid tot oncogene genfusies. Daarom gaan we HUVEC’s voorzien van dergelijke fusieproducten. We hebben in het verleden aangetoond dat genfusies bij het epithelioïde hemangioom leiden tot een verkorte versie van een bepaald eiwit, dus het volstaat om de stamcellen te voorzien van een gen Overweeg start met kuur Xofigo® bij patiënten progressief op 2e generatie hormoontherapie1,2 dat codeert voor zo’n verkort eiwit. Voor dit project werken we samen met dr. Karoly Szuhai van de afdeling Moleculaire Celbiologie. Het osteosarcoom ten slotte kent veel verschillende genetische veranderingen, maar we tasten nog in het duister omtrent de founder mutations. MSC’s uit muizen en honden vormen in het laboratorium spontaan tumoren, vaak osteosarcomen. Door die zorgvuldig te monitoren, hopen we te ontdekken welke mutaties de genomische instabiliteit induceren. Tegenwoordig wordt van veel tumoren het hele genoom in kaart gebracht om te zien of er afwijkingen zijn waar men specifiek een therapie op kan richten. Die sequencing levert veel gegevens op waarvan men meestal geen idee heeft wat ze allemaal betekenen. Met de door ons voorgestelde tumormodellen hopen we de consequenties van die genetische L.NL.MKT.SM.01.2017.1394 afwijkingen te zien.” XOFIGO® is geïndiceerd voor de behandeling van volwassenen met castratieresistent prostaatcarcinoom, symptomatische botmetastasen en geen bekende viscerale metastasen3 * De mediane overlevingswinst van Xofigo® vs placebo in de ALSYMPCA bedraagt 3.6 maanden Zie voor referenties en productinformatie elders in dit blad. XOFIGO® IS AANBEVOLEN IN DE LANDELIJKE RICHTLIJN PROSTAATCARCINOOM 2016 ALS EEN VAN DE BEHANDELOPTIES IN: 1702-NL060_Xofigo Advertentie met richtlijn Oncologie up to date 210x297.indd 1 • 1e lijn (chemo-fit & niet chemo-fit) • 2e lijn (post-docetaxel) bij mCRPC-patiënten met symptomatische botmetastasen en geen bekende viscerale metastasen4 22-02-17 10:02 2017 - vol 8 - nummer 2 13 Werkvermogen/-hervatting na kanker Prognostisch instrument voor inschatten werkvermogen na kanker DRS. FRANK VAN WIJCK, WETENSCHAPSJOURNALIST Dr. Peter van Muijen, verzekeringsarts bij het UWV, promoveerde eind november vorig jaar op onderzoek aan het VUmc in Amsterdam dat uitmondde in een prognostisch instrument voor het werkvermogen, om de verzekeringsarts te ondersteunen bij het bepalen van de arbeidsbelastbaarheid na kanker. Het kan moeilijk zijn voor een ver- helpen om te bewerkstelligen dat ie- van werk, of kan juist door te vroege zekeringsarts om een goede afweging mand wat minder hinder ervaart van terugkeer naar werk overbelast worden te maken bij de vraag of iemand na de restklachten waarvan na de behan- en snel weer uitvallen.” de behandeling voor kanker weer kan deling sprake kan zijn. terugkeren naar de werksituatie. Klach- De verzekeringsarts moet dus een ten zoals vermoeidheid of problemen goede balans vinden. Aan de ene kant Beoordeling met aandacht en/of concentratie zijn moet hij of zij voorkomen dat iemand Die zorgvuldige afweging wordt alleen immers vaak moeilijk objectiveerbaar. weer aan het werk gaat terwijl de rest- maar belangrijker nu het percentage “Maar het is wel belangrijk dat de ver- klachten van de kanker en de behan- mensen dat kanker overleeft, stijgt. zekeringsarts hierin tot een zorgvuldi- deling dusdanig ernstig zijn dat dit “De meerderheid van deze mensen is ge afweging komt”, zegt Van Muijen, eigenlijk niet kan. En aan de andere in staat binnen twee jaar na de diag- “want het is goed voor mensen die voor kant mag het niet zo zijn dat hij of nose weer terug te keren naar de werk- kanker zijn behandeld om weer aan het zij mensen ongeschikt verklaart om te situatie”, vertelt Van Muijen, “maar werk te kunnen. Het is een belangrijke werken terwijl ze dit feitelijk wel zou- tegelijkertijd leidt de diagnose kanker stap in de terugkeer naar het gewone den kunnen. Beide kunnen ernstige toch nog altijd tot 4.300 nieuwe aan- leven dat iemand had voordat hij of consequenties hebben: iemand kan zich vragen voor een arbeidsongeschikt- zij ziek was. En werken kan bovendien ten onrechte buitengesloten voelen heidsuitkering per jaar.” Werkhervatting na kanker verloopt moeizaam Drs. Michel van Dijk, wetenschapsjournalist De re-integratie op de arbeidsmarkt van mensen die kanker hebben overleefd, verloopt moeizaam. Met veertigduizend patiënten in de werkende leeftijd (18-65 jaar) bij wie jaarlijks de diagnose kanker wordt gesteld, is dat een groeiend maatschappelijk probleem. Dr. Martine van Egmond, epidemioloog en gezondheidswetenschapper, onderzocht wat de beperkende en ondersteunende factoren zijn bij de re-integratie van deze patiëntengroep op de arbeidsmarkt. Op 19 januari jl. promoveerde ze op haar onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Een van de belangrijkste bevindingen van het promotieonderzoek van Martine van Egmond is dat overlevers van kanker een dubbele verlieservaring hebben.1 Ze verliezen zowel hun baan als hun gezondheid door kanker. “Ongeveer 25% van de Nederlandse kankerpatiënten in de werkende leeftijd verliest zijn baan. Hun bestaanszekerheid staat plotseling op losse schroeven. Dat doet veel met mensen. Deze patiënten hebben niet alleen vaak lichamelijke of geestelijke klachten, zoals vermoeidheid, stress en angst, ze hebben ook weinig vertrouwen dat ze weer aangenomen zullen worden. Het blijkt dat als gevolg hiervan de kans dat zij succesvol terugkeren op de Peter van Muijen (foto: © M. van Muijen) De verzekeringsarts beoordeelt bij nemen? De combinatie van de ant- een WIA-aanvraag de belastbaarheid woorden op de 56 vragen geeft het van de werknemer, en doet een uit- beoogde inzicht. De arts zet de ant- spraak over de duurzaamheid van woorden in een Excel-overzicht om eventuele beperkingen. Hij beschikt het werkvermogen te definiëren op hiervoor over dossierstukken van bin- een schaal van nul tot tien. Die score nen en buiten de organisatie van de correspondeert niet met een aantal werkgever en neemt daarnaast het dag- uren per week, maar cohortstudies verhaal, de activiteiten die iemand wijzen wel uit dat hoe hoger de score onderneemt, in ogenschouw. Het ge- is, hoe meer mogelijkheden voor werk beurt regelmatig dat in de beoor- aanwezig zijn.” deling ook de optie van ander werk wordt meegenomen. Is iemand twee jaar ziek geweest, dan gaat het om de Pilot mogelijkheden in gangbare arbeid op Van Muijen verwacht dat het instru- basis van de vastgestelde belastbaar- ment de verzekeringsarts kan onder- heid. Van Muijen: “Ik schat dat de steunen bij de bepaling van iemands beoordelingsprocedure in tien tot vijf- belastbaarheid, of bij de vraag of een tien procent van de gevallen tot een heronderzoek noodzakelijk is. “Ge- bezwaar zal leiden.” bruikmaking van het instrument ontslaat de arts uiteraard niet van de ver- arbeidsmarkt relatief klein is.” Daar komt bij dat deze patiënten hun belastbaarheid weer moeten opbouwen. “Dat maakt dat ze onzeker zijn om te solliciteren op vacatures. Ze weten niet of ze het aangeboden werk wel aankunnen.” Betere samenwerking Er worden weinig passende interventies aangeboden voor overlevers van kanker die aan het werk willen, constateert Van Egmond. “In ons eigen onderzoek hebben we een interventie ontwikkeld waarvan we de effectiviteit, vergeleken met de care as usual, jammer genoeg niet konden aantonen. Dat kwam deels doordat het interventieprogramma niet goed bleek aan te sluiten bij de context van praktijkprofessionals, en door versnipperde begeleiding van curatieve en arbeidsgerelateerde zorg.” Dat is meteen een aanbeveling van Van Egmond. Interventies die overlevers van kanker helpen om aan het werk te komen, zijn alleen kansrijk als de samenwerking in het zorgsysteem van de ex-patiënten optimaal is. “Behandelaars, overheid, UWV en werkgevers moeten zich gezamenlijk inspannen om overlevers van kanker aan het werk te houden of te krijgen. Een meer geïntegreerde aanpak is daarom nodig. Niet alleen overlevers van kanker profiteren daarvan, maar ook de groeiende groep patiënten met chronische ziekten. Ook zij willen graag aan het werk blijven.” Referentie 1. Van Egmond MP. Thesis 2017. Return to work in cancer survivors with job loss. 14 2017 - vol 8 - nummer 2 plichting te varen op het eigen Instrument ter ondersteuning professionele oordeel”, zegt hij. “Maar Dat is weliswaar geen heel hoog per- het kan wel helpen om dat oordeel centage, maar de beoordeling kan aan te scherpen. Op dit moment loopt toch zuiverder, bedacht Van Muijen. een pilot in Breda en Goes om dit aan Vandaar het prognostisch instrument de praktijk te toetsen. In eerste in- dat hij ontwikkelde. Hij legt uit: “Ie- stantie tonen verzekeringsartsen zich mand vult hierbij een vragenlijst in, nog een beetje onwennig om met het op basis waarvan het werkvermogen instrument aan de slag te gaan, want kan worden voorspeld een jaar na het het is toch wel een wat andere werk- moment van twee jaar ziekteverzuim. wijze voor hen. Het belang van de pi- Hierbij komt een aantal elementen lot is vooral om te bepalen of het in- aan bod die de verzekeringsarts nor- strument in de praktijk toegevoegde maal niet uitvraagt, met name door waarde heeft. Hierover hopen we me- de combinatie van vragen die wordt dio dit jaar meer duidelijkheid te kun- gesteld. Kan iemand alleen onder de nen bieden. De belangstelling van douche? Kan iemand alleen de stad UWV-kantoren in andere delen van in? Of zit hij de hele dag thuis op het land om er ook mee aan de slag te de bank zonder activiteiten te onder- gaan is er intussen al wel.” Ovariumcarcinoom Toevoeging laparoscopie aan diagnostiek bij gevorderd ovariumcarcinoom DR. LINDA ZUURBIER, WETENSCHAPSJOURNALIST Bij patiënten met gevorderd ovariumcarcinoom met uitgebreide uitzaaiingen in de buikholte stijgt de overlevingskans wanneer meer tumorweefsel wordt verwijderd. Daarom is primaire cytoreductieve chirurgie plus adjuvante chemotherapie de standaardbehandeling bij dit type tumor. Primaire cytoreductieve chirurgie slaagt echter niet altijd meteen, waardoor de operatie ‘zinloos’ is en herhaald moet worden om resttumor te verwijderen. Gynaecologisch oncoloog dr. Marrije Buist, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, heeft met een gerandomiseerde klinische studie aangetoond dat het zinvol is om deze patiënten op voorhand te identificeren met laparoscopie. cludeerde’ patiënten de resultaten van studies.2,3 Maar volgens Buist is de de studie niet veranderden, zoals ook groep van 200 patiënten veel te klein beschreven in de publicatie. om een verschil aan te kunnen tonen Buist en collega’s lieten met de studie en bovendien is de overleving afhanke- zien dat een zinloze PCS vaker voor- lijker van recidieven. Daarnaast zijn kwam bij patiënten die direct PCS van de helft van de patiënten op dit ondergingen (39%) dan bij patiënten moment nog maar twee jaar follow- die eerst laparoscopie kregen (10%). updata bekend. “Daarom gaan we na Daardoor werd slechts 4% van de pa- vijf jaar opnieuw kijken naar de over- tiënten met voorafgaande laparoscopie levingsdata.” Ook bijwerkingen waren twee maal geopereerd, terwijl dit bij gelijk verdeeld tussen de groepen en er Met laparoscopie kan de kans op >1 cm de helft van de patiënten direct PCS te zorgen (WHO performance status 28% van de patiënten zonder laparo- was geen toename van complicaties resttumor na primaire cytoreductieve en werd de andere helft eerst beoor- ≥3), een grote tumor zeer vast in het scopie gebeurde. als gevolg van de laparoscopie. chirurgie (PCS) bepaald worden voor- deeld met laparoscopie. Bij ongeveer bekken hadden die mogelijk in de dat de patiënt geopereerd wordt. één derde van de laparoscopiepatiën- darm ingegroeid was, of als er sprake Het vermijden van zinloze ingrepen is Marrije Buist en collega’s onderzoch- ten werd geschat dat er >1 cm resttumor was van intrahepatische (>1 cm) of met name van belang voor de patiënt Praktijkimplementatie ten of voorselectie van patiënten op zou overblijven en dat direct PCS dus abdominale metastasen, peri-aortaal zelf: PCS is belastend en er kunnen Dat de resultaten van de studie van basis van deze kans het aantal zinloze zinloos zou zijn. Deze patiënten werden lymfadenopathie >1 cm boven de re- complicaties optreden. Daarnaast speelt Buist en collega’s waardevol zijn, wordt PCS-ingrepen (>1 cm resttumor) ver- daarom behandeld met neoadjuvante nale venen of uitgebreide betrokken- het kostenplaatje een rol. In dit kader bevestigd door de nieuwe richtlijnen laagt. Door deze voorselectie kunnen chemotherapie. heid van het mesenterium. “De brede onderzoekt Buist nu samen met drs. van de Amerikaanse Society of Gyneco- Roelien van de Vrie, arts-onderzoeker, logic Oncology en de American Society Academisch Medisch Centrum, Amster- of Clinical Oncology waarvoor deze dam, de kosteneffectiviteit van deze data zijn gebruikt.4 Binnenkort staat patiënten met een grote kans op een zinloze ingreep behandeld worden met neoadjuvante chemotherapie en daarna intervalchirurgie. Chemotherapie kan voor een afname van de hoeveelheid maligne weefsel zorgen, wat de kans op geslaagde PCS (<1 cm resttumor) vergroot. In tegenstelling “Met voorafgaande laparoscopie werd slechts 4% van de patiënten tweemaal geopereerd, terwijl dit zonder laparoscopie bij 28% van de patiënten gebeurde” tot patiënten bij wie PCS zinloos aanpak. Hierbij berekenen zij of de er overleg gepland over het landelijk kosten van de extra laparoscopieën op- implementeren van deze aanpak bij wegen tegen de kostenbesparing van de patiënten met gevorderd ovariumcar- afgenomen hoeveelheid ingrepen. De cinoom. Het Centrum Gynaecologische onderzoekers werken momenteel aan Oncologie Amsterdam handelt al wel deze analyses, die naar verwachting dit volgens deze methode. bleek, hoeven patiënten met een ge- Buist wijst op de ruime criteria die inclusiecriteria sluiten dan ook aan slaagde operatie niet nogmaals PCS gehanteerd zijn voor inclusie: alle pa- op de dagelijkse praktijk.” Wel bleek te ondergaan, maar volstaat adjuvante tiënten bij wie op basis van CT-onder- na pathologische beoordeling bij een chemotherapie. Met de voorselectie zoek gevorderd ovariumcarcinoom aantal patiënten dat zij geen gevor- Overleving 1. Rutten MJ, et al. J Clin Oncol 2017;35:613-21. identificeert men ook de kleine groep (FIGO-stadium IIB of hoger) vermoed derd ovariumcarcinoom hadden. Maar, De secundaire uitkomstmaat overleving 2. Kehoe S, et al. Lancet 2015;386:249-57. patiënten die wel een betere over- werd, werden geïncludeerd. Tenzij zij vervolgt Buist, additionele analyses was niet verschillend tussen beide 3. Vergote I, et al. N Engl J Med 2010;363:943-53. levingskans hebben met directe PCS. niet goed in staat waren voor zichzelf toonden aan dat deze ‘onterecht geïn- groepen, wat in lijn is met eerdere 4. Wright AA, et al. Gynecol Oncol 2016;143:3-15. voorjaar gepubliceerd zullen worden. Referenties Buist en collega’s toonden aan dat deze voorselectie daadwerkelijk resulteer- Marrije Buist (foto: © Marlou Pulles) de in een afname van het aantal zinloze PCS-ingrepen en publiceerden deze resultaten in Journal of Clinical Oncology.1 In deze studie werden 201 patiënten geïncludeerd, iets wat nooit had kunnen plaats vinden zonder de subsidie van ZonMw, benadrukt Buist. Om deze inclusie mogelijk te maken, hebben alle acht gynaecologisch-oncologische centra in Nederland binnen het Consortium Obstetrie en Gynaecologie deelgenomen. Zinloze PCS In het verleden zijn meerdere gerandomiseerde studies gedaan naar de waarde van primaire debulking of neoadjuvante chemotherapie.2,3 Daarom is het van belang om de laparoscopie in dit kader te onderzoeken. Buist vertelt dat de studie die zij met haar collega’s heeft uitgevoerd, de eerste gerandomiseerde studie is waarin dit is onderzocht. Hierbij onderging 2017 - vol 8 - nummer 2 15 Predictiemodellen Platform Evidencio heeft grote praktische waarde voor artsen DRS. FRANK VAN WIJCK, WETENSCHAPSJOURNALIST Evidencio is een onlineplatform dat fungeert als bibliotheek van medische voorspellende modellen ter ondersteuning van de klinische besluitvorming. Dr. Rick Pleijhuis, nu arts-assistent Interne Geneeskunde in Medisch Spectrum Twente te Enschede, kwam met het idee naar aanleiding van de bevinding tijdens zijn promotieonderzoek dat veel predictiemodellen geen klinische toepassing vinden. De mooiste ontwikkelingen kunnen Pleijhuis dook in de wereld van de min of meer toevallig tot stand komen. predictiemodellen en ontdekte dat er Evidencio is daarvan een voorbeeld. op internet duizenden circuleren. “De Rick Pleijhuis vertelt: “Mijn promotie- rapportage van die modellen is niet onderzoek aan het UMC Groningen was altijd even transparant en externe gericht op toepassing van een nieuwe validatie en een gebruiksvriendelijke technologie om borstkanker tijdens digitale rekenmachine zijn vaak niet chirurgische interventie beter zicht- beschikbaar”, zegt hij. “Ik denk dat veel baar te maken en dus te voorkomen dat van die modellen door onbekendheid trekkelijker een nieuw predictiemodel uitblijft. “De arts moet nu nog alle rele- websites van bijvoorbeeld ziekenhui- te ontwikkelen.” vante patiëntkenmerken handmatig zen en onderzoeksinstituten. Dit ge- Een andere reden waarom veel pre- invoeren, wat een extra handeling be- brek aan uniformiteit komt de moge- dictiemodellen onbenut blijven, maar tekent”, aldus Pleijhuis, “Het landschap lijkheid tot koppeling met het EPD wellicht de belangrijkste, is dat inte- aan beschikbare predictiemodellen is niet ten goede en bemoeilijkt de kwa- gratie met het elektronische patiënten- bovendien divers, waarbij modellen liteitscontrole.” dossier (EPD) en digitale richtlijnen vaak worden aangeboden op lokale “Artsen kunnen Evidencio gebruiken voor patiëntspecifieke evidencebased beslissingsondersteuning” tumorweefsel achterbleef. We bouw- ongebruikt blijven. Ze vormen daar- den een predictiemodel om een selec- naast vaak een black box. Je kunt wel tie te kunnen maken van de vrouwen aan knoppen draaien, maar hoe het voor wie toepassing van een dergelijke model tot een uitkomst komt, blijft technologie waardevol kon zijn. Het onduidelijk. Bovendien bestaan voor Figuur 1. Schematische weergave van de kernfunctionaliteiten van het online predictieplatform Evidencio. Medici en was dus niet het onderwerp van mijn één klinische vraag vaak meerdere onderzoekers worden in staat gesteld nieuwe predictiemodellen toe te voegen aan Evidencio op basis van eigen data promotieonderzoek, het was slechts modellen. Hoe kies je dan? Dat externe (panel linksboven) of eerder gepubliceerde studies (PubMed). Wanneer een nieuw model online wordt gepubliceerd, één hoofdstuk ervan. Maar toen ik het validatie vaak uitblijft, heeft mogelijk kan deze direct worden gebruikt door medici wereldwijd (panel rechtsboven). Evidencio faciliteert externe validatie van in een tijdschrift gepubliceerd had, te maken met het feit dat dit veel gepubliceerde modellen aan de hand van lokale datasets (panel linksonder). Gepubliceerde modellen kunnen worden viel me op hoe stil het bleef. Het vond werk vergt en bovendien relatief moei- aangeroepen via een application programming interface (API) voor integratie met digitale richtlijnen, keuzehulpen en niet zijn weg naar de kliniek.” lijk is te publiceren. Dan is het aan- het elektronisch patiëntendossier (panel rechtsonder). Verkorte productinformatie Venclyxto® 10 mg filmomhulde tabletten, 50 mg filmomhulde tabletten en 100 mg filmomhulde tabletten (december 2016). Naam en samenstelling: Venclyxto 10, 50 en 100 mg filmomhulde tabletten bevatten 10, 50 of 100 mg venetoclax. Indicaties: Venclyxto monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) in de aanwezigheid van een 17 p-deletie of TP53mutatie bij volwassen patiënten die ongeschikt zijn voor of bij wie een B-celreceptorremmer heeft gefaald. Venclyxto monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van CLL in afwezigheid van een 17p-deletie of TP53-mutatie bij volwassen patiënten bij wie zowel chemo-immunotherapie als een B-celreceptorremmer heeft gefaald. Dosering: De startdosis is 20 mg venetoclax eenmaal daags gedurende 7 dagen. De dosis moet gedurende een periode van 5 weken geleidelijk worden verhoogd naar de aanbevolen dagelijkse dosis van 400 mg . Contra-Indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen. Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A-remmers bij de start en tijdens de dosisopbouwfase. Gelijktijdig gebruik van preparaten met sint-janskruid. Waarschuwingen: Zie voor een volledig overzicht de SmPC tekst. Tumorlysissyndroom, waaronder fatale voorvallen, is opgetreden bij patiënten met eerder behandeld CLL met een hoge tumorlast bij behandeling met Venclyxto. Venclyxto kan een snelle afname van de tumormassa veroorzaken, waardoor in de eerste 5 weken tijdens de dosisopbouwfase een risico bestaat op het ontstaan van TLS. Veranderingen in elektrolyten die duiden op TLS, kunnen al 6 tot 8 uur na de eerste dosis venetoclax en na elke dosisverhoging optreden en moeten direct worden behandeld. Het risico op TLS blijft steeds aanwezig en is afhankelijk van meerdere factoren, inclusief comorbiditeiten. Neutropenie graad 3 of 4 is bij met venetoclax behandelde patiënten gemeld. De veiligheid en werkzaamheid van immunisatie met levende verzwakte vaccins tijdens of na therapie met venetoclax zijn niet onderzocht. Levende vaccins mogen tijdens behandeling en daarna niet worden toegediend tot de B-cellen zich hebben hersteld. Gelijktijdige toediening van CYP3A4-inductoren kan leiden tot een verlaagde blootstelling aan venetoclax en daarmee tot een risico op verminderde werkzaamheid. Gelijktijdig gebruik met een sterke of matige CYP3A4-inductor moet worden vermeden. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens gebruik van venetoclax een zeer effectieve methode van anticonceptie toepassen. Belangrijkste bijwerkingen: Zie voor een volledige overzicht de SmPC tekst. De vaakst voorkomende bijwerkingen (≥ 20%) van elke graad bij patiënten die Venclyxto kregen, waren neutropenie/verminderd aantal neutrofielen, diarree, misselijkheid, bloedarmoede, infectie van de bovenste luchtwegen, vermoeidheid, hyperfosfatemie, braken en constipatie. De meest gemelde ernstige bijwerkingen (≥ 2%) waren pneumonie, febriele neutropenie en TLS. Farmacotherapeutische groep: andere antineoplastische middelen Afleverstatus: U.R. Registratienummers: EU/1/16/1138/001-007. Registratiehouder: AbbVie Ltd, Maidenhead, SL6 4UB, Verenigd Koninkrijk. Neem voor vragen contact op met: AbbVie B.V., Wegalaan 9, 2132 JD Hoofddorp. Telefoonnummer: 088 - 322 2843 Voor gedetailleerde informatie zie http://www.ema.europa.eu en www.esempece.nl. Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden bij Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, website: www.lareb.nl of bij AbbVie B.V. tel: 088 322 2961, e-mail: [email protected] Verkorte productinformatie voor CABOMETYX 20/40/60 mg filmomhulde tabletten ▼ Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Samenstelling Elke filmomhulde tablet bevat cabozantinib (S)-malaat, equivalent aan resp. 20/40/60 mg cabozantinib. Elke filmomhulde tablet bevat resp. 15,54/31,07/46,61 mg lactose. Farmaceutische vorm Filmomhulde tablet. CABOMETYX 20 mg filmomhulde tabletten De tabletten zijn geel en rond zonder breukstreep, en hebben aan de ene zijde “XL” gegraveerd en aan de andere zijde van de tablet “20”. CABOMETYX 40 mg filmomhulde tabletten De tabletten zijn geel en driehoekig van vorm zonder breukstreep, en hebben aan de ene zijde “XL” gegraveerd en aan de andere zijde van de tablet “40”. CABOMETYX 60 mg filmomhulde tabletten De tabletten zijn geel en ovaal van vorm zonder breukstreep, en hebben aan de ene zijde “XL” gegraveerd en aan de andere zijde van de tablet “60”. Farmacotherapeutische categorie antineoplastisch middel, proteïnekinaseremmer, ATC code: L01XE26. Indicaties CABOMETYX is geïndiceerd voor de behandeling van gevorderd niercelcarcinoom (RCC, renal cell carcinoma) bij volwassenen volgend op voorgaand vasculair endotheliale groeifactor (VEGF, vascular endothelial growth factor) gerichte therapie. Dosering en wijze van toediening Behandeling met CABOMETYX dient te worden gestart door een arts die ervaren is in de toediening van antikankergeneesmiddelen. Dosering CABOMETYX (cabozantinib)-tabletten en COMETRIQ (cabozantinib)-capsules zijn niet bio-equivalent en mogen niet onderling worden verwisseld Indien een patiënt moet overschakelen van cabozantinib-capsules naar cabozantinib-tabletten, moet de patiënt doorgaan bij een CABOMETYX-dosis die niet meer mag zijn dan 60 mg of de huidige COMETRIQ-dosis (waarbij de laagste dosis moet worden gebruikt). De aanbevolen dosis van CABOMETYX is 60 mg eenmaal daags Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Voorvallen die zich gewoonlijk in het begin voordoen, omvatten hypo-calciëmie, hypokaliëmie, trombocytopenie, hypertensie, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom (PPES), proteïnurie en gastrointestinale (GI) bijwerkingen. Perforaties en fistels Patiënten die inflammatoire darmziekte hebben, tumorinfiltratie in het maag-darmkanaal hebben, of complicaties van eerdere GI-chirurgie hebben, dienen zorgvuldig te worden geëvalueerd alvorens aan te vangen met de behandeling met cabozantinib en vervolgens dienen zij nauwlettend gemonitord te worden. Persisterende of recidiverende diarree tijdens de behandeling kan een risicofactor zijn voor de ontwikkeling van anale fistels. Cabozantinib dient te worden gestopt bij patiënten die een GI-perforatie of een fistel ondervinden die niet toereikend kan worden behandeld. Trombo-embolische voorvallen Bij cabozantinib zijn gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie, en gevallen van arteriële trombo-embolie waargenomen. Cabozantinib dient te worden gestopt bij patiënten die een acuut myocardinfarct of enige andere klinisch ernstige arteriële trombo-embolische complicatie ontwikkelen. Hemorragie Patiënten met een voorgeschiedenis van ernstige bloeding voordat met behandeling wordt gestart, moeten zorgvuldig worden geëvalueerd voordat behandeling met cabozantinib wordt gestart. Wondcomplicaties Indien mogelijk, dient behandeling met cabozantinib ten minste 28 dagen vóór een geplande chirurgische ingreep, inclusief tandheelkundige chirurgische ingreep, te worden gestopt. Cabozantinib dient te worden gestopt bij patiënten met wondgenezingscomplicaties waarvoor medische interventie nodig is. Hypertensie De bloeddruk moet goed onder controle zijn voordat cabozantinib wordt ingesteld. Tijdens behandeling met cabozantinib dienen alle patiënten te worden gemonitord op hypertensie en indien nodig te worden behandeld met standaard antihypertensieve therapie. Palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom (PPES) Bij PPES dient onderbreking van behandeling met cabozantinib te worden overwogen. Nadat PPES is verminderd tot graad 1, dient cabozantinib opnieuw te worden gestart met een lagere dosis. Proteïnurie Cabozantinib dient gestopt te worden bij patiënten die nefrotisch syndroom ontwikkelen. Reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS) ook bekend als posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Met dit syndroom moet rekening worden gehouden bij elke patiënt die meerdere symptomen vertoont. Behandeling met cabozantinib dient gestopt te worden bij patiënten met RPLS. Verlenging van het QT-interval Cabozantinib dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met een voorgeschiedenis van QT-intervalverlenging, bij patiënten die anti-aritmica nemen of bij patiënten met relevante bekende hartziekte, bradycardie of elektrolytenstoornissen. Waarschuwingen gerelateerd aan hulpstoffen Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, de Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Interacties CYP3A4-remmers en –inductors Gelijktijdige toediening van sterke CYP3A4-remmers met cabozantinib dient voorzichtig benaderd te worden. Chronische gelijktijdige toediening van sterke CYP3A4-inductors met cabozantinib dient te worden vermeden. MRP2-remmers Toediening van MRP2-remmers kan resulteren in verhogingen van plasmaconcentraties van cabozantinib. Galzout-sekwestrerende middelen Deze middelen kunnen interactie geven met cabozantinib en kunnen van invloed zijn op de absorptie (of reabsorptie), resulterend in een potentieel verlaagde blootstelling. P-glycoproteïnesubstraten Cabozantinib kan potentieel plasmaconcentraties van gelijktijdig toegediende substraten van P-gp verhogen. Effect van cabozantinib op andere geneesmiddelen Er is geen onderzoek gedaan naar het effect van cabozantinib op de farmacokinetiek van anticonceptiesteroïden, onveranderd anticonceptie-effect kan niet worden gegarandeerd. Belangrijkste bijwerkingen Samenvatting van het veiligheids-profiel De meest voorkomende ernstige bijwerkingen in verband met cabozantinib zijn buikpijn (3%), pleurale effusie (3%), diarree (2%) en misselijkheid (2%). De vaakst voorkomende bijwerkingen van ongeacht welke graad (ervaren door ten minste 25% van de patiënten) omvatten diarree (74%), vermoeidheid (56%), misselijkheid (50%), verminderde eetlust (46%), palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom (PPES) (42%), hypertensie (37%), braken (32%), gewichtsvermindering (31%) en constipatie (25%). Afleverstatus U.R. Voor prijzen wordt verwezen naar de Z-index taxe. Voor de volledige productinformatie wordt verwezen naar de geregistreerde IB1-teksten. Vergunninghouder: Ipsen Pharma, 65 quai Georges Gorse, 92100 Boulogne-Billancourt , Frankrijk. Ipsen Farmaceutica B.V. Taurusavenue 33B, 2132 LS Hoofddorp. Tel.: +31(0)235541600, E-mail: [email protected] SmPC cabozantinib (Cabometyx®) SEPTEMBER 2016 OS: algehele overleving, PFS: progressievrije overleving, ORR: objectieve response rate. 1. 32952_Venclyxto_SmPC_132x120mm.indd 1 16 2017 - vol 8 - nummer 2 14-03-17 12:44 20161031 Ipsen Cabometyx VPI 132x120.indd 1 31-10-16 09:07 Predictiemodellen Centrale bibliotheek beschikt, zodat in de nabije toekomst We willen weten wie wat toevoegt, Pleijhuis besloot Evidencio op te zet- meer modellen beschikbaar komen zodat we ook weten waar we moeten ten om deze problemen op te lossen. die al voor de Nederlandse situatie zijn zijn als er vragen komen of als een Evidencio is een centrale bibliotheek gecheckt.” update nodig is. Met andere partijen waarin alle predictiemodellen in een - commerciële partijen bijvoorbeeld - uniform format kunnen worden ge- die Evicendio gebruiken om daarmee bundeld. Vanuit dat centrale platform Breed beschikbaar waarde te creëren, willen we wel de kan dan de koppeling met het EPD en Evidencio is beschikbaar voor alle art- afspraak maken dat wij dan ook een digitale richtlijnen worden gemaakt. sen die er gebruik van willen maken. deel van die waarde terug zien, om het ”Dit hoeft dan maar één keer te worden “Het is kosteloos voor artsen en onder- platform te kunnen doorontwikkelen.” gedaan, zodat die koppeling vervolgens zoekers”, zegt Pleijhuis. “Voor bepaal- overal op dezelfde wijze kan worden de toepassingen, zoals het gebruik aangeboden”, legt Pleijhuis uit. van het validatiemodel, geldt wel de Referentie Toen een eerste model - opgezet in verplichting een account aan te maken. 1.Evidencio. Te raadplegen via www.evidencio.com Rectificatie Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker 2.0: vragen rond de nieuwe kosteneffectiviteitsanalyse In nummer 1 van Oncologie Up-to-date 2017 stond in de samenvatting van genoemd artikel op pagina 10 dat de minister van VWS besloten had tot het uitvoeren van een nieuwe kosteneffectiviteitsanalyse (KEA). Dit is echter onjuist en moet zijn het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Excel als proof of concept - bleek te werken, zocht Pleijhuis een softwarebedrijf dat het platform verder kon opzetten. Evidencio is nu beschikbaar als website en binnenkort ook als app voor Android en Apple.1 “Artsen kunnen Evidencio gebruiken voor patiëntspecifieke evidencebased beslissingsondersteuning”, gaat Pleijhuis verder, “door de beschikbare predictiemodellen zelf toe te passen. Op dit moment moet de arts nog zelf de patiëntkenmerken invoeren, waarna het systeem een voorspelling geeft voor bijvoorbeeld de kans op aanslaan van de behandeling, het risico op bijwerkingen of de prognose van de patiënt. Veel statistische kennis heeft een arts niet nodig om dit te kunnen doen. Extra aantrekkelijk wordt het als straks de modellen geïntegreerd zijn in het EPD, zodat de handmatige invoer verleden tijd is. Dan gaat het de arts veel tijd besparen.” Een andere interessante functie van Evidencio is de ingebouwde module voor externe validatie. Hiermee kunnen bestaande predictiemodellen eenvoudig worden gevalideerd op de populatie waarmee een arts in zijn of haar eigen ziekenhuis te maken heeft. Pleijhuis zegt te hopen dat ziekenhuizen wereldwijd gebruik gaan maken van de mogelijkheid in Evidencio om VERDER VAREN NA RITUXIMAB BIJ ZIEKTEPROGRESSIE OF GEEN RESPONS* predictiemodellen op eenvoudige wijze extern te laten toetsen. “Als alle beschikbare modellen aan die toetsing worden onderworpen, kan een betrouwbaar beeld worden gevormd welke modellen valide zijn”, zegt hij. Samenwerking met IKNL Inmiddels is samenwerking tot stand gekomen met het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), dat binnen- ANTI CD20 GAZYVARO: DE NIEUWE KOERS NA EERSTELIJNS BEHANDELING VAN FOLLICULAIR LYMFOOM* kort de applicatie OncoGuide introduceert, een datagedreven algoritme gebaseerd op richtlijnen en opinies van medische experts. “Evidencio levert patiëntspecifieke evidencebased beslissingsondersteuning”, zegt Pleijhuis. “Een arts kan dan per patiënt een individueel zorgpad uitstippelen. Niet alleen op basis van één of twee patiëntkenmerken dus, maar op basis van een hoeveelheid kenmerken die wordt omgezet naar een patiëntspecifieke Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via www.roche.nl/bijwerkingen. * GAZYVARO bij Folliculair Lymfoom (FL): in combinatie met bendamustine chemotherapie gevolgd door onderhoudstherapie met GAZYVARO is geregistreerd voor behandeling van FL-patiënten die niet reageren of progressie vertonen tijdens of binnen 6 maanden na een rituximab-bevattende therapie. GAZYVARO bij Chronische Lymfatische Leukemie (CLL): in combinatie met chloorambucil chemotherapie is geregistreerd voor behandeling van nog niet eerder behandelde volwassen CLL-patiënten en met comorbiditeiten waardoor zij niet in aanmerking komen voor een behandeling op basis van een volledige dosis fludarabine. Raadpleeg de verkorte versie van de samenvatting van de productkenmwerken. Deze vindt u elders in deze uitgave. A/Z/ADVERTISEMENT/NL/GAZ/1606/0013 aan OncoGuide predictiemodellen voor kans. IKNL onderzoekt momenteel bovendien welke modellen het kan valideren aan de hand van gegevens van duizenden patiënten waarover het 2017 - vol 8 - nummer 2 17 Circulerend tumor-DNA Analyse van circulerend tumor-DNA bij gastro-intestinale kanker: goede hoop op brede implementatie DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST Detectie en analyse van vrij circulerend tumor-DNA in bloedplasma van kankerpatiënten biedt interessante mogelijkheden voor ziektemonitoring, voorspelling van behandeleffecten en, op termijn, wellicht ook voor vroegdiagnostiek en bepaling van prognose en respons op behandeling. Dr. Remond Fijneman, moleculair bioloog in het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam, en dr. Nicole van Grieken, gastro-intestinaal patholoog in VUmc Cancer Center Amsterdam, onderzoeken de rol van dit circulerend tumor-DNA bij gastro-intestinale tumoren. Het moleculair karakteriseren van uit- met monoklonale antilichamen gericht dat zo’n amplificatie wordt gemist. Met gezaaide kanker aan de hand van vrij tegen EGFR. Zo’n analyse wordt nu ctDNA hopen we dat probleem te kun- circulerend tumor-DNA (ctDNA) in uitgevoerd op tumorweefsel, maar als nen omzeilen, zodat meer patiënten bij bloedplasma of andere liquid biopsies ctDNA een completer beeld geeft als er deze behandeling baat zullen hebben.” heeft de laatste jaren een enorme meer laesies zijn, wordt dit een beter vlucht genomen. “DNA-mutaties zijn alternatief.” Proof-of-concept veel specifieker dan bijvoorbeeld de detectie van een circulerende glyco- Nicole van Grieken ziet ook mogelijk- Van Grieken heeft als onderzoeksinte- proteïne als CEA,” legt Remond Fijne- heden bij maagkanker: “Volgens de resse gastro-intestinale oncologie en man uit. “Zodra je tumorspecifieke huidige richtlijn wordt bij gemetasta- als hoofdthema maagkanker. Fijneman mutaties in plasmamonsters kunt aan- seerde maagkanker met een amplifi- is hoofdonderzoeker onder patholoog tonen, kan je de kankerpatiënten gaan catie van het Her2/neu-gen als eerste- prof. dr. Gerrit Meijer. Fijneman: “Onze onderzoeksgroep concentreert zich op Fijneman: “ctDNA-analyse wordt in toenemende mate gebruikt voor het beantwoorden van klinische vragen, maar uiteindelijk willen we naar een brede implementatie in de zorg” Nicole van Grieken (tekening: © Jan Hein van Dierendonck) de identificatie, validering en implementatie van biomarkers in met name colorectale tumoren. Het gaat om bio- kómen dat tijdens het bewaren en op- grens van de mogelijkheden van ctDNA, markers voor zowel vroege diagnose en werken van de bloedmonsters geno- maar er zit veel momentum in deze prognose als voor therapiepredictie misch DNA vrijkomt uit bloedcellen.” ontwikkelingen. en ziektemonitoring. ctDNA speelt een Zo worden deze buizen al in vele cen- Een belangrijke partner in het ctDNA- rol in alle vier de aspecten. Inmiddels tra gebruikt voor het verzamelen van onderzoek is prof. dr. Victor Velculescu, is in toonaangevende tijdschriften het bloed in het kader van het Prospectief hoogleraar Oncologie en Pathologie proof-of-concept gedemonstreerd en wij Landelijk CRC-cohort (de PLCRC-stu- aan de Johns Hopkins University in proberen dat nu te bevestigen.1,2 Ver- die), een infrastructureel project voor Baltimore, Verenigde Staten, en ge- volgen. We willen bijvoorbeeld bij een lijnsbehandeling trastuzumab geadvi- darmkankerpatiënt kunnen vaststellen seerd. Bij maagkanker is deze amplifi- volgens moeten we naar grootschali- het verzamelen van klinische gegevens, roemd om zijn vele uitvindingen op of in één of meer metastasen een RAS- catie vaak slechts in een fractie van de gere studies in specifieke settings om te patiëntgerapporteerde uitkomsten en het gebied van DNA-analyse. Het door mutatie zit, want alleen patiënten met tumorcellen aanwezig. Als er voor de bewijzen dat klinische implementatie het opslaan van bloed en tumorweefsel Velculescu opgerichte bedrijf Personal metastasen van het RAS-wildtype ko- patholoog weinig tumorweefsel be- van ctDNA-analyse ook kosteneffectief van patiënten met colorectale kanker. Genome Diagnostics biedt een genen- men in aanmerking voor behandeling schikbaar is, dan is de kans aanwezig is.” Van Grieken: “Bij maagkanker is panel aan voor weefsels en komt bin- ctDNA voor vroegdiagnostiek nog geen nenkort met een panel voor bloed- Remond Fijneman (tekening: © Jan Hein van Dierendonck) optie, omdat de prevalentie in de wes- Ook voor stadium 2? monsters. terse wereld daarvoor te laag is. Daar- Er zijn momenteel circa zes verschil- kunnen we daar al mee werken. om focussen we in VUmc vooral op lende commerciële technieken om predictie en monitoring.” ctDNA aan te tonen en te analyseren en Wat het vaak lastig maakt, is de varia- In de researchsetting Fijneman is bezig een aantal daarvan bele opbrengst aan ctDNA. Bij gemeta- te vergelijken. “Ze verschillen nogal in staseerde gastro-intestinale tumoren Speciale bloedbuizen aanschafkosten, arbeidsintensiviteit en heb je een redelijke kans dat het lukt, Beiden zijn positief over de ontwikke- gebruiksvriendelijkheid. Ze zijn meest- maar bij bijvoorbeeld hersen-tumo- lingen. “Over het algemeen hebben al gericht op mutatiehotspots. Als je ren kan dit problematisch zijn. Ook biomarkers tot nu toe niet veel extra informatie geboden,” merkt Fijneman op. “Eiwit- en RNA-markers zijn in feite surrogaatmarkers voor ontregelde cellen en kunnen onder specifieke omstandigheden ook in gezonde cellen tot expressie komen. Het bepalen van Van Grieken: “Als je ctDNA vaststelt na een tumorresectie impliceert dat een aanzienlijke kans op recidief” oncogene mutaties in ctDNA geeft veel meer zicht op het ontstaan van de 18 2017 - vol 8 - nummer 2 ziekte zelf. Mits op een robuuste ma- kijkt naar therapieresistentie kan er bij stadium 2-darmkanker is het de nier geanalyseerd, heeft dit enorme sprake zijn van primaire of van ver- vraag in hoeverre je ctDNA kunt me- potentie.” Van Grieken: “Cruciaal voor worven resistentie. Voor de laatste is ten, zeker na resectie van de primaire de standaardisering en brede imple- het nuttig om niet te kijken naar één tumor. Een onlangs gepubliceerde, mentatie is ook dat we nu beschikken gen, maar naar een panel van moge- relatief grote studie van een Australi- over bloedbuizen met stoffen die voor- lijk relevante genen. Je zit dan op de sche onderzoeksgroep in samenwer- Circulerende tumorcellen king met onderzoekers uit Baltimore laat zien dat het aantonen van ctDNA na resectie van stadium 2-tumoren inderdaad voorspellend is voor een groot risico op recidief. Nader onderzoek bij stadium 2-tumoren is in feite de onderzoeksvraag van Velculescu binnen het Nederlands-Amerikaanse MEDOCC-project, gefinancierd door KWF Kankerbestrijding in samenwerking met de American Association for Cancer Research.” Nieuw apparaat vist losse kankercellen uit bloedmonster DRS. HUUP DASSEN, WETENSCHAPSJOURNALIST Meeliften op klinische studies Het structureel verzamelen van liquid biopsies moet er in Nederland aan bijdragen dat de stap wordt gezet van veelbelovende incidentele waarnemingen naar implementatie in de zorg. Fijneman: “Met meer patiëntgegevens kunnen we parameters gaan invullen voor de health technology assessment Bloedmonsters van kankerpatiënten bevatten sporen van de tumor(en), waaronder circulerende tumorcellen. Deze bevatten belangrijke informatie over de aard van de ziekte, het ontstaan van metastasen en eventueel over mogelijke behandelingen. Probleem is alleen dat het om slechts enkele cellen gaat tussen miljarden bloedcellen. Op 13 januari jl. promoveerde dr. Joost Swennenhuis aan de Universiteit Twente op een onderzoek waarbij de Puncher werd ontwikkeld: een apparaat dat deze cellen individueel isoleert. van ctDNA. KWF Kankerbestrijding heeft subsidie verstrekt voor een trans- om en nabij 10.000 cellen over. Daar diameter van 70 µm en een volume zitten de tumorcellen tussen, maar de van 1 x 10-9 l. Eigenlijk is het een zeef, bulk bestaat uit leukocyten die op de want de putjes hebben een klein gaat- een of andere manier erdoor geglipt je aan de onderkant. Met een speciaal zijn. Daarom worden de tumorcellen ontwikkelde pomp wordt de oplossing in een tweede stap gemerkt met fluo- van witte bloedcellen en enkele CTC’s rescerende antilichamen die specifiek door de chip gevoerd. De kankercellen zijn voor de te onderzoeken kanker- blijven daarbij achter in de putjes, soort, zodat ze onder een microscoop terwijl de vloeistof en de witte bloed- geteld kunnen worden. De telling ge- cellen door de zeefgaatjes weglopen. beurt overigens voor het grootste deel Tevens is de chip zo ontwikkeld dat digitaal, maar wordt verfijnd en ge- als een gaatje eenmaal is gevuld met controleerd door de gebruiker.” een cel, er geen tweede meer in het lationele studie die wordt gelinkt aan Joost Swennenhuis, die Biochemie stu- ling. Ze hebben bovendien een voor- de CAIRO5-studie, een door prof. dr. deerde aan de hogeschool Saxion, heeft spellende waarde doordat ze eerder betreffende putje terecht kan komen. Kees Punt (Academisch Medisch Cen- tijdens en na zijn opleiding aan den meetbaar zijn dan veranderingen in De onderzoeker kan vervolgens met trum te Amsterdam) geleid onderzoek lijve ervaren hoe bewerkelijk en tijd- de tumorgrootte. Isoleren een dunne naald, waarmee het appa- naar de vraag in hoeverre chemothera- rovend de gangbare methoden zijn Een praktisch probleem is echter dat “Tellen is één ding en levert al veel raat is uitgerust, de bodem uit elk ge- pie niet-reseceerbare leveruitzaaiingen om gericht cellen uit bloedmonsters het aantal CTC’s ontzettend klein is. informatie op”, vervolgt hij, “maar je wenst putje drukken, waardoor de in- resectabel kan maken.3 Nicole en ik zijn te isoleren. De mogelijkheid om hier Een milliliter bloed bevat er meestal wilt afzonderlijke CTC’s in handen dividuele CTC in een bakje valt. “Dat bij dit project betrokken als patholoog verandering in aan te brengen ont- slechts één of hooguit enkele. Zonder krijgen om het DNA van de kankercel- is precies waar het ons om te doen is”, en moleculair bioloog en uiteindelijk stond toen hij ging samenwerken met bijzondere meetmethoden vallen ze len te kunnen bepalen. Je wilt weten zegt Swennenhuis. “We wilden uit- willen we bloed verzamelen van 640 VyCAP BV. Dit bedrijf is een van de niet op tussen de pakweg één miljoen welke variaties daarin zoal voorkomen. eindelijk een bakje met één enkele patiënten. Alle patiënten worden ge- vele spin-offs van de Universiteit Twen- witte en één miljard rode cellen in een Daarvoor zal je naar afzonderlijke cel- CTC in handen krijgen.” screend op RAS-mutaties: bestaat er te (UT) en een geesteskind van prof. milliliter bloed. Laat staan dat ze eruit len moeten kunnen kijken.” Nu is dit een correlatie tussen deze RAS-muta- dr. Leon Terstappen, die er hoogleraar geïsoleerd en geteld kunnen worden. met bestaande technieken wel moge- ties en wat we meten in de liquid biop- Medische celbiofysica is. De Puncher Terstappens groep heeft dit probleem lijk, maar het isoleren van de CTC’s Toekomst sies? En kun je de progressie beter is dan ook ontstaan door nauwe samen- een jaar of tien geleden opgelost met gebeurt dan handmatig door ervaren Het apparaat als zodanig werkt en het inschatten op basis van ctDNA dan op werking van VyCAP en Terstappens de ontwikkeling van de CellSearch®- specialisten, kost tamelijk veel tijd en ontwerp is dus klaar. VyCAP heeft de basis van de tweemaandelijkse CT- vakgroep binnen de UT. test (CST). Het principe is betrekkelijk heeft ook als nadeel dat een deel van Puncher al op de markt gebracht en 1 scans? Sommige studies doen ver- eenvoudig. De test maakt gebruik van de cellen beschadigd of kwijt raakt. Er momenteel werken vijf ziekenhuizen en moeden van wel, maar we moeten het het gegeven dat op kankercellen het bestond dus duidelijk behoefte aan een researchinstellingen ermee. Swennen- valideren met grotere groepen en Tellen epitheliaal celadhesiemolecuul (Ep- methode die snelheid en nauwkeurig- huis werkt intussen verder aan een laten zien hoeveel cycli CT-scans je Wanneer tumorcellen van een kanker- CAM) tot expressie komt. Leukocyten heid combineert. De Puncher biedt aantal applicaties die de mogelijkheden zou kunnen vervangen door ctDNA- patiënt losraken, kunnen ze in de missen dit molecuul. Voor de test wor- hiervoor een oplossing. van het apparaat verder uitbreiden. analyse.” bloedsomloop terechtkomen. Een klein den in een bloedmonster de EpCAM- Uitgegaan wordt van de oplossing met “Een voorbeeld is een variant waarmee Verder is er de door het Antoni van deel van deze circulerende tumorcellen positieve cellen gelabeld met een ijzer- 10.000 cellen die met de CST of een we levende cellen kunnen isoleren. Leeuwenhoek geïnitieerde, inmiddels (CTC’s) zal uiteindelijk elders in het houdend antilichaam. Daardoor kunnen andere verrijkingsmethode uit een Die kunnen dan worden ingezet als gesloten CRITICS-studie, waarin pa- lichaam tot de vorming van een meta- ze met behulp van een in de testappa- bloedmonster zijn geïsoleerd. Kern uitgangspunt voor weefselkweken om tiënten met resectabel niet-gemeta- stase leiden. Veranderingen in de con- ratuur ingebouwde magneet aan het van het apparaat, dat is opgebouwd de effectiviteit van experimentele mid- staseerd maagcarcinoom preoperatief centraties van CTC’s kunnen iets zeg- bloed worden onttrokken. Swennen- rondom een microscoop, is een chip delen te onderzoeken. Voor onderzoek werden behandeld met combinatie- gen over het succes van een behande- huis: “Je houdt dan een monster van met daarin 6.400 kleine putjes met een van het tumor-DNA zijn die niet nodig, chemotherapie en na de operatie met maar kan volstaan worden met niet- of dezelfde chemotherapie of chemo- levende cellen. Het is intussen gelukt radiotherapie. Van Grieken: “Van een 4 grote groep patiënten is bloed ver- Joost Swennenhuis (foto: © Sanne de Wit) om het systeem zo aan te passen dat er ook levende cellen uit komen. Daar- zameld om te screenen op ctDNA. Het naast, en dat is wellicht nog belangrij- is belangrijk om per tumortype aan te ker, werken we aan de automatisering tonen of de aanwezigheid van ctDNA van het proces, zodat het systeem ook voorspellend is voor een recidief na bruikbaar wordt in een klinische set- chirurgie. We kunnen in deze studie ting. In de bestaande systemen kost het ook het effect van therapie op de hoe- veel tijd om de tumorcellen te pakken te veelheid ctDNA evalueren. Zowel de krijgen. De apparatuur is bovendien CAIRO5- als de CRITICS-studie levert vaak zo ingewikkeld dat het lastig is om voor ons doel goed gedefinieerde pa- die voor elk monster steeds opnieuw tiëntengroepen.” in te stellen. Daar heb ik meer dan genoeg ervaring mee”, verzucht hij. Referenties 1. Bettegowda C, et al. Sci Transl Med 2014; Referentie 6:224. 1. Voor gedetailleerdere informatie over de hier 2. Tie J, et al. Sci Transl Med 2016;8:346. 3. Huiskens J, et al. BMC Cancer 2015;15:365. derliggende wetenschappelijke literatuur zie 4. Dikken JL, et al. BMC Cancer 2011;11:329. beschreven systemen en referenties naar on- VyCAP. Te raadplegen via www.vycap.com 2017 - vol 8 - nummer 2 19 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie De op 27 januari jl. in Utrecht gehouden jaarlijkse bijeenkomst van leden van de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie (WMDP) trok ook deze keer veel belang- CRISPR-Cas in onderzoek naar ontstaan van darmkanker stelling, vooral van klinisch moleculair biologen in de pathologie en analisten die werkzaam zijn in de moleculaire DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST diagnostiek. Het middagprogramma was interessant voor een breder publiek, met veel aansprekende voorbeelden van hoe nieuwe moleculaire technologie wordt ingezet in de klinische oncologie. Daarnaast was er speciale aandacht voor de revolutionaire CRISPR-Casmethode en haar toepassingen in onderzoek naar het ontstaan van colonkanker. CRISPR-Cas, een nieuwe methode waarmee DNA relatief snel, gemakkelijk en met ongekende precisie kan worden gemodificeerd, bewijst inmiddels ook haar nut in het kankeronderzoek. Dr. Jarno Drost, moleculair bioloog, Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie te Utrecht, legde uit hoe deze technologie ontstond en wat deze betekent voor zijn onderzoek naar het ontstaan van darmkanker. “In combinatie met de techniek van het maken van colonorganoïden uit stamcellen kunnen we hiermee fysiologische relevante tumormodellen genereren waarmee we de verschillende stadia van de ziekte kunnen bestuderen.” den de zinc-finger-nucleases (ZFN’s) een serie genen te liggen die leken te van elk virus een ‘vingerafdruk’ werd Ook bleek dat dit systeem kan worden DNA-helix in de jaren vijftig van de en transcription-activator-like effector- coderen voor enzymen. Mojica ont- opgeslagen, en cas9 voor de aanval op toegepast in eukaryotische (lichaams-) vorige eeuw begon men technologieën nucleases (TALEN’s) ontdekt, DNA- rafelde vervolgens dat het bij de seg- faag-DNA waarvan de vingerafdruk cellen. “Zodra het complex bindt aan was herkend. het doelwit-DNA, wordt dit DNA ter Al vrij snel na de ontdekking van de te ontwikkelen om veranderingen te nucleases om in specifieke regio’s van mentjes die afwisselden met de repeats introduceren in specifieke genen (mu- het genoom te knippen. Maar die me- (spacers) ging om viraal DNA. Jansen taties), om zo inzicht te krijgen in de thodiek is complex en het is extreem en hij besloten dit onderbroken repeat- betrokkenheid van die genen bij be- lastig gebleken om voor bepaalde DNA- fenomeen CRISPR te noemen. Mojica CRISPR genome editing door de twee uiteinden aan elkaar te paalde ziektebeelden. Dat bleek ge- regio’s adequate ZFN’s of TALEN’s te zag als eerste in dat het zou kunnen De van origine Franse prof. dr. Emma- ligeren (een proces dat zeer gevoelig makkelijker gezegd dan gedaan. “Pas ontwikkelen.” gaan om een adaptief afweersysteem nuelle Charpentier (Max Planck In- is voor fouten en mutaties oplevert in de jaren negentig slaagden onder- tegen viraal DNA: het CRISPR-asso- stituut voor Infectiebiologie, Berlijn, die het gen kunnen inactiveren), zoekers erin via homologe recombi- ciated system, ofwel Cas. Toptijdschrif- Duitsland) en de Amerikaanse prof. hetzij via homologe recombinatie (dit ten waren sceptisch, maar uiteindelijk dr. Jennifer Doudna (Universiteit van vereist de aanwezigheid van de intac- kreeg hij zijn idee in 2005 gepubliceerd Californië, Verenigde Staten) toonden te DNA-keten van het zusterchromo- plekke geknipt,” legt Drost uit. “De cel gaat dit vervolgens repareren, hetzij embryonale stamcellen van muizen,” Moleculair adaptief afweersysteem vertelt Jarno Drost, tot voor kort CRISPR staat voor clustered regularly in het Journal of Molecular Evolution. in 2012 gezamenlijk aan dat Cas9 in soom). In dat laatste geval wordt de werkzaam als moleculair bioloog in interspaced short palindromic repeats. In datzelfde jaar leverden Amerikaanse feite kan worden gebruikt om op ge- intacte DNA-keten gebruikt als blauw- het Hubrecht Instituut te Utrecht en Deze DNA-repeats werden in 1987 voor en Canadese onderzoekers het bewijs: selecteerde plekken dubbelstrengs- druk voor de reparatie van de geknipte tegenwoordig als groepsleider in het het eerst beschreven door Japanners, yoghurtbacteriën waren resistenter breuken te geven. Men moet het en- keten. Dit proces kan worden gefopt Prinses Máxima Centrum voor kinder- in E. coli-bacteriën. Begin jaren negen- tegen bacteriofagen als ze meer faag- zym daartoe voeden met de gewenste door de blauwdruk zelf aan te leveren. oncologie. “Het langs deze weg maken tig ontdekte Francisco Mojica in het DNA in hun genoom hadden opge- RNA-code: een in het lab gefabriceerd Op die manier kun je heel gericht een van transgene muizen was een grote Spaanse Alicante vergelijkbare repeats nomen. Ook had men een reeks ‘cas- gids-RNA (single guide RNA of sgRNA, mutatie aanbrengen, maar, als het doorbraak, maar met de kennis van nu in Archaea. Ook dr. Ruud Jansen, des- genen’ bestudeerd: cas7 was nodig een soort fusie van crRNA en tracrRNA) doel-DNA een mutatie bevat, een ge- was het een inefficiënte, kostbare en tijds werkzaam in Utrecht, merkte de voor het ‘downloaden’ van de faag- dat zowel doelwit-DNA herkent als muteerd gen ook weer terugbrengen langdurige procedure. Jaren later wer- repeats op: ze bleken gewoonlijk naast code in het bacteriegenoom, zodat er kan binden aan Cas9. naar het wildtype.” natie mutaties aan te brengen in Uitgelezen systeem Zodra viraal DNA in de bacterie terechtkomt, slaagt de bacterie erin om middels het zogeheten adaptatiecomplex korte fragmenten van het virale DNA (protospacers) in het CRISPR-locus te incorporeren, steeds vergezeld door een repeatsequentie. Op een gegeven moment draagt de bacterie dus talloze genoomfragmenten van virussen die de bacterie ooit hebben aangevallen. Die sequenties worden omgezet in RNA, zogeheten crRNA’s. Ze bestaan deels uit de virale code (ongeveer 20 nucleotiden lang) en een repeatdeel. Dat laatste gaat een interactie aan met zogeheten tracrRNA, dat wordt herkend door en zich bindt aan Cas9-endonuclease. Dit Cas9-tracrRNA:crRNA-effectorcomplex screent het virale DNA zodra dit tijdens een infectie naar binnen wordt gebracht. Zodra de bewuste twintig nucleotiden het virale deel van het crRNA paren met het bedreigende virus-DNA, geeft het Cas9-enzym een dubbelstrengsbreuk en inactiveert zo het virale DNA. Een belangrijke ontdekking was dat Cas9 in eerste instantie zoekt naar een korte sequentie in het virale genoom met daarin altijd twee aangrenzende guanines. Protospacers worden namelijk alleen geknipt naast zo’n protospacer adjacent motif (PAM). De affiniteit van de PAM-sequentie voor structuren op Cas9 dient ook als een soort schoenlepel om het virale DNA toegankelijk te maken voor het crRNA. De spacers in het bacteriechromosoom missen PAM-sequenties, dus het CRISPR-locus blijft zo gevrijwaard van DNA-schade door Cas9. 20 2017 - vol 8 - nummer 2 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie Er zijn inmiddels allerlei varianten van sitie van het kweekmedium veranderen factoren. Vervolgens hebben we ge- den dat in 80% van de gevallen grote, gen dat betrokken is bij mismatch DNA Cas9 ontwikkeld, bijvoorbeeld een om de gewenste mutanten te selecte- keken naar onder andere chromo- invasieve tumoren. In samenwerking repair: in de MHL1-deficiënte orga- variant die slechts één van de twee ren. Zo hebben we vier sgRNA’s ge- soominstabiliteit (een belangrijk ken- met prof. dr. Jacco van Rheenen (Hub- noïden monitoren we hoe hierin mu- strengen knipt. Ook zijn er varianten maakt gericht tegen exon 15 in het merk van colontumoren); die bleek recht Instituut) is ook gewerkt aan taties accumuleren om op die manier die geen enzymatische activiteit meer APC-gen (exon 15 is een bekende met name bij viervoudige mutanten een tumormodel voor metastasering. te achterhalen welke mutaties nood- hebben, maar die kun je fuseren met hotspotregio van mutaties). Zodra je opvallend hoog.” Het blijkt dat voor dit proces alle vier zakelijk zijn voor het ontstaan van bepaalde eiwitten, die je zo kunt re- hier frameshiftmutaties introduceert, de genen gemuteerd dienen te zijn - mismatch-repairdeficiënte colontumo- kruteren naar specifieke plekken in het krijg je APC-varianten die ook worden Een volgende stap was het subcutaan deze organoïden groeien onafhanke- ren. En in samenwerking met prof. dr. genoom. Sinds de ontwikkeling van de aangetroffen in tumorweefsel van implanteren van organoïden bij im- lijk van groeifactoren en kunnen dus Jan Paul Medema (Academisch Medisch CRISPR genome editing zijn er gigan- patiënten. Ook hebben we allerlei muundeficiënte muizen. Drost: “De in een orgaan gedijen, wat metastase- Centrum, Amsterdam) hebben we met tisch veel publicaties rond deze tech- combinaties van mutaties in APC, tripelmutant RAS-APC-p53 produ- ring en groei in andere organen mo- CRISPR-Cas9 de BRAFV600E-mutatie ge- nologie verschenen: de aandacht is RAS, p53 en Smad4 geïntroduceerd, ceerde in 25% van de gevallen kleine, gelijk maakt. ïnduceerd om te bestuderen hoe hier- echt verschoven van RNA-interferentie zelfs een viervoudige mutant die relatief goedaardige tumoren, maar Verder onderzoeken we de gevolgen uit in het colon serrated adenocarci- naar de CRISPR-Cas.” groeit in afwezigheid van alle groei- met een gemuteerd Smad4 erbij wer- van de uitschakeling van MLH1, een nomen ontstaan.” Naar organoïden en CRISPR-Cas Zelf gebruikte Drost de CRISPR-Castechnologie als postdoc bij prof. dr. Hans Clevers in het Hubrecht Instituut om colonkankermodellen te maken uit humane darmstamcellen. In 2007 werd in Clevers’ lab door dr. Nick Barker Prettiger en Efficiënter het eiwit Lgr5 ontdekt als marker voor 1 dunnedarmstamcellen. Transgene muizen met een gen voor groen-fluorescerend proteïne (GFP) in het Lgr5-locus vertoonden oplichtende cellen op de bodem van de crypten die alle gedifferentieerde cellen van de dunne darm 2,3 konden produceren. Een aantal jaar later slaagde postdoc dr. Toshiro Sato erin deze Lgr5-posi- Vraag uw Roche Product Specialist naar de ervaringen of ga naar mamma-oncology.nl tieve cellen in aanwezigheid van essentiële stamcelfactoren als Wnt, R-spondine, EGF en Noggin te laten uitgroeien in kweekschaaltjes in een artificiële extracellulaire matrix. Er ontstaan zo zogeheten organoïden die de dunnedarmarchitectuur behouden en waarin onderin de ‘crypten’ de stamcellen zijn gelokaliseerd. Sindsdien zijn er humane organoïden ontwikkeld voor € onder andere dunne darm, dikke darm, lever, long, pancreas, prostaat, ovari- Vraag uw Roche Hospital Contract Manager op welke manieren u kunt besparen met Herceptin SC um, borstklieren, oesofagus, maag en speekselklier. Drost: “Bekend was dat inactiverende mutaties in de genen APC, p53 en Smad4 en activerende in RAS een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van darmkanker. Gezien de genetische instabiliteit van colonkanker is het echter lastig vast te stellen welke mutaties wanneer betrokken zijn bij de initiatie en progressie van de ziekte. Colonkankercellijnen zijn doorgaans ontwikkeld uit metastasen en daarin zijn alle mutaties al aanwezig. Verder maakte men tot nu toe gebruik van technieken als RNA-interferentie om de expressie van oncogenen te manipuleren, maar dat weerspiegelt beslist niet de situatie in tumoren. natief voor cellijnen, omdat deze zowel fenotypisch als genetisch buitengewoon stabiel zijn, en RNA-interferentie hebben we ingeruild voor CRISPR-Cas9 genome editing om mutaties te introduceren die ook in tumor- A/Z/ADVERTISEMENT/HERS/1609/0011a Organoïden leken ons het ideale alter- Herceptin SC is geïndiceerd als monotherapie of in combinatie met andere geneesmiddelen voor behandeling van HER2positieve borstkanker. Voor de volledige indicatietekst en de verkorte productinformatie: zie achterzijde. Referentie: 1. Pivot X et al. Ann Oncol 2014;25: 1979–1987. 2. Burcombe R et al. Advances in Breast Cancer Research 2013;2:133-140. 3. North R et al. ClinicoEconomics and Outcomes Research 2015;7:423–430. cellen voorkomen. Daartoe hebben we sgRNA’s ontwikkeld tegen APC, RAS, p53 en Smad4 en gebruikgemaakt van een methode waarbij we de compo- 2017 - vol 8 - nummer 2 21 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie Moleculaire Tumor Board Groningen geeft toegesneden behandeladviezen bij longkanker DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST De Moleculaire Tumor Board Groningen wil op basis van bestaande literatuur over genetische veranderingen, beschikbare databases, eigen ervaringen en 3D-modellering van oncogene targeteiwitten voor therapie de optimale behandelstrategieën kunnen adviseren. Vervolgens wordt na zo’n advies geëvalueerd of er inderdaad sprake was van de juiste keuze. Klinisch moleculair bioloog in de pathologie dr. Arja ter Elst en longarts drs. Anthonie van der Wekken, beiden werkzaam in het UMC Groningen, lieten aan de hand van casussen zien hoe dat functioneert. maakt hierbij gebruik van eigen er- Evaluaties komen er sinds kort ook aanvragen van varingen, bijvoorbeeld binnen het long- Tot december 2016 zijn binnen de MTB buiten de regio, bijvoorbeeld vanuit expertisecentrum. Welke tumorrespons 281 casussen besproken, het meren- het Antoni van Leeuwenhoek te Am- en bijwerkingen kan men bij bekende deel betrof patiënten met longkanker. sterdam, en van oncologen die mate- mutaties verwachten voor zo’n be- Anthonie van der Wekken: “Stel, de riaal hadden ingeleverd bij het Center handeling op maat? Wat zijn goede patholoog ziet een longcarcinoom met for Personalized Cancer Treatment. alternatieven? Is het mogelijk te par- een bekende mutatie, dan gaat deze Voor ons als MTB is een belangrijke ticiperen in klinische studies? Wat als direct door naar het multidisciplinaire vraag of onze adviezen uiteindelijk een mutatie slechts in een deel van de overleg dat we met meerdere zieken- ook leiden tot een effectievere behan- tumor aanwezig is of als er meer dan huizen houden. Alle mutaties worden deling, vandaar wat we regelmatig één relevante mutatie in een tumor standaard opgenomen in het patho- een evaluatie uitvoeren.” wordt aangetroffen? logierapport. Combinaties en onbeken- Als voorbeeld noemde Van der Wekken De MTB komt wekelijks bij elkaar en de mutaties, waarvan we niet weten of de effecten van resultaten van EGFR- Geïntegreerde moleculaire pathologie, Op 1 november 2014 werd de Molecu- geeft op verzoek een advies aan me- ze oncogeen zijn of wat voor behan- exon 20-inserties bij niet-kleincellige waarbij men voor elke patiënt de tumor- laire Tumor Board (MTB) Groningen disch specialisten uit alle Nederlandse deling erbij hoort, worden in de MTB longkanker. “Er zijn al talloze van specifieke genetische veranderingen opgericht, met als doel bij longcarci- ziekenhuizen. De MTB bestaat uit besproken, evenals mutaties die bekend deze inserties beschreven en er komen in kaart brengt en kan adviseren voor noom behandeladviezen te geven op klinisch moleculair biologen in de zijn bij andere ziektebeelden. Eens in steeds weer nieuwe varianten bij. De een specifiek mutatiegericht genees- geleide van analyses van hotspotregio’s pathologie (KMBP), pathologen, me- de twee weken is er een gezamenlijke driedimensionale structuur van een middel: dit wordt gezien als de toe- in genen waarvoor op dit moment een disch oncologen, longartsen en een MTB met longartsen en pathologen uit EGFR-mutantreceptor kan worden ge- komst van de oncologische diagnostiek. specifieke therapie bestaat. Het MTB farmacoloog. de regio (Isala te Zwolle). Overigens simuleerd op basis van de genetische De waarde van DNA- en RNAanalyse van schildkliertumoren DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST transport in de kankercellen verloren gekenmerkt door mutaties in de genen is nog een raadsel.” gegaan, waardoor patiënten te maken H-RAS en N-RAS, en PAX8-PPARγ-gen- De groep van gedifferentieerde schild- Patholoog/KMBP prof. dr. Hans Morreau en collega’s in het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden, ontvingen onlangs een Archer Research Grant voor onderzoek naar de toepassing van genfusieanalyse op RNA dat verkregen is uit in paraffine ingebedde schildkliertumoren. “Doel is om hiermee de diagnostiek en stratificatie te verbeteren van laesies die morfologisch en immuunhistochemisch lastig zijn te classificeren, alsmede die casussen die mogelijk een alternatieve behandelstrategie vergen.” Tijdens de bijeenkomst van de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie gaf hij een overzicht van de uitdagingen rond classificatie van schildkliertumoren en de toevoeging van DNA- en RNA-analyses. krijgen met terugkerende ziekte. Daar- fusies. Ook folliculaire tumoren bevat- kliertumoren met verlies van jodium- naast kan het gedifferentieerde schild- ten vaak deze RAS-mutaties en PAX8- transport bestaat voor een groot deel kliercarcinoom ontaarden in een slecht PPARγ-genfusies. uit papillaire tumoren met een BRAF- gedifferentieerd of zelfs anaplastisch In de transitie van gedifferentieerd V600E carcinoom, dat zich gedraagt als een naar anaplastisch carcinoom vindt cytaire folliculaire tumoren. Opvallend -genvariatie en uit zogeheten onco- agressieve tumor. Er wordt gezocht men TP53-inactiverende mutaties en is dat in dit laatste type tumoren bijna naar alternatieve behandelingen. In β-catenine-activerende genvarianten. geen DNA-varianten worden gevonden. Nederland werden studies gedaan Morreau: “Opvallend is dat gediffe- Slechts een klein percentage is gemu- met de multikinaseremmer sorafenib rentieerde tumoren relatief weinig teerd in p53, PTEN, MEN1 of NF1. en de mTOR-remmer everolimus. Patiënten met gedifferentieerd, maar vergevorderd schildkliercarcinoom blijken hierop te reageren, soms met relatief weinig bijwerkingen.” Bij schildkliertumoren is het zaak pa- moeten dus levenslang schildklierhor- tiënten goed te stratificeren: is het moon blijven slikken. Maar ook onder- goed- of kwaadaardig weefsel? Be- diagnose en onderbehandeling komen Genvarianten “Naast DNA-analyse kan genfusieanalyse van preoperatief cytologisch materiaal richting geven aan het type chirurgische behandeling” langrijke items bij de behandeling van voor: patiënten die na een beperkte re- Morreau ging uitgebreid in op wat er schildklierlaesies zijn overdiagnostiek sectie van een ‘benigne laesie’ tien jaar bekend is over de moleculaire aspecten en overbehandeling. “Uit recente on- later terugkomen met botmetastasen.” van schildkliercarcinoom. Onlangs wer- genetische varianten herbergen: één “Blijkbaar is er bij dit tumortype een den genetische analyses gepubliceerd mutatie is geen uitzondering. Verder totaal andere tumorontwikkeling in van gedifferentieerde (niet-medullaire) worden, in frequentie toenemend in het spel, mogelijk gerelateerd aan een en minder gedifferentieerde schild- agressievere tumoren, twee promotor- opvallend verlies van hele chromosomen.” derzoeken onder groepen patiënten blijkt dat vermoedelijk relatief veel mensen ten onrechte de diagnose Behandelopties schildklierkanker kregen en behalve Van de patiënten met een schildklier- kliercarcinomen. Klassieke, papillaire varianten gevonden in hTERT, een gen een initiële diagnostische resectie ook carcinoom geneest 95% door een com- schildkliercarcinomen tonen met name dat betrokken is bij telomeerverlenging. een completerende restthyroïdectomie binatie van totale schildklierresectie en BRAFV600E- en EIF1AX-DNA-varianten Overigens leiden de hTERT-promotor- ondergingen, vaak gevolgd door nabe- behandeling met radioactief jodium. of RET/PTC-genfusies (twaalf varian- varianten niet tot een duidelijk ver- Genfusieanalyse handeling met radioactief jodium,” con- Morreau: “In een klein deel van de ten). Zogeheten folliculaire varianten hoogde expressie van het enzym telo- In Leiden worden genfusies in schild- stateert Hans Morreau. “Deze mensen schildkliercarcinomen is het jodium- van het papillaire type worden veelal merase, dus de onderliggende biologie kliertumoren opgespoord met een doel- 22 2017 - vol 8 - nummer 2 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie code. Deze 3D-modellering helpt te voorspellen of een specifiek geneesmiddel adequaat aan het eiwit kan binden. De beschikbare middelen zijn hier erlotinib, gefitinib, afatinib en wellicht osimertinib. Deze middelen hebben we bij patiënten met deze inserties getest. Zo bleek gefitinib bij een patiënt niet effectief, waarna werd overgegaan op erlotinib. Van dit laatste werd door het model voorspeld dat er een interactie met de kinasereceptor zou zijn en erlotinib gaf een responsduur van vier maanden. Voor andere Praktijkvoorbeeld Anthonie van der Wekken en Arja ter Elst lieten afwisselend aan de hand van een aantal casussen (waarop het publiek kon reageren) zien hoe de MTB te werk gaat. Een voorbeeld is de casus van een man van 57 jaar met kenmerken van uitgezaaid longadenocarcinoom. De moleculaire diagnostiek liet een mutatie zien in erbB2 (Her2/neu), dat codeert voor het tyrosinekinase ErbB2, en in de MTB werd de vraag ingebracht of dit de kankeroorzaak kon zijn. Op internet werd zo veel mogelijk relevante informatie gezocht, bijvoorbeeld in de Catalogue of Somatic Mutations in Cancer (COSMIC) en in de Clinical Knowledgebase (CKB) van het Jackson Laboratory (JAX-CKB). Het bleek te gaan om een bekende mutatie en via de site cBioPortal for Cancer Genomics kwam men erachter dat deze met name bij borstkanker als oncogeen bekend staat. Een mogelijke behandelstrategie is de ErbB2-remmer afatinib, omdat dit middel aan het gemuteerde eiwit kan binden. Uit onderzoek met gekweekte kankercellijnen is gebleken dat bij deze mutatie de gemuteerde ErbB2 in grotere mate wordt gefosforyleerd dan wildtype-ErbB2 en dat dit afneemt na toevoeging van afatinib. Afatinib leek dus voor de betreffende patiënt een interessante optie. Binnen de MTB is besloten ook nog met immuunhistochemische technieken te kijken naar ErbB2: dat gaf een zwakke cytoplasmatische aankleuring. Op basis van al deze gegevens is afatinib geadviseerd en dit heeft geleid tot een partiële respons van vijf maanden. patiënten was de voorspelling ongunstig, zoals we al uit de klinische praktijk wisten, met name voor gefitinib en erlotinib. Het model voorspelde meer succes met afatinib en klinisch klopte dat met een partiële respons van 11 maanden en stabiele ziekte gedurende 12,7 maanden. Het beste resultaat met osimertinib was stabiele ziekte gedurende 2,6 maanden. We zijn bezig een studie op te zetten om te zien of we met 3D-modellering verder kunnen komen.” De MTB is te bereiken via de site van het UMC Groningen of via [email protected] gericht next-generation-sequencingpanel: de Archer® FusionPlex® Comprehensive thyroid/lung (CTL)-kit voor schildklier- en longkankerspecifieke fusies, met RNA als uitgangsmateriaal. Het voordeel van deze methodiek is dat ook onbekende genfusiepartners worden opgepikt. Morreau: “We hebben ooit gekozen voor het tissue preparation system van Siemens om uit formalinegefixeerd en paraffine-ingebed weefsel nucleïnezuren te isoleren. Opvallend is dat de kwaliteit van het RNA dat we hiermee verkrijgen zelfs beter is dan die van het DNA. Sinds we dit systeem gebruiken, is er weinig uitval van analyses. We hebben nu in schildkliertumoren 40-50 CTL-kitanalyses uitgevoerd waarin we eerder geen DNAvarianten hadden gevonden. We detecteerden hierin met de Archerkit opvallend vaak genfusies. Maar er zijn morfologisch kwaadaardige casussen waarin we op zowel RNA- als DNA-niveau helemaal niets hebben kunnen vinden.” Morreau concludeert dat gecombineerde genvariant- en fusieanalyse met name preoperatief waardevol is. De analyse kan echter ook postoperatief worden ingezet om de tumoren beter te classificeren, al is histologischmorfologische analyse in dit soort laesies nog steeds het belangrijkste. Verder kan genfusieanalyse mogelijk Lees meer over de cancer-immunity cycle op go.roche.nl/cycle helpen alternatieve behandelopties te vinden voor terugkerende gedifferentieerde en ongedifferentieerde schild- Cotellic® (cobimetinib) en Perjeta® (pertuzumab) zijn onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via www.roche.nl/bijwerkingen. kliercarcinomen. 32736_Roche_PL_Extern_Beeld_HR_A4_Oncologen.indd 1 08-03-17 15:31 2017 - vol 8 - nummer 2 23 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie Nieuwe PORTEC-studie: moleculair profiel bepaalt nabehandeling bij baarmoederkanker DR. JAN HEIN VAN DIERENDONCK, WETENSCHAPSJOURNALIST Dr. Tjalling Bosse, patholoog in het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden, ging tijdens de bijeenkomst van de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie in op klinische toepassingen van de moleculaire kennis bij endometriumcarcinoom. Onlangs is in Nederland de PORTEC4a-studie gestart, met moleculaire analyse als integraal onderdeel: de nabehandeling wordt afhankelijk van een moleculaire test. “Dat laatste is binnen de gynaecologische oncologie uniek en wereldwijd wordt dan ook met grote belangstelling gevolgd hoe zoiets wordt uitgevoerd.” vorige eeuw is in grote studies, waar- studie is ondergezocht of daar even- de beste prognose, de groep met het onder de vanuit Leiden gecoördineerde tueel chemotherapie bij moet - nog hoogste copy number de slechtste. PORTEC1-studie, onderzocht wat beter dit jaar zullen de eerste uitkomsten Bosse: “Voor klinische implementatie is: afwachten of aanvullende uitwen- bekend worden.” is validering nodig en zo ontdekten we dat de groep met een hoog copy dige radiotherapie. Dat laatste bleek number vaak p53-mutaties laat zien, in alle gevallen de recidiefkans significant te verminderen. De PORTEC2- Mutatieanalyse waarmee deze groep immunohisto- studie evalueerde of ook lokale radio- Een in 2013 door het TCGA Research chemisch eenvoudig te identificeren therapie volstaat: vaginale brachy- Network gepubliceerde moleculaire is. De groep met de hoge mutatie- therapie gaf inderdaad minder bijwer- analyse van 300 endometriumcarci- frequentie wordt gekenmerkt door ver- kingen dan uitwendige bestraling en is nomen liet zien dat clustering op lies van DNA mismatch repair (MMR)- nu eerste keus bij patiënten binnen de basis van mutatiefrequentie en copy- capaciteit, hetgeen resulteert in zoge- intermediaire-risicogroep. Deze risico- numbervariaties (mutaties waarbij be- heten microsatellietinstabiliteit (MSI). Moleculaire analyse kan worden ge- integreren in de reeds bekende mor- inschatting is gebaseerd op leeftijd, paalde DNA-stukken of chromosomen Deze tumoren hebben vaak endome- bruikt om targets voor behandeling te fologie. De grote uitdaging waar we tumortype, graad, mate van myome- ontbreken of in meervoud aanwezig trioïde morfologie en uit recente ana- identificeren, maar ook om de diagno- voor staan is om al die moleculaire triuminvasie, cervicale betrokkenheid zijn) globaal vier tumortypen oplever- lyse van tumoren uit de PORTEC-stu- se en prognose te verfijnen. “Rudolf kennis zinvol in te zetten. De gynae- en invasie in vaatstructuren. Alleen de die morfologisch niet onderschei- dies blijkt dat deze tumoren eenvoudig Virchow, de peetvader van de patho- cologische oncologie kan een voor- hoog-risicopatiënten krijgen uitwendi- den kunnen worden. De groep met en betrouwbaar zijn te identificeren logie, leerde zijn studenten in het Ber- beeld nemen aan de neuropathologie. ge radiotherapie, en in de PORTEC3- het grootste aantal mutaties heeft door immuunhistochemie van twee lijnse Charité altijd om ‘microscopisch Daarbij zijn moleculaire aspecten reeds te denken’,” begint Tjalling Bosse. succesvol geïntegreerd in de diagnos- “Microscopie was het begin van preci- tiek van hersentumoren. Maar ook de Figuur 1. Studieopzet van de PORTEC4a-studie. In deze studie worden patiënten 2:1 gerandomiseerd tussen nabehandeling sion medicine: morfologie stuurt de toepassing van RNA-expressieprofielen op basis van moleculair geïntegreerd risico of de standaardbehandeling. tumorclassificatie en daarmee ook de bij borstkanker (Mammaprint) is een prognose en therapiekeuze. Klassieke geslaagd voorbeeld van prognostische histomorfologie is ook in de huidige verfijning. Wat opvalt aan deze voor- WHO-classificatie (2014) nog altijd de beelden is dat klassieke morfologie hoeksteen van de indeling van ruim en moleculaire veranderingen geïnte- honderd gynaecologische tumortypen - greerd zijn tot één nieuw model.” Randomisatie Individuele behandeling gebaseerd op moleculair-pathologische analyse 2 1 Standaardbehandeling gebaseerd op klinisch-pathologische factoren moleculaire aspecten zijn daarin nog niet geïntegreerd. Dit terwijl de The Cancer Genome Atlas (TCGA) grote PORTEC-studies series tumoren uitgebreid in kaart Endometriumcarcinomen worden vaak heeft gebracht en de berg aan big data vroegtijdig ontdekt. Een dergelijke tu- heeft weten te reduceren tot een mor in een vroeg stadium moet eerst handzame moleculaire classificatie. chirurgisch verwijderd worden, maar In 2013 is dat gebeurd voor het endo- daarna volgt de vraag of na de operatie metriumcarcinoom. We leren assis- aanvullende radio- of chemotherapie tenten nu moleculaire afwijkingen te moet worden gegeven. Bosse: “In de Gunstig Observatie (~55%) Intermediair Vaginale brachytherapie (~40%) Ongunstig Uitwendige radiotherapie (~5%) Vaginale brachytherapie Follow-up en kwaliteit van leven qDit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. ▼Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. VERKORTE PRODUCTINFORMATIE KEYTRUDA®. VERKORTE PRODUCTINFORMATIE KEYTRUDA®. Voor de volledige en meest recente productinformatie verwijzen wij naar de goedgekeurde SPC op www.ema.europa.eu Samenstelling: Eén injectieflacon met poeder bevat 50 mg pembrolizumab. Na reconstitutie bevat 1 ml oplossing 25 mg pembrolizumab. Therapeutische indicaties: Als monotherapie geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor de behandeling van gevorderde (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom. Als monotherapie geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen met tumoren die PD-L1-expressie vertonen met een tumour proportion score (TPS) ≥ 50 % zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties. Als monotherapie geïndiceerd voor de behandeling van lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen met tumoren die PD-L1-expressie vertonen met een TPS ≥ 1 % en die ten minste één eerdere chemotherapie hebben ondergaan. Patiënten met EGFR- of ALK-positieve tumormutaties moeten tevens een hierop gerichte behandeling hebben ondergaan vóór behandeling met KEYTRUDA. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor één van de ingrediënten. Belangrijke waarschuwingen (voor volledige uitleg zie SPC): KEYTRUDA moet permanent worden gestopt: • Bij graad 4 toxiciteit met uitzondering van endocrinopathieën die onder controle zijn met hormoonsubstitutie • Als de dosis corticosteroïden niet binnen 12 weken kan worden verminderd tot ≤ 10 mg prednison of equivalent per dag • Als een behandelingsgerelateerde toxiciteit niet binnen 12 weken na de laatste dosis KEYTRUDA afneemt tot graad 0-1 • Als een gebeurtenis een tweede keer optreedt met een ernst van graad ≥ 3. PD-L1- status: Wanneer de PD-L1-status van een tumor wordt beoordeeld, is het belangrijk dat een goed gevalideerde en robuuste methodologie wordt gekozen om vals-negatieve of vals-positieve bepalingen te minimaliseren. Immuungerelateerde bijwerkingen: De meeste immuungerelateerde bijwerkingen die optraden tijdens de behandeling met pembrolizumab waren reversibel en beheersbaar door onderbrekingen van pembrolizumab, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Op basis van de ernst van de bijwerking moet de behandeling met pembrolizumab onderbroken worden en corticosteroïden toegediend worden. Bij verbetering naar graad 1 of lager moet worden begonnen met afbouwen van de corticosteroïden en moet dit minimaal 1 maand worden voortgezet. Gebaseerd op klinisch onderzoek kan de toevoeging van andere systemische immunosuppressiva worden overwogen. Pembrolizumab mag worden hervat binnen 12 weken na de laatste dosis KEYTRUDA als de bijwerking op graad ≤ 1 blijft en de corticosteroïddosis verminderd is tot ≤ 10 mg prednison of equivalent per dag. Pembrolizumab moet permanent gestopt worden bij elke graad 3 immuungerelateerde bijwerking die opnieuw optreedt en voor elke graad 4 immuungerelateerde toxiciteitsbijwerking, behalve voor endocrinopathieën die onder controle zijn met hormoonsubstitutie. Immuungerelateerde pneumonitis: Gevallen met fatale afloop zijn gemeld. Corticosteroïden moeten toegediend worden bij ≥ graad 2 (startdosis 1-2 mg/kg/dag prednison of equivalent, gevolgd door het afbouwen van deze dosis); pembrolizumab moet onderbroken worden bij graad 2 pneumonitis en permanent gestopt worden bij graad 3, graad 4 of terugkerende graad 2 pneumonitis. Immuungerelateerde colitis: Corticosteroïden moeten worden toegediend bij ≥ graad 2 (startdosis 12 mg/kg/dag prednison of equivalent, gevolgd door het afbouwen van deze dosis); pembrolizumab moet onderbroken worden bij graad 2 of graad 3 colitis en permanent gestopt worden bij graad 4 colitis. Rekening moet worden gehouden met het mogelijke risico op gastro-intestinale perforatie. Immuungerelateerde hepatitis: Corticosteroïden moeten toegediend worden (startdosis 0,5-1 mg/kg/dag [voor graad 2 voorvallen] en 1-2 mg/kg/dag [voor graad 3 voorvallen of hoger] prednison of equivalent, gevolgd door het afbouwen van deze dosis) en, op basis van de ernst van leverenzymstijgingen, moet pembrolizumab tijdelijk of permanent gestopt worden. Immuungerelateerde nefritis: Corticosteroïden moeten toegediend worden voor ≥ graad 2 (startdosis 1-2 mg/kg/dag prednison of equivalent, gevolgd door het afbouwen van deze dosis) en, gebaseerd op de ernst van de creatinineverhogingen, moet pembrolizumab tijdelijk gestopt worden bij graad 2 en permanent gestopt bij graad 3 of graad 4 nefritis. Immuungerelateerde endocrinopathieën: Ernstige endocrinopathieën, waaronder hypofysitis, diabetes mellitus type 1, diabetische ketoacidose, hypothyreoïdie en hyperthyreoïdie zijn waargenomen bij behandeling met pembrolizumab. Langdurige hormoonsubstitutietherapie kan noodzakelijk zijn in geval van immuungerelateerde endocrinopathieën. Hypofysitis: Corticosteroïden moeten toegediend worden voor behandeling van secundaire bijnierinsufficiëntie en andere hormoonsubstitutie zoals klinisch aangewezen en pembrolizumab moet tijdelijk gestopt worden voor symptomatische hypofysitis totdat de gebeurtenis met hormoonsubstitutie onder controle is. Het opnieuw starten met pembrolizumab kan worden overwogen na het zo nodig afbouwen van de corticosteroïden. Diabetes mellitus type I: Insuline moet worden toegediend voor diabetes type I en pembrolizumab moet tijdelijk worden gestopt in geval van graad 3 hyperglykemie tot metabole controle is bereikt. Schildklieraandoeningen (o.a. hypothyreoïdie, hyperthyreoïdie en thryreoïditis): Patiënten moeten worden gecontroleerd op veranderingen in de schildklierfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling en zoals geïndiceerd op basis van klinische beoordeling. Hypothyreoïdie kan onder controle worden gehouden met substitutietherapie zonder onderbreking van de behandeling en zonder corticosteroïden. Hyperthyreoïdie kan symptomatisch onder controle worden gehouden. Pembrolizumab moet tijdelijk gestopt worden bij graad 3 of hoger totdat hyperthyreoïdie graad 1 of lager is bereikt. Voortzetting van pembrolizumab kan worden overwogen voor patiënten met graad 3 of graad 4 hyperthyreoïdie die verbeterde naar graad 2 of lager na het zo nodig afbouwen van de corticosteroïden. Andere immuungerelateerde bijwerkingen: Gemeld zijn: uveïtis, artritis, myositis, pancreatitis, ernstige huidreacties, syndroom van Guillain-Barré, myasthenisch syndroom, hemolytische anemie en partiële insulten bij een patiënt met inflammatoire foci in hersenparenchymweefsel. Gebaseerd op de ernst van de bijwerking moet pembrolizumab tijdelijk gestopt worden en corticosteroïden toegediend worden. Infusiegerelateerde reacties: Ernstige infusiegerelateerde reacties gemeld. Staak de infusie bij ernstige infusiereacties en stop permanent met pembrolizumab. Patiënten met een lichte of matig ernstige infusiereactie kunnen pembrolizumab onder nauwgezette controle blijven krijgen; premedicatie met antipyretica en antihistaminica kan worden overwogen. Bijwerkingen (voor volledig overzicht zie SPC): Pembrolizumab wordt vooral geassocieerd met immuungerelateerde bijwerkingen. De meeste hiervan, inclusief ernstige reacties, verdwenen na het starten van geschikte medische therapie of het stoppen van pembrolizumab. De meest voorkomende bijwerkingen zijn verder: vermoeidheid (24 %), huiduitslag (19 %), pruritus (17 %), diarree (12 %), misselijkheid (11 %) en artralgie (10 %). Het merendeel van de gemelde bijwerkingen had een ernst van graad 1 of 2. Extra veiligheidswaarschuwingen: Patiëntenwaarschuwingskaart: Alle voorschrijvers van KEYTRUDA moeten bekend zijn met de ‘Informatie voor de Artsen en de richtlijnen voor de behandeling’. De voorschrijver moet de risico’s van de KEYTRUDA-behandeling met de patiënt bespreken. De patiënt zal bij elk voorschrift de patiëntenwaarschuwingskaart en de patiënteninformatiefolder meekrijgen. Farmacotherapeutische groep: antineoplastische middelen, monoklonale antilichamen Afleveringswijze: UR Vergoeding: op verstrekking van dit geneesmiddel bestaat aanspraak krachtens de Zorgverzekeringswet. Registratiehouder: Merck Sharp & Dohme Limited, UK. Registratienummers: EU/1/15/1024/001 Lokale vertegenwoordiger: MSD B.V., tel. 0800-9999000, [email protected]. Datum: januari 2017. Xofigo® 1100 kBq/ml oplossing voor injectie Samenstelling: Werkzame stof: radium Ra-223 dichloride (radium-223 dichloride, 1100 kBq/ml, op de referentiedatum overeenkomend met 0,58 ng radium-223). Elke injectieflacon bevat 6 ml oplossing (op de referentiedatum 6,6 MBq radium-223 dichloride). Hulpstoffen: Water voor injecties, natriumcitraat, natriumchloride, zoutzuur verdund. Indicatie: Behandeling van volwassenen met castratieresistent prostaatcarcinoom, symptomatische botmetastasen en geen bekende viscerale metastasen. Xofigo dient alleen te worden toegediend door personen die bevoegd zijn om met radioactieve geneesmiddelen te werken binnen een hiertoe aangewezen klinische setting. Contra-indicaties: Er zijn geen contra-indicaties bekend. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Beenmergsuppressie, met name trombocytopenie, neutropenie, leukopenie en pancytopenie, is gemeld. Hematologische evaluatie van patiënten moet uitgevoerd worden bij aanvang van de behandeling en vóór elke volgende dosis. Indien er binnen 6 weken na de laatste toediening van Xofigo geen herstel van het absolute aantal neutrofielen (ANC) en de hemoglobine is opgetreden, ondanks het ontvangen van standaard zorg, mag de behandeling met Xofigo alleen worden voortgezet na een zorgvuldige afweging van de voordelen en risico’s. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten met tekenen van verminderde beenmergreserve, bijv. na een eerdere cytotoxische chemotherapie en/of radiotherapie (EBRT, external beam radiation therapy) of patiënten met gevorderde diffuse infiltratie van het bot (EOD4; ‘superscan’), aangezien er een verhoogde incidentie van hematologische bijwerkingen zoals neutropenie en trombocytopenie is waargenomen. Beperkte beschikbare gegevens geven aan dat patiënten die chemotherapie krijgen nadat ze met Xofigo zijn behandeld, een vergelijkbaar hematologisch profiel hadden vergeleken met patiënten die chemotherapie kregen na placebo. Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa: omdat Xofigo via de feces wordt uitgescheiden, kan straling leiden tot een verergering van acute inflammatoire darmziekten. Daarom dient Xofigo alleen te worden toegediend na zorgvuldige afweging van de voordelen en risico’s bij deze patiënten. Bij patiënten met onbehandelde, dreigende of al aanwezige ruggenmergcompressie dient behandeling met standaardzorg volgens klinische indicatie te worden voltooid voordat de behandeling met Xofigo wordt gestart of hervat. Bij patiënten met botfracturen dienen de fracturen orthopedisch te worden gestabiliseerd voordat de behandeling met Xofigo wordt gestart of hervat. Bij patiënten die behandeld werden met bisfosfonaten en Xofigo kan een verhoogd risico op de ontwikkeling van osteonecrose van de kaak (ONJ) niet uitgesloten worden. In de fase III-studie zijn gevallen van ONJ gemeld bij 0,67% van de patiënten (4/600) in de Xofigo-arm in vergelijking met 0,33% van de patiënten (1/301) in de placeboarm. Alle patiënten met ONJ waren echter eerder of gelijktijdig aan bisfosfonaten blootgesteld en hadden eerder chemotherapie gehad. Xofigo draagt bij aan de totale cumulatieve hoeveelheid straling waaraan patiënten op de lange termijn worden blootgesteld en kan dan ook gepaard gaan met een verhoogd risico op kanker en erfelijke defecten. Er zijn geen gevallen gemeld van Xofigo-geïnduceerde kanker in de klinische studies met een follow-upperiode tot en met drie jaar. Afhankelijk van het toegediende volume kan dit geneesmiddel tot maximaal 2,35 mmol (54 mg) natrium per dosis bevatten. Bijwerkingen: Zeer vaak: trombocytopenie, diarree, braken, misselijkheid; Vaak: neutropenie, pancytopenie, leukopenie, injectieplaatsreacties; Soms: lymfopenie. Handelsvorm: Injectieflacon met 6 ml oplossing voor injectie. Nummer van de vergunning: EU/1/13/873/001. Vergunninghouder: Bayer Pharma AG, 13342 Berlijn, Duitsland. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht, tel. 0297 280 666. Afleveringstatus: U.R. Datum goedkeuring/herziening van de SmPC: 04/2016. Versie: april 2016. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. Referenties: 1. Mohler JL, et al. NCCN Clinical Practice Guidelines in Oncology (NCCN Guidelines®) Prostate Cancer. Version 2.2016. NCCN; 2016:1-108. 2. Mottet N, et al. Guidelines on Prostate Cancer. EAU; 2016:1-146. 3. SmPC Xofigo® (radium Ra-223 dichloride), 04/2016. 4. Prostaatcarcinoom, Landelijke richtlijn, Versie 2.1, 2016, IKNL. Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) alvorens Keytruda voor te schrijven. (pembrolizumab, MSD) SPC jan 2017 - 132x120mm.indd 1 24 2017 - vol 8 - nummer 2 08-02-17 10:30 1702-NL060_Xofigo VPI Oncologie up to date 132x120.indd 1 22-02-17 10:04 11e bijeenkomst Werkgroep Moleculaire Diagnostiek in de Pathologie MMR-eiwitten (MSH6 en PMS2). Dan worden nu nog in Leiden uitgevoerd, zijn er ook ‘ultragemuteerde’ tumoren, maar zullen de komende jaren worden met een factor tien mutaties meer dan uitgerold over meer Nederlandse pa- bij MSI. Hierbij is sprake van een uit- thologielaboratoria. PORTEC4a moet geschakelde proofreadingfunctie van antwoord geven op de vraag of het het DNA-polymerase-ε (POLE), met als achterwege laten van radiotherapie gevolg extreem veel mutaties in het bij deze patiënten mogelijk is zonder hele genoom. Het zijn hooggradige de recidiefkans te laten oplopen. De tumoren, maar paradoxaal genoeg studie heeft een vliegende start, met hebben deze patiënten juist een uit- in de eerste maanden al veel aanmel- stekende prognose. De mutatieanalyse dingen vanuit het hele land; het voor- van het aangedane exonucleasedomein uitzicht om geïnformeerd géén belas- van POLE is eenvoudig op te zetten. tende behandeling te hoeven onder- Dus met een paar immunohistoche- gaan maakt de motivatie groot.” Bas Mulder Award Waarom voorspellen POLE-mutaties bij gynaecologische tumoren zo’n goede prognose? Tjalling Bosse heeft onlangs een Bas Mulder Award ontvangen om dit te ontrafelen. “Er zijn twee voor de hand liggende hypothesen: een sterke antitumorimmuunrespons geeft deze tumoren een indolent gedrag, of de vitaliteit van de POLE-gemuteerde tumorcellen is beperkt, waardoor deze tumoren uiterst gevoelig zijn voor de huidige therapie. De studies in dit project zullen antwoord geven op de belangrijke vraag of men dus juist wel of juist niet moet behandelen.” mische bepalingen en beperkte DNAanalyses is een accurate moleculaire classificatie van endometriumcarcinoom mogelijk.” Risicomodel Recent translationeel werk van de PORTEC-onderzoeksgroep toont aan dat het wellicht mogelijk is om het huidige risicomodel te verfijnen. Hiervoor werd het tumormateriaal van ruim duizend patiënten uit PORTEC1 PERJETA® verbetert het perspectief voor uw HER2+ patiënt in eBC en mBC1-4 en -2 gebruikt, met inmiddels ruim tien jaar follow-up. “We vinden vergelijkbare percentages van de moleculaire afwijkingen als beschreven door het TCGA. De meeste tumoren in PORTEC1 en -2 hadden een intermediair risico op basis van de huidige risico-inschatting, zonder gebruik te maken van aanvullende tests. Integratie van moleculaire markers maakt echter dat het biologische gedrag van de tumoren uiteenloopt: POLE-mutanten hadden een uiterst gunstig klinisch beloop, terwijl p53-mutanten en tumoren waarin L1CAM tot expressie kwam een hoge kans hadden op een recidief. MSI-tumoren hebben een blijvend intermediair risico op een lokaal recidief, net als de overige tumoren met een exon3-mutatie in het gen dat codeert voor β-catenine. Daaruit is een nieuw geïntegreerd model ontstaan dat ons in staat stelt om met aanvullende tests drie risicogroepen te identificeren. Een belangrijke bevinding uit deze studies is dat meer dan de helft van de huidige intermediair-risicogroep na moleculaire tests een laag risico blijkt te hebben. Voor deze grote groep is aanvullende radiotherapie mogelijk overbodig. Daar staat tegenover dat een kleine groep patiënten waarschijnlijk juist voordeel zal hebben bij een intensievere behandeling.” PORTEC4a Indicaties: eBC - PERJETA is geregistreerd voor de neoadjuvante behandeling van patiënten met HER2-positieve borstkanker in combinatie met HERCEPTIN® en chemotherapie* mBC - PERJETA is geregistreerd voor de eerstelijnsbehandeling van patiënten met HER2-positieve gemetastaseerde borstkanker in combinatie met HERCEPTIN en docetaxel* Deze resultaten zijn de basis voor de PORTEC4a-studie. Hierin kunnen patiënten participeren die volgens de klassieke risico-indeling een intermediair risico hebben. Vervolgens wordt 2:1 gerandomiseerd tussen nabehandeling op basis van moleculair geïnte- Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via www.roche.nl/bijwerkingen greerd risico (gunstig, ongunstig of intermediair) of de standaardbehan- * Voor de volledige indicatietekst, de verkorte productinformatie en de referenties zie elders in deze uitgave. A/ADVERTISEMENT/NL/PERJ/1611/0015 deling (vaginale brachytherapie) (zie Figuur 1). Bosse: “De moleculaire tests 2017 - vol 8 - nummer 2 25 Acute megakaryoblastische leukemie Identificatie AMKL-subgroepen met verschillende prognoses DR. ASTRID DANEN, WETENSCHAPSJOURNALIST Children’s Research Hospital (Memphis, Verenigde Staten) onafhankelijk Patiënten met acute megakaryoblastische leukemie (AMKL) kunnen op basis van genetische afwijkingen onderverdeeld worden in verschillende subgroepen, elk met een andere prognose. Dat blijkt uit een groot onderzoek bij 99 AMKL-patiënten, waaraan dr. Maarten Fornerod, databioloog, en prof. dr. Michel Zwaan, kinderarts-oncoloog en hoofd van de afdeling Kinderoncologie, beiden Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, mede leiding gaven. Zij publiceerden hun resultaten onlangs in Nature Genetics.1 De resultaten bieden mogelijkheden voor therapie op maat bij AMKL. van elkaar een aantal nieuwe genfusies.2,3 De twee onderzoeksgroepen sloegen daarop de handen ineen om gezamenlijk te proberen tot een beter inzicht te komen in het genomische landschap van AMKL. Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt met financiële steun van KiKa, KWF Kankerbestrijding en de Stichting Kinderoncologisch Centrum Rotterdam (KOCR). “Je ziet nu dat de patiëntengroep Maarten Fornerod en Michel Zwaan (foto: © NFP Photography) “Het gaat om een groep met een heel kemie krijgen, gaat het in de meeste helemaal uit elkaar getrokken wordt. slechte prognose”, vertelt Michel gevallen om AMKL, maar die hebben Er zitten genafwijkingen bij die goed Zwaan. AMKL is een subtype van acute juist een zeer goede prognose. zijn en afwijkingen die slecht zijn. Met kwaliteit van leven hebben. En wat ook ook het verband vast te stellen tussen myeloïde leukemie (AML) dat zelden Behalve over de translocatie t(1;22), name patiënten met een goede prog- belangrijk is, is dat je ouders beter het genexpressieprofiel en het optre- voorkomt bij volwassenen, maar 4- die vaak bij zeer jonge kinderen met nose kun je een stamceltransplantatie kunt voorlichten.” den van mutaties en chromosomale 15% van de nieuw gediagnosticeerde AMKL voorkomt, was er weinig bekend onthouden”, aldus Zwaan. “Het gaat gevallen bij kinderen uitmaakt. Slechts over de genetische achtergrond. On- niet om enorm veel patiënten per jaar, 25-30% geneest uiteindelijk. Bij kinde- langs vonden de Rotterdamse onder- maar wereldwijd gaat het toch om Next generation sequencing van 400 terabyte. De biostatistische ren met het downsyndroom die leu- zoekers en hun collega’s in het St. Jude aardig wat kinderen die een betere In een internationaal samenwerkings- analyse van die gegevens is groten- verband verzamelden de onderzoekers deels uitgevoerd in Rotterdam, in materiaal van 75 kinderen en 24 vol- nauwe samenwerking met St. Jude. Het wassenen met AMKL, zonder down- probleem met biologische data is dat Commentaar dr. Friederike Meyer-Wentrup, kinderoncoloog, Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie Het artikel dat dr. Maarten Fornerod en prof. dr. Michel Zwaan samen met hun collega’s uit het St. Jude Hospital in Nature Genetics hebben gepubliceerd, geeft ons niet alleen nieuwe inzichten in de biologische aspecten van acute megakaryoblastische leukemie (AMKL), maar verbetert ook de patiëntenzorg. Daarnaast is het een uitstekend voorbeeld van de bijzondere uitdagingen en de eruit resulterende kracht van kinderoncologisch onderzoek in zijn algemeenheid. Pediatrische tumoren zijn zeldzaam en onderscheiden zich vaak van de volwassen vormen, als deze er al zijn. Zo laat de publicatie zien dat AMKL bij kinderen moleculair daadwerkelijk anders is dan bij volwassenen. Eerder gepubliceerde onderzoeksresultaten uit de groepen van Zwaan en Tanja Gruber vormen het uitgangspunt van deze studie. Maar om onderzoek met voldoende statistische power te kunnen doen, moeten kinderoncologische onderzoekers op internationaal niveau samenwerken, zoals Fornerod, Zwaan en Gruber in dit translocaties”, vertelt Fornerod. Dat leverde een enorme berg data op syndroom. “Meestal ging dat om am- ze niet perfect zijn, aldus Fornerod. pullen met blasten, soms was alleen “Je moet de achterliggende biologie en gezuiverd DNA of RNA beschikbaar”, experimentele condities goed kennen vertelt Maarten Fornerod. “Maar we om te kunnen bepalen hoe je die data hebben alles meegenomen; je moet moet interpreteren. Heel vaak moet je roeien met de riemen die je hebt. Van bepaalde data eruit filteren.” ongeveer de helft van de patiënten was ook kiemcelmateriaal aanwezig. Dat is nodig om genetische variaties Duidelijk onderscheid die vaak voorkomen, zogeheten single Na het filteren van de achtergrond nucleotide polymorphisms (SNP’s), eruit vonden de onderzoekers bij ongeveer te kunnen filteren”, legt Fornerod uit. 80% van de kinderen met AMKL een Al het materiaal is vervolgens onder- genetische afwijking: ofwel een her- worpen aan next generation sequencing haaldelijk voorkomende chromosoma- in het St. Jude Children’s Research le translocatie, ofwel een mutatie in Hospital. Met exome sequencing van GATA1. Opvallend genoeg zagen ze bij project hebben gedaan. Sponsors met interesse in kinderoncologie zoals KiKa, KWF Kankerbestrijding en lokale stichtingen zoals de Stichting Kinderoncologisch Centrum Rotterdam (KOCR) zijn even belangrijk, omdat commerciële interesse in kinderoncologische aandoeningen vaak gering is en technologieën zoals whole exome sequencing duur zijn. Kinderoncologisch onderzoek wordt dus in de meeste gevallen gedreven vanuit de academische wereld. Hier ligt zeker ook de kracht van deze publicatie. De auteurs hebben nieuwe moleculaire technieken toegepast om het klinische beloop van AMKL bij kinderen zonder downsyndroom te begrijpen. Daaruit hebben zij nieuwe Fornerod: “Bij 80% van de kinderen met AMKL vonden we een genetische afwijking, terwijl we dit bij volwassenen vrijwel niet zagen” subtypes van AMKL op basis van genherschikkingen en mutaties geïdentificeerd. Deze genetische veranderingen blijken het beloop van de ziekte te beïnvloeden. Deze bevindingen vormen de basis voor risicostratificatie en behandeladviezen: kinderen met AMKL met GATA1-mutaties zonder genetische translocaties kunnen mogelijk minder intensief behandeld worden, terwijl patiënten met hoogrisicotranslocaties juist vroeger in aanmerking zullen komen voor een allogene stamceltransplantatie. De nieuwe inzichten in de fundamentele biologie van AMKL die de auteurs hebben verkregen, zijn het uitgangspunt voor de ontwikkeling van nieuwe doelgerichte therapieën tegen AMKL op de kinderleeftijd. 26 2017 - vol 8 - nummer 2 het DNA zochten de onderzoekers naar volwassenen met AMKL veel minder mutaties en variaties in het aantal genetische afwijkingen. De chromo- kopieën van een gen. Sequencen van somale translocaties vonden ze niet het RNA gaf informatie over genex- terug en de GATA1-mutatie kwam pressie en is een goede methode voor slechts bij een enkeling voor. Dat duidt de detectie van fusiegenen. “Beide erop dat de ziekte bij kinderen anders methoden hebben we geïntegreerd om is dan bij volwassenen. In verdere Acute megakaryoblastische leukemie daarop aan te passen. Zwaan: “Vroeger aanwezigheid van de GATA1-mutatie. middelen beschikbaar, waaronder MEK- testen. Daarnaast gaan de onderzoe- dachten we dat de GATA1-mutatie al- Op basis van de prognose kan ook en JAK-remmers. “Voor een klein deel kers in een soortgelijk project bekijken leen voorkwam bij kinderen met down- beslist worden welke kinderen wel van de patiënten kunnen dat in de of de nieuwe HOX-translocaties die bij syndroom-AMKL, die een goede prog- en welke geen stamceltransplantatie toekomst mogelijk extra behandel- AMKL gevonden zijn ook voorkomen nose hebben. Maar nu blijkt die mutatie nodig hebben. “Als de overleving van opties zijn”, aldus Zwaan. bij AML-patiënten die geen bekende ook bij AMKL-patiënten zonder down- een bepaalde groep retrospectief lager syndroom voor te komen. Die patiënten blijkt dan 30-35% vinden we dat die De genen die betrokken zijn bij de kunnen waarschijnlijk met het protocol patiënten in eerste complete remissie gevonden translocaties zijn meestal voor downsyndroom-AMKL met ge- een transplantatie moeten krijgen. transcriptiefactoren, waartegen geen Referenties reduceerde chemotherapie behandeld Als de overleving daarboven zit, ge- doelgerichte middelen bestaan. De 1. De Rooij JD, et al. Nat Genet 2017;49: worden. Daar zijn we nu mee bezig, ven we alleen chemotherapie”, legt onderzoekers willen nu biologische 451-6. om te kijken of dat goed gaat bij die Zwaan uit. modellen maken met zowel de fusie- 2. Gruber TA, et al. Cancer Cell 2012;22: kinderen.” Alle AMKL-patiënten wor- Tegen een aantal van de gevonden se- genen als de coöpererende mutaties, 683-97. den voortaan standaard getest op de cundaire mutaties zijn doelgerichte waarop ze specifieke remmers kunnen 3. De Rooij JD, et al. Leukemia 2013;27:2280-8. genetische afwijking hebben. NIEUWE ORALE BEHANDELING VOOR CLL De 1e en enige geregistreerde BCL-2 remmer VENCLYXTO ® analyses richtten de onderzoekers zich op de kinderen met AMKL. “De cytogenetische groepen konden voor de behandeling van CLL patiënten* heel mooi van elkaar gescheiden worden op basis van het genexpressieprofiel”, vertelt Fornerod. “We vonden ook een nieuwe groep die op het eerste gezicht vrij heterogeen leek, maar bij wie telkens wel een HOX-gen betrokken was bij de translocatie.” Dat er een VENCLYXTO® (venetoclax) is een selectieve, verband is tussen de genetische afwij- orale BCL-2 remmer1 kingen en het genexpressieprofiel is ook logisch, aldus Fornerod. “De fusiegenen zijn betrokken bij een differentiatiestop. Dat heeft grote invloed op de genexpressie. De genexpressie heeft dus een heel grote voorspellende waarde van welke differentiatieremmende zeven subgroepen vonden de onderzoekers ook secundaire, coöpererende mutaties, met name in epigenetische factoren en kinases. ADD-ON NL/VEN/0317/0192 mutatie aanwezig is.” In elk van de TOEGEKEND Opvallend was dat het onderscheid op basis van het genexpressieprofiel zich ook weerspiegelde in verschillende prognoses - sommige heel goed, andere heel slecht. Zowel de algehele als de ziektevrije overleving en het aantal patiënten dat een recidief krijgt, vari- *Therapeutische indicaties Venclyxto® (venetoclax): A. Venclyxto® monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) in de aanwezigheid van een 17p-deletie of TP53-mutatie bij volwassen patiënten die ongeschikt zijn voor of bij wie een B-celreceptorremmer heeft gefaald. eerden sterk per groep. De vijfjaarsoverleving liep uiteen van 14% voor de groep met de translocatie CBFA2T3- B. Venclyxto® monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van CLL in afwezigheid van een 17p-deletie of TP53mutatie bij volwassen patiënten bij wie zowel chemo-immunotherapie als een B-celreceptorremmer heeft gefaald. GLIS2 tot 100% bij patiënten met een GATA1-mutatie. Per 1 februari 2017 is de add-on voor de behandeling van CLL toegekend door de NZa. Behandeling aanpassen Het kunnen identificeren van patiënten met een goede of slechte prognose 1. SmPC Venclyxto® (venetoclax), 2016. Voor de verkorte productinformatie zie elders in dit blad maakt het mogelijk om de behandeling 32952_AbbVie_Venclyxto_Adv_210x297_HR.indd 1 14-03-17 13:09 2017 - vol 8 - nummer 2 27 12e Dutch Hematology Congress Conceptrichtlijnen en richtlijnen in ontwikkeling 1 Nieuwe richtlijnen ■ Maagcarcinoom (evidence-based; revisie 2) Voorzitters richtlijnwerkgroep: dr. A. Cats, mdl-arts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam; prof. dr. P.D. Siersema, mdl-arts, UMC Utrecht. ■ Nierfalen in de palliatieve fase (evidence-based; revisie) Voorzitter richtlijnwerkgroep: dr. M. van Buren, internist-nefroloog, HagaZiekenhuis, Den Haag. 2 Conceptrichtlijnen ■ Detecteren behoefte psychosociale zorg (evidence-based; revisie) Voorzitters richtlijnwerkgroep: dr. J. Hoekstra-Weebers, voorzitter Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie, Amsterdam; dr. M. van der Linden, klinisch psycholoog, VUmc, Amsterdam. Verwachte publicatiedatum: 2017. ■ Mammacarcinoom (evidence-based; revisie 1) Voorzitter richtlijnwerkgroep: dr. C.H. Smorenburg, internist oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam. Verwachte publicatiedatum: 2017. ■ Oncologische revalidatie (evidence-based; revisie) Voorzitter richtlijnwerkgroep: dr. J.P. van den Berg, revalidatiearts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam. Verwachte publicatiedatum: 2017. 3 Richtlijnen in ontwikkeling ■ Hartfalen in de palliatieve fase (evidence-based; revisie) Voorzitters richtlijnwerkgroep: L. Bellersen, cardioloog, Radboudumc, Nijmegen. Verwachte publicatiedatum: 2017. ■ Mammacarcinoom (evidence-based; revisie 2) Voorzitter richtlijnwerkgroep: dr. C.H. Smorenburg, internist oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam. Verwachte publicatiedatum: 2017. ■ Masterplan gynaecologie (evidence-based; revisie 2) Voorzitters richtlijnwerkgroep: diverse. Verwachte publicatiedatum: 2017. Bijzonderheden: de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie Gynaecologie investeert in het actualiseren van haar richtlijnen volgens de meest recente voorwaarden voor richtlijnontwikkeling. Er heeft een priorite ring plaatsgevonden om te bepalen welke 7 modules de meeste urgentie hebben om te worden geactualiseerd. ■ Module nazorg voor cervixcarcinoom, endometriumcarcinoom, ovariumcarcinoom en vulvacarcinoom (evidence-based) Voorzitter richtlijnwerkgroep: dr. D. Boll, gynaecoloog, TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg. Verwachte publicatiedatum: 2017. 12e Dutch Hematology Congress Het 12e NVvH-HOVON Dutch Hematology Congress vond plaats van 24 tot en met 26 januari jl. in het congrescentrum Papendal te Arnhem. Zoals gebruikelijk werden hier de fundamentele en klinische vorderingen in het hematologisch onderzoek van het voorbije jaar besproken. Daarnaast was er voor promovendi en onderzoekers gelegenheid om recente onderzoeksresultaten te presenteren. In dit nummer van Oncologie Up-to-date een samenvatting van enkele voordrachten. Rituximab in dagelijkse praktijk even effectief als in studies DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST De strenge selectie voor deelname aan klinische studies lijkt er niet toe geleid te hebben dat de resultaten van rituximab bij chronische lymfatische leukemie in de medische literatuur beter zijn dan in de praktijk. Dat suggereert een retrospectieve cohortstudie waarin Lina van der Straten (student-onderzoeker) en collega’s in het Albert Schweitzer ziekenhuis te Dordrecht de waarde van rituximab bij patiënten in de dagelijkse praktijk evalueerden. Zij presenteerde de resultaten tijdens het Dutch Hematology Congress. Aanleiding voor de studie met patiën- de tweede of latere lijn, toonde Lina van rituximab, met respectievelijk 31 ten die behandeld werden in het Albert van der Straten. Zij liet verder zien en 59 maanden (HR 0,43; p <0,001). Schweitzer ziekenhuis was dat er nog dat het treatment-free interval (TFI), Tevens werd een voordeel gezien wat steeds relatief weinig gegevens zijn ofwel de tijd waarin een patiënt geen betreft de algemene overleving van over de precieze effecten van behande- nieuwe behandeling kreeg, langer was patiënten. Deze was mediaan 52 maan- ling met rituximab bij patiënten met als patiënten in de eerste lijn waren den bij patiënten die enkel met chemo- chronische lymfatische leukemie (CLL) behandeld met chemotherapie plus therapie waren behandeld en 83 maan- in de dagelijkse praktijk. In totaal wer- rituximab. “De mediane TFI was 31,1 den bij patiënten die ooit rituximab den gegevens van 124 CLL-patiënten maanden in de chemotherapiegroep plus chemotherapie kregen (HR 0,54; met een mediane leeftijd van 67 geana- en was nog niet bereikt in de groep p=0,012). lyseerd. Er werden 221 behandelings- die behandeld was met rituximab plus lijnen bestudeerd, die ingedeeld werden chemotherapie (HR 0,40; p=0,003)”, Van der Straten concludeerde dat de in de groep ‘chemotherapie’ of de groep aldus Van der Straten. Als werd gekeken gunstige effecten van behandeling met ‘chemotherapie plus rituximab’. dagelijkse praktijk. “De TFI was signi- bij rituximab plus chemotherapie (HR ficant beter na rituximab plus chemo- 0,36; p=0,03). therapie in zowel de eerste als de 45% van de patiënten werd in eerste Als daarnaast naar de TFI in alle be- tweede lijn. Ook de totale overleving lijn behandeld met chemotherapie plus handellijnen werd gekeken, was er een was beter als patiënten op enig moment rituximab en 47% van de patiënten in duidelijk voordeel van het toevoegen waren behandeld met rituximab.” nonco logie.nl | volum | 2017 numm e1 | 2017 - vol 8 - nummer 2 Nieuw in 2017! er 1 litis na van co kkade en outs tblo De ins ncheckpoin u immu 28 nische studies, even sterk zijn in de bij chemotherapie en 55,1 maanden www.immu Reeds gepubliceerde oncologische richtlijnen zijn te raadplegen op www.oncoline.nl van het IKNL. Diverse richtlijnen zijn in het Engels vertaald en te raadplegen op www.oncoline.nl/english. De gegevens over de in dit overzicht vermelde richtlijnen zijn opgesteld in overleg met IKNL. Meer informatie over deze richtlijnen is op te vragen bij Mirte L.(M.) Tilma via [email protected] en tel. 088 - 234 62 47. rituximab zoals gerapporteerd in kli- Langere tijd zonder behandeling ■ Spirituele zorg in de palliatieve fase (evidence-based) Voorzitter richtlijnwerkgroep: prof. dr. C. Leget, hoogleraar Zorgethiek en bijzonder hoogleraar Palliatieve zorg, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht. Verwachte publicatiedatum: 2017. Meer informatie? naar de behandeling in de tweede lijn, was de TFI respectievelijk 27 maanden beide blijken end genoeg de im. Opvall eert dat em tica krijgen . Dit sugger nsyste antibio werken or het immuu ieën te mers daarvo strateg intrem yten die heckpo realeukoc muunc darm en dat in de ig activer smen Andra dusdan organi aldus de microwel doen”, was op een niet op ur nu ineens n, dat elijk coaute e en histogeerde t, die recent opisch ers-Bors he, endosc associe Neefje klinisc mabge over de ipilimu artikel rken van 2 e kenme ten. logisch patiën bij 27 de colitis maligeld woraantal beeld t mab behand groeiend dermatitis en Histologisch s-Bors ipilimu , bij een die met , ziet Neefje ndeloptie en zoals colitis , en patholoog Bij patiënten krijgen ontste e beha actieve lachten rking bij een Amsterdam kenmerken den en darmk een nieuw agse bijwe dat past in de lamina kkade enhoek, fielen lleda 1, l een beeld scopische gen. Figuur vaak neutro meesta eckpointblo rd met niet-aAntoni van Leeuw en micro n (zie oenin ij zie je ert crypte n, immuunch r ook gepaa copische re darmaand ten cryptking. “Daarb el en de Dr. Robb vormt van Diere che, colos epithe echte lijkba deze patiën a, het lumen Jolanda klinis hebben successen pieën gaan propri in het met verge arts dr. grijkste 2). Soms fielen recente hillen e thera neutro nlijk niet op pagina eken MDL, de belan lijkste versc Door de j zich Deze nieuwartikel bespr Amsterdam zie je gewoo ver dat en waarbi duide en. Dit , abcess niteiten. tegeno In dit en de bevind onitis. crypten orst, VUmcintblokkade Daar staat oedeem van de colitis. lijkt pneum a Neefjes-B minder mt, euze e eckpo dat infecti lokkad voorko k pointb bij een f vaak jk heeft drs. Andr na immuunch ncheck mogeli de oorzaa s dus relatie immuu de om : . Bij een colitis we bij euze colitis; metho van coliti Het nieuwe magazine Immunoncologie.nl r cal write , medi Voort van der Dieren ezen e Omdat n. Van aangew lokkad pie de te bepale pointb colosco de meeste lachten ncheck r dat men in de darmk remme stelde slechts van immuu ingen het type genoeg r- van een colitis bijvoo rkelijk elijk van De bijwerk gische ernst van en komen radiolo dele afhank bij “Opme studies de klacht . pie of he en en/of zijn ten scopie ast. “Darm 4-monothera s klinisc van klacht van een toegep basis emmer CTLAwordt in het op grond PD-1-r 1 vast op voor bij zijn we zelden 4- en vaker rapie. juist is, CTLArken en beeld onothe bij deze kenme atie van s mij niet vaker ken met PD-1-m dit volgen ontsto k steeds een combin ondereling Omdat anaal enhoe behand darmk Leeuw doen. Hierbij de i van maagdan bij voor. Soms pie gaan Anton ernst van meeste de colosco l het gehele het tussen en een de dunne Hoewe colitis , en de patiënt komt king van de relatie van diarree ontste we een n wij ook kan raken, de mate met een en zien zochte geen duidename samen casuss echter colitis. ook ische en, met gaat dit bleek Er zonder klacht sporad rbeeld darm en bij de colitis. en zien bijvoo aan, zou darm de dunne klacht ernst van zijn. We is aanged diarree het king van tie te colon e milde ontste ur het tie tussen lijke correla een ernstig die slechts voorke interac een toch de ten bij pie ora Dat nen dat colosco .” wel patiën de darmfl die bij n beteke em en te hebben gezien , maar kunne colonsyste blijken enese, hebben om een ulcera ale immuu beter in de pathog lheid bacteof diepe mucos speelt diarree ie omdat colitis rol bij hoevee doscop het rijke . grote ens is belang colitis van de een sigmoï Overig a van Dieren zigheid ten met en niet Joland rpatiën te doen de aanwe ”, aldus rechte van de scopie aan de dit orgaan een kwart t heeft er riën in Er zijn king s-Bors ongeve colon. Neefje ere ontste van het Andra ontijsen) een ernstig de linkerkant zijdige Veldhu aan een rechts Jaap van alleen kant dan (foto © die ten zelfs patiën . hebben steking te maken bij infecti in een biopsie zien dan van de n vaak biopte timing l wat later worden met de dit meesta euze colitis mab. infecti en, terwijl ipilimu fase genom erde eling met vroege associe n na behand mabge t er van is bij klachte cheidt ipilimu sa doorda e onders ulcero Verder colitis ijke toenam zich van geen duidel r vaak colitis distaal er minde aal naar aanOok zijn proxim omen king is. en granul ontste de basale lesions van he) skip en minder scopisc teren van Crohn (micro ast consta de ziekte zodan bij IBD. Daarna citeit, wezig dan bij chroni n van cytose rig met plasma langdu keer tekene ten die enkele s. Neefje we een , bij patiën istorsie e eld”, aldus cryptd lokkad behand als pointb ncheck mab werden vola van Dieren na immuu moet het Joland ) ipilimu enhoek er heeft, l colitis van de Hoewe van Leeuw kennis geen karakt Antoni hetero oog met stiek (foto © pathol dus een de diagno voor een g met gische gens haar en ervarin het histolo omen he setting zijn om tegenk klinisc doen niet nlijk aldus goed te mers”, we gewoo van colitis nen. ointrem ffen die checkp te herken aantre beeld eling met na behand . Van Dieren met imcolitis studie , is ndeling een klinische in eld worden ijk Beha ten die duidel mers behand bijwerkingen Bij patiën iekte ogen geen intrem logie imvan pathol heckpo n beeld oire darmz ten na eling l. Van e Patho kort hadden muunc rotoco ge patiën de behand Heterogee sche inflammat pointblokkad kon dan voor die sommi Tot voor het studiep geval . “Men ncheck bij chroni men net en aan de colitis ol in het tref je Net als na immuu kade kregen cheid maken l gebond beeld van colitis t dit protoc son voor intblok zien. “Soms lesions - meesta schrijf predni jk onders heckpo (IBD) laat ncheck geen beeld duideli : “Vaak muunc emde skip eling met behanhetero Dieren zogeno atig geen een immuu l elkaar aan een een behand een zeer e en de van Crohn zaakt door ook regelm al weefse colour geven diarree infecti veroor norma van de ziekte van de de voorke en van rrente colitis als bij ken en sprake de uitslag wij zelf patiënt intercu tussen j ontsto n is er md op , een or werden gevalle e- terwijl naar het emmer aan, waarbi Hierdo andere die is afgeste Afhank pointr rectum IBD. In eld. het sa een deling elen. ulcero se van zich van afwiss ren behand de meeste beginfa manie bij colitis king die 2 kiezen je dat illende net als en op pagina een ontste colitis je dus kt, zoals steroïd op versch van de ijk kun uitstre Lees verder cortico wat Eigenl de ernst coecum eling met Het enige gen vaak lijk van ook ziet. behand omen. Gronin met rbeeld ten in voor een bijvoo kingen alles tegenk patiën centra ontste vrijwel , terwijl nde waren bestaa bij IBD infliximab niet zagen, n of een langer nu toe poliepe we tot rken. Bij es of pseudo sche kenme chroni beeld stenos je bijvoor IBD kun Nieuw! 11 9 3 sen Metasta kanker van longen met bestrijd - en immunoerapie n e Lambi radioth ew met Intervi deling Behan oom melan past met aange svirus herpe Immuno-oncologie is een nieuwe, snel groeiende discipline binnen de oncologie en nu al niet meer weg te denken uit de klinische praktijk. Daarom zal Uitgeverij Jaap in 2017 een nieuw medisch wetenschappelijk nieuwsblad uitgeven: Immunoncologie.nl ew met Intervi der Alexan van Akkooi Philipp kijk op Nieuwe ve markers predictie Joachim Aerts ew met Intervi s Timen en Wim MEER INFORMATIE VIA [email protected] 12e Dutch Hematology Congress FLT3-ITD als biomarker bij AML-patiënten DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST In verschillende onderzoeken die tijdens het Dutch Hematology Congres werden gepresenteerd, werd de invloed van de internal tandem duplication van het FMS-like tyrosinekinase 3-gen bij patiënten met acute myeloïde leukemie onderzocht. Zo bleek deze genduplicatie gerelateerd aan de overleving van patiënten en is ze mogelijk een marker voor de gevoeligheid voor behandeling met een FLT3-remmer. is met de respons op FLT3-remming van 40 maanden bleek ten eerste dat was onduidelijk vanwege het kleine de aanwezigheid van NPM1-MRD na aantal patiënten, vertelde Cucchi. inductietherapie een goede voorspeller was voor de kans op een recidief, toonde Grob. “Het risico op een relaps FLT3-mutatiestatus en NPM1 is ongeveer verdubbeld wanneer pa- Ook arts-onderzoeker Tim Grob (Eras- tiënten NPM1-MRD-positief blijven na mus MC, Rotterdam) onderzocht de de inductietherapie.” Wanneer echter invloed van FLT3-ITD bij AML-pa- de FLT3-mutatiestatus ook werd mee- Onderzoeker drs. David Cucchi (VUmc, een RNA-analyse van de allelic ratio ratorium reageren op een FLT3-rem- tiënten, maar hij keek of het bepalen gewogen, verbeterde dit de risico- Amsterdam) presenteerde de resulta- wel voorspellend voor de overleving mer. Cellen van patiënten met een van de FLT3-mutatiestatus de predic- inschatting. Daarbij gaf dit een goede ten van een onderzoek waarin bij 124 van patiënten, terwijl een DNA-ana- hoge allelic ratio hadden een sterkere tieve waarde van mutant NPM1-mini- indicatie van de overleving van pa- kinderen met acute myeloïde leuke- lyse dat niet was. Over de invloed van respons op de behandeling met de male residuele ziekte (MRD) kon ver- tiënten, vonden de onderzoekers. Zij mie (AML) was nagegaan of de lengte lengte zijn veel tegenstrijdige publi- FLT3-remmer gilteritinib in vergelij- beteren. Voor het onderzoek gingen concluderen dat het voorspellen van de van de internal tandem duplication caties verschenen. Cucchi vond een king met wild-typecellen en cellen met Grob en collega’s na wat bij 104 kans op een recidief aan de hand van van het FMS-like tyrosinekinase 3-gen trend dat de lengte van de tandem- een lage allelic ratio, hoewel ook deze NPM1-positieve patiënten de FLT3- NPM1-MRD aanzienlijk kan worden cellen een respons vertoonden. Of de mutatiestatus was ten tijde van de verbeterd door de FLT3-mutatiestatus lengte van FLT3-ITD ook geassocieerd diagnose. Na een mediane follow-up bij diagnose mee te wegen. Grob: “Het risico op een relaps is ongeveer verdubbeld wanneer patiënten NPM1-MRD-positief blijven na de inductietherapie” (FLT3-ITD) en de allelic ratio, een duplicatie geassocieerd was met een maat voor de hoeveelheid cellen met slechte prognose, maar het was geen de mutatie, waren geassocieerd met onafhankelijke voorspellende factor klinische uitkomsten. Omdat nog on- in uitgebreidere analyses. WWW.PATIENTCENTRICITYAWARD.NL Initiatief van Takeda Oncology duidelijk was of de analyse van genetische afwijkingen hierin ook met Om vooraf te kunnen bepalen welke RNA bepaald kon worden, voerden de patiënten baat hebben bij nieuwe, onderzoekers zowel DNA- als RNA- FLT3-gerichte behandelingen, hebben analyses uit. de onderzoekers beenmerg van patiënten geïsoleerd en in het laboratorium behandeld. Daarbij werd gevon- de DNA- en RNA-analyses over het den dat de allelic ratio van FLT3-ITD algemeen overeenkwamen. Wel was voorspelt of AML-cellen in het labo- (foto: © iStockphoto) NIEUW INITIATIEF TER VERBETERING VAN DE HEMATO-ONCOLOGISCHE ZORG De Patient Centricity Award is bestemd voor het meest innovatieve multidisciplinaire project dat bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met een hemato-oncologische aandoening. Er wordt een bedrag van maximaal 10.000 euro beschikbaar gesteld via een ‘unrestricted educational grant’. Kijk voor de voorwaarden op de website. Dien uw projectvoorstel in via www.patientcentricityaward.nl Deze award is een initiatief van Takeda Oncology en wordt ondersteund door: NL/ONC/17/0008a Cucchi toonde dat de resultaten van 2017 - vol 8 - nummer 2 29 12e Dutch Hematology Congress ‘Gunstige’ risicofactoren stamceltransplantatie bij jonge CLL-patiënt DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST Bij jonge patiënten die een allogene stamceltransplantatie ondergaan, is het hebben van een niet-HLA-gematchte ongerelateerde donor de ongunstigste factor. Dat blijkt uit de analyse van een Europese registratie van patiënten met chronische lymfatische leukemie, waarvan dr. Michel van Gelder, internist-hematoloog in het Maastricht UMC+, de uitkomsten presenteerde tijdens het Dutch Hematology Congress. progressievrije achtjaarsoverleving wa- patiënten met gunstige prognostische ren het niet in remissie zijn ten tijde factoren de non-recidiefmortaliteit na van de transplantatie (HR 1,7) en het twee jaar 12% was en dat na acht jaar hebben van een partieel HLA-ge- nog meer dan 50% progressievrij was. matchte onverwante donor (HR 2,8). Bij de patiënten met een ongunstig De aanwezigheid van genetische risico- risicoprofiel was de non-recidiefmor- factoren had geen invloed op de pro- taliteit na twee jaar daarentegen 37% gressievrije achtjaarsoverleving. en de progressievrije achtjaarsoverleving 22%. De werkgroep Chronic Lymphocytic maten werden gekozen om te kijken biliseerde na ongeveer drie jaar be- Van Gelder en collega’s keken vervol- Leukemia (CLL) van de Chronic Malig- naar respectievelijk de sterfte als ge- handeling. Verder bleek uit een ana- gens naar de uitkomsten bij op basis De onderzoekers concluderen dat het nancies Working Party van de Euro- volg van de stamceltransplantatie, lyse van patiënten met of zonder van het coxmodel gecreëerde patiënten mogelijk is om patiënten te selecteren pean Society for Blood and Marrow die vaak binnen twee jaar plaatsvindt, genetische risicofactoren, zoals del met zowel gunstige als ongunstige met gunstige en ongunstige prognos- Transplantation voerde een analyse en de controle over de ziekte op de (17p) of del(11q), dat dit geen signifi- ‘transplantatierisicofactoren’. Zowel tische factoren voor het succes van het uit van gegevens uit een Europese CLL- lange termijn. cante invloed had op de recidiefkans. de patiënt met een ‘goed’ als met een ondergaan van een stamceltransplan- Uit een multivariate analyse bleek ‘slecht’ risico was 46 jaar en had een tatie. Van Gelder: “De patiënten met registratie. In de analyse werd speci- vervolgens dat de gelijkenis met de cytogenetisch hoogrisicoprofiel, maar gunstige factoren hebben een zeer HLA-donor een prognostische factor de patiënt met een ‘goed’ risico was in laag risico op non-recidiefmortaliteit doel de plaats van stamceltransplanta- HLA-gelijkenis prognostische factor was wat betreft de non-recidiefmor- remissie ten tijde van de stamcel- en een zeer hoge progressievrije acht- tie bij deze patiëntengroep te bepalen. De analyse betrof gegevens met een taliteit na twee jaar (HR 2,5 voor een transplantatie en had een HLA-iden- jaarsoverleving. De vraag in de dage- Michel van Gelder en collega’s keken bij mediane follow-up van 90,4 maanden HLA-gematchte ongerelateerde donor tieke broer of zus als donor en geen lijkse praktijk bij jonge patiënten is deze groep welke factoren gerelateerd en de patiënten (n=197) hadden een en HR 4,0 voor een niet-HLA-ge- seksemismatch. De mannelijke patiënt nu op welk moment stamceltrans- fiek gekeken naar jonge CLL-patiënten (<50 jaar) met een hoog risico, met als waren aan de non-recidiefmortaliteit mediane leeftijd van 46 jaar. Van Gelder matchte onverwante donor, beide ten met een ‘slecht’ risico was niet in re- plantatie moet worden overwogen: na twee jaar en de progressievrije acht- liet ten eerste zien dat in het gehele opzichte van een HLA-identieke broer missie en had een onverwante vrouwe- bij remissie met een van de nieuwe jaarsoverleving. Deze beide uitkomst- cohort de non-recidiefmortaliteit sta- of zus). Voorspellers voor een slechte lijke donor. Deze analyse liet zien dat bij middelen of pas later.” “Voor alle CLL-patiënten een studie” DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST Prof. dr. Arnon Kater, internist-hematoloog in het Academisch Medisch Centrum Amsterdam, besprak tijdens het Dutch Hematology Congress een aantal nieuwe studies op het gebied van chronische lymfatische leukemie die onlangs zijn gestart of binnenkort zullen starten. Hij vertelde over de HOVON 139-, 140-, en 141studies en stelde dat wanneer deze in de loop van dit jaar met inclusie beginnen, voor alle patiënten studies beschikbaar zijn. met zes kuren obinutuzumab en zes tine/rituximab (BR) voor patiënten patiënten die langdurig MRD-nega- kuren venetoclax. “Venetoclax is voor ouder dan 75 jaar versus rituximab tief zijn, veilig is om te stoppen, en of oudere patiënten wat minder toxisch plus venetoclax, obinutuzumab plus het weer mogelijk is om opnieuw te dan de oudere chemotherapie, maar venetoclax of obinutuzumab plus ibru- starten met de behandeling wanneer het kan wel leiden tot het tumorlysis- tinib plus venetoclax. Kater: “We heb- patiënten toch een recidief krijgen. syndroom. Zeker bij patiënten met ben nu middelen die in theorie syner- Met die achtergrond denken we dat je een verminderde nierfunctie is dat een gistisch kunnen werken. Ibrutinib met de combinatie van ibrutinib en probleem”, aldus Kater. In de HOVON doodt de cellen niet, maar ibrutinib venetoclax bij een groot aantal CLL- 139-studie wordt daarom gekeken of en idelalisib verjagen de CLL-cellen patiënten met een recidief MRD- een voorbehandeling met twee cycli uit de lymfeklier waardoor ze in het negativiteit kunt bereiken. Volgens de obinutuzumab het optreden van het perifere bloed komen. En als ze daar voorschriften zou je patiënten daarna zitten, zijn ze misschien wel een ideaal voortdurend met ibrutinib moeten Arnon Kater begon met het benoemen van de aanwezigheid van mutaties in tumorlysissyndroom kan tegengaan. van het probleem dat er momenteel p53. “Het is van belang dat we dit in “Het idee is dat je met een lichte voor- nog geen goede manieren zijn om Nederland overal op eenzelfde manier behandeling voorafgaand aan de ‘echte te voorspellen welke patiënten met onderzoeken, zodat je niet in Nijmegen kuur’ de kans op tumorlysis verlaagt.” chronische lymfatische leukemie (CLL) iemand ibrutinib geeft terwijl je dat in Verder moet de studie duidelijk maken een goede respons zullen hebben op Amsterdam niet zou doen omdat het of het nodig is om een twee jaar duren- de nieuwe behandelingen, met uit- p53-gen minder goed gesequencet is.” de onderhoudsbehandeling te geven of zondering van de del(17p)-mutatie in Daarnaast benadrukte Kater nog dat dat het ook mogelijk is om het geven p53. Kater: “En ook hebben we nog de detectiegrens voor het bepalen van daarvan af te laten hangen van de aan- geen goede methode om te bepalen of mutaties in p53 volgens de ERIC-aan- wezigheid van MRD. Kater: “Moeten je patiënten kunt laten stoppen met bevelingen 10% is. we, zoals de fabrikant wil, iedereen doelwit voor venetoclax. Op die manier behandelen, maar met deze studie standaard twee jaar venetoclax geven kunnen we mogelijk langdurige remis- willen we kijken of het mogelijk is om te of kun je dat misschien MRD-gestuurd sies bereiken en kunnen we de therapie stoppen op het moment dat je MRD- doen?” zelfs stoppen.” negatief bent.” Op het moment dat de nieuwe middelen. Daarbij geven we deze middelen momenteel nog allemaal “We willen kijken of het nodig is een langdurige onderhoudsbehandeling te geven, of dat we een behandeling kunnen stoppen op het moment dat de patiënt MRD-negatief is” als monotherapie, wat best een succes HOVON 139 is, maar de vraag is of we de middelen Kater besprak vervolgens de HOVON Ten slotte besprak Kater de HOVON patiënten daarna toch weer progres- niet moeten gaan combineren met el- 139-studie waarin een standaardon- Stoppen met behandeling 141-studie, waarin wordt gekeken sie vertonen, wordt opnieuw gestart kaar. Daarom denk ik dat het nu meer derhoudsbehandeling met venetoclax Ook vertelde Kater over de HOVON naar het effect van ibrutinib plus vene- met de behandeling om te kijken of dan ooit belangrijk is om ons goed te wordt vergeleken met een onderhouds- 140-studie, een groot onderzoek samen toclax op het kunnen stoppen met de dit veilig en effectief is. houden aan de richtlijnen van het Euro- behandeling die wordt afgestemd op met de Duitse en de Nordic CLL Group, behandeling bij eerder behandelde “We hebben veel nieuwe middelen voor pean Research Initiative on CLL (ERIC), de minimale restziekte (minimal resi- waarin in totaal 920 patiënten geïnclu- patiënten. Kater vertelde dat de studie de behandeling van CLL. Misschien dat en om zo veel mogelijk patiënten te dual disease; MRD). Alle deelnemers deerd moeten worden. In deze studie is geïnspireerd op de STOP-studie bij we met een combinatie van al deze behandelen in klinische studies.” worden hieraan voorafgaand behandeld worden fitte CLL-patiënten gerando- patiënten met chronische myeloïde therapieën langdurige therapievrije Tevens wees Kater op het belang van met obinutuzumab als pre-inductie miseerd tussen fludarabine/cyclofos- leukemie (CML). “Bij CML is de vraag intervallen kunnen creëren”, conclu- dezelfde methodiek bij het bepalen en krijgen een inductiebehandeling famide/rituximab (FCR) of bendamus- inmiddels wel beantwoord of het bij deerde Kater. 30 2017 - vol 8 - nummer 2 12e Dutch Hematology Congress Zes kuren voor oudere multipelmyeloompatiënt DRS. TWAN VAN VENROOIJ, WETENSCHAPSJOURNALIST De uitkomsten van een subanalyse van de eerste 135 patiënten van de HOVON 123-studie laten zien dat een aangepast behandelschema, dat bestaat uit zes kuren melfalan, bortezomib en prednison, bij oudere patiënten met multipel myeloom voor de meerderheid van de patiënten haalbaar is. Het onderzoek suggereert verder dat misschien een betere selectie van patiënten mogelijk is, aldus prof. dr. Sonja Zweegman, internist-hematoloog in het VUmc te Amsterdam, tijdens het Dutch Hematology Congress. patiënten behandeld met bortezomib Zes kuren haalbaar lyse van de resultaten worden afge- (1,3 mg/m2) op dag 1, 8, 15 en 22. Doel Verder liet Zweegman zien dat negen wacht. Toch lijkt het erop dat er al een was om negen behandelkuren te geven. van de 31 patiënten (29%) uit de niet- signaal zichtbaar is: meer dan 60% Zweegman vertelde verder dat de ex- fitte groep stopten met de behande- van de mannen uit de kwetsbare groep clusiecriteria voor de studie zeer be- ling voor de negende kuur en dat dit en 50% van alle vrouwen uit deze groep perkt waren, waardoor bijvoorbeeld het geval was bij 45 van de 96 patiënten hadden een normale handknijpkracht. ook patiënten met hartziekte of long- (47%) uit de kwetsbare groep. “Maar Het is interessant om straks bij een aandoeningen konden deelnemen. wanneer je in detail naar deze data groter aantal patiënten te onderzoeken “Tevens konden patiënten deelnemen kijkt, zie je dat zes behandelkuren of zij een betere uitkomst hebben dan die voor andere maligniteiten werden mogelijk waren bij 71% van de niet- de kwetsbare patiënten met een lage behandeld, zolang dit geen effect had fitte patiënten en bij 66% van de handknijpkracht. In iets mindere mate op het beenmerg. Dit was een echte kwetsbare patiënten. Een schema met gold dit overigens ook wanneer werd Sonja Zweegman presenteerde de eer- stelijnsbehandeling mogelijk impact real-lifepopulatie bestaande uit oudere zes kuren gevolgd door onderhouds- gekeken naar de loopsnelheid.” ste resultaten van de HOVON 123-stu- heeft op het starten met een tweede- patiënten.” behandeling werd onlangs in een grote Zweegman concludeerde dat het uit die, waarin uiteindelijk 240 patiënten lijnsbehandeling, en dat daarom de Zweegman presenteerde een analyse Spaanse studie onderzocht. Hoewel dit negen kuren bestaande behandelsche- worden geïncludeerd. Het doel van overleving slechter is.” Zweegman en met gegevens van 135 patiënten. De geen head-to-headvergelijking was, ma bij de oudere patiënten leidde tot deze studie is om de haalbaarheid en collega’s keken in deze studie of een meerderheid van hen, 71%, werd ge- liet deze benadering zeker zo’n goede een groot aantal patiënten dat voor- effectiviteit van een qua dosering aan- aangepast behandelschema voor oude- classificeerd als kwetsbaar, en 22% als uitkomst zien als de klassieke negen tijdig stopte met de behandeling, maar gepast behandelschema bij nieuw ge- re patiënten haalbaar is en of dit leidt niet-fit. De Amsterdamse hoogleraar kuren zonder onderhoud; mogelijk dat zes kuren mogelijk waren bij onge- diagnosticeerde patiënten met multipel tot betere uitkomsten. toonde vervolgens dat er geen signifi- geldt dit dus ook voor niet-fitte of veer twee derde van de patiënten, onge- myeloom van 75 jaar of ouder te onder- cant verschil was in klinische uitkom- kwetsbare patiënten”, aldus Zweegman. acht of ze niet-fit of kwetsbaar waren. zoeken. Zweegman vertelde dat de aan- sten tussen deze groepen wanneer werd Om mogelijk voorspellingen te doen “Op basis van deze preliminaire data leiding om te kijken naar het effect bij Real-lifepopulatie gekeken naar de progressievrije (PFS) over de haalbaarheid van de behande- van de HOVON 123-studie is te over- oudere patiënten was dat zij subopti- Voor de studie werden nieuw gediag- en algemene overleving (OS). De me- ling keken de onderzoekers daarnaast wegen niet-fitte en kwetsbare patiën- male behandelresultaten behalen ten nosticeerde patiënten behandeld met diane PFS was 17 maanden bij de niet- naar relaties met de loopsnelheid en ten ouder dan 75 jaar zes inductie- opzichte van jongere patiënten. “Uit melfalan, bortezomib en prednison, fitte patiënten en 16 maanden bij de de knijpkracht in de handen. Zweeg- cycli te geven in plaats van negen, en een Franse registratiestudie blijkt ech- maar in een aangepaste behandelsche- kwetsbare patiënten en de OS na 18 man merkte echter op dat er nog on- op basis van de Spaanse data even- ter dat de progressievrije overleving ma (6 in plaats van 9 mg/m2 melfalan maanden respectievelijk 89 en 72%. voldoende gegevens beschikbaar zijn tueel de therapie met bortezomib in vergelijkbaar is. We denken nu dat het op dag 1-4 en 1 in plaats van 2 mg/kg Hierbij merkte Zweegman op dat de om een mogelijk verband aan te tonen. onderhoud voort te zetten gedurende optreden van toxiciteit tijdens de eer- prednison op dag 1-4). Daarbij werden follow-upduur kort was. “Hiervoor moet de uiteindelijke ana- twee of drie jaar.” Congressen en symposia APRIL 2017 7-9 2nd Scientific Workshop on The Tumour Environment in Haematological Malignancies and its Therapeutic Targeting Berlijn, Duitsland www.esh.org 12 3-6 Horizontaal Toezicht Zorg 21 - 22 4-7 ONS 42 Annual Congress 5 Quadrennial Meeting of the World Federation of NeuroOncology Societies (WFNOS) th 5-8 ELCC 2017 European Lung Cancer Conference Genève, Zwitserland www.esmo.org 25 - 28 14th Spring Symposium of the European Academy of Dermatology and Venereology (EADV) Brussel, België eadvbrussels2017.org Chirurgendagen 2017 30 3 juni Anesthesiologendagen 2017 53rd Annual Meeting and 39th Post Graduate Course of the European Society of Paediatric Radiology (ESPR) MECC, Maastricht www.anesthesiologie.nl Davos, Zwitserland espr2017.org Annual Meeting of the American Urological Association (AUA) 6th World Congress of The International Academy of Oral Oncology Bengaluru, India www.iaoo2017.com 18 - 20 Clinical Updates on Multiple Myeloma Parijs, Frankrijk www.esh.org JUNI 2017 1 Boston, Verenigde Staten www.aua2017.org nd Zurich, Zwitserland www.eano.eu Praag, Tsjechië www.esmo.org Montreal, Canada www.aspho.org 12 - 17 17 - 20 ESMO Preceptorship on Ovarian Cancer 26 - 29 30th Annual Meeting ASPHO 21 Training Course on Haemopoietic Stem Cell Transplantation Denver, Verenigde Staten congress.ons.org 4-7 28th Annual Meeting of the International BFM Study Group (IBFM 2017) NH Koningshof Hotel, Veldhoven www.congresscompany.com st Dublin, Ierland www.esh.org MECC, Maastricht www.internistendagen.nl Brussel, België www.eortc.org 11 - 12 11 - 12 29e Internistendagen 4th Quality of Life and Cancer Clinical Trials Conference IMPAKT 2017 Breast Cancer Conference 19 - 21 Jerusalem, Israël www.ibfm2017.org Brussel, België www.esmo.org 4-6 20 - 21 13th EADO Congress Athene, Griekenland www.erasmus.gr 4-6 ESTRO 36 Wenen, Oostenrijk www.estro.org 10 - 12 MEI 2017 Media Plaza, Utrecht www.horizontaaltoezichtzorg.nl 19 - 21 5-9 Parijs, Frankrijk www.pathology.nl 20e EAU Review Theater Figi, Zeist websites.benecke.nl 12 27 - 28 The pathology of melanoma: an international course 15th World congress of the European Association or Palliative Care 23e AUA Review Maarssen, Meppel en Roermond websites.benecke.nl 2-6 53rd Annual ASCO meeting Chicago, Verenigde Staten www.asco.org Zie www.oncologie.nu voor een uitgebreide agenda. Madrid, Spanje www.eapc-2017.org 2017 - vol 8 - nummer 2 31 Verkorte samenvatting van de productkenmerken van Gazyvaro ® Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via www.roche.nl/bijwerkingen. Samenstelling: Gazyvaro (obinutuzumab) 1.000 mg concentraat voor oplossing voor infusie. Werking: Obinutuzumab is een recombinant monoklonaal gehumaniseerd en glyco-geëngineerd type II anti-CD20 IgG1 antilichaam dat zich specifiek richt op de extracellulaire lus van het CD20 transmembrane antigeen op het oppervlak van niet-maligne en maligne voorloper B- en rijpe B-lymfocyten. Indicatie(s): Gazyvaro in combinatie met chloorambucil is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met nog niet eerder behandelde chronische lymfatische leukemie (CLL) en met comorbiditeiten waardoor zij niet in aanmerking komen voor een behandeling op basis van een volledige dosis fludarabine. Gazyvaro in combinatie met bendamustine gevolgd door een Gazyvaro onderhoudsbehandeling is geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met folliculair lymfoom (FL) die niet reageerden of progressie vertoonden tijdens of tot 6 maanden na rituximab of een rituximab-bevattende behandeling. Contra-indicaties: Over gevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Waarschuwingen: IRR’s traden hoofdzakelijk op tijdens de eerste infusie van 1.000mg Gazyvaro en incidentie en ernst van de symptomen daalden aanzienlijk bij de daaropvolgende toedieningen. De mitigerende maatregelen voor het beperken van IRR’s moeten worden gevolgd. IRR’s kunnen gerelateerd zijn aan “cytokine release syndrome” dat ook werd gemeld bij patiënten behandeld met Gazyvaro. Er moet rekening worden gehouden met een PML-diagnose bij alle patiënten met nieuwe symptomen van, of veranderingen in pre-existerende neurologische manifestaties. Indien tijdens de infusie een overgevoeligheidsreactie/ anafylaxie wordt vermoed moet de infusie worden gestopt en de behandeling permanent worden Verkorte samenvatting van de productkenmerken van Herceptin® Als een patiënt zwanger wordt tijdens het gebruik van Herceptin dan wel binnen 7 maanden na de laatste dosis, meld deze zwangerschap dan onmiddellijk bij Roche Nederland B.V. 0348-438171. Gedurende de aan Herceptin blootgestelde zwangerschap en tijdens het eerste levensjaar van de zuigeling zal om aanvullende informatie worden verzocht. Hiermee is Roche in staat de veiligheid van Herceptin gedurende zwangerschap beter te begrijpen en de gezondheidsautoriteiten, zorgverleners en patiënten van toepasselijke informatie te voorzien. • Gebruik van Herceptin dient tijdens de zwangerschap te worden vermeden, tenzij het potentiële voordeel voor de moeder opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus. Er zijn beperkte data beschikbaar over het gebruik van Herceptin bij zwangere vrouwen en de veiligheid van gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding is niet vastgesteld. • Er zijn geen gegevens beschikbaar over vruchtbaarheid. • Na het op de markt brengen zijn voorvallen van verminderde groei en/of functie van de nieren van de foetus, samen met oligohydramnion gemeld bij zwangere vrouwen die behandeld werden met Herceptin, waarvan sommige waren geassocieerd met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus. • Voorafgaand aan de start van de behandeling met Herceptin dient de zwangerschapsstatus te worden gecontroleerd. Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen adequate anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Herceptin en tot 7 maanden na de laatste dosis. • Controleer patiënten die zwanger zijn geworden tijdens het gebruik van Herceptin of binnen 7 maanden na de laatste dosis nauwkeurig op oligohydramnion. • Het is niet bekend of Herceptin bij mensen wordt uitgescheiden in de moedermelk. Omdat humaan IgG1 wordt uitgescheiden in de moedermelk en omdat de mogelijke schadelijkheid voor de zuigeling onbekend is, dienen vrouwen geen borstvoeding te geven tijdens de behandeling met Herceptin en gedurende 7 maanden na de laatste dosis. Werking en samenstelling: Herceptin (trastuzumab) is een recombinant gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam tegen de humane epidermale groeifactor receptor-2 (HER2) en is verkrijgbaar als poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (150 mg, i.v.-formulering) en als oplossing voor injectie (600 mg/5 ml, s.c.-formulering). Indicatie: Herceptin is geïndiceerd bij volwassen patiënten. i.v.- en s.c.-formulering: HER2-positieve vroege borstkanker: · na operatie, chemotherapie (neoadjuvant of adjuvant) en radiotherapie (mits van toepassing). · na adjuvante chemotherapie met doxorubicine en cyclofosfamide, in combinatie met paclitaxel of docetaxel. · in combinatie met adjuvante chemotherapie met docetaxel en carboplatine; in combinatie met neoadjuvante chemotherapie gevolgd door adjuvante behandeling met Herceptin, voor lokaal gevorderde (inclusief inflammatoire) ziekte of tumoren > 2 cm in diameter. HER2-positieve gemetastaseerde borstkanker: · als monotherapie voor behandeling van patiënten die voor hun gemetastaseerde ziekte zijn behandeld met ten minste twee chemotherapie-schema’s, als voorafgaande therapie ten minste een antracyclinederivaat en een taxaan hebben omvat, tenzij patiënten niet geschikt zijn voor deze behandelingen. Ook moeten hormoonreceptor-positieve patiënten niet (meer) reageren op hormoontherapie tenzij patiënten niet geschikt zijn voor deze behandeling. · in combinatie met paclitaxel voor behandeling van patiënten die voor hun gemetastaseerde ziekte niet zijn behandeld met chemotherapie en voor wie een antracyclinederivaat niet geschikt is. · in combinatie met docetaxel voor behandeling van patiënten die voor hun gemetastaseerde ziekte niet zijn behandeld met chemotherapie. · in combinatie met een aromataseremmer voor behandeling van postmenopauzale patiënten met Referenties: 1. SmPC PERJETA, september 2015 19 juli 2016. 2. Swain S. et al. Pertuzumab, Trastuzumab, and Docetaxel in HER2-Positive Metastatic Breast Cancer N Engl J Med 2015;372:724-34. 3. Gianni L. Pienkowski T. Im Y.H. et al. Efficacy and safety of neoadjuvant pertuzumab and trastuzumab in women with locally advanced, inflammatory, or early HER2-positive breast cancer (NeoSphere): a randomised multicentre, open-label, phase II trial. Lancet Oncol. 2012;13:25-32. 4. Schneeweiss A. Chia S. Hickish T. et al. Pertuzumab plus trastuzumab in combination with standard neoadjuvant anthracycline-containing and anthracyclinefree chemotherapy regimens in patiënts with HER2-positive early breast cancer: a randomized phase II cardiac safety study (TRYPHAENA). Ann Oncol. 2013;24:2278-2284. ROPE1511. 2. Larkin J et al. N Engl J Med. 2014 Nov 13;371(20):1867-76. Verkorte samenvatting van de productkenmerken van Perjeta® Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via www.roche.nl/bijwerkingen. • Gebruik van Perjeta moet tijdens de zwangerschap worden vermeden. Er is beperkte informatie beschikbaar over het gebruik van Perjeta bij zwangere vrouwen en de veiligheid van gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding is niet vastgesteld. • Voorafgaand aan de start van de behandeling met Perjeta moet de zwangerschapsstatus worden gecontroleerd. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten adequate anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling met Perjeta en tot 6 maanden na de laatste dosis. • Controleer patiënten die zwanger zijn geworden tijdens het gebruik van Perjeta of binnen 6 maanden na de laatste dosis nauwkeurig op oligohydramnion. • Als Perjeta wordt gebruikt tijdens de zwangerschap of als een patiënt zwanger wordt tijdens het gebruik van Perjeta dan wel binnen 6 maanden na de laatste dosis, meld deze dan onmiddellijk bij Roche Nederland B.V. • Gedurende de aan Perjeta blootgestelde zwangerschap en tijdens het eerste levensjaar van de zuigeling zal om aanvullende informatie worden verzocht. Hiermee is Roche in staat de veiligheid van Perjeta gedurende zwangerschap beter te begrijpen en de gezondheidsautoriteiten, zorgverleners en patiënten van toepasselijke informatie te voorzien. Samenstelling: Perjeta (pertuzumab) 420 mg concentraat voor oplossing voor infusie. Werking: Perjeta is een recombinant gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam gericht op het extracellulaire dimerisatiedomein (subdomein II) van de humane epidermale groeifactor receptor 2 (HER2). Het blokkeert de ligandafhankelijke heterodimerisatie van HER2 met andere leden van de HER-familie en deze remming kan leiden tot stopzetting van de celgroei en apoptose. Daarnaast medieert Perjeta de antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC). Indicatie: Perjeta is geïndiceerd bij volwassen patiënten: in combinatie met trastuzumab en docetaxel bij HER2-positieve gemetastaseerde of lokaal teruggekeerde, niet-reseceerbare borstkanker die geen eerdere anti-HER2-therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gekregen; in combinatie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling bij HER2-positieve, lokaal gevorderde, inflammatoire, of vroeg-stadium borstkanker met een hoog risico op terugkeer. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Waarschuwingen: Om de traceerbaarheid te verbeteren moeten de handelsnaam en het chargenummer van het toegediende product duidelijk worden vermeld in het patiëntendossier. Perjeta moet worden toegediend door een medische zorgverlener die in 32 2017 - vol 8 - nummer 2 gestaakt. Tumorlysissyndroom werd gemeld bij behandeling met Gazyvaro en risicopatienten moeten nauwgezet worden gevolgd. Ernstige en levensbedreigende neutropenie, inclusief febriele neutropenie en ernstige en levensbedreigende trombocytopenie, inclusief acute trombocytopenie (optredend binnen 24 uur na de infusie) zijn gemeld tijdens behandeling met Gazyvaro. Bij patiënten met onderliggende hartaandoeningen zijn aritmieën (zoals atriumfibrilleren en tachyaritmie), angina pectoris, acuut coronair syndroom, myocardinfarct en hartfalen voorgekomen tijdens de behandeling met Gazyvaro. Gazyvaro mag niet worden toegediend wanneer een actieve infectie aanwezig is en voorzichtigheid moet worden betracht bij patiënten met een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties. Reactivatie van het hepatitis B-virus), wat in sommige gevallen tot fulminante hepatitis, leverfalen en overlijden leidt, kan optreden. Interacties: Vaccinatie met levende vaccins wordt niet aangeraden gedurende de behandeling en tot herstel van het aantal B-cellen. De combinatie van obinutuzumab met chloorambucil of bendamustine kan een neutropenie verergeren. Bijwerkingen: De meest frequent waargenomen bijwerkingen (alle graden) zijn IRR’s, neutropenie en trombocytopenie. Andere ernstige vaak voorkomende bijwerkingen (alle graden) zijn tumorlysissyndroom, hypertensie urineweginfectie, plaveiselcelcarcinoom van de huid en zeer zelden PML. Overige vaak voorkomende ernstige (graad 3-5) en zeer vaak voorkomende (graad 1-2) bijwerkingen zijn anemie en diarree. Andere zeer vaak voorkomende bijwerkingen zijn bovensteluchtweginfectie, sinusitis, hoesten, obstipatie, artralgie, pyrexie en asthenie. Afleverstatus: U.R. Op verstrekking van dit geneesmiddel bestaat aanspraak krachtens de wettelijke sociale ziektekostenverzekeringen. Bezoek onze website www.roche.nl voor de uitgebreide en meest recente productinformatie. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Neem voor het melden van bijwerkingen en/of voor medische informatie contact op met Roche Nederland B.V., Beneluxlaan 2a,3446 GR, Woerden, 0348-438171. Datum: 09/2016 (v3.1). hormoonreceptor-positieve gemetastaseerde borstkanker, die niet eerder behandeld zijn met trastuzumab. i.v.-formulering: HER2-positief gemetastaseerd adenocarcinoom van de maag of de gastro-oesofageale overgang: · in combinatie met capecitabine of 5-fluorouracil en cisplatine als eerstelijnsbehandeling. Contra-indicaties: patiënten met bekende overgevoeligheid voor trastuzumab, muriene eiwitten, hyaluronidase (alleen s.c.-formulering) of een van de hulpstoffen. Patiënten met ernstige dyspnoe in rust te wijten aan complicaties ten gevolge van een voortgeschreden maligniteit of bij wie aanvullende zuurstoftoediening is vereist. Waarschuwingen: Om de traceerbaarheid te verbeteren moeten de handelsnaam en het chargenummer van het toegediende product duidelijk worden vermeld in het patiëntendossier. Hartfalen is waargenomen bij patiënten die Herceptin kregen (met of zonder paclitaxel of docetaxel), vooral na antracycline-bevattende chemotherapie. Indien mogelijk moet antracyclinebehandeling worden vermeden tot 7 maanden na het stoppen van de behandeling met Herceptin. Alle patiënten moeten voorafgaand aan de behandeling een cardiaal onderzoek ondergaan met inbegrip van anamnese en lichamelijk onderzoek, ECG, echocardiogram of een MUGAscan of MRI, vooral als zij eerder zijn blootgesteld aan een antracycline en cyclofosfamide. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten met een verhoogd risico op cardiale disfunctie (bijvoorbeeld hypertensie, een voorgeschiedenis van problemen met de kransslagader(en), congestief hartfalen, LVEF van < 55%, oudere leeftijd). Herceptin en antracyclinen mogen niet gelijktijdig gegeven worden tijdens de adjuvante behandeling en bij de behandeling van gemetastaseerde borstkanker. Cardiologisch onderzoek, zoals uitgevoerd voorafgaand aan de behandeling, moet tijdens de behandeling iedere 3 maanden herhaald worden en iedere 6 maanden na het staken van de behandeling tot 24 maanden na de laatste toediening. Bij patiënten die antracycline-bevattende chemotherapie krijgen, wordt verdere controle aanbevolen. Bij patiënten met vroege borstkanker die in aanmerking komen voor een neoadjuvante-adjuvante behandeling, mag Herceptin alleen gelijktijdig met antracyclinen worden gebruikt bij chemotherapie-naïeve patiënten en alleen met laag gedoseerde antracyclineregimes. In dit geval mag er na de operatie geen aanvullende cytotoxische chemotherapie worden gegeven. Toedieningsgerelateerde reacties kunnen optreden bij de Herceptin s.c.. Pre-medicatie kan gebruikt worden om het risico op toedieningsgerelateerde reacties te verminderen. Ernstige pulmonale voorvallen zijn gemeld bij het gebruik van Herceptin i.v. en zijn in enkele gevallen fataal geweest en kunnen optreden als een onderdeel van een infusiegerelateerde reactie of met een vertraging optreden. Risicofactoren die zijn gerelateerd aan interstitiële longziekte bestaan uit voorafgaande of gelijktijdige behandeling met andere anti-neoplastische behandelingen zoals taxanen, gemcitabine, vinorelbine en radiotherapie. Bijwerkingen: de meest ernstige en/of meest voorkomende bijwerkingen (bij i.v. en s.c.) zijn cardiale aandoeningen, toedieningsgerelateerde reacties, hematotoxiciteit (in het bijzonder neutropenie), infecties en pulmonale bijwerkingen. Zeer vaak: infectie, nasofaryngitis, febriele neutropenie, anemie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, gewichtsverlies, anorexia, slapeloosheid, tremor, duizeligheid, hoofdpijn, paraesthesie, dysgeusie, conjunctivitis, toegenomen lacrimatie, verlaagde of verhoogde bloeddruk, onregelmatige hartslag, palpitaties, cardiaal fibrilleren, verminderde ejectiefractie, opvliegers, piepende ademhaling, dyspneu, hoest, epistaxis, rinorroe, diarree, braken, misselijkheid, gezwollen lippen, buikpijn, dyspepsie, obstipatie, stomatitis, erytheem, uitslag, zwelling van het gezicht, alopecia, nagelaandoening, palmoplantaire erythrodysesthesie, artralgie, verkrampte spieren, myalgie, asthenie, pijn op de borst, rillingen, vermoeidheid, griepachtige symptomen, infusiegerelateerde reactie, pijn pyrexie, mucosale ontsteking en perifeer oedeem. Het veiligheidsprofiel van Herceptin s.c was in het algemeen gelijk aan dat van Herceptin i.v. met uitzondering van infecties met of zonder neutropenie, cardiale disfunctie, post-operatieve wondinfecties, toedieningsgerelateerde reacties en hypertensie. Afleverstatus: U.R. Op verstrekking van dit geneesmiddel bestaat aanspraak krachtens de zorgverzekeringswet. Bezoek onze website www.roche.nl voor de uitgebreide en meest recente productinformatie. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Neem voor het melden van bijwerkingen en/of voor medische informatie contact op met Roche Nederland B.V., Beneluxlaan 2a, 3446 GR Woerden, 0348-438171. Datum: 09/2016 (v7.1). staat is om anafylaxie te behandelen in een omgeving die zodanig is uitgerust dat reanimatie onmiddellijk kan plaatsvinden. Patiënten moeten een HER2-positieve tumor hebben, gedefinieerd als een IHC-score van 3+ en/of een ISH-ratio van ≥ 2,0, aangetoond met behulp van een gevalideerde test. Bepaal de LVEF voorafgaand aan en tijdens de behandeling (om de 3 cycli in de gemetastaseerde setting; om de 2 cycli in de neoadjuvante setting) om te controleren of de LVEF binnen de door de instelling gehanteerde normaalwaarden valt. Bij een LVEF van < 40% of van 40-45% waarbij sprake is van een afname van ≥ 10 procentpunten ten opzichte van de waarde voorafgaand aan de behandeling, moet het gebruik van Perjeta en trastuzumab worden gestaakt en moet binnen circa 3 weken opnieuw een LVEF-bepaling plaatsvinden. Indien de LVEF niet verbeterd is of verder is afgenomen, moet sterk worden overwogen om het gebruik van Perjeta en trastuzumab te beëindigen, tenzij de voordelen voor de patiënt zwaarder wegen dan de risico’s. Het cardiale risico moet zorgvuldig worden overwogen voordat Perjeta gelijktijdig met een antracycline gebruikt wordt. Het gebruik van Perjeta is in verband gebracht met infusiereacties. Aangeraden wordt om patiënten, gedurende en tot 60 minuten na de eerste infusie en gedurende en tot 30–60 minuten na latere infusies, nauwlettend te observeren. Bij een significante infusiereactie moet de infusie worden vertraagd of worden onderbroken en moet passende medische behandeling plaatsvinden. Patiënten moeten geëvalueerd en nauwlettend gecontroleerd worden totdat alle klachten en symptomen volledig zijn verdwenen. Bij patiënten met ernstige infusiereacties moet overwogen worden om behandeling permanent te staken. Patiënten moeten nauwlettend gecontroleerd worden op overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie. Zowel geneesmiddelen om dergelijke reacties te behandelen als uitrusting voor noodgevallen moeten voor direct gebruik beschikbaar zijn. Bij NCI-CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreacties (anafylaxie), bronchospasmen of acuut respiratoir stress syndroom moet de behandeling permanent worden gestaakt. Patiënten die worden behandeld met Perjeta, trastuzumab en docetaxel lopen een verhoogd risico op febriele neutropenie, in het bijzonder gedurende de eerste 3 behandelcycli. Symptomatische behandeling van mucositis en diarree moet overwogen worden indien er sprake is van febriele neutropenie. Perjeta kan ernstige diarree veroorzaken die behandeld moet worden. Indien er geen verbetering optreedt moet onderbreking van de behandeling overwogen worden. Wanneer de diarree onder controle is kan behandeling met Perjeta hervat worden. Bijwerkingen: Gemetastaseerde borstkanker - de meest voorkomende bijwerkingen met Perjeta in combinatie met trastuzumab en docetaxel zijn diarree, alopecia en neutropenie. De meest voorkomende ernstige bijwerkingen zijn febriele neutropenie, neutropenie en diarree. Neoadjuvante behandeling van borstkanker - de meest voorkomende bijwerkingen met Perjeta in combinatie met trastuzumab en docetaxel zijn alopecia en neutropenie. De meest voorkomende bijwerkingen met Perjeta in combinatie met trastuzumab en FEC (3 cycli) gevolgd door Perjeta, trastuzumab en docetaxel (3 cycli) zijn neutropenie, diarree en misselijkheid. De meest voorkomende bijwerkingen met Perjeta in combinatie met trastuzumab en docetaxel (3 cycli) volgend op 3 cycli FEC zijn diarree, misselijkheid en alopecia. De meest voorkomende bijwerkingen met Perjeta in combinatie met TCH (6 cycli) zijn diarree en alopecia. Gemetastaseerde borstkanker en neoadjuvante behandeling van borstkanker - zeer vaak voorkomende bijwerkingen zijn: bovenste-luchtweginfectie, nasofaryngitis, febriele neutropenie, neutropenie, leukopenie, anemie, overgevoeligheid/anafylactische reactie, infusiereactie/cytokineafgiftesyndroom, verminderde eetlust, slapeloosheid, perifere neuropathie, hoofdpijn, dysgeusie, hoest, diarree, overgeven, stomatitis, misselijkheid, obstipatie, dyspepsie, alopecia, uitslag, nagelaandoeningen, myalgie, artralgie, mucositis/slijmvliesontsteking, pijn, oedeem, koorts, vermoeidheid en asthenie. Afleverstatus: U.R. Op verstrekking van dit geneesmiddel bestaat aanspraak krachtens de zorgverzekeringswet. Bezoek onze website www.roche.nl voor de uitgebreide en meest recente productinformatie. Neem voor het melden van bijwerkingen en/of medische informatie contact op met Roche Nederland B.V., Beneluxlaan 2a, 3446 GR Woerden, 0348-438171. Datum: 09/2016 (v5.1).