Studentuitwerking H3 - Interne - Fons

advertisement
Elementaire Bedrijfseconomische Modellen
A.T.J. Vernooij en P. van der Aa
Hoofdstuk 3 — Interne informatievoorziening
Opgave 3.1 De resultatenrekening en de balans (1)
a.
Samenvatting van de resultaten:
Brutowinst op product A
Brutowinst op product B
Totale brutowinst
Totaal van alle kosten
Totale nettowinst in de lopende periode
b.
+ € 28.000,+ € 5.000,+ € 33.000,€ 25.100,- + € 7.900,-
De resultatenrekening heeft betrekking op een bepaalde kalendermaand: januari. De dimensie
is dus `guldens in januari'. Alle grootheden moeten verbijzonderd worden naar deze dimensie.
omzet: stuks in januari  guldens per stuk = guldens in januari;
etc.
De beginvoorraad, de inkoopprijs en de verkoopprijs zijn grootheden die op tijdstippen in
januari gelden, maar het zijn geen stroomgrootheden die een verhoudingsgetal aangeven.
Eigenlijk moet bij die grootheden steeds de datum staan.
Opgave 3.2 De resultatenrekening en de balans (2)
a.
Interne balans van een handelsonderneming
─────────────────────────────────┬──────────────────────────────────
Vaste activa:
│ Eigen vermogen:
Terreinen
€ 200.000,-│ Startvermogen
€ 100.000,Gebouwen
€ 300.000,-│ Diverse Reserves
€ 65.000,│ Winst lopend jaar
€ 80.000,Vlottende activa:
│
Voorraden
€ 40.000,-│ Lang vreemd vermogen:
Debiteuren
€ 30.000,-│ Hypotheek
€ 310.000,│
Liquide middelen:
│ Kort vreemd vermogen:
Girale tegoeden
€
7.000,-│ Crediteuren
€
20.000,Kas
€
3.000,-│ Rekening-courant
€
5.000,───────────│
───────────
€ 580.000,-│
€ 580.000,═══════════
═══════════
b.
Dit is af te leiden uit de datum. Een externe balans verschijnt éénmaal per jaar op 31
december.
Opgave 3.3 Voorraadwaardering: FIFO, LIFO en vervangingswaarde
a.
Berekening nettowinst in oktober op basis van de FIFO-methode:
15
verkoopwaarde:
€ 70.000,inkoopwaarde:
€ 39.000,- € 31.000,29
b.
verkoopwaarde:
inkoopwaarde:
€ 13.000,€ 9.000,- -
Brutowinst in oktober volgens de FIFO-methode
Werkelijke bedrijfskosten
Nettowinst in oktober volgens de FIFO-methode
Balanswaarde van de goederen: € 27.000,- + € 16.000,- = € 43.000,-.
+
+
€ 4.000,- +
€ 35.000,€ 11.000,- € 24.000,-
c.
Berekening nettowinst in oktober op basis van de LIFO-methode:
15
verkoopwaarde:
€ 70.000,inkoopwaarde:
€ 45.000,- € 25.000,29
d.
e.
f.
g.
h.
verkoopwaarde:
inkoopwaarde:
€ 13.000,€ 8.000,- -
€ 5.000,Brutowinst in oktober volgens de LIFO-methode
+
€ 30.000,Werkelijke bedrijfskosten
€ 11.000,- Nettowinst in oktober volgens de LIFO-methode
+
€ 19.000,Balanswaarde van de goederen:
€ 21.000,- + € 9.000,- + € 8.000,- = € 38.000,-.
De nettowinst bij de LIFO-methode is € 5000,- lager omdat eerst de duurdere goederen zijn
afgeboekt. Ditzelfde bedrag uit zich als waardeverschil van de voorraad goederen.
Berekening nettowinst in oktober volgens de vervangingswaarde:
15
brutowinst op order
€ 25.000,29
brutowinst op order
€ 3.000,Brutowinst in oktober +
+
€ 28.000,Speculatieresultaten in oktober:
4
resultaat: - 1500 stuks  € 2,€ 3.000,18
resultaat: - 500 stuks  -€ 1,+
€ 500,25
resultaat: + 1500 stuks  € 2,+
€ 3.000,Totaal speculatieresultaat
+
€
500,Werkelijke bedrijfskosten
€ 11.000,- Nettowinst in oktober
+
€ 17.500,Balanswaarde goederen is € 50.000,-. Herwaarderingsreserve is € 14.500,-.
Controle. De toename van de herwaarderingsreserve is:
€ 9000,- - € 4500,- + € 9000,- = € 13.500,-. Dit klopt.
De winst volgens de vervangingswaardemethode is € 1500,- lager dan volgens de LIFOmethode. Tegelijkertijd is de waarde van de voorraad goederen € 12.000,- hoger. Dat geeft
een verschil van € 13.500,-. Dit bedrag keert op de balans aan de creditzijde terug in de vorm
van een herwaarderingsreserve.
Opgave 3.4 De rentabiliteit
a.
Het nettowinstpercentage in oktober is 5% van het eigen vermogen.
Dit is op jaarbasis 60%.
Dimensieanalyse: (gld in oktober) / (gld)  % = % in oktober.
Het gemiddelde van een aantal maanden krijgt als eenheid % per maand.
Voorts: % per maand  12 maanden per jaar = (twaalfvoudig) % per jaar.
b.
Op het kort vreemd vermogen is het intrestpercentage in oktober: 1%.
Als dit geldt voor alle maanden is het percentage 12% op jaarbasis.
Het gemiddelde kort vreemd vermogen bedraagt € 30.000,-.
Het gemiddelde intrestpercentage is dus 9,6% op jaarbasis ofwel 0,8% per maand.
Controle: (8,4% /jaar x € 60.000,- + 12 mnd/jaar x € 300,- /mnd) / € 90.000,- = 9,6% /jaar.
c.
Er blijft voor de beloning van het eigen vermogen € 1200,- over.
De REV in oktober is: 0,6% op maandbasis.
Als dit representatief is voor alle maanden is dit op jaarbasis 7,2%.
d.
Nee. Als het eigen vermogen tegen het gemiddelde intrestpercentage was weggezet, had het
meer opgeleverd.
e.
(Indicatie:) Er zijn verschillende argumenten in het spel:
•
aantal maanden waarover informatie nodig is;
•
de hoogte van het salaris dat de ondernemer zichzelf toekent;
•
de representativiteit van oktober voor de andere maanden.
f.
Het percentage voor het lang vreemd vermogen is reeds op jaarbasis. Het percentage op kort
vreemd vermogen wordt door de bank ook als een jaarpercentage gepresenteerd. De
rentabiliteit op het eigen vermogen kan van maand tot maand sterk verschillen. Het is dan een
grove generalisering.
g.
Dit is een didactisch verantwoorde vereenvoudiging van de berekening.
h.
Voor een REV van 8,4% per jaar, moet de nettowinst na aftrek van salaris gelijk zijn aan
€ 16.800,- per jaar. Dat kan bij een salaris van € 8600,- per maand.
Opgave 3.5 De liquiditeit
a.
Stand van de liquide middelen:
1 maart: beginstand
- € 10.000,1 maart: betaling i.v.m. kosten
- € 12.000,1 maart: aanschaf kopieermachine
- € 24.000,5 maart: ontvangst van debiteuren
+ € 21.000,7 maart: contante verkoop
+ € 42.000,21 maart: loon magazijnmeester
+ € 38.500,21 maart: werkgeverslasten
+ € 36.000,21 maart: betaling aan leveranciers
+ € 4.000,31 maart: betaling i.v.m. kosten
+ € 3.200,31 maart: betaling van de huur
+ € 2.600,Het tegoed in rekening-courant is € 2600,- ultimo maart.
b.
c.
d.
Interne balans per 1 maart
───────────────────────────────┬─────────────────────────────
Vaste activa
€ 31.600,- │ Eigen vermogen
€ 46.000,Voorraad
€ 24.000,- │ Winst lopend jaar
€ 46.200,Debiteuren
€ 69.000,- │ Lang vreemd vermogen
€ 15.000,Liquide middelen
€ 4.000,- │ Crediteuren
€ 24.000,Tegoed in rek.cou. € 2.600,- │
─────────── │
───────────
€ 131.200,- │
€ 131.200,═══════════
═══════════
Toelichting
Brutowinst in maart
€ 42.000,Bedrijfskosten
€ 9.800,- Nettowinst in maart
€ 32.200,-.
Winstsaldo lopend boekjaar: € 14.000,- + € 32.200,- = € 46.200,-.
Het tegoed in rekening-courant is per saldo te bepalen.
De bedrijfsleiding kan latere betaling bedingen van de kopieermachine, of zij kan de bank om
coulantie vragen. Eventueel kan zij de betaling in verband met de kosten een paar dagen
uitstellen.
De intrestkosten kunnen om meer dan één reden ontbreken:
- te veel rekenwerk i.v.m. wijzigingen in kort vreemd vermogen;
- omvang kort vreemd vermogen is onbekend, want het is doel van de berekening;
- didactische redenen: som mag niet te complex worden.
Opgave 3.6 Kengetallen uit de marketing (1)
a.
De omzetsnelheid = REV / nettowinstmarge = 10 keer per jaar.
b.
Totale nettowinst (excl. salaris) = REV  eigen vermogen = € 30.000,- per jaar.
De totale nettowinst inclusief salaris moet dus € 130.000,- per jaar zijn.
c.
Nettowinstmarge = totale nettowinst / omzet, dus omzet = € 2.000.000,- per jaar.
Opgave 3.7 Kengetallen uit de marketing (2) — rekenblad
Onderaan.
Opgave 3.8 Kengetallen uit de logistiek (1)
a.
De gemiddelde voorraadduur is dertig dagen. De gemiddelde omloopsnelheid is de inverse,
dus 1 / 30 dagen, ofwel twaalf keer per jaar.
b.
De gemiddelde waarde van de voorraden goederen was € 80.000,-.
De inkoopwaarde van de omzet was € 120.000,- per maand.
De gemiddelde voorraadduur van de totale voorraad is:
€ 80.000,- / € 120.000 per 30 dagen = 20 dagen.
De gemiddelde omloopsnelheid van de totale voorraad is 18 keer per jaar.
Controle: 1/18  360 dagen = 20 dagen.
c.
De gemiddelde voorraadduur is:
Voorraad A:
€ 40.000,- / € 96.000,- per maand = 12,5 dagen.
Voorraad B:
€ 40.000,- / € 24.000,- per maand = 50 dagen.
Product B voldoet niet aan de normen. Dit blijkt ook bij de gemiddelde omloopsnelheid. Deze
is:
d.
e.
Voorraad A:
€ 96.000,- per maand / € 40.000,- = 28,8 keer per jaar.
Voorraad B:
€ 24.000,- per maand / € 40.000,- = 7,2 keer per jaar.
Product A blijft binnen de normen.
Bij product B moet óf de gemiddelde voorraad omlaag of de omloopsnelheid omhoog (dus
minder dagen) óf een combinatie van beide.
Op lange termijn kan hij trachten de omzet omhoog te doen. Bij een omzet van product B van
€ 50.000,- per maand en een voorraad van € 40.000,- is de norm gehaald. Op korte termijn
kan de voorraad omlaag tot € 24.000,-.
Gemiddelde voorraadduur x gemiddelde omloopsnelheid is gelijk aan 1, ofwel aan 360 dagen
per jaar. Dus de gemiddelde omloopsnelheid is: 36 keer per jaar.
Opgave 3.9 Kengetallen uit de logistiek (2)
Zie hints.
Opgave 3.7 Kengetallen uit de marketing (2) — rekenblad
4 beginvoorraad A
38
5 eindvoorraad A
42
6 beginvoorraad B
50
7 eindvoorraad B
30
8 omzet A
120
9 omzet B
30
10
11 BEREKENINGEN (1)
12 voorraadduur A+B
20.00
13 voorraadduur A
12.50
14 voorraadduur B
50.00
..
( C12: 30*(+G5+G6)/(+G8+G9) )
( C13: 30*(+G5/G8) )
( C14: 30*(+G6/G9) )
K€
K€
gem.voorraad A
K€
gem.voorraad B
K€
K€/mnd
inkoopw.omzet A
K€/mnd
inkoopw.omzet B
dagen
dagen
dagen
BEREKENINGEN (2)
omloopsnelheid A+B
omloopsnelheid A
omloopsnelheid B
40
40
K€
K€
96
24
K€/mnd
K€/mnd
18.00
28.80
7.20
 p.j.
 p.j.
 p.j.
( G12: 12*(+G8+G9)/(+G5+G6) )
of: ( G12: 360/C12 )
Rekenblad 3_5A.XLS voor de berekening van de gemiddelde voorraadduur en de
gemiddelde omloopsnelheid
c.
Bij een omzet in B van € 50.000,- per maand.
Bij een voorraad van B van € 24.000,-.
Download