3 LEERWERKBOEK Pr B I O N AT U R A L I S E. Vanoutrive C. Discart oe f BIOLOGIE 3 ISBN 978-90-301-3455-8 9 789030 134558 NATU3LW cover.indd 1 10-11-11 10:26 oe Pr f Pr oe f DEEL 2 Organismen vertonen reacties op prikkels uit hun omgeving Hoofdstuk 1 Inleiding We hebben in het vorige deel geleerd hoe prikkels door de zintuigen worden geregistreerd en verwerkt. Nu gaan we na hoe levende wezens kunnen reageren op prikkels en welke structuren daaraan zijn aangepast. Denk maar even aan hoe jij zou reageren als plots een wilde hond uit het niets opduikt en de aanval inzet. Onderzoeksvragen ▶ Soorten reacties op prikkels oe f 1 Het is belangrijk dat we kunnen reageren op de prikkels die we registreren. Wat zou anders het nut zijn van prikkels als we niets zouden kunnen doen met de verkregen informatie? Opdracht ▶ Welke reacties kunnen volgen op prikkels? Werk met de onderstaande voorbeelden. Pr 1. Je fietst naar school. Een wagen toetert en je kijkt verschrikt om. 2. Het verkeerslicht springt op rood en je stopt; het wordt groen en je rijdt verder. 3. Lekkere geuren komen uit het wafelkraam en het water komt je in de mond. 4. De regen striemt in je gezicht en je trapt sneller door. 5. Vermoeide benen doen je vaart minderen. Gebeurtenis Prikkel Reactie 1. - HOOFDSTUK 1 I N LEI DI N G - 1 04 2. 3. 4. 5. - Effectoren We onderscheiden, naargelang hun herkomst, twee groepen prikkels: − een hongerig gevoel is bijvoorbeeld − een bel die rinkelt is bijvoorbeeld Ook de reacties op een prikkel, zijn in twee groepen onder te verdelen: − speekselproductie is bijvoorbeeld − gaan rechtstaan is bijvoorbeeld Deze reacties kunnen bovendien bewust of onbewust zijn. Opdracht ▶ Waar komen de onderstaande prikkels vandaan, en welk type reactie volgt erop? Zet een kruisje bij wat van toepassing is. Situaties Prikkels inwendig Reacties uitwendig spieren klieren oe f Knorrende maag om 12 u. Hongerige baby die weent Zweten bij warm weer Schoolbel, dus boeken dicht! Schrikreactie door blaffende hond Pr Spiekbriefje doorgeven Plotse hoofdpijn: je sluit even je ogen Hand wegtrekken van een hete plaat Sommige reacties gebeuren bewustandere onbewust. - een bewuste reactie is bijvoorbeeld - een onbesuste reactie is bijvoorbeeld Samenvatting Spierbewegingen en kliersecreties zijn bewuste of onbewuste REACTIES op inwendige of uitwendige prikkels. GE EN HEUG LEKKER! boodschappen centrale boodschap in code geurstoffen boodschap in code beweging (gedrag) 105 Hoofdstuk 2 Bewegingen door spierwerking Alle bewegingen van ons lichaam, van het fronsen van je voorhoofd tot het springen op een trampoline, worden mogelijk gemaakt door spieren. Spieren zijn de motoren van het lichaam. Zelfs als je helemaal ‘niks’ doet, zijn er nog spieren actief. Je hartspier is de belangrijkste spier in je lichaam. Spieren maken gemiddeld 40 % van het lichaamsgewicht uit. Niet alle spieren zijn bij iedereen even groot: spieren die je veel gebruikt, groeien. Dat kun je goed zien bij iemand die veel sport. Vrouwen zijn meestal minder gespierd dan mannen, maar toch hebben ze een extra spier: de baarmoeder. 1 oe f Onderzoeksvragen ▶ Belang van het spierstelsel 106 Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G Spieren zorgen voor van je lichaam. Gewervelden beschikken ongeveer’ over 640 skeletspieren. Daarnaast vind je in het lichaam ook nog huidspieren, kringspieren en tal van spieren in onze organen. Spieren geven het lichaam De spieren houden het, samen met de beenderen, allemaal netjes op hun plaats. Spieren staan ook in voor van lichaamsvloeistoffen (bijvoorbeeld bloed in slagaders), van voeding (bijvoorbeeld de slokdarm) en longlucht (bijvoorbeeld de luchtpijp). Spieren regelen ook de : mond (lippen) en keel, (slok)darm, maagportier, aars, pupil. Spieren verzorgen ook de in ons lichaam, dankzij de warmte die bij spiersamentrekkingen als bijproduct vrijkomt. En ten slotte zijn spieren ook belangrijk in onze : oogspieren zorgen voor oogbewegingen, spiertjes in de iris regelen de pupil, het straallichaam zorgt voor de accommodatie van de lens, de gehoorbeentjes in ons oor worden beschermd door spiertjes, je spieren helpen je evenwicht te bewaren, de tong kan bewegen door de tongspier en haarspiertjes trekken de haartjes op je huid recht bij koude. 2 Soorten spieren Je zit in de klas en neemt notities, kijkt rond en knippert met je ogen als de zon er plots fel in schijnt. Je voelt je maag knorren, neemt een slokje water en slikt dat door. Muziek uit de klas naast je bereikt je oren en je glimlacht bij het herkennen ervan. Je volle blaas geeft je plots een signaal - gelukkig zorgt je sluitspier ervoor dat het toiletbezoek nog wat kan wachten. Als de bel rinkelt, loop je toch gauw weg. Soorten spieren op basis van de WIL Sommige bewegingen gebeuren bewust en zijn onderworpen aan de vrije wil (willekeurige spieren), terwijl andere bewegingen zonder tussenkomst van de vrije wil verlopen (onwillekeurige spieren). bv. willekeurige spieren: bv. onwillekeurige spieren: Soorten spieren op basis van het al dan niet VASTGEHECHT zijn Bewegingen, veroorzaakt door spierwerking, gebeuren al dan niet in samenwerking met het skelet en de gewrichten. oe f bv. skeletspieren: bv. huidpieren: bv. kringspieren: DE HAND vormt een uniek staaltje van beweging. Pr is een beweging die je veelvuldig uitvoert, en waarbij zowel je hand als je vingers bewegen. De spieren van de onderarm en de hand zijn onderverdeeld in twee groepen: de ene groep beweegt de pols, de andere beweegt de vingers. De bewegingen van de vingers worden bestuurd door kleine spieren in de hand. Deze spiergroepen zitten met stevige pezen aan de botten van de pols en de hand vast. De peesband omsluit spieren en zenuwen. is mogelijk dankzij de beweeglijke vingers die alle tegen de duim geplaatst kunnen worden: de duim is opponeerbaar. Een dier die een opponeerbare grote teen heeft hierdoor prima kan grijpen met de voeten is een aap. beweeglijke vingers opponeerbare duim vingerkootjes pezen: brengen de trekkracht over van de spieren naar de beenderen peesband: omsluit spieren en zenuwen middenhandsbeentjes handwortelbeentjes ellepijp spaakbeen armspieren: besturen hand en vingers 107 Soorten spieren op basis van BOUW en WERKING Opdracht ▶We vergelijken twee (drie) microscopische foto’s van verschillende spierweefsels. Microfoto skeletspier Naam glad / dwarsgestreept spierweefsel glad / dwarsgestreept spierweefsel Voorbeelden Bevestiging langzaam / snel en krachtig snel vermoeid / werkt langdurig willekeurige / onwillekeurige spieren exoskelet / endoskelet bij gewervelden = Uitzondering langzaam / snel en krachtig snel vermoeid / werkt langdurig willekeurige / onwillekeurige spieren Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G Werking 108 oe f Beschrijving Microfoto maagwand Er is een spier die onwillekeurig werkt, maar toch een dwarsgestreept uitzicht heeft: 2.1 Dwarsgestreepte spieren Aangezien de meeste dwarsgestreepte spieren skeletspieren zijn, bespreken we deze wat uitvoeriger. We bekijken van naderbij hoe spieren aan beenderen kunnen vastgehecht zijn, en hoe de beenderen ten opzichte van elkaar bewegen. Pas daarna bestuderen we de bouw van de dwarsgestreepte spier zelf, en ontrafelen we de werking van die spieren op microscopisch niveau. 2.1.1Skeletspieren voorhoofdspier sluitspier van de oogleden trapezius (halsspier) deltoids pectoralis (borstspieren) triceps gluteus (grote bilspier) quadriceps (4-hoofdige dijspier) Pr hamstrings (achterste bovenbeenspieren) abdominals (buikspieren) oe f lats (rugspieren) biceps calves (kuitspieren) Opdracht ▶Welke functie hoort bij welke spier? Noteer de juiste naam. − trekt de hoofdhuid en wenkbrauwen omhoog of omlaag: − optillen, laten zakken en draaien van de schouder: − optillen en zijwaarts bewegen van de arm: − buigen en strekken van de arm: − lichaam draaien, buigen en organen beschermen: − beheersen van de rompbeweging: − voorover buigen en rechte houding handhaven: − buigt de knie en strekt de enkel: − krachtige spier om te rennen, klimmen, springen: 109 2.1.2Beenderen Een compleet menselijk skelet bestaat uit 206 beenderen. Er treden vrij vaak individuele variaties op, onder andere onder invloed van de leeftijd, maar ook niet bij iedereen. Baby’s hebben bij de geboorte een 300-tal minuscule botjes die, naarmate ze ouder worden, aaneen groeien, waardoor het aantal daalt. schedel hoofd onderkaak sleutelbeen borstbeen opperarmbeen oe f rib romp 1 10 Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G bovenste ledematen onderste ledematen wervel spaakbeen bekken ellepijp handwortelbeentjes middenhandsbeentjes vingerkootjes dijbeen knieschijf scheenbeen kuitbeen voetwortelbeentjes middenvoetsbeentjes teenkootjes Op basis van de vorm en hoeveelheid compact en sponsachtig bot, onderscheiden we verschillende soorten beenderen. Zo zijn er: − bv. lange beenderen: − bv. korte beenderen: − bv. platte beenderen: − bv. onregelmatige beenderen: Ons skelet heeft vier belangrijke functies, welke? − : zonder skelet zou ons lichaam als een pudding in elkaar zakken. − bijvoorbeeld de hersenen in de schedel, het ruggenmerg in de ruggenwervels, het hart en de longen in de borstkas. − . Botten zijn met elkaar verbonden door gewrichten. Om die te bewegen, zijn er spieren nodig die aan de botten zijn vastgehecht met pezen. − in het zachtere merg binnenin de lange en platte beenderen. 2.1.3 Been- en kraakbeenweefsel Pr oe f Het compacte bot aan de buitenzijde zorgt voor de bescherming ervan. De groeischijf laat het bot toe te groeien tot zijn maximale lengte is bereikt. Daarna sluit de groeischijf zich. is stevig en weinig buigzaam: − kalk (kalkzouten) geeft het been stevigheid (hardheid); −lijmstof zorgt voor een beperkte buigzaamheid van het been. Beenweefsel valt onder een microscoop gemakkelijk te herkennen. Beencellen zijn onregelmatig van bouw en hebben lange uitlopers doorheen de concentrisch opgebouwde ‘kanalen van Havers’. In deze kanalen lopen zenuwen en bloedvaten die het been voorzien van de nodige stoffen. is stevig en goed buigzaam: −bij baby’s bestaan de beenderen vooral uit kraakbeen; −bij volwassenen komt kraakbeenweefsel alleen op specifieke plaatsen voor (bijvoorbeeld in de neus, de oorschelpen, in gewrichten en tussen de wervels). Kraakbeen is eveneens gemakkelijk te herkennen op een micropreparaat. De kraakbeencellen liggen in groepjes van twee of vier en zijn ingebed in een gelatineuze substantie, die zowel voor steun als voor elasticiteit zorgt. 111 2.1.4Gewrichten Beenderen kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Ofwel zijn ze vergroeid met elkaar (bijvoorbeeld het heiligbeen), zijn ze verbonden door een naad (bijvoorbeeld de schedelbeenderen), of zorgt kraakbeen voor de verbinding (bijvoorbeeld de ribben en het borstbeen), maar de meest beweeglijke verbindingen van het skelet zijn te vinden in de gewrichten. Een gewricht wordt gevormd door twee beenderen, en gewrichtspan Beide zijn bedekt met kraakbeen gewrichtssmeer gewrichtskop → functie: kraakbeen gewrichtsband In het gewrichtskapsel zit gewrichtskapsel → functie: Het gewricht krijgt extra steun door de oe f spier 11 2 Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G Er bestaan verschillende soorten gewrichten, maar de meeste zijn onder te brengen in één van de volgende drie categorieën: kogelgewricht scharniergewricht rolgewricht − Het kogelgewricht dat beweging toelaat in verschillende richtingen, bv. − Het scharniergewricht waar beweging slechts mogelijk is in één vlak, bv. − Het rolgewricht waarbij het ene been draait rond het andere, bv. Een gezonde houding is belangrijk om je gewrichten, beenderen en spieren te sparen. Welke houdingingen zijn fout? 2.1.5 Macroscopische bouw van dwarsgestreepte spieren Opdracht ▶ Bestudeer een kipfilet (rauw en gekookt) en een snee hesp en een stuk gekookt soepvlees. Een kipfilet is duidelijk een borstspier waarop ook de omliggende spierschede en de pezen (die deze borstspier oorspronkelijk vasthechtten aan de botten) zichtbaar zijn. Bestudeer de snee hesp, en merk hierin de verschillende compartimenten op. Zowel bij de hesp als bij de kipfilet zie je dat de spier bestaat uit meerdere spierbundels, die omgeven worden door een eigen spierbundelschede. Zenuwen zijn waar te nemen als lichtere draden, en bloedvaten als buisjes. Rafel een stukje gekookte kip helemaal uiteen tot bundeltjes fijne draden. Microscopisch kan je de fijne draden van zo’n bundeltje afzonderlijk waarnemen. Die fijne draden zijn de spiervezels, die omgeven worden door een spiervezelschede. Elke spiervezel is ontstaan door versmelting van verschillende spiercellen, en bevat dan ook meerdere kernen. oe f In een spiervezel kan je microscopisch fijne spierfibrillen waarnemen. Hierin situeren de contractiele eenheden (sarcomeren) zich die bestaan uit 2 soorten eiwitdraden of filamenten: dunne actine en dikkere myosinefilamenten. 2 3 1 5 4 11 13 Pr 6 7 12 8 9 10 Bouw van de spier 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13 113 2.1.6 Microscopische bouw en werking We bestuderen een detail van een spiervezel met twee spierfibrillen (myofibrillen) in lengtedoorsnede. Op microscopisch niveau is de zwarte streping duidelijk zichtbaar, die veroorzaakt wordt door overlappende actine- en myosinefilamenten. Z Z sarcomeer oe f We onderzoeken een sarcomeer van naderbij. Die situeert zich tussen twee Z-lijnen, en bestaat uit: −dunne filamenten die starten op de Z-lijnen; − dikkere centrale filamenten met uitsteekseltjes. 114 myosine actine Z-lijn Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G actine Wordt een spier geprikkeld via een motorische zenuw, dan komen er (via een reeks reacties) Ca2+-ionen vrij die zich verspreiden zich tussen de actine- en Myosinefilamenten, waardoor interactie ontstaat tussen beide filamenten: 2.1.7 Wet van alles of niets spier celkernen van de spiervezels spiervezels pees motorisch eindplaatje bot motorische zenuwcel ruggenmerg motorische motorische eenheid 2 eenheid 2 De zenuw die een spier aanstuurt, is door een motorisch eindplaatje verbonden met een ‘eigen’ motorische eenheid, die een aantal spiervezels bestuurt. Een volledige spier bestaat evenwel uit vele (soms duizenden) motorische eenheden. Hoe meer motorische eenheden er geprikkeld worden, hoe sterker de spier zal samentrekken. Er zijn dus gradaties mogelijk in de samentrekking van een spier, naargelang het aantal geprikkelde motorische eenheden. Voor elke motorische eenheid geldt wel dezelfde alles-of-niets-wet: ofwel trekken spiervezels helemaal samen, ofwel helemaal niet. Bijna alle bewegingen worden gecoördineerd vanuit de oe f . Willekeurige spieren die grove bewegingen uitvoeren (bijvoorbeeld beenspieren), hebben per motorische eenheid wel honderden spiervezels. Spieren die heel precieze bewegingen moeten maken (bijvoorbeeld aangezicht- of vingerspieren) bevatten weinig zenuwvezels per motorische eenheid, omdat deze specifiek worden gestuurd. 2.1.8 Antagonistische spieren Pr Antagonistische spieren bestaan uit een buigende en een strekkende spier. De buigende spier ‘sluit’ het gewricht (verkleint de hoek tussen twee beenderen), en de strekkende spier zorgt voor de tegengestelde beweging. De reden dat antagonistische paren nodig zijn in het lichaam is dat spieren enkel kunnen samentrekken, en dus niet uit zichzelf weer kunnen uitrekken! Een paar tegengesteld werkende spieren heeft daar natuurlijk geen moeite mee. We nemen als voorbeeld de armspier: bot bot pees spier spier ⇒ De is de buiger; ⇒ De is de strekker. De namen van beide spieren zijn afgeleid van pees het aantal waarmee ze aan het bot bevestigd zijn. De elleboog is een voorbeeld van een gewricht. 115 2.1.9Spierstofwisseling Om samen te trekken hebben spieren natuurlijk nodig. Die wordt bekomen tijdens de verbranding van glucose in de spiercellen, en noemen we de . Noteer schematisch. oe f In dit proces wordt er als tussenproduct aangemaakt, dat verder wordt afgebroken met behulp van zuurstof, aangevoerd via het bloed. De afvalstoffen die hierbij ontstaan worden via het bloed getransporteerd naar de longen en de nieren, om via deze weg het lichaam te verlaten. In een normaal werkende spier stelt de melkzuurproductie geen probleem. Bij intensieve sporten kan de afbraak en afvoer van melkzuur echter niet vlug genoeg gebeuren, waardoor het zich opstapelt in de spieren. Dat prikkelt de zenuwuiteinden, en veroorzaakt spierkrampen en stijfheid. 2.2 Gladde spieren Microscopische bouw en werking 2.2.1 116 Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G Gladde spieren zijn op verschillende plaatsen in ons lichaam te vinden, onder andere in de wand van het darmkanaal, de urineblaas, de baarmoeder, zaad- en eileider, bloedvaten, de haarspiertjes, de iris, ... Gladde spierweefsels of zijn in staat samen te trekken zonder tussenkomst van onze wil, wat de naam ook verklaart. Bij gladde spieren zijn de cellen veel korter van vorm. Ze hebben duidelijk een celkern, en in het celplasma zitten ook samentrekbare fibrillen met en . Door een andere onderlinge schikking, komt hier geen dwarsstreping voor. Ze zien er effen en glad uit. Glad spierweefsel veroorzaakt bewegingen zonder tussenkomst van het skelet. De contracties van het gladde spierweefsel zijn in staat om: − door het spijsverteringsstelsel te bewegen. −De te regelen in onze bloedsomloop. −De reflex te regelen naargelang de lichtintensiteit. 2.2.2 Antagonistische spieren De slokdarm, de dunne en dikke darm beschikken over gladde spieren. Door het afwisselend samenknijpen van de aanwezige antagonistische spieren wordt het voedsel vooruit geduwd. Deze beweging noemen we , en ontstaat door de tegengesteld werkende spieren: − ⇒ darm langer en dunner; − ⇒ darm korter en dikker. 2.3Hartspier Microscopische bouw en werking oe f 2.3.1 Hartspierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel verschillen qua bouwplan (uitzicht) quasi niet van elkaar. Pr Ze bestaan eveneens uit sarcomeren met daarin de eiwitfilamenten, waarvan de de actief naar binnen kunnen trekken. Hartspiercellen mogen dan wel een uitzicht hebben, ze werken toch . Hartspierweefsel werkt net zoals glad spierweefsel niet samen met het skelet. Hartspierweefsel is opgebouwd uit afzonderlijke hartspiercellen. Dankzij hun bouw is een directe prikkeloverdracht mogelijk. Een groepering van gespecialiseerde cellen in het bovenste gedeelte van het hart zendt namelijk signalen naar de rest van het hartspierweefsel, zodat die ritmisch gaat samentrekken en het bloed zo door het hart tot in de slagaders gepompt wordt. 117 Samenvatting Spieren vallen onder te verdelen in DRIE SOORTEN: − dwarsgestreepte spieren werken onder invloed van de wil, snel en krachtig; − glad spierweefsel werkt niet onder invloed van de wil, traag en langdurig; − hartspierweefsel is dwarsgestreept maar werkt toch als een onwillekeurige spier, krachtig maar ook langdurig. Beweging door skeletspieren die met pezen aan beenderen bevestigd zijn: Een gewricht is de overgang tussen twee beenderen waar beweging mogelijk is. Dankzij antagonistische spieren kunnen gewrichten heen en weer bewegen. Beweging door spieren die niet samenwerken met het sketlet: Bewegingen zoals peristaltiek (glad spierweefsel), kringspieren (dwarsgestreept spierweefsel), het pompen van de hartspier,... Werking en bouw van een dwarsgestreepte spier: oe f Spier (+ -schede) → spierbundel (+ -schede) → spiervezel (+ -schede) → spierfibril → myosinekopjes trekken de actinefilamenten actief naar binnen. 3Extra: Spier- en botaandoeningen Opdracht ▶ ICT-opdracht: zoek op het internet (wikipedia, google) … Pr −Welke zijn de twee voornaamste oorzaken van spierkrampen? HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G 1) 1 18 2) − Vergelijk spieratrofie (1) en spierhypertrofie (2). 1) 2) − Omschrijf bondig wat osteoporose (1) en scoliose (2) is. 1) 2) − Geef enkele tips voor een gezonde houding en rug. 4 Extra: Hoe bewegen organismen zonder spieren? Onderzoeksvraag ▶ Hoe bewegen eencellige organismen zich voort? Welke cellen of structuren bij de mens kunnen analoge bewegingen maken? Opdracht ▶ Eencellige organismen vallen als volgt waar te nemen: vul een bekerglas met niet verontreinigd slootwater en doe hier een weinig gedroogd gras (hooi) in. Laat het geheel enkele dagen staan. Neem dan met een druppelteller een druppel slootwater van juist onder het vlies dat zich op het wateroppervlak heeft gevormd. Het vlies bevat bacteriën waarmee eencellige organismen zich voeden. Bekijk de druppel onder de microscoop en beschrijf je waarnemingen: Oogdiertje Pantoffeldiertje oe f Amoebe Voortbeweging door middel van of pseudopodia: of flagel: of cilia: door plasmastromingen die het celmembraan doen uitstulpen. door gekoppelde filamenten door gekoppelde filamenten Pr Voorbeelden in het menselijk lichaam 119 5Extra: Welke bewegingen komen bij planten voor? Onderzoeksvraag ▶ Hoe bewegen planten zich? Welke reactie heeft een plant op specifieke prikkels? Zijn plantenbewegingen wel of niet gericht naar de prikkel? Experiment ▶ Hoe reageert een plant op een eenzijdige lichtprikkel? Benodigdheden ▶ - Doos met kijkopening - Kiemplantjes van waterkers Werkwijze ▶ We plaatsen de kiemplantjes gedurende een week in de doos. oe f Waarneming ▶ Deze beweging is gericht / niet gericht naar de prikkel. Besluit ▶ De plant reageert op een . De reactie van de plant is het . De reactie van de plant is een tropie / nastie: . Pr Er zijn natuurlijk nog ANDERE PRIKKELS waar planten op reageren. We nemen het ‘kruidje-roer-mij-niet’ als voorbeeld. HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G − Verklaar deze naam: 120 A − Wat is de prikkel? − Is dit een gerichte beweging? − Naam van deze beweging? B C Bovendien kunnen er VERSCHILLENDE REACTIES optreden op diverse prikkels. We onderscheiden gerichte bewegingen (tropieën) en niet-gerichte bewegingen (nastieën). Op basis hiervan kunnen we plantenbewegingen indelen. Opdracht ▶ Zijn de volgende plantenbewegingen tropieën of nastieën? Voorbeeld Prikkel (niet) gericht Type tropie / nastie Een zonnebloem richt zich overdag naar de zon. De wortels van de knotwilg groeien naar het water toe. Dennenkegels openen zich bij droog weer en sluiten bij vochtig weer. oe f De wortel van de peen groeit naar het middelpunt van de aarde. De stengel van een winde kronkelt omhoog langs eender welk voorwerp. Pr Madeliefjes openen zich ’s morgens vroeg en sluiten zich weer ’s avonds. Sneeuwklokjes openen hun bloemen bij de eerste warmte. Samenvatting Eencellige organismen bewegen zich voort zonder spieren. Beweging kan plaatsvinden door middel van schijnvoetjes, trilharen of een zweephaar. Planten kunnen ook reageren op prikkels. De reactie op deze prikkel kan een gerichte beweging (tropie) of een niet-gerichte beweging (nastie) zijn. 121 SYNTHESE Prikkels → verwerking in de hersenen → reactie op prikkels: Beweging door , vaak vastgehecht aan Soorten: Vasthechting spieren d.m.v. oe f Beweeglijke beenderen vormen Uitzicht 122 Pr HOOFDSTUK 2 B EWEGI N GEN DO O R SPI ERWER KI N G Werking Voorbeeld Bouw en werking: (-schede) → (-schede) → (-schede) → in de kunnen de de kopjes o.i.v. Ca2+ actief naar binnen trekken. Dit gebeurt door signalisatie vanuit de via de motorische eindplaatjes. spieren laten spieren weer ontspannen Eéncelligen en planten kunnen ook bewegen, maar dan spieren. KEN JE DE LEERSTOF? In dit hoofdstuk leerde je volgende vaardigheden: • onderzoeksvragen opstellen; • het belang inzien van reacties op prikkels, het belang van het spierstelsel; • uit waarnemingen afleiden dat spierbewegingen en kliersecreties reacties zijn op prikkels; • relaties ontdekken tussen het skelet met beenderen, de gewrichten en de spieren; • het verband leggen tussen 2 antagonistisch werkende spieren. • via macroscopische waarnemingen enkele bewegingsstructuren beschrijven en enkele voorbeelden van gewrichten/beenderen aanduiden en benoemen. • uit microscopische waarnemingen de diverse soorten spierweefsel afleiden, kraakbeenweefsel van beenweefsel kunnen onderscheiden van elkaar; • een synthese maken, een mindmap maken; Studeer de samenvattingen en de synthese goed. Zit de mindmap in je hoofd? Pr oe f Enkele voorbeeldvragen ter controle: 1. Welke reacties kunnen prikkels teweeg brengen? 2. Welke soorten spieren zijn er op basis van de wil / hun vasthechting / hun bouw en werking? Geef een voorbeeld van elk. 3. Vergelijk de werking van je biceps met die van je maagspier. 4. Hoe komt een armbeweging tot stand? Bespreek zowel de beenderen, het ellebooggewricht als de spieren. 5. Waarom noemen we de biceps een tweehoofdige spier? 6. Wat zijn antagonistische spieren en waarom zijn ze zo belangrijk in ons spierstelsel? Geef een voorbeeld van 2 antagonistische spieren. 7. Geef de 4 belangrijke functies van ons skelet. 8. Hoe kan een voedselbrok of zelfs drank door je slokdarm schuiven, zelfs als je op je hoofd staat? Leg uit hoe dit tot stand komt? 9. Bespreek schematisch de bouw van een dwargestreepte spier. 10. Bespreek bondig de microscopische bouw en werking van de dwarsgestreepte spier (sarcomeer). 11. Wat wordt bedoeld met ‘voor elke motorische eenheid geldt dezelfde alles-ofniets-wet’, wat verstaan we onder ‘spierstofwisseling’? 12. Omschrijf de bouw van hartspierweefsel en vergelijk met de andere type spierweefsels? Op welke manier wordt hartspierweefsel geprikkeld? 13. Hoe bewegen ééncelligen zich voort? 14. Geef vbn. uit het menselijk lichaam van voortbeweging zonder spieren. 15. Welke bewegingen kunnen we bij sommige planten aantreffen? Geef 2 voorbeelden door diverse prikkels, 2 voorbeelden van diverse reacties. 16. Geef een voorbeeld van een spier- of botaandoening, bespreek bondig. 123 oe Pr f