Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?

advertisement
WAT IS ER AAN DE HAND IN DE EVANGELISCHE WERELD?
Aantasting van de fundamenten.
A.P. Geelhoed
Inhoudsopgave
Voorwoord
1
1. Loslaten van de onfeilbaarheid van de bijbel.
2
2. Het ondermijnen van de begrijpelijkheid, de doorzichtigheid
van de bijbel
13
3. Het loslaten van het Sola Scriptura beginsel
18
4. Een nieuwe visie op theologie en dogma
20
5. Moeten we de leer relativeren?
29
6. Een nieuwe visie op eenheid
40
7. Vermenging
46
8. De evangelischen en de Rooms-katholieke Kerk
48
9. De evangelischen en de oostersorthodoxe kerken
59
10. De evangelischen en de oecumenische beweging
60
11. De evangelischen en de pinkster/charismatische beweging
64
12. Evangelisch, neo-evangelisch en fundamentalistisch
74
13. De agressie van de neo-evangelicals ten opzichte
van de traditionele evangelicals.
84
14. De machtsovername van de neo-evangelicals in de
evangelische instituten. (EO, EH, ETF)
87
15. De rol van W.J. Ouweneel.
96
16. De strijd om het gezag van de bijbel.
H.P. Medema en het gezag van de bijbel.
107
17. Nog enkele trends in de evangelische wereld.
- charismatisering
- invoeren van occulte technieken
- psychologisering
- gnostiek via feminisme en zielzorg
- de hel is aan het verdwijnen
- insluipen van de schriftkritiek
114
18. Een ernstig woord voor mijn reformatorische broeders.
123
19. Slotconclusie
128
Aanhangsels
A. Modernisme, postmodernisme en het bijbelse christendom.
137
B. De regels voor de uitleg van de bijbel en de opbouw van het dogma.
155
C. Roomser dan ooit.
Beoordeling van de Katechismus van de Rk-kerk.
157
D. Het gezag van de bijbel moet met kracht aan de christenen
onderwezen worden.
159
E. Drie artikelen van J.A. van Delden.
161
F. Correspondentie met het bestuur van de EO.
165
G. Correspondentie met het bestuur van de EH.
167
H. Gnostiek.
170
Literatuur
- beschikbare
- aanbevolen
- voornaamste geraadpleegde
173
1
Voorwoord
Door persoonlijke omstandigheden (ziekte bij mezelf en twee van mijn kinderen) heb ik ongeveer
tien jaar de ontwikkelingen in de evangelische wereld niet kunnen volgen. Ruim drie jaar geleden
was ik gelukkig weer in staat om enigszins te volgen wat er in de evangelische wereld gebeurt.
Er bleek, in die tien jaar van mijn afwezigheid, enorm veel veranderd te zijn. Om enkele
voorbeelden te geven. De Paus was inmiddels van een antichrist een gewaardeerde medebroeder
geworden. Een kardinaal werd voor de EO televisie behandeld als een medebroeder. Over de
verering van iconen werd positief kritisch geschreven. In een geschrift, dat mede door de EO is
uitgeven, werd de onfeilbaarheid (de foutloosheid) van de bijbel onder uit gehaald. In een boek
beval een bekende voorman uit de evangelische beweging (W.J. Ouweneel) het analyseren van de
eigen dromen, met behulp van allerlei aan de Jungiaanse psychologie ontleende begrippen, aan. Ik
ben de laatste jaren van de ene verbijsterende ontdekking naar de andere gegaan.
Ik heb me afgevraagd wat er toch aan de hand is. Na enige tijd drong tot me door dat aan de basis
van al die verschuivingen een verandering in de visie op de bijbel ligt. Dan gaat het met name om
het loslaten van de onfeilbaarheid en de begrijpelijkheid (de doorzichtigheid) van de Schrift en om
het loslaten van het Sola Scriptura beginsel1. Er heeft de afgelopen twee decennia in een groot
gedeelte van de evangelische beweging een subtiele maar diep ingrijpende verschuiving in de visie
op de bijbel plaatsgevonden.
Achter deze verandering in de visie op de bijbel ligt het binnendringen van vele onderdelen van het
filosofische gedachtegoed van het postmodernisme. Een belangrijke rol in deze verandering, zeker
in Nederland, speelt ook de zogenaamde 'Wijsbegeerte der wetsidee'. Het gevolg van het
aanvaarden van deze filosofie is dat er in de theologie onderscheid wordt gemaakt tussen geloofskennis en theologische kennis, wat leidt tot een onverantwoorde relativering van de leer2. Daarnaast
speelt ook het afnemen van de weerstand tegen de schriftkritiek een rol.
Dat er inderdaad iets aan de hand is op het gebied van de Schriftvisie wordt bevestigd door de
oproep die een voorman uit de evangelische beweging (W.J. Ouweneel) heeft gedaan op het
congres dat de EO in 1997 heeft gehouden ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan. Ouweneel
heeft tijdens dat congres opgeroepen tot een herbezinning op de Schrift. Een herbezinning die wat
hem betreft moet leiden tot een nieuwe visie op de bijbel3. Hij vindt dat de oude klassiek evangelische/reformatorische schriftvisie nodig gezuiverd moet worden van rationalisme4.
In deze studie heb ik de beschreven wat er aan de hand is in de evangelische beweging.
Ik heb me beijverd om alles wat ik naar voren breng met citaten en verwijzingen grondig te
onderbouwen.
Nadere studies over onderdelen zijn beschikbaar5 of zullen, zo de Here wil, binnen afzienbare
termijn beschikbaar komen.
Middelburg, december 1999.
1
Sola Scriptura, dat wil zeggen "alleen de Schrift". De Schrift is de enige kenbron en regel voor geloof en
leven.
2
Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 4.
3
De boodschap en de Kloof, p 64,65, 1997, EO-uitgave, A.G. Knevel (samenstelling).
"Voor de bloei van het Nederlandse christendom in de 21e eeuw zal, zoals gezegd, de herbezinning op de
Schrift van wezenlijk belang zijn"
"elke vorm van rationalisme zal hier moeten worden afgezworen"
"in de nieuwe schriftbeschouwing"
4
Zie noot 3.
5
Voor de lijst, zie onder de literatuuropgave de lijst met beschikbare studies.
2
1. Het loslaten van de onfeilbaarheid van de bijbel
Op het moment wordt door velen binnen de evangelische wereld de onfeilbaarheid losgelaten of
uitgehold.
1.1. De algemene overtuiging van de evangelicals
Tot ongeveer vijftien jaar geleden was de overtuiging dat de bijbel onfeilbaar is nog de algemene
overtuiging van de (Nederlandse) evangelicals.
Zo geloofden b.v. alle pioniers van de EO in de onfeilbaarheid van de Bijbel. De EO heeft dan ook
de eerste helft van haar bestaan consequent de onfeilbaarheid van de bijbel beleden en verdedigd.
De grondslag die de oprichters van de Evangelische Hogeschool (de EH) indertijd hebben gekozen6
is ook een duidelijke illustratie van de toen algemene aanvaarding van de onfeilbaarheid van de
bijbel. De initiatiefnemers van de EH hebben welbewust de onfeilbaarheid tot de kern van de
grondslag gemaakt.
1.3. Wat de evangelicals met onfeilbaar bedoelden
Onfeilbaar wil zeggen zonder feilen, zonder fouten. Men geloofde dat de bijbel onfeilbaar/foutloos
is, althans in de originele geschriften.
In een in 1981 door de EO uitgegeven boekje wordt als volgt de onfeilbaarheid onder woorden gebracht: "nu gaat het er om in te zien dat Gods Geest gewaakt heeft over elk woord dat werd opgeschreven en dat daarom de Bijbel geen menselijke vergissingen kan bevatten ook niet op het punt
van natuur en geschiedenis... Gods Geest heeft er over gewaakt dat het gewoon-menselijke
spraakgebruik van de bijbelschrijvers bewaard bleef voor fouten7".
Dus geen menselijke vergissingen en bewaard voor fouten.
1.3. De bijbelse basis van de leer over de onfeilbaarheid
De leer over de onfeilbaarheid van de bijbel is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de bijbel. Het is
geen menselijk bedenksel of een menselijke theorie.
De bijbel is woord voor woord (woordelijk) ingegeven door Gods Geest. De bijbel spreekt dan ook
over de woorden (meervoud) Gods (Romeinen 3:2). De woorden van de bijbel zijn uitgesproken
door de Heilige Geest bij monde van de menselijke auteurs (Zie b.v. Hand 1:16; "Het schriftwoord
... dat de Heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft). God heeft door zijn Geest
de menselijke auteurs van de bijbel zodanig geleid dat ze precies, tot in de keuze van de woorden,
datgene neerschreven wat God bedoelde te zeggen8. De "bijbel zegt" en "God zegt" kun je dan ook
6
Op de volgende wijze is de grondslag geformuleerd: "De grondslag van de EH is de Bijbel, het onfeilbare,
geïnspireerde Woord van God". Over de keuze voor deze grondslag zie appendix E : Het derde artikel van
J.A.van Delden.
7
De Bijbel in de beklaagdenbank, p. 32, Antwoord op het rapport "God met ons" van de gereformeerde
kerken in Nederland over de aard van het schriftgezag. A.P. de Boer, W.J.J Glashouwer, A.G. Knevel, W.J.
Ouweneel (red).
8
God schakelde daarbij de persoonlijkheid en de persoonlijke omstandigheden niet uit.
3
onderling uitwisselen9.
De Heilige Geest kan niet liegen of Zich vergissen dus kunnen er geen fouten in de bijbel staan.
Jezus zegt verder dat God achter elke letter staat. Geen jota zal onvervuld blijven (Mattheus 5:18).
Voor God is dus elke letter (elke woord) van de bijbel van belang.
Paulus bouwde een leerstellige redenering op de vorm van één enkel woord. (zaad in plaats van
zaden; Galaten 3:16). Zoiets kun je alleen doen als de bijbel tot in de vorm van de woorden foutloos
(onfeilbaar) is. De Here Jezus deed hetzelfde als Paulus. Ook Hij baseerde een heel betoog (een
gehele bewijsvoering) soms op de vorm van één enkel woord. Zie b.v. Zijn discussie met de
Sadduceeën over de opstanding (Lucas 20:37,38; Exodus 3:6). Het sleutelwoord in deze teksten is
in dit geval het woordje "ben". "Ik ben de God van ... Abraham". Er staat "ben" in plaats van
"was". God was niet slechts de God van Abraham, Izaak en Jakob op het moment dat deze aartsvaders nog op aarde rondwandelden. Hij was het nog steeds in de tijd van Mozes, dus ook nadat de
drie aartsvaders gestorven waren. Na hun overlijden zei God nog steeds: "ik ben (ik ben =
tegenwoordige tijd) hun God". Als God nog steeds hun God was dan moesten ze er nog zijn, nog
leven. "voor God leven zij allen". Met de dood was het dus niet afgelopen zoals de Sadduceeën
leerden.
1.4. Het loslaten van de onfeilbaarheid in de huidige evangelische beweging
Wat momenteel helaas gebeurt is dat velen binnen de evangelische beweging de onfeilbaarheid van
de bijbel loslaten.
In plaats van over onfeilbaar spreken sommigen10 nu over betrouwbaar. Ze geloven dat er fouten
(b.v. tegenstrijdigheden) in de bijbel staan11 maar ondanks dat is de bijbel volgens hen toch
betrouwbaar. De Bijbel is volgens hen niet volkomen betrouwbaar als het om 'details' gaat, maar
wel als het gaat over de geestelijke boodschap en over de grote lijnen van de historische gebeurtenissen.
Anderen spreken nog steeds over onfeilbaar maar ze hebben de betekenis van dat woord veranderd.
Tot deze groep behoort b.v. W.J. Ouweneel. Hij belijdt te geloven in de onfeilbaarheid van de
bijbel en tegelijkertijd zegt hij dat de bijbel niet "factueel onfeilbaar en woordelijk foutloos is"12. De
bijbel is volgen hem wel onfeilbaar maar niet feitelijk (factueel) onfeilbaar. De bijbel is volgens
hem wel foutloos maar niet woordelijk foutloos. Dus als het om de feiten gaat is de bijbel niet
onfeilbaar en als het om de woorden gaat is de bijbel niet foutloos. Hij leert dus een soort feilbare
onfeilbaarheid. Het woord onfeilbaar slaat in deze visie dan ook niet meer op de letterlijke tekst van
de bijbel. Men stelt dat de geestelijk boodschap van de bijbel onfeilbaar is en ook stelt men dat de
grote historische lijn juist is maar niet persé de details.
De "evangelical" Ouweneel noemt de opvatting dat de bijbel onfeilbaar (in de zin van foutloos) is
afkeurend de fundamentalistische visie van een foutloze bijbel13.
9
Enkele voorbeelden: Hand 2:17 : 'zegt God' en dan volgt een citaat uit het O.T. / Hand 13:34 : 'Hij, God,
heeft gezegd' en dan volgt een citaat uit het O.T.
10
Zo b.v. ds. A. Van der Veer, de voorzitter van de EO, Tegenover mij beleed hij wel te geloven in de
betrouwbaarheid van de bijbel maar of hij ook in de onfeilbaarheid geloofde wilde hij niet bevestigen.
11
Sommigen gaan niet zover dat ze beweren dat er fouten in de originele geschriften van de bijbel staan. Ze
beweren dat er mogelijk fouten in hebben 'kunnen' staan.
12
Het gezag van de bijbel, p. 82, 1987, Kampen, A.G. Knevel, M.J. Paul, J. Broekhuis (red)
13
Het gezag van de bijbel, p. 82 "de fundamentalistische visie van een foutloze bijbel"
4
1.5. Welke argumenten worden daarvoor gebruikt?
1.5.1. Wijzen op probleempassages waaronder (schijnbare) tegenstrijdigheden.
Als twee uitspraken in de bijbel tegenstrijdig met elkaar zijn dan is één van die twee uitspraken of
mededelingen niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Als er werkelijk tegenspraken in de
bijbel voorkomen dan moeten er dus fouten (onwaarheden) in de bijbel staan. De moderne
"evangelicals" nemen aan dat er dergelijke en andere fouten in de bijbel staan of kunnen staan. Het
gaat dan om fouten in de oorspronkelijke geschriften.
Er zijn inderdaad een aantal probleempassages waarvan de (schijnbare) tegenstrijdigheden de
voornaamste zijn. Hoewel dit er, gezien de omvang van de bijbel, relatief weinig zijn. De
oorspronkelijke evangelische leiders kenden deze teksten ook, maar ze hebben het desondanks
nooit nodig geacht om de leer over de onfeilbaarheid van de Schrift daarvoor op te geven of aan te
passen. Bij nadere bestudering blijken vele tegenstrijdigheden schijn te zijn. Voor vele is een
verklaring mogelijk. Anderen zijn wellicht het gevolg van fouten in de tekstoverlevering.
De traditionele evangelical begint met de gelovige aanvaarding van de bijbel als het Woord van
God. Vanuit die gelovige aanvaarding onderzoekt hij het zelfgetuigenis van de bijbel en komt zo tot
de conclusie dat de bijbel foutloos moet zijn. Met als uitgangspunt die gelovig aanvaarding van het
zelfgetuigenis van de bijbel kijkt de traditionele evangelical vervolgens naar de zogenaamde
tegenstrijdigheden in de bijbel. En vanuit die geloofshouding besluit hij dat die tegenstrijdigheden
ofwel schijnbaar moeten zijn ofwel het gevolg moeten zijn van overschrijffouten14.
Ook de traditionele evangelical erkent dus het bestaan van een aantal probleempassages, maar dat
leidt niet tot een krampachtig proberen om alles kost wat kost (desnoods met kunstgrepen) op te
lossen. Soms schiet onze kennis simpelweg te kort om een op het eerste gezicht onoplosbare
tegenstrijdigheid te verklaren. Er is dus geen enkele dwingende reden om op grond van dit soort
zaken de onfeilbaarheid (in de traditionele betekenis van dat woord) op te geven.
1.5.2. Een westers wetenschappelijk waarheidsbegrip
De moderne evangelicals, die de traditionele visie op de onfeilbaarheid van de bijbel verwerpen,
beweren dat de idee van onfeilbaarheid (in de zin van foutloosheid) niet uit de bijbel zelf afkomstig
is maar uit de wetenschap.
Dit is het tweede argument dat ze aanvoeren bij hun verwerping van de onfeilbaarheid/foutloosheid
van de bijbel.
Zij, waaronder b.v. Ouweneel, komen met de volgende theorie: in de zestiende, zeventiende eeuw
is de westerse wetenschap ontstaan. In die tijd begon met name de natuurwetenschap grote
vorderingen te maken. De (natuur)wetenschap werkt zeer nauwkeurig. En, zo stelt men, uit respect
voor de wetenschap werd deze eis van grote nauwkeurigheid (foutloosheid) ook aan de bijbel
opgelegd.
Volgens de aanhangers van deze theorie is het de fout van de traditionele evangelicals dat ze het
westers wetenschappelijke waarheidsbegrip (de eis van nauwkeurigheid) op de bijbel toepassen. Zij
beschuldigen de traditionele evangelicals dan ook van rationalisme en sciëntisme15.
14
Een voorbeeld is de (schijnbare) tegenspraak tussen 1 Kon. 7:26 en 2 Kron 4:5. In de ene tekst wordt als
inhoud van de koperen zee 2000 bath opgegeven en in de andere tekst is sprake van 3000 bath. De
traditionele evangelical sluit op grond van de gelovige aanvaarding van het zelfgetuigenis van de bijbel de
mogelijkheid van een werkelijke tegenspraak in de originele geschriften uit. Wellicht is de tegenspraak het
gevolg van een over schrijffout of wellicht was 2000 bath de werkelijke inhoud en 3000 bath de theoretische
inhoud als het vat tot de rand was gevuld.
15
Voor een uitgebreide bespreking. Zie mijn studie "W.J. Ouweneel over het inerrantisme en de onfeilbaar-
5
Tegen deze theorie brengen de traditionele evangelicals in dat de leer over de onfeilbaarheid van de
Schrift wel degelijk op het zelfgetuigenis van de bijbel rust. (Zie punt 1.3 hierboven). Denk aan
Jezus die het belang van een letter onderstreepte. Denk aan Paulus en Jezus die een bewijsvoering
bouwden op de exacte vorm van één enkel woord.
Daarnaast valt op te merken dat de aanhangers van deze theorie de eis van nauwkeurigheid wel zeer
sterk verbinden met het westers wetenschappelijke denken. Daar gaan ze veel te ver in. Ook buiten
de wetenschap eist men geregeld nauwkeurigheid. We verwachten b.v. van een journalist toch ook
dat hij naar waarheid (en wel nauwkeurig) een verslag van allerlei gebeurtenissen geeft? Met het
ontstaan van de westerse wetenschap is echt niet opeens plotseling het verlangen naar
nauwkeurigheid geboren. Denk aan Lucas die vertelt over de nauwkeurige wijze waarop hij zijn
evangelie heeft vervaardigd. "Na van meet af aan alles nauwkeurig16 te hebben nagegaan". (Lucas
1:3)
Natuurlijk is de bijbel geen wetenschappelijk boek in strikte zin van het woord. De schrijvers van
de bijbel gebruikten de normale dagelijkse spreektaal en geen theologisch of ander vakjargon17.
1.6. Is de leer over de onfeilbaarheid een recente ontwikkeling?
De traditionele evangelicals hebben dit altijd ontkend. Zij beweren dat de christenen altijd in de
onfeilbaarheid hebben geloofd. Dat standpunt wordt b.v. onder woorden gebracht in artikel XVI
van de Chicago Verklaring18 over de onfeilbaarheid van de bijbel. In dat artikel staat het volgende:
"wij bevestigen dat de leer van onfeilbaarheid een integrerend deel is geweest van het geloof van de
Kerk doorheen haar geschiedenis. Wij ontkennen dat onfeilbaarheid een leerstelling is die zou zijn
uitgevonden door scholastisch protestantisme of een reactionaire stelling is die noodzakelijk is
gemaakt in reactie op negatieve hogere kritiek"
Uit de dogmageschiedenis blijkt dat het nauwkeurig formuleren van een dogma vaak de reactie is
op het binnendringen van een valse onbijbelse leer op dat punt. Het opkomen van een valse leer
dwong de christenen (de kerk) tot een nauwkeuriger weergave en afscherming van het aangevallen
punt. Zo is het gegaan met de leer over de Drie-eenheid met de leer over de canon, met de leer over
de rechtvaardiging door het geloof, met de leer over de doorzichtigheid van de bijbel en zo is het
met de leer over de onfeilbaarheid (de inerrancy) van de bijbel ook gegaan. Door de opkomst van
de systematische schriftkritiek werden de orthodoxe christenen als het ware gedwongen om nog
eens nauwkeurig na te gaan wat de bijbel over zichzelf zegt om van daaruit de onfeilbaarheid van
de bijbel nader te omschrijven.
Niemand maakt er bezwaar tegen dat de eerste kerkvaders, in reactie op een aanval op de Drieeenheid de leer van de drie-eenheid nader hebben geformuleerd. Of niemand maakt er bezwaar
tegen dat Luther in reactie op de valse leer van de rooms-katholieke kerk de bijbelse leer over de
rechtvaardiging door het geloof helderder heeft geformuleerd. Zo hebben vooraanstaande orthodoxe
theologen in reactie op de aanval vanuit de schriftkritiek de bijbelse leer over de onfeilbaarheid
nauwkeuriger omschreven.
Dat heeft niets met scholastiek19 te maken. Dat heeft alles te maken met het nauwkeurig bestuderen
heid van de bijbel". (Op aanvraag verkrijgbaar) Zie verder 12.3.2 en vooral appendix A.
16
Nauwkeurig = akribos (Grieks)
Akribos = precies, zorgvuldig, op nauwgezette wijze, met aandacht voor of inachtneming van details.
17
Sommige gedeelten van de bijbel zijn in poëtische taal geschreven.
18
In 1977 is de International Council on Biblical Inerrancy (ICBI) opgericht met als doel de bijbelse
onfeilbaarheid te verdedigen. In 1978 is in Chicago door een grote groep evangelische leiders/leraren de
zogenaamde Chicago verklaring over de onfeilbaarheid van de bijbel opgesteld. In 1982 is er een tweede
verklaring opgesteld: The Chicago Declaration on Biblical Hermeneutics. Een vertaling van de beide
verklaringen is te vinden in hoofdstuk 11 van de gedenkbundel "Dicht bij de bijbel" van de ETF/het BIB te
Heverlee, België.
19
Scholastiek is het vermengen van bijbelse gegevens met allerlei buitenbijbelse filosofische gedachten.
6
van het zelfgetuigenis van de bijbel.
Het nauwkeuriger formuleren (b.v. het gebruik van de term inerrancy omdat de term onfeilbaarheid
werd uitgehold) betekende ook geen breuk met het verleden of een nieuwe ontwikkeling zoals
allerlei neo-evangelicals20 ons willen doen geloven.
Ter illustratie geef ik enkele citaten21 aan die het bovenstaande onderstrepen.
Een citaat van Augustinus:
"I have learned to yield this respect and honor only to the canonical books of Scripture: of these
alone do I most firmly believe that the authors were completely free from error. And if in these
writings I am perplexed by anything which appears to me opposed to truth, I do not hesitate to
suppose that either the manuscript is faulty, or the translater has not caught the meaning of what
was said, or I myself failed to understand it22"
Een citaat van Luther:
"The Scriptures have never erred .. The Scriptures cannot err
.... It is certain that Scripture
would not contradict itself; it only appears so to the senseless and obdurate hypocrites23"
De idee dat de bijbel onfeilbaar (foutloos/inerrant) is, is dus bepaald geen moderne uitvinding.
Het is wel zo dat b.v. Luther en Calvijn de leer over de onfeilbaarheid niet zo goed hebben
doordacht als ze dat hebben gedaan met b.v. de leer over de genade en de rechtvaardiging.
1.7. Errantisme en inerrantisme
In de Engelstalige wereld wordt de overtuiging dat de bijbel onfeilbaar, in de zin van foutloos, is
vaak "inerrantisme" genoemd. De overtuiging dat de bijbel wel fouten kan bevatten of bevat wordt
"errantisme" genoemd.
De traditionele evangelicals zijn inerrantisten en de moderne evangelicals zijn errantisten.
1.8. Er wordt vaak een karikatuur gemaakt van het inerrantisme
De moderne evangelicals (de neo-evangelicals) maken voortdurend een karikatuur van het
traditionele standpunt van de onfeilbaarheid.
Men stelt het b.v. vaak zo voor dat de inerrantisten niet zouden onderkennen dat de bijbel in
normale spreektaal is geschreven en geen wetenschappelijk taal spreekt. En dat ze niet zouden
onderkennen dat in de bijbel de taal van de waarneming wordt gesproken b.v. de zon gaat onder of
komt op. Deze voorstelling van zaken klopt in het geheel niet. Zie b.v. het al eerder aangehaalde
citaat uit het door de EO uitgegeven boekje "de bijbel in de beklaagdenbank". Daar wordt gezegd
dat Gods Geest er over heeft gewaakt dat het gewoon-menselijk spraakgebruik van de
bijbelschrijvers bewaard bleef voor fouten24.
Of men stelt het zo voor alsof de inerrantisten niet in zouden zien dat soms, om maar eens wat te
20
Voor bespreking van de term neo-evangelical zie 12.3 van deze studie.
Bron: Christian Theology, Millard J. Erickson, p 251,252
22
Augustine, letter 82.3
23
Martin Luther, Werke, Weimar edition (WA), vol. 34.1, p. 356
24
De bijbel in de beklaagdenbank, p. 32. Zie ook J.A. van Delden,
Schepping en Wetenschap, 1988 p. 63-75.
21
7
noemen, in de bijbel afgeronde getallen worden geven25.
Een eerlijke en evenwichtige weergave van de traditionele evangelische leer over de onfeilbaarheid
van de bijbel wordt gegeven in de zogenaamde "Chicago Verklaringen" over de onfeilbaarheid en
de interpretatie van de bijbel26.
Erickson maakt in zijn bekende boek "Christian Theology" onderscheid tussen volledige en
absolute foutloosheid van de bijbel27. Onder absolute onfeilbaarheid verstaat Erickson de overtuiging waarbij b.v. niet wordt onderkend dat in de bijbel de taal van de waarneming wordt
gesproken28. Onder volledige onfeilbaarheid verstaat Erickson de overtuiging waarbij men gelooft
in de foutloosheid van de bijbel maar waarin men wel rekening houdt met de taal van de
waarneming. Dit is b.v. de positie van de opstellers van de Chicago Verklaringen.
1.9. Het scopusverhaal
Moderne evangelicals, zoals W.J. Ouweneel en ds A. van der Veer, zijn dus van mening dat de
traditionele leer over de onfeilbaarheid (over de foutloosheid) van de bijbel niet gebaseerd is op het
zelfgetuigenis van de bijbel maar op buitenbijbelse filosofische ideeën. Als alternatief komen ze
met het zogenaamde "scopus" verhaal. De bijbel is in deze visie in bepaalde opzichten niet
onfeilbaar maar in andere opzichten weer wel.
Men laat de onfeilbaarheid niet meer slaan op de gehele tekst van de bijbel. Men laat ruimte voor
tegenspraken op historisch en geografisch gebied. Al voegt men er bij dat het dan alleen om details
gaat. Ze beweren dat de bijbel in hoofdzaak (in de kern/in de boodschap/in de grote historische
lijnen/in de scopus) onfeilbaar is maar niet in allerlei historische en geografische details.
Van het scopusverhaal bestaan verschillende varianten. Ik heb hierboven de variant beschreven die
nog het dichtst in de buurt blijft van de traditionele evangelische leer over de onfeilbaarheid..
1.10. Een derde weg
De moderne evangelicals spreken over een zogenaamde "derde weg". Dat is een weg die loopt
tussen aan de ene kant de modernistische (vrijzinnige) schriftbeschouwing en aan de andere kant de
traditionele evangelische schriftbeschouwing29. De traditionele evangelische schriftbeschouwing
wordt door hen, in dit verband, steevast "fundamentalistisch30" genoemd.
25
In de Chicago Verklaringen is het gangbare standpunt van de overgrote meerderheid van de inerrantisten
neergelegd. In artikel XII van de verklaring over de onfeilbaarheid staat ondermeer het volgende: "Wij
ontkennen dat onfeilbaarheid wordt geloochend door verschijnselen in de Bijbel als een gebrek aan moderne
technische precisie, onregelmatigheden in de grammatica of spelling, natuurbeschrijvingen vanuit het
standpunt van de waarnemer, het weergeven van onwaarheden, het gebruik van hyperbool en ronde
getallen, het thematisch rangschikken van materiaal, uiteenlopende selecties van materiaal in parallelle
verhalen, of het gebruik van vrije aanhalingen.
26
Zie noot 18.
27
Christian Theology, Millard J. Erickson, 1998 editie, Grand Rapids, p. 248-250
28
Hoe moet de bekende tekst uit Jozua "zon sta stil" worden verstaan? Absolute foutloosheid zegt: de zon
stond echt stil. Volledige onfeilbaarheid zegt: dit is de taal van de waarneming. Vanuit het standpunt van de
waarnemer stond de zon inderdaad stil. Terwijl het natuurkundig gezien, naar alle waarschijnlijkheid, de
aarde was die stil stond. (De botsing met Galileo).
29
Zie b.v. Ouweneel. De boodschap en de kloof, 1997, EO-uitgave, Knevel A.G. ea (red), p. 64.
"Ik ben er diep van overtuigd dat er een weg mogelijk is tussen liberalisme enerzijds en het
fundamentalisme anderzijds, met name als het gaat om de schriftbeschouwing".
30
Zie b.v. Ouweneel in "Het gezag van de bijbel", p. 82
8
1.11. De ernstige gevolgen van het loslaten van de onfeilbaarheid
Hoe ernstig is het loslaten van de onfeilbaarheid?
Ik citeer uit de, al eerder genoemde, Chicago stellingen:
"Het gezag van de Schrift is onontkoombaar aangetast als deze volledige goddelijke onfeilbaarheid
op om het even
welke manier wordt beperkt of veronachtzaamd ... en zulke vergissingen brengen ernstig nadeel
met zich mee zowel voor de enkeling als voor de kerk31"
Wat zijn de gevolgen?
1.11.1. Onderscheid tussen verpakking en inhoud
Als je eenmaal de foutloosheid hebt losgelaten dan heb je in principe de scheiding gemaakt tussen
de verpakking (de letterlijke tekst van de bijbel) en de inhoud (de boodschap van de bijbel). De
verpakking is dan niet foutloos maar de inhoud wel.
(In feite maak je dan een onderscheid tussen de letterlijke tekst van de bijbel en het woord van
God.)
1.11.2. Ondermijning van de woordelijke inspiratie
Het loslaten van de onfeilbaarheid ondermijnt de woordelijke inspiratie van de bijbel. Het is
immers moeilijk vol te houden dat de Geest der Waarheid (dat is de Heilige Geest) de bijbelschrijvers geleid zou hebben in de exacte keuze van hun woorden als ze tegelijkertijd daarin fouten
zouden hebben gemaakt. Dan zou de Geest hen geleid hebben in het schrijven van onwaarheden.
Als je aanvaardt wat de Bijbel over zichzelf getuigt, namelijk dat het Schriftwoord is uitgesproken
door de Heilige Geest, dan dwingt het loslaten van de onfeilbaarheid tot de stelling dat de Heilige
Geest zichzelf bewust heeft tegengesproken en dat Hij leugens (onwaarheden) heeft verkondigd
door de bijbelschrijvers.
Je ziet dan ook dat de moderne evangelicals moeite hebben met het accepteren van de woordelijke
en volledige inspiratie van de bijbel.
De evangelicals en alle bijbelgetrouwe gelovigen van alle tijden hebben altijd geloofd in de
zogenaamde volledige en woordelijke inspiratie van de bijbel. Dat betekent, zoals gezegd, dat de
schrijvers van de bijbel door Gods Geest geleid zijn in de keuze van elke woord dat ze
neerschreven.
Wie de woordelijke en volledige inspiratie verwerpt breekt met het hoofdpunt van de orthodoxe
schriftbeschouwing. Iemand die dat doet is niet meer orthodox in zijn of haar schriftbeschouwing.
1.11.3. Hoe zit het dan met de uitspraken van Jezus?
Men stelt dat de bijbelschrijvers zich soms vergisten in geografische of historische details. Als men
dit accepteert hoe kan men er dan zeker van zijn dat diezelfde bijbelschrijvers zich ook niet hebben
vergist in het weergeven van de woorden van Jezus? Of werden de bijbelschrijvers op het moment
dat ze Jezus citeerden ineens wel "westers wetenschappelijk nauwkeurig" door Gods Geest geleid?
Is dan het ene stukje van de bijbel anders geïnspireerd dan het andere?
31
Dichtbij de bijbel, Patrick Nullens (red), p. 211. Punt 5 van de inleiding van de Chicago Verklaring over de
onfeilbaarheid van de bijbel.
9
1.11.4. Ruimte voor concessies in de richting van de Schriftkritiek
Het begrip betrouwbaar is veel rekbaarder dan onfeilbaarheid. Fouten zijn immers bij betrouwbaar
mogelijk. Fouten kunnen, zo stelt men, zolang ze de betrouwbaarheid niet aantasten. Wanneer
echter tast iets de betrouwbaarheid aan? Daar is niet of nauwelijks een goed criterium voor te
geven.
Tast b.v. het vergeestelijken van de schepping van Adam en Eva de betrouwbaarheid van de bijbel
wel of niet aan? Voor uw gevoel zal dit de betrouwbaarheid van de bijbel wellicht wel aantasten
maar voor het gevoel van een groot gedeelte van het "evangelische" Fuller Theological Seminary
blijkbaar niet. Want, zoals uit een in 1982 gehouden enquête32 onder de studenten, bleek, geloofde
toen 44 % van de studenten niet dat het menselijk leven met de letterlijk te nemen schepping van
Adam en Eva was begonnen. En toch beleden ze allemaal dat de bijbel betrouwbaar is.
1.11.5. Wat is een detail?
De moderne evangelicals (met hun scopusverhaal) stellen dat de bijbel in hoofdzaken betrouwbaar
is maar niet noodzakelijkerwijs ook in de details.
Wie bepaalt wanneer iets een onbelangrijk detail is? Ook daar is nauwelijks een objectief en stevig
criterium voor te geven.
1.11.6. De les uit de (kerk) geschiedenis
De kerkgeschiedenis (van de laatste honderd tot tweehonderd jaar) leert dat, telkens weer, de afval
met het loslaten van de onfeilbaarheid van de Schrift is begonnen. Op die manier zijn allerlei
kerken en instituten uiteindelijk met vrijzinnigheid overspoeld. Het begon altijd weer met kleine
stapjes.
Ik heb b.v. dit dramatische proces op gang zien komen binnen de kringen van de Uniebaptisten.
Daar liet prof. J. Reiling de onfeilbaarheid van de bijbel los. In alle drie de kleinere orthodoxreformatorische kerken zie je dat hetzelfde proces op gang is gekomen.
Het loslaten van de onfeilbaarheid is een grens die niet overschreven mag worden. Het
overschrijden van die grens werkt als een dijkdoorbraak. Het begint met een klein gat maar het
wordt steeds groter en na enige tijd is het proces niet meer te stoppen.
Als illustratie wijs ik op de ontwikkelingen op het Fuller Theological Seminary.
1.11.7. Het geval Fuller
Halverwege deze eeuw is door de evangelist Charles Fuller het "Fuller Theological Seminary"
opgericht. Gezien de omvang en effectiviteit van zijn evangelisatieprediking zou je hem de "Billy
Graham" van zijn generatie kunnen noemen.
Bij de start heeft Fuller vele van de beste evangelische geleerden als hoogleraar aangetrokken.
Allen binnen het seminary onderschreven de traditionele evangelische visie op de onfeilbaarheid/foutloosheid van de bijbel. Die foutloosheid werd uitdrukkelijk en scherp omschreven in de
grondslag, in de geloofsbelijdenis, van de school33. Elke leraar was verplicht om deze
geloofsbelijdenis te ondertekenen. Het was zelfs zo dat de leraren elk jaar weer opnieuw die
32
33
Reforming Fundamentalism, C. M. Marsden, 1987, Michigan, p. 304.
Het standpunt van de grondslag: "The Bible is without error in whole and in part".
10
geloofsbelijdenis moesten ondertekenen.
Na enige tijd werden er leraren aangesteld die niet meer volledig achter de onfeilbaarheid
(foutloosheid) van de Schrift stonden. Bij de eerste hoogleraar die niet volledig achter de
onfeilbaarheid van de bijbel stond werd er geprotesteerd en uiteindelijk is deze uit eigen beweging,
vanwege deze protesten, vertrokken. Bij volgende leraren werd ook geprotesteerd maar door het
bestuur werd om veelal kerkpolitieke en persoonlijke redenen niet meer opgetreden. Dat konden ze
doen omdat de eerste afwijkingen zo subtiel waren.
Hierdoor ontstond de situatie dat er leraren lesgaven die elke jaar de geloofsbelijdenis
ondertekenden terwijl ze in hun overtuiging daar van afweken. Deze leraren waren allen aanhangers
van "het scopusverhaal" in de één of andere vorm. Uiteindelijk werd die groep hoogleraren zo
invloedrijk dat het hen lukte om de onfeilbaarheid uit de grondslag te verwijderen.
Zoals altijd begon ook hier de afwijking subtiel met kleine stappen. Eerst ging het over de details34.
Men had het over schijnbare tegenspraken en andere mogelijke fouten op detailpunten. Is dit of dat
een werkelijke tegenspraak of niet? En zo ja, kan deze dan in de originele geschriften hebben
gestaan?
Een argeloze toeschouwer zou zich, in die tijd, af hebben kunnen vragen: "Is dat geen
muggenzifterij?". Dat het geen muggenzifterij was is gebleken uit de verdere ontwikkelingen. De
"evangelicals" die af wilden van de onfeilbaarheid (foutloosheid) van de bijbel hebben op Fuller
gewonnen. En ook hier (even als in vele andere kerken en instituten) bleek dit het begin van een
dijkdoorbraak te zijn.
Uit een in 1982 gehouden enquête onder de studenten bleek dat meer dan 80% van de studenten
toen al niet meer geloofden dat de bijbel betrouwbaar is in al haar uitspraken als die natuur en
geschiedenis raken. Nog maar 56% van de studenten bleek nog te geloven dat het menselijk leven
op aarde was begonnen met de schepping van Adam en Eva35.
Dit hele proces is tot in detail beschreven door de gerenommeerde (kerk) historicus George M.
Marsden in zijn boek "Reforming Fundamentalism36".
1.12. De waarschuwing van Francis Schaeffer
Zo is het in Fuller gegaan maar ook aan b.v. de Vrije Universiteit37, in de NCRV, in de
Gereformeerde Kerken, etc.
Het laatste boek dat Francis Schaeffer voor zijn dood heeft geschreven heeft als titel "The Great
Evangelical Disaster38". In het boek beschrijft Schaeffer diverse ontwikkelingen in de evangelische
wereld en dat brengt hem tot de conclusie dat er zich een grote ramp in de evangelische wereld aan
het voltrekken is.
Schaeffer heeft persoonlijk in de twintiger en dertiger jaren de overname door de vrijzinnigen/neoorthodoxen van de meeste grote kerkgenootschappen in Amerika (waaronder zijn eigen kerk)
meegemaakt. Het begon daar ook met kleine stappen. Zo'n machtsovername is zoals gezegd altijd
het eindresultaat van een geleidelijk proces. Schaeffer schrijft in het boek dat hij precies hetzelfde
proces op gang zag komen in de evangelische wereld. Dit schreef hij midden jaren tachtig.
34
Zie hoofdstuk 11 "the crisis and the turning" van het boek, Reforming Fundamentalism, van Marsden.
Reforming Fundamentalism, C.M. Marsden, p. 302,304. 1987, Michigan.
36
Reforming Fudamentalism, Grand Rapids, 1987, G.M. Marsden.
Dit is een uniek boek omdat voor het eerst, door een tamelijk objectieve historiscus, een zeer gedetailleerde
beschrijving is gegeven van de machtsovername van een dergelijk instituut. De sympathie van Marsden licht
duidelijk bij de groep die de onfeilbaarheid verwerpt.
35
37
38
The Great Evangelical Disaster, 1984, Westchester, F.A. Schaeffer.
11
Schaeffer wijst er, naast andere zaken, in zijn boek op dat de onfeilbaarheid van de bijbel in
toenemende mate onder de evangelischen wordt losgelaten.
"Evangelicals today are facing a watershed concerning the nature of biblical inspiration and
authority39."
"Within evangelicalism there is a growing number who are modifying their views on the inerrancy
of scripture so that the full authority of scripture is completely undercut. But it is happening in very
subtle ways .. the new views on biblical authority often seem at first glance not te be so very far
from what evangelicals, until just recently, have always believed. But ... the new views when
followed consistently end up thousand miles apart.40"
De evangelische ramp, die Francis Schaeffer beschreef in "The Great Evangelical Disaster",
voltrekt zich voor onze ogen.
Het is overigens tekenend voor de situatie in Nederland dat uitgerekend dit boek van Schaeffer (wat
met recht kan beschouwd worden als zijn testament) niet in het Nederlands vertaald is.
1.13. De Nederlandse situatie
Zoals gezegd stonden alle Nederlandse evangelicals tot ongeveer vijftien/twintig jaar geleden achter
de onfeilbaarheid (foutloosheid) van de bijbel. Dat was vanzelfsprekend. Als je daar niet achter
stond werd je niet beschouwd als een evangelical.
Het grote omslagpunt in het standpunt ten aanzien van de onfeilbaarheid ligt, wat de Nederlandse
situatie betreft, ongeveer in het midden van de jaren tachtig. Voor die tijd was het vanzelfsprekend
dat een evangelical achter de onfeilbaarheid van de bijbel stond, daarna niet meer, al hebben vele
eenvoudige gelovigen dat nog niet door. Denk aan de subtiele misleiding die door sommige leiders,
al of niet bewust, wordt bedreven omdat ze nog steeds spreken over de onfeilbaarheid van de bijbel
terwijl ze dat begrip zodanig uitgehold hebben dat het wezenlijk van betekenis is veranderd.
Een zeer belangrijk keerpunt is de publicatie van het in 1987 door de EO uitgegeven boek "Het
gezag van de bijbel41". In deze bundel is de tekst van een aantal, voor de EO radio gehouden,
lezingen gebundeld, waaronder vier42 door W.J. Ouweneel gegeven lezingen. In deze lezingen
verwerpt Ouweneel de traditionele evangelische opvatting van de onfeilbaarheid. Hij probeert een
middenpositie tussen errantisme en inerrantisme in te nemen, maar een feit is dat hij de leer over de
onfeilbaarheid in zijn traditionele evangelische betekenis vanaf dat moment openlijk verwerpt en
actief aanvalt en ondermijnt. Hij geeft de traditionele opvatting van onfeilbaarheid, verstaan als
foutloosheid, in één van zijn lezingen het etiket "fundamentalisme43". Hij beweert dat de idee dat de
bijbel factueel (dat is feitelijk) onfeilbaar en woordelijk foutloos zou zijn niet op de bijbel is
gebaseerd maar op valse buitenbijbelse filosofieën44.
Dit boek heeft de zaak van het inerrantisme grote schade aangedaan. Sinds die tijd is het onder de
evangelische en orthodox gereformeerde leiders eigenlijk niet meer "bon ton" om achter de onfeilbaarheid van de bijbel te staan. Bij hun afwijzing van de onfeilbaarheid verwijzen mensen als b.v.
39
Great Evangelical Disaster, p 44,45.
Great Evangelical Disaster, p 44,45.
41
Het gezag van de bijbel, Kampen, 1987. A.G. Knevel, M.J. Paul, J. Broekhuis (red).
42
De titels zijn:
- Inerrantisme en zijn wijsgerige achtergronden.
- De sciëntistische basis van het inerrantisme.
- Is de bijbel foutloos?
- Grondslagen van de hermeneutiek.
43
Het gezag van de bijbel, p. 82.
"de fundamentalistische visie van een foutloze bijbel"
44
Het gezag van de bijbel, p. 82.
40
12
C. Graafland, Versteeg, ds. J.H. Velema, naar de theorieën die Ouweneel in zijn lezingen in "Het
gezag van de bijbel" populair heeft gemaakt. Zelfs zeer gerespecteerde en in alle andere opzichten
beslist orthodoxe theologen als W.H. Velema en J. van Genderen wijzen in hun "Beknopte
Gereformeerde Dogmatiek" de onfeilbaarheid van de Schrift af45. Daarin gaan ze overigens verder
dan b.v. de bekende theoloog Herman Bavinck. In zijn dogmatiek verwerpt Bavinck nergens de
onfeilbaarheid (inerrancy) van de Schrift.
In Nederland zijn er dus allerwegen aanwijzingen dat de ontwikkeling in de door Francis Schaefer
gesignaleerde richting gaan. Zoals altijd volgt de Nederlandse ontwikkeling met enige vertraging de
ontwikkelingen in Amerika.
In de kleinere orthodox reformatorische kerken en ook in allerlei evangelische organisaties zoals
b.v. de EO zien we op grote schaal het verwerpen of uithollen van de onfeilbaarheid van de Schrift.
Een typerend voorbeeld hiervan vormt de Evangelische Hogeschool (de EH) in Amersfoort. Bij de
start is uitdrukkelijk de onfeilbaarheid in de grondslag vastgelegd. Met onfeilbaar bedoelden de
oprichters van de EH foutloos. Het huidige bestuur heeft stilzwijgend de grondslag zodanig
opgerekt dat nu ook mensen met het scopusstandpunt (dus errantisten) welkom zijn als docent, bestuurslid, etc. Want, zo motiveert men het herinterpreteren van de grondslag, men wil een school
zijn die ten dienste staat aan de gehele breedte van de orthodoxie46.
1.14. De bedenkelijke rol van de EO
De bedenkelijke rol van de EO in de discussie over de onfeilbaarheid van de bijbel.
De EO heeft gedurende de eerste vijftien jaar van haar bestaan diverse geschriften uitgegeven
waarin de onfeilbaarheid/foutloosheid van de Bijbel werd verdedigd. Zie b.v. de boeken "Het
ontstaan van de bijbel47" en "De bijbel in de beklaagdenbank48" In deze boeken wordt uitdrukkelijk
de onfeilbaarheid/foutloosheid van de bijbel en de woordelijke inspiratie verdedigd.
Ik heb ds. A. van der Veer gevraagd of de EO daar nog steeds achter staat. Zijn antwoord49 was dat
de EO nooit officieel achter de onfeilbaarheid van de bijbel heeft gestaan. De door de EO uitgegeven boeken die het onfeilbaarheidstandpunt uitdragen zijn, zo redeneert ds. van der Veer, indertijd niet formeel door het bestuur goedgekeurd en daarom geven ze slechts de particuliere mening
van enige EO-medewerkers weer. De EO neemt in deze kwestie geen standpunt in.
Dit is geschiedvervalsing. Het kan best zijn dat in het bestuur niet direct over de onfeilbaarheid is
gesproken maar dat was dan het gevolg van het feit dat het, tot ongeveer vijftien jaar geleden,
vanzelfsprekend was dat ieder binnen de evangelische beweging achter de onfeilbaarheid (foutloosheid) van de bijbel stond. Vandaar ook dat de EO unaniem (met één stem) de eerste helft van haar
bestaan de onfeilbaarheid heeft beleden, verdedigd en uitgedragen in haar programma's en
geschriften.
De pioniers van de EO stonden allen, zonder uitzondering, achter de foutloosheid van de Bijbel.
45
Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, J. van Genderen, W.H. Velema, 1992, Kampen, p. 95.
Voor een uitgebreidere bespreking van de ontwikkelingen op de EH zie 14.2 en appendix G.
47
Het ontstaan van de bijbel, Hilversum, 1979, W.J.J Glashouwer, Zie hoofdstuk 6 van het boek, speciaal p.
95 en 97. Ik citeer: "Menselijk feilen voorkomen" en "het is Christus zelf die ons betuigt dat deze woordelijke
inspiratie zelfs de letters en leestekens onaantastbaar maakt. (Matth 5:18)
48
Bijbel in de beklaagdenbank, p. 32.
49
Dit heeft ds. van der Veer gezegd in een aan mij gerichte brief. Het ging hier overigens niet om privécorrespondentie. Ik had ds. van der Veer niet persoonlijk geschreven maar het bestuur en de direktie van de
EO. Bij de aanvang van de correspondentie heeft ds. van de Veer daarom uitdrukkelijk gesteld dat hij
namens bestuur en direktie sprak. Vandaar mijn vrijmoedigheid om naar deze korrespondentie te verwijzen.
Bij twijfel over mijn weergave van de standpunten van ds. van der Veer kan het origineel (of een kopie
daarvan) op verzoek getoond worden.
46
13
Terwijl het nu, door de opstelling van het huidige bestuur, mogelijk is en ook voorkomt dat via
diezelfde, door hen opgerichte omroep, één van hun meest fundamentele overtuigingen (namelijk
de overtuiging dat de bijbel foutloos is) wordt aangevallen.
De eerste generatie van de pioniers van de EO is nog maar net weggevallen of de tweede generatie
laat toe dat één van de meest fundamentele overtuigingen van de pioniers, namelijk de overtuiging
dat de bijbel onfeilbaar/foutloos is, via de EO wordt aangevallen door mensen als Ouweneel.
De uitspraken van Ouweneel over de onfeilbaarheid van de bijbel, zoals die zijn opgetekend in zijn
lezingen, zijn eerst uitgesproken voor de EO-radio en daarna in samenwerking met de EO uitgegeven. Ik heb daarom het bestuur van de EO gevraagd om te toetsen of de inhoud van deze lezingen
in overeenstemming is met de grondslag van de EO. Het bestuur heeft geweigerd dit te doen.
Men weigert, zo luidt de motivatie van hun weigering, nadere theologische (leerstellige) uitspraken
over de bijbel te doen en aan de grondslag toe te voegen50. Bij evangelisatiewerk zeiden we
geregeld "niet kiezen is ook een keuze" en dat gaat in dit geval ook op. Door de keuze om te
weigeren de uitspraken van Ouweneel te toetsen aan de grondslag maakt men in feite de keuze voor
het toelaten van dit soort standpunten.
Dat betekent, in de praktijk, dat de deur open staat voor herhalingen van de aanval op de
onfeilbaarheid van de bijbel.
1.15. Zijn het dan ketters?
Hoe moeten we staan tegenover de mensen die de traditionele en bijbelse leer over de
onfeilbaarheid loslaten voor de één of andere vorm van het scopusstandpunt?
Artikel XIX van de Chicago Verklaring over de onfeilbaarheid van de bijbel geeft daar een
antwoord op. Het artikel51 luidt als volgt:
"Wij bevestigen dat een belijden van het volledige gezag, betrouwbaarheid en onfeilbaarheid van de
Schrift van vitaal belang is voor een zuiver begrip van het geheel van het christelijk geloof. Wij
belijden verder dat zulk een belijden zou moeten leiden tot een groeiende gelijkvormigheid aan het
beeld van Christus.
Wij ontkennen dat zulk een belijden noodzakelijk is voor het heil. Nochtans ontkennen wij verder
dat de onfeilbaarheid kan worden verworpen zonder ernstige consequenties, voor zowel individu
als voor de kerk".
Om behouden te worden is het niet noodzakelijk om te belijden dat de bijbel onfeilbaar is. Toch
heeft het loslaten van de onfeilbaarheid ernstige consequenties en daarom kan het loslaten van die
leer niet getolereerd worden in evangelische gemeenten en evangelische instituten.
Er moet opgetreden worden. Er moet gezegd worden: "Dit kan niet". Er moet gezegd worden: als u
niet achter de onfeilbaarheid staat dan plaatst u zich buiten de evangelische beweging.
Het is volstrekt onacceptabel dat een evangelisch instituut als de EH de eigen grondslag zodanig
gaat herinterpreteren dat er ook ruimte wordt gemaakt voor moderne evangelicals met het
scopusverhaal zoals het huidige bestuur momenteel heeft gedaan. Als een docent of bestuurslid of
medewerker niet meer zonder reserve achter de grondslag kan staan moet hij of zij vertrekken.
Medegelovigen die de onfeilbaarheid van de bijbel loslaten moeten we echter niet verketteren. Het
blijven onze broeders en zusters al hebben ze door de dwaling van het errantisme (door de dwaling
van het scopusverhaal) te omarmen een gevaarlijke valse leer de evangelische en de orthodox
reformatorische wereld binnengehaald. Gevaarlijk, want het is een lering die uiteindelijk het hele
fundament zal aantasten. Denk aan het "dijkdoorbraak" principe
50
51
Zie de korrespondentie met het bestuur van de EO , appendix F.
Dicht bij de bijbel, Patrick Nullens (red), 1997, p. 215.
14
2. Het ondermijnen van de begrijpelijkheid (de doorzichtigheid) van de bijbel
Als protestanten geloven wij in de doorzichtigheid (de perspicuitas) van de bijbel. Onder invloed
van het postmodernisme en uit verlegenheid met de onderlinge verschillen tussen bijbelgetrouwe
christenen wordt echter momenteel door velen binnen de evangelische beweging in de praktijk de
doorzichtigheid (de begrijpelijkheid) van de bijbel zo goed als ontkend.
2.1. De doorzichtigheid van de bijbel
De doorzichtigheid van de Schrift houdt in dat het mogelijk is om met zekerheid de door God
bedoelde betekenis van de Schrift te ontdekken. Daartoe is wel de verlichting van de Heilige Geest
nodig. Ons menselijk verstand moet door God geopend worden willen we de Schrift kunnen
begrijpen. (Lucas 24:45; Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen). De leer
over de doorzichtigheid van de bijbel betekent niet dat niet erkend wordt dat er moeilijke
schriftgedeelten zijn.
Met de doorzichtigheid van de Schrift wordt niet meer bedoeld dan te zeggen dat "een ieder die het
waarlijk om de zaligheid te doen is door eigen lezen en onderzoeken uit de bijbel te weten kan
komen wat hij ter zaligheid en voor de rechte levenshouding nodig heeft52".
2.2. Dit lijkt vanzelfsprekend
Voor degenen die opgegroeid zijn in de invloedssfeer van het protestantisme lijkt de
doorzichtigheid van de bijbel inderdaad vanzelfsprekend te zijn, maar dat is het niet.
Van allerlei kanten wordt de doorzichtigheid aangevochten. Zo ontkent b.v. de Rooms-katholieke
Kerk de doorzichtigheid van de bijbel en ook de, op dit moment in de cultuur dominante, filosofische stroming van het postmodernisme ontkent de doorzichtigheid.
De Rooms-katholieke kerk ontkende en ontkent nog steeds de doorzichtigheid (de begrijpelijkheid
van de bijbel). Zij stelt dat een individuele christen niet in staat is om de betekenis van de tekst van
de bijbel met zekerheid vast te stellen. Volgens de rooms-katholieke leer is alleen de Paus (de RKkerk) in staat, krachtens een veronderstelde bijzondere bijstand van de Heilige Geest, om de bijbel
met zekerheid uit te leggen. Tegenover deze lering stelden de reformatoren hun, aan de bijbel zelf
ontleende, leer over de doorzichtigheid van de Schrift. Vanuit RK-kant is er nog steeds de
ontkenning van de doorzichtigheid maar er is de laatste tientallen jaren een tweede bedreiging
(ontkenning) van de doorzichtigheid bijgekomen door de filosofie van het postmodernisme.
2.3. Postmodernisme en de doorzichtigheid van de bijbel
De spits van de postmoderne aanval op het christelijk geloof richt zich op de doorzichtigheid van de
bijbel. De leer over de doorzichtigheid van de bijbel en het postmoderne gedachtegoed staan
lijnrecht tegen over elkaar.
Een belangrijk element in het postmoderne denken53 is de stelling dat alle waarneming
"theoriebeladen" is. Daar wordt mee bedoeld dat ieder naar de werkelijkheid kijkt vanuit de eigen
levenservaring en vanuit de eigen wereldbeschouwing. Men ziet niet de werkelijkheid zoals deze is.
Men ziet de werkelijkheid door de gekleurde bril van de eigen levensbeschouwing en levenservaring. Op die manier, zo stelt men, ziet ieder zijn eigen subjectieve gekleurde versie van de
werkelijkheid.. De waarneming is niet objectief maar theoriebeladen.
Dit is wellicht een tamelijk abstract verhaal maar aan de hand van het voorbeeld van het lezen (en
52
53
Handboek van de Gereformeerde Dogmatiek, A.G. Honing, Kampen, 1938, p. 121.
Voor een verdere bespreking van het postmodernisme zie appendix A.
15
het begrijpen) van een boek wordt duidelijk wat de gevolgen van die postmoderne gedachten zijn.
Het postmodernisme stelt dat het onmogelijk is om met zekerheid de oorspronkelijke bedoeling van
de schrijver van een boek te achterhalen. Daar worden diverse redenen54 voor gegeven. Ondermeer
wat hier zojuist boven is besproken. Het is onmogelijk om met zekerheid de bedoeling van de
oorspronkelijke schrijver van een boek te achterhalen want ieder leest het boek vanuit zijn eigen
beleving en wereldbeschouwing en hij of zij leest er dan ook zijn eigen verhaal in.
Als je dit toepast op het lezen van de bijbel krijg je het volgende effect. De postmoderne theorie
stelt, zoals hierboven al is gezegd, dat ieder mens (en dus ook de christen) de bijbel door de bril van
zijn of haar eigen ervaringen en theologische inzichten leest. Ieder leest dan ook in de bijbel zijn
eigen verhaal. De door God bedoelde betekenis van de bijbel is niet bereikbaar of niet met
zekerheid vast te stellen. Allemaal lezen we de bijbel en allemaal lezen we er onze eigen waarheid
in, niemand kan zeggen: "dit is de objectieve waarheid, zo is het, zo heeft God het gezegd".
2.4. Toetsing van de postmoderne kijk op het verstaan van de Bijbel
De leer over de doorzichtigheid van de bijbel veronderstelt dat de bijbeltekst een door God
bedoelde en voor iedereen geldige betekenis heeft en dat we die betekenis ook met zekerheid
kunnen vaststellen. Nogmaals hiermee wordt niet het bestaan van moeilijke schriftgedeelten
ontkend.
Het is volgens de bijbel mogelijk om scheiding te maken tussen de ware door God bedoelde
betekenis en allerlei "eigenmachtige" uitleggingen (interpretaties).
"Dit vooral moet gij weten dat geen profetie der Schrift eigenmachtige uitlegging (interpretatie)
toelaat (2 Petrus 2:20).
Of neem de joden uit Berea (Hand 17:10-12) die luisterden naar de prediking van Paulus en
vervolgens toetsten ze de inhoud van de prediking van Paulus aan het Oude Testament. In postmoderne termen: ze vergeleken hun gebrekkige subjectieve theoriebeladen interpretatie van de
prediking van Paulus met hun even gebrekkige subjectieve theoriebeladen interpretatie van het
Oude Testament. En toch trokken ze de conclusie dat de prediking van Paulus overeenkwam met
het Oude Testament. Daar worden ze nog voor geprezen ook. Ze doen dus iets wat volgens de
postmoderne theorie niet kan.
De bijbel gaat er blijkbaar van uit dat onze waarneming voldoende objectief en dat het gebruik van
ons door de Geest verlichte verstand voldoende uniform is om de bijbel recht te kunnen verstaan. Je
kunt het vergelijken met het opnemen, uitzenden en ontvangen van televisiebeelden. Tijdens dat
proces vindt informatieverlies en vervorming plaats maar ondanks de ruis die dat veroorzaakt op
het scherm van b.v. mijn oude TV kan ik toch nog voldoende duidelijk het oorspronkelijke beeld
onderscheiden om alles te kunnen volgen.
De toetsing door de anderen (de anderen moeten het beoordelen; 1 Kor 14:9) geeft overigens een
verdere bescherming tegen te veel subjectiviteit.
Het lezen van de bijbel wordt wel enigszins gekleurd door b.v. mijn eigen huidige theologische
inzichten maar als ik in ootmoed de bijbel benader ga ik niet mijn eigen theologische inzichten in
de bijbel lezen maar gaat juist andersom de bijbel mijn theologische inzichten, waar nodig, onder
kritiek stellen en veranderen als deze op enig punt niet met de ware bedoeling van de Schrift
overeenkomen. Daarom is het, tussen haakjes, ook zo belangrijk dat wij als christenen niet
ophouden om systematisch en langzaam de volledige bijbel door te lezen. Dan zullen we vanzelf de
54
Naast het al genoemde argument over de theoriebeladen waarneming zijn dat een aantal argumenten uit
de postmoderne visie op taal. Men stelt dat (vooral geschreven) taal te dubbelzinnig is om een effektieve
kommunikatie mogelijk te maken. Vanuit de nieuwe postmoderne taaltheorieën ontkent men dat met taal
een nauwkeurige beschrijving van de werkelijkheid kan worden gegeven. Men verwerpt de klassieke
beeldtheorie over taal.
16
bijbelgedeelten tegenkomen die niet passen in onze foutieve inzichten.
"Het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard ... en het schift
overleggingen en gedachten des harten" (Hebreeën 12:4)
Het woord van God schift ook theologische gedachten.
Door het woord wordt ons denken hervormd: "wordt hervormd in uw denken" (Romeinen 12:2)
"het waterbad met het woord" (Efeze 5:26)
Bekering is in het Grieks metanoia, verandering van gedachten.
2.5. Het belang van de leer over de doorzichtigheid
De leer over de doorzichtigheid van de bijbel is geen bijzaak want als je de doorzichtigheid van de
bijbel loslaat dan ben je in feite de bijbel kwijt. Immers wat heb je aan een bijbel die je niet met
zekerheid kan interpreteren?
Als je de bijbel niet met zekerheid kan begrijpen dan blijven alleen de neo-orthodoxe en de roomskatholieke uitwegen over. De neo-orthodoxe uitweg luidt: ik kan het niet beargumenteren of verdedigen maar ik voel bovenrationeel aan dat mijn uitleg juist is. De bliksem van de openbaring is
bij me ingeslagen. Of de rooms-katholieke uitweg, die luidt: alleen de Paus kan met zekerheid
zeggen, krachtens een veronderstelde bijzondere bijstand van de Heilige Geest, wat de juiste interpretatie is.
Als je de doorzichtigheid opgeeft is het niet meer mogelijk om je, tegenover een ander, te beroepen
op de bijbel: "Zo is het, zo moet het, zo staat het in de bijbel, kijk zelf maar, controleer het maar".
Dan kunnen we geen leerstellige grenzen (een bindende belijdenis) meer trekken. Dan is er ook
geen leertucht meer mogelijk. Elke standpuntbepaling op grond van de bijbel is immers, volgens de
postmoderne theorie, slechts mijn subjectieve interpretatie tegenover die van de ander.
De bijbel verliest op deze manier alle gezag.
Wat de postmoderne mens en de postmoderne "evangelical" doen is precies hetzelfde als wat
sommige mensen, die ik tijdens evangelisatie werk of tijdens herderlijk werk heb ontmoet, deden.
Ik sprak hen, op grond van de bijbel, met gezag aan: "Zo is het want zo staat het in de bijbel, zo
moet het want zo staat het in de bijbel. Je moet doen en geloven wat hier in de bijbel staat." Als ik
hen zo met het woord van God aansprak dan gaven ze dit antwoord: "dat zeg jij, dat is jouw uitleg
van de bijbel. Al die christenen zeggen wat anders en allemaal beroepen ze zich op de bijbel, de één
zegt dit en de ander zegt dat". Zo onttrokken ze zich aan het gezag van de bijbel.
2.6. De verschillende inzichten tussen de christenen
Als de bijbel inderdaad doorzichtig is hoe komt het dan dat christenen zo vaak van mening met
elkaar verschillen?
2.6.1. Niet ieder die zich christen noemt gaat alleen uit van de bijbel
Dit is de voornaamste oorzaak van de verschillen in inzicht tussen alles wat zich christen noemt. De
Rooms-katholieke Kerk b.v. baseert haar dogma's op de bijbel en op de traditie. Ook heeft ze de
apocriefe boeken aan het OT toegevoegd. De vrijzinnigen stellen weer hun eigen autonome
verstand boven de Schrift.
De orthodoxe protestanten, de katholieken en de vrijzinnigen gaan uit van een (gedeeltelijk)
verschillende kenbron en regel voor geloof en leven en vooral daarom komen ze bij verschillende
fundamentele inzichten uit.
17
2.6.2. De verschillen moeten niet overdreven worden
Onder de christenen, die hun geloof baseren op de bijbel alleen, is er overeenstemming op de
hoofdzaken. Dat zijn de punten die noodzakelijk zijn voor ons behoud.
Ik heb b.v. enige tijd doorgebracht op een bijbelschool waar christenen, uit dertig verschillende
kerkelijke achtergronden, lesgaven en studeerden. Ondanks al die verschillende achtergronden
waren we één in de hoofdzaken.
2.6.3. Oorzaken van verschillen van inzicht tussen bijbelgetrouwe christenen
a. Sommige dingen staan vaker in de bijbel dan andere zaken
Als iets vaak en op verschillende manieren in de bijbel staat dan wordt het moeilijker om je te
vergissen bij het bepalen van de rechte uitleg. Dit betekent dat sommige dingen, in dit bepaalde
opzicht, duidelijker in de bijbel staan als andere.
b. Onzorgvuldige bijbeluitleg
Het niet goed respecteren van de regels voor bijbeluitleg en de regels voor het vinden van de
gezonde leer55 vormt ook een oorzaak voor de verschillen van inzicht.
c. Zelfhandhaving
Niet ieder wil altijd zijn of haar standpunt (opnieuw) aan de bijbel toetsen. "Stel dat het waar zou
zijn, dan zou dat grote gevolgen voor mij hebben en dat wil ik niet". De prijs is te hoog. Een
christen is wel wedergeboren maar hij kan nog wel vleselijk handelen.
Het juiste inzicht in de bijbel en in geestelijke zaken is niet alleen afhankelijk van het hanteren van
gezonde regels voor bijbeluitleg maar is daarnaast ook afhankelijk van de gezindheid waarmee we
de Schrift benaderen. Is er liefde voor de waarheid?
"Indien iemand diens wil doen wil zal hij van deze leer weten of zij uit God is"
(Johannes 7:17)
Indien iemand diens wil doen wil dan zal hij weten. Inzicht hangt mede af van de bereidheid om
God te gehoorzamen.
2.7. Het doordringen van het postmodernisme in het denken van evangelische
christenen
Het is een historisch feit dat altijd weer de, op dat moment heersende, seculiere filosofie
binnendringt in het denken van de christenen. Het postmodernisme is op dit moment de dominante
stroming in de cultuur/de filosofie. Het ligt in de lijn der verwachting dat ook dit denken het denken
van de christenen zal binnendringen.
Onder invloed van het postmodernisme en uit verlegenheid met de onderlinge verschillen tussen
bijbelgetrouwe christenen wordt door velen binnen de evangelische beweging in de praktijk de
doorzichtigheid (begrijpelijkheid) van de Bijbel zo goed als ontkend.
W.J. Ouweneel beweert b.v. dat we "gevangen zitten in een hermeneutische cirkel"56. We zitten
gevangen in onze subjectiviteit.
55
56
Voor een bespreking van die regels zie appendix B.
18
H.P. Medema verwerpt in zijn boek57 over het postmodernisme
evangelische/reformatorische leer over de doorzichtigheid van de bijbel58.
de
klassieke
Ik heb ds. A. van der Veer, de huidige voorzitter van de EO, gevraagd: "Mag iemand die de
orthodoxe schriftvisie niet onderschrijft spreken voor de EO?. Zijn antwoord was: "Wat is de
orthodoxe schriftvisie? Er bestaat helemaal niet zoiets als de orthodoxe schriftvisie59". Ds. van der
Veer ontkent dus het bestaan van de orthodoxe schriftvisie.
De orthodoxe schriftvisie is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de bijbel. We vinden die visie door
alle ter zake doende teksten te verzamelen en die te exegetiseren en de grote lijnen van de exegese
systematisch/ordelijk weer te geven. Ds. van der Veer ontkent blijkbaar dat het mogelijk is om de
leer van de bijbel over zichzelf met zekerheid vast te stellen. In feite stelt hij dus dat de bijbel niet
"doorzichtig" is op dit punt.
Het gevolg van deze ontkenning van de doorzichtigheid is het opzij schuiven van de bijbel. (Laat de
bijbel maar, op grond van de bijbel komen we er toch niet uit, want ieder leest de bijbel vanuit zijn
eigen theologische achtergrond).
Een typisch voorbeeld van het postmoderne opzij schuiven van de bijbel is een artikel60 uit het blad
"Ronduit Magazine" van de jeugdclub van de EO. Daar wordt de vraag behandeld of je als christen
verkering met een ongelovige mag aangaan. Als 'ouderwetse' evangelical en protestant zou ik
denken dat er vervolgens een studie van de bijbel op dit punt zou volgen. Een echte evangelical zou
onmiddellijk vragen: "Wat zegt de bijbel daarover? Zijn er directe uitspraken over deze zaak? Zijn
er algemene bijbelse principes die op deze kwestie kunnen worden toegepast?". Die vraag wordt in
het gehele artikel niet opgeworpen. Niet één keer wordt de vraag gesteld: "Wat vindt God daar nu
van, wat zegt de bijbel daarover?". Integendeel. Aan het begin wordt de Schrift opzij geschoven. Ik
citeer uit het artikel: "We weten het allemaal wel: 'ga geen ongelijk juk aan met een ongelovige',
staat er zo mooi in de bijbel. Maar ....."
In het artikel wordt nergens duidelijk gesteld dat verkering aangaan met een ongelovige volgens het
woord van God niet kan. Het wordt afgeraden maar men laat de deur open. Mijn dochter van
zestien had het artikel gelezen. Ik had er nog niet met haar over gesproken. Op mijn vraag wat ze er
van vond antwoordde ze spontaan: "De deur wordt opengelaten". Precies op dit punt waar, vroeg of
laat, bij onze kinderen en onze jeugd de verzoeking zal komen wordt de duidelijke leer van de
Schrift ondermijnd. Ik geloof dat het blad een oplage van rond de honderdduizend exemplaren
heeft. Dit als indicatie voor de enorme invloed van het blad. Het artikel bevat allerlei ervaringen en
redeneringen maar de bijbel (God zelf) komt niet aan het woord, behalve dan die ene keer waarna
de Schrift opzij geschoven werd.
Dit artikel is geen opzichzelfstaand incident, het is een illustratie van een trend.
Het gaat hier niet om een verschil van interpretatie van de Schrift. Hier is iets veel fundamenteler
aan de hand. Hier wordt de Schrift opzij geschoven.
57
Water, wijn en waarheid, H.P. Medema, p. 109,110.
Voor een gedetailleerde bespreking van het standpunt van Medema zie hoofdstuk 16 en daarvan speciaal
16.3.
59
Zie noot 49.
60
Ronduit Magazine, september 1998. "Of ik moest mijn relatie beëindigen, of ik moest hem aksepteren
zoals hij was". Over verkering met een niet-christen.
58
19
3. Het loslaten van het Sola Scriptura beginsel
Sola Scriptura betekent "alleen de bijbel". Met het Sola Scriptura beginsel wordt bedoeld dat de
bijbel onze enige kenbron is voor geloof en leven. Wat we geloven halen we uit de bijbel en alleen
uit de bijbel. Alles moet getoetst worden aan de bijbel. De bijbel is onze enige regel voor geloof en
leven.
De evangelische christenen hebben er altijd op gestaan dat elke leerstellige overtuiging en ook elke
ervaring en elk gebruik binnen de gemeente een bijbelse basis (een bijbelse rechtvaardiging/verantwoording) moet hebben. Niet de ervaring is norm. De ervaring moet getoetst worden aan de Bijbel.
Dit aan de bijbel zelf ontleende61 principe staat zwaar onder druk in grote delen van de huidige
evangelische beweging. In de praktijk wordt door velen de bijbel niet langer als enige regel voor
geloof en leven gehanteerd.
De ondermijning van het "Sola Scriptura" beginsel vloeit logisch voort uit de ondermijning van de
doorzichtigheid van de bijbel en uit de ondermijning van de status van het dogma/de leer62. Immers
als het niet mogelijk is om met zekerheid vast te stellen wat de bijbel op een bepaald gebied leert
dan kun je de Bijbel ook moeilijk meer als beslissend en hoogste criterium gebruiken.
Het Sola Scriptura beginsel wordt soms op grove wijze ondergraven maar vaker op een meer
subtiele manier.
Een illustratie van de grove wijze waarop het Sola Scriptura beginsel wordt ondergraven is wat ik
een voorganger van een Berea-gemeente heb horen zeggen: "De Geest waait waarheen Hij wil. We
kunnen de Geest niet opsluiten in de bijbel. Hij is bij Zijn werken niet gebonden aan de bijbel". Zo
maakte hij de weg vrij voor ervaringen die niet op de bijbel te baseren zijn. Dit zei hij overigens
vlak nadat hij een conferentie met John Wimber had bezocht.
Voor een subtielere ondermijning van het Sola Scriptura beginsel wordt een soort van pragmatisme
gebruikt. Vaak wordt de tekst "aan hun vruchten zult gij hen kennen" misbruikt om dit
pragmatisme (als het werkt is het goed, dan is het waar) te rechtvaardigen. Men toetst dan ervaringen of bewegingen naar hun vruchten. Een verdere bijbelse rechtvaardiging is niet nodig. De
vrucht van iets kan echter op zijn hoogst een aanwijzing zijn. In die tekst uit Mattheus gaat het
overigens niet om het toetsen van ervaringen of bewegingen. Het gaat daar om het toetsen van
personen. (Of het al of niet valse profeten zijn). Als men meent dat de resultaten positief zijn
accepteert men tegenwoordig ook zaken zonder een deugdelijke bijbelse basis.
Zie als een voorbeeld van het accepteren van zaken, die geen deugdelijke bijbelse basis hebben, de
gematigde tot gunstige beoordeling door een aantal evangelische leiders63 van het gebruik en het
vereren van iconen. En het accepteren van katholieke en oostersorthodoxe gelovigen als
medegelovigen.
In een EO-programma werd kardinaal Simonis behandeld alsof hij een medegelovige was. Ik heb
ds. van der Veer gevraagd hoe het te verantwoorden is dat Simonis in een EO-programma als een
medegelovige werd behandeld. (Hij werd ontvangen en als medegelovige welkom geheten in het
huis van de EO, 2 Johannes :10,11). Ds. van der Veer herkent in kardinaal Simonis een
medebroeder. Hij proeft het leven in hem (daar hebben we de oecumene van het hart). En ds. van
der Veer stelt dat Simonis beoordeeld moet worden op zijn eigen persoonlijke standpunten en niet
op de officiële leer van de R.K.-kerk. Dit is werkelijk ongelofelijk. Ds. van der Veer veronderstelt
dat het mogelijk is voor een kardinaal (en nog wel een kardinaal die juist is aangesteld vanwege zijn
61
Zie mijn studie over "De bijbel over gezag" punt 15. Voor vedere gegevens zie de lijst met beschikbare
literatuur. (Staat ook op mijn site, onder de link overige documenten)
62
Dit laatste, de ondermijning van de status van het dogma, wordt in het volgende hoofdstuk behandeld.
63
P. van Kampen, De Russisch-orthodoxe Kerk, 1996, Kampen, p. 137-151, Ik citeer uit de konklusie van
(p. 151) : "Toch komt in dit alles een wereld ons tegemoet die, zeker bij Christus-iconen, vaak een zeer
bijbelse sfeer ademt en die we alleen tot onze schade onbekend laten".
Ik citeer van p. 145. "op die zondag zingt de kerk: "Uw smetteloze iconen vereren wij ....."
20
vasthouden aan de orthodoxe rooms-katholieke leer) om op belangrijke punten af te wijken van de
vastgestelde kerkelijke leer. Deze zogenaamde 'priester' heeft bij zijn priesterwijding gezworen
achter de geloofsbelijdenis van Trente te staan. In die geloofsbelijdenis worden onder meer allen die
in de kern van het evangelie (de rechtvaardiging door het geloof) geloven vervloekt. Deze man is
het boegbeeld van de valse kerk van Rome met een vals evangelie64.
Of neem de houding van de meerderheid der evangelische leiders tegenover de leerstellingen en
gebruiken van de tweede, de derde en de vierde pinkster- en charismatische golf. Vallen in de
Geest, geestelijke oorlogvoering, bidden tot de Heilige Geest, heilig lachen (schateren),
dierengeluiden, enzovoorts. Allerlei zaken worden aanvaard omdat het "werkt". Het leven bepaalt
de leer.
Zomaar een voorbeeld: Ik heb ds. van der Veer gewezen op het feit dat Michael Green voor de EOtelevisie sprak over het bidden tot de Heilige Geest. Voor dat gebruik is echter geen enkele basis in
de bijbel te vinden. Ik heb voor de zekerheid het Nieuwe Testament er nog eens op nagelezen. In de
bijbel, in het Nieuwe Testament is, geen enkel gebed te vinden dat gericht is tot de Heilige Geest.
Ook in de instructie die in het Nieuwe Testament met betrekking tot het gebed wordt gegeven staat
geen enkele aanwijzing in die richting. Verder is er nog een tekst die zegt dat de Heilige Geest niet
gekomen is om op zichzelf te wijzen maar op Jezus. Dat is waarschijnlijk een verklaring voor het
feit dat in het Nieuwe Testament nooit wordt opgeroepen om tot de Geest te bidden. Immers als je
tot de Geest gaat bidden dan stel je de Geest op de voorgrond terwijl dat nu juist niet de bedoeling
van de Heer is. Ds. van der Veer vond dat het toch moest kunnen. Op basis van het syllogisme: de
Heilige Geest is God. God mag en moet aanbeden worden. Dus mag en moet ook de Heilige Geest
aanbeden worden. Als dat werkelijk zo zou zijn wat dan te doen met het feit dat in het Nieuwe
Testament nooit tot de Heilige Geest wordt gebeden en ook nooit wordt opgeroepen om dat te
doen? De redenering (het syllogisme) dat ds. van der Veer hanteert is te simpel. Hij moet in zijn
redenering ook meenemen dat met God in de Bijbel de drie-enige God wordt bedoeld waar tussen
de drie personen blijkbaar een zekere taakverdeling bestaat. Bij het ene staat een bepaalde persoon
meer op de voorgrond terwijl dat bij iets anders weer een andere persoon kan zijn.
Nog een bijzondere aanval op de handhaving van het Sola Scriptura beginsel is de beschuldiging
van biblicisme. Biblicisme betekende vroeger het te oppervlakkig en daardoor verkeerd uitleggen
van de Schrift b.v. door het uit zijn verband rukken van teksten, geen rekening houden met de
verschillende bedelingen, enzovoorts. Tegenwoordig geven sommigen aan dat begrip een totaal
andere inhoud. Als je er op aandringt dat een bepaalde ervaring of een gebruik een bijbelse basis
moet hebben dan loop je tegenwoordig de kans dat een zogenaamde "evangelical" of een
"reformatorische" christen je op grond daarvan beschuldigt van biblicisme.
64
Wat hier over het roomskatholicisme is gezegd wordt in hoofdstuk 8 van deze studie nader besproken en
onderbouwd.
21
4. Het veranderen van de visie op theologie en dogma
Vooral in de evangelische wereld maar ook in reformatorische kringen wordt de klassieke visie op
theologie en dogma meer en meer vervangen door een nieuwe visie. Dit lijkt een erg theoretische
zaak maar dat is het niet.
4.1. De klassieke evangelische, reformatorische visie op het dogma, de leer
In de klassieke reformatorische, evangelische visie wordt een dogma beschouwd als een
samenvatting van de bijbelse leer over een bepaald punt. Het dogma geeft een bijbelse waarheid
weer.
Na toetsing aan de bijbel (Hand. 17:11) moet een dogma als waar worden aanvaard. Neem b.v. het
dogma, de leerstelling dat de bijbel woordelijk door Gods Geest is ingegeven. Dit dogma is waar,
dat wil zeggen, het is gegaan zoals het dogma het zegt.
In het dogma (in een leerstelling) wordt de bijbel nagesproken, zij het vaak in eigen woorden. Een
dogma moet altijd uitgelegd worden vanuit de bijbelteksten waar het een samenvatting van geeft.
Neem als voorbeeld het dogma, de leer dat Jezus waarlijk God en waarlijk mens is. Dit dogma is op
de bijbel gebaseerd. Het geeft een samenvatting van een bijbelse waarheid. Er zijn vele teksten die
laten zien dat Jezus God is en er zijn vele bijbelteksten die laten zien dat Jezus mens is. In dit
dogma wordt de waarheid, zoals deze in die bijbelteksten staat, samengevat en nagesproken.
4.2. De nieuwe visie op theologie en dogma
Het voornaamste kenmerk van de nieuwe visie op het dogma is dat er in deze nieuwe visie een
scherp onderscheid wordt gemaakt tussen geloofskennis en theologische kennis.
Dit onderscheid is weer gebaseerd op het, uit de Wijsbegeerte der Wetsidee65 afkomstige, scherpe
onderscheid tussen praktisch denken en theoretisch denken. Men maakt scherp onderscheid tussen
de naïeve ervaring en het theoretisch wetenschappelijk denken
Aangezien W.J. Ouweneel deze, op de Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde, nieuwe visie de
evangelische beweging heeft binnengebracht zal ik de nieuwe visie bespreken aan de hand van wat
hij hier over heeft geschreven. Ouweneel heeft de nieuwe visie op theologie uiteengezet in zijn
dissertatie "Christian Doctrine I, the external prolegomena" maar hij heeft die nieuwe visie ook
beknopt weergegeven in één van zijn lezingen66 uit de bundel "Het gezag van de bijbel".
De volgende begrippen staan in het denken van Ouweneel tegenover elkaar:
+ praktisch denken - tegenover - theoretisch denken
+ geloofskennis
- tegenover - theologische kennis
+ geloofsuitspraak - tegenover - dogma
+ belijdenis
- tegenover - leer
+ geloofsinzicht - tegenover - wetenschappelijke verklaring
+ geloofsstuk
- tegenover - theologische theorie
Zie "Het gezag van de bijbel" de pagina's 82,83 en 29-33.
Wat hij leert komt in grote lijn op het volgende neer:
65
Deze wijsbegeerte is in de eerste helft van de twintigste eeuw ontworpen door twee hoogleraren van de
Vrije Universiteit. De voornaamste van hen was Herman Dooyeweerd.
66
Gezag van de bijbel, p. 29-35. "Grondslagen van de hermeneutiek"
22
+ Door de praktische omgang met de Schrift ontstaan er, door de werking van Geest in ons hart,
allerlei geloofsinzichten. Die geloofsinzichten kunnen we belijden. Het gaat hier om wat Ouweneel
geloofskennis noemt.
+ Op het moment dat wij die geloofsinzichten systematisch met ons verstand gaan doordenken en
als we ze nauwkeurig proberen te formuleren begeven we ons op het gebied van het dogma, van de
leer, van de theologie. Dit levert dogma's op. Het gaat in dit geval om theologische kennis.
In het geloofsinzicht wordt een realiteit van het geloof met het hart gepeild. Hierbij speelt ook het
verstand een rol. De theologen gaan dan vervolgens voor dat geloofsinzicht met hun verstand een
logisch-rationele verklaring of definitie opstellen.
Het werk van de theologen levert, volgens Ouweneel, slechts een theologische theorie op.
Ouweneel beschouwt het dogma dus niet als een bijbelse waarheid die geloofd moet worden. Het
dogma is slechts een theologische theorie. Het dogma is een extra dat bij of naast het geloofsinzicht
komt. Het dogma is iets wat bij het geloofsinzicht wordt gevoegd.
Net zoals b.v. een economisch model slechts een gebrekkige en erg versimpelde weergave van de
werkelijkheid geeft zo ziet hij ook dogma's als modellen (theorieën) die een versimpelde weergave
van de werkelijkheid weergeven. Zulke theorieën, d.w.z. de dogma's, zijn niet meer dan gebrekkige
menselijke pogingen om de werkelijkheid te beschrijven.
Het aanvaarden van het onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis is gekoppeld aan
het onderscheiden van twee niveaus. Ouweneel heeft het dan ook over het diepere niveau van het
hart en over het minder diepe niveau van het verstand. Hij maakt onderscheid tussen het rationele
niveau (het terrein van de dogma's) en het bovenrationele niveau (geloofskennis).
4.3. Het gevolg: relativering van alle dogma
De theologische kennis is, zo volgt uit Ouweneels theorie, niet van absoluut belang. Het komt
uiteindelijk toch op het geloofsinzicht, op de geloofskennis, aan.
Het is uiteindelijk niet van principieel belang of we als christenen onder elkaar op belangrijke theologische, dogmatische punten van elkaar verschillen. Want onder die rationele (rationalistische)
laag van theologie zit de geloofskennis die we ondanks onze dogmatische verschillen toch met
elkaar gemeen hebben. En uiteindelijk komt het daar toch op aan.
Dat is de reden waarom Ouweneel momenteel alle leer (alle dogma, alle theologische kennis)
relativeert. Dat hij tegenwoordig alle leer relativeert heeft hij zelf uitdrukkelijk uitgesproken. Ik
citeer: "Niet een nieuwe leer, maar een relativering van alle leer is wat er met mij aan de hand
is67". Die relativering gaat zover dat volgens hem het ware geloof het verschil Rome-Reformatie te
boven gaat. Ik citeer: "Het ware geloof is iets dat zelfs het onderscheid katholiek-protestant te
boven gaat68".
In het conflict tussen Rome en de Reformatie ging en gaat het ondermeer om de kern van het
evangelie. Het gaat om de vraag hoe een mens behouden moet worden. De reformatie geeft daar
een principieel ander antwoord op dan de RK-kerk. In het conflict tussen Reformatie en Rome gaat
het onder meer om de bijbelse leer over de rechtvaardiging door het geloof alleen (Sola Gratia, Sola
Fide). De RK-kerk leert een ander evangelie69, de RK-kerk verwerpt uitdrukkelijk de
rechtvaardiging door geloof alleen. De RK-kerk heeft daarbij, om elk misverstand uit te sluiten, ook
nog een ieder die het bijbelse evangelie van de rechtvaardiging door het geloof aanvaardt
vervloekt70.
67
Nachtboek van de ziel, p. 117, W.J. Ouweneel, Amsterdam, 1998.
Nachtboek van de ziel, p. 182.
69
Zie 8.2 en 8.3.
70
Dit heeft zij gedaan in de zogenaamde geloofsbelijdenis van Trente. Deze geloofsbelijdenis is nog steeds
van kracht. Volgens het huidige kerkelijke wetboek moet iedere priester bij zijn ambtsaanvaarding nog
68
23
Op het rationele (het dogmatische) vlak, zo zal ook Ouweneel nog wel toe willen geven, is er wel
tegenspraak tussen Rome en Reformatie maar op het diepere geloofsniveau is er, volgens hem, toch
eenheid. De rooms-katholieken en de reformatoren hebben allemaal de geloofskennis (een soort
vage intuïtie) dat we door genade behouden moeten worden. De RK-kerk en de reformatoren
hebben vervolgens ieder op hun eigen manier die geloofsintuitie, die geloofskennis uitgewerkt in
theologische leerstellingen. Die leerstellingen staan tegenover elkaar maar dat is niet erg. Het zijn
allebei slechts eenzijdige gebrekkige rationele theorieën. Als we als protestanten en roomskatholieken het relatieve belang van die dogma's inzien dan kunnen we elkaar toch vinden op het
niveau van de kennis van het hart, dan kunnen we elkaar toch vinden op het terrein van de
geloofskennis.
Ouweneels mentor op filosofisch gebied, de emeritus prof. van de Vrije Universiteit, A. Troost, die
ook een aanhanger is van de Wijsbegeerte der Wetsidee, komt daarom tot de uitspraak: "Geloof
verenigt maar theologie verdeelt71".
Volgens Ouweneel is het mogelijk om op een bepaald punt de goede door de Geest en door het
Woord gewerkte geloofsovertuiging te hebben terwijl men daarnaast tegelijkertijd op dat zelfde
punt een foutieve of een onzuivere theologische theorie aanhangt. Zoals ik hieronder nader zal
toelichten ziet Ouweneel zo het inerrantisme72: De inerrantisten gaan, volgens hem, uit van een
goede geloofsvisie maar ze zijn in de fout gegaan bij de theologische uitwerking van die geloofsvisie.
4.4. De toepassing van de nieuwe visie op de leer over de onfeilbaarheid van de bijbel
Ouweneel maakt met behulp van de nieuwe visie op theologie onderscheid tussen aan de ene kant
het geloofsinzicht dat de bijbel onfeilbaar is en aan de andere kant de leer over de onfeilbaarheid.
"Immers een (theologische) leer is heel wat anders dan het gelovig belijden van een schriftgegeven73"
Ouweneel past dit onderscheid als volgt toe: De inerrantisten hebben net als alle andere gelovigen
het, door de praktische omgang met Gods Woord, gewekte geloofsinzicht dat de bijbel onfeilbaar
is. Daarnaast en daarboven hebben ze een theologische theorie (een dogma/een leer) ontwikkeld die
de onfeilbaarheid van de bijbel nader omschrijft als foutloosheid.
De inerrantisten maken volgens Ouweneel twee fouten:
(1) Ze onderscheiden niet tussen geloofsinzicht en theologische leer wat er toe leidt dat ze de
relativiteit, de betrekkelijkheid, van theologische posities niet inzien. Daarom zijn ze zo
"onverdraagzaam en fanatiek" tegenover anderen die hun theologische schriftvisie niet delen.
(2) Daar komt nog bij dat ze bij het opstellen van hun dogma onfeilbaarheid als letterlijke
foutloosheid hebben gedefinieerd. En dat begrip komt, volgens Ouweneel, niet uit de Bijbel maar
uit het scholastische sciëntisme.
Ouweneels conclusie: Ze hebben wel de echte geloofsvisie, maar een foute theologische leer.
Hieronder geef ik nog enkele citaten waarin Ouweneel het bovenstaande bevestigt.
Hij heeft het over de visie dat de bijbel foutloos is.
"Dit zijn ideeën waarmee wij op geloofsniveau warm sympathiseren. Wij belijden dat het Woord
van God even volkomen is als God Zelf. Maar zodra een dergelijke geloofsuitspraak tot een
steeds zweren dat hij achter de geloofsbelijdenis van Trente staat. Dit staat in canon 833 van het wetboek.
Zie ook 8.3.1.
71
Het blad Opbouw, 42-366, nr 19, 18-9-98.
72
Het inerrantisme is de overtuiging dat de bijbel onfeilbaar, in de zin van foutloos, is.
73
Het gezag van de bijbel, p. 29.
24
onwrikbaar theologisch-wetenschappelijk postulaat wordt, gaat de zwaar overschatte menselijke
rede heersen over het wonder van de inspiratie74"
Hij verwijt de inerrantisten dat ze de geloofsuitspraak (het geloofsinzicht) dat de Bijbel onfeilbaar is
tot een onwrikbare theologisch-wetenschappelijk stelling (postulaat) hebben gemaakt. Hij vindt dat
hieruit blijkt dat in het inerrantisme de zwaar overschatte menselijke rede heerst over het wonder
van de inspiratie.
"Maar in het inerrantisme gaat het niet slechts om een geloofsvooroordeel maar om een
wetenschappelijk postulaat, niet gebaseerd op de Schrift, maar op rationalistische a-priori's en op
een optimistisch wetenschapsgeloof75"
Hoe werkt deze theorie uit op de eigen positie van Ouweneel? Als eenvoudig gelovige gelooft
Ouweneel wel in de onfeilbaarheid van de bijbel76. Maar hij aanvaardt niet de leerstellige formulering die de inerrantisten aan dat geloofsinzicht hebben gegeven. Hij is het er niet mee eens dat de
inerrantisten onfeilbaarheid verstaan als foutloos. Hij is het er niet mee eens dat de inerrantisten op
grond van de goddelijke inspiratie van de Schrift77 de gevolgtrekking maken dat de Schrift "factueel
juist en woordelijk onfeilbaar" is78.
Op dieper geloofsniveau, zo verklaart Ouweneel, is hij het wel met de inerrantisten,
fundamentalisten eens maar op essentiële punten (die liggen op het minder diepe leerstellige
rationele niveau) zegt hij 'nee' tegen het inerrantisme. Ik citeer: "Ik zeg bij voorbaat dat ik mij op
dieper geloofsniveau zeer nauw met deze stroming (het inerrantisme) verbonden voel .maar ook zal
ik op enkele essentiële punten er 'nee' tegen zeggen79"
4.5. De ernst van de situatie: aantasting van de kern van het evangelie
Hierboven heb ik beschreven wat Ouweneel doet met de leer over de onfeilbaarheid van de bijbel.
Maar ik wijs er uitdrukkelijk op dat hij spreekt over een relativering van alle leer. Met behulp van
het onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis kun je namelijk ELK dogma op
dezelfde manier relativeren en in feite krachteloos maken.
Dat kun je b.v. ook doen met de leer over de Drie-eenheid en met de leer over de rechtvaardiging
door het geloof. Wat gebeurt er als je onderscheid gaat maken tussen het geloofsinzicht in de drieeenheid en de leer over de drie-eenheid. En wat is het gevolg als je onderscheid gaat maken tussen
het geloofsinzicht en tussen de leer dat we door het geloof alleen en door genade alleen behouden
moeten worden? In dit geval gaat het niet meer om de onfeilbaarheid van de bijbel maar om de
persoon van Christus en om de vraag wat we moeten doen om behouden te worden. Het gaat dan
werkelijk om de kern van het evangelie. Is de leer over de rechtvaardiging door het geloof alleen
ook slechts een gebrekkige vrijblijvende niet volledig met de werkelijkheid overeenkomende
menselijke theorie over dat bijbelse onderwerp? Vanuit zijn nieuwe visie op theologie moet
Ouweneel op deze vraag met 'ja' antwoorden.
Met zijn bewering dat het ware geloof het onderscheid tussen katholiek en protestant te boven gaat
raakt hij al de kern van het evangelie.
Twee broeders80 hebben enige tijd geleden een door br. Ouweneel verzorgde inleiding op de studie
74
Het gezag van de bijbel, p. 82,83.
Het gezag van de bijbel, p. 83.
76
Gezag van de bijbel, p. 88.
77
Er zijn overigens meer redenen om tot het foutloos/inerrant zijn van de Schrift te besluiten. Een zeer
belangrijkargument is dat Jezus zegt dat zelfs een letter (tittel/jota) belangrijk is en vervuld zal worden.
(Matth. 5:18) En ook het feit dat Jezus en Paulus een leerstellig bewijs soms baseerden op de vorm van een
enkel woord. (Gal. 3:16 / Luc 20:37)
78
Het gezag van de bijbel, p. 82.
79
Het gezag van de bijbel, p. 66.
80
De broeders zijn bekend en indien gewenst kunt u er kontakt mee opnemen. Op het getuigenis van twee
75
25
van de theologie bezocht. Die inleiding werd gegeven in het kader van de zogenaamde zaterdagacademie van de EH. De broeders wilden persoonlijk uit de mond van br. Ouweneel controleren of
mijn bezorgdheid terecht was. Naar aanleiding van wat hij daar vertelde hebben ze hem de vraag
gesteld: "Maakt het wat uit welke heilsweg je aanhangt?". Br. Ouweneel heeft toen (ik citeer
letterlijk) geantwoord: "Het doet er niet toe welke verlossingsleer je aanhangt, protestant, katholiek,
oostersorthodox, calvinistisch". Dit antwoord is volledig in overeenstemming met eerdere uitspraken van br. Ouweneel en met de theorie zoals hij die b.v. in zijn dissertatie "Christian Doctrine
I, the external prolegomena" verkondigt.
4.6. Verzet tegen en kritiek op de nieuwe visie op dogma
Vanaf het begin is er verzet geweest tegen deze nieuwe, door Dooyeweerd bedachte, visie op
theologie en dogma. Met name vanuit de theologische faculteit van de VU. Die discussie is echter
voornamelijk beperkt gebleven tot de gereformeerde kerk.
Waar komt de kritiek op de nieuwe visie op neer?
4.6.1. De onaanvaardbare relativering van de leer die het gevolg is van deze nieuwe visie
Het aanvaarden van de uitgangspunten van de Wijsbegeerte der Wetsidee leidt onafwendbaar tot
een relativering van alle leer. Ouweneel is zelf een illustratie van deze stelling want dit is precies
het punt waar hij op uit gekomen is, na zijn aanvaarding van de Wijsbegeerte der Wetsidee. "Niet
een nieuwe leer, maar een relativering van alle leer is wat er met mij aan de hand is81". Prof. J.
Douma heeft in woord en geschrift juist hierom tegen de Wijsbegeerte der Wetsidee
gewaarschuwd. Hij en vele anderen binnen de kring van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)
hebben, lang voordat Ouweneel deze wijsbegeerte aanvaardde, tegen ondermeer de relativerende
gevolgen voor het dogma van deze wijsbegeerte gewaarschuwd82.
Vrij recent heeft Douma, in een in 1997 gehouden lezing, het volgende over deze kwestie gezegd:
"Voor mij (Douma) was met name het onderscheid tussen naïeve ervaring en het theoretisch wetenschappelijk denken onverteerbaar in z'n consequenties voor de theologie. Ik besefte dat dit
onderscheid voor de reformatorische wijsbegeerte fundamenteel was83".
Dus het onderscheid tussen naïeve ervaring (praktisch denken) en het theoretische denken is
onverteerbaar in zijn gevolgen voor de theologie.
4.6.2. Het scherpe onderscheid tussen praktisch denken en theoretisch denken
komt in de werkelijkheid helemaal niet voor
De hele theorie is dan ook op een pure speculatie gebouwd.
Het onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis is gebaseerd op het in de Wijsbegeerte
der Wetsidee gemaakt scherpe onderscheid tussen praktisch denken (dat is de naïeve dagelijkse
ervaring) en theoretisch denken.
De achilleshiel van de nieuwe visie op theologie en dogma ligt precies hier. Het scherpe
onderscheid tussen praktisch denken en theoretisch denken heeft geen basis in de werkelijkheid.
of drie staat immers elke zaak vast.
81
Nachtboek van de ziel, p. 117, W.J. Ouweneel, Amsterdam, 1998.
82
Zie J. Douma's "Kritische aantekeningen bij de wijsbegeerte der wetsidee, Kampen, 1976. Douma geeft in
deze brochure een samenvatting van de bezwaren die er in de kring van de Gereformeerde Kerk
(vrijgemaakt) leef(d)en ten aanzien van de Wijsbegeerte der Wetsidee. Kritiek waar hij overigens zelf volledig
achter staat.
83
Filosofie en theologie, p. 65, G. van de Brink e.a., Amsterdam, 1997.
26
Volgens de theorie van de Wijsbegeerte der Wetsidee wordt het theoretisch denken in het bijzonder
door twee zaken gekenmerkt. De theorie luidt als volgt: het eerste kenmerk van het theoretisch
denken is dat men, als men theoretisch denkt, slechts één aspect van de werkelijkheid bekijkt.
Neem b.v. een bioloog die bekijkt niet de gehele mens, hij bekijkt slechts het organische leven van
de mens en niet b.v. ook zijn psyche of zijn sociale leven. Het tweede kenmerk is de zogenaamde
"Gegenstandsrelatie" dat is de kritische distantie die tot het te beschouwen onderwerp wordt
ingenomen.
Velen hebben er al op gewezen dat zo'n, door deze twee kenmerken bepaalde, denkhouding in
werkelijkheid nooit bij iemand volkomen zuiver zal voorkomen. De zuiver theoretische denkwijze,
met de kenmerken zoals hierboven beschreven, komt in de praktijk bij niemand ooit voor. In de
praktijk is het zo dat er geen wezenlijk maar alleen een gradueel verschil is tussen praktisch denken
en theoretisch denken. Soms is de component van het theoretische in het denken wat sterker en
soms is de component van het praktische wat sterker.
Daar komt nog bij dat niemand buiten de beperkte kring van de aanhangers van de Wijsbegeerte der
Wetsidee ooit dit scherpe onderscheid heeft aanvaard. De bedenkers van de Wijsbegeerte der
Wetsidee hebben, samen met een aantal van hun leerlingen, een vereniging opgericht. Dit is de nog
steeds bestaande Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte. Het is momenteel zelfs zo dat er
binnen deze vereniging bijna niemand meer is die dit scherpe onderscheid nog aanvaardt. Neem
b.v. H. van Riessen. Van Riessen is bijzonder hoogleraar in de Wijsbegeerte der Wetsidee
(tegenwoordig spreekt men van reformatorische wijsbegeerte). Hij heeft tijdens zijn colleges
gezegd dat het scherpe onderscheid tussen praktisch en theoretisch denken geen fenomenologische
basis heeft84. Met andere woorden: het onderscheid heeft volgens hem geen basis in de werkelijkheid.
Of neem René Woudenberg. Woudenberg is een vooraanstaand lid van de vereniging voor
reformatorische wijsbegeerte en de schrijver van een bekende inleiding op de Wijsbegeerte der
Wetsidee. Hij zegt ook dat hij dit scherpe onderscheid als onhoudbaar afwijst en hij voegt daar nog
aan toe dat hij bij zichzelf ook nooit "de knop heeft kunnen ontdekken waarmee je van de ene naar
de andere wijze van denken zou kunnen overschakelen85".
Ook Prof. J. Douma verwerpt geheel het door Ouweneel gemaakte scherpe onderscheid tussen
geloofskennis en theologische kennis. Ik citeer: "Tussen het eerste bijbelonderricht thuis, de vertellingen op school, de catechese, de preken en het theologisch Schriftonderzoek mag onderling veel
verschil zijn - principieel is het er .niet86" en "Voorwetenschappelijk-naïef (lees: praktisch) denken
en wetenschappelijk-theoretisch denken moeten we niet als luchtdichte compartimenten scheiden,
maar ze veeleer opvatten als de twee uiteinden van een continuüm. Hoeveel theorie steekt er niet in
wat voor naïef doorgaat en hoeveel zgn. theoretische arbeid sluit in haar onmiddellijke bruikbaarheid niet aan bij wat als naïef ervaren wordt? Het naïeve is zo naïef en het theoretische zo theoretisch niet. Wie dat wel poneert, maakt van de wetenschap een levensvreemde aangelegenheid.
Abstractie en systematiek zijn er in een mensenleven al van jongs af aan, ook in het omgaan met de
Schriften87".
Het door Ouweneel gemaakte onderscheid tussen geloofsinzicht en theologisch inzicht is kunstmatig en onwerkelijk.
Ook bij ons dagelijks lezen van de Bijbel trekken we allerlei logische conclusies en interpreteren
we de teksten die we op dat moment lezen in het licht van andere teksten waar we al vertrouwd mee
zijn. Al gebeurt dit dan meestal onbewust. In de theologie gaan we alleen wat systematischer en
bewuster te werk.
84
Filosofie en Theologie, p. 57. G. van den Brink e.a., Amsterdam, 1997.
Zie voetnoot 84.
86
Kritische aantekeningen bij de wijsbegeerte der wetsidee, p. 75, J. Douma, Kampen.
87
Zie voetnoot 86.
85
27
4.7. Ouweneel gaat er toch mee door
Ondanks de ondeugdelijke basis van dit onderscheid en ondanks de ernstige gevolgen van het aanvaarden van dit, uit de Wijsbegeerte der Wetsidee afkomstige, onderscheid heeft Ouweneel dit
onderscheid (en deze hele filosofie) tot fundament van zijn wetenschapsbeschouwing en tot
fundament van zijn visie op theologie en dogma gemaakt.
Ouweneel heeft zowel een inleiding op de wetenschap (Wijs met de wetenschap) als een inleiding
op de theologie (Christian Doctrine I, the external prolegomena) geschreven. Beide werken zijn
volledig gebouwd op de orthodoxe versie van de wijsbegeerte der wetsidee. Dit is het zuurdesem88
dat al het onderwijs, dat hij overal geeft, doortrekt. Hij onderwijst dit soort zaken al vele jaren aan
b.v. de studenten van de EH te Amersfoort en sinds enige tijd ook aan de studenten van de ETF te
Heverlee.
Ik heb zowel het bestuur van de EH als de ETF er op gewezen dat dit onacceptabel is. Dit wordt
voor kennisgeving aangenomen en men laat Ouweneel gewoon zijn gang gaan.
4.8. De doorwerking van de nieuwe visie op de leer in de evangelische beweging
Peter Vlug is een invloedrijke leider in de evangelische wereld. Hij is de leider van Stichting
"Opwekking", dat is de stichting die b.v. de Opwekking bundel uitgeeft en die de grote door tienduizenden christenen bezochte jaarlijkse meerdaagse pinksterconferentie organiseert. Peter Vlug
heeft onlangs de volgende uitspraken gedaan: "We moeten alle theologie afschaffen", "we moeten
gekruisigd worden aan onze theologische opvattingen", "Ieder hoort erbij protestant, katholiek, oostersorthodox, etc".
Op de laatste door St. Opwekking georganiseerde pinksterconferentie zei Otto de Bruijne dat we
elkaar (katholiek, oosters-orthodox, protestant, enz) moeten aanvaarden omdat we allemaal
vasthouden aan het kruis. Dat een protestant en een katholiek de betekenis en de toepassing van het
kruis anders interpreteren doet er blijkbaar niet toe. Op het geloofsniveau zijn ze het eens. Dat ze op
rationeel theologisch niveau de betekenis van het kruis anders interpreteren is niet van wezenlijk
belang.
Er zijn waarschijnlijk meer factoren die tot dit soort uitspraken hebben geleid (b.v. de door het
postmodernisme gestempelde tijdgeest) maar Ouweneel heeft als het ware een pseudo-christelijke
theoretische basis voor dit soort standpunten gelegd.
Ik las zojuist het blad 'Soteria' (kwartaalblad voor evangelische theologische bezinning, 1999 nr. 1)
door. In twee artikelen vond ik het onderscheid geloofskennis - theologische kennis terug. (Zie b.v.
blz. 33)
Waar ik in het bijzonder op wil wijzen is dat de EO (ds. van der Veer), de EH (dr. Seldenrijk) en
naar het lijkt ook de ETF (dr. Patrick Nullens) bij hun afwijzing van mijn kritiek alle drie gebruik
maken van het, op de Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde, onderscheid tussen geloofskennis en
theologische kennis.
Dit is een duidelijke indicatie van de omvang van de penetratie van de nieuwe, op de Wijsbegeerte
der Wetsidee gebaseerde, visie op dogma in de evangelische (en ook in reformatorische) kringen.
4.9. Hoe de grondslag van de EH met behulp van de nieuwe visie op het dogma
van de oorspronkelijke betekenis wordt ontdaan
Toen de EH werd opgericht hebben de initiatiefnemers er voor gekozen om de onfeilbaarheid van
de Bijbel in de grondslag op te nemen. Het begrip onfeilbaar was voor hen scherp omlijnd. Ieder
88
Over de diepgaande invloed van zijn nieuwe visie zie onder meer 15.10.
28
wist precies wat er mee bedoeld werd. Het hield ondermeer in: geen onjuiste onware informatie in
de oorspronkelijke geschriften, dus ook geen tegenspraken en geen geografische of historische
fouten, ook niet op detailpunten. Dit sluit ondermeer de idee dat de onfeilbaarheid alleen slaat op de
scopus (de kern) van de Bijbel, maar niet op allerlei details, uit. Ik heb dit recent nog bij drs. J.A.
van Delden gecontroleerd (Hij is één van de vier initiatiefnemers van de EH).
Je kunt het al of niet met deze opvatting van de onfeilbaarheid eens zijn maar het is een voor ieder
te controleren feit dat de initiatiefnemers van de EH deze opvatting in de grondslag hebben neer
willen leggen.
Het onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis wordt door het bestuur van de EH
gebruikt om onder deze, blijkbaar als te knellend ervaren, oorspronkelijke betekenis (en bedoeling)
van de grondslag uit te komen. Via het toepassen van dit onderscheid wordt de grondslag als het
ware uit het oorspronkelijke kader getild. Daardoor krijgt, zonder dat de formulering van de
grondslag wordt veranderd, het woord onfeilbaar (en daarmee de gehele grondslag) een andere
betekenis.
Men stelt dat de, in de grondslag vastgelegde, uitspraak dat de Bijbel onfeilbaar is bedoeld is als een
geloofsuitspraak en niet als een leerstellige uitspraak. Een geloofsuitspraak of een geloofsinzicht,
zo luidt de theorie, is niet scherp gedefinieerd (geformaliseerd). Het is meer een door de Geest en
het woord van God spontaan gewekte intuïtie. Het tot geloofsuitspraak verklaren van de grondslag
schept ruimte voor het naar eigen inzicht interpreteren van de in de grondslag vastgelegde
onfeilbaarheid. Een ieder accepteert dan de grondslag als geloofsbasis (als geloofsinzicht) terwijl
tegelijkertijd de grondslag in feite multi-interpretabel wordt. Op het diepere geloofsniveau is ieder
het dan eens met de grondslag terwijl op het minder diepe theologische niveau er een verschillende
rationele (dogmatisch, theoretische) invulling aan en interpretatie van de grondslag wordt gegeven.
Door het tot geloofsinzicht verklaren van de grondslag (men spreekt over de grondslag als de geloofsbasis van de EH) wordt deze in feite krachteloos gemaakt en daarmee van de oorspronkelijke
strikte betekenis en bedoeling ontdaan89.
Wat hier, met behulp van het aan de Wijsbegeerte der Wetsidee ontleende nieuwe theologische
paradigma, gebeurt is volledig in strijd met de oorspronkelijke bedoeling en intentie van de
grondslag.
Ik heb het geval van de EH uitgewerkt maar voor de EO kan ik in essentie hetzelfde verhaal
houden. Ook de ETF lijkt die kant op te gaan.
De grondslag van een instituut werkt als een anker. Een anker is bedoeld voor het op de goede
plaats houden van een schip. Zo moet ook de grondslag helpen om christelijke organisaties op hun
plaats te houden. Met behulp van het onderscheid geloofskennis - theologische kennis is in feite de
ankerkabel van de EH en allerlei andere evangelische organisaties doorgesneden. Het bedrieglijke is
dat het doorsnijden van de kabel onder water is gebeurd (in het verborgene) zodat het lijkt alsof het
schip nog steeds vast zit aan het anker. De ankerkabel hangt nog steeds uit maar er zit geen anker
meer aan.
89
Zelfs het erkennen van de grondslag als leerstellig (theologisch) van aard, wat dus niet wordt gedaan,
brengt niet echt een oplossing. De grondslag is in dat geval dan wel theologisch bedoeld maar tegelijkertijd
ondermijnt de relativerende kijk op theologische kennis, die het gevolg is van het denken in het onderscheid
geloofskennis-theologische kennis, diezelfde grondslag weer. Het woord onfeilbaar in de grondslag, als deze
leerstellig zou worden opgevat, is ook dan niet meer dan een logisch-rationele reductie van de werkelijkheid
en als dit het geval is kun je die moeilijk bindend opleggen en strikt handhaven.
29
4.10. De kritiek van Ouweneel op de klassieke visie op dogma
Hij vindt de idee dat in het dogma de Schrift wordt nagesproken "door en door naïef"90. Hij heeft
door zijn studie van de Wijsbegeerte der Wetsidee en door zijn aanvaarding van allerlei
postmoderne theorieën "ontdekt" dat het allemaal niet zo simpel ligt.
Achter de idee dat het dogma een bijbelse waarheid weergeeft zit een bepaalde visie op (religieuze)
taal, op waarheid, op de werkelijkheid en op de mogelijkheden van het menselijk verstand. Onder
meer de overtuiging dat je met menselijke taal ware (dat wil zeggen met de werkelijkheid
overeenkomende) uitspraken over de zichtbare en de onzichtbare werkelijkheid kan doen. En de
overtuiging dat we, in afhankelijkheid van de Heilige Geest, met ons verstand de bijbel juist kunnen
interpreteren en dat we zo de door God bedoelde betekenis van de bijbelteksten en ook de gezonde
bijbelse leer met zekerheid kunnen ontdekken.
Ouweneel en andere moderne evangelicals twijfelen aan de hierboven weergegeven
vooronderstellingen. Als je dat soort dingen gelooft dan ben je in hun ogen besmet door het
rationalistische/positivistische verlichtingsdenken91. Achter hun kritiek zit een andere visie op
waarheid, op het verband tussen taal en werkelijkheid, en op de betrouwbaarheid van het
menselijke redeneervermogen.
4.11. Bewust werken aan omturnen
Ouweneel is bewust bezig om de evangelische, reformatorische wereld om te turnen.
Ik citeer Ouweneel: "De tragiek van het inerrantisme is dat het niet inziet dat het behept is met
hetzelfde sciëntisme, en met een scholastiek dualisme, dus -ismen die niet van bijbelse maar van
seculiere oorsprong zijn. Een belangrijke taak voor de schriftgetrouwe theologie en filosofie van
vandaag lijkt me, dit soort valse wijsgerige wortels ook binnen de orthodoxie nu eens te
ontmaskeren92"
Het 'licht' is bij Ouweneel opgegaan. Hij ziet nu in dat de traditionele schriftvisie en de traditionele
visie op dogma voor een belangrijk deel op het verlichtingsdenken zijn gebaseerd. En hij ziet het als
zijn taak (hij rekent zich immers tot de in het citaat genoemde schriftgetrouwe theologen) om dat
soort wijsgerige wortels "nu eens te gaan ontmaskeren". Hij is al vele jaren bezig om zijn nieuwe
visie op theologie en dogma met de daarachter liggende visie op taal, waarheid, werkelijkheid en
rationaliteit uit te dragen. Hij roept op tot een zuivering van de traditionele schriftvisie van rationalisme93. In dat verband heeft hij het zelfs over een nieuwe schriftvisie. Hij roept op tot een
herbezinning op theologie94. In zijn lezingen in "het gezag van de bijbel" en in zijn andere
geschriften en in zijn onderwijs doet hij een voortdurende en massieve aanval op de klassieke visie
op het dogma.
Het verbijsterende is dat men hem in allerlei evangelische instituten op dit gebied zijn gang laat
gaan, ook nadat verschillendende broeders de besturen op de zaak gewezen hadden
90
De boodschap en de kloof, p. 57, A. G. Knevel, 1997, uitgave EO.
Zie voor een verder bespreking van dit punt appendix A. In andere studies ben ik dieper op deze zaak in
gegaan. Zie:"De invloed van postmodernisme, barthianisme en de wijsbegeerte der wetsidee op de
theologische standpunten van W.J. Ouweneel." "W.J. Ouweneel over inerrantisme en de onfeilbaarheid van
de bijbel". "Inleiding in de evangelische theologie".
92
Het gezag van de bijbel, p. 87.
93
Boodschap en de kloof, p. 64.
94
Boodschap en de kloof, p. 57.
91
30
5. Moeten we de leer relativeren?
5.1. Wat de bijbel zegt over de leer?
5.1.1. De bijbel spreekt over leer.
Jezus bracht een leer. Hij sprak over "mijn" leer. "Mijn leer is niet van mij maar van Hem die Mij
gezonden heeft" (Johannes 7:16,17.) De discipelen hadden Jeruzalem met hun leer vervuld. (Hand.
5:28) De Farizeeën brachten een bepaalde leer, waar Jezus zijn discipelen voor waarschuwde
(Mattheus 16:6 en :12). Enzovoorts.
5.1.2. Wat verstaat de bijbel onder de leer?
Leer komt van het werkwoord leren. Met de leer wordt de inhoud van het bijbels onderwijs over
een bepaalde zaak bedoeld. De bijbel zegt bijvoorbeeld allerlei dingen over Christus. Als we die
dingen samen nemen dan hebben we de bijbelse "leer over Christus". De "leer over Christus" is dus
de inhoud van het bijbelse onderwijs over Christus. De bijbel spreekt over "de leer van Christus" (2
Joh. 1:9), de "leer der godsvrucht" (1 Tim 6:3), een "leer over dopen, oplegging der handen, opstanding der doden, eeuwig oordeel" (Hebr. 6:2), etc.
5.1.3. Zuiverheid in de leer is een positieve zaak
Daar moeten we naar streven.
"Houd hun in uzelf een voorbeeld voor van ... zuiverheid in
de leer" (Titus 2:7)
5.1.4. De gezonde leer
De bijbel spreekt over de gezonde leer. (2 Tim. 4:3, Titus 1:9)
Er is dus blijkbaar ook "ongezonde" leer.
5.1.5. Valse leer en valse leraren
Dit is een belangrijk thema in het Nieuwe Testament. Gehele hoofdstukken en bijbelboeken zijn er
aan gewijd of zijn ontstaan door de confrontatie met valse leraren.
Hoofdstukken: b.v. 2 Petrus 2 en 1 Kor 15.
Bijbelboeken: b.v. de Galatenbrief en de Judasbrief.
Zoals het Oude Testament veel te zeggen heeft over valse profeten zo heeft het Nieuwe Testament
veel te zeggen over valse leraren en valse leer.
5.1.6. Een profetisch woord: er zullen valse leraren komen
2 Petrus 2:1.
Onder u zullen valse leraars komen.
Ze zullen verderfelijke ketterijen (valse leringen) doen binnensluipen.
Handelingen 20:30.
Er zullen grimmige wolven bij u binnenkomen.
Uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken.
31
Efeze 4:14.
"allerlei wind van leer"
5.1.7. Valse leer werkt als zuurdesem
Galaten 5:9.
Zie de gehele brief. De valse leer van de Judaisten (Hand. 15:1), die beweerden dat naast het geloof
in Jezus ook de besnijdenis noodzakelijk is voor het behoud, wordt hier "zuurdesem" genoemd. De
Galatenbrief is speciaal tegen deze dwaling (tegen deze verderfelijke ketterij) geschreven.
Mattheus 16:6-12.
De valse leer der Farizeeën wordt zuurdesem genoemd.
De enige manier om te voorkomen dat het meel verzuurd raakt bestaat uit het vermijden van contact
met zuurdesem.
Valse leer en valse leraren moeten op een afstand worden gehouden. "Houdt u buiten het bereik
van" (1 Tim. 6:20) Als je dat niet doet dan kan het denken "besmet" raken. Waar je mee omgaat
daar word je door beïnvloed als je niet oppast.
5.1.8. Wat is een valse leraar?
Wat maakt iemand tot een valse leraar?
Een valse leraar is een leraar die zich voordoet als een christelijke leraar terwijl hij tegelijkertijd
fundamentele waarheden van het christelijk geloof verdraait of tegenspreekt. De fundamentele
zaken zijn de zaken waar ons behoud mee staat of valt.
5.1.9. Kenmerken van valse leraren
Naast het hierboven genoemde hoofdkenmerk geeft de bijbel nog andere kenmerken van valse
leraren.
5.1.9.1. Het zijn valse (d.w.z. pseudo) leraren
2 Petrus 2:1. "valse"
vals = namaak, pseudo.
Het zijn pseudo, namaak leraren. Ze doen zich voor als echte leraren maar ze zijn
vals/pseudo/namaak. Ze lijken op de echte maar ze zijn het niet.
Het zijn grimmige wolven (Hand 20:29) maar het zijn wolven in schaapsvacht (Matth. 7:15). Van
binnen zijn het wolven maar van buitenaf zien ze er uit als schapen. Het zijn als schaap vermomde
wolven.
De bijbel spreekt in verband met valse leer over "het valse spel der mensen die tot dwaling
verleidt". (Efeze 4:14)
Valse leraren komen niet altijd van buiten de gemeente. Ze komen vaak van binnen uit de
gemeente. "Uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken" (Hand
2):30).
32
5.1.9.2. Ze sluipen binnen
"er zijn zekere mensen binnengeslopen" (Judas :3)
"lieden die waren binnengeslopen" (Galaten 2:4)
Ze komen op kousenvoeten binnen. Iemand die sluipt wil niet opgemerkt worden. Als iemand
binnengeslopen is dan is hij of zij ongemerkt binnengekomen.
De valse leraren proberen binnen te sluipen maar ook van hun valse leringen staat dat ze die binnen
laten sluipen. "valse leraren ... die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen".
(2 Petrus 2:1)
5.1.9.3. Ze verdraaien het evangelie
Galaten 1:7.
Ze verdraaien het woord van God. Ze komen niet met iets kompleet nieuws. Ze nemen het bijbelse
evangelie en ze nemen bijbelteksten en geven daar een andere "draai" aan zodat de betekenis
wezenlijk wordt veranderd.
5.1.9.4. Ze brengen leringen van demonen
1 Tim. 4:1.
Achter sommige leringen zitten demonische machten. Valse leraren worden op een bepaalde
manier ook geïnspireerd. Ze ontvangen ook een soort openbaring.
Vandaar de betoverende kracht.
"wie heeft u betoverd" (Gal. 3:1)
5.1.9.5. Ze breken het geloof af
2 Tim. 2:18.
5.1.9.6. Ze trekken de discipelen achter zich aan
Handelingen 20:30.
5.1.9.6. Ze prediken een valse Jezus, een vals evangelie, etc.
+ een andere Jezus - 2 Kor 11:3,4
+ een andere Geest - 2 Kor 11:3,4
+ een ander evangelie - 2 Kor 11:3,4 / Gal 1:6
+ valse nederigheid - Kol 2:18
+ valse eigenwillige godsdienst - Kol 2:23
+ valse geestesgaven - Openb. 2:20
De duivel is een valsemunter. Hij is de aap (imitator) van God. De duivel tracht alles na te maken.
Zijn doel is het echte te vervangen door namaak.
5.1.10. Sommigen leringen mogen niet gebracht worden
"Bevelen geen andere leer te brengen" (1 Tim. 1:3)
"bevelen"
Er is een opdracht tot het uitoefenen van leertucht.
33
5.1.11. We moeten onszelf beschermen tegen valse leer
5.1.11.1. We moeten waakzaam zijn
De bijbel zegt: "wacht u".
Hand 20:28-30.
Matth. 7:15.
Dit geldt vooral de herders, de oudsten van de gemeenten. Dit is speciaal hun taak.
5.1.11.2. Wordt nuchter
We moeten realistisch zijn. De bijbel zegt dat er vele valse leraren zullen komen en dat er uit ons
eigen midden mannen zullen opstaan die verkeerde dingen spreken. Dan moeten we daar op
bedacht zijn. Dat betekent ook dat gemeenteleden onderwijs (systematisch onderwijs) over deze
zaak moet worden gegeven. Hoelang is het geleden dat er in uw gemeente een bijbelstudie of een
preek gehouden is waarin op systematische wijze het onderwijs van de bijbel over deze zaak is
uiteengezet?
5.1.11.3. Er is de opdracht tot toetsen
"Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft of de geesten uit God zijn, want vele valse
profeten zijn in de wereld uitgegaan" (1 Johannes 4:1)
Dit is een opdracht. We moeten niet naïef zijn, we moeten niet te goed van vertrouwen zijn.
"Geliefden vertrouwt niet iedere geest".
"die zegt dat ze een profetes is" (Openb. 2:20)
"en dat gij hen op de proef geteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat
gij hen leugenaars hebt bevonden (Openb. 2:2)
De persoon toetsen/ naar de vrucht kijken. (Matth. 7:15-20)
De boodschap, datgene wat geleerd wordt, toetsen aan de bijbel. (Hand 17:11)
De gave van onderscheiding der geesten. (1 Kor 12:10)
5.1.11.4. Toerusting geeft bescherming
Efeze 4:11-14.
Als de gemeenteleden en de gemeenteleiders zijn toegerust met kennis van de bijbel en de gezonde
leer dan zullen ze niet meer heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer.
Systematisch onderwijs, toerusting door de activiteit van herders en leraars.
5.1.11.5. Afscheiding: houdt ze op een afstand
"houd u buiten het bereik van" (1 Tim. 6:20)
Valse leer werkt immers als zuurdesem. In contact staan met zuurdesem is gevaarlijk. We moeten
de gemeente daarom tegen valse leer beschermen door valse leer en valse leraren op een afstand te
houden.
Geen vreedzame coëxistentie. Geen dialoog.
We mogen valse leraren niet ontvangen en ze welkom heten. We mogen ze niet erkennen als
medegelovigen en hen als zodanig behandelen. We mogen ze niet de broederhand geven.
(2 Joh 1:10,11; Galaten 2:9)
34
Zeker geldt dit voor de leiders onder ons. Welk voorbeeld geven die? Als een geestelijke leider
omgang heeft met valse leraren (b.v. met katholieke priesters) dan zendt hij daarmee, door zijn
gedrag, de boodschap uit dat het verschil in leer tussen hem en die valse leraren niet fundamenteel
is.
5.1.11.6. Vecht voor het geloof
Judas :3.
Strijdt voor het geloof. Deze oproep staat in het verband met het binnendringen (sluipen!!) van
valse leraren.
Er staat dat we "tot het uiterste" moeten strijden.
Grieks ep-agonizesthai, vergelijk het engelse to agonize.
5.1.11.7. Geen ogenblik gedwee opzij gaan
Galaten 2:4,5.
Als de fundamentele zaken worden aangetast.
Petrus, openlijk tegen hem verzet
(Galaten 2:11-14)
Paulus liet de zaak niet op zijn beloop. Hij deed er wat aan.
5.1.11.8. Houd ze in de gaten
Filippenzen 3:2.
"Let op de honden, let op de slechte arbeiders".
Wat ze doen, wat ze leren.
5.1.11.9. Geen mensen behagen
Er is moed voor nodig om ze te weerstaan.
Paulus waarschuwt in de Galatenbrief tegen de Judaisten en hij wist dat dit hem niet populair zou
maken. Vandaar dat hij vlak na zijn ernstige waarschuwing schreef: "Tracht ik nog mensen te
winnen of God? Of zoek ik nog te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen zou ik geen
dienstknecht van Christus zijn". (Galaten 1:10)
5.1.12. De oorzaak van dwaling
Dwalingen op het gebied van de leer hebben ten diepste slechts twee redenen. Dwaling is ten eerste
het gevolg van het niet goed kennen van de Schriften. En ten tweede is dwaling het gevolg van het
niet kennen van de kracht Gods in het eigen persoonlijke leven. Jezus zei: "gij dwaalt want gij kent
de Schriften niet noch de kracht Gods" (Mattheus 22:29). Ik denk dat op goede gronden betoogd
kan worden dat met de kracht Gods hier de Heilige Geest wordt bedoeld. Ook (ja juist) op het
gebied van de leer hebben we de innerlijke leiding en correctie van Gods Geest nodig. De Geest die
ons waarschuwt als we op leerstellig gebied links of rechts afwijken. Ook op het gebied van de
dogmatiek moeten we (mede) door de Geest het spoor houden. Indien wij door de Geest leven laten
wij ook door de Geest het spoor houden. (Galaten 5:25)
De kerkelijke gemeenschap geeft, als deze goed functioneert aan alle leden een stuk bescherming
tegen dwaling. De anderen moeten het toetsen, beoordelen (1 Kor 14:29). Alles wat binnen die
gemeenschap wordt geleerd wordt door alle leden en speciaal door degenen die de geestesgave van
35
leraar hebben getoetst. Het dogma, de leer wordt in een kerkelijke gemeenschap (in een bijbelse
gemeente) niet alleen individueel maar ook collectief in een dialoog met elkaar getoetst en
uitgezuiverd.
5.1.13. Let op de felheid van Paulus
+ let op de honden (Filp. 3:2)
+ die zij vervloekt, die zij vervloekt (Galaten 1:8,9)
Paulus was boos en verontwaardigd over het optreden van valse leraren en dat terecht. Valse leraren
brengen 'verderfelijke' ketterijen (2 Petrus 2:1). Het gaat om het eeuwig behoud van de mensen om
ons heen.
"Verontwaardiging greep mij aan" (Psalm 119:53)
5.1.14. Judas had ook liever niet over dit onderwerp geschreven
Judas had ook liever niet over valse leraars geschreven maar het moest gebeuren. Er waren valse
leraren binnen geslopen en daar moest hij over schrijven. / Judas :3,4
5.1.15. Er komt een tijd dat de christenen de gezonde leer niet meer zullen verdragen
"Want er komt een tijd dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat
hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun
oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren" (2 Tim. 4:3)
Dit is een profetische uitspraak van de apostel Paulus. Toen hij dit schreef was het nog toekomstig.
Hier staat niet dat de mensen de leer in het algemeen niet meer zullen verdragen. Er staat dat ze de
gezonde leer niet meer zullen verdragen. Valse leer kunnen ze wel verdragen omdat valse leer altijd
aansluit bij de begeerten van de zondige menselijke natuur. De gezonde leer heeft dat "voordeel"
niet. Het zuivere woord van God en de gezonde leer gaan vaak tegen de natuurlijke verlangens in.
"Deze rede is hard wie kan haar horen?" (Johannes 6:60)
"omdat hun gehoor verwend is" (2 Tim. 4:3)
De waarheid wordt ingeruild voor verdichtsels.
5.1.16. Valse leer als oordeel
Als God een mens (een christen) veel licht geeft en hij of zij gaat daar niet op in dan kan
uiteindelijk het oordeel van de verblinding komen.
2 Thess. 2:10-12.
Ze hadden geen liefde tot de waarheid en als oordeel zond God hun een leugen.
Van de heidenen wordt gezegd dat God hen openbaring, kennis had geschonken. Ze hebben die
kennis, die waarheid, in ongerechtigheid ten onder gehouden, verdrongen (Romeinen 1:18,19).
Hoewel ze Hem kenden hebben ze God niet erkend (Rom. 1:21). Ook daar zien we dat op
verwerping van het door God gegeven inzicht het licht in de harten uitgaat. "en het is duister
geworden in hun onverstandig hart" (Rom. 1:21). Light rejected is light cast out.
36
5.1.17. Welonderlegd in de leer
Dat is de standaard. (1 Tim. 4:6)
5.2. "Heer bewaar me voor de woede der theologen"
Dit was de verzuchting, het gebed, van Melanchton, één van de reformatoren van het eerste uur.
Het is helaas een droevig feit dat christenen vaak over bijzaken met elkaar hebben gestreden en dat
ze elkaar daarom hebben afgewezen en als "afvallige of valse leraar" hebben bestempeld. Ook is de
toon waarop de discussie is gevoerd soms erg fel geweest. Vaak hebben daarnaast andere onzuivere
motieven in de discussies en conflicten meegespeeld. Samenvattend kun je zeggen dat er vaak op
vleselijke wijze gestreden is voor de gezonde leer.
De oplossing is echter niet dat we daarom maar zwijgen als fundamentele zaken worden aangetast.
Dan zou je het kind met het badwater weggooien. We moeten "strijden voor het geloof dat eenmaal
de heiligen is overgeleverd" (Judas :3) maar dat moeten we doen op een geestelijke wijze.
Strijden voor het geloof moet onder leiding van Gods Geest en in de kracht van de Heer gebeuren.
Ook hier geldt: niet door kracht noch door geweld maar door mijn Geest zegt de Here der
Heerscharen (Zacharia 4:6). De strijd is niet tegen vlees en bloed maar tegen de geestelijke machten
achter de valse leer en de valse leraren. (Efeze 6:12; 1 Tim. 4:1)
We mogen alleen iemand "weerstaan" (Gal 2:5) als een fundamentele bijbelse waarheid op het spel
staat. We mogen elkaar niet verketteren om bijzaken.
We kunnen leren van het voorbeeld van Paulus. Hoe hij optrad tegen een valse leer, tegen valse
leraren. Ik beperk me tot zijn botsing met wat wel de Judaisten worden genoemd. De Judaisten
waren een stroming binnen de gemeente die beweerde dat de gelovigen uit de heidenen zich
moesten besnijden. (Hand 15:1). Paulus beschrijft de inhoud van het leerstellige conflict met de
'Judaisten' in de Galatenbrief. Ook in andere brieven vinden we dezelfde strijd terug. B.v.
Filippenzen 2:2,3. Zie verder Handelingen 15:1-33.
Hoe heeft Paulus dit aangepakt? Hij ging tegen de valse leer in. Hij ging de confrontatie aan. Hij is
geen moment voor hen opzij gegaan omdat hij wist dat de kern van het evangelie op het spel stond.
("opdat de waarheid van het evangelie bij u zou blijven" / Gal. 2:4,5). Hij bestrafte Petrus openlijk
in deze zaak (Gal. 2:11-14). Hij zocht mensen, leidinggevende broeders, persoonlijk op (Gal. 2:2).
Dit waarschijnlijk ter voorbereiding van de grote vergadering over deze kwestie, die in Handelingen
15 is beschreven. Hij zocht steun bij de leiders van de gemeente. Hij bepleitte de zaak in brieven.
Hij deed dit al wenende (Filp. 3:18). Zoals ik al eerder heb gezegd was Paulus behoorlijk fel in deze
zaak. "Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis" (Filp. 3:2). Je zou bijna
zeggen: Paulus leek in zijn optreden verdacht veel op een militante "fundamentalist".
"Met alle lankmoedigheid" (2 Tim. 4:2,3)
5.3. De verantwoordelijkheid van de leiders
Handelingen 20:28-30.
God heeft de leiders van de gemeenten (de oudsten, de voorgangers, de leraren van de theologische
opleidingen, etc) opgedragen om de kudde te beschermen tegen de grimmige wolven, tegen mannen
die verkeerde dingen spreken. Als een herder een grimmige wolf ziet komen dan moet hij optreden.
Dan moet de herder de strijd aangaan. Niets doen is plichtsverzuim.
"our guilty silence"
Francis Schaeffer heeft het zo gezegd: "Truth demands confrontation, loving confrontation, but
37
confrontation nonetheless"
Luther heeft hetzelfde als volgt onder woorden gebracht:
"If I profess with the loudest voice and clearest exposition every portion of the truth of God exept
precisely that little point which the world and the devil are at the moment attacking, I am not
confessing Christ, however boldly I may be professing Christ. Where the battle rages, there the
loyalty of the soldier is proved and to be steady on all the battle front besides, is mere flight and
disgrace if he flinches at that point95"
Het is goed te begrijpen dat niemand zin heeft in het voeren van een geestelijke strijd tegen valse
leer en leraren. We hebben het allemaal druk. We willen ons liever met opbouwende zaken bezighouden. "Ik ben niet geschikt voor zulke dingen laat een ander dat maar doen".
Maar waar zouden wij zijn als Luther niet was gaan staan voor de waarheid? Waar zouden we zijn
als Paulus niet tegen de 'Judaisten' was ingegaan. Waar zouden wij zijn als in de vorige eeuw de nu
zo gesmade fundamentalisten niet tegen de schriftkritiek waren ingegaan? Denkt u dat zij allen enig
plezier beleefden aan deze conflicten Zij hadden zeer waarschijnlijk liever wat anders gedaan.
Iedereen houdt van C.H. Spurgeon maar bijna niemand weet van de zware strijd die Spurgeon tegen
de in zijn tijd opkomende vrijzinnigheid heeft gevoerd. Het heeft waarschijnlijk zijn dood
bespoedigd. Dit stukje van Spurgeon wordt genegeerd terwijl die strijd voortkwam uit dezelfde
ijver en liefde voor de waarheid die ook zijn preken en stichtelijke lectuur doortrok. Als hij een
boek tegenkwam waar b.v. de betrouwbaarheid van de bijbel of de goddelijke natuur van Christus
of een ander belangrijk leerstuk werd aangetast dan smeet hij het, zoals hij zelf vertelde, in het
haardvuur. Wat denkt u dat Spurgeon b.v. met Ouweneels "nachtboek van de ziel" had gedaan?
Waarheid was bij hem altijd een persoonlijk zaak. Het raakte hem diep.
Persoonlijk heb ik de indruk dat de onwil of de aarzeling om de strijd aan te gaan als het om
fundamentele zaken gaat één van de redenen is waarom, op dit moment, op allerlei manieren de
valse leer binnen de evangelische, reformatorisch beweging oprukt. Men belijdt vaak zelf de
waarheid nog wel maar men wil er niet voor vechten. Men wil niet degenen weerstaan die de
waarheid aantasten. De waarheid is het blijkbaar niet waard om voor te strijden, om voor te lijden.
Omdat gij lauw zijt (Openbaring 3:16)
Paulus trad direct op tegen de valse leer van de Judaisten. Hij had geen tijd te verliezen. Valse leer
werkt immers als zuurdesem. Hoe langer je wacht des te moeilijker wordt het om de zaak te keren.
Ezechiel 3:18.
Als je het onheil ziet komen en je zwijgt, dan ben je medeschuldig.
Een christen moet soms onverdraagzaam zijn (Openb. 2:2, "en dat gij de kwaden niet kunt
verdragen".) Er zijn dingen die we moeten haten. (Openbaring 2:6, "Dit hebt gij dat gij de werken
der Nikolaiten haat, welke ook ik haat"). Als we dingen verdragen die de Heer zelf niet zou
verdragen dan is er iets mis met ons geestelijk leven.
5.4. Hoe vinden we de bijbelse leer over een bepaalde zaak?
Het proces verloopt in grote lijnen als volgt:
a/ Verzamel alle direct relevante bijbelgedeelten.
b/ Exegetiseer96 die bijbelgedeelten.
Kijk welk licht elk bijbelgedeelte op die zaak werpt.
c/ Haal de grote lijnen uit de door de exegese verkregen gegevens.
De aldus verkregen grote lijnen vormen de bijbelse leer.
95
96
The Great Evangelical Disaster, Francis A. Schaeffer, p. 50,52.
Over de hermeneutische regels, zie appendix B.
38
Het is mogelijk om bij de formulering van dogma's, van de leer, fouten te maken. Eén van de grote
gevaren is b.v. dat men verder gaat dan de Schrift. (Dat is een vorm van speculatie) Daarom moeten
we elk dogma, elke leerstelling toetsen aan de Schrift. (Handelingen 17:11)
Als men te ver is gegaan in het formuleren van het dogma (b.v. als men doorgeschoten is in
speculatie) dan moet dat probleem niet opgelost worden door het relativeren van alle dogma. De
juiste oplossing is dat nagegaan wordt waar de fout is gemaakt. Zijn de regels voor de exegese
(voor de uitleg van de Schrift) en de regels voor het formuleren van het dogma wel goed toegepast97?
5.5. De status van de leer, van het dogma
Het dogma is dus een bijbelse waarheid. Het is een samenvatting van de bijbelse leer over een
bepaalde zaak. Zij het dat die samenvatting vaak wordt gegeven in eigen woorden. Dat is op zich
geen bezwaar als het dogma maar wordt uitgelegd vanuit de bijbelteksten waar het een
samenvatting van bedoeld te geven.
Toegepast op b.v. het dogma, de leer dat de bijbel woordelijk door God is ingegeven betekent dit
dat deze leer een samenvatting is van de exegese van een aantal bijbelteksten en dat deze leer een
bijbelse waarheid geeft die geloofd moet worden. Dat betekent dat wie dit dogma verwerpt, de leer
van de schrift op dit punt verwerpt.
Als protestanten geloven wij in de doorzichtigheid van de Schrift. Wij gaan er dus van uit dat het
mogelijk is om de door God bedoelde betekenis van de bijbeltekst te verstaan. In het verlengde van
de doorzichtigheid van de Schrift geloven we ook dat het mogelijk is om met zekerheid de leer van
de bijbel op allerlei punten vast te stellen. Het woord is immers duidelijk (we kunnen het verstaan
met ons door de Geest verlichte verstand). Als dat het geval is dan is het ook mogelijk om met ons
door de Geest verlichte verstand de grote lijn van het woord, dat is de bijbelse leer, vast te stellen.
5.6. "Wij doen niet aan theologie, wij brengen de bijbel"
Misschien bedoelt men met deze uitspraak dat men niet aan speculatieve theologie doet. Maar
anders is het natuurlijk niet waar dat men door het simpel brengen van de bijbel kan vermijden aan
theologie te doen.
Stel dat je iemand uit wilt leggen dat de mens sinds de zondeval een zondige natuur heeft. Dan kies
je de teksten uit die daar iets over zeggen. Je leest de teksten op en je geeft bij elke tekst wat uitleg.
In feite volg je hiermee in grote lijn de procedure voor het vaststellen van de bijbelse leer. (Zie
hierboven punt 5.4). Er is geen enkel principieel verschil tussen het geven van een bijbelstudie over
een bepaald onderwerp en het brengen van de leer (het dogma) over dat onderwerp. De leer over
een onderwerp geeft immers de samenvatting, de hoofdlijnen van het onderwijs van de bijbel over
die zaak.
Als je het woord brengt dan breng je de leer en als je de leer brengt dan breng je het Woord.
Althans zo behoort het te zijn.
Het woord en de leer kunnen en mogen we niet scheiden. Bijbel, de gezonde leer en dogma zijn
een eenheid Verwerping van de leer komt neer op verwerping van het woord.
Jezus bracht een leer, de apostelen brachten een leer, ook wij brengen een leer.
Paulus zei tegen Timotheus: "Als gij de broeders dit voorhoudt, zult gij een goed dienaar van Jezus
Christus zijn, wel onderlegd in de woorden des geloofs en der goede leer". (1 Tim. 4:6)
97
Zie appendix B.
39
5.7. De valse tegenstelling tussen leer en leven
Het komt geregeld voor dat er een tegenstelling wordt gemaakt tussen leer en leven. De bijbelse leer
(het dogma) wordt dan tegenover echt geestelijk leven geplaatst. Alsof die twee met elkaar in strijd
zouden zijn. Alsof je zou moeten kiezen tussen leer en leven. Alsof de gezonde bijbelse leer het
leven zou kunnen belemmeren. Dit is natuurlijk een volstrekt onbijbelse voorstelling van zaken.
De gezonde bijbelse leer zal altijd het leven ondersteunen. Alleen als er sprake is van valse leer
(b.v. van speculatieve theologie d.w.z. verder gaan dan de Schrift of van verdraaiing van de
gezonde leer) zal die leer het leven verstikken.
Als het er op lijkt dat een bepaalde lering de ontplooiing van het geestelijk leven hindert dan is het
raadzaam om die lering nog eens aan de bijbel te toetsen.
5.7.1. Woord en Geest
De tegenstelling tussen leer en leven is nauw verbonden met de tegenstelling die men soms maakt
tussen Woord en Geest. Ook die tegenstelling is volkomen onbijbels.
De Geest gebruikt het woord. De bijbel is het zwaard van de Geest. (Efeze 6:17) De woorden van
de bijbel zijn geest en leven. (Johannes 6:63) Het woord van God is levend en krachtig en het dringt
door, zo diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen
en gedachten des harten. (Hebr. 4:12)
De Geest geeft getuigenis aan de waarheid. De Geest geeft getuigenis aan het Woord. De Geest
werkt door het Woord heen. De leer is, als het goed is, niet anders dan een samenvatting van het
onderwijs van het Woord. Dat betekent dat de Geest ook getuigenis zal geven aan de gezonde
bijbelse leer. Zeker als die leer wordt toegelicht met de bijbelteksten waar deze op gebaseerd is.
Door ongeestelijke mensen worden allerlei valse tegenstellingen gemaakt:
* leer tegenover leven
* het Woord tegenover de Geest
* de leer tegenover het Woord
Deze valse tegenstellingen moeten met kracht afgewezen worden.
5.7.2. Niet de leer maar de Heer
Dit motto is volstrekt onbijbels. Tegen dit motto kun je een ander motto stellen dat luidt: "Zonder
de leer heb je geen Heer". Of beter nog: "zonder de goede leer heb je niet de goede Heer".
Als je b.v. de verkeerde verlossingsleer aanhangt dan kun je niet behouden worden. Als je het
geheel of gedeeltelijk van eigen inspanning verwacht dan lig je onder de vloek der wet. "Want allen
die het van de werken der wet verwachten liggen onder de vloek" (Gal 3:10) Zo belangrijk en
beslissend is dus de verlossingsleer die je aanhangt. Zonder de bijbelse leer over Jezus en over de
verlossing heb je niet de bijbelse Heer.
5.7.3. De leer is niet genoeg
De gezonde leer is nodig maar niet genoeg.
Het is noodzakelijk om de goede leer te hebben maar dat is niet voldoende. Het is niet genoeg om
de waarheid te weten en te erkennen. We moeten ook aan de waarheid gehoorzamen.
"aan de waarheid gehoorzaam" (1 Petrus 1:22)
40
"de gehoorzaamheid des geloofs" (Rom. 1:5, 16:26)
5.7.4. Dode orthodoxie?
Orthodox betekent letterlijk "recht in de leer". Iemand is orthodox als deze de rechte, de bijbelse, de
gezonde leer op de hoofdpunten belijdt.
Orthodox zijn is dus een goede en positieve zaak. Titus werd door Paulus aangespoord om een
voorbeeld te zijn in zuiverheid in de leer, om een voorbeeld te zijn in orthodoxie. (Titus 2:7)
Men wijst er op dat mensen die recht in de leer zijn (die orthodox zijn) toch geestelijk dood kunnen
zijn. Of men wijst er op dat mensen, die recht in de leer zijn, soms weinig geestelijk leven vertonen.
In de Jakobusbrief (Jak. 2:14-20) is sprake van twee soorten geloof. Dood geloof en levend geloof.
Geloof dat niet in beweging zet is dood geloof. Dood geloof bestaat uit niets anders dan het erkennen van de waarheid, zonder dat er sprake is van gehoorzaamheid aan de waarheid. Er is geen
sprake van een gelovige overgave, een gelovig jezelf toevertrouwen aan de Heer, een overgave die
je ook in beweging zet.
Als dit het geval is in een gemeente of een kerkgenootschap of bij individuele personen hoe komt
dat dan en wat moet daar dan aan gedaan worden? Ligt het aan het orthodox (het recht in de leer)
zijn of ligt het aan andere zaken?
Misschien is men niet zo orthodox in alles als men wel meent.
Neem de Farizeeën. Deze worden vaak als het voorbeeld van dode orthodoxie gegeven. Men stelt
het dan zo voor dat de Farizeeën in alles orthodox waren. Maar die voorstelling komt niet overeen
met de werkelijkheid. De Farizeeën waren inderdaad in veel dingen orthodox, zo geloofden ze b.v.
in tegenstelling tot de Sadduceeën wel in de opstanding, maar daarnaast brachten ze ook een
verkeerde, een valse, leer. Jezus heeft daar uitdrukkelijk tegen gewaarschuwd. "wacht u voor de
zuurdesem der Farizeeën .. dat is de leer der Farizeeën". (Matth. 16:6,12). Het was deze valse leer
die hen tot hun verwerpelijk gedrag bracht. Goed beschouwd komt het er op neer dat de Farizeeën
nog niet orthodox genoeg in de leer waren. Hun geestelijk leven werd "verziekt" door hun valse
leer.
Als er sprake is van dode orthodoxie dan is het raadzaam om na te gaan of men wel in alles zo
orthodox is als men wel denkt. Ik denk dat dit vaak het geval is waar men zogenaamde dode
orthodoxie bespeurt.
Wat te doen in geval van dode orthodoxie? In de gemeente van Sardes was sprake van dode
orthodoxie. De Heer zei tegen deze gemeente: "Ik weet dat gij de naam hebt dat gij leeft maar gij
zijt dood". (Openbaring 3:1-4) De Heer zei er ook gelijk bij wat er in die situatie nodig was:
+ wees wakker
+ versterk (het overige dat dreigt te sterven)
+ bedenk (dan hoe gij het ontvangen hebt)
+ en bewaar het
+ en bekeer u
Het antwoord is de oproep tot inkeer (bedenkt hoe gij het ontvangen hebt) en de oproep tot
bekering, tot omkeer, tot terugkeer.
In een dergelijke situatie moet het Woord met kracht gebracht worden. Op een profetische manier98.
De Heer moet zijn Woord zenden, het bijbelwoord dat in die situatie nodig is. Als het Woord met
betoon van Geest en kracht gepredikt wordt dan is het voor de toehoorders buigen of barsten. Dan
98
In deze situatie is het nog meer dan anders noodzakelijk dat er leiding wordt ontvangen in wat tot de
gemeente te spreken. De Heer moet op het hart leggen welk gedeelte van de bijbel de gemeente nodig heeft
op dat moment.
41
komt er een opwekking of verzet (een opstand). Als het Woord onder leiding van de Geest en in de
kracht van de Geest wordt gepredikt en ook alle andere onderdelen van de dienst worden op
dezelfde wijze uitgevoerd dan zal gebeuren wat in 1 Kor 14:24 staat: "dan wordt hij door allen
doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God
aanbidden en belijden dat God inderdaad in uw midden is". Het ontdekkende licht van de Heilige
Geest zal op ieders hart vallen.
5.8. Hoezo de leer relativeren?
Het Nieuwe Testament relativeert de leer in het geheel niet dus ook wij moeten de leer niet
relativeren.
Als we de leer al zouden moeten relativeren dan alleen door onderscheid te maken tussen
hoofdzaken en bijzaken en door er telkens weer op te wijzen dat elke lering getoetst moet worden
aan de bijbel.
5.9. De huidige anti-leer stemming
Die stemming is niet anders dan ten diepste een opstand tegen het Woord van God, een opstand
tegen de Heer zelf, tegen het kruis, tegen de weg van de zelfverloochening. Het is een vorm van
zelfhandhaving, het is een vorm van het krachteloos maken van het woord van God. Men wil de
eigen zin doen.
We beleven wat in 2 Tim. 4:2-4 is beschreven. Vele christenen verdragen de gezonde leer niet
meer.
Wijzen op het ontspoorde gebruik van leer. Wijzen op ongeestelijke strijd om de leer. Wijzen op
strijd om bijzaken. Wijzen op dode orthodoxie. Dit alles is goed maar mag niet misbruikt worden
voor het van tafel vegen van de bijbelse nadruk op het belang van de gezonde leer.
42
6. Een nieuwe basis voor eenheid
De traditionele visie op de basis voor eenheid tussen bijbelgetrouwe christenen wordt meer en meer
vervangen door een postmoderne visie.
6.1. De klassieke evangelische basis voor eenheid
De klassieke evangelische basis voor eenheid onder orthodoxe christenen wordt weergegeven in het
motto: "Eenheid in het noodzakelijke en vrijheid in het niet-noodzakelijke".
Uit de bijbel is op te maken wat noodzakelijk is voor ons behoud. Denk b.v. aan de rechtvaardiging
door het geloof (Zie de controverse in de Galatenbrief). Of neem de twee naturen van Christus (Zie
2 Johannes :9,10). Wat noodzakelijk is voor ons behoud staat zo vaak en op zoveel wijzen in de
bijbel dat het niet mogelijk is om op deze punten de bijbel mis te verstaan.
Op deze noodzakelijke punten moet er eenheid zijn. Als iemand die punten niet onderschrijft is hij
of zij geen (orthodox) christen. Er is wel verscheidenheid van mening onder orthodoxe christenen
over allerlei niet noodzakelijke99 punten. Dat zijn dus de punten waar ons behoud niet van afhangt.
Die verschillen worden geaccepteerd en mogen in principe100 de gemeenschap met elkaar niet in de
weg staan.
De verschillen tussen orthodoxe christenen in de niet noodzakelijke dingen hebben een aantal
oorzaken. Bijvoorbeeld het feit dat de bijbel soms niet zo veel informatie over het betreffende
onderwerp geeft. Daardoor is het gemakkelijker (echter niet noodzakelijk) om je te vergissen. Of
het verschil wordt veroorzaakt door methodische fouten (Men ziet b.v. over het hoofd dat men geen
leerstellingen uitsluitend kan bouwen op bijbelse gebeurtenissen) of ze worden veroorzaakt door
verschillende hermeneutische uitgangspunten (wat b.v. leidt tot een verschillende uitleg van de
profetie). Soms is men ook, in het hart, niet bereid om op bepaalde punten het eigen standpunt te
toetsen. Daar zit dan een stukje zelfhandhaving achter. "Stel dat ik verkeerd zit. De prijs zou te
hoog zijn als ik mijn eigen standpunt zou moeten opgeven". In veel gevallen zal het verschil van
inzicht het gevolg zijn van een combinatie van oorzaken.
Leven is verbonden met de juiste leer. Het is verbonden met de cognitieve inhoud van het geloof.
Er is een gemeenschap van hetzelfde leven binnen bepaalde leerstellige grenzen. Leven wat
verwekt wordt doordat de Geest de prediking van de waarheid (de inhoud van het geloof d.w.z. de
feiten over Jezus en de betekenis van zijn werk etc) gebruikt om mensen tot wedergeboorte te
brengen.
Op deze basis is in 1846 in Engeland de eerste Evangelische Alliantie opgericht. Als norm voor
acceptatie werd een korte geloofsverklaring (met de punten die noodzakelijk werden geacht voor
het heil) opgesteld maar die is helaas niet bindend opgelegd.
6.2. De nieuwe visie op eenheid: de oecumene van het hart
6.2.1. Waar de term "oecumene van het hart" vandaan komt
Via W.J. Ouweneel is de term bekend geworden in de kringen van de (gesloten) vergadering van
gelovigen. Ds. Van der Veer heeft die term vervolgens opgepikt en populair gemaakt in de gehele
99
Het gebruik van de term "nietnoodzakelijk" houdt niet in dat deze zaken niet van groot belang zijn. Dat zijn
ze namelijk wel. Het enige wat de term zegt is dat b.v. iemands doopvisie niet bepaalt of iemand al of niet
behouden is.
100
De praktijk kan soms wat weerbarstiger zijn. Zie b.v. 11.7 waar de gekompliceerde verhouding tussen
evangelische christenen (evangelisch hier in engere zin gebruikt) en charismatische/pinkster christenen
wordt besproken.
43
evangelische/reformatorische wereld.
6.2.2. De term is afkomstig uit de gedachtewereld van de Wijsbegeerte der Wetsidee
Het hart is de centrale term in de antropologie (de leer over de mens) van de Wijsbegeerte der
Wetsidee. Over het hart worden in die filosofie allerlei speculatieve dingen gesteld. Het hart zou
boventijdelijk zijn, bovenrationeel, etc.
Zoals in hoofdstuk 4 uitgebreid is besproken denkt men in de Wijsbegeerte der Wetsidee op
verschillende niveaus Er is het dieper niveau van het hart en er is het minder diepe niveau van de
ratio. Daarbij aansluitend maakt men onderscheid tussen geloofskennis (kennis van het hart) en
tussen theologische kennis (logisch-rationele kennis).
In de nieuwe visie op eenheid maakt men van het bovenstaande gebruik door de eenheid niet op het
niveau van de ratio, op het niveau van de leer te zoeken. Men zoekt de eenheid op het diepere
niveau van het hart. Vandaar de term oecumene van het hart.
Het gaat om de geloofskennis en niet om de theologische kennis.
Toegepast op de tegenstelling roomskatholiek-protestant gaat de redenering dan als volgt: Roomskatholiek en Protestant voelen intuïtief, door hun omgang met de bijbel, aan dat een mens door
genade moet worden behouden. Dat is kennis van het hart, geloofskennis, die niet nauwkeurig is
omschreven. Op het gebied van de leer bestaat er over de vraag wat een mens moet doen om
behouden te worden wel een fundamentele tegenstelling maar omdat we het dogma relativeren, het
dogma is immers slechts een gebrekkige menselijke theorie, kan dat de gemeenschap niet in de weg
staan De juiste leer over de verlossing (de rechtvaardiging door het geloof alleen) is dan niet meer
beslissend. Op het rationele niveau is er verschil van mening maar op het diepere bovenrationele
niveau van het hart is men het eens.
6.3. Het is toch maar net hoe je de term invult?
De term oecumene van het hart is op zich niet per definitie verwerpelijk. Het gaat er natuurlijk om
hoe je zo'n term invult.
Het probleem is dat naast deze term ds. Van der Veer (en anderen met hem) ook de andere
theorieën (de onderliggende visie op dogma) van de Wijsbegeerte der Wetsidee hebben
overgenomen.
De term oecumene van het hart staat voor de nieuwe, op de Wijsbegeerte der Wetsidee, gebaseerde
visie op eenheid. Het relativeren van de leer en het zoeken van eenheid op het niveau van het hart.
Het zoeken van eenheid in hetzelfde leven, in dezelfde ervaring.
6.4. Nauwelijks grenzen te trekken
Ds. van der Veer heeft op de vraag waar de grenzen van deze oecumene van het hart liggen geen
duidelijk antwoord gegeven.
Duidelijke grenzen aangeven is ook inderdaad nauwelijks meer te doen als je de leer, vanuit de
tegenstelling geloofskennis-theologische kennis, gaat relativeren. Vooral als je daarnaast ook nog
eens in grote mate de doorzichtigheid van de bijbel verwerpt.
Inmiddels is wel duidelijk dat (sommige) rooms-katholieken en oostersorthodoxe gelovigen er ook
bij horen. Op grond van de klassieke basis voor eenheid kon dat niet, maar op grond van de nieuwe
visie kan dat wel.
Op echt postmoderne wijze wordt de persoonlijke overtuiging van een rooms-katholieke mens
44
gescheiden van zijn of haar lidmaatschap van de rooms-katholieke kerk. Het geeft niet als je lid blijft van
een kerk die een vals evangelie101 brengt (en die het ware evangelie in een officiële geloofsbelijdenis
heeft vervloekt) en waarbinnen allerlei vormen van afgoderij zoals b.v. de aanbidding van de hostie, het
bidden tot Maria (de Rooms-katholieke Maria is een synthese van de bijbelse Maria en de oude
moedergodin uit de heidense godsdiensten) en de heiligen102. Het geeft niet als je maar persoonlijk belijdt
door genade behouden te zijn. Naar wat men bedoelt met de zin "door genade behouden te zijn" wordt
niet gevraagd want met zulke vragen begeef je je maar op het heilloze gebied van de rationele leer,
theologie.
6.5. Een fundamentele fout
Ook bij de oecumene van het hart wordt weer de fundamentele fout gemaakt van het loskoppelen
van leer en leven103.
6.6. Niets nieuws onder de zon
In de Nederlands-Hervormde Kerk was er bijvoorbeeld in de vorige eeuw een stroming die de
"ethisch-irenische' richting werd genoemd. Hun leus was "niet de leer maar de Heer". Het ging bij
hen ook om de ervaring van de levende Christus die men in elkaar herkende of meende te
herkennen.
Een vertegenwoordiger van die stroming was de bekende ds. J.H. Gunning Hzn. Typerend voor
hem, en voor die richting, is het feit dat hij net zo enthousiast was over een evangelical als over een
rooms-katholiek en een vrijzinnige christen. Ik bedoel: hij heeft een biografie over de evangelical
William Booth, de stichter van het Leger des Heils, geschreven maar hij schreef net zo goed
enthousiaste biografieën over kardinaal Newman en Nathan Soderblom. Het is storend hoe hij op
een aan het dweperige grenzende wijze over b.v. Newman heeft geschreven. Newman is een
anglicaan die rooms-katholiek werd en Soderblom was één van de drijvende krachten achter de
oecumenische beweging die leidde tot de oprichting van de Wereldraad van Kerken. Dat deze
mensen een totaal ander evangelie brachten deed er voor Gunning niet toe. Het ging hem om de
Heer en niet om de leer.
Veelzeggend is dat deze ethisch-irenische stroming later is opgegaan in de, aan het eind van de
negentiende eeuw opgekomen, vrijzinnige/moderne richting. Dat is ook waar de tegenwoordige
'ethisch/irenische', "niet de leer maar de Heer", stroming ongetwijfeld zal eindigen.
6.7. Tot op zekere hoogte een begrijpelijke reactie
Het is helaas in het verleden nog al eens voorgekomen dat men elkaar "verketterde" (d.w.z. dat men
elkaar tot ongelovige of tot valse leraar verklaarde) op grond van zaken waarvan ons behoud niet
afhangt. Het bijbelse evenwicht tussen noodzakelijke en niet-noodzakelijke leringen was kwijt. Ook
is het geregeld voorgekomen dat men op een erg ongeestelijke (liefdeloze) wijze voor een bepaalde
zaak heeft gestreden. Dit, gekoppeld aan het postmoderne levensgevoel, leidt er toe dat er een
klimaat is ontstaan waarbij men elke strijd en elke scheiding per definitie als ongeestelijk en
verkeerd bestempelt.
Wat men niet schijnt te beseffen is dat men daarmee zowel de Here Jezus als b.v. de apostel Paulus
veroordeelt. Jezus bestreed de valse leer der Farizeeën en Sadduceeën. Paulus bestreed b.v. de leer
van de zogenaamde Judaisten. Zowel Jezus als Paulus streden deze strijd op soms zeer felle wijze.
Men wil vrede. Men wil een soort "evangelische wapenstilstand", een soort godsvrede, die moet
bereikt worden met de grenzeloze oecumene van het hart. Als je de leer relativeert met behulp van
101
Zie hoofdstuk 8 en met name de punten 2,3,4.
Zie hoofdstuk 8.
103
Voor een bespreking van de valse tegenstelling tussen leer en leven zie 5.7
102
45
de tegenstelling geloofskennis-theologische kennis dan heb je in principe het probleem van de
verdeeldheid opgelost, dan hoeft er immers nooit meer om de leer gestreden te worden.
Dit medicijn is echter erger dan de kwaal. Het is nodig dat men het bijbelse evenwicht tussen
hoofdzaken en bijzaken handhaaft en waar nodig terugbrengt.
6.8. Er bestond reeds lang een gezonde bijbelse oecumene
Op basis van de klassieke basis voor eenheid (zie punt 6.1) bestond er reeds lang een gezonde
bijbelse oecumene. Juist omdat die oecumene reeds bestond was het mogelijk dat b.v. de EO werd
opgericht. Evangelische christenen uit diverse kerken en gemeente hebben de EO opgericht. Er is
altijd een werkelijke oecumene tussen evangelische christenen uit diverse kerken geweest. Ik heb
die oecumene beleefd toen ik, met tussenpozen vanwege de zwakke gezondheid, enige tijd op een
evangelische bijbelschool heb doorgebracht. De studenten en leraren waren afkomstig uit meer dan
dertig verschillende kerkelijke achtergronden. Er was eenheid in de hoofdzaken en vrijheid op
allerlei niet-noodzakelijke dingen. Als deze oecumene, over de kerkmuren heen, niet al had bestaan
dan was de EO nooit van de grond gekomen.
Het is veelzeggend dat ds. Van der Veer en dr. Ouweneel, de twee voornaamste propagandisten van
de oecumene van het hart, beiden niet afkomstig zijn uit het hart van de toenmalige evangelische
beweging. Ze stonden beiden buiten of in ieder geval aan de rand van de reeds bestaande gezonde
evangelische oecumene. Ouweneel door zijn achtergrond van de Gesloten Vergadering. Ds. van der
Veer door zijn verblijf in een reformatorische kerk.
Ouweneel en ds. van der Veer hebben blijkbaar op een bepaald moment de "oecumene" onder
orthodoxe christenen "ontdekt". Maar blijkbaar hebben ze nooit innerlijk begrepen op welke basis
die eenheid binnen de evangelische beweging altijd heeft gestaan.
6.9. De theoreticus van de oecumene van het hart veroorzaakt een kerkscheuring
met een wereldwijde dimensie
Dit zou ironisch zijn als het niet zo diep treurig was.
W.J. Ouweneel en H.P. Medema zijn, door hun nieuwe standpunten ten aanzien van de structuur
van de gemeente, de voornaamste oorzaak van één van de grootste kerkscheuringen in Nederland
van de laatste tientallen jaren. Die scheuring heeft inmiddels een wereldwijde dimensie gekregen. In
allerlei landen scheurt de Vergadering van Gelovigen uit elkaar.
Er hebben waarschijnlijk reeds langer spanningen bestaan maar door het uitdragen van zijn
veranderde standpunten ten aanzien van de structuur van de gemeente hebben Ouweneel en zijn
medestanders H.P. Medema en Dato Steenhuis de aanzet gegeven voor een wereldwijde scheuring
van de (gesloten) Vergaderingen van Gelovigen.
En dan te bedenken dat de Vergaderingen niet scheuren over één van de hoofdpunten van het
geloof. Het gaat om de structuur van de gemeenten. Al speelt bij sommigen ook mee dat ze
Ouweneels huidige relativering van alle leer terecht zeer gevaarlijk en onacceptabel vinden.
Om beter te begrijpen wat Ouweneel, Medema en Steenhuis hebben gedaan kun je wat ze gedaan
hebben vergelijken met een dominee van een bevindelijk reformatorische gemeente die ineens in
zijn preken gaat verklaren dat niet Calvijn maar uiteindelijk toch Arminius het bij het rechte eind
heeft gehad. Of je kunt het vergelijken met een baptistenpredikant die plotseling gaat verkondigen
dat niet de doop op geloof maar de kinderdoop de juiste bijbelse doop is. Ieder, met enige ervaring
in geestelijk werk, weet van tevoren dat dit soort optreden de betreffende gemeenten zal
verscheuren en dat is dan ook precies wat er in de gesloten Vergaderingen is gebeurd. De drie
genoemde broeders hebben dit ook geweten en toch zijn ze welbewust deze koers opgegaan.
Het komt er dus op neer dat de theoreticus van de oecumene van het hart (Ouweneel) zijn eigen
46
geestelijk tehuis, omwille van niet voor het heil noodzakelijke zaken, in een zodanige positie heeft
gebracht dat de gemeenschappen wel uit elkaar moesten scheuren. Hier op Walcheren is de
vergadering ook uit elkaar gescheurd. Gezinnen zijn uit elkaar gescheurd. Vanuit een familie komt
het voor dat sommigen zijn gebleven, anderen zijn vertrokken, weer anderen zijn zo geschokt dat ze
helemaal nergens meer heen gaan. Dit zijn de gevolgen op microniveau.
Het kan zijn dat een mens van inzicht verandert maar laat hij of zij dan stil zijn (d.w.z. daar niet
over praten, dat niet uitdragen) of zich in stilte terug trekken.
Ouweneel, Medema en Steenhuis wisten zeer goed dat de zaak zou scheuren als ze hun nieuwe
inzichten zouden gaan uitdragen binnen de Gesloten Vergaderingen maar ze hebben er bewust voor
gekozen om toch door te zetten. En dat zijn dan de kampioenen en theoretici van de oecumene van
het hart.
6.10. De nieuwe antithese volgens ds. van der Veer
Antithese staat voor een onoverbrugbare tegenstelling. Antithese staat voor twee standpunten die
elkaar uitsluiten.
Ds. Van der Veer heeft over de antithese het volgende gezegd: "De antithese blijft. Het is alleen niet
langer protestants tegenover katholiek, reformatorisch tegenover remonstrants, rechtzinnig
tegenover vrijzinnig, kerk tegenover kerk. De antithese moeten we zoeken in de relatie tussen kerk
en wereld. Het front ligt bij alle ontwikkelingen in de samenleving die zich tegen het Koninkrijk
van God keren104."
Volgens ds. Van der Veer is de antithese tussen protestant en katholiek achterhaald en volgens hem
is zelfs de antithese tussen rechtzinnig en vrijzinnig achterhaald. We worden in zijn visie zodanig
door de wereld bedreigd dat we al die onderlinge verschillen maar moeten vergeten. We kunnen
ons verdeeldheid niet langer veroorloven. Protestant, katholiek, vrijzinnig, rechtzinnig, we moeten
met zijn allen één front maken tegenover de wereld. Daar ligt volgens hem de echte antithese.
Dit is niet anders dan steun zoeken bij het vlees. Dit is niets anders dan een openbaring van de
babelgeest (Genesis 11). Een samenwerking, een eenheid, los van Gods Geest en niet gebaseerd op
Gods normen. "Alleen redden we het niet, laten we steun bij elkaar zoeken ook bij hen die het
ware evangelie verwerpen maar die wel beweren dezelfde God te dienen".
Hier geldt het verwijt dat de Here Josafath maakte:
"Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de Here haten? Daarom rust er toorn
op u van de zijde des Heren. Toch is er wel iets goeds bij u gevonden ....." ( 2 Kron. 19:4)
Achab en het tienstammenrijk worden hier goddelozen en haters van de Here genoemd. Toch waren
Achab en de tienstammen zeer religieus. Ze erkenden ook de Here nog als God maar daarnaast
werd ook de Baal erkend. Er waren nog steeds 'profeten des Heren' die, op Josafaths verzoek, door
Achab werden opgeroepen.
We mogen niet samenwerken met hen die het ware evangelie niet brengen, met hen die zich niet
onderwerpen aan het gezag van het Woord, met hen die de ware dienst van God hebben vermengd
met allerlei heidense elementen. Dat betekent b.v. dat we niet met rk-mensen kunnen samenwerken
en dat geldt zeker voor de officiële organen en de officiële vertegenwoordigers van deze valse
kerk105.
Zerubbabel, Jesua, en de overige familiehoofden wezen het verzoek van de Samaritanen: "laat ons
met u bouwen" af. (Ezra 4:2) Let op het argument dat de Samaritanen gebruikten: "want wij zoeken
uw God evengoed als gij, Hem toch brengen ook wij offers". De Samaritanen zeiden: "er is geen
verschil, we dienen dezelfde God, laten we samen bouwen". Het klopt dat de Samaritanen de Here
104
105
Koers, 10 juli 1998, p. 12.
Zie hoofdstuk 8.2, 8.3 en 8.4.
47
dienden maar dat deden ze niet naar de voorschriften van het woord van God en daarnaast dienden
ze ook nog andere goden. Deze dienst aan de Here werd door de joden niet erkend en als vals
afgewezen. (Ezra 4:3)
"Vormt geen ongelijk span met de ongelovigen" (2 Kor. 6:14-18)
Alleen als we ons hier aan houden kunnen we de Heer in zijn heerlijkheid in ons midden
verwachten.
Vrijzinnigen en rooms-katholieken zijn in de bijbelse terminologie ongelovigen want zij geloven
niet in het bijbelse evangelie.
Door een alliantie met b.v. vrijzinnigen en, of katholieken sluit je een verbond met de dood. (Jesaja
28:15,18)
"vervloekt is de man die op vlees vertrouwt" (Jeremia 17:50
De juiste weg vinden we in het voorbeeld van de gemeente van Filadelfia. ( Openbaring 3:7-13)
"Zie, Ik heb u een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan sluiten; want gij
hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend" (:8)
Ondanks de 'kleine kracht' van de gemeente verzekert de Heer hen dat hij een deur voor hen zal
openen die niemand kan sluiten. Het geheim van deze open deur lag dus niet in de eigen kracht (gij
hebt kleine kracht) maar in de macht van de Heer. De Heer garandeert die open deur omdat ze zijn
Woord bewaard hadden en zijn naam niet verloochend. Dit is een zekerder weg om invloed voor de
Heer uit te oefenen (om een open deur te hebben) dan het zoeken van samenwerking met vrijzinnigen, neo-orthodoxen, rooms-katholieken, etc.
Het gaat om het vasthouden van het Woord van de Heer. Als het om het Woord van de Heer gaat
mag er nooit sprake zijn van enig compromis Wat ook de gevolgen zijn we moeten vasthouden aan
datgene wat duidelijk in de bijbel staat. Dat was b.v. de houding van C.H. Spurgeon. Hij hield vast
aan het Woord wat ook de gevolgen zouden zijn. Hij gebruikte de uitdrukking "though the heavens
may fall". Hij weigerde te wijken wat daar ook de gevolgen van mochten zijn. Laat de mensen maar
gaan. Diplomatiek draaien is een heilloze weg. Liever het ineenstorten van een evangelisch instituut
dan een compromis over het Woord.
Veel christelijke instituten en organisaties zijn door mensen in geloof (tegen alles in) gestart ten
koste van grote persoonlijke offers maar nadat deze pioniers, door b.v. leeftijd, weg zijn gevallen
nemen anderen het over. De opvolgers hebben vaak niet dezelfde visie en ook niet hetzelfde geloof.
Het gevaar bestaat dat men dan gaat rekenen, dat men diplomatiek wordt, dan moet er rekening
gehouden worden met de achterban die de financiën moet opbrengen, dan moet iedereen te vriend
gehouden worden, etc. Men gaat aan marketingdenken doen. "Als we dit of dat zeggen dan kan ons
dat geld/ dan kan ons dat steun kosten, dus houden we onze mond maar." Er ontstaan binnen de
kring van de medewerkers gemakkelijk allerlei subdoelen. Zo wordt voor velen het voortbestaan
van de organisatie een doel op zichzelf. Alles draait om het voorbestaan van de organisatie. Immers
je baan, je status, je inkomen, etc, hangen er vanaf.
Wie b.v. op dit moment duidelijk zou verkondigen wat de bijbel zegt over homofilie komt in grote
problemen. Daarom kiest men haastig voor de herderlijke en niet voor de profetische benadering.
Contrasteer dit met het al eerder aangehaalde woord van Luther waarin hij stelt dat we precies dat
stukje van de waarheid van Gods woord dat wordt aangevallen moeten verdedigen. Als we dat niet
doen dan noemt hij dat vaandelvlucht zelfs al verkondigen we op andere (minder gevaarlijke)
gebieden wel goed de waarheid van de bijbel.
48
7. Vermenging
Als het dogma relatief is kun je geen of nauwelijks meer leerstellige grenzen trekken.
Evangelisch, charismatisch, rooms-katholiek, oosters-orthodox, oecumenisch, neo-orthodox. Alles
werkt met elkaar samen. Men herkent immers hetzelfde leven in elkaar ondanks de verschillen op,
volgens de bijbel, fundamentele zaken.
De antithese wordt opgeheven. Het gebod tot afscheiding wordt krachteloos gemaakt.
Het "ontvangt hen niet" (3 Joh. :10,11)
Het "let op de honden" (Fil. 3:2)
Het "indien iemand een ander evangelie brengt die zij vervloekt" (Galaten 1:6-9)
Het "als iemand naar deze brief (naar de bijbel, naar het Nieuwe Testament) niet luistert tekent
hem". (2 Thess. 3:14)
Een kardinaal die lid en vertegenwoordiger is van een kerk die in haar geloofsbelijdenis allen die
vasthouden aan de 'rechtvaardiging door het geloof alleen' vervloekt106 kan toch als medebroeder
aanvaard worden. Als deze maar belijdt dat hij ook door genade behouden moet worden.
(Wat men overigens blijkbaar niet onderkent is dat het woord genade in de rooms-katholieke leer
een andere betekenis heeft. Het is ingegoten genade die via de sacramenten tot ons komt. Het is
heiligende genade die je door het sacrament van de doop hebt ontvangen en die je door je eigen
gedrag moet bewaren wil je veilig in de hemel aan komen. Geen doodzonden doen want dan verlies
je de heiligende genade en als je toch een doodzonde hebt gedaan deze biechten opdat je de
heiligende genade weer terug mag ontvangen).
Valse leer werkt als zuurdeeg107. Contact, omgang, gemeenschap met het kwade zal het goede
aantasten. Dit is een geestelijke wet die in de bijbel en in de kerkgeschiedenis telkens weer van
kracht is gebleken.
Ik zag niet lang geleden een EO programma over de spiritualiteit van de Russisch-orthodoxe Kerk.
Het werd gepresenteerd door Otto de Bruijne. Helemaal in vervoering stond hij door een raam te
kijken hoe binnen in een huis een oosters-orthodoxe "father" iconen aan het schilderen was. Diep
onder de indruk van de heiligheid, de mystieke betovering van het tafereel sprak hij uit dat het
eigenlijk zonde was om dat heilige moment te moeten gaan verstoren. Hij ging uiteindelijk toch
naar binnen en in het gesprek dat volgde kreeg de oosters-orthodoxe "father" ruimschoots de gelegenheid om de traditionele apologetiek voor het vereren en vervaardigen van iconen door te geven
zonder dat daar een degelijk weerwoord op werd gegeven. Hoe het programma ook was bedoeld het
draaide uit op een reclamespot voor de Oostersorthodoxe Kerk. Komt dit nu voort uit naïviteit?
Men (broeders als de Bruijne) lijkt niet of nauwelijks op de hoogte van de argumenten tegen de
specifieke onbijbelse leringen en gebruiken van de Rooms-katholieke en Oostersorthodoxe kerken.
En toch gaat men de dialoog aan. Als je zoiets doet dan word je verzwolgen.
Iets dergelijks heb ik meegemaakt met twee enthousiaste jonge gelovigen. Ze waren in gesprek
geraakt met enkele Jehovahgetuigen. We hebben ze afgeraden om het gesprek voort te zetten maar
ze deden het toch. Bij het volgende gesprek kwam er zoals te verwachten was een leider van de
Jehovahgetuigen mee. Deze was uitstekend getraind op de strijdpunten en het gevolg was dat deze
jonge gelovigen geschokt en helemaal in de war raakten. Samen met een ex-Jehovagetuige hebben
we ze daarna de argumenten voor de Godheid van Christus uitgebreid en nauwkeurig uitgelegd
waarna ze het volgende gesprek goed doorstonden.
Wat bezielt de evangelische leiders toch? Valse leer werkt als zuurdesem (Mattheus 16:6,12; Galaten 5:9). Simpelweg omdat je wordt beïnvloed door datgene waar je mee omgaat. En dat geldt
vooral voor de gelovigen die (nog) niet goed zijn onderlegd in de leer of die weinig realiteit in hun
persoonlijke wandel met God kennen. Jezus zei: gij dwaalt want gij kent de Schriften niet noch de
kracht Gods. Omdat de EO het bijbelse gebod tot afscheiding tegenover de Rooms-katholieke kerk
(en de Oosters-orthodoxe kerken) niet naleeft is het zover gekomen dat onlangs een broeder op de
106
107
Zie hoofdstuk 8.2 en 8.3.
Zie 5.17.
49
basisbijbelstudie de praktijk van de rooms-katholieke biecht met hand en tand verdedigde. En dat
terwijl hij zelf helemaal geen rooms-katholieke achtergrond heeft!!! Net als b.v. de Jehovahgetuigen komen de Rooms-katholieken met bewijsteksten en/of menselijke redeneringen aan die bij
oppervlakkige beschouwing lijken te ondersteunen wat zij leren en daar hebben veel (vaak jonge)
gelovigen geen verweer tegen. Gestimuleerd door een programma van de EO (het elfde uur) was
die broeder onder meer een daar gunstig beoordeeld boek van Simonis gaan lezen.
Ds. van der Veer en velen met hem schijnen te denken dat de evangelischen een dialoog en
gemeenschap op basis van gelijkheid (men stelt dat er alleen wat theologische accentverschillen
zijn) met de rooms-katholieken kunnen aangaan zonder uiteindelijk diepgaand beïnvloed te
worden. Nog afgezien van de vraag of Simonis persoonlijk nu een orthodox christen is of niet,
Simonis is (als kardinaal en als aartsbisschop van Utrecht) het boegbeeld van de Rooms-katholieke
Kerk en door hem als medebroeder te aanvaarden en te behandelen zend je indirect de boodschap
uit dat de rooms-katholieken onze medebroeders zijn. Met als gevolg dat de afscheiding wordt
doorbroken en het zuurdesem van allerlei rooms-katholieke dogma's in de evangelische wereld
begint te werken, zoals ik al verscheidene malen in mijn eigen thuisgemeente heb waargenomen.
Uit Amerika komen de eerste berichten al dat hele pinkstergemeenten zijn overgegaan naar de
Oorsters-orthodoxe Kerken. Deze kerken zijn net als de Rooms-katholieke Kerk gespecialiseerd in
mystiek en dat is waar de vleselijke mens (en ook de vleselijke christen) zeer gevoelig voor is. In
het blad Uitdaging108 las ik een gematigd positieve boekbespreking over een boek waarin het
gebruik van iconen werd uitgelegd en verdedigd. Ik kon het eerst niet geloven toen ik het zag.
Hieronder volgt nog een illustratie waartoe vermenging leidt. Vrienden vertelden me van een
bezoek dat ze met hun gezin hadden gebracht aan een congres van "Christian Artists". Daar wordt
iedere rooms-katholiek en iedere oosters-orthodoxe of oecumenische gelovige of wie zich verder
ook als christen presenteert zonder vragen als medegelovige erkend. Het gevolg: brandende
kaarsjes in de samenkomsttent, een "priester" van de een of ander vage kerk (was het een
Oostersorthodoxe Kerk?) die assisteerde bij een soort avondmaalviering, en als klap op de vuurpijl
een samenkomst met de zoon van een bekende evangelische voorman die van een reformatorische
gemeente was overgegaan naar de Oosters-orthodoxe Kerk. Terwijl deze man aan het spreken was
zei het zevenjarige dochtertje van mijn vrienden tegen haar moeder "mama die man vertelt precies
het tegengestelde van wat papa altijd op de bijbelstudies vertelt".
Men denkt blijkbaar om te kunnen gaan met orthodoxe katholieken, oostersorthodoxen,
oecumenische christenen, extreme charismatici, etc, zonder diepgaand door hen beïnvloed te
worden.
108
25 jaargang no.1 januari 1997, p.5
50
8. De evangelischen en de Rooms-katholieke Kerk
8.1. De tegenstelling tussen Rome en de Reformatie, De vier sola's
De evangelischen zijn protestant. Het zijn kinderen van de protestantse reformatie uit de zestiende
eeuw.
Tegenover de leer van de RK-kerk hebben de reformatoren de vier zogenaamde sola's
geformuleerd. Hierin wordt kern van het verschil tussen Protestant en Rooms-katholiek
weergegeven.
De vier sola's zijn:
+ Sola scriptura, alleen de Schrift.
+ Sola gratia, alleen genade.
+ Sola fide, alleen geloof.
+ Sola Christus, alleen Christus.
Deze vier sola's zijn de vier grondzuilen van de reformatie.
Het sola scriptura wordt wel het formele beginsel van de Reformatie genoemd en het sola gratia en
sola fide het materiële beginsel. Bij het sola scriptura gaat het om het uitgangspunt, je gaat alleen
van de bijbel uit. En bij het sola gratia en sola fide gaat het om de inhoud. Daar gaat het om de
vraag: "Wat moet ik doen om behouden te worden?".
De protestant zegt dus "Sola": alleen de bijbel, alleen geloof, alleen genade, alleen Christus. De
Rooms-katholieke Kerk zegt "plus": de bijbel plus de traditie, geloof plus werken, genade plus
verdienste, Christus plus Maria en de heiligen.
De protestant zegt 'alleen de bijbel' dat wil zeggen de bijbel is de enige kenbron van ons geloof.
Alles wat we geloven moet op de bijbel gebaseerd zijn en aan de bijbel getoetst worden. Voor een
protestant is de bijbel beslissend. Voor een rooms-katholiek is niet de bijbel maar de mening van de
rooms-katholieke kerk beslissend. De RK-kerk put daarbij uit de bijbel plus de apocriefe boeken
van het OT en de zogenaamde traditie. Voor de protestant is de bijbel het hoogste gezag. Voor de
rooms-katholiek is dat de kerk, bij monde van de Paus. Wij geloven wat de bijbel zegt. De roomskatholiek gelooft wat de kerk hem voorhoudt te geloven.
De protestant zegt: de behoudenis is op grond van genade (volledig onverdiend) en door middel van
het geloof. De gerechtigheid wordt ons uit genade, door middel van het geloof, toegerekend. De
katholiek zegt: de behoudenis is het gevolg van genade plus eigen inspanning (waaronder het
onderhouden van de sacramenten, met name de doop en de biecht).
De protestant zegt: alleen Jezus is middelaar. De rooms-katholiek zegt Jezus plus Maria en de
Heiligen. Als je wat van God gedaan wil krijgen kun je Hem het beste via b.v. Maria benaderen.
Tegenover de vier sola's van de protestanten staan dus de vier "plussen" van de rooms-katholieken:
De bijbel plus de traditie.
Genade plus eigen verdienste.
Geloof plus werken (plus de sacramenten).
Christus plus Maria en de heiligen.
8.2. Rome is toch veranderd?
Zijn ze inmiddels niet van hun dwaalwegen teruggekeerd? Hebben ze hun valse evangelie van 'het
geloof plus' inmiddels niet ingeruild voor het ware evangelie?
Ik heb nauwkeurig een aantal van de meest recente officiële leerboeken van de Rooms-katholieke
51
Kerk nagelezen maar in niet één daarvan wordt duidelijk "de rechtvaardiging door het geloof
alleen" (het sola fide en het sola gratia) beleden. Men wil nog steeds niets weten van een
toegerekende gerechtigheid. De blijde ruil waar Luther over sprak: "Hij onze zonden en wij Zijn
gerechtigheid". Op grond van het offer van Christus wordt ons, in antwoord op ons geloof, de
gerechtigheid van de Here Jezus toegerekend. "Degene, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op
Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid" (Rom. 4:5) In de
toegerekende gerechtigheid zit de sleutel. De rooms-katholiek kent wel een ingewerkte
gerechtigheid maar geen toegerekende gerechtigheid.
De officiële leer van der rooms-katholieke kerk is niet veranderd. De geloofsbelijdenis van Trente
is nog steeds van kracht. Volgens canon 833 van het nieuwe R.K. kerkelijke wetboek dat 27 nov.
1983 van kracht is geworden, moeten de ambtsdragers van de RK-kerk nog steeds de eed afleggen
op de "Geloofsbelijdenis van Trente", waarin zij verklaren zich van ganser harte te stellen achter de
uitspraken van Trente.
In 1992, dus zeer recent, is de "Katechismus van de Katholieke Kerk" uitgeven. Dit is de officiële
RK-catechismus. Deze catechismus is goedgekeurd door de Paus en bedoeld voor de gehele
wereldkerk. Een deskundige op het gebied van het rooms-katholicisme heeft die catechismus
doorgelezen en zijn conclusie was "Deze catechismus is roomser dan ooit109". De kern van de
geloofsbelijdenis van Trente wordt in deze catechismus opnieuw bevestigd plus de valse leringen
die de RK-kerk sinds de tijd van Trente nog aan haar leer heeft toegevoegd zoals de dogma's over
Maria en de onfeilbaarheid van de Paus. Het heeft me bij lezing van de catechismus verbaasd hoe
openlijk en zonder omwegen in deze catechismus de leringen van Trente worden herhaald.
Ook tijdens het Tweede Vaticaans Concilie is in principe de leer van Trente gehandhaafd alleen
heeft men via allerlei omweggetjes geprobeerd die leer iets te verzachten.
8.3. Rome brengt een vals evangelie
8.3.1. De officiële leer van de RK-kerk over het evangelie
Het bijbelse evangelie, het evangelie van Paulus, het evangelie van de rechtvaardiging door het
geloof, wordt nog immer afgewezen.
Zoals hierboven aangegeven is, is de geloofsbelijdenis van Trente volgens de kerkorde (volgens het
wetboek) van de RK-kerk nog steeds van kracht110. Ook is Trente in alles opnieuw bevestigd in de
nieuwe officiële catechismus. Elke rooms-katholieke priester moet, zoals staat beschreven in canon
833 van het kerkelijke wetboek, bij zijn ambtsaanvaarding de eed afleggen op "de geloofsbelijdenis
van Trente" waarin hij verklaart zich van harte te stellen achter alle uitspraken van Trente.
Ik citeer uit de geloofsbelijdenis van Trente:
De zesde zitting.
"Indien iemand beweert dat de mensen eigenlijk rechtvaardig zijn door de gerechtigheid van
Christus, die zij vervloekt" (canon 10)
"Indien iemand beweert dat de mens alleen gerechtvaardigd wordt door de toerekening van de
gerechtigheid van Christus, die zij vervloekt" (canon 11)
"Indien iemand beweert dat de genade slechts een gunst van God is, die zij vervloekt" (canon 11)
"Indien iemand beweert dat het geloof waardoor wij gerechtvaardigd worden, niets anders is dat
het vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid, die ons de zonde vergeeft omwille van Christus,
109
Het verslag van zijn beoordeling staat in appendix C van deze studie.
Zie canon 833 van het RK-kerkelijke wetboek.
110
52
of dat wij alleen door zulk een vertrouwen gerechtvaardigd worden die zij vervloekt"
12)
(canon
Enzovoorts111.
8.3.2. De RK-kerk brengt het evangelie van "het geloof plus"
Het evangelie dat de RK-kerk brengt en het evangelie dat de valse leraren, die de gemeenten van
Galatië waren binnengedrongen, brachten lijken als twee druppels water op elkaar.
(a) De situatie in de gemeenten van Galatië
In de gemeenten van Galatië waren een aantal (joodse?) "christenen" de gemeente binnen gedrongen die het evangelie van "het geloof plus" brachten (Gal 1:7; 2:4, etc). Zij leerden dat je om
behouden te worden, naast het geloof in Jezus, ook besneden moest worden. (Hand 15:1)
Paulus noemde deze lering een vals evangelie. (Galaten 1:6-9) Als je het nog in enig opzicht van
eigen inspanning verwacht dan breng je een vals evangelie.
(b) Er is maar één waar evangelie
Hier wijst Paulus de christenen in Galatië op. Er is maar één evangelie en dat is het evangelie dat hij
hun had gebracht. Het evangelie van de rechtvaardiging door het geloof alleen.
(c) Een verdraaid evangelie
Let op dat de valse leraren geen kompleet nieuw evangelie brachten. Men had het evangelie
"verdraaid" (Gal. 1:7). Ze hadden het ware evangelie alleen aangepast, ze hadden er een andere
draai aan gegeven. Ze redeneerden als volgt: natuurlijk moet je in Jezus geloven (dat is
noodzakelijk voor het behoud) maar dat is niet genoeg. Om behouden te worden moet je jezelf ook
nog laten besnijden (en de wet houden, als een jood leven, Hand. 15:1).
Het misleidende is dat deze valse leraren zich presenteerden als ware christenen. Het waren
grimmige wolven (Hand 20:29) maar ze droegen een schaapsvacht (Matth. 7:15). Ze konden er
immers op wijzen dat zij ook geloofden dat Jezus het vleesgeworden Woord, de door God beloofde
Messias, de Zoon van God, is.
(d) En dat is geen evangelie
Elk evangelie dat niet overeenkomt met het evangelie dat Paulus bracht is geen evangelie. (Gal 1:69) Wie een ander evangelie brengt dan het evangelie dat Paulus bracht brengt een vals evangelie.
Dat is de duidelijke boodschap van de Galatenbrief.
(e) Die is vervloekt, die is vervloekt.
Gal 1:8,9.
Zo ernstig nam Paulus de zaak op. Het is geen geringe zaak als iemand het evangelie verdraait. Het
eeuwige behoud van de mensen staat op het spel. Als iemand een evangelie brengt dat afwijkt van
het evangelie van de rechtvaardiging door het geloof alleen dan is zo iemand vervloekt.
(f) Er was moed voor nodig om dit te zeggen
Direct nadat Paulus scherp stelling had genomen tegen de valse leraren schreef hij: "Tracht ik
mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te
behagen, zou ik geen dienstknecht van God zijn." (Gal 1:10) Zeg maar eens tegen iemand, die op
111
Voor nog meer citaten zie de brochure "Rome en de bijbel" . Geschreven door H.J. Hegger.
53
zijn manier ook met Jezus bezig is, en die daar oprecht in schijnt te zijn dat hij nog steeds onder de
vloek der wet ligt. Ja, dat hij of zij een vals evangelie gelooft en uitdraagt en daarom een valse
leraar is. Net zoals Jezus de rijke jongeling lief kreeg kunnen ook wij rooms-katholieke mensen lief
krijgen vanwege hun hoogstaande karakter en moraal. En toch mogen we daarom de scherpe kanten
niet van de bijbelse boodschap afslijpen. Alhoewel Jezus de rijke jongeling liefhad verzachtte Hij
niet de Goddelijke eis.
(g) De RK-kerk brengt ook een evangelie van het geloof plus
De Rooms-katholieke Kerk predikt dat we behouden worden door het geloof plus de sacramenten
(want die zijn noodzakelijk om het heil te verwerven en te behouden112). In feite komt het neer op
geloof plus werken.
Volgens de rk-leer kom je door de waterdoop in de staat der genade (door de doop ontvang je de
heiligende genade). Als je daarna een doodzonde doet verlies je de heiligende genade, dan val je uit
de staat der genade. Als je in die toestand zou sterven zou je verloren gaan. Het is daarom zaak om
zo gauw mogelijk die doodzonde te gaan biechten waardoor je, na de absolutie door de priester,
weer hersteld wordt in de staat der genade.
Een orthodoxe katholiek is dan ook zijn hele leven bezig om doodzonden te vermijden en om als
hij een doodzonde heeft gedaan die getrouw te belijden. Op deze manier is hij zijn hele leven aan
het "werken", in de overtuiging dat zijn eeuwig behoud hiervan afhangt.
Een orthodox katholiek is er daarom ook nooit zeker van dat hij naar de hemel zal gaan als hij
sterft. De twijfel blijft altijd. Heb ik wel al mijn doodzonden beleden? Tegenover deze twijfel staat
nog de uitweg dat de intentie om te gaan biechten ook telt. Maar hij kan nooit weten of hij bij het
biechten wel het juiste voorgeschreven berouw heeft gehad. Want alleen dan telt de biecht en
ontvang je de absolutie (de vergeving) van je zonden.
Ik moet hierbij denken aan een gesprek dat ik met een orthodoxe katholiek, tijdens
evangelisatiewerk, heb gevoerd. Het was een oprechte orthodox katholieke man. Hij vertelde me in
de loop van het gesprek dat hij vaak aanstoot nam (zich ergerde) aan de overlijdensadvertenties van
protestantse gelovigen. Daarin wordt vaak met zekerheid vermeld dat de overledene naar de hemel
is gegaan. Dit kon je, zo zei hij, nooit zeker weten. Uitgaande van de katholieke leer had die man
volkomen gelijk.
(h) Genade en eigen verdienste sluiten elkaar uit
"En indien het door genade is, zo is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade
meer". (Romeinen 11:6)
Als er ook maar iets eigen inspanning/werken/verdienste bij komt, dan is de genade geen genade
meer.
8.4. De RK-kerk is een valse kerk
De kenmerken van de ware kerk.
Onze reformatorische voorvaderen stelden dat de ware kerk en de valse kerk(en) van elkaar te
onderscheiden zijn door de volgende drie kenmerken:
(1) De prediking van het ware evangelie.
(2) De zuivere bediening van doop en avondmaal.
(3) De uitoefening van de tucht op leerstellig en moreel gebied.
112
Katechismus van de Katholieke Kerk, p. 258 (1129)
"De kerk verklaart dat de sacramenten .. heilsnoodzakelijk zijn voor de gelovigen"
54
Later hebben sommigen de nuance aangebracht dat een kerk ook "ziek" kan zijn. Dat is b.v. het
geval als de tucht (de leertucht en/of de tucht over morele zaken) niet goed wordt gehandhaafd. Dan
is het mogelijk dat er in zo'n kerk naast het ware evangelie ook een vals evangelie wordt gebracht.
Het is de vraag in hoeverre de hierboven genoemde kenmerken overtuigend vanuit de bijbel kunnen
worden aangetoond. Maar ik geloof wel dat we met zekerheid mogen stellen dat een kerk die in
haar officiële geloofsbelijdenis de kern van het ware evangelie heeft vervloekt, zonder enige
nuancering, een valse kerk genoemd moet worden.
Het verschil tussen de RK-kerk en b.v. de Nederlands Hervormde Kerk is dat in de officiële
belijdenis van de RK-kerk de kern van het ware evangelie wordt vervloekt terwijl in de
belijdenisgeschriften van de Nederlands Hervormde Kerk het ware evangelie juist wordt beleden.
Helaas wordt in de Nederlands Hervormde Kerk als geheel de leertucht niet gehandhaafd.
Als het inderdaad klopt dat er, naar men zegt, tegenwoordig leden van de katholieke kerk zijn die
(tegen de officiële leer van hun eigen kerk in) het evangelie van "de rechtvaardiging door het geloof
alleen" geloven en verkondigen dan zou dat niets aan de status van de RK-kerk als valse kerk
veranderen.
8.5. Een gal van bitterheid en een warnet van ongerechtigheid, nog meer
gruwelen
Naast de bovengenoemde verwerping van de Schrift als het enige en het hoogste gezag en de
verwerping van het ware evangelie zijn er in de rooms-katholieke kerk nog vele andere gruwelen.
Denk daarbij aan:
8.5.1. De Mariaverering
Maria als middelares van alle genade.
De katholieke verering van Maria is aantoonbaar een synthese (een samenvoeging) van de dienst
aan de moedergodin, zoals die in allerlei heidense godsdiensten in verschillende vormen werd
vereerd, en enkele bijbelse gegevens over Maria113.
De katholieke kerk heeft allerlei dogma's over Maria aan de bijbelse leer toegevoegd. Maria altijd
maagd, Maria onbevlekt ontvangen, Maria lichamelijk ten hemel gevaren.
Een afgod is alles wat in de praktijk van het geloofsleven de plaats van God en van Christus
inneemt. In die zin wordt er afgoderij met Maria bedreven.
Verder is er het gegeven dat Maria blijkbaar de gewoonte heeft om zo af en toe ergens te
verschijnen. De RK-kerk heeft een aantal van die verschijningen als echt erkend. De realiteit is dat
achter die verschijningen demonen schuil gaan. Vanuit de bijbel weten we dat overleden mensen
geen contact met de levenden hebben. Dus moeten deze verschijningen ofwel bedrog zijn ofwel, en
dat is veel waarschijnlijker, zijn het demonische misleidingen. De demonen passen zich aan hun
'doelgroep' aan. Als de mensen b.v. in UFO's en 'aliens' (buitenaardse wezens) van andere planeten
geloven dan verschijnen ze als buitenaardse wezens. Op dezelfde manier verschijnen ze aan
(orthodoxe) katholieken als Maria.
De Mariaverering is (net als alle andere afgoderij) een bron voor demonische activiteit en
demonische gebondenheid.
De huidige Paus is een felle Mariavereerder. Hij heeft een tijd geleden de wereld opgedragen aan
113
Zie het bekende boek "The two Babylons" van Alexander Hyslop. New York: Loizeaux Brothers. 1959 (1e
dr. 1853). In deze klassieker toont Hyslop met een overvloed aan gegevens en zeer gedocumenteerd de
juistheid van onder meer deze stelling aan.
55
Maria.
Het bidden tot Maria, het aanroepen van Maria, het komt neer op contact zoeken met een dode.
8.5.2. Het aanroepen van doden
Niet alleen Maria maar ook allerlei heiligen worden aangeroepen. Dit is zoals gezegd niet anders
dan contact zoeken met de doden. En dat is iets wat de bijbel zeer streng heeft verboden. Niet dat je
contact kunt krijgen met overleden mensen maar je opent de deur voor demonische machten die
zich als overleden mensen gaan voordoen.
8.5.3. De pauselijke pretenties
Hij laat zich heilige vader noemen. Dat is de titel (de naam) waar de Here Jezus God de Vader mee
aansprak in het hogepriesterlijk gebed (Joh 17:11). Het toe-eigenen van deze naam door een mens
is ronduit godslasterlijk. Waar halen hij en de rooms-katholieken de vermetelheid vandaan om dit te
doen? Hoe kan een protestant deze gruwel verdragen?
De paus zou de plaatsvervanger van Christus zijn. De opvolger van Petrus. Hij maakt aanspraak op
gezag over de gehele Christenheid.
De paus zou onfeilbaar zijn, als hij ex cathedra spreekt.
8.5.4. De mis, transsubstantiatie, aanbidding van brood en wijn
In de mis zou, volgens de rk-theorie, op een bepaald moment het brood en de wijn veranderen in
het lichaam van Christus. Dat stukje brood en die wijn114 worden dan ook letterlijk aanbeden115.
Deze aanbidding is het bedrijven van pure afgoderij met een stuk brood en wat wijn.
In de Hebreeën brief staat dat het offer van Christus voor eens en altijd gebracht is maar door een
subtiel woordenspel (het offer van Christus wordt in de mis, zo stelt men, tegenwoordig gesteld,
etc) maakt men de mis toch tot een waar offer.
8.6. Het sacramentele systeem
In het rk-systeem staan de sacramenten centraal.
De genade komt tot ons via de sacramenten.
De genade wordt ons via de sacramenten "ingegoten".
Voor het begrijpen van het rooms-katholieke sacramentele systeem is het van belang om te beseffen
dat de RK-Kerk onderscheid maakt tussen doodzonden en dagelijkse zonden. Alleen doodzonden
maken dat je verloren gaat. Wat precies een doodzonde is geeft de RK-Kerk aan.
114
Men spreekt over de mis als het allerheiligst sacrament. Maar ook het brood en de wijn, na de
veronderstelde verandering in het werkelijke lichaam en het werkelijke bloed van Christus, worden het
allerheiligst sacrament genoemd.
115
Roomskatholieke Katechismus, p. 308 (1378).
"een diepe buiging maken als teken van aanbidding"
"De katholieke kerk kent deze eredienst van aanbidding (van de hostie en de wijn) toe aan het sacrament
van de eucharistie, niet alleen gedurendede mis, maar ook buiten deze viering. Met de grootste zorg bewaart
zij de geconsacreerde hosties, biedt ze de christengelovigen ter plechtige verering aan en draagt zij ze in
processie rond"
56
Door de doop ontvangen we de genade van de wedergeboorte en komen we in de staat van genade.
We ontvangen op dat moment heiligende genade. Via de doop komen we dus op de weg naar de
hemel. Door het begaan van doodzonden, die we na onze doop doen, vallen we uit die staat van
genade maar door de biecht (door de absolutie van de priester) komen we weer terug in de staat van
genade. Het komt er dus op aan dat je geen doodzonden doet en dat je de doodzonden die je wel
doet, met het juiste voorgeschreven berouw, belijdt aan een officiële priester zodat je de absolutie
ontvangt. Als je dat niet doet dan haal je de hemel niet.
De RK-Kerk leert dan ook dat de sacramenten noodzakelijk zijn voor het behoud116.
Voor de genade ben je volledig afhankelijk van de priester. Want die alleen kan de sacramenten
bedienen die absoluut nodig zijn om behouden te kunnen worden. Er is dus ook geen directe
vergeving van doodzonden. Vergeving van doodzonden is alleen te verkrijgen via de priester en de
biecht. Buiten de moederkerk is er, in principe, geen behoudenis. Want alleen in de moederkerk, zo
claimt de RK-Kerk, zijn priesters die de sacramenten kunnen bedienen.
De sacramenten zijn dus verbonden met het priesterschap. Het priesterschap is zelf ook weer een
sacrament. Door het sacrament van het priesterschap te ondergaan wordt iemand priester. Zo draagt
de ene priester het priesterschap over op de andere. (apostolische successie)
8.6. Is de Paus een geliefde medebroeder of een valse leraar?
De Paus brengt een vals evangelie. Hij is een hartstochtelijke Mariavereerder. Hij laat zich "heilige
vader noemen".
Volgens bijbelse normen is de Paus een valse leraar met duidelijke antichristelijke trekken.
8.7. Is de mis geen vervloekte afgoderij meer?
In vraag en antwoord 83 van de Heidelbergse Catechismus wordt de mis een vervloekte afgoderij
genoemd.
Hebben de opstellers van de catechismus zich dan vergist? Wordt het sacrament (een stuk brood en
wat wijn) dan niet meer aanbeden? Is de mis dan geen aantasting van het voor eens en altijd
volbrachte offer van Christus. Is het geen verschrikkelijke aanmatiging en gruwel dat er wordt
geclaimd dat men door het uitvoeren van een bepaald ritueel dat offer weer tegenwoordig kan
stellen?
Als het inderdaad afgoderij is dan wordt het terecht een vervloekte afgoderij genoemd. Deze
afgoderij is erger dan heidense afgoderij omdat bij de afgoderij van de mis het bijbelse avondmaal
is verdraaid tot een vorm van afgoderij.
8.8. Zijn er dan geen ware gelovigen in de RK-Kerk?
Die zullen er ongetwijfeld zijn. Dat komt omdat vele rooms-katholieken toch in contact komen met
de persoon van Jezus. Onder meer door de lezing van de bijbel.
Die mensen zijn dan tot overgave aan Jezus gekomen waarbij ze het niet meer van zichzelf
verwachten. Die mensen zijn bekeerd niet dankzij de officiële rk-leer, maar ondanks die leer. In
hun hart zijn het dan eigenlijk geen katholieken meer daar ze niet meer achter het valse evangelie
116
Katechismus van de Katholieke Kerk, p. 258 (1129)
"De kerk verklaart dat de sacramenten .. heilsnoodzakelijk zijn voor de gelovigen"
57
van de RK-Kerk staan.
8.9. Onze relatie met katholieken, met katholieke priesters en met de RK-Kerk
8.9.1. Met katholieken in het algemeen
Als ze geloven wat de RK-Kerk leert dan kunnen we ze niet als medegelovigen erkennen. We
mogen hun niet de broederhand geven.
Papenhaat is natuurlijk verschrikkelijk. De gruwelen van de RK-Kerk moeten we verafschuwen
maar de rooms-katholieke mens niet. Tegenover de Rooms-katholieke mens past bewogenheid.
Ook aan hen moet het goede evangelie gepredikt worden.
8.9.2. Met katholieke priesters en de RK-Kerk
Voor katholieke priesters geldt hetzelfde als hierboven is gezegd met betrekking tot de roomskatholiek in het algemeen maar ten aanzien van hen is er nog een extra overweging.
Rooms-katholieke priesters zijn officiële vertegenwoordigers van de RK-Kerk, zij staan voor alles
wat die kerk vertegenwoordigt.
In de omgang met hen moet zeker alle schijn vermeden worden dat we hen erkennen als
medegelovigen. Hen kunnen en mogen we zeker niet de broederhand geven.
Als we dat toch zouden doen, hen de broederhand geven, dan zou zeker gelden wat in 2 Johannes
vers 11 staat. Dan hebben we deel aan hun boze werken. "Want wie hem welkom heet, heeft deel
aan zijn boze werken". Het gaat in deze tekst om het ontkennen van de vleeswording van Christus.
Dat is een fundamentele dwaling. Het ontkennen van de rechtvaardiging door het geloof alleen is
net zo'n fundamentele dwaling en daarom geldt deze waarschuwing ook in dat geval.
Als je rk-priesters, en andere vertegenwoordigers van de RK-Kerk, als medegelovige erkent en
behandelt zend je de boodschap uit dat er geen echt fundamenteel verschil is tussen het evangelie
van de RK-kerk en de boodschap van de bijbel.
Dat doen is een zware zonde. Dan word je medeplichtig aan het verloren gaan van de vele zielen
die misleid zijn door het rk-systeem. Dan breng je ook de eigen protestantse 'schapen' in gevaar.
8.9.3. Maar als die priester het evangelie gelooft?
Is dat zo? Gelooft b.v. kardinaal Simonis of gelooft de Paus of anderen dan in het bijbelse evangelie? Hebt u hen ooit helder en ondubbelzinnig het bijbelse evangelie horen verkondigen? Ik niet.
Als ze werkelijk de rechtvaardiging door het geloof zouden aanvaarden dan zouden ze ook het
gehele rooms-katholieke sacramentele systeem op moeten geven. Dan heb je namelijk geen sacramenten meer nodig die 'ex opere operato" (krachtens eigen werking) de genade overbrengen.
Hebt u hen ooit de rechtvaardiging door het geloof (de toegerekende gerechtigheid) horen
verkondigen? In het rk-systeem is er geen directe vergeving in antwoord op het persoonlijke geloof
van de christen, daar komt de vergeving door doop, door biecht en soms door een aflaat.
Ik kan zo'n belijdenis niet serieus nemen. Wat is dat voor een "gelovige" die belijdt in het bijbelse
evangelie te geloven terwijl hij daarnaast rustig lid en vertegenwoordiger van een kerk blijft die het
geloof in datzelfde bijbelse evangelie heeft vervloekt. Ja, terwijl hij daarnaast persoonlijk doorgaat
met het veronderstelde uitdelen van de genade door het bedienen van de sacramenten. Als je zoiets
doet spreken je daden harder dan je belijdenis.
58
Ik kan wel begrijpen dat iemand, die het ware evangelie leert kennen terwijl hij priester is, strijd kan
hebben met zich van deze valse kerk los te maken. Maar het is wat anders als iemand belijdt het
bijbelse evangelie te geloven (het sola fide en het sola gratia) en toch bewust de keuze maakt om lid
van deze valse kerk te blijven. Als je dat doet dan neem je de bijbel en het evangelie niet serieus en
trouwens ook je eigen kerk niet. Dan ben je niet integer en wat moeten we met iemand die niet
integer is?
8.9.4. Samenwerking en gemeenschap?
Als je gaat samenwerken met de RK-Kerk dan heb je deel aan haar boze werken. Daarnaast is zulk
een samenwerking en ook het samen optrekken zeer gevaarlijk. Valse leer werkt als zuurdesem. Als
je met valse leraars omgaat zal de valse leer in de eigen gemeenten en het eigen denken gaan
doordringen.
De valse leer van de rk-leer zit goed in elkaar. Het is een 'prachtig' sluitend geheel. Neem b.v. de
vrij recent uitgegeven officiële "Katechismus van de Katholieke kerk'. Daarin worden niet alleen
alle klassieke rk-dwalingen verkondigd, maar daarnaast worden ze ook ingenieus verdedigd. Er
worden vele bijbelteksten bijgehaald en spitsvondige redeneringen die op het eerste gezicht overtuigend zijn. Alleen als je zelf de bijbel goed kent en de kracht van de Heilige Geest in je eigen leven
ervaart kun je de soms subtiele dwalingen onderkennen. "Gij dwaalt want gij kent noch de Schriften
noch de kracht Gods" (Mattheus 22:29). Ik zou het dan ook niet aanraden om zomaar, zonder
begeleiding, iedereen deze catechismus te laten lezen. Het is wat helderheid en presentatie betreft
een meesterwerk. Daar komt nog bij dat er een grote bekoring voor het vlees, voor het onafhankelijke en onverbroken zieleleven, van de leer en de ceremoniën van de RK-Kerk uitgaat. De rkeredienst met al zijn rituelen sluit aan bij de ongezonde hang naar mystiek onder vleselijke christenen.
Zie verder wat hierboven (in hoofdstuk 7 over vermenging) is geschreven. Onder meer het
voorbeeld van een broeder die op de basisbijbelstudie de biecht verdedigde nadat hij een, via een
EO-programma aanbevolen boek van Simonis, had gelezen.
Het accepteren van rooms-katholieke mensen als medegelovigen verduistert ook je getuigenis. De
mensen zien geen verschil meer tussen het ware en het valse evangelie.
Je kunt daarnaast ook niet meer duidelijk zijn over de dwalingen van de RK-Kerk want dan zou
je rk-medegelovigen afstoten en kwetsen en dat mag niet, dat zou 'onchristelijk' zijn, en dat zou
ons (b.v. de EO) vele leden kosten.
8.10. Geen dialoog maar verkondiging
We moeten de rooms-katholieken het ware bijbelse evangelie brengen. Daarbij moeten we er van
uitgaan dat iemand die gelooft wat de RK-Kerk hem voorhoudt te geloven, niet behouden is.
Geen dialoog want de term dialoog impliceert meestal dat men elkaar wederzijds erkent als ware
gelovigen.
8.11. Het uitwissen, verdoezelen van het verschil tussen Rome en Reformatie
Op verschillende manieren wordt getracht om het leerstellige verschil tussen het evangelie dat
Rome brengt en het evangelie van Paulus uit te wissen.
59
8.11.1. Men zoekt de eenheid uitsluitend in de persoon van Christus en niet in
de verlossingsleer
Dit is de weg die door de Wereldraad van Kerken is gekozen. Elke kerk die belijdt dat Jezus de
Zoon van God is wordt daar als medekerk van Christus erkend. Over de verlossingsleer wordt niet
gesproken.
Als je deze weg kiest voor de verhouding met Rome dan is het probleem opgelost want op het punt
van de drie-eenheid en de persoon van Christus is er geen verschil tussen protestant en roomskatholiek.
8.11.2. Men stelt dat de protestantse reformatie berust op een gigantische misverstand
Het is tegenwoordig populair om te stellen dat de reformatoren en de rooms-katholieke contrareformatoren het eigenlijk ten diepste toch met elkaar eens waren. Ze hebben elkaar, zo stelt men
dan, helaas verkeerd begrepen, geïnterpreteerd en ze hebben niet ingezien dat hun eigen
theologische posities eigenlijk ook niet meer dan beperkte menselijke interpretaties waren. Het hele
leerstellige conflict Reformatie-Rome was eigenlijk niet meer dan een gigantisch misverstand.
8.11.3. Men relativeert de leer
Met behulp van de nieuwe visie op theologie, zie hoofdstuk 4, wordt de leer gerelativeerd. De
onderscheiding geloofskennis-theologische kennis wordt toegepast. En dat betekent dat ook het
dogmatische verschil tussen Rome en Reformatie wordt gerelativeerd.
Op het diepere geloofsniveau is men het eens. Rome en Reformatie belijden allebei door genade
zalig te worden. Dat voelen ze allebei intuïtief aan. Zowel Rome als Reformatie hebben daarnaast
ook een theologische leer over het ontvangen van de genade en de rechtvaardiging ontwikkeld. Die
twee theologische overtuigingen staan wel tegenover elkaar maar dat is niet erg. Het is toch maar
theologische kennis. Wat verenigt is het geloof (de geloofskennis).
Het ware geloof (de geloofskennis) gaat toch boven die menselijke en gebrekkige rationele
rechtvaardigings- en genadeleer uit. Op geloofsniveau is er eenheid, op rationeel niveau niet.
Uit een recent door ds. J.H. Hegger gepubliceerd boek117 blijkt helaas dat hij sinds enige tijd ook dit
standpunt aanhangt. Hegger meldt in zijn boek dat hij een nieuwe weg ingeslagen is: niet meer de
weg van (bittere) polemiek, maar van het vriendelijk vragen stellen aan elkaar118. Bittere polemiek
is inderdaad niet juist. Maar als de fundamenten worden aangetast is het onvermijdelijk om daar
tegen in te gaan119. Zie het voorbeeld van Paulus120. Het gaat echter bij Hegger om veel meer dan
een wijziging in de manier van aanpak. Het is veel meer dan een wijziging van tactiek Achter zijn
koerswijzinging zit een volledige verandering van zijn theologisch denkkader, van zijn theologisch
paradigma. Uit zijn boek blijkt dat hij volledig de, hierboven in hoofdstuk 4 besproken, nieuwe
visie op dogma heeft overgenomen. Hegger zegt121 dat wij, die in Christus geloven (en daar bedoelt
hij zowel de protestant als de rooms-katholiek mee), één zijn in de levende Christus. Hij spreekt
over "de innerlijke eenheid in Hem". Door elkaar te ontmoeten in de levende Christus denkt hij
boven de verschillen uit te kunnen stijgen122. De Christuservaring doet boven fundamentele leer117
Eén in de levende Christus, H.J. Hegger, 1999,
De weg van de dialoog dus. Zie over 'dialoog' 10.5 In 10.5 is besproken dat 'de dialoog' vaak van een
aantal, meestal onuitgesproken, vooronderstellingen uitgaat. Dit is ook het geval met "het vragen stellen"
van Hegger want hij gaat er b.v., blijkens de rest van zijn boek, vanuit dat zowel de roomskatholiek als de
protestant kinderen van God zijn.
119
Over deze kwestie zie 5.2 en 5.3
120
Zie 5.1.11
121
Eén in de levende Christus, p.14
122
Eén in de levende Christus, p. 19
118
60
stellige verschillen uitstijgen.
Hij pleit voor het afwerpen van allerlei denkconstructies die we, volgens hem, soms van heidense
filosofen hebben overgenomen123. Zo denkt Hegger tegenwoordig over dogma, over de leer. Zou hij
de leer over de rechtvaardiging door het geloof (het Sola Fide en Sola Gratia) ook beschouwen als
een denkconstructie die afgeworpen moet worden? Die denkconstructies (de leer) vormen, volgens
hem, nodeloze barricades om, door het geloof vanuit de liefde, de eenheid met elkaar in Christus te
beleven. Hij voegt daaraan toe dat uit het verleden is gebleken dat theologische stelsels de
christenen scheiden124.
Vergelijk wat Hegger in zijn nieuwe, hierboven vermelde, boek schrijft met wat hij in 1995 schreef
in zijn recensie over de in 1992 uitgekomen "Katechismus van de Katholieke Kerk" (Voor zijn
recensie: zie appendix C).
In die recensie stelt hij dat in de nieuw katechismus volledig de dwalingen van Trente worden herhaald, ja dat de nieuwe katechismus zelfs in bepaalde opzichten nog verder afwijkt van het bijbelse
getuigenis.
In 1995 dacht hij nog op de oude manier. Hij heeft toen gedaan wat de joden uit Berea deden,
namelijk zoals zij de inhoud van de prediking van Paulus toetsten aan de Schrift. Zo heeft Hegger
de inhoud van de nieuwe katechismus getoetst aan de bijbel. Hij is in de Schriften nagaan of deze
dingen ook zo zijn (Hand. 17:11). Intussen is Hegger "omgeturnd" in zijn denken. Hij denkt nu ook
vanuit van het scherpe onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis. De ontmoeting
met de levende Christus (de geloofskennis) doet boven de verschillen (boven de theologische
kennis) uitstijgen. Als Hegger in de situatie van Paulus was geweest toen deze hoorde van de
vermenging tussen wet en genade, zoals dit door sommigen in de gemeenten van Galatië werd
geleerd, zou hij de zaak veel anders hebben aangepakt. Hij zou de zaak veel 'geestelijker' en vooral
veel liefdevoller hebben aangepakt. In plaats van Paulus' 'bittere' polemiek (die zij vervloekt, die zij
vervloekt, let op de honden, geen ogenblik gedwee opzij gegaan, etc125) zou hij de weg van het
vriendelijk vragen stellen aan elkaar hebben gevolgd. En natuurlijk zou hij die valse leraars als
broeders in de Heer hebben aanvaard. Zij geloofden immers ook dat Jezus de door God gezonden
Messias, de zoon van de levende God, is. De ontmoeting met de levende Christus zou hem en de
valse leraars boven hun leerstellige verschillen hebben doen uitstijgen.
Hegger is een zeer duidelijk voorbeeld van de gevolgen van de wisseling van de oude visie op
dogma naar de nieuwe visie.
8.11.4. Niet de leer maar de Heer
Men redeneert: "Hij gelooft toch in Jezus en verwacht het van genade? Ik herken het leven in hem
of haar. Nou dan." Verder moet je geen inhoudelijke vragen stellen zoals de vraag wat er bedoeld
wordt met "het van de genade verwachten".
8.11.5. Men stelt de orthodox protestantse rechtvaardigingsleer ter discussie
Langzamerhand komen er stemmen die in deze richting gaan.
Met de aanvaarding van de nieuwe visie op theologie en dogma is in feite de basis al gelegd voor
een uitschakeling van de protestantse leer over de rechtvaardiging door het geloof alleen. Als je die
leer verbant naar het rationele niveau (het niveau van de theologische kennis) dan heb je die leer in
feite al uitgeschakeld, want dan is het geen bijbelse waarheid meer die geloofd moet worden dan is
het slechts "een" gebrekkige menselijke theorie over een bijbels onderwerp.
De bijbelse leer over de toegerekende gerechtigheid die we rechtstreeks van God ontvangen, zonder
bemiddeling van een priester, is het grootste struikelblok in de relatie tussen protestant en de RK123
Eén in de levende Christus, p.19.
Zie noot 122.
125
Filippenzen 3:2; Galaten 1:8,9; Galaten 2:4,5.
124
61
Kerk, dit is het grote breekpunt.
8:11.6. Men stelt dat beiden de kern juist hebben maar daarna allerlei
dingen hebben toegevoegd
Dit is niet juist want de twee kernvragen van het evangelie zijn: (1) wie is Christus en (2) wat moet
een mens doen om behouden te worden. Op de tweede vraag geven Rome en Reformatie een
principieel verschillend en tegengesteld antwoord.
Bij de beantwoording van de tweede vraag heeft Rome niet slechts aan de Schrift toegevoegd, ze
gaat er rechtstreeks tegenin. Rome zit fout in de kern. Er moet eenheid zijn in noodzakelijke dingen
en dan mag er vrijheid zijn in het niet-noodzakelijke. Met Rome is er geen eenheid in het
noodzakelijke.
8.12. Nadruk op wat ons verenigd
Dit wordt van beide zijden bewust gedaan. Kardinaal Simonis schrijft in het voorwoord van zijn
boek over het gebed126 dat hij speciaal het 'Onze Vader' heeft genomen omdat protestant en
katholiek dit gemeen hebben.
Er is toch veel wat ons verenigt? Dat klopt maar er zijn ook fundamentele geloofszaken die ons
scheiden zoals het meest fundamentele feit dat de rooms-katholieke kerk een ander evangelie brengt
(Zie de Galatenbrief).
Een halve waarheid is erger dan een hele leugen. Door alleen te noemen wat ons verbindt en te
verzwijgen wat verdeelt, wordt bedrog gepleegd127. Zo wordt de waarheid geweld aan gedaan.
8.13. Aanpassing aan de plaatselijke religieuze situatie
Dit heeft de RK-Kerk altijd gedaan. B.v. in Cuba schuift ze in vormen en geloofsinhoud op in de
richting van de dienst van een daar populaire godin. In Nederland is de evangelische beweging een
grote kracht. Vandaar dat de Nederlandse RK-Kerk in die richting opschuift. Dit is echter altijd een
plaatselijk verschijnsel. Je kunt het verschil duidelijk zien als je de inhoud van de katechismus van
de Nederlandse en Belgische bisschoppen vergelijkt met de, door het centrale gezag in Rome
uitgegeven, katholieke katechismus. In de katechismus van de Nederlandse en Belgische
bisschoppen probeert men b.v. tot het uiterste randje te gaan als het om de rechtvaardiging gaat,
maar de laatste en principiële stap van de toegerekende gerechtigheid die we, door het geloof en los
van de sacramenten, ontvangen wordt niet genomen.
8.14. De huidige situatie
Een groot gedeelte van de evangelische beweging is zich aan het uitleveren aan de Roomskatholieke kerk.
Zie b.v. wat de EO doet ten aanzien van Simonis. Deze wordt door de EO behandeld als een
medegelovige. Ds. Van de Veer wees mijn uitspraak dat Simonis een valse leraar is af128. Door hem
in feite de broederhand te geven zendt men naar de achterban het signaal uit dat er geen principieel
verschil meer is tussen Rome en Reformatie.
Iemand als Billy Graham werkt allang samen met de RK-kerk als hij ergens een campagne houdt.
Als mensen, die naar voren zijn gekomen, een rooms-katholieke achtergrond hebben zendt hij ze
126
Op de adem van het leven, A.J. Simonis, Kampen.
In plaats van ze te verzwijgen worden de verschillen ook als niet fundamenteel voorgesteld.
128
Zie noot 49.
127
62
naar de rooms-katholieke kerk terug voor "nazorg". Een zendingsorganisatie die zich speciaal richt
op katholieken was niet meer welkom tijdens een campagne. Graham heeft de Paus een evangelische broeder genoemd. Enzovoorts.
In Amerika is er een werkgroep die zich "Evangelicals and Catholics Together" noemt. Aan die
groep (de ECT) nemen enkele vooraanstaande katholieken (op persoonlijke titel) deel en enkele
zeer vooraanstaande evangelische leiders waaronder Charles Colson, J.I. Packer, Pat Robertsen en
Bill Bright. Ze hebben enkele documenten (ECT en ECT-2) uitgegeven waarin men stelt dat er in
feite geen principieel verschil bestaat tussen het evangelie dat Rome en het evangelie dat de
evangelischen brengen. Men accepteert elkaar als ware gelovigen.
63
9. De evangelischen en de Oosters-orthodoxe Kerken
Het grootste deel van wat hierboven (in hoofdstuk 8) is gezegd over de relatie met de RK-Kerk
geldt ook voor de relatie met de Oosters-orthodoxe Kerken. Het hoofdbezwaar is ook hier weer dat
het evangelie van Paulus (het bijbelse evangelie van de rechtvaardiging door het geloof alleen) in
deze kerken niet wordt gepredikt. Verder vinden we ook daar allerlei andere rooms-katholieke
gruwelen zoals de Mariaverering terug.
Een zeer centrale plaats in de Oosters-orthodoxe Kerken neemt de verering van iconen in. De
iconen worden vereerd, toegezongen, gegroet, gekust, etc. Formeel zal men binnen de Oostersorthodoxe Kerken ook weer stellen dat men de iconen alleen maar vereert en niet aanbidt en dat
men in feite niet de icoon maar datgene wat de icoon voorstelt vereert. Door evangelische leiders
wordt soms positief kritisch over deze subtiele vorm van afgoderij gesproken129.
Velen binnen de evangelische beweging zijn tegenwoordig gefascineerd door de Oosters-orthodoxe
spiritualiteit.
Als voorbeeld wijs ik nogmaals op wat is gezegd in hoofdstuk 7 over het, door Otto de Bruijne
gepresenteerde, EO-programma over de spiritualiteit van de Oosters-orthodoxe kerken.
W.J. Ouweneel heeft het in zijn "Nachtboek van de ziel" ook over de Oosters-orthodoxe
spiritualiteit. Het mystiek-extatische van de orthodoxe liturgie, het teruggetrokken-eenzame van het
orthodoxe monnikwezen, het geestelijk leiderschap van de staretsen. Ouweneel zegt daarover: "Ik
herken en erken dit christendom in zekere mate als verrassend authentiek, ook al verschilt het
theologisch zozeer van het mijne130"
Ook hier geldt dat de valse leer en mystiek van de Oosters-orthodoxe Kerken werken als
zuurdesem. Uit Amerika komen de eerste berichten al over de overgang van gehele
pinkstergemeenten naar de Oosters-orthodoxe Kerken131.Voor de wat oudere evangelische
christenen onder ons is het "one way Jesus" symbool, het rode handje met de naar bovenwijzende
vinger, een oude bekende. De ontwerper van dat symbool is ook overgegaan van een
pinkstergemeente naar een Oosters-orthodoxe Kerk. Hij was blijkbaar emotioneel uitgeput van het
narennen van de ene ervaring na de andere. Hij had eindelijk rust gevonden in de eeuwenoude
rituelen en mystiek van de Oosters-orthortodoxe Kerk. Hij hoefde nu zelf het sfeertje niet meer op
te bouwen. De oostersorthodoxe kerk is daar, na vele eeuwen ervaring, immers een expert in.
Ouweneel herkent, zoals gezegd, in dat mystiek-extatische sfeertje van de oostersorthodoxe liturgie
een verrassend authentieke vorm van christendom.
129
P. van Kampen, De Russisch-orthodoxe Kerk, 1996, Kampen, p. 137-151. Ik citeer uit de konklusie (p.
151) : "Toch komt in dit alles een wereld ons tegemoet die, zeker bij Christus-iconen, vaak een zeer bijbelse
sfeer ademt en die we alleen tot onze schade onbekend laten". Ik citeer van p. 145. "op die zondag zingt de
kerk: "Uw smetteloze iconen vereren wij ....."
130
Nachtboek van de ziel, W.J. Ouweneel, p. 15
131
64
10. De evangelischen en de oecumenische beweging
In 1948 is de Wereldraad van Kerken opgericht als een permanent orgaan voor de samenwerking
van alle christelijke kerken.
10.1. De grondslag voor eenheid van de Wereldraad van Kerken
In 1948 is de volgende basisformule vastgesteld: "De Wereldraad van Kerken is een gemeenschap
van kerken die onze Here Jezus Christus als God en Heiland aanvaarden132"
Twee opmerkingen.
(a) De beperktheid van de formule
Deze belijdenis geldt alleen de persoon van Christus en zwijgt over de betekenis en toepassing van
het werk van de Heer.
De twee belangrijkste vragen waar het evangelie antwoordt op geeft zijn: (1) Wie is Jezus?, en, (2)
Wat moet ik doen om behouden te worden? Over de tweede vraag wordt in de grondslag van de
Wereldraad van Kerken niets gezegd. Dat betekent dus dat daarvoor geldt "anything goes". De
orthodox rooms-katholieke verlossingsleer, de orthodox protestantse verlossingsleer, de
oorstersorthodoxe verlossingsleer, de vrijzinnig protestantse verlossingsleren. Het maakt niet uit.
Dit gaat lijnrecht in tegen de Schrift. Zie b.v. wat hierboven (in 8.3.2) over de boodschap van de
Galatenbrief is gezegd. Als iemand niet de verlossingleer brengt, die Paulus verkondigde, dan
brengt zo iemand een vals evangelie.
(b) De vrije interpretatie van de formule
De formulering van de grondslag is al veel te beperkt maar daar komt nog bij dat men de grondslag
mag interpreteren zoals men dat zelf wil. De interpretatie is de verantwoordelijkheid van de
deelnemende kerken.
In de basisformule wordt beleden dat Jezus de Zoon van God en de Heiland is maar ieder mag zelf
invullen hoe men dat uitlegt. Dit betekent dat, in theorie, ook de b.v. Jehovah-getuigen lid van de
Wereldraad kunnen worden want ook zij belijden dat Jezus de Zoon van God133 is. Ze verstaan
onder de uitdrukking "Zoon van God" iets anders dan de orthodoxe christenen maar dat doet er niet
toe als men maar dezelfde formule gebruikt. Voor de vrijzinnige protestantse kerken is deze
formule ook geen probleem want zij belijden Jezus ook als de Zoon van God en geven daar dan
vervolgens een onbijbelse invulling aan.
Ik wijs er hier, tussen haakjes, op hoe de nieuwe, in hoofdstuk 4 besproken, visie op dogma met
zijn onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis precies in deze formule past. We
belijden allemaal Jezus als de Zoon van God. Het gaat dan over geloofskennis. Maar als we precies
gaan omschrijven wat we met die uitdrukking bedoelen is dat het bedrijven van rationele theologie.
De Wereldraad heeft er voor gekozen om de theologie te laten rusten en de eenheid in de
geloofskennis te zoeken. Dit is de oecumene van het hart in zijn logische consequentie
10.2. De gevolgen van de keuze voor deze grondslag
De formule is zo ruim dat een ieder die zich christen noemt welkom is. Valse leer, valse kerken,
een vals evangelie, valse leraren, valse profeten bestaan niet in de visie van de Wereldraad van
132
133
De grondslag is later nog gewijzigd maar de betekenis is niet wezenlijk veranderd.
Alleen leggen ze dat dan zo uit dat hij de hoogste engel is.
65
Kerken.
De Wereldraad van Kerken wordt volledig gedomineerd door valse leraren.
De eenheid ligt in een mystiek te ervaren Christus.
10.3. De steeds ruimer wordende oecumene
Eerst was er alleen de interkerkelijke oecumene maar die wordt allengs verbreed naar de
interreligieuze oecumene.
Eerst werd samenwerking (oecumene) gezocht tussen alles wat zich christelijk noemt: Protestant,
Oosters-orthodox, Rooms-katholiek. Maar de laatste jaren zoekt men, vanuit de Wereldraad, steeds
nadrukkelijker de dialoog met andere wereldgodsdiensten. Op de bijeenkomsten (o.a. op de
zogenaamde assemblees) van de Wereldraad zijn religieuze riten van heidense godsdiensten uitgevoerd. Laatst in Korea werd er een reinigingsceremonie uit het Shintoïsme uitgevoerd. Om de zaal
binnen te komen moesten alle afgevaardigden door de rook van die ceremonie heenstappen.
Ter gelegenheid van de herdenking van het sterfjaar van Franciscus van Assisi is er op, initiatief
van de Paus, een interreligieuze gebedsdienst voor de vrede van de wereld gehouden. In die bijeenkomst bad ieder tot zijn eigen god.
10.4. De oecumenische beweging in profetisch perspectief
In 2 Thessalonicenzen 2:3 wordt gezegd dat er voor de wederkomst van de Heer eerst nog iets moet
gebeuren wat Paules daar "de afval" noemt. "eerst moet de afval komen" Dit is een onderdeel van
Gods profetisch programma. Er staat de afval. Het bepaalde lidwoord wordt gebruikt. Door alle
eeuwen heen is er afval geweest maar hier is sprake van de afval. Het gaat dus om een
uitzonderlijke gebeurtenis.
In de bijbel betekent 'afval' niet dat men niet meer godsdienstig zou zijn. Het is meer een afval van
het ware evangelie naar een vals evangelie. Als het volk Israël afviel van de Here betekende dat ook
niet dat ze niet meer religieus waren. Afval betekende daar een zich afkeren van de wet en van het
getuigenis en van de Here en een zich wenden tot de afgoden. Vaak was het nog subtieler, dan nam
men gewoon de afgoden erbij naast de Here en voegde men elementen uit de dienst aan God samen
met elementen uit de dienst aan de afgoden. Het is zeer waarschijnlijk dat de afval waar Paulus in 2
Thessalonicenzen 2:3 over spreekt hetzelfde karakter zal hebben. De ware godsdienst wordt
vervangen door een valse godsdienst.
Zie ook de profetische uitspraak uit 2 Tim. 4:3,4. "Er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer
niet meer zullen verdragen maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van
leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de
verdichtsels keren".
Uit de afval zal een valse kerk ontstaan.
Openbaring 17:1-6. "ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer"
In Openbaring zeventien is er sprake van 'de grote hoer'. In traditioneel evangelische kring ziet men
over het algemeen in deze hoer de symbolische beschrijving van de afvallige kerk uit de eindtijd.
Hoer en hoererij staat hier in de eerste plaats voor geestelijk overspel.
De Rooms-katholieke Kerk is één van de voorlopers (een voorvervulling) van die komende valse
eenheidskerk. Evenzo de wereldraad van kerken en een instantie als het wereldparlement van
religies.
Het beeld van de eindtijd dat de bijbel schetst omvat ook het eenheidsstreven op mondiaal niveau.
66
Eén wereld, één regering, één kerk, religie. Uit de bijbelse gegevens is op te maken dat er een
wereldregering komt en ook een wereldreligie.
"En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen
gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openbaring 18:4)
Er komt een zeer sterke verleiding over de wereld. De verleidende kracht zal zelfs zo groot zijn dat
het bijna de uitverkorenen zou meeslepen.
"Want er zullen valse Christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en
wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden". (Mattheus
24:24)
Het gaat hier om een vervalsing van het echte. Valse Christussen, valse profeten. Hun optreden zal
worden 'bevestigd' door grote tekenen en wonderen. Dat betekent dat er een bovennatuurlijke
demonische kracht in en door hen zal werken. Het zal een zeer knappe vervalsing van het ware
evangelie, van de ware geestelijkheid (spiritualiteit), van de ware gemeente, van de ware kracht
zijn. Dat blijkt uit het feit dat zelfs de uitverkorenen (de ware gelovigen) er bijna door verleid zullen
worden.
10.5. Dialoog
Dit is een sleutelwoord voor de wijze waarop de Wereldraad van Kerken aan de eenheid bouwt.
Men gaat een dialoog aan. Men kiest niet voor antithese maar voor dialoog. Dialoog is strikt
genomen een neutraal woord. Het betekent letterlijk 'een gesprek'. Op zich is het in gesprek gaan
met andersdenkenden niet verkeerd. Maar het is zeer de vraag of Jezus dat bedoelde toen hij zei dat
we het evangelie moeten verkondigen aan de gehele schepping.
Het woord dialoog, zoals dat door de Wereldraad wordt gebruikt, gaat echter uit van bepaalde, vaak
onuitgesproken, vooronderstellingen. Achter de dialoog ligt de principiële acceptatie van de ander
als een medegelovigen. De dialoog gaat dan ook niet over de fundamentele vraag wie het ware
evangelie gelooft en uitdraagt maar over allerlei bijzaken. Meedoen aan de dialoog betekent dan
automatisch dat men bewust of onbewust dit uitgangspunt aanvaardt. Althans men geeft op zijn
minst die indruk.
Jezus ging geen dialoog aan met de Farizeeën en de Sadduceeën, met de dwaalleraars uit zijn tijd.
Men wil geen confrontatie maar dialoog. Door de confrontatie uit de weg te gaan verloochen je
echter de waarheid. Ik citeer nogmaals C.H. Spurgeon: "Neither when we have chosen our way can
we keep company with those who go the other way. There must come with the decision for truth a
corresponding protest against error".
De onuitgesproken vooronderstellingen van de dialoog zijn dat we elkaar niet mogen veroordelen
(men noemt dat elkaar respecteren), dat we van elkaar moeten leren (dit leidt gemakkelijk tot
syncretisme), dat we elkaar moeten leren kennen, dat we elkaar moeten ontmoeten. Men ontmoet
elkaar op voet van gelijkheid, als gelovigen uit verschillende even legitieme tradities. Niemand mag
exclusief de waarheid claimen. Het gesprek wordt aangegaan vanuit de vooronderstelling: we zijn
alle twee kinderen van God. De waarheidsvraag mag niet gesteld worden. Als je naar de leer vraagt
en wilt toetsen aan de bijbel wordt je direct beschuldigd van modernisme, van het hanteren van een
fundamentalistisch waarheidsbegrip, van verwerpelijk imperialistisch westersdenken, van
mannelijk denken, van vissendenken
De dialoog staat tegenover de antithese, tegen over afscheiding, tegenover confrontatie, tegenover
een verkondiging met gezag, tegenover het stellen van de waarheidsvraag.
67
10.6. De houding van de evangelicals
Tot voor kort hebben de evangelicals het antichristelijk karakter van de oecumene van de
Wereldraad van Kerken onderkend. Algemeen werd onderkend dat de wereldraad een voorloper
was en is van de valse kerk uit de eindtijd.
Reeds lang voordat het proces van interreligieuze dialoog dat nu aan het opstarten is (Zie b.v. de
heidense ceremoniën op de grote bijeenkomsten van de Wereldraad) hebben evangelische leraren
erop gewezen dat deze 'oecumene' niet zou halt houden bij de grenzen van het wereldchristendom
maar dat die door zou gaan in het zoeken van oecumene, dialoog met heidense religies.
De traditionele evangelicals hebben zich altijd van de Wereldraad gedistantieerd vanwege de
onzuivere basis, vanwege de vele valse leringen die deze raad produceerde, en vanwege de
diagnose waarin men de Wereldraad ziet als voorloper van de komende valse wereldkerk. In plaats
van dialoog koos men voor afscheiding en confrontatie.
Geleidelijk aan is dat veranderd. Evangelische (of beter gezegd neo-evangelische leiders) als Billy
Graham en John Stott zijn voorgegaan in het bezoeken van en het deelnemen aan de activiteiten
van de wereldraad. Tegenwoordig is er bij de grote vergaderingen (de assemblees) ook een
behoorlijke, zich evangelisch noemende, groep afgevaardigden aanwezig. Ik moet wel aannemen
dat die in Korea ook door de rook van de shinto reinigingsceremonie de grote zaal zijn
binnengegaan.
In Nederland zijn in eerste instantie, vanuit de protestantse hoek, alleen de kerken die door
vrijzinnigen en neo-orthodoxen worden gedomineerd lid geworden van de Wereldraad. Je ziet de
laatste decennia de weerstand van de evangelischen afnemen. Als eerste stap zijn sommige
evangelische kerken (zoals b.v. de Vrije Evangelische gemeenten) begonnen met het zenden van
een waarnemer. Dit loopt overigens parallel met het binnendringen van schriftkritische gedachten
en het gedachtegoed134 van de neo-evangelicals in deze van oorsprong evangelische kringen.
In Nederland is er de deelname aan de Nederlandse variant (de Kerkendag) van de Duitse
Kirchentag. Men zegt om te getuigen. Dat zou kunnen maar als men werkelijk zou getuigen zou
men er uit gesmeten worden. Hoelang zou men op de Kirchentag de apostel Paulus kunnen verdragen? Het zal er op uitdraaien dat men zelf besmet raakt met de ideologie (de valse leringen) van de
wereldraad.
De Wereldraad zag eerst niets in de evangelischen. Men wees 'de fundamentalisten' af. Nu zoekt
men dialoog met de evangelischen en met name met de charismatische christenen want die
"zeuren" tenminste niet zo over de leer. En dat alles onder het motto "If you cannot beat them, join
them".
Alleen al door samen te werken (elkaar de broederhand te geven) zenden de evangelische leiders
die zich inlaten met de Wereldraad van Kerken een relativerende boodschap uit.
134
Voor een bespreking van de neo-evangelicals zie 12.3 en 12.4.
68
11. De evangelischen en de pinkster, charismatische beweging
Pinksterchristenen zijn evangelische christenen in de ruime betekenis van dat woord. In dit
hoofdstuk wordt de relatie tussen pinkster, charismatische christenen en de evangelischen, in de
engere betekenis van dat woord, besproken.
11.1. Het kenmerkende van de pinkster, charismatische beweging
Dat is in de eerste plaats hun leer over de doop in de Geest als tweede ervaring, na en los van
bekering en wedergeboorte, met als bewijs van het ontvangen van die doop, het spreken in tongen.
Over het algemeen wordt binnen de pinkster/charismatische beweging geen onderscheid gemaakt
tussen de doop in de Geest en de vervulling met de Geest. Daarnaast is ook kenmerkend de
overtuiging dat alle geestesgaven, zoals ze genoemd worden in de lijsten135 die in de bijbel staan, er
nog zijn en dat een gemeente alleen optimaal kan functioneren als al die gaven en dan met name
ook gaven als profetie, spreken in tongen, etc., uitgeoefend worden. In grote delen van de pinkster,
charismatische beweging wordt verder geleerd dat lichamelijke genezing in de verzoening is
begrepen en dat we die genezing nu ook mogen ervaren. Er wordt geleerd dat we daar in geloof
aanspraak op mogen maken.
Zo komt men tot het zogenaamde "four square" evangelie of ook wel het "volle" evangelie:
(1) Jezus redt.
(2) Jezus doopt.
(in de Geest met als bewijs het spreken in tongen)
(3) Jezus geneest.
(een ieder die zich in geloof naar Hem uitstrekt)
(4) Jezus bevrijdt.
(van de boze machten)
De evangelische christenen wijzen punt 3 af. In kontrast daarmee leren de traditionele evangelicals
dat de verlossing van het lichaam nog aanstaande is. Jezus geneest ook nu maar er is niet de belofte
dat Jezus altijd zal genezen. Ze wijzen zeer nadrukkelijk ook punt 2 af. De evangelischen leren dat
de doop in de Geest plaats heeft op het moment van de bekering, door die doop wordt je ingelijfd in
het lichaam van Christus (1 Kor 12:13), een christen ontvangt bij zijn wedergeboorte de Heilige
Geest maar niet iedere christen is ook altijd vervuld met de Heilige Geest. Naar die volheid, Efeze
5:18, moet je je uitstrekken (voorwaarden zijn: reiniging, overgave, geloof) maar het vervuld zijn
met de Geest betekent niet dat ieder dan in tongen kan spreken.
Omdat de evangelische christenen de punten 2 en 3 niet onderschrijven, en de pinksterchristenen
dat wel doen, claimen sommige pinkster, charismatische christenen dat zij het volle (dat wil
zeggen: het volledige) evangelie brengen.
11.2. De geschiedenis van de pinkster, charismatische beweging
11.2.1. De wortels
Voordat de huidige pinksterbeweging ontstond was er een sterke stroming binnen de evangelische
beweging die een tweede ervaring leerde. Dit standpunt luidt als volgt: iedere christen ontvangt bij
zijn of haar bekering de Heilige Geest maar niet iedere christen is vanaf de bekering ook vervuld
met de Heilige Geest. Om vervuld te worden zijn drie dingen nodig: breken met alle bewuste
zonde, onvoorwaardelijke overgave van het gehele leven en de gehele wil aan Christus, en in geloof
in de volheid gaan staan. Dit is één van de kernleringen van de zogenaamde Keswick Teaching. Het
vervuld worden kan al of niet met een gevoelservaring gepaard gaan. Die vervulling is ook niet
éénmalig want je kunt de volheid weer verliezen en daarna weer terug ontvangen.
135
Romeinen 12:6-8 ; 1 Korintiërs 12:8-11,28-31, Efeze 4:11.
69
11.2.2. Het ontstaan van de moderne pinksterbeweging - de eerste golf
De eerste pinksterchristenen hebben de bovenstaande "Keswick Teaching" over de vervulling met
de Heilige Geest overgenomen en daar de leer aan toegevoegd dat het spreken in tongen het
noodzakelijke bewijs is voor het vervuld zijn met de Heilige Geest. Ze stelden verder de doop in de
Geest en de vervulling aan elkaar gelijk. De doop in de Geest, de vervulling wordt ook gezien als
een éénmalige gebeurtenis. Men begon mensen de handen op te leggen voor het verkrijgen van de
vervulling met de Geest.
De huidige pinksterbeweging is ontstaan rond het jaar 1906 in Los Angelos tijdens de zogenaamde
Azuzastreetmeetings. Van daaruit zijn de leringen verspreid over de gehele wereld. De nieuwe
leringen ondervonden veel weerstand van de kant van de andere evangelische christenen en de
gevestigde kerken. Dit leidde ertoe dat de mensen die de nieuwe pinksterleer hadden aanvaard
eigen gemeenten stichtten.
De pinksterchristenen waren verder in hun leer in alle opzichten volledig evangelisch. De
pinksterchristenen hebben in getrouwheid het bijbelse evangelie gepredikt en ontelbare mensen zijn
door hun getuigenis tot geloof gekomen. De eerste pinksterchristenen waren net als alle andere
evangelicals op de bijbel gericht. Zij moesten b.v., op grond van hun trouw aan de bijbel, in die tijd
ook niets van de Paus en de RK-Kerk hebben.
11.2.3. Het ontstaan van de charismatische beweging - de tweede golf
In de vijftiger jaren was in met name de vrijzinnige en neo-orthodoxe kerken maar ook in vele
halfevangelische kerken de weerstand tegen de pinksterleer en de pinksterervaringen zo afgenomen
dat die leer alsnog vele kerken binnen is gedrongen. Zo kreeg je charismatische christenen binnen
vele van de grote kerkgenootschappen.
Er ontstond zelfs een charismatische beweging in de Rooms-katholieke Kerk. Binnen de RK-Kerk
zochten velen de pinksterervaring en vonden die ook. Berucht is de uitspraak van de Belgische
Kardinaal Suenens waarin hij vermeldde dat sinds zijn 'geestesdoop' zijn devotie tot Maria was
toegenomen.
Het is tekenend dat deze 'in de Geest gedoopte' rooms-katholieke mensen rustig lid van een kerk
bleven die het ware evangelie niet predikt en die degenen die dat wel doen vervloekt. Denk ook aan
alle andere gruwelen in de RK-kerk. In zo'n situatie blijven is alleen mogelijk als je de pinksterervaring zoekt en vindt zonder echte bekering of als je een ervaring zoekt in plaats van de waarheid.
11.2.4. De derde en vierde golf
Na enige tijd kwam er, nu binnen de evangelische beweging, een charismatische golf onder impuls
van John Wimber. Volgens hem moet het koninkrijk Gods niet alleen verkondigd worden maar
moet het daarnaast ook gedemonstreerd worden door tekenen en wonderen. (krachtevangelisatie)
Heilig lachen (schateren), vallen in de Geest, het uitnodigen van de heilige Geest, etc.
Uit het midden van de derde golf kwam weer de vierde golf voort: de zogenaamde Toronto
Blessing. Vallen in de Geest, dieren geluiden, etc. De laatste berichten zijn dat er nu gebeden wordt
dat de vullingen van tanden en kiezen in goud veranderen.
11.3/ Oudpinksteren en nieuwpinksteren
Binnen de pinkster/charismatische beweging moet je onderscheid maken tussen oudpinksteren en
nieuwpinksteren. Nieuwpinksteren is charismatisch.
70
De eerste pinkstermensen waren gericht op de bijbel en ze hielden (naast hun speciale pinksterleer)
strikt vast aan de bijbelse leer. De charismatische christenen zijn gericht op ervaring. Bij hen is er
de sterke tendens om de eenheid in de pinksterervaring te zoeken. Het woord of de leer wordt
verwaarloosd of zelfs opzij geschoven onder het motto "De bijbel was het woord van toen maar de
profetie is het woord voor nu."
11.4. Scheiding tussen Woord en Geest
Binnen de extreme (charismatische) richting vinden we duidelijk een scheiding tussen Woord en
Geest. Tegen de traditioneel evangelische eis dat elk gebruik, elke ervaring en elke leer een
duidelijk basis in de bijbel moet hebben, brengt men in dat we de Geest niet mogen opsluiten in de
bijbel. "De Geest waait immers waarheen hij wil". Men stelt dat de bijbel het woord voor toen was
en dat de profetenwoorden, de dromen, de beelden, de visioenen, de stemmen, etc Gods Woord
voor nu zijn.
Het Woord van God wordt weggeduwd. Voor een doopdienst was ik enige tijd geleden in zo'n
extreme charismatische gemeente. Van alles werd gedaan, een rondedansje van het niveau
kleuterklas terwijl de jeugd intussen achterin verveeld naar het plafond zat te kijken, met z'n allen
zingen in tongen, met z'n allen een nieuw lied zingen (ieder maakt dan zijn eigen woorden en zingt
die uit), in beide gevallen een grote chaos, (Gods Geest heeft zo viel me op blijkbaar een voorkeur
voor een zeer onmelodieus lied in enkele noten), dansen terwijl met vlaggetjes werd gezwaaid,
dansen terwijl men manoeuvreert met een grote lap stof (de zin van dat alles ontging mij
volkomen), enzovoorts, en uiteindelijk aan het eind kwam er nog een kort preekje van tien minuten.
Jack Deere, in de tijd dat hij deze uitspraak deed een medewerker van John Wimber, noemde de
leer van de genoegzaamheid van de bijbel een leerstelling van de duivel. Hij leert dat er nog steeds
een voortgaande openbaring is.
De leer over de genoegzaamheid van de bijbel stelt dat we in de bijbel alles hebben ontvangen wat
we moeten weten voor ons eeuwig behoud, voor onze heiliging en het leiden van een godsvruchtig
leven (2 Tim 3:14-16). De bijbel is genoeg. We hebben wel de Geest nodig om de bijbel te
begrijpen en om hem toe te passen. Andere gezaghebbende openbaringen (b.v. profetenwoorden)
hebben we niet nodig. De leer van de apostelen is afgerond en neergelegd in het Nieuwe Testament.
Midden vorige eeuw is in Engeland de eerste Evangelische Alliantie opgericht. De genoegzaamheid
van de bijbel stond in de eerste geloofsbelijdenis van de Evangelische Alliantie. Met andere
woorden, als je niet achter de genoegzaamheid van de bijbel stond kon je de geloofsverklaring van
de Evangelische Alliantie niet ondertekenen, dan werd je niet beschouwd als een evangelical.
Natuurlijk ontkennen de evangelische christenen niet dat God als Hem dat behaagt door een profeet
zou kunnen spreken. Maar de inhoud van zo'n profetie kan nooit iets aan de normatieve openbaring
van de bijbel toevoegen. Een profetie zoals b.v. Agabus die gaf over een komende hongersnood is
nuttig en overigens ook te controleren
11.5. Twee vormen van spiritualiteit
Via de leringen en gebruiken van de charismatische christenen (ik heb het nu over wat ik
nieuwpinksteren heb genoemd) wordt een andere, een valse, vorm van spiritualiteit ingevoerd in de
evangelische wereld.
Men is niet op de bijbel gericht of op de innerlijke leiding van de Geest, zoals die ook in de
evangelische wereld altijd is onderkend en erkend. In plaats daarvan is men gericht op profetenwoorden, 'woorden van kennis', beelden, visioenen, dromen, etc. Men spreekt over het "zien met
de ogen van het hart" en men bedoelt daarmee het ontvangen van beelden, etc. Soms met daaraan
gekoppeld het gebruik van geleide fantasie (visualisatie). De christenen worden bewust in deze
dingen ingeleid.
71
De christenen wordt geleerd om zich naar binnen te keren en om zich open te stellen voor allerlei
ingevingen. Om dat te bevorderen wordt soms ook een passieve houding geleerd.
Onlangs op de basisbijbelstudie hadden we het over deze dingen. Een meisje vertelde wat ze deze
zomer op een werk- en evangelisatiekamp had meegemaakt. Tijdens de gemeenschappelijke godsdienstoefeningen van het team werd hen gezegd dat ze allen stil moesten zijn, de ogen sluiten en
wachten op ingevingen van Gods Geest (beelden, profeten woorden, openbaringen, etc). Let op de
passieve houding die ingenomen werd (ogen dicht, zwijgen en wachten op wat komt). Dit komt
verdacht dichtbij de "ontlediging" die in de, onder meer oosterse, mystiek wordt beoefend.
Het aannemen van zo'n passieve houding is gevaarlijk. Passiviteit is één van de voornaamste
invalspoorten van demonische activiteit. Je kunt de menselijke ziel vergelijken met een orgel. In de
normale toestand zit het "ik" op het krukje van het orgel. Als door passiviteit het "ik" van het krukje
gaat dan kan een geest die in de buurt is op het krukje gaan zitten en het orgel van de ziel gaan
bespelen.
De traditionele evangelicals leerden dat God ons, normaal gesproken in de huidige bedeling, leidt
door de richtlijnen uit bijbel, door de innerlijke leiding van Gods Geest en door Zijn besturing van
de omstandigheden. God leidt ons gewoonlijk door een combinatie van deze dingen. Bij de
innerlijke leiding gaat het niet om beelden, letterlijke stemmen of visioenen, etc. De innerlijke
leiding bestaat uit een aandrang of een weerhouding van Gods Geest op onze geest, we voelen
dingen aan in onze geest, een last van Gods Geest op onze Geest, een innerlijke overtuiging of een
gedachte waar Gods Geest getuigenis (vrede) op geeft, een woord van de bijbel dat met kracht tot je
komt, enzovoorts. God kan in bijzondere gevallen gebruik maken van b.v. dromen of een visioen.
Het bijzondere is echter niet de norm, die dingen moeten niet gezocht worden, en als het komt moet
het getoetst worden. De Israëlieten moesten als ze de wil van God zochten, in die gevallen waar de
bijbel geen richtlijn gaf, een profeet raadplegen maar voor ons is dat niet nodig. De Heilige Geest
woont in ieder van ons en wij moeten leren om ons door Hem te laten leiden (Gal 5:18). Geleid
worden door de Geest is het kenmerk van een kind van God. "Want allen, die door de Geest Gods
geleid worden, zijn zonen Gods" (Romeinen 8:14)
Het verschil tussen de traditionele evangelische spiritualiteit en de valse charismatische spiritualiteit
wordt duidelijk geïllustreerd door het volgende voorbeeld.
Een broeder uit onze gemeente was met zijn gezin verhuisd. Enkele weken na de verhuizing
vertelde hij mij dat hij s'nachts voortdurend klopgeluiden hoorde. Ook zijn vrouw hoorde de
geluiden. Bij nader onderzoek bleek dat hij een klopgeest in huis had.
Hoe zou men vanuit de charismatische spiritualiteit (zielzorg) en hoe zou men vanuit de traditioneel
evangelische zielzorg dit probleem oplossen?
(a) De charismatische wijze.
Men had uitgezien naar een woord van kennis of een profetie of een visioen om te weten wat er aan
de hand was. Men had er een profeet bij gehaald of een erkende dromer van dromen.
(b) De evangelische wijze.
Eerst heb ik samen met die broeder gebeden voor de verdwijning van de klopgeest. Na het gebed
was het niet over. Daarop zijn we in geloof gaan bidden dat God zou openbaren wat de oorzaak van
de problemen was. Enkele dagen nadat enkelen van ons zo aan het bidden waren viel die broeder op
dat er op de vliering een merkwaardige schildering op één van de houten tussenwanden stond. In
zijn geest was hij gewaar (voelde hij aan) dat daar iets mis mee was. Na gebeden te hebben is hij
naar de vliering gegaan om die wand te verwijderen. Op het moment dat hij de wand wilde
verwijderen begon de wand uit zichzelf heen en weer te bewegen. Hij heeft de wand verwijderd en
uit huis gedaan. De klopgeluiden waren echter nog steeds niet weg dus baden we door om licht van
de Heer. Terwijl de broeder door zijn huis liep voelde hij telkens in zijn geest dat er iets mis was
met een bepaalde lamp. Dat begon hem op te vallen en toen hij nadacht waar die lamp vandaan
kwam, herinnerde hij zich dat hij die lamp ter gelegenheid van de verhuizing had gekregen van een
72
kennis die zich intensief met allerlei occulte/new age zaken bezig hield. Daarom besloot hij om de
lamp te verwijderen. Na gebeden te hebben haalde hij de lamp van het plafond en terwijl hij de
lamp er af haalde zag hij geestverschijningen uit de kamer verdwijnen. Na verwijdering van de
lamp waren alle klopverschijnselen over.
De Heer heeft, in antwoord op onze gelovige gebeden, simpelweg geleid door de innerlijke leiding
van Zijn geest in de geest van die, overigens nog niet zo lang daarvoor bekeerde, broeder. Daar
kwamen geen dromen, visioenen, stemmen, woorden van kennis, etc aan te pas.
Iedere gelovige ontvangt bij zijn of haar bekering de Heilige Geest. Iedere christen heeft het
vermogen en het voorrecht om door de Geest geleid te worden. Gods Geest begint een pasbekeerde
christen te leiden maar deze moet zich wel willen laten leiden en hij moet leren om de zachte stille
leiding van Gods Geest te onderscheiden. Dit zal functioneren als we recht staan tegenover de Heer
en vervuld zijn en blijven met Zijn Geest.
Het is mogelijk om die gevoeligheid voor de leiding van de Heilige Geest af te stompen door
voortdurend de leiding van Gods Geest te negeren. Als je door onbeleden zonde de Geest bedroeft
kan Gods Geest je moeilijker leiden.
Ter illustratie het volgende verhaal. Een kennis van mij, die onder meer een bediening in de
zielzorg heeft, werd opgebeld door een pasbekeerde dame. Na haar bekering was ze, door de nazorg
van de EO, verwezen naar een (charismatische) evangeliegemeente in haar woonplaats. Omdat ze
nogal wat schokkende dingen in haar leven had meegemaakt gaven twee van de oudsten haar het
boek "genezing van herinneringen" van Seamonds. In het boek worden allerlei gevallen van
zielzorg beschreven waarbij met de occulte techniek van geleide verbeelding (visualisatie) wordt
gewerkt. Terwijl ze het boek las had ze telkens het idee dat er iets mis was met het boek maar ze
wist niet wat. Uiteindelijk belde ze mijn kennis op en vroeg hem wat hij van het boek vond. Zij
vertelde hem dat ze telkens, bij het lezen in het boek, het gevoel had dat er iets mis mee was. Zijn
reactie en antwoord was: "Die onrust in je geest, dat is de leiding, de stem van de Geest, die je
waarschuwt". Waarop hij haar wees op de verkeerde (occulte) elementen in het boek. Daarop zei
die zuster: "Maar hoe kan het dan dat de oudsten mij dit boek gegeven hebben? Als de Geest mij
voor het boek waarschuwde waarom heeft de Geest die oudsten dan niet voor het boek
gewaarschuwd?". Mijn kennis antwoordde: "Dat komt waarschijnlijk omdat ze de zachte innerlijke
leiding van de Geest zo vaak hebben weerstaan dat ze de Geest hebben uitgedoofd".
11.6. Occulte verblinding - verstopping van de innerlijke oren
Ik geloof dat er nog een reden is waardoor het vermogen, om de innerlijke leiding van Gods Geest
in onze eigen geest op te merken, belemmerd of uitgeschakeld wordt. Er is ook een soort occulte
verstopping van de innerlijke oren mogelijk.
Om diverse redenen (onder meer een doopdienst) heb ik enkele malen een samenkomst van een
extreme charismatische gemeente bezocht. Ik heb gemerkt dat er een vreemde kracht werkzaam
was b.v. in een visioen dat in die samenkomst werd uitgesproken. Iemand gaf een visioen door. Hij
vertelde dat hij een visioen van de hemel had gehad en hij vertelde enkele dingen die hij daar had
gezien136. De invloed van dat visioen duwde de innerlijke openbaring (het door Gods Geest
gegeven inzicht in wat de bijbel over de hemel zegt) weg. Het innerlijke licht/het onderwijs dat ik
van God had gekregen uit zijn Woord werd weggedrukt door de merkwaardige sterke kracht van
dat visioen. De geestelijke kennis, het door de Geest gegeven inzicht in de bijbel, werd door de
valse psychisch/occulte kracht van dat visioen weggedrukt.
136
De apostel Paulus vertelt ook hoe hij opgetrokken isgeweest tot in de derde hemel. Daar had hij
vanwege het bijzondere van die ervaring meer dan veertien jaar over gezwegen en hij sprak er pas over toen
hij het niet meer kon vermijden. (2 Kor 12) Maar deze broeder vertelde opgewekt allerlei details over hoe het
in de hemel er uit zou zien, etc. Die arme Paulus, wat hij meemaakte was helemaal niet zo uitzonderlijk als
hij toen dacht. Allerlei charismatische broeders maken zulke dingen regelmatig mee en dan geven ze dat
onmiddellijk door. Ze schrijven er een boek over of ze vertellen erover in een EO-programma.
73
Als je lang in zo'n omgeving blijft dan verlies je de innerlijke, door Gods Geest geleerde, kennis.
Die kennis wordt weggeduwd en uitgedoofd door allerlei sterke psychische en occulte geestesuitingen. Zelfs een door die krachten beheerste verkeerde bijbeluitleg kan dat effect hebben.
Een ander voorbeeld van dit verschijnsel is wat mij overkwam in een doopdienst van een naburige
Berea gemeente. Aan het einde van de dienst werd opgeroepen om elkaar te zegenen. Ik had zoiets
nog nooit meegemaakt en ik begreep ook niet goed wat daar mee werd bedoeld. Voor ik het in de
gaten had draaide ieder zich naar zijn of haar buurman en begon die onder handoplegging te
zegenen. Voor ik tot mijn positieven kwam had mijn buurman dat ook bij mij gedaan. Toen ik naar
huis reed, na afloop van die samenkomst, merkte ik dat er een soort mist over mijn contact met de
Heer hing. Het leek net alsof ertussen mij en de Heer een soort gordijn was neergelaten. De heldere
gemeenschap met de Heer in mijn Geest was weg. Door gebed heb ik weerstand geboden en na
enkele uren strijd is het contact met de Heer weer hersteld.
Hetzelfde was mij al eens eerder overkomen in een charismatische samenkomst maar toen
tengevolge van een naar alle waarschijnlijkheid occult/psychische woordbediening.
Als dit met mij is gebeurd dan kan dat ook met anderen gebeuren. In zo'n omgeving verlies je, door
de occulte en psychische krachten, de gevoeligheid voor de innerlijke leiding van de Geest en de
waarlijk geestelijke kennis wordt weggedrukt en vervaagd.
11.7. Al te nauw samen optrekken is moeilijk
11.7.1. De ingebouwde drang om hun standpunt uit te dragen
Pinkster- en charismatische christenen hebben een innerlijke drang om hun standpunten uit te
dragen.
Volgens de pinkster/charismatische leer is de doop in de Geest, nodig voor drie zaken:
(De doop in de Geest hier opgevat als tweede ervaring met als bewijs het spreken in tongen)
(1) De doop in de Geest is nodig, volgens de pinksterleer, voor een krachtig christenleven.
De doop in de Geest is, zo stelt men, de toegang tot een leven in de kracht en de volheid van de
Geest.
(2) De doop in de Geest is nodig, volgens de pinksterleer, wil de kracht van God rusten op alles
wat je voor de Heer doet.
Als je echt de Geest wil zien werken, door je getuigen, door je onderwijs, door je pastoraat,
enzovoorts, dan heb je de volheid van Gods Geest nodig en die is, zo stelt men, het gevolg van de
doop in de Geest. En nogmaals, onder doop in de Geest, verstaat men dan de ervaring van een
tweede zegening met als bewijs het spreken in tongen.
(3) De doop in de Geest is, volgens hen, nodig willen de tekengaven gaan functioneren.
Door de doop in de Geest gaan volgens hen geestesgaven als spreken in tongen, gaven van
genezingen, krachten, profetie, etc functioneren.
De pinkster- en charismatische christenen delen in feite de christenheid in twee groepen in. Er is de
groep die, naar hun inzicht, de volheid van de Geest wel heeft ontvangen (dat zijn allen die de
speciale pinksterversie van de doop in de Geest hebben ontvangen) en er is de groep die deze doop
niet heeft ontvangen. De eerste groep leeft op een hoger niveau (in de kracht van de Geest) en de
groep met de christenen die de doop "met als bewijs het spreken in tongen" nog niet heeft
ontvangen leeft op een laag niveau. Die doen zichzelf te kort.
Vandaar de drang van vele pinkster- en charismatische christenen om de nietpinksterchristenen te
74
helpen om ook op hun eigen hoge niveau te komen. Vanuit hun leer gezien is dit gedrag ook
logisch. Je hebt "het" voor jezelf gevonden. Je hebt het geheim voor een overwinnend christenleven
en het geheim voor een bediening in de kracht van de Geest gevonden en dan is het toch logisch dat
je dat ook met anderen wilt delen.
De praktijk bevestigt inderdaad dat die drang er is. Ik zal uit de veelheid van voorbeelden er enkele
geven.
Een echtpaar dat de basisbijbelstudie bezocht vertelde me dat ze, korte tijd nadat ze tot geloof
waren gekomen, op vakantie gingen naar een christelijke camping. Naast hen stond de tent van een
ander echtpaar. De man was ouderling in een pinkster- of charismatische gemeente. Het echtpaar uit
onze gemeente kreeg contact met dit echtpaar (fijn het zijn ook christenen). Na enige tijd begon
deze ouderling hen de boodschap van de doop in de Geest met tongentaal te brengen.
Recent vertelde een zuster uit onze gemeente mij wat ze, op dit gebied, had beleefd in Roemenië.
Ze had daar enkele jaren gewerkt voor een christelijk hulpverleningsorganisatie. Het was een werk
op interkerkelijke basis. Vooraf was met kandidaat-medewerkers uit pinkster- en charismatische
achtergrond afgesproken dat de boodschap van de doop in de geest met tongentaal en andere
speciale pinksterleringen niet gebracht mochten worden. Maar toen de twee voornaamste (nietcharismatische) leiders hun bijdrage in het project beëindigden maakten de pinkster/charismatische
medewerkers direct van de gelegenheid gebruik om hun leer, tegen de uitdrukkelijke afspraken in,
toch uit te dragen. Hoe vaak heb ik soortgelijke verhalen al niet gehoord.
Ik heb enige tijd op een evangelische bijbelschool doorgebracht. In die tijd had ik een goed en fijn
contact met enkele medestudenten met een pinkster/charismatische achtergrond. Het was een nietcharismatische bijbelschool. De meerderheid van de studenten was dan ook niet
pinkster/charismatisch in hun overtuiging. De broeders, met pinksterachtergrond, vertelden me dat
ze bewust boeken met getuigenissen van prachtige pinksterervaringen in de recreatieruimte van de
studenten achterlieten met de bedoeling om de pinksterzegen te verspreiden.
De baptistengemeente in Middelburg is ontstaan door het werk van een evangelist. Hij begon met
één contact en na een evangelisatie campagne is dat uitgegroeid tot een kleine groep. Deze groep
groeide geleidelijk tot een kleine gemeente uit. In die prille beginfase zochten diverse leden van de
pinkstergemeente uit Vlissingen contact. Men zocht, naar men zei, gemeenschap en wie weet was
dat ook wel zo. Zij bezochten samenkomsten van de kleine gemeente en legden persoonlijke
kontakten en zoals te verwachten was droegen ze ook hun pinksterleer uit. Hierdoor ontstond zo'n
verdeeldheid dat de gemeente er bijna aan te gronde ging.
Ben ik nu anti-pinkster omdat ik dit soort dingen vertel? Mag dit soort dingen niet gezegd worden?
Het is naïef als we niet onderkennen dat uit de leer van de pinkster/charismatische christenen
logisch voortvloeit dat ze hun ervaring willen delen. Het is beter om daar van tevoren rekening mee
te houden.
Daarmee verwerp ik geenszins de pinksterchristenen als mijn medebroeders. Daarmee ontken ik
geenszins dat de Heer hen zegent en tot zegen stelt voor vele mensen. Voor deze dingen dank ik
van harte de Heer.
11.7.2. Het zoeken van een ervaring die de bijbel niet heeft toegezegd kan gevaarlijk zijn
Bijna elke bijbelse ervaring en elke waarachtige bijbelse geestesgave kunnen door demonen
nagemaakt worden.
Als we hardnekkig een ervaring zoeken die de bijbel niet heeft toegezegd dan kan dat gevaarlijk
zijn, dan kan er een boze geest komen die ons de gezochte ervaring geeft. Dat gevaar bestaat vooral
als je de gezochte ervaring probeert op te wekken. Denk daarbij aan allerlei technieken om het
tongenspreken 'op gang te krijgen'.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van het bovenstaand. Het zijn gevallen die ik zelf van nabij
75
heb meegemaakt en waarvan ik u, indien gewenst, de namen van de andere getuigen en de betrokkenen kan geven zodat u het bij hen kan verifiëren.
Het eerste voorbeeld betreft mijn schoonzus. Zij is opgegroeid in een pinkstergemeente waar zij op
dertienjarige leeftijd bewust de Heer heeft aangenomen. (Prijst de Heer voor de pinksterbroeders
die getrouw het evangelie aan haar hebben verkondigd). Zo rond haar vijftiende ging ze, door de
prediking, nadenken over de pinksterversie van de doop met de Geest. Ze bad wat ze moest doen.
Daarop kreeg ze drie nachten achter elkaar een droom waarin ze zichzelf naar voren zag gaan voor
handoplegging en gebed voor de doop in de Geest waarna ze zichzelf in tongen zag spreken. Na de
derde keer dezelfde droom te hebben gehad dacht ze: "dit moet van de Heer zijn". Daarop is ze toen
de volgende zondag naar voren gegaan voor het ontvangen van de doop in de Geest en inderdaad ze
sprak in tongen. Enkele jaren later is ze getrouwd en is ze via haar huwelijk in de
baptistengemeente gekomen. Ze had in die jaren soms heftige nachtmerries, zodanig dat haar man
haar wakker moest maken. Als ze dan samen baden kalmeerde ze weer. Enkele jaren terug hield
Rob Matzken een spreekbeurt in onze gemeente. Hij sprak over de derde golf van Wimber. In die
spreekbeurt wees hij er op dat tongentaal van demonische oorsprong kan zijn. Mijn schoonzus
sprak hem daarop aan en vertelde hem dat zij in tongen sprak. Matzken stelde aan haar voor om de
zaak aan de Heer voor te leggen: "Heer wilt u laten zien uit welke bron mijn tongenspreken komt".
Ze hebben samen voor die zaak gebeden en die nacht kreeg ze weer een droom maar nu verscheen
er een blinkende gestalte, een demon, die zich met zijn naam aan haar bekend maakte. De volgende
dag vertelde ze dat aan haar man en samen met de voorganger kwamen ze tot de conclusie dat dit
niet klopte. In de naam van de Heer hebben ze die demon bevolen om te vertrekken. De boze geest
is vertrokken met als bijkomend gevolg dat mijn schoonzus niet meer in tongen kon spreken en met
als tweede gevolg dat die zware nachtmerries over waren.
Een ander recent voorbeeld is het geval van een zuster uit onze gemeente. Zij werd door een ander
gemeentelid!!!! meegenomen naar een bijeenkomst van de interkerkelijke, charismatische, "Woman
Aglow" vrouwenbeweging. Daar werd deze zuster misleid door een profetie van het type: "Er zit
hier iemand in de zaal die het moeilijk heeft maar de Heer zegt: ik ben met je". Dat is een schot
voor open doel want in elke samenkomst zijn er wel enkele mensen die het moeilijk hebben. Na
afloop zocht ze contact met de spreekster. Die stelde voor met haar te bidden. Terwijl de spreekster
bad legde ze haar hand op de schouder van die zuster (handoplegging !!) en na enige tijd schakelde
de spreekster over op het bidden in tongen (zonder vertaling). Diezelfde nacht deden zich in het
huis van deze zuster allerlei occulte verschijnselen voor (geluiden, geestverschijningen, ze werd
zelfs fysiek lastig gevallen door de geestverschijningen) en er viel ook geregeld een verschrikkelijk
angst op haar. Ze heeft hulp gezocht bij de leiding van onze gemeente. Na een voorbereiding in
gebed hebben enkele broeders haar bezocht. Ze heeft beleden wat ze had gedaan (dat soort samenkomsten bezoeken, zich de handen op laten leggen, in tongen over zich laten bidden) en de broeders
hebben in de naam van Jezus de machten bevolen om haar niet meer lastig te vallen. Daarna
verdwenen de occulte verschijnselen.
Ik wijs ook nogmaals op wat ik zelf als gevolg van handoplegging in een charismatische gemeente
heb ervaren. (Zie punt 11.6 hierboven)
Het is volstrekt onverantwoord (en onbijbels) om iedereen door iedereen de handen op te laten
leggen en je moet je al helemaal nooit de handen op laten leggen in een (extreme) charismatische
gemeente.
Nogmaals dit zijn geen verhalen van horen zeggen. U kunt deze dingen navragen bij de getuigen.
11.7.3. Een eindeloze bron van spanningen
Als wordt toegelaten dat de pinksterleer wordt uitgedragen in een evangelische gemeente wordt er
een eindeloze bron van spanningen in die gemeente binnengevoerd. De mensen die de pinksterleer
zijn toegedaan en die de pinksterervaring hebben beleefd zullen altijd weer in de richting van meer
pinksteren willen (ze willen een grotere dosis, ze willen de laatste charismatische 'mode' invoeren
zoals momenteel een soort sacrale dans, dansen in de geest) en de anderen zullen juist in de
tegengestelde richting willen gaan. In Middelburg is een evangeliegemeente waar reeds twintig jaar
76
deze spanningen zijn. De geschiedenis van deze gemeente is er één van bijna permanente staat van
'oorlog' met steeds weer op de achtergrond deze spanning.
11.7.4. Een andere kijk op het overwinnend christenleven
De vraag is wat ga je de christenen leren? De doop in de Geest (via handoplegging met tongen etc)
of leer je ze de traditionele evangelische leer over de vervulling met de Geest.
Het mag niet zo zijn dat in een gemeente of geestelijk werk dan weer de ene visie en dan weer de
andere visie wordt uitgedragen.
11.7.5. We moeten nuchter zijn
Aan de ene kant moeten we de pinksterchristenen van harte als broeders en zusters erkennen en
hoogachten en liefhebben maar om de hierboven genoemde redenen is al te nauw met elkaar
optrekken moeilijk. Het hangt er ook van af hoe sterk bij de pinkster/charismatische broeders de
drang is om hun standpunten onder de christenen van andere kerken uit te dragen en hoe extreem ze
zijn.
11.8. De evangelicals en de charismatische beweging
In eerste instantie hebben de evangelicals de specifieke pinksterleringen afgewezen. Daar werd
geen ruimte voor gegeven en daarom hebben de eerste pinksterchristenen eigen gemeenten gesticht.
De traditionele evangelicals en de pinksterchristenen zijn daarop lange tijd gescheiden opgetrokken.
Men onderkende wederzijds dat er zodanige verschillen waren dat een al te nauw samen optrekken
op praktische gronden niet of nauwelijks mogelijk was. In Nederland had je dan ook b.v. een
evangelische bijbelschool en een centrale pinksterbijbelschool.
De evangelische instituten en organisaties volgden een duidelijk lijn wat betreft de
pinkster/charismatische beweging:
(1) Bij de meesten mochten christenen die de centrale pinksterdogma's aanhingen geen
stafmedewerker zijn. Simpelweg omdat men er van uit ging dat deze christenen hun eigen visie op
de sleutel voor een krachtig christenleven zouden doorgeven. En die visie was in strijd met de eigen
boodschap137 die over deze zaak werd gebracht.
(2) Via de organisaties/instituten mochten de specifieke pinksterleringen niet uitgedragen worden.
(3) De pinksterleringen werden weerlegd en verworpen.
(4) Intussen erkende men wel de pinksterchristenen als medechristenen.
Ik zal als voorbeeld het beleid van het BIB, het Bijbel Instituut België, geven. Het gaat om de
evangelische bijbelschool te Heverlee, waar later ook een faculteit (de ETF) aan is toegevoegd.
Twintig,vijfentwintig jaar geleden was de koers als volgt:
- De school wees de specifieke pinksterleringen af
- Toch werden mensen met een pinksterachtergrond wel als student toegelaten.
- In de lessen over de bijbelse leer werden zeer zorgvuldig de pinksterleringen weerlegd. Daartoe
werd voor de behandeling van de leer over de Heilige Geest dubbel zo veel tijd als voor andere
delen van de systematische theologie gereserveerd.
- Omdat dit veel spanningen gaf werden vooraf en ook tijdens het geven van de cursus over de
Heilige Geest extra bidstonden gehouden.
- Mensen die de klassieke pinksterdogma's leerden konden in principe geen les geven aan het BIB.
137
Zie b.v. de boodschap die Bill Bright (Campus Crusade for Christ, nu agape) bracht in de door hem
geschreven "begrijpen" serie. Bill Bright bracht een duidelijke boodschap over de noodzaak van de vervulling
met Gods Geest. In essentie bracht hij belangrijke onderdelen van de Keswick Teaching.
77
Dergelijke duidelijke grenzen zijn reeds lang losgelaten door de overgrote meerderheid van de
evangelische organisaties/instituten. Zie als illustratie de wijze waarop b.v. Heverlee (het BIB/de
ETF) heeft gereageerd op de derde golf van Wimber. Die beweging werd niet als vals afgewezen,
iets wat traditionele evangelicals ongetwijfeld hadden gedaan, maar in plaats daarvan werden de
derde charismatische golf positiefkritisch benaderd.
11.9. De charismatisering van de evangelische beweging
Door het loslaten van de grenzen vindt er momenteel een charismatisering van zowel de
evangelische als de reformatorische kerken plaats. Ik neem aan dat pinksterbroeders daar geen
moeite mee zullen hebben.
Het is helaas een feit dat de charismatische beweging op een speciale wijze blijkt open te staan voor
allerlei buitenbijbelse gebruiken en leringen. Met de charismatische ervaringen komt er een stroom
andere gebruiken en leringen binnen. De hoofdstroom van de pinkster/charismatische christenen
biedt nauwelijks weerstand tegen b.v het invoeren van occulte technieken als visualiseren, tegen
heilig lachen (schateren), vallen in de Geest, het produceren van dierengeluiden, de feminisering
van de gemeente en de theologie, etc. Alleen de mensen van oudpinksteren verzetten zich hier
tegen.
De EO heeft in de eerste helft van haar bestaan de pinksterstandpunten niet uitgedragen. Daarom is
ook herhaaldelijk geprobeerd een eigen pinksteromroep op te richten. Die eigen pinksteromroep is
al lang niet meer nodig want de EO wordt in snel tempo overgenomen door de charismatische
beweging.
De EO is opgericht door broeders uit de evangelische stroming. Daarbij hebben ze wel hulp gehad
van gelovigen uit de reformatorische kringen (al stonden de meesten van hen er eerst wantrouwend
tegenover) en van broeders uit gematigde pinksterkringen (zeg maar oudpinksteren). Het beleid was
dat de pinksterleringen niet via de EO mochten worden uitgedragen. En dat gebeurde dan ook niet.
Ongeveer tien, vijftien jaar geleden zijn de evangelische leiders die de EO hebben opgericht, door
b.v. overlijden, weggevallen. Een volgende generatie heeft het overgenomen. Die hebben de deur
voor de pinksterleringen geopend. Er was laatst zelfs een herdenkingsprogramma op de EO van de
grote massabijeenkomsten van de extreme pinkstervoorganger/evangelist Osborne Bij deze
evangelist stond de valse leer: "Jezus geneest een ieder die in geloof tot Hem komt" zeer centraal. In
het EO-programma zond men beelden uit van die bijeenkomsten. Osborne droeg weer die valse leer
uit, waar hij zovele zieke mensen zwaar mee heeft beschadigd. Hierbij werd geen kritisch
commentaar gegeven. Allerlei pinkster, charismatische leringen worden tegenwoordig via de EO
verspreid.
De Alphacursus is ook een voertuig waardoor de charismatische leer de evangelische en
reformatorische kerken aan het binnenkomen is. De auteur van de cursus, N. Gumbel, leert b.v.
zonder omwegen dat de doop in de Geest, met het spreken in tongen, voor iedere christen is138. Hij
is zelf een volgeling van de meest extreme derde golf met de Toronto Blessing. John Stott heeft er
op gewezen dat in Engeland reeds vele gemeente als gevolg van het toepassen van deze cursus zijn
veranderd in charismatische gemeenten139.
138
139
Een kwestie van leven, N. Gumbel, p. 115, 1996, Hoornaar.
Zie noot 277.
78
12. Evangelisch, neo-evangelisch en fundamentalistisch
12.1. Wat is evangelisch?
12.1.1. De term evangelisch
De term evangelisch is een moeilijk te omschrijven begrip. Dat komt omdat de betekenis in de loop
der tijden nog al eens van inhoud is verschoven. In Engeland betekende evangelisch in eerste
instantie simpelweg protestant (calvinistisch). In Duitsland wordt de Lutherse kerk evangelisch
genoemd. Om onderscheid te maken tussen aan de ene kant algemeen Luthers en aan de andere
kant evangelisch, in de zin zoals wij dat kennen, spreekt men daar niet over evangelisch maar over
'evangelicaal'. Luthers is dan evangelisch en evangelisch (in de betekenis zoals wij die kennen) is
dan evangelicaal.
Om duidelijkheid te scheppen is het zinvol om twee onderscheidingen te maken. In de eerste plaats
is het zinvol om onderscheid te maken tussen evangelisch in de ruime zin van het woord en evangelisch in de engere zin van het woord. In de ruime zin van het woord vallen alle
bijbelgetrouwe/orthodoxe christenen daaronder. In engere zin heeft het meer kenmerken. In de
tweede plaats is het zinvol om ook onderscheid te maken tussen traditionele evangelicals en
moderne (of liever postmoderne) evangelicals. In de Engelstalige wereld heeft men het dan over
"conservative" evangelicals en "openminded" evangelicals. Je kunt ook spreken van evangelicals en
neo-evangelicals.
In de loop van dit hoofdstuk worden de genoemde onderscheidingen nader toegelicht.
12.1.2. De leerstellige basis van de evangelische beweging
In 1846 is in Engeland de eerste (interkerkelijke) Evangelische Alliantie opgericht.
Men verenigde zich in de eerste plaats op basis van een beknopte geloofsverklaring met daarin de
fundamenten van het geloof. De Evangelische Alliantie had dus een duidelijke leerstellige grondslag. Helaas is die verklaring niet bindend opgelegd.
Die geloofsverklaring is er nog steeds. In de loop der tijd is die verklaring niet helemaal
onveranderd gebleven. Zo is een tijd de belijdenis van de genoegzaamheid van de Schrift uit de geloofsverklaring verdwenen geweest. Dat viel overigens juist samen met de acceptatie van
charismatische christenen binnen de Evangelische Alliantie. Mogelijk is er een verband tussen die
twee zaken omdat juist binnen charismatische kringen verzet tegen de leerstelling over de genoegzaamheid van de bijbel bestaat.
12.1.3. Drie stromen binnen de evangelische beweging in ruime zin
Met evangelisch in ruime zin worden dus alle bijbelgetrouwe (orthodoxe) christenen bedoeld.
Binnen deze groep zijn er drie stromingen te onderscheiden: evangelisch in engere zin, reformatorisch en pinksteren (charismatisch). Die stromingen worden weerspiegeld in b.v. de bijbelscholen.
Iedere stroming had zijn eigen bijbelschool. De evangelischen de Evangelische Bijbelschool in
Doorn (nu Veenendaal), de reformatorischen de Reformatorische Bijbelschool in Zeist en de pinksterchristenen de Centrale Pinkster Bijbelschool in den Haag. Alhoewel men elkaar erkende als
medechristen werden de leerstellige verschillen toch zo ingrijpend geacht dat men op praktische
gronden besloot om op het punt van b.v. de opleiding gescheiden op te trekken. Dat was ook
realistisch. Ik weet dat er meer dan twintig jaar geleden serieus door vooraanstaande leden van de
Nederlands Gereformeerde Kerken is overwogen om de predikanten voortaan in Heverlee op te
laten leiden. De directeur van de bijbelschool heeft dit toen afgeraden en wel om de simpele reden
dat de statistieken overtuigend aantoonden dat een behoorlijk aantal van de studenten, die uit een
79
kerk met de kinderdoop kwamen, in de loop van de studie overgingen tot de doop op geloof. En dat
gebeurde terwijl op de bijbelschool niet uitdrukkelijk de doop op geloof werd geleerd. Het is
tekenend dat het enige document dat ik via de bijbelschool indertijd over de doop heb gekregen
juist een verdediging van de kinderdoop was. Die verdediging was opgesteld door een
gereformeerde predikant die les op de school gaf.
12.1.4. De wortels van de evangelische beweging
De huidige evangelische beweging heeft verschillende wortels. De eerste wortel is de reformatie.
Evangelische christenen zijn protestant, dat betekent dat ze onder meer de vier sola's van de
Reformatie aanvaarden.
Een andere wortel vormen de grote opwekkingen140 in de Angelsaksische wereld met hun
uitstraling tot op het Europese continent. De bekende zangbundel van Johannes de Heer is b.v.
ontstaan onder directe invloed van de grote opwekking (1904) in Wales141.
Binnen het kamp van de eerste grote opwekking (de zogenaamde 'Great awakening' uit de
achttiende eeuw) ontstond er een calvinistische vleugel en een methodistische vleugel. De leider
van de eerste groep was George Whitefield en de leider van de tweede groep John Wesley. Die
twee stromingen zijn tot op de huidige dag in de evangelische beweging in ruime zin aanwezig. Het
is echter een feit dat de evangelische beweging, in engere zin, in een grotere mate het stempel van
Wesley dan van Whitefield draagt. Er zijn dan ook maar weinig evangelicals, in engere zin, die b.v.
de Dordtse Leerregels volledig zullen onderschrijven. De meeste evangelischen (evangelisch in
engere zin) verwerpen b.v. de beperkte verzoening142. Toch omschreef b.v. de oprichter van het
bekende Dalles Theological Seminary, Lewis Sperry Chafer, zichzelf als een "moderate calvinist".
In de evangelische wereld (in engere zin) neemt, of misschien moet ik tegenwoordig zeggen "nam",
de meerderheid niet het verbond maar de bedeling143 als een van de uitgangspunten bij de
schriftuitleg.
Dit zijn dan ook de redenen waarom mensen als b.v. ds. J.H. Velema (de latere voorzitter van de
EO) zich in eerste instantie niet actief en onverdeeld achter het initiatief tot de oprichting van de EO
hebben gesteld. Vanwege de methodistische inslag en vanwege de dominantie van de
bedelingenleer in de toenmalige evangelische wereld.
12.1.5. Johannes de Heer, de aartsvader van de Nederlandse evangelische beweging
Meer dan een halve eeuw was Johannes de Heer de voornaamste en veruit meest invloedrijke leider
binnen de Nederlandse evangelische beweging (evangelisch hier in beperkte zin). Johannes de Heer
was in de eerste plaats een evangelist maar daarnaast ook een zeer kundig bijbelleraar. Zeer vele
mensen zijn onder zijn prediking tot geloof gekomen.
Hij vatte zijn boodschap samen in wat hij noemde de drie V's.
(1) Verzoening.
140
De achttiende eeuw (The great awakening) en de negentiende eeuw (The second great awakening).
Zie het originele voorwoord in de bundel met muzieknoten.
142
Dat betekent niet dat ze achter de alverzoening staan. Zij geloven in de algemene verzoening. Christus is
voor allen gestorven maar alleen degenen die tot geloof komen zullen behouden worden.
143
Binnen de kringen van de aanhangers van de bedelingenleer, het zogenaamde dispensationalisme, zijn
er extreme en gematigde standpunten. Je mag het dispensationalisme niet gelijkstellen met de meest
extreme vorm daarvan zoals in reformatorische kringen helaas nog al eens wordt gedaan. Voor een
evenwichtige uitleg van het dispensationalisme zie het boek "Dispensationalism Today" door Charles
Caldwell Ryrie. Het gematigde dispensationalisme stelt dat we onderscheid moeten maken tussen de
bedelingen van de wet (Israël), van de genade (de gemeente) en het duizendjarig rijk. De voorschriften van
de ene bedeling mogen niet zomaar op de andere worden toegepast. Men onderscheidt ook tussen Israël en
de kerk. De vervangingsleer wordt afgewezen.
141
80
(2) Vervulling.
(3) Verwachting.
Hij predikte de verzoening door het offer van Christus met daaraan gekoppeld de oproep tot
bekering, de oproep tot onmiddellijke onderwerping aan Christus.
Hij predikte de vervulling door de Heilige Geest. Ieder kind van God ontvangt bij de bekering/de
wedergeboorte wel de Heilige Geest maar om een overwinnend christenleven te leiden is het nodig
om (doorgaand) vervuld te zijn met de Heilige Geest. Johannes de Heer onderwees de zogenaamde
Keswick Teaching144. Naast zijn eigen geschriften gaf het, door hem opgerichte, Zoeklicht daarom
b.v. de geschriften van Ruth Paxson uit. Johannes de Heer had een duidelijk antwoord op de vraag:
"wat betekent het om vervuld te zijn met de Heilige Geest, hoe kunnen we vervuld zijn en vervuld
blijven, hoe kunnen we leven en dienen uit de kracht Gods". Daarbij wees hij wel uitdrukkelijk de
typerende stellingen van de moderne pinkster/charismatische beweging af zoals b.v. het verbinden
van de vervulling met het spreken in tongen.
Hij predikte de wederkomst van Jezus Christus. Als we op de tekenen der tijden letten dan wijst
alles er op dat de wederkomst dichterbij komt. Bij Zijn wederkomst zal de Here Jezus een letterlijk
duizendjarig rijk oprichten. De Heer kan elke moment komen (maybe today), daarom wees bereid,
zorg dat je er klaar voor bent. Hij voorzegde overigens reeds in het jaar 1919, op grond van de
bijbel, de komende wederoprichting van de Joodse Staat. Dat deed hij dus vele jaren voor de
Tweede Wereldoorlog toen er op dat herstel nog geen enkel zicht was.
Naast het reeds vermelde oprichten van het Zoeklicht dat het bekende Zoeklichtblad uitgeeft is
Johannes de Heer ook de samensteller (en eerste uitgever) van de bekende zangbundel van
Johannes de Heer. Johannes de Heer had de gave om de geesten te onderscheiden. In zijn blad
signaleerde hij daarom ook de ontsporingen in de christelijke wereld: Feminisme, modernisme,
allerlei sekten, etc.
Hij heeft verder de eerste stoot gegeven tot de oprichting van de NCRV want hij had de visie om
het evangelie via de Radio uit te dragen.
Het initiatief tot oprichting van de EO is overigens gedaan door mensen die onder zijn invloed
hadden verkeerd en die door zijn voorbeeld geïnspireerd werden. In die zin staat hij zelfs nog mede
aan de oorsprong van de EO. Neem b.v. de evangelist broeder J. Kits sr. De reeds overleden
evangelist Kits was één van de twee initiatiefnemers van de EO. De vader van Kits was tot geloof
gekomen onder de prediking van Johannes de Heer. Via de vader is de zoon tot geloof gekomen.
Op directe aanwijzing van Johannes de Heer is de vader van Kits samen met de zoon het evangelie
gaan prediken op een steenfabriek. Zo is de loopbaan van Kits als evangelist begonnen. Br Kits is
vele jaren een naaste medewerker van Johannes de Heer geweest bij de Zoeklichtconferenties en
andere takken van arbeid. Johannes de Heer noemde Kits zijn 'vleugeladjudant'. Zie verder de
autobiografie145 van Kits.
12.1.6/ De overkomst, uit Amerika, van allerlei evangelische organisaties.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft de Nederlandse evangelische beweging een enorme impuls
gekregen door de overkomst van evangelische organisaties als Youth for Christ, de Navigators,
144
In Keswick werd gedurende lange tijd jaarlijks een grote konferentie (een conventie) ter verdieping van het
geestelijk leven gegeven. Vandaar dat het onderwijs dat aar speciaal werd gegeven en benadrukt wel
"Keswick Teaching" wordt genoemd. Net zoals b.v. de bedelingenleer geen officiële verklaringen heeft maar
toch duidelijk in enkele grote lijnen te herkennen is. Zo is ook de Keswick Teaching of de leer over het
overwinnend christenleven (victorious life) aan enkele grote lijnen te herkennen. Voor een voorbeeld zie het
bekende boek "Het normale christelijke leven" van Watchman Nee.
145
Dit is pas leven, J. Kits, 1978, Hilversum, uitgave EO in samenwerking met de ELK, Amsterdam. Kits
heeft zijn hele leven in het hart van de evangelische beweging verkeerd en omdat zijn leven zo verwikkeld
was met de evangelische beweging geeft zijn autobiografie ook een fascinerende kijk op de historische
ontwikkeling van de evangelische beweging in Nederland.
81
Campus Crusade for Christ (tegenwoordig Agape), Ichthus, Operatie Mobilisatie. Later zijn er ook
charismatische organisaties als Jeugd met een Opdracht bij gekomen.
12.2. Het fundamentalisme
12.2.1. De oorsprong van de term fundamentalisme
Het woord is van Amerikaanse oorsprong. De term komt van een reeks brochures met als algemene
titel: "The fundamentals: a Testimony to the truth". In deze aan het begin van de twintigste eeuw
uitgegeven brochures, werden allerlei fundamentele bijbelse waarheden verdedigd. De brochures
waren een reactie op de aantasting door de vrijzinnigheid (door de schriftkritiek) van allerlei
fundamentele bijbelse waarheden. Elke brochure verdedigde zo'n waarheid. Het ging om zaken
zoals de inspiratie en de onfeilbaarheid van de bijbel, de Godheid van Christus, de maagdelijke
geboorte, etc.
De tegenstanders gebruikten daarna het woord fundamentalist als etiket voor ieder die achter deze
bijbelse waarheden stond.
Het fundamentalisme was dus een beweging van gelovigen uit allerlei kerkelijke achtergronden die
opkwamen voor bijbelse rechtzinnigheid.
Het fundamentalisme viel in die tijd samen met wat ik hierboven heb genoemd 'evangelisch in
ruime zin'. Zowel christenen met de bedelingenleer als christenen met een verbondstheologie
maakten deel uit van deze beweging.
12.2.2. De fundamentalistische Schriftbeschouwing
Uit de dogmageschiedenis blijkt dat bijna elk dogma is ontstaan uit een confrontatie met een valse
lering. In de loop der tijd werden telkens weer andere punten van de bijbelse leer aangevallen. Als
gevolg daarvan werd de kerk gedwongen om nauwkeuriger, dan ze daarvoor had gedaan, te omschrijven wat ze altijd al over die punten had geloofd. In feite werd, datgene wat impliciet altijd
geloofd was, op zo'n moment expliciet gemaakt. Zo is het gegaan met b.v. het dogma over de twee
naturen van Christus en het dogma over de Drie-eenheid Een dergelijke ontwikkeling heeft ook het
dogma over de Schrift doorgemaakt.
In het begin van de negentiende eeuw kwam de systematische Schriftkritiek op. Nog nooit was de
schrift op deze systematische wijze aangevallen. Dit dwong de orthodoxe gelovigen tot een
nauwkeuriger formulering vanonder meer de inspiratie en de onfeilbaarheid van de bijbel. Met
name B.B. Warfield heeft toen, vanuit het zelfgetuigenis van de bijbel, nauwkeurig geformuleerd
wat het betekent dat de bijbel door God ingegeven is.
De onfeilbaarheid (inerrancy) van de bijbel was echter geenszins een gedachte die door mensen als
B.B. Warfield voor het eerst naar buiten is gebracht zoals de neo-evangelicals beweren. Zie de
citaten van Augustinus en Luther in punt 1.6 van deze studie. De Chicago Verklaringen stellen
daarom ook terecht dat de leer van de onfeilbaarheid een integrerend deel is geweest van het geloof
van de kerk in heel haar geschiedenis146.
Omdat de onfeilbaarheid van de Schrift één van de waarheden is die de orthodoxe christenen in de
brochure reeks "The fundamentals: a Testimony to the truth" verdedigden, noemt men dit de
fundamentalistische Schriftbeschouwing. Zo ook W.J. Ouweneel. Hij noemt de leer dat de bijbel
onfeilbaar/foutloos is ergens "de fundamentalistische visie van een foutloze bijbel147".
146
Artikel XVI van de Chicago Verklaring over de onfeilbaarheid van de bijbel.
Dicht bij de bijbel, Nullens (red), p. 215
147
Het gezag van de bijbel, p. 82
82
12.2.3. Het militante karakter
Het fundamentalisme nam de aansporing om "tot het uiterste te strijden voor het geloof dat eenmaal
de heiligen was overgeleverd" (Judas :3) serieus. In de maatschappij protesteerde men bijvoorbeeld
tegen het invoeren van de evolutietheorie in het openbaar onderwijs. In de kerken probeerde men de
kerkelijke leertucht op de afwijkingen van de vrijzinnigen toe te passen.
Die strijd is niet altijd, door allen, even geestelijk en wijs gestreden. De uitwassen werden gretig
door de wereldlijke en de vrijzinnige pers opgeblazen en overal rondgebazuind. Zo is de karikatuur
de wereld ingebracht van de fanatieke, strijdlustige, domme, fundamentalist met oogkleppen voor.
Het is lasterlijk om deze ontsporingen als kenmerkend voor de gehele beweging van het
fundamentalisme voor te stellen.
12.2.4. De verloren strijd
In de meeste grote Amerikaanse kerkgenootschappen hebben de orthodoxe gelovigen (dat zijn de
fundamentalisten of de evangelicals in ruime zin) de strijd verloren. Ook in de scholen en in de
maatschappij is de strijd in de eerste decennia van deze eeuw verloren.
12.2.5. Wantrouwen tegenover wetenschap en theologie
Omdat de afval begon op de theologische opleidingsinstituten en vanwege het antichristelijk
karakter van de als wetenschappelijk gepresenteerde evolutietheorie ontstond er binnen brede
kringen van het fundamentalisme een weerstand en een wantrouwen tegen wetenschap en
theologie. Alhoewel dit zeker niet van alle fundamentalisten gezegd kan worden.
Het orthodoxe geloof is in Amerika, in de tijd toen bijna allerwegen in de grote kerken de
vrijzinnigheid de macht overnam, mede bewaard gebleven via de bijbelschoolbeweging. (Instituten
naar het voorbeeld van het Moody Bible Institute)
12.2.6. De bedelingenleer en de Keswick Teaching
In het begin waren er twee vleugels binnen het fundamentalisme. De calvinistische met als basis de
verbondstheologie en het dispensationalisme dat meer neigt naar het methodisme.
Na de kaalslag van de eerste decennia van de twintigste eeuw vond, binnen de restanten van de
fundamentalistische beweging, de leer over de bedelingen en de leer over het overwinnend christelijk leven grote aanhang.
Dit, in de eerste decennia van deze eeuw toenemende, overwicht binnen het fundamentalisme van
de aanhangers van deze leringen was het gevolg van twee factoren. Allereerst was er de snelle groei
in aantal door het werk van vele succesvolle evangelisten uit de kringen van de aanhangers van de
bedelingenleer. Daarnaast nam de invloed van de verbondstheologie binnen het fundamentalisme af
omdat het overgrote gedeelte van de calvinistische kerken en gelovigen, die stonden in de traditie
van de verbondstheologie, meegingen met de vrijzinnigheid148.
148
B.v. de Northern Presbyterian Church ging geheel verloren. Deze kerk was met haar opleidingsinstituut in
de negentiende eeuw de voornaamtste bron van intellectueel leiderschap binnen de orthodox christelijke
wereld.
83
Binnen de evangelische beweging werd tot ongeveer twintig jaar geleden in grote mate de
zogenaamde Keswick Teaching of de leer van het overwinnend christenleven uitgedragen en
aangehangen. Deze leer wordt in reformatorische kringen nogal eens afgewezen. Ik heb gemerkt dat
men bij die afwijzing vaak geen goed beeld heeft van wat men eigenlijk afwijst. Het komt er vaak
op neer dat men niet het echte maar een extreme vorm (die in feite een ontsporing en een karikatuur
is) afwijst. Om dezelfde twee redenen waarom de bedelingenleer dominant werd in
fundamentalistische kringen is ook de leer over het overwinnend christenleven dominant geworden.
Sommigen stellen dat de bedelingenleer en de Keswick Teaching kenmerkend zijn voor het
fundamentalisme maar dat is niet het geval.
12.2.7. Interne strijd
Toen de vrijzinnigen en de neo-orthodoxen de strijd om de kontrole van de meeste grote
protestantse kerkgenootschappen hadden gewonnen kwamen de orthodoxe gelovigen te staan voor
de vraag wat te doen: blijven of vertrekken. Kunnen we in een kerk blijven die wordt gedomineerd
door vrijzinnigen (door valse leraren)? Die vraag werd verschillend beantwoord. Sommigen bleven,
anderen vertrokken of werden er, buiten hun wil om, uitgezet. Dit leidde soms tot hevige
meningsverschillen tussen orthodoxe christenen die daarvoor nog gezamenlijk, schouder aan schouder, hadden gestreden voor de fundamenten van het geloof en tegen de vrijzinnigheid. Men
veroordeelde elkaar over en weer. Degenen die vertrokken gingen zelfs zover dat ze zich ook weer
afscheiden van hun orthodoxe broeders die zich niet afscheidden. (De eis om je af te scheiden van
hen die niet afscheiden)
Deze interne twisten hebben de zaak van het fundamentalisme veel kwaad gedaan.
In Nederland heeft zich b.v. in de tijd van de doleantie ook zoiets afgespeeld. De orthodoxe gelovigen die in de Nederlands Hervormde Kerk bleven kwamen scherp te staan tegen de orthodoxe
gelovigen die vertrokken.
12.2.8. Karakterisering
Het fundamentalisme is en was een brede beweging, het stond gelijk aan evangelisch in ruime zin.
Binnen zo'n beweging zijn er altijd mensen die onevenwichtig zijn of te ver gaan. Wat de pers (met
de vrijzinnige kerkelijke pers voorop) gedaan heeft is alle extremiteiten op een hoop vegen en die
karikatuur vervolgens voorstellen als het fundamentalisme.
De fundamentalist wordt voorgesteld als een huichelachtige, wettische, anti-intellectuele
gefrustreerde, kwezel of psychopaat.
12.2.9. Synoniem met fanatisme
Door de bovengenoemde karikaturisering zijn fundamentalisme en nietsontziend fanatisme aan
elkaar gekoppeld.
Er zijn in Amerika b.v. "christenen???" die abortusklinieken in brand hebben gestoken en die zeer
agressief posten voor die klinieken. De pers, met de christelijke voorop, roept gelijk "dat zijn
fundamentalisten". In Amerika heb je de zogenaamde "New Right" waar op een volstrekt
verwerpelijke wijze het geloof in de bijbel, het geloof in het naakte meedogenloze kapitalisme, en
Amerikaans nationalisme met elkaar zijn verbonden. Ook dat wordt weer geassocieerd met
fundamentalisme. Of neem iemand als 'dominee' Ian Paisley, het hoofd van de meest extreme
groep Unionisten in Noord Ierland. Ook die wordt fundamentalist genoemd. Vanwege dit alles is
men het woord fundamentalisme ook gaan toepassen op islamitische extremisten en extremisten
van andere religies. Extremisten die met geweld hun visie aan anderen willen opleggen.
Dit maakt de term volstrekt ongeschikt om tegenwoordig nog toe te passen op orthodoxe
84
christenen.
12.3. De neo-evangelicals
12.3.1. De term neo-evangelical149 werd voor het eerst gebruikt op het Fuller Theological
Seminary.
Fuller Theological Seminary is mede opgericht als reactie op een uit evenwicht geraakt fundamentalisme. De visie achter de stichting van het Seminary was om vast te houden aan de leerstellige
standpunten van het oorspronkelijke fundamentalisme, inclusief de visie op de foutloosheid van de
bijbel, zonder dat men zich afkeerde van wetenschap, theologie en de doorwerking van het
evangelie in het maatschappelijk leven. Men wilde het evangelische isolement doorbreken en de
dialoog met andersdenkenden aangaan. Men wilde het fundamentalisme zuiveren en het weer terug
brengen in de hoofdstroom van het kerkelijk leven en de cultuur. In de grondslag, in de
geloofsbelijdenis, werd de onfeilbaarheid van de bijbel beleden. En wel onfeilbaar in de zin van
foutloos.
Evangelisch (in ruime zin), orthodox protestant en fundamentalistisch vielen tot rond de tweede
wereldoorlog in grote lijn met elkaar samen. De begrippen evangelisch en fundamentalistisch waren
in grote mate synoniem.
Om zich te onderscheiden van het fundamentalisme dat in die tijd in grote delen (maar niet in alle
delen) gekenmerkt werd door wantrouwen tegenover wetenschap en theologie en dat in grote mate
gedomineerd werd door het dispensationalisme noemde men zich op het Fuller Theological
Seminary enige tijd "neo-evangelical". Later veranderde men weer van tactiek Men noemde
zichzelf opnieuw evangelisch en men claimde, vanaf die tijd, de enige echte erfgenamen te zijn van
de evangelische beweging uit de vorige eeuw.
Na enige tijd ging het op Fuller mis omdat men hoogleraren aanstelde of handhaafde die niet
volledig achter de grondslag stonden. Natuurlijk beweerden die hoogleraren in eerste instantie dat
ze wel degelijk achter de grondslag stonden. Uiteindelijk is de macht door deze groep overgenomen
en is de grondslag op het punt van de onfeilbaarheid aangepast150.
Ik spreek over neo-evangelical maar de mensen die ik neo-evangelical noem verwerpen zelf die
term want ze beschouwen zichzelf als de ware evangelicals.
12.3.2. De voornaamste kenmerken van de neo-evangelicals
(a) Verwerping van de foutloosheid van de Schrift
Zij zijn allen aanhangers van de één of andere vorm van het scopusverhaal151.
(b) Aanvaarding van de theorie dat het inerrantisme is gebaseerd op het verlichtingsdenken
Alle neo-evangelicals hebben het standpunt overgenomen dat de idee dat de bijbel inerrant is niet
gebaseerd is op het zelfgetuigenis van de bijbel maar op een buitenbijbels filosofisch standpunt152.
149
Men sprak ook wel over 'new' evangelical.
Zie het boek van Marsden "Reforming fundamentalism" en dan met name het hoofdstuk "the crisis and
the turning".
151
Voor een beschrijving van het scopus standpunt zie 1.9 van deze studie.
152
Voor een nadere bespreking en weerlegging van deze stelling van de neo-evangelicals zie 1.5.2. En
daarnaast ook 4.8 en appendix A.. Zie ook mijn studies "W.H. Ouweneel over inerrantisme en de
onfeilbaarheid van de bijbel" en "De invloed van postmodernisme, de wijsbegeerte der wetsidee en het
barthianisme op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel'. Een systematische bespreking wordt
150
85
Dit geldt onder meer voor bekende 'evangelische' leraren als W.J. Ouweneel, Michael Green,
Alister MacGrath, etc. Tot deze conclusie zijn ze niet gekomen door schriftstudie. Hun standpunt is
het gevolg van bepaalde filosofische overwegingen.
(c) Aanvaarding van de theorie dat het inerrantisme een vrij recente uitvinding is van een groep
fundamentalisten uit Amerika
Men stelt dat de idee dat de bijbel foutloos/onfeilbaar zou zijn een vrij recente leerstelling zou zijn
die opgesteld is door mensen als de Amerikaanse theoloog B.B. Warfield153.
(d) Acceptatie van de nieuwe visie op theologie en dogma
Deze visie is besproken in hoofdstuk 4.
Men stelt dat een dogma niet een bijbelse waarheid weergeeft die geloofd moet worden. Het dogma
is in deze nieuwe opvatting niet meer dan een gebrekkige menselijke theorie.
(e) Grote openheid voor allerlei postmoderne theorieën
Dit is de diepere achtergrond van de standpunten van de neo-evangelicals. Ze hebben een andere
visie op waarheid, op de werkelijkheid, op taal (met name religieuze taal) en rationaliteit dan de
oorspronkelijke evangelicals hadden. De neo-evangelicals nemen b.v. de stelling over dat al onze
waarneming theoriebeladen is, wat in combinatie met andere postmoderne theorieën, leidt tot een
ontkenning van de doorzichtigheid van de bijbel154. In navolging van het postmodernisme wijst
men b.v. ook het klassieke waarheidsbegrip af. En men ontkent dat met menselijke taal ware, met
de werkelijkheid overeenkomende, dingen over b.v. God gezegd kunnen worden.
Op deze zaken wordt nader ingegaan in appendix A "modernisme, postmodernisme en het
bijbelse christendom".
12.4. De invloed van Berkouwer, Barth en Kierkegaard op de standpunten van de
neo-evangelicals
Ouweneel geeft zelf aan dat hij zijn schriftvisie, onder invloed van het boek "De Heilige Schrift I en
II" van G.C. Berkouwer, heeft gewijzigd. In één van zijn lezingen zegt Ouweneel dat hij onder
invloed van Berkouwer tot inzicht is gekomen dat de traditionele visie op de onfeilbaarheid van de
bijbel is gebaseerd op verlichtingsdenken155.
Toen Berkouwer zijn boek over de bijbel schreef, dat is dus het boek waardoor Ouweneel het 'neoevangelicale' licht is opgegaan, stond hij al zwaar onder invloed van Karl Barth. Barth stond op zijn
beurt weer onder invloed van Kierkegaard.
Dit is de stamboom:
Kierkegaard
(zet zich af tegen Hegel)
Barth
Berkouwer (Beïnvloed door Barth en Dooyeweerd)
Ouweneel
gegeven in de studie "inleiding in de evangelische theologie".
153
Voor een weerlegging van deze theorie zie 1.6.
154
Zie hoofdstuk 2 ondermeer punt 3.
155
Het gezag van de bijbel, p. 67
86
Kierkegaard zette zich af tegen Hegel. Hegel had een filosofisch systeem uitgedacht waarin hij een
verklaring voor de totale werkelijkheid gaf. Kierkegaard zette zich daar tegen af. Kierkegaard zei:
dat systeem is niet meer dan een loze gedachtenconstructie, dat systeem heeft niets met het
werkelijke leven te maken. Het heeft niets met de werkelijkheid te maken. De werkelijkheid is
nooit objectief. Alle werkelijkheid is mijn werkelijkheid. Het gaat nooit om de werkelijkheid, het
gaat altijd om mijn of jouw werkelijkheid. Jij bent er, jij leeft, jij maakt keuzes, dat is de echte
werkelijkheid, en niet het theoretische systeem van Hegel. Kennis van God kan alleen in paradoxen
worden uitgedrukt. Rationeel kunnen we niets zinnigs over God zeggen. We kunnen God wel
ervaren. Waarheid is niet een ware uitspraak maar een ontmoeting met God. Waarheid is niet
statisch maar dynamisch.
Kierkegaard verwierp overigens terecht de grondidee van de Verlichting die inhoudt dat de mens,
startend vanuit zichzelf, al redenerend en waarnemend de wereld kan begrijpen en verklaren. Maar
dat verwerpt iedere ware christen.
Barth heeft dit overgebracht naar de theologie. Zoals Kierkegaard zich afzette tegen het
allesomvattende systeem van Hegel, zo zette Barth zich af tegen zowel het protestantse als het
katholieke leerstellige systeem. Hij beweert dat dit menselijke bouwsels zijn die niets met de
werkelijke kennis en ervaring van God te maken hebben. Hij beweert dat zowel de protestantse als
de katholieke theologie scholastiek zijn. Al die theologie is, volgens Barth, ontstaan door een
verbinding van bijbelse gedachten met filosofische/griekse gedachten.
Barth streefde er naar om de theologie weer te bevrijden van deze, door hem veronderstelde,
rationalistische banden. Om dat te bereiken voerde hij een soort religieus existentialisme in. Wat hij
niet onderkende, of niet onder ogen wilde zien, is dat hij zelf de bijbel vanuit een filosofische
invalshoek las. Een invalshoek die volstrekt in strijd met het zelfgetuigenis van de bijbel is.
Barth verwerpt de idee dat de bijbeltekst ware uitspraken doet. Hij verwerpt de idee dat in de bijbel
ware informatie (dat is informatie die overeenkomt met de werkelijkheid) wordt doorgegeven. Hij
verwerpt dus de idee dat in de bijbel propositional truth staat.
Berkouwer heeft deze theorieën gedeeltelijk overgenomen en uitgewerkt in zijn Schriftvisie. Zie
zijn boeken "de Heilige Schrift I en II". Hij heeft de filosofisch/theologische ideeën van Barth
overgenomen en die verbonden met het uit de Wijsgebeerte der Wetsidee afkomstige schema:
geloofskennis / theologische kennis. Zo komt Berkouwer tot het standpunt dat we wel de inspiratie
van de bijbel moeten erkennen (het gaat dan om geloofskennis) maar dat we de inspiratieleer niet
nauwkeurig kunnen formuleren. De inspiratieleer kan, volgens hem, niet geformaliseerd (nauwkeurig afgebakend en omschreven) worden.
De boeken van Berkouwer (De Heilige Schrift I en II) zijn indertijd in het Engels vertaald en in
Amerika uitgebracht. Daar hebben ze hevige beroering gewekt in orthodox reformatorische en
evangelische kringen. Eén van de effecten was dat er, mede door zijn boek, een partij van
errantisten binnen de evangelische beweging ontstond.
In Nederland heeft W.J. Ouweneel de kritiek van Berkouwer op het inerrantisme overgenomen156.
Dit heeft hij gedaan nadat zijn denken daarvoor rijp was gemaakt door zijn studie en aanvaarding
van de Wijsbegeerte der Wetsidee. Net als bij Kierkegaard, Barth, Berkouwer zie je bij Ouweneel
en de neo-evangelicals een felle aanklacht en een zich afzetten tegen de traditionele theologie. Die
wordt verweten dat ze haar leerstellingen niet uitsluitend op de bijbel maar mede op valse
filosofische uitgangspunten heeft gebouwd. Ze beweren dat de aldus verkregen dogma's het leven
van de gemeente niet ondersteunen maar juist verstikken.
De neo-evangelicals zijn verstrikt in de valse tegenstelling tussen leer en leven en tussen Woord en
leer.
Rationalisme, sciëntisme, scholastiek, deïsme biblicisme, verintelectualiseren van het geloof, dat
zijn de verwijten die de neo-evangelicals de traditionele evangelicals en reformatorische gelovigen
156
Het gezag van de bijbel, p.67
87
maken157.
We moeten ons niet voor de gek laten houden door al die schoonklinkende theorieën en dure
woorden. Als de neo-evangelicals iets beweren (b.v. dat waarheid in de bijbel geen correspondentie,
dat is overeenstemming met werkelijkheid, zou inhouden) dan is het voldoende om de bijbel te
onderzoeken en dan is snel in te zien dat het volledig onbijbels is wat ze beweren158. Hun
alternatieve theorieën zijn in strijd met de Schrift.
12.5. Het openen van de doos van pandora
Het overnemen van de filosofische theorieën van, Berkouwer, van Dooyeweerd en van Ouweneel is
als het openen van de doos van pandora. De ellende is losgelaten en laat zich niet meer in de doos
stoppen. Mensen die deze theorieën overnemen komen terecht in het relativeren van de leer. De
onfeilbaarheid wordt losgelaten en uiteindelijk gaat alles op de helling. Het is geen toeval dat het
overnemen van die theorieën gepaard gaat met een grote openheid voor allerlei valse leringen.
Openheid naar het rooms-katholicisme, naar de oostersorthodoxe spiritualiteit, openheid naar de
charismatische beweging (derde en vierde golf), openheid voor een door de gnostiek geïnspireerd
feminisme, voor een verpsychologisering van het geloof (Jung), etc. Dit alles geïllustreerd in onder
meer de persoon van W.J. Ouweneel.
12.6. Conservative evangelical - openminded evangelical
Er heeft zich (speciaal na het uitbrengen van het boek van Berkouwer) een grote splitsing
afgespeeld in engelstalige evangelische beweging. De traditionele evangelicals worden nu
"conservative" evangelicals genoemd.
Er heeft een grote inflatie van het begrip evangelical plaatsgehad.
12.7. De huidige Evangelische Alliantie
Die wordt (in Nederland) volledig gedomineerd door de neo-evangelicals. De Evangelische
Alliantie is een doorgeefluik geworden van al die moderne dwalingen die in deze studie worden
besproken. Alles kan, zelfs tegen valse leraren als b.v. Schuller of tegen de ongelofelijke
extremiteiten van Wimber en de Toronto Blessing wordt geen stelling genomen.
12.8 De neo-evangelicals plakken het etiket fundamentalistisch op
de conservative evangelicals
De visie van de conservative evangelicals dat de bijbel inerrant is wordt door de neo-evangelicals
de fundamentalistische visie op een foutloze bijbel genoemd. Michael Green noemde het traditionele waarheidsbegrip van de evangelicals "het fundamentalistische waarheidsbegrip".
157
158
Op deze kwestie wordt dieper ingegaan in appendix A..
Zie b.v. de bespreking van het bijbelse waarheidsbegrip in appendix A.
(punt A..6.4 / zie ook A.2.10 en A.3.3)
88
13. Agressie ten opzichte van de traditionele evangelicals
13.1. Het licht is opgegaan bij de neo-evangelicals
Bij de neo-evangelicals is "het licht opgegaan". Ze hebben 'ontdekt' dat de traditionele visie op de
onfeilbaarheid van de bijbel gebaseerd is op verwerpelijk verlichtingsdenken. Ze hebben het naïeve
stadium achter zich gelaten en ze hebben ontdekt dat ze onderscheid moeten maken tussen
geloofskennis en theologische kennis.
13.2. Hun reddingsoperatie: reforming fundamentalism
Vanuit die ontdekking zijn ze aan het werk gegaan. Hun doel is om de evangelische beweging te
redden uit de greep van het, door het verlichtingsdenken zwaar besmette en het daarom geestelijke
steriele, fundamentalisme. De toekomst van de evangelische beweging hangt, zo krijg je de indruk
uit hun geschriften, hiervan af. "Als we niet breken met het fundamentalisme zullen we geen
aansluiting meer vinden bij de postmoderne mens."
George Marsden heeft met de titel van zijn boek "Reforming fundamentalism" goed onder woorden
gebracht wat er gaande is. Het hervormen van het fundamentalisme was en is de visie van de neoevangelicals die Fuller hebben overgenomen. Dit is het grote project waar ze mee bezig zijn.
Allerwegen zijn de neo-evangelicals, ook in Nederland, hun gedachtegoed aan het uitdragen. En
wee de 'conservative' evangelical die hen daarbij in de weg durft te staan.
Laten we als illustratie Ouweneel nemen. Hij is zelf van inzicht veranderd maar daarmee is hij niet
tevreden. Hij ziet het nu als zijn taak om de evangelische theologie te gaan zuiveren van door hem
verondersteld rationalisme159. Ouweneel roept op tot een herbezinning op de schriftvisie, de
traditionele schriftvisie moet volgens hem gezuiverd worden van rationalisme160. Hij wil de
evangelische beweging voeren op een derde weg161. Degenen die in de weg staan worden
beschuldigd van fundamentalisme, rationalisme en van "door en door naïeve" standpunten162.
13.3. De beschuldiging van afgoderij
Bij zijn streven schroomt Ouweneel niet om traditionele evangelicals van afgoderij te beschuldigen
als ze niet voetstoots meegaan met b.v. zijn herinterpretatie van de onfeilbaarheid van de bijbel en
met zijn relativering van alle dogma. In zijn boek "Geestelijke strijd" schrijft Ouweneel over de
antichrist. Het Griekse 'anti' betekent letterlijk "in plaats van". Een antichrist is dus alles wat in de
plaats van Christus (in de plaats van God) wordt gesteld. In dat verband schrijft hij het volgende:
"Je kunt zelfs van de bijbel een afgod maken die de plaats van Christus inneemt. Allerlei mensen
159
Gezag van de bijbel, p. 87.
"Een belangrijke taak voor de schriftgetrouwe theologie en filosofie van vandaag lijkt me, dit soort valse
wijsgerige wortels ook binnen de orthodoxie en ook allerlei foutieve probleemstellingen, die door verkeerde
presupposities ontstaan, nu eens te ontmaskeren"
160
De boodschap en de kloof, p. 64.
161
Boodschap en de kloof, p. 64.
"Ik ben er diep van overtuigd dat er een weg mogelijk is tussen liberalisme enerzijds en fundamentalisme
anderzijds, met name als het om de Schriftbeschouwing gaat"
162
Zie b.v. "De boodschap en de kloof", p. 57. "de door en door naïeve opvatting .. dat de theologie slechts
de Schrift zou naspreken". Let wel, niet zo maar naïef maar 'door en door" naïef. Zomaar een voorbeeld van
het intellectuele dédain waarmee de verlichte neo-evangelische broeders neerzien op de traditionele
evangelicals en reformatorische theologen.
89
maken zich vreselijk druk over de precieze betekenis van de inspiratie of van de onfeilbaarheid van
de bijbel. Als je het met hun theorieën niet eens bent, ben je niet 'bijbelgetrouw'. Ook bij zulke
mensen nemen de visies op de bijbel in feite de plaats van Christus in.163" (de onderstreping is van
mij)
Ik ben, zoals u uit deze studie wel hebt begrepen, één van die "mensen die zich druk maken over de
precieze betekenis van de inspiratie en de onfeilbaarheid van de bijbel". In Ouweneels ogen zal ik
me daar wel "vreselijk" druk over maken. Ik relativeer nu eenmaal niet zoals hij alle leer. Inderdaad
beweer ik dat Ouweneel, in zijn verwerping en in zijn relativering van de traditionele evangelische
leer over de onfeilbaarheid en over de woordelijke inspiratie, op dat gebied niet meer trouw aan de
bijbel is.
Ouweneel concludeert dat, bij mensen zoals ik, J.A. van Delden164 of ds. P de Vries165 die zich druk
maken over de precieze betekenis van inspiratie en onfeilbaarheid, de bijbel de plaats van Christus
inneemt. Door dat te doen hebben wij, volgens hem een antichrist (een afgod) van de bijbel
gemaakt. Volgens hem bedrijven wij, door dat te doen, afgoderij met de bijbel.
Wat in dit verband te denken van de opstellers van de Chicago Verklaringen. Die hebben zich wel
heel erg druk gemaakt over de precieze betekenis van de onfeilbaarheid van de bijbel. Ze hebben er
boeken over geschreven, congressen over gehouden, uitgebreide verklaringen over opgesteld
(verklaringen waarin zeer nauwkeurig de onfeilbaarheid wordt omschreven en waarin allerlei
subtiele afwijkingen worden afgewezen), enzovoorts. En inderdaad, ook zij stellen dat wie de
onfeilbaarheid verwerpt daarmee niet trouw is aan het zelfgetuigenis van de bijbel. Als er één groep
is die, volgens de hierboven door Ouweneel gegeven norm, van de bijbel een antichrist, een afgod,
heeft gemaakt dan is het wel de groep evangelische theologen en christelijke leiders die de Chicago
Verklaringen hebben opgesteld. Voor hen was de precieze betekenis van de onfeilbaarheid en de
inspiratie van het allerhoogste belang. Vandaar dat ze in hun "Chicago Verklaringen" nauwkeurig
de traditionele visie op de onfeilbaarheid hebben omschreven en alle andere visies hebben
afgewezen.
Overigens, zou Ouweneel ook concluderen dat de apostel Paulus afgoderij heeft bedreven met de
leerstelling van de rechtvaardiging door het geloof? Want daar heeft de Apostel Paulus zich zeer
druk over gemaakt (brieven over geschreven, mensen bezocht, een grote vergadering over
geforceerd, felle verontwaardigde uitspraken over de tegenstanders gedaan, etc). Paulus heeft zich
daar wel erg druk over gemaakt. Dat is dan toch ook een duidelijk vorm van afgoderij zeker?
Paulus heeft zich zo sterk gemaakt voor deze leerstelling omdat die leerstelling op dat moment in
het bijzonder werd aangevallen. Op dit moment worden de onfeilbaarheid, de woordelijke inspiratie
van de bijbel, en de status van het dogma aangevallen. Allemaal onderwerpen die de fundamenten
van het geloof raken. In zulke zaken is het zeer terecht en ook geboden om weerstand te bieden.
Dan is het nodig om je daar 'zeer' druk over te maken. Die beschuldiging van afgoderij is daarom
uiterst kwalijk.
Ik geef nogmaals het citaat van Luther omdat hij zo meesterlijk onder woorden heeft gebracht wat
het antwoord is op deze kwalijke beschuldiging.
"If I profess with the loudest voice and clearest exposition every portion of the truth of God except
precisely that little point which the world and the devil are at the moment attacking, I am not
confessing Christ, however boldly I may be professing Christ. Where the battle rages, there the
loyalty of the soldier is proved and to be steady on all the battle front besides, is mere flight and
disgrace if he flinches at that point."
Ik was deze behandeling, deze beschuldiging van afgoderij vanwege mijn schriftvisie, wel gewend
uit de richting van de Barthianen (vanuit neo-orthodoxe hoek). Die beschuldigen de orthodoxe
163
Geestelijke strijd, W.J. Ouweneel, 1998, Vaassen, p. 156.
Zie appendix E, de fotokopieën van de twee artikelen van J.A. van Delden uit 'Bijbel en Wetenschap'.
165
Ds. P. de Vries heeft een boek geschreven waarin hij de onfeilbaarheid, de inerrancy, van de Schrift
verdedigd. (Zie de literatuuropgave)
164
90
gelovigen met hun orthodoxe schriftopvatting (met hun opvatting van de verbale inspiratie van de
Schrift) ook van het bedrijven van afgoderij met de bijbel. Ook zij verzetten zich heftig tegen de
idee dat er propositional truth in de bijbel zou staan. Ook zij vonden die overtuiging een duidelijke
aanwijzing dat de orthodoxie in de ban van het verlichtingsdenken verkeert. Ze hebben zelfs een
prachtig woord voor de afgoderij die de orthodoxen in hun ogen met de bijbel bedrijven: "bibliolatrie".
Wie had kunnen denken dat ik het zou meemaken dat een hoogleraar van de ETF dit soort
beschuldigingen uit.
13.4. Ouweneel ondertekent als hij maar les kan blijven geven
Volgens de norm van Ouweneel zijn de Chicago Verklaringen een product van de 'afgoderij' van
deze groep geleerden. Maar dat weerhoudt Ouweneel er niet van om vervolgens, als het hem zo
uitkomt, deze verklaringen te ondertekenen166.
Ouweneel staat van harte achter wat ze geschreven hebben. Althans achter hun geloofskennis maar
natuurlijk niet achter hun sciëntistisch getinte formuleringen en redeneringen. Ouweneel zegt
hardop "ik geloof het ook" en in stilte zegt hij "maar natuurlijk wel een beetje anders"167.
13.5. Goed genoeg om de instituten op te richten maar nu moeten ze wel opzij
gaan
De traditionele evangelicals, met hun fundamentalistische visie van een foutloze bijbel waren, zoals
gebruikelijk, goed genoeg om de EO, de EH, en de ETF, etc, op te richten maar nu wordt het tijd
dat ze de leiding overlaten aan de meer "verlichte" neo-evangelicals. Nu is het de tijd dat die
instituten door minder naïeve 'evangelicals' worden overgenomen en dat die instituten worden
gezuiverd van rationalistische smetten. Het wordt tijd dat we de fundamentalistische naïveteit
achter ons laten. Stel je voor dat in het dogma een bijbelse waarheid wordt weergegeven die na
toetsing geloofd moet worden, dat is toch al te naïef. De leer over de woordelijke inspiratie van de
bijbel is natuurlijk immers, zo hebben de neo-evangelicals ontdekt, slechts een menselijke theorie
en geen bijbelse waarheid die na toetsing geloofd moet worden.
En omdat het om de toekomst van de evangelische beweging gaat (alleen als de hele evangelische
beweging de neo-evangelicals volgt is er, zo stelt men, nog een toekomst voor de evangelische
beweging) is het helaas ook nodig en toegestaan dat, via de kanalen van b.v. de EO, één van de
meest fundamentele overtuigingen van de pioniers van de EO, namelijk de overtuiging dat de bijbel
onfeilbaar/foutloos is, wordt aangevallen. Het is jammer maar vanwege het belang van de zaak kan
dat niet anders.
De fundamentalisten horen er bij maar ze moeten wel hun mond houden. Zie b.v. de EO waar, als
het om de onfeilbaarheid van de Schrift gaat, traditionele evangelicals al vele jaren niet meer aan
het woord komen168. Over het eerstgeboorterecht van de traditionele evangelicals (zij hebben
immers al die instituten opgericht) spreken we niet meer. Over grondslagen zwijgen we en als het
lastig wordt rekken we de grondslag met behulp van het schema geloofskennis-theologische kennis
op. Of we stellen: we houden vast aan de grondslag maar niet op een starre wijze.
Dit is het bijkans hallucinerende aan de situatie zoals ik die, na mijn langdurige afwezigheid
wegens ziekte, in de evangelische beweging aantrof. Toen ik drie, vier jaar geleden de draad weer
oppakte (en als het ware uit een soort tienjarige winterslaap ontwaakte) ontdekte ik dat ik inmiddels
166
Zie 14.3.6 over zijn ondertekening van de Chicago Verklaringen. Dit in verband met zijn lesgeven in
Heverlee (de ETF).
167
Dit doet sterk denken aan de 'reservatio mentalis' van de Jezuiten.
168
Ook in het recent door de EO uitgegeven boek "De bijbel betrouwbaar" wordt de inerrancy van de Schrift
door geen van de schrijvers uitdrukkelijk verdedigd. Vergelijk dit met eerdere uitgaven zoals "De bijbel in de
beklaagdenbank" en "Het onstaan van de bijbel" waar dat wel zeer uitdrukkelijk gebeurde. Zie verder 14.1.1
91
binnen de evangelische wereld een "fundamentalist" was geworden, met een sciëntistische,
deistische, positivistische, rationalistische, scholastieke kijk op de bijbel.
De neo-evangelicals zijn als een koekoeksei het nest van de evangelische beweging binnen gebracht
en eenmaal uitgekomen (de valse leer heeft inmiddels vele aanhangers gevonden) proberen ze de
oorspronkelijke evangelicals met het etiket "fundamentalist" naar de rand van en als het even kan
buiten het evangelische nest te werken.
92
14. De machtsovername van de neo-evangelicals in de evangelische
instituten
Tijdens de voorbije tien tot vijftien jaar hebben de neo-evangelicals de macht overgenomen in veel
van de Nederlandstalige evangelische instituten en organisaties. Hieronder wordt dit toegelicht aan
de hand van de gang van zaken in drie bekende evangelische instituten: De EO, de EH en de ETF
(het BIB) te Heverlee. Alle drie de instituten zijn opgericht door conservative evangelicals. In twee
hebben de neo-evangelicals de macht reeds overgenomen. In het derde (de ETF) is hetzelfde proces
op dit moment aan de gang.
14.1. De Evangelische Omroep
14.1.1. De EO en de onfeilbaarheid van de bijbel
De EO heeft gedurende de eerste vijftien jaar van haar bestaan diverse geschriften uitgegeven
waarin de onfeilbaarheid/foutloosheid van de Bijbel werd verdedigd. Zie b.v. twee door de EO
uitgegeven boeken: "Het ontstaan van de bijbel169" en "De bijbel in de beklaagdenbank170".
De laatste tien, vijftien jaar is dit veranderd. Ik heb, voor deze periode, geen enkel geval kunnen
ontdekken waarin via de EO de onfeilbaarheid (foutloosheid) nog werd verdedigd. Die mensen
komen blijkbaar niet meer aan het woord.
Dat is op zich al een verontrustende zaak maar nog veel ernstiger is dat de voorbije jaren
verschillende keren neo-evangelicals via de kanalen van de EO de onfeilbaarheid hebben
aangevallen. Denk b.v. aan de lezingen van Ouweneel uit "het gezag van de bijbel". Die lezingen
zijn in een mede door de EO-uitgegeven boek uitgebracht.
De serie "Reality" TV-programma's van Michael Green vormen een tweede voorbeeld. Deze serie
is in 1996 door de EO uitgezonden , later is de tekst in een boek uitgebracht. Green heeft, in de
aflevering die over "waarheid" ging, de onfeilbaarheid verlegd van de Schrift naar Jezus. Niet de
tekst van de bijbel is dan onfeilbaar maar de persoon van Jezus. Hij wees daarbij ook in één adem
het, volgens hem, fundamentalistische waarheidsbegrip af171.
Vorig jaar is de bundel met lezingen "De bijbel betrouwbaar" (let wel, betrouwbaar en niet
onfeilbaar!!) door de EO uitgeven. In de bundel staat geen duidelijke uiteenzetting of verdediging
van de onfeilbaarheid. (In eerste instantie, in het eerste concept, stond er zelfs een vrij scherpe
afwijzing van het inerrantisme/de foutloosheid in.)
Toen ik dit soort zaken zag gebeuren heb ik contact opgenomen met enkele personen binnen de EO
en heb ik me rechtstreeks tot het bestuur gewend. Men heeft toen intern afgesproken dat ds. van der
Veer mij namens de EO (het bestuur) zou antwoorden.
Alle pioniers van de EO stonden achter de onfeilbaarheid van de bijbel. Naar aanleiding van de, via
de kanalen van de EO gedane uitspraken van Green en Ouweneel, heb ik ds. Van der Veer gevraagd
of de EO nog achter de onfeilbaarheid van de bijbel stond. Zoals ik al eerder heb vermeld
antwoordde hij mij op deze vraag dat de EO nooit officieel achter de onfeilbaarheid van de bijbel
heeft gestaan. De door de EO uitgegeven boeken die het onfeilbaarheidstandpunt uitdragen zijn, zo
stelt ds. van der Veer, indertijd niet formeel door het bestuur goedgekeurd en daarom geven ze
slechts de particuliere mening van enige EO-medewerkers weer. De EO neemt in deze kwestie geen
standpunt in.
169
Het ontstaan van de bijbel, W.J.J. Glashouwer (red), Hoofdstuk 6.
De bijbel in de beklaagdenbank, p. 32.
171
Ook hier zien we weer dat de veranderde visie op de onfeilbaarheid te maken heeft met een ander, een
nieuw, postmodern waarheidsbegrip. Ook de verandering van opvatting van Green heeft filosofische wortels.
170
93
Dit is geschiedvervalsing. Het kan best zijn dat in het bestuur niet direct over de onfeilbaarheid is
gesproken maar dat was dan het gevolg van het feit dat het, tot ongeveer vijftien jaar geleden,
vanzelfsprekend was dat ieder binnen de evangelische beweging achter de onfeilbaarheid (foutloosheid) van de bijbel stond. Vandaar ook dat de EO unaniem (met één stem) de eerste helft van haar
bestaan de onfeilbaarheid heeft beleden, verdedigd en uitgedragen in haar programma's en
geschriften
Ik heb gevraagd of het bestuur de stellingen van Ouweneel wilde toetsen aan de grondslag. Dit heeft
het bestuur geweigerd172. Daarmee heeft het bestuur in feite vrij baan gegeven aan een ieder die de
foutloosheid/inerrancy van de bijbel via de EO wil aanvallen. Hierbij heeft het bestuur dus ook
uitgesproken dat ze de uitspraken van Ouweneel acceptabel acht. Het bestuur geeft dus alle ruimte
voor het zogenaamde scopusverhaal173. Wat de gevolgen van deze stap zijn heeft de recente
kerkgeschiedenis keer op keer laten zien.
Het komt er dus op neer dat het bestuur het accepteert dat één van de meest fundamentele
overtuigingen van de pioniers van de EO, namelijk de overtuiging dat de bijbel foutloos/inerrant is,
via het, door diezelfde pioniers opgerichte kanaal, van de EO mag worden aangevallen en
afgewezen.
Bij de weigering van het bestuur, om de inhoud van het voor de EO-microfoon uitgesproken
programma te toetsen aan de grondslag gebruikte het bestuur het door Ouweneel in de evangelische
beweging uitgedragen onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis. Men wilde geen
nadere theologische uitspraken over de bijbel doen. Men houd vast aan de geloofsovertuiging dat de
bijbel door God ingegeven is maar men weigert die overtuiging leerstellig nader te omschrijven.
Als je maar belijdt dat de bijbel door God is ingegeven mag een ieder vervolgens zelf bepalen hoe
hij dit verstaat.
14.1.2. Ook op andere terreinen gaat het mis
De EO loopt voorop in het accepteren van katholieken als medegelovigen. Kardinaal Simonis
wordt behandeld als een medegelovige. Dit ondanks het feit dat hij de officiële leider en het
boegbeeld van de RK-kerk is. Ook de antithese met de Oosters-orthodoxe Kerken wordt ondergraven. Er is een ongezonde fascinatie voor het gehele mystieke en rituele gebeuren in de Oostersorthodoxe Kerken. Zie b.v. het eerder besproken programma174 van Otto de Bruijn.
Ook de benadering van de charismatische leerstellingen en gebruiken is veranderd. In het begin
werd tegenover de pinkster/charismatische beweging de in de evangelische wereld gebruikelijke
lijn gehanteerd175. Enerzijds acceptatie als medegelovigen omdat er eenheid is in fundamentele
zaken terwijl men anderzijds niet toestond dat de specifieke pinksterleringen werden uitgedragen.
Nu komen in allerlei programma's zaken als b.v. geestelijke oorlogvoering (spiritual mapping,
territorial spirits, etc), vallen in de geest, etc aan de orde.
Als voorbeeld van het doordringen van het postmoderne denken wijs ik nogmaals op een artikel176
uit het jeugdblad van de EO, het "Ronduit Magazine". Daar werd de vraag opgeworpen of een
christen verkering mag aangaan met een ongelovige. Naar de mening van de bijbel werd niet
gevraagd, die werd zelfs openlijk opzij geschoven. De mogelijkheid voor het aangaan van verkering
werd opengelaten. Dit is geen incident, dit is een uiting van een trend.
14.1.3. Natuurlijk gaat niet alles mis
Natuurlijk gaat niet alles mis. Er is veel dat goed is en waar we de Heer voor kunnen danken. Toch
172
Zie appendix F.
Voor een bespreking van het scopusverhaal zie 1.9
174
Zie hoofdstuk 7.
175
Zie 11.8.
176
Ronduit magazine, september 1998, "over verkering met een niet-christen".
173
94
moet dat onze ogen niet sluiten voor het feit dat er een verkeerde ontwikkeling op gang is gekomen
door de acceptatie van allerlei neo-evangelische standpunten, wat reeds heeft geleid tot b.v. het
negeren van het bijbelse gebod tot afscheiding van Katholieken en de Oosters-orthodoxie.
Als je de zaak als een momentopname bekijkt dan zou je kunnen zeggen dat er reden is voor zorg.
Maar als je de zaak ziet als een dynamisch proces, wat het ook is, dan is er reden voor grote zorg.
Dan kun je waarnemen dat, in de tijd gezien, de zaak aan het afglijden is.
14.1.4. De verandering weerspiegelt zich in het leiderschap
De eerste generatie bestond uit volbloed evangelicals. (Evangelical hier in beperkte zin gebruikt).
De volgende generatie was dat niet meer. Ds. Glashouwer (sr) was in alles een evangelical in
engere zin, terwijl hij predikant was van de Nederlands Hervormde Kerk. Ds. J.H. Velema was en
is zeker geen evangelical in de engere betekenis van dat woord. Natuurlijk wel in de ruimere
betekenis van het woord, waar het in feite staat voor alle orthodoxe bijbelgetrouwe christenen.
Typerend is dat ds. Velema in het begin tamelijk afwijzend tegenover de EO stond juist vanwege
het evangelische element (te arminiaans, niet denkend vanuit de verbondstheologie maar vanuit de
bedelingenleer, etc). Ds. Velema wijst helaas inmiddels ook de foutloosheid (de inerrancy) van de
bijbel af177. Dit onder invloed van de theorieën van de neo-evangelicals. Dit laatste geldt ook voor
ds. van der Veer.
Het komt er op neer dat goedwillende christenen uit reformatorische achtergrond, in grote mate, de
leiding van de EO hebben overgenomen met daarnaast een snel wassende groep medewerkers die
komen uit de (extreem) charismatische hoek, wat betekent dat ze volledig neo-evangelicaal en vaak
ook postmodern denken.
De leiders uit reformatorische achtergrond zagen en zien het belang niet in van een strikte
verdediging en handhaving van de onfeilbaarheid. Ze neigen over het algemeen tot het scopusstandpunt. Dit onder invloed van de neo-evangelische theorieën over de veronderstelde rationalistische
achtergrond van de traditionele evangelische leer over de onfeilbaarheid.
Door hun reformatorische achtergrond hebben zij ook vaak een andere kijk op de toekomstige
profetische ontwikkelingen. Of men heeft dit soort zaken niet op een rijtje. De evangelical die
uitgaat van de bedelingenleer verwacht de in de profetie aangekondigde valse eenheidskerk. Dat
betekent dat hij meestal waakzamer is als het gaat om de ontwikkelingen in de richting van de valse
eenheidskerk van eindtijd178.
14.1.5. Overdrijf ik de ernst van de ontwikkelingen?
Ik wijs u op het recente vervroegde aftreden van Johan Frinsel. Hij is vervroegd afgetreden als vicevoorzitter van de EO. Johan is voor de oudere evangelicals een bekende leider uit de evangelische
beweging. (Hij was onder meer vele jaren directeur van de vereniging tot heil des volks). Ik heb
hem gevraagd naar de reden van zijn vervroegde aftreden. Hij vertelde mij dat hij vervroegd is
afgetreden uit protest tegen de huidige koers van de EO. Hij heeft me gezegd dat de EO dezelfde
weg is ingeslagen als indertijd de NCRV. (dit vertel ik met toestemming van Frinsel) De NCRV is
ook goed christelijk begonnen, in de oorspronkelijk grondslag stond in artikel twee dat men de
bijbel erkende als het onfeilbare woord van God, waarna de vereniging via een geleidelijk proces
(telkens weer een stapje) is afgegleden. De evangelical Johannes de Heer speelde zelfs een hoofdrol
in de oprichting van de NCRV..
14.1.6. Met vaste hand wordt de EO de neo-evangelische richting opgestuurd
In de loop van de correspondentie met ds. van der Veer bleek dat deze van geen enkele van de
177
178
Fundamentalist? Fundamenteel!, J.H. Velema, Heerenveen, 1996, p. 35,36.
Zie 10.4 (en 19.5)
95
aangevoerde punten van kritiek erkende dat ze juist waren, zelfs niet gedeeltelijk juist. De koers ligt
vast. Met vaste hand wordt de EO de neo-evangelische weg opgestuurd. Men luistert beleefd naar
mensen als Johan Frinsel en men gaat vervolgens gewoon verder. Op zijn hoogst wordt het tempo
wat afgezwakt, dit om tactische redenen want men wil graag iedereen binnen boord houden.
14.2. De Evangelische Hogeschool (de EH)
14.2.1. De EH en de onfeilbaarheid van de bijbel
De Evangelische Hogeschool (is net als de EO) opgericht door traditionele evangelicals. Daarom is
bij de oprichting welbewust de onfeilbaarheid van de bijbel in de grondslag opgenomen. De
onfeilbaarheid vormt zelfs de kern van de grondslag.
Voor de initiatiefnemers van de EH was het begrip onfeilbaar scherp omlijnd. Ieder wist precies wat
er mee bedoeld werd. Het hield ondermeer in: geen onjuiste onware informatie in de oorspronkelijke geschriften, dus ook geen tegenspraken en geen geografische of historische fouten, ook
niet op detailpunten. Dit sluit ondermeer de idee dat de onfeilbaarheid slaat op de scopus (de kern)
van de Bijbel maar niet op allerlei details uit. Ik heb dit recent nog bij drs. J.A. van Delden
gecontroleerd Hij is één van de vier initiatiefnemers179 van de EH. Hij wees er op dat ook uit de
literatuur van die tijd dit standpunt blijkt.
Je kunt het al of niet met deze opvatting van de onfeilbaarheid eens zijn maar het is een voor ieder
te controleren feit dat de initiatiefnemers van de EH deze opvatting in de grondslag hebben
neergelegd.
Ik heb het bestuur gewezen op de uitspraken van hun docent W.J. Ouweneel over de onfeilbaarheid.
Onder meer in zijn lezingen in het boek "Het gezag van de Bijbel" heeft hij, zoals eerder is
besproken, een massieve aanval gedaan op de, in de grondslag vastgelegde, traditionele leer over de
onfeilbaarheid van de bijbel. Ik heb het bestuur er op gewezen dat dit niet kan. Een leraar die niet
achter de grondslag staat en die deze zelfs publiekelijk ondermijnt en verwerpt kan niet
gehandhaafd worden.
Het bestuur heeft mijn kritiek afgewezen. Dat komt omdat het bestuur kennelijk zelf ook niet meer
achter de oorspronkelijke bedoeling van de grondslag staat. Het bestuur vindt de oorspronkelijke
betekenis te eng, men wil een school zijn voor wat men noemt "de gehele breedte van de
orthodoxie". En daar vallen wat het bestuur van de EH betreft ook de neo-evangelicals onder. Dus
ook voor de neo-evangelicals, met hun theorie dat de traditionele leer over de onfeilbaarheid niet
gebaseerd is op het zelfgetuigenis van de bijbel maar veeleer op de antibijbelse verlichtingsfilosofie
van het rationalisme, is plaats. Dit schept natuurlijk een probleem want aan de ene kant is er de
grondslag, met de door de oprichters bedoelde betekenis, en aan de andere kant wil men ook ruimte
geven aan neo-evangelicals.
De oplossing heeft het bestuur gevonden in het door Ouweneel in de evangelische wereld
ingevoerde onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis. Dit onderscheid wordt door
Ouweneel en het bestuur van de EH gebruikt om onder deze, blijkbaar als te knellend ervaren,
oorspronkelijke betekenis (en bedoeling) van de grondslag uit te komen. Via het toepassen van dit
onderscheid wordt de grondslag als het ware uit het oorspronkelijk kader getild. Daardoor krijgt,
zonder dat de formulering van de grondslag wordt veranderd, het woord onfeilbaar (en daarmee de
gehele grondslag) een andere betekenis.
Men stelt dat de in de grondslag vastgelegde uitspraak dat de Bijbel onfeilbaar is, is bedoeld als een
geloofsuitspraak en niet als een leerstellige uitspraak. Een geloofsuitspraak of een geloofsinzicht,
zo luidt de theorie, is niet scherp gedefinieerd (geformaliseerd). Het is meer een door de Geest en
het Woord van God spontaan gewekte intuïtie. Het tot geloofsuitspraak verklaren van de grondslag
179
Ook ds. W.J.J. Glashouwer behoorde bij de initiatiefnemers, ook hij kan bevestigen wat ik hier heb
geschreven.
96
schept ruimte voor het naar eigen inzicht interpreteren van de in de grondslag vastgelegde
onfeilbaarheid. Een ieder accepteert dan de grondslag als geloofsbasis (als geloofsinzicht) terwijl
tegelijkertijd de grondslag in feite multi-interpretabel wordt. Op het diepere geloofsniveau is ieder
het dan eens met de grondslag terwijl op het minder diepe theologische niveau er een verschillende
rationele (dogmatisch/theoretische) invulling aan en interpretatie van de grondslag kan worden
gegeven.
Door het tot geloofsinzicht verklaren van de grondslag (men spreekt over de grondslag als de geloofsbasis van de EH180) wordt deze in feite krachteloos gemaakt en daarmee van de oorspronkelijke strikte betekenis en bedoeling ontdaan. Wat hier, met behulp van het aan de Wijsbegeerte der
Wetsidee ontleende nieuwe theologische denkkader (paradigma), gebeurt is volledig in strijd met de
oorspronkelijke bedoeling en intentie van de grondslag. Zie in dit verband wat J.A. van Delden over
het uithollen van de grondslag heeft geschreven in een "Terzijde" in het blad "Bijbel en
Wetenschap181".
Met behulp van het onderscheid geloofskennis - theologische kennis is in feite de ankerkabel van de
EH en allerlei andere evangelische organisaties doorgesneden. Het bedrieglijke is dat het
doorsnijden van de kabel onder water is gebeurd (in het verborgene) zodat het lijkt alsof het schip
nog steeds vast zit aan het anker. De ankerkabel hangt nog steeds uit maar er zit geen anker meer
aan.
14.2.2. De EH en de nieuwe visie op de leer, op het dogma
Met betrekking tot de EH is niet alleen het loslaten van de traditionele, in de grondslag vastgelegde,
leer over de onfeilbaarheid een punt van zorg. Minstens net zo ernstig is dat het bestuur van de EH,
terwijl men op de hoogte is van de bezwaren, toelaat dat Ouweneel de Wijsbegeerte der Wetsidee
en zijn daarop gebaseerde nieuwe visie op theologie en dogma onder de studenten uitdraagt. Het
gehele onderwijs van Ouweneel is hiervan doordrongen. Zie b.v. zijn inleiding in de wetenschap
(Wijs met de wetenschap) die volledig is gebaseerd op de Wijsbegeerte der Wetsidee.
Ik heb het bestuur er op gewezen dat dit onacceptabel is. Het bestuur heeft geantwoord dat de EH
niet officieel achter de één of andere wijsbegeerte staat en dat de EH dus ook niet officieel achter de
Wijsbegeerte der Wetsidee staat. Maar intussen mag Ouweneel rustig doorgaan met zijn, alle leer
relativerende, visie op theologie en dogma aan de studenten te onderwijzen.
Het komt er dus op neer dat alle studenten worden ingeleid in het filosofische gedachtegoed van de
Wijsbegeerte der Wetsidee en in de nieuwe visie op theologie en dogma. Let wel, deze nieuwe visie
wordt gebruikt voor het uithollen van de onfeilbaarheid/de foutloosheid van de bijbel182. Men laat
onderwijs toe dat indirect de in de grondslag vastgelegde onfeilbaarheid/foutloosheid van de bijbel
ondermijnt.
14.2.3. De vraag waarop het bestuur niet heeft geantwoord
Naar aanleiding van de correspondentie met het bestuur kwam ik tot de conclusie dat uiteindelijk de
kernvraag is hoe het woord onfeilbaar in de grondslag van de EH moet worden geïnterpreteerd. Ik
heb het bestuur daarom gevraagd hoe het woord onfeilbaar in de grondslag verstaan moet worden.
Het bestuur heeft op deze vraag NIET geantwoord.
Net nu we tot één van de twee kernen waren doorgedrongen (de andere kern is de nieuwe visie op
theologie en de leer) zegt het bestuur dat ze geen tijd meer heeft voor een nader gesprek over deze
kwestie. Net nu we tot de kernvraag zijn doorgedrongen breekt het bestuur het contact af.
180
Zie appendix G. De brief van de EH (Seldenrijk).
Zie appendix 'E', het derde artikel.
182
Zie 4.4.
181
97
14.3. De Evangelische Faculteit in Heverlee
14.3.1. De traditioneel evangelische achtergrond van de ETF
De ETF is een onderdeel van het Bijbelinstituut België. De ETF is voortgekomen uit de, door de
Belgisch Evangelische Zending opgerichte, bijbelschool. De oprichters van zowel de bijbelschool
als later van de Faculteit waren traditionele evangelicals. Ze stonden allen achter de
onfeilbaarheid van de Bijbel.
14.3.2. De huidige officiële positie ten aanzien van de onfeilbaarheid.
Men staat, in theorie, op dit moment nog steeds achter de inerrancy/de onfeilbaarheid van de bijbel.
De ETF heeft b.v. de Chicago Verklaringen over de onfeilbaarheid en de hermeneutiek opgenomen
in het document "Karakter en roeping"183.
14.3.3. De standpunten van W.J. Ouweneel en de grondslag van de ETF
Ouweneel geeft sedert een aantal jaren les aan de ETF. Zijn uitspraken over de onfeilbaarheid van
de bijbel, en vooral ook zijn nieuwe visie op de leer, zijn in strijd met de grondslag en de geestelijke
achtergrond van de ETF.
14.3.4. Het inlichten van het bestuur
Ik heb het bestuur en de directie van de ETF gewezen op het feit dat volgens Ouweneel de bijbel
niet "factueel onfeilbaar" en "woordelijk foutloos" is. Immers volgens Ouweneel is de overtuiging
dat de bijbel feitelijk juist en woordelijk foutloos is, gebaseerd op sciëntisme, op het verlichtingsdenken184. Ook heb ik bestuur en directie gewezen op zijn nieuwe, alles relativerende, op de
Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde visie op theologie en dogma. Die visie doortrekt al het
onderwijs van Ouweneel en hij is die visie allerwegen , en dus ook op de ETF, aan het uitdragen.
14.3.5. De reactie van het bestuur en directie
Het bestuur heeft zich gebogen over mijn kritiek en het heeft op grond daarvan een diepgaand
gesprek met Ouweneel gehad. Ook hebben diverse personen uit de kring van de ETF persoonlijk en
in kleine groep met Ouweneel gesproken.
Het is overigens zeer te betreuren, maar wel tekenend voor de situatie, dat het bestuur helaas niet op
het idee gekomen is om daarna ook eens met diepgaand over de zaak van gedachten te wisselen met
degenen die klacht aan het bestuur hadden voorgelegd. Het voorleggen is schriftelijk gedaan.
Daarop is Ouweneel in de gelegenheid gesteld om een uitgebreide mondelinge verdediging te
voeren. Het bestuur heeft degenen die de klacht hadden ingediend echter niet de kans gegeven om
op de verdediging van Ouweneel te reageren. Het bestuur moest rechtspreken in deze zaak maar de
aangeklaagde en de aanklager hebben niet dezelfde mogelijkheden gekregen om hun standpunten
uiteen te zetten.
183
184
Dicht bij de bijbel, Nullens (red), 1997, Heverlee, p. 210.
Het gezag van de bijbel, p. 82.
98
14.3.6. De oplossing van het bestuur: Ouweneel ondertekent de Chicago Verklaringen
Het bestuur heeft laten weten dat Ouweneel de geloofsbelijdenis van het BIB en de Verklaringen
van Chicago over de onfeilbaarheid van de bijbel en de hermeneutiek (nog een keer) zal ondertekenen. Daarmee is voor het bestuur de zaak blijkbaar afgehandeld.
Wat de onfeilbaarheid betreft veronderstelt het bestuur blijkbaar dat uit Ouweneels ondertekening
van de Chicago Verklaringen blijkt dat hij achter de onfeilbaarheid, in de zin van foutloos, staat. Ik
heb het bestuur er op gewezen dat Ouweneel in de voorgaande jaren fundamentele kritiek op
allerlei onderdelen van de Chicago Verklaringen heeft uitgeoefend185. Het is niet integer om een
verklaring te ondertekenen waar je vooraf van hebt verklaard dat je daar ernstige kritiek op hebt.
Het is ook niet integer van het bestuur om dit te accepteren.
Ik heb het bestuur gevraagd hoe het, in licht van die feiten, mogelijk is dat Ouweneel toch de
Chicago Verklaringen ondertekent? Op die vraag heb ik van het bestuur van de ETF geen
antwoord gekregen. De vraag die ik heb gesteld is toch alleszins een redelijke vraag.
Wat men blijkbaar niet begrijpt (of niet wil zien) is dat Ouweneel dit kan doen met behulp van zijn
nieuwe visie op theologie en dogma. Hij maakt immers onderscheid tussen geloofskennis en
theologische kennis. Op het diepere bovenrationele niveau van het hart is hij het eens met de
opstellers van de Chicago Verklaringen. Op het minder diepe rationele/theologische vlak is hij het
niet eens met sommige van de gebruikte (theologische) formuleringen. Dus kan hij, voor zijn
gevoel, toch verklaren dat hij van harte achter de Chicago Verklaringen staat.
Al staat er, om maar eens wat te noemen, in artikel VI van de verklaring over de hermeneutiek dat
de bijbel waarheid uitdrukt in propositional truth. Iets wat hij als een verwerpelijke rationalistische/scientistische formulering verwerpt186. Of neem artikel XVI van de verklaring over de
onfeilbaarheid. Daar staat het volgende: "wij ontkennen dat onfeilbaarheid (inerrancy) een
leerstelling is die zou zijn uitgevonden door scholastisch protestantisme". Terwijl dit nu juist
precies datgene is wat Ouweneel in zijn lezingen in het gezag van de bijbel in alle toonaarden
beweert187.
De bewoordingen van de Chicago Verklaringen zijn geen toeval. Deze bewoordingen zijn bewust
zo gekozen om de onfeilbaarheid af te schermen tegen de neo-evangelicale theorieën en de neoorthodoxe veronderstellingen waaronder de idee dat de onfeilbaarheid, in de zin van foutloosheid,
gebaseerd zou zijn op het verlichtingsdenken.
Ouweneels eerste aarzeling om de Chicago Verklaringen volledig te onderschrijven komt mede
voort uit zijn verwerping van de vooronderstellingen van de schrijvers van de Chicago
Verklaringen188.
Ik heb in de recente geschriften van Ouweneel geen enkele aanwijzing gevonden dat hij op zijn
vroegere kritiek op het inerrantisme is teruggekomen.
185
Dit is zeer zorgvuldig en uitgebreid gedocumenteerd beschreven in mijn beknopte studie "W.J.
Ouweneel over inerrantisme en de onfeilbaarheid van de bijbel". Zie speciaal het laatste hoofdstuk. Deze
studie is op aanvraag verkrijgbaar. Voor nadere gegevens zie onder Literatuur bij beschikbare literatuur.
186
Het gezag van de bijbel, p. 77,78. Zie mijn bespreking van Ouweneels kritiek van dit artikel van de
Chicago Verklaring in mijn studie "De invloed van het postmodernisme, de wijsbegeerte der wetsidee en het
barthianisme op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel" de pagina's 4,5,7.
187
Zie b.v. de titel van één van zijn lezingen uit "Het gezag van de bijbel": "De sciëntistische basis van het
inerrantisme". Kan het nog duidelijker gezegd worden. Het inerrantisme, let wel HET inerrantisme, heeft een
sciëntistische basis. Zie ook pagina 82 van "Het gezag van de bijbel" waar hij verklaart dat de overtuiging
dat de bijbel factueel onfeilbaar en woordelijk foutloos is gebaseerd is op bepaalde dualismen die volgens
hem teruggaan op scholastisch denken. Voor een gedetailleerde bespreking van deze zaak zie mijn studie
"W.J. Ouweneel over inerrantisme en de onfeilbaarheid van de bijbel".
188
Zie appendix A en punt 4.10
99
14.3.7. Het bestuur heeft niet gereageerd op mijn tweede en meer fundamentele
bezwaar dat Ouweneel zijn nieuwe visie op theologie en dogma op de ETF aan
het uitdragen is.
(a) Geen reactie
Op mijn waarschuwing tegen zijn nieuwe visie op theologie en dogma is men niet ingegaan.
Ouweneel mag blijkbaar doorgaan met het uitdragen van zijn visie.
(b) De onvermijdelijke gevolgen
Op het punt van de onfeilbaarheid zullen de andere stafleden en het bestuur Ouweneel wel in de
gaten houden maar intussen laten ze hem wel zijn nieuwe visie op theologie uitdragen. En dat zal
indirect de basis onder de traditionele visie op de onfeilbaarheid na enige tijd aantasten189. Als het
bestuur Ouweneel op dit punt zijn gang zal laten gaan, en daar lijkt het op, dan is het slechts een
kwestie van tijd voordat de neo-evangelicals de macht in Heverlee zullen overnemen.
(c) De eerste aanwijzingen voor de invloed van zijn nieuwe visie op het denken van de directeur dr.
P. Nullens
De eerste tekenen, dat Ouweneels nieuwe visie aan het doordringen is bij Nullens, zijn al waar te
nemen. In het blad "Uitdaging" heeft nog niet zo lang geleden een uitgebreid interview met Nullens
gestaan190. Nullens zegt onder meer in dat interview191 dat de ETF vasthoudt aan de grondslag maar
dat men dit niet op starre wijze doet. Dit doet sterk denken aan het schema geloofskennis versus
theologische kennis. Nullens wil kennelijke wel vasthouden aan de geloofskennis achter de
grondslag maar hij wil niemand dwingen om de exacte formuleringen (de theologische
formuleringen) van de grondslag te aanvaarden.
Wat bedoelt hij met het niet op starre wijze vasthouden aan de grondslag? Wil hij zeggen dat alleen
de intentie van de grondslag maar niet de exacte formulering bindend is? Een grondslag moet echter
naar de letter en naar de intentie worden gehandhaafd anders heeft het geen zin om een grondslag te
hebben. Als de formulering van de grondslag niet juist is dan is de enige integere weg het openlijk
aanpassen van de grondslag.
De Chicago Verklaringen zijn, in een Nederlandse vertaling opgenomen192, in hoofdstuk 11 van de
gedenkbundel193 van de ETF/het BIB. Aan het begin van dit hoofdstuk geeft Nullens een uitleg
over de Chicago Verklaringen. Hij geeft ook aan wat de relatie van deze verklaringen is met de
ETF/het BIB. Hij wijst er op dat de Chicago Verklaringen zijn opgenomen in het document
"Karakter en Roeping" van de ETF194.
De invloed van de nieuwe visie op dogma blijkt uit de volgende uitspraak van Nullens: "Het
189
Zie 15.10.
Uitdaging van 1-6-1999. "Heverlee, bolwerk van evangelische theologie".
191
"Maar vaak is men ook geneigd te denken dat je een instituut bijbelgetrouw kan houden door een starre
visie".
192
De vertaling is niet altijd even nauwkeurig. Zo is b.v. het begrip "propositional truth" volledig verkeerd
vertaald. (Artikel VI van de verklaring over de hermeneutiek). in het Engels staat: "we affirm that the bible
expresses Gods truth in propositional statements". In de vertaling staat: "wij bevestigen dat de Bijbel Gods
waarheid uitdrukt in verifieerbare uitspraken". Dit is totaal iets anders dan er met "propositional truth" wordt
bedoeld. Propositional truth heeft niets met verifikatie te maken. Propositional truth wil zeggen dat je uitgaat
van de klassieke definitie van waarheid, waarin wordt gesteld dat een uitspraak waar is als deze
overeenkomt met de werkelijkheid. (Zie verder appendix A, punt a.6.4) Door deze volstrekt verkeerde
vertaling wordt de filosofie van het logisch-positivisme in de Chicago Verklaringen ingelezen.
193
Dicht bij de bijbel, P. Nullens (red), 1997, Heverlee.
194
Dicht bij de bijbel, p. 210 (noot 3)
190
100
spreekt voor zichzelf dat we de tekst niet mogen beschouwen als een volwaardige geloofsbelijdenis.
Het (de Chicago Verklaringen) blijft een menselijk formuleren van wat groter is dan onszelf. Het
gaat hier om een gemeenschappelijke 'verklaring' van wat christenen altijd hebben geloofd195".
Nullens spreekt over "wat christenen altijd hebben geloofd" (hier herkennen we de geloofskennis).
Hij zegt dat, wat de christenen altijd hebben geloofd aangaande de onfeilbaarheid van de Schrift,
onder woorden is gebracht in een gemeenschappelijke verklaring. (dit is de theologische kennis)
Een traditionele evangelical zal zeggen: Als dan inderdaad in de Chicago Verklaringen onder
woorden is gebracht wat de christenen altijd hebben geloofd aangaande de onfeilbaarheid van de
Schrift dan moet de inhoud van de Chicago Verklaringen als waar en bindend worden aanvaard.
Zeker als we aannemen dat de christenen dit altijd hebben geloofd op grond van het zelfgetuigenis
van de bijbel Juist omdat erin wordt weergeven wat christenen altijd, op grond van de bijbel,
hebben geloofd zijn deze verklaringen niet vrijblijvend.
Nullens brengt echter een scheiding aan tussen de zaak zelf (de onfeilbaarheid van de Schrift, hij
noemt dit: 'dat wat groter is dan onszelf") en tussen de formulering daarvan.
Intuïtief door onze omgang met God en zijn Woord hebben wij geloofskennis van een geestelijke
realiteit maar als we die realiteit onder woorden brengen (formuleren) dan is dat nooit meer dan een
gebrekkige menselijke poging om te formuleren "wat groter is dan onszelf". Ons gebrekkig
formuleren van "wat groter is dan onszelf" levert theologische kennis op. Maar dat levert geen
waarheid op die geloofd moet worden.
Als ons formuleren inderdaad altijd een gebrekkige menselijke poging is om onder woorden te
brengen "wat groter is dan onszelf" is er dan überhaupt nog wel een bindende grondslag of een geloofsbelijdenis mogelijk? Wat heeft deze overtuiging, deze theorie, voor consequenties voor de
grondslag van de ETF/het BIB? Moet iemand die onderschrijven of is het voldoende als iemand het
eens is met de geloofskennis die achter de grondslag ligt? En mag ieder verder zijn eigen rationele
theologische uitleg daarvan geven?
Het heeft er, getuige het bovenstaande, alle schijn van dat Nullens reeds de nieuwe visie op dogma
heeft aanvaard.
(d) De groeiende invloed van Ouweneel op de ETF.
Ouweneel vermeldt dat een herdruk van zijn dissertatie "Christian Doctrine I, the external
prolegomena" door de ETF is verzorgd196. Let wel, in deze dissertatie zet hij zijn nieuwe, op de
Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde, visie op dogma uiteen. Die dissertatie is door Heverlee
herdrukt197!!!!
Typerend voor zijn huidige invloed is het feit dat hij in de gedenkbundel van het BIB,de ETF het
openingshoofdstuk mocht schrijven. De tranen springen je in de ogen als je dit hoofdstuk leest en
het vergelijkt met de opvattingen van de pioniers van de Belgisch Evangelische Zending. Het doet
veel pijn te zien hoe ver men afgedwaald is van de oorspronkelijke uitgangspunten. Het door hem
geschreven hoofdstuk gaat over de vraag wat we bedoelen met de uitspraak: "de bijbel is Gods
woord". Hoe moeten we die uitspraak verstaan? Wat Ouweneel heeft geschreven is voor de meeste
christenen niet zo toegankelijk omdat het artikel in feite niet theologisch maar filosofisch van aard
is. Als je het hoofdstuk analyseert dan blijkt dat hij de vraag: "Wat bedoelen we als we zeggen dat
de bijbel Gods woord is?" beantwoordt langs de lijnen van zijn nieuwe, op de Wijsbegeerte der
Wetsidee gebaseerde, visie op theologie en dogma.
Je zou denken dat je vanuit de bijbel antwoord zou krijgen op de vraag: "Wat bedoelen we met de
uitdrukking: de bijbel is Gods Woord?" De uitspraak "de bijbel is Gods Woord" is immers een
leerstellige uitspraak. Het is een dogma. Een dogma is een samenvatting van het bijbelse onderwijs
195
Dichtbij de bijbel, p. 209.
De boodschap en de kloof, p. 67.
197
De boodschap en de kloof, p. 67.
"herdruk: Bijbelinstituut België, Heverlee, 1997."
196
101
over een bepaalde zaak. Een dogma moet uitgelegd en verduidelijkt worden met behulp van de
bijbelteksten waar het een samenvatting van is. De beantwoording van de uitspraak "de bijbel is
Gods Woord" zou dan op de volgende wijze moeten plaats hebben: "De bijbel is Gods Woord
omdat de woorden van de bijbel uitgesproken zijn door de Heilige Geest bij monde van de
menselijke schrijvers (Hand 1:6), enzovoorts. Dit alles volgens het principe dat de Schrift zichzelf
verklaart. Maar nee, die benadering zou wat al te simpel en biblicistisch zijn. In plaats daarvan geeft
Ouweneel een betoog dat godsdienstwijsgerig van karakter is198.
Een antwoord op de vraag waar het artikel mee begon (Wat bedoelen we met de uitspraak: de bijbel
is Gods Woord) wordt overigens niet gegeven. Terwijl ik, als een in de ogen van Ouweneel simpele
"biblicist", toch dacht dat de uitspraak "de bijbel is Gods Woord" betekende dat de tekst van de
bijbel door de Heilige Geest bij monde van de menselijke auteurs is uitgesproken. En dat de Heilige
Geest de schrijvers van de bijbel zodanig heeft geleid dat ze precies datgene neerschreven wat God
wilde zeggen zodat in de bijbel de uitdrukkingen "de Schrift zegt" en "God zegt" of de "de Geest
zegt" door elkaar worden gebruikt.
Ook de recensent N.C. van Velzen signaleerde een spanning (een tegenspraak) tussen het door
Ouweneel geschreven hoofdstuk en het hoofdstuk over de Chicago Verklaringen.
14.3.9. Een teken aan de wand
Ondanks diverse waarschuwingen199 heeft men inmiddels H.P. Medema in het bestuur van de ETF
opgenomen. Medema is de voornaamste medestander en propagandist van de ideeën van
Ouweneel. Hij heeft volledig het nieuwe denken van Ouweneel overgenomen200. Terwijl het
bestuur gewaarschuwd werd voor het neo-evangelische gedachtengoed van Ouweneel werd
tegelijkertijd, door datzelfde bestuur, zijn voornaamste propagandist en medestander in het bestuur
benoemd.
14.3.10. De geschiedenis herhaalt zich
Wat er rond Ouweneel op de ETF aan het gebeuren is loopt volledig parallel aan de eerst stappen in
het proces dat op het Fuller Theological Seminary heeft geleid tot een volledige machtsovername
van de neo-evangelicals en tenslotte tot een wijziging van de grondslag. Ook daar greep het bestuur
niet in toen er hoogleraren, met de neo-evangelische visie op de onfeilbaarheid van de bijbel en een
onbijbelse werkelijkheidsvisie, werden aangesteld. Vanwege de subtiliteit van de eerste afwijkingen
konden velen de discussie niet volgen. Daarom zagen ze ook niet in dat er in werkelijkheid
principiële wissels werden omgezet. In hun ogen ging het om theologische futiliteiten.
198
Belangrijke onderdelen van zijn, in dat hoofdstuk gehouden wijsgerige, betoog heb ik besproken in mijn
studie "De invloed van postmodernisme, barthianisme en de Wijsbegeerte der Wetsidee op de theologische
standpunten van W.J. Ouweneel". Ouweneel verkondigt in dit artikel allerlei schokkende zaken. Te denken
valt aan zijn theorie over paralogische denkfouten. Of zijn onderscheid tussen het eeuwige (boventijdelijke)
woord van God en de tekst van de bijbel, die slechts de tijdelijke uitdrukkingsvorm van dat eeuwige
boventijdelijke Woord van God zou zijn. Dit is een puur platonisch denkschema.
199
Ik heb ondermeer de direkteur Nullens gewezen op de standpunten van Medema. Voor een bespreking
van Medema's standpunten zie 16.2, 16.3 en 16.4 van deze studie.
200
Zie 16.2 en 16.3 van deze studie. Daar wordt dieper ingegaan op de opvattingen van Medema.
102
15. De rol van W.J. Ouweneel
15.1. Een sleutelrol
In de voorgaande hoofdstukken is W.J. Ouweneel vaak genoemd. Hij speelt dan ook een sleutelrol
in onder meer de invoering van de nieuwe visie op de bijbel, de nieuwe visie op de leer (op theologie), de nieuwe visie op eenheid, etc. Niet dat hij deze dingen zelf heeft uitgedacht, hij is meer
degene die deze nieuwe gedachten via zijn onderwijs en geschriften de evangelische en de orthodox
reformatorische wereld aan het binnen brengen is. Hij injecteert al deze dingen in de bloedbaan van
de evangelische beweging.
15.2. Enkele voorbeelden
Het meeste is al ter sprake gekomen. Toch zal ik een beknopte opsomming geven zodat een goed
overzicht wordt verkregen van de huidige standpunten van Ouweneel.
15.2.1. Ouweneel over de foutloosheid/onfeilbaarheid van de bijbel
Hij noemt de overtuiging dat de oorspronkelijke tekst van de bijbel zonder fouten is: "de
fundamentalistische visie van een foutloze bijbel201"Hij beweert dat de idee dat de bijbel factueel
(feitelijk) onfeilbaar en woordelijk foutloos is niet gebaseerd is op het zelfgetuigenis van de bijbel
maar op het verlichtingsdenken202.
15.2.2. Roept op tot een nieuwe Schriftvisie203
De klassieke evangelische Schriftvisie (met onder meer de onfeilbaarheid en de woordelijke
inspiratie van de bijbel) moet volgens hem nodig gezuiverd worden van rationalisme204.
15.2.3. Over de doorzichtigheid van de bijbel
Volgens hem zijn we opgesloten in een hermeneutische cirkel205.
15.2.4. Hij vindt de klassieke opvatting dat in het dogma de Schrift wordt nagesproken
door en door naïef206.
Hij noemt de visie dat in het dogma de Schrift wordt nagesproken ook nog een rampzalige
misvatting207.
Hij roept dan ook op tot een herbezinning op de status van theologie en dogma208. Waarmee hij in
201
Het gezag van de bijbel, p. 82.
Gezag van de bijbel. p. 82.
203
Boodschap en de kloof, p. 64,65.
204
De boodschap en de Kloof, Knevel A.G. (red), 1977, EO-uitgave, p. 64.
202
205
206
Boodschap en de Kloof, p.57.
Boodschap en de kloof, p. 57.
208
De boodschap en de kloof, p. 57.
"hebben wij dringend een nieuwe wetenschapstheoretische bezinning op de status van de theologie
nodig"
207
103
feite bedoelt te zeggen dat we, naar zijn inzicht, de oude visie op dogma moeten vervangen voor de
nieuwe door hem uitgedragen visie.
15.2.5. Maakt onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis209
Hij denkt op twee niveaus Het diepere niveau van het hart en het minder diepe niveau van het
verstand. Geloofskennis is kennis van het hart (dat is kennis van de totale mens) en theologische
kennis is slechts verstandelijk. Intuïtief, door onze omgang met het Woord van God en door de
werking van Gods Geest, voelen we ongeveer aan wat b.v. genade is maar als we nauwkeurig
proberen te omschrijven wat genade is komen we op het logisch-rationele terrein van de theologie.
De geloofskennis, het intuïtief aanvoelen wat genade is, is doorslaggevend. De nauwkeurig
geformuleerde omschrijving (leer) over wat genade is, is niet doorslaggevend. Dogma's zijn slechts
onze menselijke theorieën over de bijbel. Het dogma is geen waarheid die na toetsing aan de bijbel
geloofd en als waar aanvaard moet worden.
15.2.6. Hij relativeert tegenwoordig alle leer
Dit heeft hij uitdrukkelijk zelf zo verklaard. Ik baseer dit niet alleen op de logische consequenties
van zijn uitgangspunten maar ook op een directe uitspraak van hemzelf. Omdat die uitspraak zo
belangrijk is citeer ik deze nogmaals: "Niet een 'nieuwe' leer dan ik tot dusver heb 'aangehangen',
maar een relativering van alle (intellectuele) 'leer' is wat er met mij 'aan de hand' is210".
Hij relativeert tegenwoordig alle leer dus dit geldt ook voor b.v. de leer over de drie-eenheid de leer
over de rechtvaardiging door het geloof, etc. Zijn relativering raakt de kern van het evangelie. Is
b.v. de reformatorische/evangelische leer over 'de rechtvaardiging door het geloof alleen' slechts een
gebrekkige menselijke theorie of is het een bijbelse waarheid die geloofd moet worden?
15.2.7. Ouweneel verklaart dat het ware geloof de tegenstelling
roomskatholiek-reformatie te boven gaat211.
In het conflict met Rome ging en gaat het om de vraag wat een mens moet doen om behouden te
worden. Dit raakt de kern van het evangelie. Met behulp van het onderscheid tussen geloofskennis
en theologische kennis relativeert hij ook de leerstellige tegenstelling tussen Rome en Reformatie.
Op leerstellig vlak zijn de reformatie en Rome het wel niet met elkaar eens maar op het niveau van
de geloofskennis zijn we toch één.
15.2.8. Hij verklaart dat het er niet toe doet welke verlossingsleer je aanhangt
Enkele broeders212 hoorden van de bezwaren tegen Ouweneels nieuwe gedachtegoed. Ze konden
het niet geloven en daarom zijn ze zelf naar een cursusdag van de zaterdagacademie van de EH
gegaan, waar Ouweneel een inleiding gaf op de studie van de theologie. Ze hebben hem naar
aanleiding van wat hij daar aan relativerende gedachten naar voren bracht de vraag gesteld: "Maakt
het wat uit welke verlossingsleer je aanhangt?". Het antwoord luidde: "Het doet er niet toe welke
verlossingsleer je aanhangt, calvinistisch, luthers, rooms-katholiek, oosters-orthodox".
Dit is inderdaad de logische konsekwentie van zijn nieuwe visie op dogma, leer.
209
Zie hoofdstuk 4 van deze studie.
Nachtboek van de ziel, Ouweneel, p. 117
211
Nachtboek van de ziel, p. 182
212
Er zijn dus twee getuigen, die gehoord kunnen worden.
210
104
15.2.9. Hij beveelt de christenen zelfanalyse van de eigen dromen aan met behulp
van allerlei aan de occult belaste psychiater Carl Jung ontleende begrippen
Dit advies geeft hij letterlijk in zijn boek "Nachtboek van de ziel". Ik citeer Ouweneel: "Het boek
biedt dus niet alleen zelfanalyse, maar wil een uitdaging aan de lezer zijn zelf ook op onderzoek te
gaan213".
Hij gebruikt allerlei gedachten en termen van Jung. Hij neemt in feite (impliciet) het androgyne
mens- en godsbeeld van Jung over214. Jung deelt dit gods- en mensbeeld met allerlei andere
esoterische tradities. Anima, animus, persona, zelf, schaduw, individuatie. Heling komt ook bij
Ouweneel neer op de integratie van zijn vrouwelijke zijde (zijn anima) in zijn bewuste persoonlijkheid. Hij beweert dat hij niet het gehele systeem van Jung overneemt. Hij vindt dat een aantal
fundamentele inzichten van Jung juist zijn. Ouweneel zegt dat hij die in een ander kader geplaatst
heeft. Het is zeer de vraag of hij daarin is geslaagd.
Het is buitengewoon kwalijk dat hij allerlei elementen uit het denken van Jung op deze wijze de
evangelische beweging binnenvoert. Hij zet daarmee de deur open voor allerlei onbijbelse
gnostische gedachten zoals het androgyn (het tegelijk man-vrouw) zijn van de mens en van God215.
Zijn onderwijs over deze zaken baant de weg voor valse leraressen zoals Leanne Payne216 die (op
dit moment nog) verder gaan dan Ouweneel.
15.2.10. Hij heeft zijn vrouwelijke "ik" ontdekt en in zijn persoonlijkheid geïntegreerd
Sinds die tijd werken er, naar eigen zeggen, nieuwe krachten in hem217.
Ouweneel vertelt in zijn boek "Nachtboek van de ziel" over een persoonlijke crisis. Een soort
midlifecrisis. Hij is daar uitgekomen door het ontdekken en integreren van zijn vrouwelijke ik218.
Dit is een stukje jungiaanse psychologie. (Jung haalde die gedachten trouwens uit oude gnostische
bronnen219.) Het is gebaseerd op een androgyn mensbeeld. De mens is, in die visie, ten diepste
androgyn (man-vrouw tegelijk). De man heeft dus een vrouwelijk deel in zichzelf en de vrouw
heeft een mannelijk deel in zichzelf. De weg tot heelheid ligt hierin dat de man zijn vrouwelijk deel
ontdekt en in zich opneemt en voor de vrouw geldt dat net andersom. Om een heel mens te worden
moet de man het vrouwelijke in zichzelf ontdekken en laten samensmelten met het mannelijke. Bij
de vrouw gaat dat precies andersom.
Ouweneel miste bij zichzelf de zorgzaamheid, gevoeligheid, intuïtie, etc. Sinds zijn ontdekking en
de integratie van zijn vrouwelijk zijde zijn deze krachten in hem vrijgekomen220.
213
Nachtboek van de ziel, p. 11.
Androgyn dat wil zeggen man en vrouw. God is ten diepste mannelijk en vrouwelijk en de mens ook.
Volgens Ouweneel heeft een man een vrouwelijk zijde (anima) in zichzelf. Ouweneel spreekt over de
vrouwelijke zijde in hemzelf en in God. Voor zijn spreken over de vrouwelijke zijde in God zie: "De zevende
koningin", W.J. Ouweneel, 1998, Heerenveen, p. 50, 60-65.
215
Zie appendix H over gnostiek.
216
Over Leanne Payne zie 17.4 van deze studie.
217
Nachtboek van de ziel, p. 117. "deze krachten"
218
Nachtboek van de ziel o.a. p. 117.
Ouweneel gebruikt het beeld van de bruiloft. Een vereniging van zijn mannelijke 'ik' met zijn vrouwelijke
zijde. Het gaat om het intrapsychische gebeuren van het streven naar een balans tussen zijn bewustintellectuele ik en de zacht-warm-gevoelige laag van de ziel die zich uit in zachtmoedigheid, barmhartigheid,
liefde.
219
Zie appendix H over de gnostiek en met name de gedeelten uit het boek van J. Slavenburg.
220
Nachtboek van de ziel, p. 11.7. Hij spreekt over zijn tot dan toe onderontwikkelde zacht-warm-gevoelige
'laag' van zijn ziel, die zich uit in zachtmoedigheid, barmhartigheid en liefde. Maar nu na zijn innerlijke bruiloft
214
105
Het lijkt me dat het ontbreken van zaken als liefde, barmhartigheid fijngevoeligheid, etc het gevolg
is van het in grote mate ontbreken van de liefde (het ontbreken van de vrucht van de Geest) en van
ware verbrokenheid. De goddelijke liefde is zorgzaam en fijngevoelig. Als iemand met God leeft
dan zal de vrucht van de Geest in hem groeien, waaronder deze liefde.
Eén van de diepe lessen die de christen ook na zijn bekering verder moet leren is dat hij God niet
kan dienen en behagen in eigen kracht. Hij moet leren om uit de kracht van God, uit de kracht van
de Geest, uit de kracht van het inwonende leven van de Zoon van God, te leven. Zolang hij uit
eigen kracht God probeert te dienen en heilig te leven zal hij vastlopen. Vaak moeten we dit door
schade en schande en met veel struikelen leren. Dit proces wordt in de evangelische wereld (in de
Keswick Teaching) wel "verbrokenheid' genoemd. God die je, telkens weer op allerlei terreinen,
aan het einde van jezelf brengt waarna je erkent dat je het zelf niet kunt en waarna je het vervolgens
niet meer van eigen inspanning maar van Hem gaat verwachten. Een goed voorbeeld is Mozes.
Mozes heeft twee pogingen gedaan om zijn volk te hulp te komen. Hoewel goed bedoeld liep de
eerste poging op een mislukking uit omdat hij zijn actie ondernam op eigen initiatief en in eigen
kracht. Door het mislukken van deze actie werd hij ontdekt aan zichzelf, hij zag in dat hij zelf tot
niets in staat was, hij was daarna zelfs bang om nog wat te doen. Hij was 'verbroken' in zijn eigen
onafhankelijke dienen van God en in zijn zelfvertrouwen. De tweede poging lukte wel omdat hij
deze keer op initiatief van de Heer optrok en omdat hij in elke situatie naar de Heer opzag voor
leiding en kracht.
Als we de Heer dienen vanuit ons onafhankelijke (onverbroken) zieleleven dan lopen we de Geest
van God voor de voeten.
Deze les moeten we als christen steeds dieper en op alle terreinen leren. Een verbroken mens
gebruikt b.v. wel zijn verstand maar hij steunt er niet op. Een verbroken mens is in zeker opzicht
bang voor zichzelf en daarom klemt hij zich in geloof vast aan de Heer. In Jozua 9 wordt een
duidelijk voorbeeld beschreven van de tegenovergestelde houding. Jozua steunde, in de in Jozua 9,
beschreven situatie op zijn eigen inzicht, op zijn eigen onafhankelijke (onverbroken) zieleleven. Hij
gebruikte alleen zijn verstand om de situatie te beoordelen en hij steunde daarop. "Hierop namen de
mannen van hun teerkost, maar zij raadpleegden de Here niet" (:14). Ze gebruikten hun verstand
maar onafhankelijk van de Heer. Ze controleerden het brood en inderdaad het was oud. In dit
voorval zijn Jozua en zijn metgezellen een beeld van de onverbroken christen. Een christen die de
verbrokenheid reeds geleerd had zou op precies dezelfde wijze met zijn verstand de zaak hebben
onderzocht als Jozua en zijn metgezellen deden, alleen hij was daar niet alleen op afgegaan. In het
besef dat hij niet op zijn eigen inzicht kon steunen zou hij daarnaast en allereerst ook de Here
hebben geraadpleegd. "Steun op uw eigen inzicht niet" (Spreuken 3:5)
Verbrokenheid brengt een mens tot verootmoediging (zonder de Heer kan ik niets doen, zonder
Zijn leiding zal ik verdwalen, als de Heer niet zegent dan wordt het niets, ik kan niet steunen op
mijn eigen inzicht, en ook niet op eigen gevoel en wilskracht). En het brengt de christen tot een zich
verlaten op de genade van de Heer. "Vroeger dacht ik dat ik Jezus vasthield nu weet ik dat Hij mij
vasthoudt." "Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht want uw geboden vergeet
ik niet" (Psalm 119:176) Zoek uw knecht, houd me vast, want uw geboden vergeet ik niet.
Dit bijbelse proces heb ik in het autobiografische verslag over Ouweneels midlifecrises gemist.
Waar is de verootmoediging, de erkenning dat je gefaald hebt, het diep neerbuigen voor de Heer,
het ophouden met het zelf vechten en het in het geloof gaan staan in de genade van de Heer (wees
krachtig in de genade). "Heer ik kan het zelf niet maar ik vertrouw erop dat U het door mij heen
doet, Heer ik heb het niet in mijzelf maar ik dank u dat u het in Christus en in de Heilige Geest
reeds in mij gelegd hebt en ik vertrouw erop dat U het in mij uit zult werken".
Als een christen reeds een lange tijd de Heer volgt en er is geen groei in liefde, in fijngevoeligheid,
in medelijden, in zorgzaamheid, in een zuiver aanvoelen van de leiding van Gods Geest in de eigen
geest, etc. dan is er iets mis in het geestelijk leven.
De weg tot verandering is dan de bijbelse weg van verootmoediging, bekering, en het onder de
zijn die krachten vrijgekomen.
106
dagelijkse discipline van de Geest werken aan verandering. En dat alles niet in eigen kracht maar in
de kracht van de inwonende Heilige Geest. Het nieuwe leven dat we in Christus en in de Heilige
Geest ontvangen hebben moet meer en meer naar buiten komen. Het afleggen van de oude mens en
het in geloof aandoen van de nieuwe mens. (Doodt dan, doet aan / Kol 3:5-17). Het beleven en het
uitleven van het "met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik en dat is niet meer mijn ik maar
Christus leeft in mij" (Gal 2:20). Het ontbreken van b.v. barmhartigheid of innerlijke ontferming
heeft niets met het nog niet in contact staan met je vrouwelijke zijde te maken. Het heeft te maken
met het aandoen van de nieuwe mens.
15.2.11. Pseudo wetenschappelijk
Ouweneel doet het verder voorkomen dat de droomsymboliek waar hij vanuit gaat
wetenschappelijke status heeft maar dat is niet het geval. Binnen de psychologie is er een zeer brede
consensus die stelt dat een vaste (een algemeen geldige en telkens weer voorkomende)
droomsymboliek niet op logisch-empirische wijze is vast te stellen.
15.2.12. Een psychologisch, occulte weg in plaats van een geestelijke weg
Aansluitend op wat ik hierboven (in 15.2.10) heb gezegd is het duidelijk dat Ouweneel voor zijn
probleem geen geestelijke oplossing maar een psychologische, en naar ik vrees ook occulte,
oplossing heeft gezocht en gevonden. Via interpretatie van zijn dromen is Ouweneel, volgens eigen
zeggen, tot zelfkennis gekomen. In de droom en de analyse daarvan kwamen de diepste
beweegredenen/motieven van zijn hart aan het licht.
Is dit een christelijke weg tot zelfkennis? Het was Freud die zei dat de droom de koninklijke weg
tot zelfkennis is. Dat geeft al te denken, niet dat dit doorslaggevend is maar toch. Ik lees in de bijbel
dat het Woord van God de gedachten en overleggingen schift (Hebr. 4:12). Als we een samenkomst
bezoeken waar mensen geleid door de Geest vanuit het Woord van God spreken, zingen, getuigen,
bidden, etc dan zullen we ook ervaren wat in 1 Kor 14:24 wordt gezegd "(dan) wordt hij door allen
doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht" (1 Kor 14:24). Let op wat Paulus zegt:
"doorgrond", "Het verborgene van zijn hart komt aan het licht". Dat lijkt me een bijbelser weg tot
zelfkennis dan het systematisch analyseren van het eigen droomleven. Soms krijgen Ouweneels
dromen zelfs een voorspellend karakter. "het komt wel goed met de broederbeweging / als een
belofte van boven221"
Het ontdekkende licht van de Heilige Geest brengt tot de ware zelfkennis. Het licht van de Geest
dat in de eerste plaats door de tekst van de bijbel heen ons leven bestraalt. "Het openen van uw
woord verspreidt licht" (Psalm 119:130). Ook de broeders zijn "licht in de Here" (Efeze 5:8). Hoe
meer de broeders en zusters, waar we mee omgaan, geheiligd zijn des te meer zal het licht van God
door hen heen stralen en door hen op ons eigen leven vallen. En boven alles is God zelf licht (1
Johannes 1:6). Als we in gebed tot Hem naderen dan naderen we tot het licht. We moeten niet in
onszelf gaan wroeten (introspectie), we moeten onszelf naar het licht wenden en dan zal Gods
Geest ons hart en innerlijk doorzoeken zoals een röntgenapparaat ook de binnenkant van het
lichaam blootlegt. (Psalm 139:23,24) Onze verantwoordelijkheid is in het licht te blijven en met
alles naar het licht toe te gaan. Als we falen, als we iets missen dan moeten we ons verootmoedigen
voor de Heer, net zoals de discipelen dat deden toen ze in een bepaald aspect (het uitdrijven van een
boze geest) gefaald hadden: "Waarom hebben we het niet gekund?" (Marcus 9:23).
Dat voor Ouweneel de ontdekkende werking van het Woord van God niet voldoende bleek te zijn is
opnieuw een aanduiding dat er iets mis was met het geestelijk leven. De innerlijke oren waren
blijkbaar verstopt. Als Gods Woord niet meer de benodigde 'van God gegeven leiding in het
geloof' schijnt te geven dan is altijd het gevaar en de verzoeking aanwezig dat we, in plaats van de
weg te gaan van verootmoediging en het oordelen van het verkeerde in ons leven (Psalm 139:23,24
/ Heer toets mij), ons keren naar een psychologische of occulte oplossing.
221
Nachtboek van de ziel, p. 72.
107
Zoals koning Saul, toen deze de stem van de Heer niet meer hoorde, zich wendde naar een andere
stem, zo heeft Ouweneel zich gewend naar de mystiek-extatische spiritualiteit van de oostersorthodoxie, naar de occultist Jung, etc. Het geheel wordt verweven met christelijke termen maar die
vormen niets anders dan 'het vriendelijke gelaat van het kwaad'.
Toen door hardnekkige ongehoorzaamheid Saul niet langer de stem van de Heer hoorde heeft hij
zich daarover niet in zak en as verootmoedigd. In plaats daarvan koos hij voor het occulte
alternatief. Hij koos voor de weg van de zelfhandhaving.
In plaats van de bijbelse weg te volgen heeft Ouweneel zich gewend naar een psychologische weg
om toch het beoogde doel te bereiken. Een van de kenmerken van zulke wegen is dat ze altijd het
kruis vermijden, het sterven aan jezelf, de verootmoediging. Ouweneel spreekt er over dat in zijn
leven, en in de gesloten vergaderingen, naar zijn oordeel de ware, authentieke, godservaring was
overwoekerd en werd verstikt door allerlei lagen intellectuele leer. Er lijkt inderdaad iets in zijn
leven overwoekerd te zijn geweest maar zoals zo vaak voelt hij wel juist aan dat er ergens iets
misgaat maar zoals gebruikelijk stelt hij een gedeeltelijk verkeerde diagnose en neemt hij op grond
daarvan een volstrekt verkeerd medicijn in.
Elke christen heeft bij de wedergeboorte het vermogen ontvangen om de innerlijke leiding van God
op te vangen. Over het uitdoven van dit vermogen en over een demonische222 aantasting van dit
vermogen zie hoofdstuk 11 de punten 5 en 6.
15.2.13. Hij spreekt over het vrouwelijke element in God
Dit is werkelijk walgelijk. In feite propageert hij hier impliciet een androgyn Godsbeeld.
In zijn boek "de zevende koningin" spreekt hij verschillende malen over het vrouwelijke element in
God223. Hij probeert daar ook met enkele bijbelteksten een rechtvaardiging voor te geven. Hij voelt
ergens wel nattigheid want op een ander plaats zegt hij, over het vrouwelijke element in God, even
terloops tussendoor, in een bijzinnetje, "als we daar tenminste over mogen spreken". Maar intussen
spreekt hij daar toch maar diverse malen en met grote stelligheid over en poogt hij daar ook een
bijbelse rechtvaardiging voor te geven.
Het spreken over een vrouwelijke element in God sluit aan bij de gnostiek die stelt dat God en de
mens androgyn (man en vrouw tegelijk) zijn. God heeft het vrouwelijke en mannelijke in zich. De
mens is geschapen naar het beeld van God dus heeft de mens ook het mannelijke en vrouwelijke in
zich.
De bijbel spreekt echter altijd consequent over God als "hij". De derde persoon mannelijk. De bijbel
noemt God niet voor niets Vader (en geen moeder). Gods vaderschap is meer dan een beeld. Het is
meer dan een metafoor. God is werkelijk vader. Zijn vaderschap valt niet volledig samen met
menselijk vaderschap maar wel in de meeste aspecten224
Telkens verwerpt hij de meest extreme standpunten van allerlei mensen (hier dus van de
'christelijke' feministes) maar ook telkens weer neemt hij wel principiële uitgangspunten van hen
over. En daarmee zet hij een wissel om. Daarmee plant hij een verkeerd plantje op evangelische
bodem. Door deze tactiek misleidt hij voortdurend de mensen.
222
Demonische gebondenheid leidt ook tot geestelijke ongevoeligheid.
Voor zijn spreken over de vrouwelijke zijde in God zie "De zevende koningin", W.J. Ouweneel, 1998,
Heerenveen, p. 50, 60-65.
224
Hierachter ligt de vraag hoe wij het mensvorming spreken van de bijbel moeten verstaan. In appendix A
wordt onder 'taal, religieuze taal' nader op deze zaak ingegaan. Zie verder mijn studie "De invloed van het
postmodernisme, de Wijsbegeerte der Wetsidee en het barthianisme op de theologische standpunten van
W.J. Ouweneel". Het hoofdstuk over de analogia entis. Voor een uitgebreide bespreking zie mijn "inleiding
op de evangelische theologie".
223
108
15.2.14. Volgens hem hebben de protestanten het godsbeeld te veel vermannelijkt225.
Hoe komt hij er bij? Wat is er toch in deze man gevaren dat hij zulke afschuwelijke zaken
naspreekt van de feministische theologen?
In de gezonde bijbelse theologie wordt de bijbel nagesproken. In de leer over God wordt dus ook de
bijbel nagesproken en dat betekent dat er ook aandacht voor b.v. de barmhartigheid, de ontferming,
de zorgende en koesterende liefde van God zal zijn.
15.2.15. De engel die met Jakob worstelde te Pniël was volgens Ouweneel een demon226.
Die schokkende gedachte deelt hij met allerlei occulte, gnostieke leraars. Hier komt nog eens naar
boven hoe diep Ouweneel's innerlijk en denken al verontreinigd zijn door de occulte, gnostieke
bronnen waaruit hij heeft gedronken. Tussen haakjes als Ouweneel gelijk heeft dan zou Jakob de
naam Israël van een demon hebben ontvangen.
15.2.16. Ouweneel vindt de authentieke Godservaring onder meer bij de
Oosters-orthodoxe Kerken
Ouweneel heeft het over het mystiek-extatische van de oosters-orthodoxe liturgie, het
teruggetrokken-eenzame van het orthodoxe monnikwezen en het geestelijk leiderschap van de
staretsen. Hij herkent en erkent dit christendom in zekere mate als verrassend authentiek ook al
verschilt het theologisch zozeer van het zijne227.
Je vraagt je af, als je dit leest, wat Ouweneel onder de authentieke Godservaring verstaat?
Hij herkent een stuk authentiek christenzijn en christelijke beleving in de mystiek-extatische liturgie
van de Oosters-orthodoxe kerken. Hieruit kunnen we concluderen dat de authentieke Godservaring
volgens Ouweneel onder meer gevonden wordt in het mystiek-extatische. Dit geeft goed de richting
aan van de weg die Ouweneel is opgegaan en waarop hij velen aan het meevoeren is. De weg naar
de mystiek.
Van zijn eigen broederbeweging (de gesloten vergadering) zeg hij: "Waar is de oude wijze, waar is
het christelijk erbarmen? Waar de authentieke godservaring? Waar is mijn zelf, mijn hart?228".
De authentieke godservaring die hij onder meer herkent in de mystiek-extatische liturgie van de
Oosters-orthodoxe Kerken vond hij dus niet in het eigen geestelijk milieu waar hij opgegroeid is.
Wat is trouwens de authentieke godservaring volgens de bijbel? Authentiek betekent echt,
oorspronkelijk.
De bijbel spreekt over allerlei ervaringen van God die een christen kan hebben b.v. het overtuigd
worden van zonden, een droefheid naar God over de zonde, onuitsprekelijke vreugde, vrede die alle
verstand te boven gaat, het beleven van de verhoring van de gebeden, de geest van het zoonschap
die in ons roept 'Abba Vader', een gebedslast (het zuchten van de Geest door je heen), het
meemaken dat de Heer door je heen anderen zegent, het uitdrijven van demonen, het geleid worden
door God door zijn Woord en Geest en door zijn besturing van de omstandigheden. Enzovoorts.
Zou Ouweneel dit dan niet ervaren hebben? Werd dit dan niet onder de broeders gevonden?
225
De zevende koningin, W.J. Ouweneel, p. 159. Hij beweert dat in het traditionele christendom de God van
de bijbel te veel is gemasculiniseerd.
226
De negende koning, W.J. Ouweneel, p. 315. Voor een uitgebreide bespreking en weerlegging van zijn
standpunt zie de "Offener brief an W. J Ouweneel" van Adreas Steinmeister, pp. 3,4.
227
Nachtboek van de ziel, p. 15.
228
Nachtboek van de ziel, p. 16.
109
Hoe kan een christen die vervuld is met de Geest de bovenstaande zaken niet regelmatig ervaren in
zijn leven? Dan is er iets mis met de persoonlijke wandel met God. Dan is er zonde, wellicht
subtiele zonde, dan is er gebrek aan overgave (gehoorzaamheid), dan is er gebrek aan geloof. Hij
suggereert zelf dat dit ontbreken van de authentieke godservaring in de gesloten vergadering het
gevolg was van het zich verschuilen achter een dikke laag intellectuele theorieën en theologieën229.
Zijn oplossing is dan onder meer het relativeren van alle leer want daarmee ben je in één klap die
dikke laag intellectuele theorieën (want zo noemt hij dogma's) kwijt. Vervolgens gaan we in de leer
bij Jung en de Oosters-orthodoxe Kerken opdat de authentieke Godservaring bij ons "vrij" komt.
Het kan en kon wellicht geen kwaad om de leerstellige posities van de gesloten broeders nog eens
te toetsen aan de bijbel en waar nodig te corrigeren maar met zijn oplossing van het relativeren van
alle leer gooit hij met het badwater ook het kind weg. Zijn oplossing is vele, vele, malen erger dan
de kwaal die hij probeerde te bestrijden.
15.2.17. Hij verklaart dat christenen die zich druk maken over de juiste formulering van
de leer over de onfeilbaarheid zich schuldig maken aan afgoderij230.
Voor een bespreking van dit punt zie hierboven de punten 13.3 en 13.4
15.3. Wat is er met hem aan de hand?
Eerst verdedigde hij b.v. de onfeilbaarheid/inerrancy van de bijbel, nu wijst hij die af als de
fundamentalistische visie van een foutloze bijbel. In zijn boek het domein van de slang noemt hij
Jung een occultist maar nu gebruikt hij belangrijke onderdelen van de psychologie van Jung.
De verandering is zo groot dat mensen die hem vanaf zijn jeugd gekend hebben zelfs spreken over
de "oude" Ouweneel en de "nieuwe" Ouweneel. Zo groot is voor hen het contrast.
15.4. De achtergrond van zijn omslag, van zijn paradigmawisseling
Rond het begin van de jaren tachtig is Ouweneel zich gaan verdiepen in de zogenoemde
Wijsbegeerte der Wetsidee. Die wijsbegeerte is in de eerste helft van deze eeuw ontworpen door
een hoogleraar van de Vrije Universiteit, prof. dr. Herman Dooyeweerd. Zoals ik al eerder in deze
studie heb aangegeven wordt in deze filosofie een scherp onderscheid gemaakt tussen praktische
kennis en theoretische kennis. Een onderscheid tussen de naïeve dagelijkse ervaring en het
theoretisch wetenschappelijk denken. Op dit onderscheid wordt het door Ouweneel overgenomen
scherpe onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis gebaseerd. Aanvaarding van dit
schema leidt tot een onverantwoorde relativering van het dogma. Dat is dan ook precies het punt
waar Ouweneel inmiddels is uitgekomen.
Dit viel samen met een persoonlijke crisis en een gemeentelijke crisis. Hij vertelt deze dingen in
zijn "Nachtboek van de ziel".
Ouweneel ontdekte dat er buiten de kring van de Vergadering van gelovigen ook fijne christenen
waren. Dit kon hij blijkbaar moeilijk rijmen met zijn toenmalige leerstellige denken over de
gemeente. In plaats dat hij zijn oude standpunten nog eens aan de Schrift toetste en zonodig
veranderde is hij veel verder gegaan. Met behulp van zijn op de Wijsbegeerte der Wetsidee
gebaseerde nieuwe visie op de leer kon hij zich eenvoudig ontdoen van allerlei leerstellingen door
ze simpelweg te relativeren.
Dan was er ook nog sprake van een persoonlijke crisis. Ouweneel klaagde dat de authentieke
229
230
Nachtboek van de ziel, p. 16.
Zie noot 163
110
godservaring in zijn eigen leven, en binnen zijn eigen geestelijke tehuis, nauwelijks te vinden was.
Hij was naar hij ontdekte zijn hart kwijt. Ik citeer "waar is mijn zelf, mijn hart?231".
Met behulp van zelfanalyse van de eigen dromen waarbij hij gebruik maakte van belangrijke
onderdelen van de psychologie van de occultbelaste en geïnspireerde Jung is hij naar eigen zeggen
bevrijd geworden. Hij heeft zijn vrouwelijke zijde in zichzelf kunnen integreren en sinds die tijd
werken er nieuwe krachten in hem. Hij heeft nu blijkbaar de zo gewenste authentieke godservaring
bereikt.
15.5. Ouweneel zelf over wat er met hem aan de hand is
Hij wijst er zelf op dat zijn verandering dieper gaat dan een verandering in bepaalde leerstellige
posities. Er is iets meer aan de hand. Niet alleen bepaalde leerstellige posities zijn bij hem
veranderd maar er is nog iets fundamentelers. Hij brengt niet alleen bepaalde nieuwe dogma's
maar veel belangrijker nog is dat zijn kijk op dogma wezenlijk veranderd is. Dit geeft hij zelf aan
als 'het' fundamentele punt waarin hij veranderd is.
Omdat het zo belangrijk is geef ik hieronder het volledige citaat232: Mijn opponenten menen vanuit
hun eigen denkkader dat deze" krachten te maken hebben met een andere 'leer' dan ik tot dusver
heb 'aangehangen'. Zij kunnen immers niet in andere termen denken. Zij proberen er achter te
komen welke 'filosofieën' en 'theologieën' ik aanhang, terwijl zij volkomen op de verkeerde
plaats zoeken. Niet een nieuwe 'leer', maar een relativering van alle (intellectuele) 'leer' is wat er
met mij 'aan de hand' is233. De ontwikkeling van het zacht-warme-vrouwelijk ervaar ik als niets
anders dan een nieuw werk van de Heilige Geest in mij".
Ouweneel spreekt hier over zichzelf en over zijn opponenten. Hij zegt dat hij en zijn opponenten in
feite op twee verschillende niveaus denken. De opponenten hebben een eigen denkkader. Vandaar
uit beoordelen ze Ouweneel. Vandaar uit denkend proberen ze te begrijpen wat er met Ouweneel
aan de hand is. Ze proberen b.v. aan de bijbel te toetsen wat Ouweneel tegenwoordig leert (Hand.
17:11). Ze denken nog steeds dat het in de leer, in het dogma, om waarheid gaat. Zolang ze op die
manier blijven denken zullen ze mij, zo stelt Ouweneel, nooit begrijpen. Ja, ze kunnen mij ook niet
begrijpen want ze kunnen "immers niet in andere termen denken". Die mensen zijn nog steeds
logisch-rationeel met de bijbel en met het geloof bezig. Maar bij mij is het licht opgegaan. Ik heb
ontdekt dat het werkelijke probleem niet lag in het aanhangen van een verkeerde leer. Mijn
probleem was dat ik de leer vroeger verkeerd benaderde. Maar nu, door de studie van de
Wijsbegeerte der Wetsidee, door de inzichten van postmoderne filosofen en door allerlei gnostiekesoterische inzichten heb ik ingezien dat we alle intellectuele leer moeten relativeren. Niet alleen de
inhoud van wat ik denk is veranderd, ik ben op een nieuwe manier gaan denken. Ik denk
tegenwoordig in andere denkkaders. En ik, Ouweneel, ben er van overtuigd dat ik op de goede weg
zit want door de ontdekking en integratie van mijn eigen vrouwelijk ik (mijn anima) zijn er nieuwe
warm-vrouwelijke-intuïtieve krachten in mij losgekomen.
Het heeft er alle schijn van dat Ouweneel een soort New Age initiatie in christelijk gewaad heeft
meegemaakt. Hij is nu, op basis van een ervaring, van het antithetisch denken overgestapt op het
inclusieve denken.
Hij denkt dat de christenen die nog steeds antithetisch denken hem daarin niet kunnen begrijpen. Ik
denk dat hij enkele dingen over het hoofd ziet. Er zijn b.v. christenen die de reis precies in
tegenovergestelde richting hebben gemaakt. Ik ben door mijn bekering onder meer verlost uit het
inclusieve (mystieke) denken. Hetzelfde denken dat hij nu als de oplossing voor de gemeente aan
het aanprijzen is. Door de omgang met de bijbel heb ik het gezonde bijbelse antithetische denken
aangeleerd. Er zijn dus wel degelijke christenen die uit ervaring weten waar hij over spreekt.
231
Nachtboek van de ziel, p. 16
Nachtboek van de ziel, p. 117
233
Alsof deze relativering niet ook een leer is. En nog wel een zeer rationalistische en onverdraagzame.
232
111
15.6. Niet aanspreekbaar
Een dialoog met Ouweneel is niet mogelijk gebleken. Hij antwoordt eenvoudigweg niet. Via derden
heb ik gehoord dat Ouweneel mijn kritiek (mijn stukken) als laster afdoet.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik, wat dit betreft, niets gemerkt heb van de warm-vrouwelijke krachten
die, naar zijn zeggen, heden in hem zouden werken. Maar wellicht werken die warm-vrouwelijke
krachten niet als het om zijn houding tegenover zijn opponenten gaat.
Hij zegt ergens van zijn opponenten dat ze hem niet kunnen begrijpen al zouden ze het ook
willen234. "zij kunnen immers niet in andere termen denken" Als je zo denkt over je opponenten
dan sluit je bij voorbaat elke mogelijkheid tot communicatie af.
15.7. "Ik ben helemaal niet fundamenteel veranderd"
Waarschijnlijk onder druk van de kritiek beweert hij de laatste tijd (eind 1999) dat hij helemaal niet
veranderd is in zijn fundamentele opvattingen. In feite zegt hij nu: "er is niets met me aan de hand".
In het hierboven (in 15.5) aangehaalde en besproken citaat geeft Ouweneel er wel degelijk blijk van
te beseffen hoe groot zijn verandering is. Die verandering is zo groot dat hij zelfs zegt dat zijn
opponenten hem niet kunnen begrijpen. Hij onderkent dat hij op een andere golflengte (een ander
paradigma) zit dan zijn opponenten. Zij hebben die ervaring van "verlichting" niet gehad, Zij
denken nog niet in het schema geloofskennis-theologische kennis, zij hebben hun vrouwelijk zijde
nog niet geïntegreerd.
En toch doet hij het nu, wellicht uit tactische overwegingen, voorkomen dat er helemaal niets
fundamenteels met hem aan de hand is. Hij beweert nu b.v. dat hij slechts tegen een bepaalde vorm
van het inerrantisme is. In zijn lezingen heeft hij het echter consequent over HET inerrantisme. Laat
hij dit dan herroepen en laat hij dan eens uitleggen achter welk inerrantisme hij dan wel kan staan.
15.8. U begrijpt Ouweneel niet goed
Mensen uit de omgeving van Ouweneel hebben herhaaldelijk tegen me gezegd: "U begrijpt
Ouweneel niet goed".
Ouweneel niet goed begrijpen? Hij is zeer duidelijk. Het is net andersom. Bij de mensen die dat
tegen me zeggen blijkt uit het contact dat ze zelf weinig tot niets begrijpen van de fundamentele
verandering in zijn denken, en dan met name van de verandering in zijn benadering van de leer. Dat
is de diepgaande verandering die Ouweneel in het hierboven in 15.5 besproken citaat zelf heeft
aangegeven.
Ik wil er nog eens nadrukkelijk op wijzen dat Ouweneel zelf heeft aangegeven waarin de kern van
de verandering, die zich bij hem heeft voltrokken, zit maar men ziet blijkbaar het belang er niet van
in.
Verschillende broeders hebben b.v. de mensen in Heverlee (de ETF) gewezen op Ouweneels
nieuwe standpunt over de onfeilbaarheid en daarnaast is hen gewezen op zijn nieuwe, alle leer
relativerende, visie op theologie. Men is, zoals ik hierboven reeds beschreven heb, naar ons toe,
alleen ingegaan op de onfeilbaarheid, maar over zijn eigenlijk nog veel fundamentelere, en daardoor ernstiger, nieuwe visie op theologie zwijgt men. Het lijkt net of het belang van deze zaak niet
doordringt.
De sleutel voor het verstaan van het denken van Ouweneel is zijn aanvaarding van de Wijsbegeerte
der Wetsidee. De inzichten van die filosofie zijn de grote constante in zijn denken en onderwijs.
234
Nachtboek van de ziel, p. 117.
112
Ik heb gemerkt dat zelfs de collega hoogleraren/docenten die met Ouweneel samenwerken het
filosofische systeem waaruit Ouweneel denkt en werkt over het algemeen niet eens kennen. Laat
staan dat ze het kritisch hebben geëvalueerd.
Hetzelfde verwijt "U begrijpt hem niet goed" kregen trouwens ook de mensen die Karl Barth
kritiseerden nogal eens te horen. Dat is niet verwonderlijk want Ouweneel redeneert in navolging
van Barth geregeld ook op dialectische wijze. Hij zegt 'ja' en 'nee' tegelijk. Hij verenigt 'ja' en 'nee'
in een hogere synthese. Zo kan hij b.v. in éénzelfde lezing op de ene plaats stellen dat de bijbel het
onfeilbare woord van God is en op een andere plaats verkondigt hij dan weer dat de bijbel
natuurlijk niet factueel onfeilbaar en woordelijk foutloos is. Als ik met een beroep op de ene
passage zeg: "Ouweneel zegt dat de bijbel niet factueel onfeilbaar is" dan antwoordt men met een
beroep op de ander passage: "Dat kan niet waar zijn want hier zegt hij met grote stelligheid dat hij
nog steeds in de onfeilbaarheid gelooft". Zijn dialectische aanpak maakt het voor een ieder die de
waarheid niet wil weten mogelijk om zich van mijn kritiek af te maken. Wat men daarvoor moet
doen is de "ja" passages van Ouweneel citeren en de "nee' passages negeren.
De vraag is: Wie begrijpt hem niet goed?
15.9. Maar hij bedoelt het toch goed?
Men redeneert dan als volgt: Hij wijst toch een misstand aan? Hij wijst b.v. op een gebrek aan
geestelijke kracht van veel wat zich orthodox noemt. Hij heeft toch gelijk dat hij daar de vinger op
legt?
Of hij wijst er op dat in de reformatorische theologie men, in enkele gevallen, al deducerend
(logisch redenerend) wel erg ver van de directe Schriftuitspraken terecht is gekomen.
Op zich heeft hij gelijk dat hij dit signaleert maar de oplossingen die hij voorstelt zijn onbijbels en
zeer schadelijk. Bij hem is het voorgestelde geneesmiddel in veel gevallen schadelijker dan de
kwaal.
15.10. Het structurele probleem schematisch voorgesteld
Het structurele probleem kan in kaart worden gebracht met behulp van het onderstaande schema.
SCHEMA:
5/ specifieke standpunten B.v. basis voor eenheid
4/ bijbelvisie
Scheiding tussen onfeilbaarheid als geloofskennis en als dogma
3/ visie op theologie Scheiding tussen geloofskennis en theologische kennis
2/ filosofie
1/ wereldgeesten
Wijsbegeerte der Wetsidee
Mix van menselijke en bijbelse gedachten
Scheiding: praktisch en theoretisch denken
Leringen van boze geesten, o.a. gnostiek
De wereldgeesten hebben zijn filosofische systeem beïnvloed. Zijn filosofische positie bepaalt weer
zijn visie op theologie en dogma. Zijn visie op dogma bepaalt weer zijn bijbelvisie als het gaat om
b.v. de onfeilbaarheid, de doorzichtigheid en de genoegzaamheid van de Bijbel. En zijn visie op
dogma en zijn visie op de Bijbel samen bepalen weer zijn opstelling in allerlei concrete zaken zoals
b.v. zijn visie op de basis voor eenheid tussen christenen.
113
Het structurele probleem (de wortels van het probleem) liggen op de diepere niveaus van de
filosofie en de visie op theologie/dogma. Achter Ouweneels standpunt ten opzichte van de
onfeilbaarheid ligt zijn visie op theologie en zijn aanvaarding van een bepaalde filosofie met een
daaruit voortvloeiende kijk op werkelijkheid, waarheid, taal, rationaliteit, etc. Zijn kijk op deze
dingen is gebaseerd op Wijsbegeerte der Wetsidee. Zijn gehele onderwijs valt binnen het raamwerk
van deze filosofie.
Ouweneel kan de Chicago Declarations wel tekenen maar als hij onderwijs blijft geven dat
gebaseerd is op de Wijsbegeerte der Wetsidee wordt het gezonde fundament in de wortels (vanuit
de diepere niveaus) aangetast, al kan dat voor een tijdje, voor de oppervlakkige beschouwer, onder
de oppervlakte blijven.
15.11. Kun je zo wel over een medechristen schrijven?
Is de bovenstaande analyse van onder meer het geestelijk leven van Ouweneel niet te persoonlijk?
Ouweneel heeft zelf een autobiografisch dromenboek geschreven en uitgegeven. Hij heeft het
publiek gemaakt. Hij heeft zelf zijn innerlijk openlijk tentoongesteld. Misschien zegt u: "Moet je de
man dan niet tegen zichzelf beschermen door er achteruitlopend de doek van 'zwijgen' op te
leggen." Dat zou inderdaad het beste zijn ware het niet dat hij zijn eigen weg van heelwording
aanbeveelt aan andere christenen.
114
16. Strijd om het gezag van de bijbel - H.P. Medema over het gezag
van de bijbel
16.1. De strijd om het gezag van de bijbel in de kerkgeschiedenis
In de kerkgeschiedenis zijn perioden aan te wijzen waarin zich, in het bijzonder, een heftige strijd
om het gezag van de Bijbel afspeelde. In de eerste eeuwen was er onder meer de strijd om de canon.
Denk b.v. aan Marcion die, vanuit een gnostieke filosofie, de canon inkortte.
Het voor ons eerste, zeer belangrijke, moment is de periode van de Reformatie. Van twee kanten
werd in die tijd het gezag van het woord van God ondermijnd. Allereerst van de kant van de
Roomse Kerk maar ook van de kant van een bepaalde stroming, die vooral sterk was onder een
groep wederdopers/anabaptisten. De aanhangers van deze stroming scheidden de Geest (het innerlijk woord, profetieën, etc) van de Schrift. De kerkhistorici noemen dit "spiritualisme".
Tegenover Rome hebben de reformatoren het, uit de Bijbel zelf afgeleide, "Sola Scriptura" principe
gesteld. De Bijbel is de enige kenbron van ons geloof. Wat we geloven halen we alleen uit de
Bijbel. De Bijbel is de hoogste autoriteit voor geloof en leven. De Bijbel is onze enige regel (norm)
voor geloof en leven.
In de praktijk betekent dit dat een protestant (en dus ook een evangelical) bij elke kwestie die zich
voor doet automatisch de vraag zal stellen: "wat zegt de Bijbel hierover?". Deze reaktie is de reflex
(de spontane en na enige tijd onbewuste reactie) van een ieder die in zijn hart de Bijbel als het
hoogste en enige gezag heeft aanvaard.
Rome maakte en maakt op twee manieren het Woord van God krachteloos. Ten eerste door aan de
Schrift de zogenaamde traditie (de mondelinge overlevering der apostelen d.w.z. hun variant van de
'overlevering der ouden') en de apocriefe boeken toe te voegen. Rome stelt dat naast de in de bijbel
neergelegde openbaring de apostelen ook allerlei zaken mondeling hebben doorgegeven die
vervolgens van generatie op generatie door zijn gegeven. Rome kan dus voor de ondersteuning van
haar dogma putten uit twee bronnen. Vandaar dat ze allerlei dogma's heeft (denk b.v. aan de leer dat
Maria zonder te sterven ten hemel is gevaren) die geen enkele basis in de bijbel hebben. Ten tweede
ontkent Rome ook de doorzichtigheid van de Schrift. De individuele gelovige is, volgens Rome,
niet in staat om met zekerheid uit te maken wat een bepaald bijbelgedeelte betekent. Alleen de kerk
(de Paus) kan, zo luidt de theorie, dat krachtens een veronderstelde bijzondere bijstand van de
Heilige Geest.
Tegenover deze aanvallen vanuit het Roomse kamp en tegenover de aanvallen vanuit het kamp van
de groep gelovigen die Woord en Geest scheidden hebben de Reformatoren het gezag van de Bijbel
gehandhaafd door hun, aan de Bijbel zelf ontleende, leer over de eigenschappen van de Bijbel.
Zij leerden dat de Bijbel doorzichtig, genoegzaam, noodzakelijk en gezaghebbend is.
(a) Doorzichtig wil zeggen dat de Bijbel begrijpelijk is voor de individuele christen.
(b) Genoegzaam wil zeggen dat we naast de Bijbel niets nodig hebben.
(c) Noodzakelijk wil zeggen dat we de Bijbel nodig hebben want alleen die kan ons "wijs maken tot
zaligheid" en ons "volkomen maken, tot alle goed werk toegerust". (2 Tim 3:15-17).
(d) Gezaghebbend wil zeggen dat de Bijbel het laatste en beslissende woord heeft in elke kwestie
aangaande geloof en leven. Zoals het in de Bijbel staat zo is het en zo als de Bijbel het voorschrijft
zo moet het.
Dus door de leer over de eigenschappen van de Schrift werd het gezag van de bijbel verdedigd
tegen zowel Rome als tegen die bepaalde stroming onder het geheel van de Wederdopers.
Tegenover Rome plaatsten de reformatoren (en hun directe opvolgers) de leer over het gezag, de
115
genoegzaamheid, en de doorzichtigheid van de Bijbel. Tegenover die bepaalde stroming
Wederdopers (charismatici zouden wij nu zeggen) stelden ze de leer over de genoegzaamheid en
de noodzakelijkheid van de Schrift.
Een tweede voor ons zeer belangrijk moment uit de kerkgeschiedenis, in de strijd voor de
handhaving van het gezag van het woord van God, is de strijd van de orthodoxe christenen tegen de
opkomende systematische Schriftkritiek. Met name in het laatste deel van de vorige eeuw kwam die
strijd tot een hoogtepunt. Tegenover de pretenties van de Schriftkritiek stelden de orthodoxe
christenen dat de Bijbel volledig en woordelijk door Gods Geest is geïnspireerd en dat de Bijbel
daarom "onfeilbaar", dat wil zeggen inerrant/foutloos, is. Er staat geen onjuiste informatie in de
Bijbel. Of nauwkeuriger gezegd, zulke informatie kan niet in de oorspronkelijke geschriften hebben
gestaan.
16.2. De huidige aanval op het gezag van de bijbel
Juist de hierboven in 16.1 genoemde leerstellingen, die het gezag van de Bijbel handhaven en
bevestigen, worden tegenwoordig op grote schaal in de evangelische wereld aangevallen en losgelaten. Als evangelische christenen zouden wij met kracht het Sola Scriptura beginsel, de
onfeilbaarheid (inerrancy), de doorzichtigheid, de genoegzaamheid, de noodzakelijkheid en het
gezag van de bijbel moeten verdedigen. Dat geldt eveneens voor de status van de leer/het dogma.
Helaas is dat bij velen binnen de evangelische beweging niet het geval. Bij vele leiders lijkt de
(volle) ernst van wat er aan de hand is niet door te dringen. Wellicht is dat de reden waarom vele
leiders zwijgen. Het is verder een droevig feit dat er ook vele leiders juist mee gaan in de aanval
op en de afval van de bovengenoemde leerstellingen. Velen hebben b.v. de onfeilbaarheid van de
Bijbel afgezwakt onder druk van bepaalde probleempassages (b.v. een aantal schijnbare
tegenstellingen). Ze hebben de uitweg gekozen van een Bijbel die in de kern (in de scopus) wel
onfeilbaar is maar niet noodzakelijkerwijs in alle details. Wie bepaalt echter wat een onbelangrijk
detail is? Daar komt nog bij dat de recente kerkgeschiedenis telkens weer heeft laten zien dat deze
weg altijd weer leidt tot verdere aantasting van de Schrift.
Weer anderen ontkennen in feite de doorzichtigheid van de Bijbel. Dit als een gevolg van de
invloed van het postmodernisme en als gevolg van verlegenheid over de meningsverschillen tussen
christenen.
Een groep charismatische christenen scheidt weer Woord en Geest. "De Geest waait waarheen Hij
wil en je mag hem niet opsluiten in de Bijbel". Allerlei gebruiken worden aanvaard als ze (schijnen
te) werken en als ze op het eerste gezicht niet direct tegen de Schrift schijnen in te gaan.
Door weer anderen binnen de evangelische beweging wordt via het binnenhalen van een onbijbelse
filosofie de bijbelse leer op een onverantwoorde wijze gerelativeerd. Dit laatste is vooral het werk
van W.J. Ouweneel en zijn medestander H.P. Medema. Via een op de Wijsbegeerte der Wetsidee
gebaseerde visie op theologie en dogma wordt dan alle leer (alle dogma) gerelativeerd.
Een typerend voorbeeld van een leider uit de evangelische beweging, die de leerstellingen die het
gezag van de bijbel handhaven aanvalt, is te vinden in het boek235 "Water, wijn en waarheid" van
H.P. Medema. Zie met name de bladzijden 109 en 110. Medema stelt daar dat velen van ons (met
"ons" bedoelt hij "de kinderen van de Reformatie") op de één of andere manier het gevoel hebben in
de knoop te raken met het accepteren van de Schrift als de hoogste autoriteit. Je vraagt je af hoe dat
mogelijk is en wat er dan toch met Medema en die andere "kinderen van de Reformatie" waar hij
over spreekt aan de hand is. Want ze hebben blijkbaar moeite met het formele principe (het Sola
Scriptura beginsel) van de Reformatie.
Medema legt nader uit waarom hij het gevoel heeft in de knoop te raken met de Schrift als hoogste
autoriteit. Hij wil van de vier236, door de Reformatoren en hun opvolgers geformuleerde,
235
236
Water, wijn en Waarheid, H.P. Medema, 1997, Vaassen.
Dat zijn dus de noodzakelijkheid, de doorzichtigheid, de genoegzaamheid en het gezag van de Schrift.
116
eigenschappen van de Schrift, de genoegzaamheid en de doorzichtigheid niet meer accepteren. Hij
maakt bezwaar tegen de genoegzaamheid van de Schrift want hij wil naast de Bijbel ook de scheppingsopenbaring als autoriteit aanvaarden. De doorzichtigheid van de Schrift accepteert hij ook niet
want eerst maakt hij een karikatuur237 van de leerstelling van de doorzichtigheid waarna hij
vervolgens de doorzichtigheid zodanig herformuleert dat er van de oorspronkelijke leerstelling niets
overblijft.
Medema vindt dat de Reformatie zuiver is begonnen met het erkennen van het gezag van de Schrift
maar daarna zijn de Reformatoren en hun opvolgers in de fout gegaan door te eisen dat men naast
het erkennen van het gezag van de Schrift ook de leerstellingen van de genoegzaamheid en de
doorzichtigheid als bijbelse waarheden moet erkennen. Hij zegt dat ze dit soort zaken aan de claim
van het gezag van de Bijbel hebben "toegevoegd". En daar verzet Medema zich,in navolging van
Ouweneel en een aantal andere "evangelicals238 ???" tegen.
Verder verwijt Medema de stroming van het fundamentalisme dat ze "de letter van de Schrift tot
het hoogste formele criterium" hebben gemaakt. Medema wil blijkbaar wel de claim van het gezag
van de Bijbel erkennen maar hij verzet zich er tegen dat "de letter van de Schrift" tot het hoogste
formele criterium wordt gemaakt. Wat hebben Luther en de andere Reformatoren anders gedaan
dan juist dit wat Medema verwerpt? Luther heeft zich in zijn verdediging beroepen op de tekst van
de Bijbel die hij nam in de normale (letterlijke) betekenis. Is wat Medema hier afkeurt niet precies
datgene wat alle evangelische gelovigen altijd hebben geloofd? Voor hen is toch de tekst van de
Bijbel het hoogste formele criterium en de tekst van de Bijbel bestaat immers uit woorden en
letters.
Ook voor Jezus was de letter van de Schrift het hoogste formele criterium. Het "er staat geschreven" was voor de Here Jezus het einde van alle tegenspraak. Na het "er staat geschreven" citeerde
de Here Jezus de bijbeltekst die uit woorden en letters bestond. Hij nam de tekst in de normale
letterlijke betekenis. In de discussie met de joodse leiders beriep Jezus zich op het woord van God
als de hoogste autoriteit. Elke letter van dat woord was belangrijk. Geen tittel of jota zou onvervuld
blijven. Een enkel woord uit de Schrift kon een gehele discussie beslissen. Zie b.v. Zijn discussie
met de Sadduceeën over de opstanding (Lucas 20:37,38 / Exodus 3:6). Het sleutelwoord in deze
teksten is in dit geval het woordje "ben". Ook Paulus baseerde een geheel leerstellig argument op de
vorm van een enkel woord (zaad in plaats van zaden / Galaten 3:13). Zo gezaghebbend was voor
Paulus de letter van de Schrift. Het is schokkend te zien hoe ver Medema zich heeft verwijderd van
de houding van Paulus en Jezus.
De reformatorische/evangelische christenen hebben het gezag van de Bijbel onder meer
ondersteund en verdedigd door de leer over de genoegzaamheid, de doorzichtigheid en de
onfeilbaarheid/foutloosheid van de Bijbel. Dat ze dit gedaan hebben heeft tot gevolg, zo schrijft
Medema, dat "velen van ons" (als achter- kleinkinderen van de reformatie) het gevoel hebben dat
we in de knoop raken met de acceptatie van de Schrift als de hoogste autoriteit.
Het is ongelofelijk dat deze zich evangelisch/protestant noemende schrijver op zulk een hoogst
onverantwoordelijke wijze juist die bijbelse leerstellingen ondermijnt of verwerpt die het gezag van
de Bijbel bevestigen en verdedigen.
16.3. Bespreking van een lang aaneengesloten citaat uit Medema's boek "Water,
wijn en waarheid"
Het citaat komt van de pagina's 109 en 110.
De belangrijkste gedeelten uit het citaat van Medema heb ik zelf geaccentueerd (Het eigen
kommentaar heb ik, ter onderscheiding van de tekst van Medema, telkens tussen haakjes gezet)
237
Verderop bespreek ik de wijze waarop hij dit doet.
Is iemand nog een protestant (en evangelical) als hij het formele principe (het Sola Scriptura beginsel) van
de Reformatie aan het uithollen is?
238
117
Start tekst Medema:
De meeste lezers van dit boek zullen - bewust of onbewust - kinderen van de Reformatie zijn, en in
principe het gezag van de Heilige Schrift als de hoogste autoriteit aannemen. Maar op de een of
andere manier hebben velen van ons het gevoel dat ze daarmee in de knoop raken. Wij zijn
namelijk geen kinderen van de Reformatie, maar achter-achter-kleinkinderen, en de generaties die
daar tussen lagen hebben, zoals R.T. France het scherp formuleerde, aan de claim van het gezag van
de Bijbel iets TOEGEVOEGD.
(Dit is Medema's centrale stelling. Hij beweert dat de huidige reformatorische gelovigen niet hetzelfde
standpunt als de eerste generatie Reformatoren aanhangen. Die geloofden, zo beweert Medema, wel in het
gezag maar niet in de doorzichtigheid en de genoegzaamheid van de Bijbel. Medema wil eigenlijk terug
naar het, volgens hem oorspronkelijke standpunt van de Reformatoren, Hij wil wel het gezag maar niet de
traditionele leer over de genoegzaamheid en de doorzichtigheid van de Bijbel accepteren.)
Vervolg tekst Medema:
Rond de vorige eeuwwisseling ontstond de stroming van het fundamentalisme, waarin de letter van
de Schrift werd gekroond als hoogste formele criterium. Het was een begrijpelijk reactie op de
vloedgolf van het toen snel om zich heen grijpende liberalisme.
(Het formele criterium van de Reformatie is het "Sola Scriptura" beginsel. Sola Scriptura dat wil zeggen
"alleen de Schrift". Wat is het verschil tussen de door Medema genoemde fundamentalisten en de
Reformatoren?
Medema maakt blijkbaar verschil tussen aan de ene kant "de Schrift" als hoogste criterium en aan de andere
kant "de letter van de Schrift" als hoogste criterium. De reformatoren beriepen zich bij de verdediging van
hun standpunten op de letterlijke bijbelteksten. Jezus deed dat en ook Paulus. Die beriepen zich zelfs op een
enkele bijbeltekst of zelfs op de vorm van een enkel woord. De fundamentalisten deden niets anders. Wat
wil Medema met zijn uitspraak zeggen? Dat we ons bij een meningsverschil niet meer net als Jezus en
Paulus op de letterlijke tekst van de Bijbel mogen beroepen?)
Vervolg tekst Medema:
Maar eigenlijk was er in de daaraan voorafgaande jaren al een optelsommetje gemaakt. Het ging
niet slechts om de auctoritas (het gezag) van de Schrift, maar om auctoritas + sufficientia
(algenoegzaamheid) + perspicuitas (doorzichtelijkheid). Er werd van ons verwacht dat wij zouden
geloven dat de Schrift gezag heeft. Dat is volkomen juist: ze is Gods Woord, en daarom gezaghebbend; of, zoals straks nog nader aan de orde komst: strikt genomen is het niet de Schrift, maar
God die deze allerhoogste autoriteit bezit.
(Medema herhaalt dat, volgens hem, ten onrechte de opvolgers van de Reformatoren de leer van de
genoegzaamheid en de doorzichtigheid aan de spontane intuïtieve erkenning van het gezag van de Bijbel
hebben toegevoegd.)
Vervolg tekst Medema:
Maar er werd vervolgens ook van ons verwacht dat wij zouden geloven dat de Schrift
algenoegzaam is, met andere woorden: dat de Bijbel de uitsluitende en enige openbaring van God
is. Daarmee werd de Scheppingsopenbaring naar een verafgelegen randje geschoven, en kwam de
weg vrij voor allerlei biblicistische denkbeelden.
(Hij constateert terecht dat men in de reformatorische en de evangelische wereld de genoegzaamheid van de
Bijbel belijdt. Binnen deze kring werd ook verwacht dat men deze leer onderschrijft. En daar heeft Medema,
zoals blijkt, moeite mee. Uit deze passage blijkt overigens ook de grote onkunde waarmee hij over deze
dingen schrijft. Hij denkt dat het aanvaarden van de Bijbel als algenoegzaam betekent dat men de Bijbel als
de enige en uitsluitende openbaring van God beschouwt. Dit slaat werkelijk nergens op. De
genoegzaamheid van de Bijbel - en het Sola Scriptura beginsel - houden in dat we de inhoud van ons geloof
uitsluitend baseren op de tekst van de Bijbel. Daarmee wordt niet ontkend dat God zich ook anderszins
openbaart en nog kan openbaren. (Zoals b.v. in de Schepping) Het betekent alleen dat die andere
118
openbaring niet naast de openbaring in de Schrift als regel/norm/bron van ons geloof mag dienen. Medema
wil blijkbaar een tweede autoriteit (de openbaring in de schepping) naast de Bijbel erkennen. Dan wordt de
inhoud van ons geloof niet langer alleen beslist door de Bijbel maar ook door de openbaring in de
Schepping. Als je de inhoud van je geloof alleen wenst te baseren op de Bijbel dan komt, volgens Medema,
de weg vrij voor allerlei biblicistische denkbeelden. Erkende Jezus dan nog een andere
autoriteit naast de Bijbel? Is Jezus dan ook vervallen in biblicistische denkbeelden? Met biblicisme werd
oorspronkelijk bedoeld het onzorgvuldig uitleggen (exegetiseren) van de Bijbel. Tegen onzorgvuldige
uitleg ben ik ook, al geloof ik in de genoegzaamheid van de Bijbel. Die twee zaken hebben niets met elkaar
te maken zoals Medema hier suggereert.)
Vervolg tekst Medema:
Ten derde en tenslotte werd van ons verwacht dat wij zouden geloven dat de Schrift voor iedere
gelovige helder inzichtelijk is. De inzichtelijkheid (perspicuitas) van de Heilige Schrift was een
belangrijke en waardevolle stellingname van de Hervormers in het debat met de Rooms-katholieke
Kerk, die immers leerde dat leken niet zomaar in de Bijbel mochten gaan lezen. Maar het antwoord
op het gesloten houden van Gods woord is niet dat iedereen zonder nadenken en zonder studeren de
bijbel kan begrijpen, maar dat God het volste recht heeft door zijn Woord ieder mens, zonder
tussenkomst van een aardse instantie, rechtstreeks aan te spreken.
(Ook nu weer weet je nauwelijks waar te beginnen vanwege het bovenstaande chaotische citaat. De logica
in de gedachtesprongen van Medema is soms zeer moeilijk te achterhalen. Medema constateert terecht dat
de leer over de doorzichtigheid van de Bijbel er van uitgaat dat de Bijbel helder inzichtelijk is. Ik citeer uit
de bekende Westminster Confessie wat daar staat over de doorzichtigheid van de Schrift: "Niet alles in de
Schrift is even duidelijk in zichzelf of even helder voor alle mensen, maar toch wordt wat voor de zaligheid
gekend, geloofd en nagekomen moet worden, zo duidelijk voorgesteld en verklaard op de een of andere
plaats van de Schrift, dat niet alleen geleerde maar ook onontwikkelde mensen door het gebruik van de
gewone middelen, waartoe zij verplicht zijn, daarvan voldoende kunnen verstaan." Daarna zegt Medema dat
de door de reformatoren opgestelde leer over de doorzichtigheid van de bijbel een waardevolle stelling
name tegenover de Rooms-katholieke kerk was. Waarom "was". Is die stellingname dan tegenwoordig niet
meer nodig? Weet Medema niet dat de Rooms-katholieke kerk nog steeds de doorzichtigheid van de Schrift
verwerpt? Hij wijst er op dat de Rooms-katholieke Kerk indertijd leken verbood om zonder begeleiding de
Bijbel te lezen. De bijbel is, zo stelt de RK-kerk, niet begrijpelijk voor de individuele lezer. Als iemand dan
toch de bijbel gaat lezen komt hij maar tot verkeerd begrijpen en dat moet voorkomen worden. Daarna komt
Medema tot de volgende, in dit verband, raadselach- tige zin: "Maar het antwoord op het gesloten houden
van Gods Woord is niet dat iedereen zonder nadenken en zonder studerende Bijbel kan begrijpen, maar dat
God het volste recht heeft door zijn Woord ieder mens, zonder tussenkomst van een aardse instantie,
rechtstreeks aan te spreken." Allereerst maakt hij een karikatuur van de klassieke reformatorische leer over
de doorzichtigheid. Vergelijk zijn uitspraak met het hierboven aangehaalde gedeelte van de Westminster
Confessie. Hij suggereert hier dat de leer over de doorzichtigheid inhoudt dat ieder zonder nadenken en
zonder studeren de Bijbel zou kunnen begrijpen. Dit zo te stellen getuigt van verbazingwekkende onkunde
of onzorgvuldigheid. Hij gooit verder alles door elkaar zoals: (1) het zelfstandig kunnen verstaan van de
door God bedoelde betekenis van de bijbeltekst (de doorzichtigheid). (2) Het verbod van de R.K-Kerk om
de Bijbel te lezen. (3) Het gebruik van de middelen bij het verstaan van de Bijbel en (4) het recht van God
om een ieder van ons rechtstreeks door Zijn woord aan te spreken. Hij stelt het recht van God om een ieder
van ons rechtstreeks aan te spreken door Zijn woord blijkbaar in de plaats van de leer over de
doorzichtigheid. De lust ontbreekt mij om deze chaotische gedachteknoop verder te ontwarren.)
Vervolg tekst Medema:
Elders heb ik in dit verband, in navolging van B. Rothen, een pleidooi gevoerd voor betere Latijnse
termen: laten we liever spreken over de claritas Scripturae. De Schrift is niet 'helder' als object van
onze beschouwingen, daarin is zij soms zelfs bepaald ondoorzichtig, en waar we er dan toch in
slagen de moeilijkheden te verhelderen, kunnen wij onszelf bezwaarlijk op de borst slaan dat we
een probleem bekeken en opgelost hebben. Maar de Schrift is helder zoals de zon helder is, die de
duisternis verlicht en doet verdwijnen. Niet wij komen tot de Bijbel met het lampje van ons
menselijke intellect, om klaarheid te scheppen; nee, het Woord van God komt tot ons met zijn niets
verbloemende klaarheid om de duistere hoeken van ons bestaan te verlichten.
(Hier zegt hij het ronduit: "De Schrift is niet helder, als object van onze beschouwingen". De Schrift die
119
wordt onderzocht is het object en de christen die de Schrift onderzoekt is het subject. Hij beweert dus dat
een christen die de Schrift onderzoekt (beschouwt) de inhoud (de betekenis/de leer) van de Schrift niet
helder kan krijgen. Er is in dat geval dus geen objectieve, voor iedereen geldige en voor ieder te controleren
kennis, van de Schrift mogelijk. "De Schrift is niet helder". Maar wellicht kunnen we, zo stelt Medema, nog
komen tot het verhelderen van moeilijkheden. Het komen tot het begrijpen van de door God bedoelde
betekenis van de Schrift vindt Medema blijkbaar te hoog gegrepen. Verder voegt hij er nog aan toe dat dit
verhelderen van moeilijkheden er niet toe mag leiden dat we onszelf daarvoor op de borst slaan. Waarom
deze opmerking? Suggereert hij dat de mensen die, in tegenstelling tot hem, wel beweren dat de Schrift
"helder is als object van onze, met ons door de Geest verlichte verstand, uitgevoerde beschouwingen", dit
wel doen? Die indruk wordt gewekt door de hele teneur van het betoog.
Vervolgens vervangt hij de klassieke leer over de doorzichtigheid van de Schrift door de "verlichting" door
de Geest. De verlichting is het werk van de Geest waarin de Geest ons verstand opent zodat wij de Schrift
begrijpen en waarbij de Geest het Woord op ons leven toepast. Dit is zijn alternatief voor de klassieke leer
over de doorzichtigheid van de Bijbel. Verder geeft hij een klassiek voorbeeld van het maken van een valse
tegenstelling. Hij stelt ons naderen van de Schrift "met het lampje van ons intellect" tegenover God die via
de Schrift tot ons nadert en ons door de Schrift aanspreekt. Daarmee suggererend dat het ene het andere
uitsluit. Ook de discipelen benaderden de bijbel "met het lampje van hun menselijk intellect". Het was voor
hen noodzakelijk dat zij de Schrift begrepen en daartoe opende de Here Jezus hun verstand. Zie b.v.
Lucas 24:45 "toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schrift begrepen". Het begrijpen van de Schrift is
nodig. Dat mag je niet tegenover het ontdekkende licht van Gods Geest en Woord stellen.)
Het is ongelofelijk wat deze leidsman uit de evangelische beweging hier doet. Valse tegenstellingen
maken. Verkeerd weergeven van leerstellingen. Een karikatuur maken, die vervolgens afwijzen en
daarna het begrip volledig uithollen en anders invullen. Enzovoorts.
Het netto resultaat van dit alles is dat de klassieke reformatorische leer over de doorzichtigheid en
de genoegzaamheid van de Bijbel in diskrediet wordt gebracht. En dat juist in een tijd waarin onder
invloed van de alles relativerende tijdgeest (het postmodernisme) ook binnen de
evangelisch/reformatorische wereld de drang bestaat om een eenheid te zoeken op basis van
ervaringen. Het gezag en daarmee ook de doorzichtigheid en de genoegzaamheid van de Bijbel zou
zeker in deze tijd met kracht moeten worden verdedigd.
16.4. De diepere achtergrond
Hoe komt het dat Medema de hierboven besproken standpunten is gaan verkondigen?
Medema heeft onder invloed van W.J. Ouweneel de op de Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde
visie op theologie en op de leer overgenomen. Vanwege het grote belang van deze kwestie geef ik
hieronder nogmaals een korte uitleg.
In die visie wordt er een scherp onderscheid gemaakt tussen geloofskennis en theologische kennis.
Als je, zo luidt de theorie, de bijbel leest, zoals een eenvoudige gelovige dat doet, voor de eigen
geestelijke opbouw, dan kom je tot allerlei (min of meer intuïtief aangevoelde) geloofsovertuigingen of geloofsinzichten. Die geloofsinzichten worden "geloofskennis" genoemd. Ondermeer kom je
zo tot de overtuiging dat de Bijbel gezaghebbend is.
De theologen gaan vervolgens proberen om die geloofsovertuigingen nader te omschrijven. Ze gaan
b.v. het geloofsinzicht dat de bijbel door God is ingegeven nader formuleren. Dat levert "leer" of
"dogma" op. Die leer is, in deze visie, een extra dat komt naast de geloofsovertuiging. Die leer
wordt er "bijgevoegd". Maar de leer of het dogma, zo luidt de theorie, zijn slechts gebrekkige
menselijke pogingen om het intuïtieve geloofsinzicht in woorden te vangen. Een dogma is in deze
visie dan ook geen bijbelse waarheid die geloofd moet worden. Het dogma is slechts een
gebrekkige menselijke theorie die helpt om het intuïtieve geloofsinzicht iets beter te verstaan. In
deze visie is de leer (het dogma) dan ook niet zo belangrijk. Vanuit deze achtergrond moeten we
ook de eerder geciteerde uitspraak van W.J. Ouweneel (Ouweneel is Medema's leermeester in deze
kwestie) "dat hij tegenwoordig alle leer relativeert" verstaan. Het dogma is niet zo belangrijk waar
het op aan komt is het hebben van de goede geloofskennis.
De Rooms-katholiek en de Protestant hebben, zo luidt de theorie, b.v. allebei de intuïtieve
120
geloofskennis dat ze door genade behouden moeten worden. Dat de Rooms-katholiek de leer over
"de rechtvaardiging door het geloof alleen" verwerpt is dan ook niet beslissend. Het komt niet op de
leer aan. Het gaat erom of je de juiste geloofskennis hebt.
Op grond van dit soort (onbijbelse) theorieën kan iemand als Ouweneel, zoals we al eerder hebben
gezien dus verklaren dat het ware geloof het onderscheid tussen Rooms-katholiek en Protestant te
boven gaat. Vandaar dat Ouweneel en Medema zich nu overal schijnen thuis te voelen (zelfs in de
Oosters-orthodoxe Kerken) want onder al die verschillen in leer/dogma, tussen alle stromingen
binnen de christenheid, is er de geloofskennis die allen verenigt. Ouweneel en Medema denken op
twee niveaus: er is het diepere (werkelijke en beslissende) bovenrationele geloofsniveau en het
minder diepe (niet beslissende) rationele niveau van de leer.
Medema erkent dus het gezag van de Bijbel maar hij stelt dat dit geen theologische leer maar een
geloofsovertuiging is. Hij verwerpt intussen de leerstellingen (de dogma's) van de genoegzaamheid en de doorzichtigheid van de Bijbel. Misschien wil hij het geloofsinzicht dat de bijbel
doorzichtig is nog wel aanvaarden maar hij wil zeker de rationele/dogmatische klassiek
reformatorische leer over de doorzichtigheid niet aanvaarden.
Hij staat dus achter de geloofsovertuiging dat de Bijbel het hoogste gezag is maar hij verwerpt elke
leerstellige formulering en ondersteuning van dat gezag. Hij vindt dat aan de intuïtieve
geloofsovertuiging dat de bijbel gezag heeft de leerstellingen van de doorzichtigheid en
genoegzaamheid zijn toegevoegd. Hij wil wel het één maar niet het ander aanvaarden.
Dit onderscheid tussen geloofsovertuiging en theologische kennis (leer) wordt door de aanhangers
van deze nieuwe, op de Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde, visie op theologie en dogma telkens
gemaakt. Zo maakt Ouweneel b.v. de scheiding tussen aan de ene kant de geloofsovertuiging dat de
Bijbel onfeilbaar is en aan de andere kant de theologische leer dat de bijbel onfeilbaar is.
Vandaar dat het al of niet aanvaarden van de leer over de "rechtvaardiging door het geloof alleen"
niet meer beslissend is.
Ik wijs er op hoe deze nieuwe visie op theologie (het dogma is geen waarheid die geloofd moet
worden, het is slechts een gebrekkige theorie) naadloos aansluit bij de alles relativerende tijdgeest
van het postmodernisme. Deze theorie, zijn nieuwe visie op theologie en dogma, stelt Ouweneel en
zijn volgelingen (waaronder Medema) in staat om, zoals hij zelf heeft verklaard, voortaan alle leer
te relativeren
121
17. Nog enkele trends in de evangelische beweging
17.1. De charismatisering van de evangelische beweging
De charismatische leringen dringen steeds verder door in de evangelisch/reformatorische wereld.
Op dit onderwerp is in hoofdstuk 11 reeds uitgebreid ingegaan. Een belangrijke invalspoort voor de
leerstellingen, de gebruiken en de ervaringen van de charismatische beweging is de zogenaamde
charismatische zielzorg.
Genezing van herinneringen met behulp van visualisatie. Leren zien met de ogen van het hart (wat
men uitlegt als het zien van beelden, visioenen, etc). Het gebruik van beelden, dromen, woorden
van kennis, etc als methode. Het oproepen (het tegenwoordig stellen) van de tegenwoordigheid van
de Heer. Het aanroepen van de Geest, het uitnodigen van de Geest, etc.
17.2. De psychologisering van de evangelische beweging
Denk b.v. aan Ouweneels gebruik van allerlei elementen van Jung's psychologische theorieën. De
theorie dat we in contact moeten komen met het vrouwelijke deel in ons zelf willen we een 'heel'
persoon worden. Verder het psychologisch interpreteren van bijbelgedeelten en van bijbelse
personages. Dit is een vorm van bijbeluitleg die neerkomt op bijbelinleg en verdraaiing van de
Schrift. Een ander voorbeeld is de leer dat we eerst onszelf moeten leren liefhebben om een ander te
kunnen liefhebben. Hieronder valt ook Schuller met zijn boodschap van "Selfesteem".
17.3. Het binnenbrengen van occulte technieken - newage technieken
Enkele daarvan zijn:
17.3.1. Visualisatie
B.v. het visualiseren bij het gebed. Het gebruik van geleide fantasie. Innerlijke genezing met behulp
van visualisatie. De bijbel kent deze techniek niet. De techniek van het beïnvloeden van jezelf, van
God, van de goden, van de werkelijkheid via visualisatie is daarentegen wel een bekende
tovertechniek uit allerlei vormen van shamanisme en heidendom. Daar zit de occulte idee van
"mind over matter" in.
17.3.2. Positief denken
Ook hier wordt een soort magische invloed aan het denken toegekend. Ook dit komt weer neer op
het beïnvloeden van de werkelijkheid via het denken. "Mind over Matter". Het
mogelijkheidsdenken van Schuller en het positief denken van Norman Vincent Peale.
17.3.3 Meditatie- of gebedstechnieken waarbij de één of andere vorm van ontlediging
wordt gepraktiseerd
Dit kent de bijbel ook niet. Ontlediging leidt tot passiviteit en passiviteit is een belangrijke
invalspoort voor demonische invloed239.
239
Zie "War on the Saints" van Jessie Penn-Lewis.
The unabridged edition.
122
17.4. Geestelijke oorlogvoering
Spiritual mapping, identificeren van territorial spirits, tegen de machten bidden, etc. Allemaal zaken
waar niet of nauwelijks een bijbelse basis voor te vinden is.
Een tijd geleden zond de EO het programma VIP (Very Inspiring People) uit. In één van de
afleveringen werd een Deense christen geïnterviewd. De man was leider van een gebedsbeweging.
Deze gebedsbeweging, van charismatische oorsprong, was (ik zou haast zeggen bijna zoals
gebruikelijk) verleid door de onbijbelse speculatieve theorieën over geestelijke oorlogvoering. Ze
waren van de eenvoudige bijbelse zaak van de voorbede (het aanhoudend bidden en smeken / Efeze
6:18) overgegaan op het bedrijven van geestelijke oorlogvoering. In het programma werd verteld
hoe deze man met een groep andere christenen naar Moskou reisde. Het speelde zich af in de tijd
dat het communisme nog aan de macht was. De bedoeling van de reis was het voeren van geestelijke strijd tegen de machten achter het communisme. In het kader daarvan ging de groep naar het
mausoleum van Lenin. Dat mausoleum kun je beschouwen als het centrale heiligdom van het
communisme. Ze gingen het mausoleum binnen en daar 'proclameerden ze in gebed' de
overwinning van de Heer. Toen die broeder na deze daad van geestelijke oorlogvoering thuis kwam
viel hij in een soort verlamming op de grond. Na gebed van de rest van groep ging het weer wat
beter maar de broeder kwam in een depressie waar hij een aantal jaren in is blijven steken.
Kunt u het zich voorstellen? Deze persoon werd voor de EO-televisie voorgesteld als een 'very
inspiring person'.Wat deze groep en die broeder hebben gedaan komt neer op roekeloze overmoed.
Ze hebben de machten uitgedaagd zonder dat ze daartoe de opdracht van de Heer hadden. Nergens
vinden we een bijbelse richtlijn of opdracht in de richting van dit soort praktijken. Paulus ging ook
niet, toen hij naar Efeze kwam, eerst naar de tempel van Diana om daar de overwinning van
Christus te gaan proclameren en claimen.
Er is een verband met de "Kingdom now" movement. Dit wordt ook wel dominion theology
genoemd. Men leert het volgende: we leven nu al in het Duizendjarig Rijk240, de satan is gebonden,
we moeten nu in de naam van de Heer de macht overnemen. Proclameren, binden, in bezit nemen.
De filosofie achter de zogenaamde marsen voor Jezus ligt ook in deze lijn.
17.5. Het binnenhalen van allerlei gnostieke gedachten. Dit vaak in
verbondenheid met het feminisme.
Ook hier is de zielzorg vaak de invalspoort.
Een zeer duidelijk voorbeeld is het boek241 "Crisis in mannelijkheid" van Leanne Payne.
17.5.1. Uitgegeven door de Navigators
Voor ik op de inhoud van haar boek in ga wil ik er met nadruk op wijzen dat het boek is uitgegeven
door de Navigators!!!!!
De Navigators is een beweging die ontstaan is in het hart van de traditionele evangelische
beweging. De Navigators stonden voor: op de bijbel gericht, degelijk evangelisch. Het was voor
mij, voor de zoveelste keer, verbijsterend om op te merken dat juist zij dit (extreem) charismatische
boek met gnostieke gedachten uitgegeven hebben. Mijn eerste reactie (met het beeld van de
navigators, zoals ik ze ken van vijftien/twintig jaar geleden) in mijn gedachten, was, dit kan niet, dit
kan niet waar zijn. Ik hoop van harte dat het een eenmalige uitglijder is geweest.
240
241
Amillenialisme.
Crisis in mannelijkheid, Leanne Payne, Driebergen, 1998
123
17.5.2. De voornaamste dwalingen van Payne
Hieronder volgen enkele van de voornaamste dwalingen die Payne in haar boek verkondigt.
(1) Een androgyn Gods- en mensbeeld
Payne verkondigt in haar boek de gnostieke leer dat God en de mens in hun diepste wezen beiden
androgyn (man-vrouw tegelijk) zijn242.
Dit baseert ze op de gnostieke uitleg van Genesis 1:26,27. Daar staat dat God de mens schiep, man
en vrouw schiep hij hen. Payne en de andere gnostici wijzen er op dat dit wordt gezegd voordat
Eva uit de man werd geschapen. Daaruit concludeert men dan vervolgens dat Adam dus mannelijke
en vrouwelijk tegelijk is geschapen. En aangezien de mens geschapen is naar het beeld van God
moet God, zo redeneert men dan verder, zelf ook mannelijk-vrouwelijk tegelijk zijn.
Dit is een typisch voorbeeld van schriftinleg in plaats van schriftuitleg. In Genesis 1:27 staat om te
beginnen al "man en vrouw schiep hij hen (meervoud). Er staat niet man en vrouw schiep hij hem
(enkelvoud). We moeten ook onze interpretaties toetsen aan de rest van de Schrift. En als je dat
doet met de uitleg die Payne aan deze tekst geeft dan blijkt dat haar uitleg verder geen enkele steun
in andere bijbelgedeelten vindt.
Ze claimt dat haar uitleg de traditionele christelijke uitleg is243. In werkelijkheid is haar onbijbelse
uitleg van Genesis 1:27 nooit door de orthodoxe gelovigen geloofd. Haar uitleg komt wel voor in
de zogenaamde gnostieke evangeliën De bron van haar uitleg vinden we in het christelijk getinte
gnosticisme waar de gemeente van Jezus Christus in de eerste eeuwen van haar bestaan een zwaar
gevecht mee heeft moeten voeren. Deze uitspraak van Payne laat duidelijk zien wat zij als de
authentieke christelijke traditie beschouwt.
Ze vertelt verder van een visioen waarin iemand God zag als moeder. Van dit visioen zegt ze:
"Toch was dit visioen zeker van God244."
(2) De weg tot heelheid
Payne gaat er dus vanuit dat de man en de vrouw beiden zowel het mannelijke als het vrouwelijke
in zichzelf hebben.
De man moet in contact komen met zijn vrouwelijke zijde. Die moet een plaats krijgen in het
bewuste leven en als dat gebeurt wordt hij pas een volledige (een hele) persoon. Hetzelfde geldt
voor de vrouw maar dan net andersom.
Payne stelt dat veel van wat tegenwoordig emotionele ziekte of onevenwichtigheid wordt genoemd
slechts het mannelijke of vrouwelijke is dat binnen de persoonlijkheid niet bevestigd of uit balans
is245.
(3) Oude wijsheid
Volgens haar hebben we het kapitaal verspeeld van de gecombineerde wijsheid van zowel de
heidense als de christelijke wereld246.
Ze heeft het over oude wijsheid die bij alle volken aanwezig was. En dan wijst ze speciaal op de
overlevering247 (de wijsheid/het inzicht) dat de menselijke dualiteit (het dualisme tussen het
mannelijke en het vrouwelijke) en de menselijke voortplanting een antithese uitdrukt die in de kern
242
Crisis in mannelijkheid, p. 11, 16, 17, 78, 94, 101, 106, 137.
Crisis in mannelijkheid, p. 101.
244
Crisis in mannelijkheid, p. 79.
245
Crisis in mannelijkheid, p. 10, 105.
246
Crisis in mannelijkheid, p. 83.
247
Crisis in mannelijkheid, p 101,102.
243
124
der dingen ligt. Een antithese die voortdurend, eeuwig streeft naar synthese - in een daad van
anticipatie en herstel van eenheid.
Hier gebruikt ze het, in allerlei esoterische tradities en het hindoeïsme, bekende beeld van de dans
voor. Let op ze stelt dat dit een eeuwig doorgaand proces is. "die eeuwig streeft naar synthese". Die
dans vindt op macroniveau plaats in het gehele universum maar ook op microniveau in een mens en
ook God is begrepen in deze eeuwige dans want God is immers ook androgyn en daarom vindt in
hem ook die eeuwige dans plaats.
Ze wijst op het taoïsme de Sohar, de Kabala, de Unpanishads en het christendom248. In deze oude
gecombineerde (heidens/christelijke) wijsheid worden de gebeurtenissen in de natuur en in de
menselijke geschiedenis uitgelegd door twee principes. Payne zet het christendom hier op één lijn
met allerlei andere zoals ze dat zelf noemt "esoterische tradities".
(4) De vrouwelijke en de mannelijke manier van kennen249.
Aansluitend bij haar androgyne mensbeeld maakt ze onderscheid tussen de vrouwelijke en de
mannelijke manier van kennen.
Het mannelijk denken is in haar visie het logisch-redenerende denken en het vrouwelijke denken is
het intuïtieve denken.
(5) De ziekte van de westerse wereld: scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk denken
Het mannelijke is, volgens haar, in onze manier van denken vervreemd van het vrouwelijk denken.
Onze manier van kennen zou intuïtie, of direct kennen moeten omvatten, dat de empirische of
wetenschappelijke kennis aanvult. Dit laatste is de enige kennis die de moderne mens, volgens
Payne, om allerlei praktische redenen erkent. De scheiding tussen vrouwelijk denken en mannelijk
denken heeft, volgens haar, geleid tot een vervormd en materialistisch rationalisme dat de plaats
ingenomen heeft van het denken, dat het analytische en het intuïtieve in evenwicht houdt250.
(6) De vrouwelijke manier van denken brengt je in contact met God251.
Payne stelt dat mannen overal vervreemd zijn van hun eigen hart, van het vrouwelijke in henzelf en,
zo vervolgt ze, die mannen zijn daardoor niet meer in staat om in contact te komen met het mysterie
van het zijn252.
De geestelijke werkelijkheid wordt, zo stelt Payne, alleen begrepen en gekend, door de ervaring van
het hart - door de manier van kennen van het hart. Dit noemt ze het zuivere voorstellingsvermogen,
dat is het vermogen van het hart om de onzichtbare werkelijkheid intuïtief waar te nemen, en die
ook te ontvangen.253
(6) Een man is niet in staat om te reageren op de wil van God, op het Woord van God als hij niet
in contact staat met zijn vrouwelijke zijde
Payne zegt ergens: "Hun toestand was die van de mannelijke kant die niet in contact is met de
vrouwelijke intuïtieve kant die luistert naar en reageert op de wil en het Woord van God254".
Dus als een man niet in contact staat met zijn intuïtieve vrouwelijke kant dan is ook het contact met
God er niet want het is, volgens Payne, juist die vrouwelijke intuïtieve kant die luistert naar en
reageert op God.
248
Crisis in mannelijkheid, p. 101.
Crisis in mannelijkheid, p. 81,82,99,100,105,107,120.
250
Crisis in mannelijkheid, p. 81.
251
Crisis in mannelijkheid, p. 104.
252
Crisis in mannelijkheid, p 81.
253
Crisis in mannelijkheid, p 82.
254
Crisis in mannelijkheid, p. 104.
249
125
De weg tot echt contact met God is het ontwikkelen van het vrouwelijke (intuïtieve) denken. Of het
in contact komen met je vrouwelijke zijde is een noodzakelijke voorwaarde voor het in contact
komen met God.
Toets dit nu eens aan de bijbel.
Wat is de weg tot echt contact met God? Het bijbelse antwoord is bekering en een daarop volgend
leven van overgave. Het kenmerk van een ware gelovige is dat de Geest in hem roept "Abba Vader"
en dat hij of zij geleid wordt door de Geest (Rom 8:14-16). Dit functioneert natuurlijk alleen als
iemand vervuld is met de Heilige Geest255.
In 1 Kor 2:6 t/m 3:4 spreekt Paulus over drie typen mensen.
Hij heeft het over:
(1) "een ongeestelijk mens" (1 Kor. 2:14)
(2) "de geestelijke mens" (1 Kor. 2:15 ; 3:1)
(3) "vleselijke, nog onmondigen in Christus" (1 Kor. 3:1)
Een ongeestelijk mens is een natuurlijk mens. De natuurlijke mens is niet wedergeboren en hij heeft
daarom de Geest van God niet in zich wonen. Van de natuurlijke, de ongeestelijke mens, wordt
gezegd dat hij de dingen Gods simpelweg niet kan verstaan. "Doch een ongeestelijk mens aanvaardt
niet hetgeen van de Geest Gods is, want hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te
beoordelen is" (1 Kor 2:14) Dit geldt voor ieder onbekeerd mens of deze nu intuïtief of analytisch
is ingesteld. Zelfs als bij de onbekeerde mens er een gezonde balans tussen intuïtief en analytisch
denken is, dan nog kan hij de dingen van Gods Geest niet verstaan.
Paulus spreekt verder over christenen die vleselijk zijn (ze leven nog als 'onveranderde' mensen, er
is zonde in hun leven). Dit tast hun vermogen om de geestelijke dingen te begrijpen aan. Ze kunnen
wel de eenvoudige dingen begrijpen (de eerste beginselen) maar ze zijn nog niet rijp voor het
verstaan van de diepere dingen die God in zijn Woord heeft geopenbaard. (1 Kor 3:1-3 en 2:6)
De oplossing voor vleselijke christenen ligt niet in het in contact komen met hun vrouwelijke zijde.
De oplossing is bekering van hun zonden en het herstel van een houding van gehoorzaamheid aan
de Heer, wat zal leiden tot geestelijke groei en een dieper inzicht. Dan zal de Geest gaan leren, dan
zal de Geest dieper inleiden in de geestelijke dingen doordat Hij de bijbel opent en toepast op het
persoonlijke leven. Op die manier word je van een vleselijk christen een geestelijk christen, een
geestelijk mens.
Paulus spreekt tenslotte ook nog over "de geestelijke mens" en over "geestelijke mensen". Dat zijn
mensen die rijp zijn voor de diepere dingen van het geloof (1 Kor. 2:6 en 3:1). Met de diepere
dingen van het geloof wordt geen geheime buitenbijbelse kennis bedoeld. Het gaat om een dieper
inzicht in het Woord van God en met name ook om inzicht in de praktische toepassing van dat
Woord. Het kenmerk bij uitstek van een geestelijk mens is zijn geestelijk onderscheidingsvermogen. Hij beoordeelt alle dingen (1 Kor 2:15). De geestelijke mens/christen is in staat om "het geestelijke met het geestelijke te vergelijken" (1 Kor 2:13).
Payne stelt een psychologische diagnose en geeft een psychologische oplossing. Zij opereert op het
vlak van de ziel, op psychologisch vlak. De werkelijk oorzaak voor het ontbreken van contact met
God en de oplossing daarvoor zijn echter geestelijk256.
255
De Geest van God zal iedere christen automatisch vervullen als hij elke zonde, waar de Geest van God
hem bij bepaalt, belijdt en als hij zich onvoorwaardelijk onder de heerschappij van God stelt en als hij leert
om het niet van zichzelf maar van Gods Geest te verwachten.
256
Het is veel betekenend dat de uitdrukking de natuurlijke mens (1 Kor. 2:14) de vertaling is van de
griekse woorden "psuchikos anthropos". Letterlijk staat er "de zielse mens". Het gaat om een mens die leeft
onder de kontrole van zijn ziel, van zijn van God onafhankelijke zieleleven. Hij opereert op het niveau van de
ziel/van de psyche. Terwijl een geestelijk mens, met zijn door de wedergeboorte weer tot leven verwekte
menselijke geest beheerst wordt en leeft en werkt door de Geest van God. Bij de geestelijke mens
funktioneert het zieleleven onder kontrole van de Geest.
126
(7) Als je niet in contact staat met je vrouwelijk zijde dan leef je niet echt
Als je niet in contact staat met je vrouwelijk kant dan existeer je alleen maar257.
(8) Inpluggen, luisterend leren bidden
Gelukkig heeft Payne een oplossing. Ze heeft een methode om in contact te komen met het
vrouwelijke in jezelf. Die methode heeft ze "luisterend leren bidden genoemd"258.
(9) Zien met de ogen van je hart
Je moet, zo stelt Payne, leren zien met de ogen van je hart259.
Zo legt Payne de tekst "opdat God u geve verlichte ogen uws harten opdat zodat gij weet ..." (Efeze
1:18) uit.
Bij Payne gaat het om het letterlijk zien van beelden.
Na de initiatie komt er volgens Payne vaak een stroom van beelden, etc op gang260.
God begint zijn woord te zenden. Als Payne het heeft over een woord van God, etc dan bedoelt ze
daar niet de tekst van de bijbel mee. Zij verstaat gewoonlijk onder de uitdrukking 'het woord van
God' directe boodschappen van God die, buiten de bijbel om, bij je opkomen Vandaar de
uitdrukking "luisterend" bidden. God spreekt terug door gedachten, door beelden, etc. Als Payne het
heeft over "het genezende woord dat God altijd zendt261" dan heeft ze het niet over de Geest van
God die een gedeelte van de bijbel op ons hart toepast, dan gaat het om een directe boodschap van
God. En zij stelt dat God altijd zulke boodschappen stuurt. De enige voorwaarde is, volgens haar,
dat je er voor open staat.
(10) Haar visie op hoe God leidt
Ze stelt dat God geneigd is om ons beelden, directe woorden, enzovoorts te zenden als we ons om
leiding tot Hem wenden262.
Dit is voor haar de normale wijze voor het ontvangen van leiding.
(11) Zielzorg zonder de bijbel
Ze beschrijft in het boek diverse gevallen waarin ze zielzorg heeft verleend. Het blijkt dat in haar
zielzorg de bijbel geen enkele rol speelt.
(12) Nog veel meer onbijbelse zaken
Het boek ademt duidelijk de geestelijke sfeer van de Oosters-orthodoxe Kerken. In Payne
ontmoeten we iets van het extatisch-mystieke van deze Kerk. (Het extatische-mystieke waarin
Ouweneel een authentieke godservaring herkende263).
(13) Iconen en sacramenten zijn kanalen waardoor genade van God naar ons toe stroomt
Mits goed gebruikt zo stelt Payne, zijn iconen en sacramenten kanalen waardoor genade naar ons
257
Crisis in mannelijkheid, p. 105.
Crisis in mannelijkheid, p. 104.
259
Crisis in mannelijkheid, p. 125.
260
Crisis in mannelijkheid, p. 109.
261
Crisis in mannelijkheid, p. 96.
262
Crisis in mannelijkheid, p. 78.
263
Nachtboek van de ziel, p. 15.
258
127
toestroomt264. Payne staat dus achter de onbijbelse sacramentsleer van de RK-kerk.
Verder ziet ze ook een icoon als een genademiddel. Door een icoon stroomt genade naar ons toe.
En toch claimt ze dat ze in alles onder leiding van de Heilige Geest bezig is. Dat doet denken aan
kardinaal Suenens die zei dat na zijn doop met de Geest zijn toewijding tot Maria nog was toegenomen.
In een ander boek vertelt Payne dat ze bij haar bevrijdingsbediening (bevrijding van demonische
bindingen) gebruikt maakt van wijwater265.
(14) Het gebruik van visualisatie
Dit past ze toe bij het extreem-charimatische proces van de zogenaamde innerlijke genezing. Ze
leert de persoon die geholpen moet worden in de fantasie terug te gaan naar de tijd en de situatie dat
de ellende, waar men mee zit, is begonnen waarna men er dan vervolgens Jezus bij fantaseert die
dan iets doet wat het trauma opheft.
Visualisatie is, zoals eerder aangegeven, geen bijbelse methode maar een bekende occulte
esoterische tovertechniek.
17.5.3. Een valse spiritualiteit
Payne's spiritualiteit is occult-psychologisch. Vandaar de vele esoterische elementen in haar mens
en godsbeeld. Het werkt zeker. Er gebeurt iets maar het komt van de verkeerde kant.
17.5.4. De samenvattende beoordeling
De ruimte ontbreekt om veel over dit boek te zeggen. Op zich staan er best enkele goede
psychologische waarnemingen en analyses in maar het misleidende is dat dit verpakt is in een zeer
bedenkelijk vorm van "charismatische" zielzorg. Ingebed in allerlei gnostieke gedachten.
Ze plugt haar slachtoffers in. Payne sluit ze aan op de 'goddelijke' wereld. Er komt een stroom van
woorden, beelden, etc op gang maar het zijn beelden die ongetwijfeld uit demonische bron komen.
17.5.5. Payne ontkent zelf dat ze gnostieke gedachten uitdraagt
Daarbij wijst ze er op dat zij, in tegenstelling tot vele andere gnostici, niet leert dat goed en kwaad
uiteindelijk één zijn. Waarschijnlijk heeft ze hierin wel gelijk maar dat neemt niet weg dat ze wel
degelijk vele andere gnostische gedachten in haar denken heeft overgenomen266.
17.5.6. Ouweneel en Payne
W.J. Ouweneel draagt ook de gnostieke gedachte uit dat er een vrouwelijk element in God is.
Daarmee erkent hij impliciet dat God androgyn is. Hij beweert ook dat de mens androgyn is want in
zijn "Nachtboek van de ziel" beschrijft hij hoe hij zijn vrouwelijke zijde heeft ontdekt en een plaats
gegeven. Dit alles geheel volgens de oude esoterische tradities waar onder meer ook Jung uit geput
heeft en waarvan er een aantal door Payne in haar boek worden uitgedragen.
Wie Ouweneels "nachtboek van de ziel" naast dit boek van Payne legt, ziet dat er zeer veel
264
Crisis in mannelijkheid, p. 127.
Gods tegenwoordigheid geneest, Leanne Payne, 1997, Kampen, p. 16 en 37.
266
Zie appendix H over gnostiek.
265
128
parallellen zijn. Ouweneel ontbeerde ook de authentieke godservaring en hij ontdekte ook dat dit
kwam omdat hij niet in contact stond met zijn vrouwelijke ik (zijn anima). In een soort mystiek
huwelijk267 is zijn vrouwelijk zijde geïntegreerd in zijn persoonlijkheid. Ouweneel gebruikt
daarvoor de Jungiaanse term 'individuatie' en sinds die tijd is hij een 'heel' persoon geworden. Hij
spreekt erover dat sinds die tijd nieuwe krachten in hem werken. Je vraagt je dan af welke
"krachten" dit dan wel zullen zijn.
Door het androgyne mens- en godsbeeld uit te dragen helpt Ouweneel de weg te bereiden voor de
vloedgolf van valse spiritualiteit, waaronder die van Payne, die op ons afkomt. Dat is dan voor de
zoveelste keer en op het zoveelste terrein, dat Ouweneel de poort voor een onbijbels, en in dit geval
zelfs occult, denken opent.
Zie verder hoe zijn onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis naadloos aansluit op
het gnostieke onderscheid268 tussen vrouwelijk en mannelijke denken.
Dit alles toont aan dat de diepste bron van zijn nieuwe denken in de esoterische tradities ligt, al zal
hij dit natuurlijk zelf ten stelligste ontkennen.
Ouweneel en Payne delen verder ook hun grote interesse voor de oude wijsheid (gnosis), voor de
gnosticus Jung, voor de Oosters-orthodoxe spiritualiteit,269.
17.5.7. Payne en de EO
Zover ik weet heeft de EO het onderwijs van Payne nooit via haar programma's uitgedragen of
ondersteund.
Enige tijd terug is er een conferentie met Leanne Payne georganiseerd. De organisator was Martin
Tensen. De conferentie werd verder nog ondersteund door Johan Vink270. Martin Tensen is
medewerker van de EO en betrokken bij de Ronduitclub. Johan Vink is het hoofd verkondigende
programma's van de EO. Kunt u zich het voorstellen, deze man die meehelpt om het onderwijs van
Payne te verspreiden, is hoofd van de afdeling verkondigende programma's van de EO. Dit geeft in
een 'nutshell' weer hoever het bederf is doorgedrongen in de EO. Op zijn minst valt er een
ontstellend gebrek aan geestelijk onderscheidingsvermogen te constateren bij deze sleutelfiguren uit
de EO-organisatie. Het hoofd van de afdeling verkondigende programma's propageert een valse
profetes (Payne). Als je dit ziet dan moeten je concluderen dat het schip al ver is gezonken.
Het zou me niet verbazen als Tensen en Vink afkomstig zijn uit de charismatische beweging (uit
nieuwpinksteren) want deze beweging staat wagenwijd open voor allerlei valse leringen. Dat deze
mensen op zulke sleutelposities binnen de EO zijn terechtgekomen is het gevolg van de
charismatisering van de EO. Indertijd wilden de charismatischen een eigen omroep oprichten. Dat
is niet gelukt maar het is tegenwoordig ook niet meer nodig gezien hun nog steeds toenemende
invloed binnen de EO.
Het is schokkend te zien hoever de EO hierin is verwijderd van de geestelijke instelling en sfeer van
de pioniers zoals Kits sr., Johan van Oostveen, ds. Glashouwer sr., etc.
17.6. Het verdwijnen van de hel
Diverse leiders in de evangelische wereld, waaronder de bekende John Stott271, laten op dit moment
de bijbelse leer over eeuwige straf los. In plaats daarvan leren ze de vernietiging van de goddeloze.
267
Nachtboek van de ziel, p. 117 "bruiloft".
Zie daarnaast voor de achtergrond Appendix H, met name wat J. Slavenburg hier over zegt.
268
Vergelijk wat in appendix H over gnostiek wordt vermeldt.
269
B.v. Ouweneels boek "de zevende koningin" staat er vol van.
270
Nederlands Dagblad, 14 augustus 1998. Recensie van een boek van Payne door Reine Wiskerke.
271
Who are the evangelicals?, D.J. Tidball, 1994, London, p. 153 (148-155).
129
17.7. Het binnensluipen van de schriftkritiek
Een typerend voorbeeld is het volgende geval. In het blad "Bijbel en wetenschap272" heeft mw. van
Veen-Vrolijk een recensie geschreven over de dissertatie273 van S. Paas. In haar recensie wees ze er
op dat Paas in zijn dissertatie op belangrijke punten meegaat met schriftkritische theorieën. Paas
aanvaardt b.v. de theorie dat het tweede gedeelte van Jesaja door een ander dan de profeet Jesaja is
geschreven (Die persoon wordt dan 'deutero-Jesaja" genoemd".). Hij goochelt met het begrip
mythe. Hij volgt de schriftkritiek in de datering van Genesis.
In het oktober nummer274 van 'Bijbel en wetenschap" staat een reactie van Paas op de kritische
recensie van mw. van Veen-Vrolijk. Die reactie toont aan hoe ver het schriftkritische denken reeds
binnengeslopen is in diverse, zich nog steeds evangelisch en bijbelgetrouw noemende, kringen.
Mw. van Veen-Vrolijk was terecht bezorgd over het meegaan van Paas met bepaalde schriftkritische opvattingen, opvattingen die binnen de traditionele evangelische wereld altijd afgewezen
zijn. Paas begrijpt blijkbaar niet dat zijn standpunten, voor een traditionele evangelical,
onaanvaardbare grensoverschrijdingen zijn. Vanuit haar zorg over deze grensoverschrijdingen heeft
mw. van Veen-Vrolijk geschreven. Ze vond het meegaan van Paas met bepaalde onderdelen van de
schriftkritiek een zaak waarvan het belang ver uitgaat boven de beperkte wetenschappelijke waarde
van het onderzoek dat in de dissertatie wordt beschreven. Vandaar dat ze daar op wees.
Paas verwijt mw. van Veen-Vrolijk dat ze daarin "haar eigen stokpaardjes" bereed. Mevrouw van
Veen verdedigde de traditionele evangelische visie op b.v. de dateringen van de bijbelboeken en op
de kwestie van het auteurschap van Jesaja. Let op wat Paas hierover zegt: "Ik wil er op wijzen dat
de zekerheden die mw. van Veen poneert allesbehalve algemeen geaccepteerde zijn, ook niet
binnen het evangelicale kamp". (De onderstreping is van mij)
Het is veelzeggend dat Paas zichzelf typeert als bijbelgetrouw en dat hij daarin geen enkel conflict
ziet met zijn, door mw. van Veen-Vrolijk aangewezen, schriftkritische standpunten.
272
Bijbel en wetenschap, nr. 212 (juni/juli 1999).
Schepping en Oordeel. Een onderzoek naar Scheppingsvoorstellingen bij enkele profeten uit de achtste
eeuw voor Christus.
274
Bijbel en wetenschap, nr. 214, oktober 1999.
273
130
18. Een ernstig woord gericht tot mijn reformatorische broeders
Ik heb een tijd geaarzeld voor ik dit hoofdstuk schreef. Voornamelijk omdat ik hieronder ook
enkele adviezen geef. Het gevaar is dat ik over kom als weer zo'n evangelical die het allemaal wel
eens eventjes zal zeggen. Dat is geenszins mijn bedoeling. Dat ik toch de vrijmoedigheid heb
genomen komt omdat ik denk dat het voor mijn reformatorische broeders waardevol kan zijn als
iemand van buiten af, vanuit zijn perspectief, enkele zaken belicht. In veelheid van raadgevers, zo
zegt het boek Spreuken, ligt immers de overwinning.
18.1. Geen waterdicht schot
Er is geen waterdicht schot tussen de reformatorische en de evangelische christenen (evangelisch
hier in beperkte zin). Wat binnen de evangelische beweging gebeurt komt ook de orthodoxe
reformatorische kerken binnen. Het vroegere isolement (dat een zekere bescherming gaf) is tegenwoordig door de moderne media en door allerlei interkerkelijke instituten en activiteiten
doorbroken.
18.2. Verbijsterende openheid ten opzichte van de charismatische beweging
Enkele tientallen jaren geleden wilden de meeste reformatorische christenen niets weten van de
(conservative) evangelicals. Men wees al te nauwe samenwerking en contact met hen af omdat men
hen te "methodistisch" vond.
Tot mijn verbijstering zie ik nu dat er tegenwoordig in alle reformatorische kerken wel een grote
openheid is voor het gedachtegoed van de charismatische beweging. Als illustratie wijs ik op het
gebruik van de Alpha-cursus. Die cursus is door mensen uit de kring van de Gereformeerde bond
(de IZB) vertaald en uitgegeven. De schrijver N. Gumbel verkondigt zonder omwegen dat iedere
christen in tongen kan spreken275 en daarnaast is hij aanhanger van Wimber en de Toronto Blessing.
Wie uit pragmatische overwegingen (het werkt) deze cursus gebruikt moet wel beseffen dat hij
daarmee de pinksterleer, de charismatische leer zijn gemeente binnenvoert. Eerder in deze studie276
heb ik er op gewezen dat het toelaten en uitdragen van deze leringen tot grote spanningen in een
evangelische of reformatorische gemeente zal leiden. Dat heb ik, en velen met mij, reeds vele
malen in de praktijk waargenomen. De ene groep wil verder het charismatische pad op (nu ook in
tongen zingen, vallen in de geest, dansen in de geest, profeteren in de samenkomst, charismatische
zielzorg a la Leanne Payne, enzovoorts) en de andere groep wil dat niet. Onder invloed van deze
cursus zijn al vele gemeenten in feite veranderd in charismatischegemeenten. Dat is ook de reden
waarom John Stott tegen de Alphacursus heeft gewaarschuwd277.
Het verleidende is dat, naast de charismatische leer, er ook veel en zeer goed onderwijs wordt
gegeven. Gumbel is een zeer bekwame onderwijzer. Door dit goede onderwijs (wat door de Heer
gezegend wordt) ontstaat er ook openheid voor het charismatische deel van zijn boodschap.
Hebt u die cursus trouwens nodig? Het is een bekend feit dat verreweg de meeste christenen via
mensen in hun omgeving (vrienden, kennissen, familie, buren, collega's, etc) tot geloof komen. Het
hangt van de kwaliteit van het geestelijk leven van de gemeenteleden af of er mensen door
aangetrokken worden. Het hangt ook van de kwaliteit van de samenkomsten af. Je zou kunnen
275
Een kwestie van leven, N. Gumbel, p 151, 1996, Hoornaar.
"zij is beschikbaar voor alle christenen"
276
Zie 11.7.3 (en daarnaast het gehele punt 11.7).
277
Artikel uit het RD. Interview met John Stott door S.C. Bax en J.M.D. de Heer. Een citaat van Stott:
"Hoewel in deze cursus ook goede elementen zitten, kan ze gemakkelijk fungeren als voertuig om de
charismatische beweging de kerk in te dragen. Voor de Evangelical Party vormt ze een splijtzwam"
131
zeggen: "komt Jezus door, is Jezus zichtbaar, in de levens van de christenen, in het samenkomen
van de gemeente?". Dat trekt en overtuigt (De mensen worden door God aangeraakt en erkennen
onbewust: dit is echt). Ik heb laatst op één van de basisbijbelstudies gevraagd hoe de deelnemers tot
geloof gekomen waren. Wat had hen overtuigd en aangetrokken? De ruimte ontbreekt om hier veel
van te vertellen maar ik geef enkele typerende verhalen. Een niet-christelijk echtpaar was
uitgenodigd voor een trouwdienst in de gemeente. Toen ze daar waren voelden ze aan dat het echt
was. Ze waren ook getroffen door de manier waarop de christenen met elkaar omgingen. Een ander
echtpaar was geestelijk zoekende. Ze bezochten alles wat op het christelijke en niet-christelijke erf
te vinden is, van de spiritisten en de bahai tot allerlei christelijke kerken. Uiteindelijk kwamen ze op
hun zoektocht in de baptistengemeente terecht. Ook zij proefden in de samenkomst de aanwezigheid van de Heer, al konden ze dat natuurlijk op dat moment niet benoemen. Ook zij werden
weer getroffen door de wijze waarop de christenen met elkaar omgingen. Een andere vrouw is tot
geloof gekomen omdat ze merkte dat één van haar mannelijke collega's in de pauze niet meedeed
met grove en seksueel getinte praat. "Jij bent anders, hoe komt dat?" was de opening om het
evangelie uit te dragen. Een andere vrouw met kleine kinderen was door haar man verlaten en in
haar grote verdriet en nood werd ze door een andere moeder, die ze kende omdat haar kinderen
dezelfde basisschool bezochten, op de Here Jezus gewezen.
Als de gemeenteleden geestelijk groeien en in de eerste liefde blijven groeit een gemeente spontaan
zonder enige georganiseerde evangelisatieactie Daarmee wil ik overigens niet beweren dat een
georganiseerde evangelisatieaktie waardeloos is.
De meest effectieve evangelisatieactie is het stimuleren van de geestelijke groei en toewijding van
de gemeenteleden.
18.3. In bepaalde opzichten leren van de evangelische beweging?
Er zijn een aantal zaken waarvan ik vermoed dat die nuttig kunnen zijn voor reformatorische
gemeenten. Hieronder geef ik enkele voorbeelden. Die zaken kunnen, naar mijn inzicht, overgenomen worden zonder dat de eigen reformatorische identiteit wordt aangetast.
Rondom de gemeentesamenkomsten kan de structuur zo gemaakt worden dat er meer ruimte komt
voor onderling contact. Een goede zaak is het aanstellen van een echtpaar dat de bezoekers van de
zondagsdienst bij de ingang persoonlijk begroet met een vriendelijk woord en een handdruk.
"Vriendelijk stralende ogen verheugen het hart" staat er in het boek Spreuken. De bijbel heeft niet
voor niets veel over groeten te zeggen.
Veel mensen dorsten ernaar om even opgemerkt te worden in deze onpersoonlijke tijd. Er is zo
ontzettend veel eenzaamheid. Gelegenheid geven tot koffiedrinken na de samenkomsten. Het
opzetten van kleine kringen/kleine gemeenschapsgroepen in de gemeente. Dit is een zeer effectief
middel. Het geeft de mensen de kans om een aantal gemeenteleden beter te leren kennen. Het is een
middel om snel in een gemeente in te groeien. Het is opbouwend voor het geestelijk leven en in de
kleine kringen kunnen mensen hun geestesgaven op gebied van leidinggeven, pastoraat,
vertroosten, helpen, onderwijs, etc ontdekken en ontwikkelen.
Verder het stimuleren van het inzetten van de geestesgaven. En daar bij denk ik niet aan b.v.
spreken in tongen maar aan gaven als herderschap, onderwijzen, besturen, dienen,
mededeelzaamheid, evangelist, etc. Dat zijn de gaven die essentieel zijn voor de opbouw van een
gemeente.
Rekening houden met het gavenpakket van de predikant. Niet iedere predikant heeft dezelfde
geestesgaven. Heeft hij de gaven van leidinggeven, crisispastoraat, gewoon pastoraat, prediking,
onderwijs, onderscheiding van geesten, evangelist? Het is verstandig om bij de taakomschrijving
van de voorganger daar rekening mee te houden. Een voorganger moet voornamelijk op zijn sterke
punten ingezet worden.
Het gebruik van een Combo. Pas echter op voor het gebruik van de opwekkingsbundel. Dat moet
met onderscheid gebeuren. Sommige liederen zijn theologisch niet gezond en de bundel is erg
eenzijdig. Het invoeren van de opwekkingsbundel leidt er in de praktijk meestal toe dat deze bundel
132
de zang volledig gaat domineren. Het is wellicht verstandiger om zelf een bundel samen te stellen.
Het organiseren van gerichte bijbelstudies in de gemeente. B.v. over huwelijk, opvoeding.
Een wekelijkse gemeentebidstond.
Waarschijnlijk doen veel reformatorische gemeente de hierboven vermelde dingen al.
18.4. Maak gebruik van de eigen sterke punten
Denk b.v. aan het unieke catechisatiesysteem. De gewoonte dat ieder kind uit de gemeente enkele
jaren de catechisatie bezoekt. Dat dit eigenlijk vanzelfsprekend is. Dit betekent dat je enkele jaren
de kans krijgt om het kind toe te rusten en te winnen voor de Heer.
Net als elke bijbelstudie die levens verandert zal ook de catechisatie worden aangevallen (Efeze
6:12). Sommige kinderen komen niet uit vrije wil. En er is de natuurlijke weerstand van het vlees
tegen de boodschap van de bijbel omdat ieder intuïtief beseft dat die niet vrijblijvend is. Die strijd
moet door aanhoudend gelovig gebed gewonnen worden278 (Efeze 6:18). Er moet "door" de
weerstand "heen" gebeden worden zodat er beslag komt op de harten van de kinderen. Als ik
predikant in een reformatorische gemeente zou zijn dan zocht ik een paar (oudere) geestelijk
gezinde gemeenteleden bij elkaar die voor me baden terwijl ik de catechisatie gaf. Ik zou niet rusten
voor ik dat bereikt had. (Efeze 6:19 "ook voor mij")
Ik heb goede methoden gezien om de Heidelbergse Catechismus te vertalen naar hedendaagse taal.
Je kunt de thema's die daar behandeld worden ook zelf aanvullen.
Wat moet je met profetie, spreken in tongen, vallen in de geest, enzovoorts, als de kracht van God
niet rust op b.v. de katechisatie?
Het zit hem niet in de eerste plaats in goede methoden. Gebed is Gods methode279. Biddende
mensen zijn Gods methode. Als er geloof en gebed is dan zal de kracht van Gods Geest er ook zijn.
Dan kan God het onvolkomene, het gebrekkige, gebruiken. Dan geeft het niet of je stamelt, of dat je
wellicht te veel uitweidt, of als het onderwijsmateriaal niet perfect is, als je zelf maar gegrepen bent
door de boodschap, als de last van de Heer op je is, als de Geest maar werkt door het woord.
18.5. Het vacuümverhaal
Alleen een gezond lichaam heeft de weerstand om ziektekiemen te weerstaan. Alleen een gezonde
christen kan de vele verleidingen, onder meer de verleiding van de valse spiritualiteit, weerstaan.
Alleen een gezonde gemeente zal weerstand kunnen bieden aan de vloedgolf van valse leringen die
de christelijke wereld momenteel overspoelt.
De beste verdediging tegen valse leer is de geestelijke groei en toerusting van de gemeenteleden.
Dit punt wordt uitgebreider behandeld in 19.7
18.6. Een aanvulling op en een voortzetting van de catechisatie
Het lijkt me een goede zaak als er een soort basiscursus280 zou worden geven voor jongeren en voor
278
Het beste boek wat ik ooit over het strijden in het gebed heb gelezen is het boekje "Het gebed van de
Christen". Het wordt uitgegeven door uitgeverij de Stem.
279
Ik kan een ieder aanraden om het boekje "het gebed van de christen" (uitgeverij "de Stem", te
verkrijgen via een evangelische boekhandel) te lezen. Naast mij heeft het vele anderen een nieuwe visie
gegeven op wat werkelijk "worstelen in de gebeden" (Kol 4:12) is.
280
Hier in de baptistengemeente hebben we reeds enkele jaren ervaring met zo'n cursus. We zijn het
133
volwassenen die een honger hebben naar het Woord. Dit niet in plaats van de catechisatie maar
ernaast. Hier kan het kader van de gemeente opgeleid worden.
18.7. Begin met hen die graag willen
Dat geldt voor bijbelstudie, een bidstond, enzovoorts. (Maar natuurlijk niet voor de dienst op
zondag en de catechisatie) Oefen geen druk uit. Begin met een kleine groep. Men hen die uit
zichzelf of na wat aanmoediging willen.
Als de Heer zegent zal dit anderen van de gemeente mee gaan trekken. Daarnaast is het belangrijk
om geduld te hebben. Geestelijke groei kost tijd. Dit weten we natuurlijk allemaal wel maar het is
toch goed om elkaar daar regelmatig aan te herinneren. God werkt meestal met meerjarenplannen.
18.8. Pas op voor een kloof tussen de voorganger en de gemeenteleden
Een gevaar is b.v. dat de de jeugd achter de rug van de voorganger en de oudsten om helemaal
meegevoerd en "geïnitieerd" wordt in de valse spiritualiteit van de charismatische beweging. Het
gevolg is dat men ervaringsgericht wordt en dat men het woord verwaarloost en de leer minacht. Er
wordt in deze vals spirituele beweging echt een wissel omgezet in het innerlijk. Denk b.v. aan de
invloed van Ouweneel die door de christelijke media en door zijn geschriften en spreekbeurten zijn
gedachtegoed ook onder uw leden aan het uitdragen is. Denk aan de 'praise'bijeenkomsten. Met veel
jeugd bijeen, een combo, opwekkingsliederen, opgewekte sfeer. Het gevaar bestaat dat de eigen
dienst niet meer smaakt.
"verwend" / 2 Tim 4:3
Het gevaar waar ik u op wijs is niet denkbeeldig. Ik kan u de namen geven van voorgangers uit
pinkstergemeenten die niet mee wilden met de charismatische (tweede/derde/vierde) golven. Zij
wilden vasthouden aan het, op de bijbel gerichte, 'oudpinksteren'. De nieuwe leringen zijn toch hun
gemeenten binnengekomen via lectuur conferenties, de media, interkerkelijke organisaties, etc. Het
gevolg van hun verzet tegen die nieuwe leringen was dat ze uiteindelijk uit hun eigen gemeenten
werden gezet.
Hoe kan dit voorkomen worden?
Ik denk door op tijd met het goede systematische onderwijs te beginnen. Het is misschien niet
populair maar het is zeer raadzaam om de gemeenten en de gemeenteleden tegen bepaalde dingen te
beschermen. Als er goed geestelijk voedsel is binnen de eigen gemeente zal men ook niet zo gauw
in de verleiding komen om het ergens anders te gaan halen.
Zorg dat u als predikant en als kerkeraad het contact met de gemeente, met de rest van het kader
van de gemeente, niet kwijt raakt. Ik heb op dat gebied veel zegen gezien in gemeenten waar
geregeld, één keer per maand of eens per twee maanden, een dag of een ochtend een bijeenkomst
van alle werkers werd gehouden. Allen die op de één of andere manier actief waren in de gemeente
werden daar voor uitgenodigd. Het was bedoeld als een tijd van gemeenschap, bemoediging en
gebed. Op deze manier kan het kader geestelijk contact met elkaar houden en de voorganger/de
gezamenlijke ouderlingen met het kader.
materiaal inmiddels op papier aan het zetten. In bepaalde opzichten zal het wel evangelisch gekleurd zijn
maar ik denk dat veel van het materiaal ook nuttig voor u zou kunnen zijn. Als u er interesse voor hebt willen
we u, zo gauw het materiaal klaar is en u ons van uw interesse op de hoogte brengt, het materiaal wel
toezenden.
134
18.9.. Verdedig de eigen identiteit
Als we dat niet doen worden we weggevaagd in de grote psycho-charismatische vloedgolf die op
dit moment over de evangelische/reformatorische wereld heen stroomt.
Wees helder. Zeg duidelijk waar je voor staat en weerleg en verzet je openlijk tegen het verkeerde.
Niet diplomatiek draaien om iedereen maar binnenboord te kunnen houden.
Apologetiek en realiteit in het christenleven zijn beiden nodig.
18.10. Vecht voor de waarheid
Houd vast aan de orthodoxe Schriftvisie en weersta ook de nieuwe, alle leer relativerende, visie op
leer en dogma.
Ik zie op het moment in de kleine orthodoxe kerken een, naar mijn waarneming, razendsnel om
zich heen grijpend verval en aantasting van de gezonde leer over de Schrift en de visie op theologie.
Als de wolven komen (de grimmige wolven waar in Handelingen 20 over gesproken wordt) dan
moet de herder de strijd met hen aangaan. Een goede herder zet zijn leven in voor de schapen.
"Kom ik om dan kom ik." (Ester 4:16b) Dit zei koningin Ester nadat ze het waagstuk van het
aanspreken van de koning, samen met anderen, door gebed en vasten had voorbereid. "Wat er ook
met mij gebeurt, ik zal doen wat ik moet doen".
18.11. Heroverweegt u nog eens uw standpunt ten aanzien van de onfeilbaarheid
van de bijbel en ook uw standpunt ten aanzien van de zogenaamde
Keswick Teaching
Ik heb ontdekt dat van beide leringen in de literatuur uit reformatorische kring vaak een onjuist
beeld wordt gegeven. Dus wellicht hebt u niet het ware maar een karikatuur of een ontsporing van
het echte afgewezen.
Uit die literatuur blijkt dat bijna niemand de kern van de Keswick Teaching over het overwinnende
christenleven goed heeft begrepen. In de Keswick Teaching wordt b.v. in het geheel niet geleerd dat
een mens in dit leven de zogenaamde "sinless perfection" zou kunnen bereiken. In de Keswick
Teaching wordt wel geleerd dat we op grond van onze positie als medegekruisigd en
medeopgewekt met Christus, in de kracht van de Heilige Geest, bepaalde zonden waar we veel
strijd mee hebben ten onder kunnen houden. Dat wil niet zeggen dat de strijd tegen zo'n zonde dan
definitief gewonnen is want als we niet recht staan tegenover de Heer dan struikel je op dat punt
weer. De Keswick Teaching is niet in strijd met het getuigenis van Paulus waar hij het volgende
over zichzelf zei: "Niet, dat ik het reeds zou verkegen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik
jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben" (Filp
3:12).
De kern van de Keswick Teaching omvat naast het hierboven genoemde ook zaken als de noodzaak
van de vervulling met de Heilige Geest en hoe die te ontvangen en te bewaren en waar nodig weer
te herstellen, hoe te leven uit de kracht van God, de noodzaak van volledige overgave, alles op het
altaar leggen, verbrokenheid d.w.z. niet steunen op eigen kracht en inzicht, het geleid worden door
God, de rol van geloof in het leven van de christen, etc
De Keswick Teaching, mits recht verstaan, gaat niet in tegen de reformatorische
geloofsbelijdenissen.
Wat de onfeilbaarheid (inerrancy) van de bijbel betreft: Ds. P. de Vries (Gereformeerde Bond) heeft
135
een uitstekende verdediging van de onfeilbaarheid van de bijbel geschreven281. Hebt u dat boek ooit
al eens gelezen? Hier is een stem uit uw eigen midden. Zie over de onfeilbaarheid verder hoofdstuk
1 van deze studie en dan met name punt 8 over het tot een karikatuur maken van de leer over de
onfeilbaarheid/de inerrancy van de bijbel.
18.12. Laat alstublieft de evangelische christenen niet verdrinken
Kom ons te hulp in de strijd tegen de ontwikkelingen die ik in deze studie heb beschreven. Het
water staat ons tot aan de lippen. "Versterk wat dreigde te sterven" staat in Openbaring 3 vers 2. En
waarlijk we dreigen te sterven. De vloedgolf die ons overspoelt dreigt ons weg te vagen.
281
Het onfeilbare woord, P de Vries, 1991, Kampen.
136
19. Slotconclusie
19.1. De situatie is ernstig
De waarheid staat op het spel.
Als de gezonde Schriftvisie wordt aangetast (de onfeilbaarheid, de woordelijke inspiratie, de
doorzichtigheid van de Schrift) dan wordt het fundament aangetast. Wat we geloven rust immers op
de Schrift. Uiteindelijk zal met de val van de Schrift alles vallen. De nieuwe visie op dogma, die
alle leer relativeert, is minstens zo gevaarlijk. Het ondermijnen van het Sola Scriptura beginsel en
het binnenbrengen van allerlei gnostische gedachten is ook volstrekt onaanvaardbaar. Het niet
naleven van het bijbelse gebod tot afscheiding zal leiden tot een steeds verdergaand doordringen
van allerlei, b.v. RK, valse leringen.
19.2. Zwijgen kan niet
Als de fundamenten worden aangetast mogen we niet gedwee uit de weg gaan.
"wij zijn voor hen geen ogenblik gedwee uit de weg gegaan opdat de waarheid van het evangelie
ook verder bij u zou blijven" (Galaten 2:5)
"heb ik mij openlijk tegen hem verzet" (Galaten 2:11)
De opdracht is om "tot het uiterste te strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen is
overgeleverd". (Judas 1:3)
Dit schrijft Judas in de context van het "binnensluipen" van valse leraren die het gezag van de Here
Jezus (het gezag van het geschreven woord van God) ondermijnden.
Tot het uiterste strijden. Er staat ep-agonizesthai, vergelijk het Engelse woord "to agonize".
Net als bij alle andere dingen die we als christen doen moet dit strijden gebeuren onder leiding van
en in de kracht van Gods Geest. "Niet door kracht noch door geweld maar door mijn Geest zegt de
Here der Heerscharen" (Zacharia 4:6). De bijbelse balans tussen kracht, liefde en bezonnenheid
moet worden gehandhaafd. (2 Tim 1:7)
De strijd is ook niet tegen mensen (tegen vlees en bloed) maar tegen de boze geesten in de hemelse
gewesten. (Efeze 6:12)
Ik citeer nogmaals Luther282:
"If I profess with the loudest voice and clearest exposition every portion of the truth of God except
precisely that little point which the world and the devil are at the moment attacking, I am not
confessing Christ, however boldly I may be professing Christ. Where the battle rages, there the
loyalty of the soldier is proved and to be steady on all the battle front besides, is mere flight and
disgrace if he flinches at that point"
19.3. Er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen
"Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat
hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij
hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren" (2 Tim 4:3,4)
Dit is precies wat momenteel aan de hand is. De gezonde bijbelse leer wordt door velen niet meer
282
Aangehaald door Francis Schaeffer, The Great Evangelical Disaster, p. 50,51.
137
verdragen. Men is verwend en hoort liever allerlei verdichtsels (b.v. de psychologische/gnostieke
verdichtsels van Schuller, Leanne Payne en ook van Ouweneel283) dan de waarheid uit Gods woord.
Men is ervaringsgericht, los van Gods woord, gefascineerd door mystiek.
Als er geen liefde tot de waarheid is komt uiteindelijk het oordeel van de verblinding (2 Thess
2:10,11). Dan wordt men overgegeven aan verblinding. Geestelijk inzicht is ten diepste afhankelijk
van onze gezindheid. "indien iemand diens (Gods) wil doen wil ... zal hij weten". (Johannes 7:17)
Het gaat om de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de waarheid. Geestelijk inzicht hangt dus
mede af van ons verlangen om de wil van God te doen.
De evangelische leiders hebben de voorbije twintig jaar over het algemeen wel de bijbelse leer
vastgehouden maar als het aankomt op de bereidheid om te lijden voor de waarheid is er toch vaak
een grote aarzeling waar te nemen. Dan treedt men voorzichtig, genuanceerd, herderlijk, etc, op met
als gevolg dat de bazuin een onduidelijk geluid geeft.
Ik las enige tijd geleden deze kop boven een artikel in de Visie: "Onze tijd vraagt eerder herderlijk
optreden dan profetisch optreden". Die diagnose komt onze natuurlijke mens goed uit want als je
dit advies opvolgt dan loop je ook niet meer de kans dat je gestenigd wordt. Immers niet de herders
maar de profeten worden gestenigd. "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie
tot u gezonden zijn" (Mattheus 23:37). Een profeet verstoort immers het genoeglijke leventje door
de mensen de spiegel van Gods woord voor te houden. Een profeet wordt altijd weer verweten een
"beroerder van Israël te zijn. Het volk wijkt af van het goede fundament en de profeet, die het volk
daar op wijst, wordt beschuldigd de goede harmonie en de rust onder het volk van God te verstoren.
Het is voor de natuurlijke mens en voor de vleselijke christen veel veiliger om naar psychologische
verhaaltjes te luisteren dan te horen naar het Woord van God. Dat Woord is immers een zwaard, het
zwaard van de Geest, dat door ons leven heen gaat. (Hebr. 4:12) Door dat Woord valt het
ontdekkende licht van God op ons leven en dat is nooit vrijblijvend. Het schudt ons tot op onze
grondvesten, het openbaart onze zonde en waar we ons zelfhandhaven. Het legt onze diepste
motieven bloot. De omgang met de bijbel zal ons van de zonde afhouden of de omgang met de
zonde zal ons van de bijbel afhouden.
C.H. Spurgeon heeft gezegd: "Neither when we have chosen our way can we keep company with
those who go the other way. There must come with the decision for truth a corresponding protest
against error."
Overal is men dol op Spurgeon, op zijn stichtelijke werken, maar van de Spurgeon die de
confrontatie met de vrijzinnigheid aanging wil men niets weten. Terwijl zowel zijn stichtelijke
werken als zijn strijden voor de waarheid voortkwamen uit dezelfde omgang met God en dezelfde
trouw aan de waarheid.
19.4. Een valse geestelijkheid
In hoofdstuk 11 punt 5 en 6 is ingegaan op valse spiritualiteit.
Er is een echte spiritualiteit en er is een valse psychisch-demonisch geïnspireerde spiritualiteit. Ook
bij de bespreking van "het geval Ouweneel284" en bij de bespreking van Leanne Payne285 zijn we de
ware en de valse spiritualiteit tegengekomen. Op het moment zien we dat steeds meer mensen
onder de ban (onder de betovering) van de valse spiritualiteit komen. Het verwarrende is dat deze
twee vormen van spiritualiteit in allerlei organisaties en gemeenten geregeld door elkaar heenlopen.
Er is dan sprake van vermenging.
Door zonde of door een occulte verblinding286 is het innerlijk oor naar God toe verstopt. "Wie oren
283
Denk aan boeken als "Nachtboek van de ziel" en "De zevende koningin" of zijn speculatief filosofische
werken.
284
Zie 15.2.10 en 15.2.12
285
Zie 17.4.2 punt g. Verder ook 17.4.3 en 17.4.4
286
Die occulte verblinding kan het gevolg kan zijn van het deelnemen aan of zelfs van het bijwonen van de
138
heeft om te horen die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt" Omdat men het echte kwijt is
geraakt of niet ervaart valt men voor de verleiding van de valse spiritualiteit.
Vele christenen of naamchristenen ervaren een soort leegte. In plaats dat men de bijbelse weg tot
herstel gaat van verootmoediging, van het doorgrond worden door het Woord van God, van
bekering en reiniging met als gevolg de vervulling met Gods Geest, kiest men een weg die het
zelfleven ongemoeid laat. Dat is b.v. zeer duidelijk zichtbaar in de persoon Ouweneel waar hij in
"het nachtboek van de ziel" heeft geschreven over zijn persoonlijke crisis. Hij vond de oplossing in
de richting van de Oosters-orthodoxe mystiek en in allerlei elementen van het denken van Jung287.
In feite beleven we de terugkeer van de gnostiek288. In veel van de, in de voorgaande hoofdstukken
behandelde, dwalingen zitten gnostieke elementen.
Kerkhistorici zijn het er over het algemeen over eens dat de gnostiek de gevaarlijkste bedreiging uit
de geschiedenis van de kerk is geweest. De eerste eeuwen van haar bestaan heeft de gemeente van
Christus een strijd op leven en dood gevoerd met de dwaling van de gnostiek. Zoals een klimplant
een boom in een wurggreep kan nemen zo heeft in die tijd de gnostiek het ware christendom
overwoekerd en in een wurggreep genomen.
De gnostiek, de nieuwe spiritualiteit, is geen krachteloze theorie. De geestelijke krachten achter
gnostiek en mystiek zijn occult. Er komen werkelijk krachten door vrij. Dat heeft, naar alle
waarschijnlijkheid, b.v. ook Ouweneel ervaren waar hij spreekt over nieuwe krachten die in Hem
vrij gekomen zijn na het mystieke huwelijk tussen hemzelf en zijn anima. Denk ook aan de
fascinatie voor van het extatisch-mystieke van de liturgie van de Oorsters-orthodoxe Kerken. Daar
zit meer achter dan een zuiver esthetische of psychische werking.
Er zit zo'n verleidende kracht in omdat de gnostiek zich in een christelijke jas voordoet en omdat ze
demonisch geïnspireerde maar zeer bedrieglijke op het echte lijkende ervaringen geeft.
Bij Leanne Payne komt dit nog het duidelijkst naar voren en ook in sommige boeken van
Ouweneel. In de figuur en het onderwijs van Payne vinden we een soort convergentie (een
samenkomen) van alle trends die in vorige hoofdstukken van deze studie één voor één zijn
besproken. Zij zit ook het dichtst bij de uiteindelijke bron waar al deze leringen vandaan komen.
Payne geeft het meest 'onversneden' allerlei elementen uit de gnostiek door. Zij heeft het over
"esoterische tradities" waar ze ook het christendom onder schaart.
De gnostiek staat in een roep van wijsheid. Vandaar die fascinatie voor de mystiek van b.v. de
Oosters-orthodoxe kerken. Vandaar dat men de flauwe kost van het Woord van God (het manna)
beu is. Men wil uien, men wil iets stevigers, men wil de authentieke godservaring, men wil tekenen
en wonderen.
Allerwegen worden binnen de evangelische beweging mensen aangesloten op/geïnitieerd in de
nieuwe geestelijkheid. Zo wordt dat ook beleefd en beseft door de mensen die al binnen gegaan
zijn. Ouweneel zegt b.v. over zijn opponenten: "ze begrijpen me niet en ze kunnen dat ook niet289".
Ze zijn niet geïnitieerd. Je moet het beleven om te kunnen begrijpen.
Het misleidende is dat mensen als Ouweneel en Payne hun verkeerde onderwijs mengen met
gezond bijbels onderwijs. Door het goede onderwijs worden mensen gezegend en daarom slikken
ze ook de verkeerde leringen.
De Colossenzenbrief is geschreven ter weerlegging van een variant van de gnostiek. In hoofdstuk 1
vers 11 wordt geschreven over de rechte kennis van God. Naast de rechte kennis van God is er
blijkbaar ook kennis van God die niet 'recht' is.
rituelen van de valse spiritualiteit. Zie ook 11.6.
287
Zie Ouweneels "nachtboek van de ziel".
288
Zie appendix H. Voor een beknopte bespreking van de gnostiek.
289
Nachtboek van de ziel, p. 117. "zij kunnen immers niet ..."
139
Op dit moment wordt de ware, de rechte kennis van God weggevaagd. De ware kennis van God
wordt vervangen door een valse kennis van God290
19.5. De ontwikkelingen in profetisch licht
De nieuwe visie op de bijbel (het loslaten van de onfeilbaarheid, de doorzichtigheid, en het Sola
Scriptura-beginsel) en het relativeren van de leer maakt de weg vrij voor gemeenschap op basis van
mystieke291 ervaringen.
In de profetie wordt de komst van een valse eenheidskerk geschilderd.
De mystieke ervaring is het verbindende element tussen de oecumenische beweging, de neoevangelicals, de rooms-katholieke kerk, de charismatische beweging (dus niet de eerste pinkstergolf
maar de tweede, derde en vierde golf), de oosters-orthodoxe kerken en zelfs tussen het valse
christendom en de andere godsdiensten.
Niet in de waarheid (in de leer) maar in de beleving/het ritueel wordt de eenheid gezocht en
gevonden. Het gaat niet meer om de belijdenis van de bijbelse Christus , het gaat om de Christuservaring.
Een duidelijk voorbeeld is de oecumenische spiritualiteit van Taizé. Daar preekt (leert) men niet
maar men bidt wel samen. Men wordt samen geleid in een (valse maar werkelijke) geestelijke
psycho-occulte ervaring. Ik las zojuist in de krant een advertentie voor een Taizé kerkdienst. Er
werd uitdrukkelijk bij vermeld: "geen preek".
De enigen die deze ontwikkelingen nog in de weg staan zijn de traditionele evangelicals (de
conservative evangelicals) en de traditionele reformatorische christenen. Daar richt de agressie zich
dan ook op. Niet alleen vanuit de wereld maar ook uit de christelijke wereld komt de agressie292.
Dat komt omdat de conservative evangelicals het grote evangelische/oecumenische feest verstoren.
Het zijn stoorzenders, ze doen niet mee, ze verzetten zich. Door de neo-evangelicals worden ze ten
hoogste gedoogd als ze hun mond maar houden.
Kardinaal Simonis vertelt, in een jongstleden gepubliceerd interview, dat hij best met protestanten
om kan gaan maar dat hij grote moeite heeft met de "de bijbel is van kaft tot kaft waar" protestanten. Wat dat betreft zijn de neo-evangelicals en de kardinaal het eens.
290
Een voorbeeld is wat met het vaderschap van God wordt gdaan. In de bijbel leren we God kennen als
Vader. In de bijbel wordt Gods vaderschap geopenbaard. Hij wordt Vader genoemd en we zien Hem
handelen als een vader. De Geest van God roept in ons Abba Vader, we ervaren Gods vaderlijke
bemoeienis met ons leven. Als de Geest van God de waarheid dat God Vader is steeds dieper aan ons
openbaart, tot ons laat doordringen, dan groeien we in dat opzicht in de rechte kennis van God. Deze door
God geleerde rechte kennis wordt bedreigd door de nieuwe leringen. Men leert dat God niet werkelijk
Vader is. Het vaderschap van God is, zo stelt men, alleen een beeld, een metafoor. (Zie voor een nadere
bespreking van dit punt appendix A, het gedeelte over religieuze taal). Eigenlijk, zo beweert men is God
vader en moeder tegelijk (androgyn), God is man en vrouw tegelijk. Dit ondergraaft de rechte (de echte
door Gods Geest en woord geleerde) kennis van God. De satan probeert de rechte kennis uit onze
handen te trekken. Echte kennis, de echte geestelijke kennis, die is geleerd door de omgang met God en
door van God gegeven inzicht in Zijn woord, kan alleen bewaard worden "door de Geest" (2 Tim 1:14).
Als we niet dicht bij de Heer leven (een nauwe wandel met Hem leiden) dan verliezen we die kennis weer
voor een groot gedeelte.
291
Het belangrijkste kenmerk van de verchristelijkte vorm van de mystiek is de scheiding tussen Woord en
Geest. Men zoekt de direkte godskennis, de direkte Godservaring. Direkt dat wil zeggen buiten het lezen en
het in zijn verband verstaan van de bijbel om. Door het ondermijnen van het gezag van de Schrift en van de
(bijbelse) leer wordt de weg vrijgemaakt voor het mystiek beleven en ervaren van de diepste werkelijkheid,
van God.
292
Zie hoofdstuk 13.
140
19.6. Hoe te reageren?
Hoe te reageren op deze ontwikkelingen?
19.6.1. Verkondig het Woord
"Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met
beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap: verkondig het woord, dring er op aan,
gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting" (2
Tim 4:1,2)
19.6.2. Blijf gij echter nuchter onder alles
"Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun
gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor
van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren, Blijf gij echter nuchter onder
alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle". (2Tim
4:3,-5)
19.6.3. Alles op het altaar leggen
"kom ik om dan kom ik om" (Esther 4:16)
Lucas 14:33.
Afstand doen van alles wat hij heeft.
"die kan mijn discipel niet zijn"
19.6.4. Niet gedwee opzij gaan
Truth demands confrontation.
19.6.4. Met zachtmoedigheid bestraffen
Confrontation but loving confrontation.
Verontwaardiging mag en moet.
Denk aan de felheid van Paulus.
19.6.5. Geen strijd over bijzaken
19.6.6. In gelovig gebed op de bres staan
Ezechiel 22:22.
19.6.7. Oprichten van een soort ICBI
De ICBI is de International Council on Biblical Inerrancy. Het zou goed zijn als er op nationaal
niveau ook een dergelijke raad kwam. (De ICBI is inmiddels opgeheven)
141
19.6.8. Fighting for the truth as truth
Dit is een uitspraak van Francis Schaeffer. Hij bedoelde daarmee dat we vast moeten houden aan
het bijbelse waarheidsbegrip293. We moeten de filosofische vooronderstellingen van de neo-evangelicals onderkennen, verwerpen en bestrijden.
Het is nodig dat er een inleiding op de theologie komt die de klassieke visie op het dogma
verdedigd tegenover het postmodernisme en de neo-evangelicals.
19.6.9. De evangelische instituten aan hun grondslag houden
19.6.10. Er moet een lijn, een grenslijn, getrokken worden
Francis Schaeffer heeft daar het volgende over gezegd:
"The first direction in which we must face is to say most lovingly but clearly: evangelicalism is not
consistently evangelical unless there is a line drawn between those who take a full view of scripture
and those who do not294".
"truth demands confrontation: loving confrontation, but confrontation nonetheless295"
"what had happenend in the intervening years? Discipline had not been consistently applied by the
faithfull men of the church .. after that faithfull men waited too long .. they did nothing until it was
far too late.296"
"hence the practice of the purity of the visible church means discipline of those who do not take a
proper position in regard of the teaching of Scripture297"
"If there is not loving confrontation, but courageous confrontation, and if we do not have the
courage to draw lines even when we wish we did not have to, then history will look back at this
time when certain "evangelical colleges" went the way of Harvard and Yale (en b.v. de Vrije
Universiteit in Amsterdam) when certain "evangelical seminaries" went the way of Union Seminary, and the time when other "evangelical organisations" were lost to Christ's cause forever298."
19.6.11. Geen defaitisme
"ongeschokt staat het hechte fundament Gods" (2 Tim 2:15-22)
"deze dingen moeten geschieden" (Mattheus 24:6)
Ik heb sterk de indruk dat wat we momenteel zien gebeuren een oordeel over de halfslachtigheid
van de evangelische wereld is.
De Schrift zegt verder dat er bepaalde dingen zijn die moeten geschieden.
Wat gebeurt is één van de aanwijzingen dat de tijd van de wederkomst nabij is. Je kunt het daarom
beschouwen als het 'geluid van de voetstappen van de komende Heer'. De bijbel zegt immers duidelijk dat eerst de afval moet komen. En dat de eindtijd gekenmerkt zal worden door grote geestelijke
deceptie, valse profeten die grote tekenen en wonderen doen, zodat indien het mogelijk ware, de
293
Zie apendix A over het bijbelse waarheidsbegrip.
idem, p. 50,51
295
idem, p. 64,65
296
idem, p. 86,87
297
idem, p. 86,87
298
idem, p. 151
294
142
uitverkorenen zelfs verleid zouden worden.
19.6.12. Geen verbond met de dood sluiten
Jesaja 28:15.
De Samaritanen mogen niet mee bouwen aan de tempel. Ook al claimen ze dezelfde God te dienen.
(Ezra 4:2-4)
19.6.13. De christenen moet het gezag van Gods woord ingescherpt worden.
Over hoe dat te doen, zie appendix D.
19.6.14. Krachtige prediking en krachtige voorbeelden
Dit was de eindconclusie aan het eind van een, door Adriaan Stringer gehouden, lezing over de
uitdaging van het postmodernisme. Eerlijk gezegd kon ik een glimlach niet onderdrukken. Is het
ooit wel eens anders geweest? In alle tijden is dit het antwoord: een krachtige prediking en
krachtige voorbeelden.
19.6.15. Versterkt wat dreigt te sterven
"Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood. Wees wakker en versterk
het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God.
Bedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u". (Openb. 3:1,2)
Dit betekent onder meer dat goed en systematisch onderwijs nodig is in de gemeenten. De volle
raad Gods moet verkondigd worden. Al de negen terreinen299 van de (evangelische) theologie
moeten aan bod komen. De christenen moet ook geleerd worden hoe ze kunnen leven uit de kracht
Gods. De goede bijbelse geestelijkheid (spiritualiteit) moet onderwezen worden.
19.7. Innerlijke armoede maakt kwetsbaar - het vacuümverhaal
Eén van de redenen waarom allerlei valse leringen zo'n succes hebben in de huidige
evangelische/reformatorische wereld is de geestelijke armoede die de laatste twintig/dertig jaar in
de evangelische wereld is ontstaan. Er is een leegte, een onvervulde geestelijke honger, een besef
dat het christenleven niet is zoals het zou moeten zijn. Dit maakt dat vele oprechte christenen
zoekende zijn. Ze staan open voor goed onderwijs (de gezonde leer) maar ze staan ook open voor
de valse mystiek/gnostieke/charismatische boodschap.
Zoals ik al eerder heb aangegeven is de gezonde evangelische leer over de praktijk van het
christenleven (met als belangrijk onderdeel daarvan de zogenaamde Keswick Teaching of de leer
over het overwinnend christenleven) voor een groot deel uit de huidige evangelische beweging
verdwenen.
Belangrijke thema's zijn: Overwinning over de zonde met als basis het medegekruisigd en het
medeopgewekt zijn met Christus. Hoe te leven uit de kracht van God, de vervulling met de Geest.
(Maar dan niet op de pinkstermanier via handoplegging voor de geestesdoop met als bewijs spreken
299
De leer over God, Christus, de Heilige Geest, de Schrift, de verlossing, de engelen, de zonde, de
toekomende dingen en de mens. Voor een beknopt en helder overzicht zie het boekje "Wat gelooft een
Christen?" geschreven door Rob Matzken. (Zie de literatuuropgave)
143
in tongen maar op de evangelische manier door reiniging/breken met zonde, door overgave, en door
er in geloof in te gaan staan). Verbrokenheid als een belangrijk aspekt van het werk van God in de
mens d.w.z. de bekeerde mens moet leren dat hij bij zijn dienen en leven voor God niet kan
steunen op zijn eigen natuurlijke kracht, op zijn eigen inzicht. Dit is een moeilijke les die we
eigenlijk ons hele christenleven steeds dieper blijven leren. Volkomen overgave. Hoe de leiding van
God te ervaren, de rol van het geloof in het leven van de christen, hoe de zalving van God op
getuigen, spreken, onderwijzen te ervaren.
Momenteel ben ik de kern van de traditionele evangelische leer300 over de praktijk van het
christenleven ten behoeve van de basisbijbelstudies in de gemeente op papier zetten aan het zetten.
Wellicht hebben anderen daar ook interesse voor301. Als u zelf iets dergelijks heeft dan zou ik dat
graag vernemen en daar kennis van nemen.
De Keswick Teaching was onderdeel van de boodschap van de traditionele evangelicals. Er waren
wel variaties en soms wat andere nadrukken maar de kern was hetzelfde. Dit was de boodschap die
b.v. Johannes de Heer bracht. Het was de boodschap die Bill Bright en Campus Crusade for Christ
(nu Agape) ongeveer vijfentwintig jaar geleden nog brachten302. Zie b.v. de boekjes van Bill Bright
uit de 'begrijpen' serie. Daar wordt b.v. de noodzaak van de vervulling met de Geest geleerd met
daarbij ook onderwijs over wat dat inhoudt en hoe die vervulling kan worden ervaren. Belangrijke
elementen uit de Keswick Teaching doortrokken ook het onderwijs van Corrie ten Boom en Henk
Binnendijk303. Dit was één van de redenen waarom de mensen hen beiden zo graag hoorden. Ze
brachten niet alleen die boodschap maar ze leefden er ook uit. De christenen herkenden de
boodschap die Henk en Corrie brachten als goed geestelijk voedsel.
Eén van de klassieke boeken waar een belangrijk deel van de Keswick Teaching wordt geven is het
boek "Het Normale christelijke Leven" door Watchman Nee. (Het boek kan voor sommigen wat te
taai zijn). In het boek wordt een uitleg gegeven van Romeinen 1 tot en met 8, met een nadruk op de
hoofdstukken 5 tot en met 8.
De Keswick teaching is de laatste jaren in een groot gedeelte van de evangelische wereld
weggevaagd304. De aanvallen vanuit Reformatorische hoek hebben daar zeker aan bijgedragen. J.I.
Packer noemt, in één van zijn boeken, de leer over het overwinnend christenleven een wrede leer
omdat het hoop zou geven die niet gegrond is305. De kritiek vanuit reformatorische hoek is vaak
niet terecht omdat met afwijst wat men niet goed kent.
Door het wegvagen van de Keswick Teaching is een groot vacuüm ontstaan dat in toenemende
300
Dat is ruimer dan de Keswick Teaching. Want in de Keswick Teaching worden slechts enkele
belangrijke bijbelse onderwerpen speciaal benadrukt.
301
We stellen u graag het materiaal ter beschikking als het klaar is.
302
Ik zeg "nog brachten" want van die boodschap vindt je momenteel niet veel meer terug bij Agape
(Campus Crusade for Christ) en Bright. Als ik enkele van zijn huidige standpunten zie dan lijkt het er sterk op
dat Bright één van de evangelische leiders is die het spoor bijster zijn geraakt.
303
Ik kan Henk Binnendijk de laatste tijd niet meer zo goed plaatsen daar hij soms ook al lijkt aangetast
door de in mijn opinie valse bescheidenheid die een christen tegenwoordig schijnt te moeten uitstralen. De
neo-evangelicals zeggen graag en voortdurend dat ze het ook allemaal niet zo goed meer weten. Plaats dit
eens naast de zekerheid waarmee b.v. de apostel Paulus sprak. Als wij het woord brengen dan spreken we
vanuit zeker weten.
304
Helaas moet ook hier weer gezegd worden dat W.J. Ouweneel door zijn nieuwe standpunten de
basis van de Keswick Teaching ondermijnt. Een belangrijk onderdeel van de Keswick Teaching is onder
meer het onderscheid tussen ziel en geest. In de filosofisch georinteerde, uit de wijsbegeerte der wetsidee
afkomstige, antropologie van Ouweneel wordt het onderscheid tussen ziel en geest afgewezen. Dit ten
onrechte want de bijbel spreekt zelf over het scheiden van ziel en geest(Hebr. 4;12). Het onderscheid
tussen ziel en geest is niet het hele verhaal maar het is wel een bijbels gegeven.
305
Wandelen door de Geest, J.I. Packer, 1984, pp. 140-158. Packer kritiseert hier de Keswick Teaching.
Hij versmalt daarbij de Keswick Teaching tot één belangrij onderdeel. Tegen zijn kritiek valt veel in te
brengen maar dat kan niet gedaan worden in het kader van deze studie. Als u werkelijk een eerlijk oordeel
wilt vellen luistert u dan ook naar een weerlegging van de kritiek van Packer (Op aanvraag beschikbaar).
144
mate wordt opgevuld door de hierboven beschreven valse charismatisch/gnostische spiritualiteit.
Zoek je realiteit in je leven? Zoek je de authentieke godservaring? Het anwoord is: de doop in de
Geest met tongen, vallen in de Geest, enzovoorts. Of het antwoord is: zorg dat je in contact komt
met je vrouwelijke zijde. Leer luisterend bidden. Plug in. Dan komt er een stroom van beelden en
woorden van de Heer opgang.
Omdat het zo belangrijk is zal ik proberen om het bovenstaande over de oorzaak en het bestaan van
een vacuüm (in veel evangelische en reformatorische kringen) nogmaals vanuit een andere
invalshoek onder woorden te brengen.
Het uitgangspunt is de bekering. Je bent bekeerd en dan kom je voor de vraag te staan: "hoe nu
verder?". Wat wil God van me en waar haal ik de kracht vandaan om ook te doen wat Hij van me
vraagt?
Hieronder geef ik vier typen van antwoorden die worden geven. Ik besef dat ik daarmee te veel
generaliseer maar omwille van de duidelijkheid is het toch nuttig om dit zo weer te geven:
(a) Het reformatorische antwoord
De reformatorische kerken zeggen: Na je rechtvaardiging door het geloof, na de wedergeboorte,
moet je uit dankbaarheid gaan leven naar de wet van God (de tien geboden). Zie b.v. de Heidelbergse Katechismus. De wet als de regel der dankbaarheid. Over de rol van de Heilige Geest in de
heiliging wordt niet of nauwelijks gesproken.
De wet is de leefregel en in de praktijk komt het er op neer dat we door eigen inzet proberen om
voor God te leven. Niet met het oog op verdienste maar als uiting der dankbaarheid. Als het om de
heiliging gaat leeft men in feite nog onder het oude verbond. Natuurlijk wordt wel gesteld dat goede
werken de vrucht zijn van het nieuwe leven in Christus. Maar erg helder wordt dat meestal niet
uitgewerkt.
Nogmaals dit beeld is te zwart-wit. Natuurlijk zijn er heel veel reformatorisch christenen die door
God geleerd zijn hoe te leven uit de kracht van God en ook bij hen zal ongetwijfeld het besef er zijn
dat ook de uitwerking van de heiliging niet uit eigen kracht kan komen. Maar toch, dit is de indruk
die ik uit de geschriften van de reformatorische christenen en uit gesprekken met hen heb gekregen.
(b) Een evangelische variant van het reformatorische antwoord
Veel evangelische kerken geven als antwoord: Je bent behouden nu moet je voor God gaan leven en
dat doe je door bijbel te lezen, te bidden, te getuigen, de bijbel te gehoorzamen en gemeenschap te
beoefenen (een goede kerk te bezoeken).
In zo'n kerk ben ik terechtgekomen na mijn bekering. Het evangelie werd prima verkondigd maar
over hoe verder te leven en vooral over hoe verder te leven in de kracht van God, daar had men
geen samenhangend bijbels verhaal over. Althans, dat is bij mij niet goed overgekomen.
Dit standpunt komt neer op een evangelische variant van het reformatorische antwoord. De tien
geboden zijn ingewisseld voor een aantal evangelische geboden. Ook hier wordt nauwelijks over de
Heilige Geest gesproken.
(c) Het pinkster, charismatische antwoord
Je bent bekeerd dat is geweldig maar je hebt vervolgens "de doop in de Geest" nodig om het
overwinnend christelijk leven te kunnen leven. De doop in Geest geeft toegang tot het overvloedige
christen leven, tot een leven van zegen en kracht. Laat voor je bidden en laat je de handen opleggen
opdat je die doop ontvangt en als bewijs zul je in tongen gaan spreken. Je moet je door de Geest
laten leiden en doen wat in de bijbel staat. Door de doop in de Geest heb je het vermogen
ontvangen om God te kunnen gehoorzamen (toerusting met kracht).
Althans dit was het standpunt van oudpinksteren. Nieuwpinksteren is niet gericht op de bijbel maar
op directe openbaring van God. (Zie b.v. Leanne Payne)
145
(d) De leer over het overwinnend christenleven.
De "Keswick-Teaching".
Dit antwoord luidt: "Je bent bekeerd, prijst de Heer. Nu moet je gaan leven voor de Heer. Daarbij
moet je niet steunen op eigen inzicht en op eigen kracht. Als je dat doet loop je de Geest voor de
voeten. Je moet leren leven uit de kracht van God. Wordt vervuld met de Geest. Je moet je laten
leiden door Gods Geest en door Gods woord.
Ik kan me nog goed herinneren wat een christenvriend mij, ongeveer 25 jaar geleden, heeft verteld
in verband met de leer over het overwinnend christenleven. We waren beiden nog niet zo lang
bekeerd en hij had in die tijd de gewoonte om christenen die hij ontmoette, vanwie hij merkte dat er
wat van hen uitging (realiteit in hun leven, kracht op hun bediening), te vragen welke boeken ze
lazen. Telkens stuitte hij op "Het normale christelijke leven" van W.Nee en op andere schrijvers die
dezelfde "Keswick" boodschap brachten.
19.8. Tot Slot
Door de veranderingen in de visie op de bijbel en de visie op de leer wordt het gezag van Gods
woord ondermijnd. Dit maakt de weg vrij voor het invoeren van een valse spiritualiteit.
Vorige generaties evangelicals hebben gevochten tegen de vrijzinnigheid. Wij staan tegenover een
valse vorm van spiritualiteit. De strijd is harder omdat de oude vrijzinnigheid geen kracht in
zichzelf had. Een kerk die vrijzinnig wordt verdwijnt na korte tijd. Er zit geen bindende kracht in.
Het innerlijk vacuüm wordt niet opgevuld. Wij staan nu tegenover vrijzinnigheid die zich
verbonden heeft met valse spiritualiteit. Een spiritualiteit die put uit psycho-occulte bron. Deze
combinatie heeft wel degelijk een grote bindende kracht.
"Want er zullen vele valse Christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen doen,
zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden" (Mattheus 24:24)
2 Thessalonicenzen 2:7-12.
Efeze 6:10-20.
146
Appendix A - Modernisme, postmodernisme en het bijbelse
christendom
A.1. Het belang van deze appendix
In de eerste plaats is het van belang om het postmodernisme en het modernisme te doorzien omdat
het postmodernisme op dit moment de dominante stroming in de cultuur is. Maar er is nog een
belangrijke tweede reden. In een aantal van de voorgaande hoofdstukken is besproken dat de
conservative evangelicals de neo-evangelicals verwijten dat ze de leer over b.v. de bijbel hebben
aangepast aan het postmodernisme. Zie onder meer hoofdstuk 2 over de doorzichtigheid van de
bijbel. De neo-evangelicals hebben de neiging om allerlei postmoderne analyses over te nemen
waardoor onder meer de doorzichtigheid van de bijbel wordt ondermijnd.
Andersom beschuldigen de neo-evangelicals de traditionele evangelicals en de orthodox
reformatorische christenen van aanpassing aan het modernisme. Zij beweren b.v. dat de traditionele
evangelische leer over de onfeilbaarheid (de inerrancy) van de bijbel gebaseerd is op het
verlichtingsdenken. Zie Ouweneel, die zegt dat de idee dat de bijbel factueel onfeilbaar en
woordelijk foutloos zou zijn gebaseerd is op sciëntisme306. Daarom pleit hij ook voor het zuiveren
van de Schriftleer van rationalisme307.
In deze appendix wordt ingegaan op de wederzijdse beschuldigingen. Maar voor dat gedaan kan
worden moet eerst vastgesteld worden wat modernisme en postmodernisme inhouden.
A.2. Wat is modernisme?
In de zeventiende eeuw is de filosofische beweging van de Verlichting ontstaan. Over het algemeen
wordt dit gezien als de start van het modernisme.
Wat was het kenmerkende van de Verlichting?
A.2.1. De mens verklaart zichzelf autonoom
De mens verklaart zichzelf autonoom. Startend met zichzelf gaat hij nu zelf, al waarnemend en
redenerend, uitzoeken hoe de wereld en het bestaan in elkaar zit.
A.2.2. Openbaring wordt verworpen, een redelijke godsdienst
Alles wat de mens, uitgaande van zijn eigen waarneming en redenering, niet redelijk (en
overtuigend) vindt wordt afgewezen. Uit het christendom houdt men alleen over wat men, vanuit
het eigen gesloten wereldbeeld (zie a.2.4) gezien, voor mogelijk houdt. Al het bovennatuurlijke
wordt verworpen.
Deïsme
A.2.3. Sciëntisme
De Verlichting wordt gekenmerkt door sciëntisme.
In het algemeen wordt onder sciëntisme verstaan de wijsgerige visie die van de beoefening der
(positivistisch opgevatte) wetenschap de oplossing van alle problemen en alle mysteries verwacht.
306
307
Het gezag van de bijbel, p. 82.
De boodschap en de kloof, p. 64.
147
Het is de overtuiging dat de wetenschap, met haar gebruik van de wetenschappelijk methode, een
verklaring voor al wat is kan geven. En de overtuiging dat de opinies/bevindingen van de
wetenschap beslissend zijn. De wetenschap als hoogste autoriteit. (Voor de duidelijkheid wil ik er
op wijzen dat Ouweneel, in zijn geschriften308, een afwijkende definitie van sciëntisme hanteert)
A.2.4. Een gesloten wereldbeeld
Onder invloed van de successen van de natuurkunde gaat men de wereld zien als een machine. (Het
materialisme komt op, men ziet alles wat er gebeurt als het resultaat van "natuurlijke" factoren alles
is gedertimineerd). Het wereldbeeld wordt gemechaniseerd, alles wordt bepaald door natuurlijke
factoren Nederlandse Protestanten die de hand van God zagen in de vernietiging van de spaanse
Armada worden als belachelijk en zeer naïef voorgesteld. Dat die Armada verslagen is komt alleen
door natuurlijke oorzaken. Dat heeft niets met ingrijpen of besturing van God te maken. Wonderen
kunnen niet plaatshebben.
Voor openbaring, wonderen, etc is geen plaats.
A.2.5. Groot vertrouwen in eigen waarneming en redeneervermogen
Een belangrijk onderdeel van de filosofie is de kennistheorie of de epistemologie. Het gaat in de
kennistheorie om de vraag hoe de mens tot kennis komt en ook om de vraag hoe betrouwbaar die
kennis dan is. Het gaat om de vragen: "How we know and how we know we know".
In het Verlichtingsdenken erkent men wel dat de mens kennis verwerft door waarneming en door
redenering/nadenken. De derde mogelijkheid dat de mens kennis verkrijgt door openbaring werd apriori afgewezen.
De bovengenoemde drie wegen om tot kennis te komen zitten b.v. in de volgende bijbeltekst:
"Maar gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord (kennis door
waarneming) en wat in geen hart is opgekomen (kennis door redenering en intuïtie), al wat God
heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard (kennis door
openbaring)" (1 Kor 2:9,10)
Men had dus een groot vertrouwen in zowel de waarneming als in het redeneren (in de ratio/in het
discursieve denken).
A.2.6. Men geloofde in objectieve kennis
De verlichtingsmens ging er van uit dat de, door waarneming/redenering verkregen kennis,
objectief (voor iedereen geldig) was. Je kon elkaar daarom op de feiten aanspreken. Er was een
gemeenschappelijk uitgangspunt doordat ieder dezelfde feiten erkende.
A.2.7. Een zekere naïveteit
Men ging uit van de vooronderstelling dat waarneming en redenering betrouwbaar zijn terwijl men
daar eigenlijk geen goede theoretische verantwoording voor kon geven. Die vooronderstellingen
werden meestal als vanzelfsprekend geacht (selfevident truth's). Het optimistische geloof in de
betrouwbaarheid van onze, door waarneming en door redenering verkregen, kennis hing daarom in
de lucht. Dit is filosofisch gezien de achilleshiel van het Verlichtingsdenken gebleken.
308
Zie mijn studie "De invloed van het postmodernisme, de wijsbegeerte der wetsidee en het barthianisme
op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel", p. 62.
148
A.2.8. Innerlijke spanningen binnen het verlichtingsdenken
Hierboven zijn de zaken eigenlijk iets te simpel voorgesteld want vanaf het begin had je binnen het
kamp van de vrlichting twee stromingen die in bepaalde opzichten tegenover elkander stonden. De
ene stroming stelde dat alle echte kennis door waarneming ontstaat (dit wordt het empiricisme en
het positivisme genoemd) en de andere stroming stelde dat echte/betrouwbare kennis alleen door
denken bereikbaar is. (Dit is de richting van het rationalisme). Binnen de kringen van de verlichting
werd een scherpe discussie tussen rationalisten en empirici gevoerd. B.v. de rationalist Descartes
vond de waarneming helemaal niet betrouwbaar.
Aan deze innerlijke twist is de Verlichting ook bezweken. Binnen de Verlichting waren er dus
mensen die wel in de waarneming maar niet in het verstand (als weg tot kennis) geloofden. En
andersom waren er mensen die wel in het verstand maar niet in de waarneming geloofden. Zolang
men ofwel in dit kamp ofwel in het andere kamp stond was er nog geen probleem. Dan geloofde
men nog steeds in de mogelijkheid van zekere kennis. Het probleem begint natuurlijk als er mensen
komen die niet meer in de waarneming en in het verstand geloven. Het probleem kwam aan de
oppervlakte toen mensen begonnen in te zien dat voor beide wegen tot kennis geen absoluut zekere
theoretische verantwoording is te geven. Althans de meerderheid van de mensen vond de voorgestelde oplossingen (b.v. de commonsense filosofie in allerlei variaties) niet overtuigend.
Dit is, zoals gezegd, de achilleshiel van de Verlichting. In de Verlichting ging men er zonder
theoretische verantwoording vanuit dat waarneming en/of redenering betrouwbaar zijn en daarom
tot zekere kennis leiden. Toen men in de loop der tijd vraagtekens ging zetten bij die
vooronderstellingen bleken die voor de autonome mens niet overtuigend te onderbouwen.
Binnen de kringen van de Verlichting, met als voornaamste kenmerk de autonomie van de mens,
zijn er diverse synthese pogingen gedaan tussen empiricisme en rationalisme. Onder meer het kriticisme van Emanuel Kant en aan het begin van deze eeuw het logisch-positivisme zijn twee van
zulke pogingen.
A.2.9. Nog andere vooronderstellingen van de Verlichting
Men ging naast de hierboven genoemde vooronderstellingen309 ook nog uit van de volgende
vooronderstellingen:
- Er is een objectieve werkelijkheid buiten ons zelf.
- Die werkelijkheid kunnen we kennen.
- Als we de werkelijkheid kennen dan kennen we de waarheid.
Als we een stuk van de werkelijkheid kennen dan kennen we een stuk van de waarheid.
- Een bewering is waar als deze overeenkomt met de werkelijkheid.
Dit wordt wel het correspondentie waarheidsbegrip genoemd of ook wel propositional truth.
- Met taal kun je de werkelijkheid beschrijven.
A.2.10. Het waarheidsbegrip van de Verlichting
Men definieert in de Verlichting waarheid als volgt: Een uitspraak is waar als deze overeenkomt310
met de werkelijkheid.
De uitspraken: Piet is mijn broer, ik hou van chocolade, de aarde is rond, Jezus is opgestaan, wie
gelooft heeft eeuwig leven, zijn allemaal beweringen die waar zijn omdat ze overeenkomen met de
werkelijkheid. In technische/filosofische termen noemt men dit het correspondentie
309
Die veronderstellingen zijn:
- de autonomie van de mens
- de betrouwbaarheid van waarneming en redenering
310
"als de termen, de begrippen overeenkomen met de werkelijkheid"
149
waarheidsbegrip: Een uitspraak is waar als deze overeenkomt (dat wil zeggen correspondeert) met
de werkelijkheid.
Waarheid volgens het correspondentie waarheidsbegrip wordt ook wel aangeduid met de term:
"propositional truth". Een propositie is een bewering die al of niet waar kan zijn. De hierboven
genoemde voorbeelden zoals: ik hou van chocolade, Piet is mijn broer, Jezus is opgestaan, de aarde
is rond, wie gelooft heeft eeuwig leven, kunnen waar of niet waar zijn. Propositional truth is dan
waarheid die in proposities/in beweringen is uitgedrukt.
De term propositional truth en het correspondentie waarheidsbegrip sluiten precies aan bij het
dagelijkse gebruik van het woord waar/waarheid.
Overigens is deze definitie niet bedacht door de voormannen van de Verlichting. Thomas van
Aquino had dit b.v. al zo geformuleerd.
A.2.11. Optimisme, vooruitgangsgeloof, het mensbeeld
Men had in de verlichting over het algemeen een rooskleurige visie op de mens. Vaak ging men er
vanuit dat de mens in wezen goed is. Men veronderstelde dat door de ontwikkeling van techniek,
wetenschap en onderwijs de wereld steeds beter zou worden.
A.2.12. Het streven naar beheersing
Men streefde er naar de natuur te beheersen door middel van de techniek.
A.2.13. Geloof in grote verhalen
De filosofen uit die tijd waren systeembouwers die er naar streefden om een volledige
wereldverklaring te produceren. (Een volledige verklaring van het zijn, de kennis, de moraal, God,
de mens, etc). En die wereldverklaring werd dan ook gepresenteerd als de enige juiste beschrijving
van de werkelijkheid. (Men geloofde immers in absolute waarheid).
Neem b.v. de filosofie van het communisme. Dat was een totale wereldverklaring: God bestaat niet.
De bovenbouw (godsdienst, moraal, cultuur) wordt bepaald door de onderbouw (de economie).
Alles is materie. De geschiedenis verloopt in een dialectische beweging. Wat gebeurt is
noodwendig. De geschiedenis loopt uit op de klassenloze maatschappij. Enzovoorts.
A.3. Wat is postmodernisme?
Postmodernisme wil zeggen: datgene wat na het modernisme komt. Vandaar het woord post.
A.3.1. De ineenstorting van het modernisme
Men ging nadenken over de vooronderstellingen van het modernisme en men kwam meer en meer
tot de conclusie dat die vooronderstellingen in de lucht hingen.
Is er wel een objectieve werkelijkheid? En als die er is kunnen we deze dan kennen zoals die
werkelijk is? Kun je met taal de werkelijkheid wel beschrijven? Is onze waarneming wel objectief?
Zijn de denkwetten311, waar het westerse denken vanuit gaat wel algemeen geldend?
Zowel het vertrouwen in de objectieve waarneming als in de algemeen geldigheid van het menselijk
311
Zie noot 313.
150
oordeels/redeneervermogen heeft de postmoderne mens verloren.
A.3.2. Afwijzing van het funderingsdenken
Het gevolg van de twijfel aan de vooronderstellingen van het modernisme is dat de mens voor zijn
kennis geen fundament meer heeft. Er is dan geen objectieve kennis mogelijk. Niemand kan meer
zeggen "zo is het, zo moet het".
Het modernisme wordt verachtelijk als "funderingsdenken" van de hand gewezen.
De ergste filosofische zonde die je tegenwoordig kan begaan is te veronderstellen dat er toch een
basis voor objectieve kennis zou bestaan. Men is, zo stelt men, het door en door naïeve funderingsdenken van de Verlichting te boven gekomen.
A.3.3. De val van het correspondentie-waarheidsbegrip
Met de val van het modernisme is ook het klassieke correspondentie waarheidsbegrip meegesleurd.
Waarheid als overeenkomst van een uitspraak met de werkelijkheid kan niet meer. Omdat, zo stelt
men, dit waarheidsbegrip rust op vooronderstellingen die niet houdbaar zijn gebleken.
Immers wat is de werkelijkheid? We nemen wel wat waar maar dat zijn slechts zintuiglijke
waarnemingen die verwerkt worden door ons verstand. Is er werkelijk iets buiten ons waar die
zintuigen op reageren of zit, wat wij de werkelijkheid noemen, alleen in ons hoofd (het solipsisme).
En als wij al aannemen dat er een werkelijkheid buiten ons bestaat, op welke gronden nemen wij
dat dan aan? En, gesteld dat wij er van uit mogen gaan dat er een werkelijkheid buiten ons zelf
bestaat, geeft dan, datgene wat wij waarnemen met onze zintuigen, de werkelijkheid ook weer zoals
die in zichzelf is. Met ander woorden kennen wij het "Ding an sich".
Dit zijn nog alleen maar de problemen die het woord werkelijkheid in de klassieke definitie van
waarheid met zich mee brengt. Een ander moeilijkheid is het probleem van de taal. De postmoderne
mens twijfelt eraan of je met taal de werkelijkheid wel objectief (voor ieder geldig en voor ieder
begrijpelijk) kan weergeven. En dat is nu precies een vooronderstelling waar het correspondentie
waarheidbegrip (de klassieke visie op waarheid) vanuit gaat.
Een bewering is gesteld in menselijke taal. De vraag is dus of je met taal de werkelijkheid kunt
beschrijven. De postmoderne filosofen ontkennen dit. Men vindt de taal, en zeker de geschreven
taal, daarvoor veel te dubbelzinnig en daardoor te onnauwkeurig.
In plaats van het klassieke waarheidsbegrip voert men een relatief waarheidsbegrip in b.v. het
pragmatisch waarheidsbegrip. Iets is waar als het werkt. In de wetenschap heet dat instrumentalisme312. Of het waarheidsbegrip wordt geïndividualiseerd. Dit is nauw verbonden aan de
pragmatische waarheidsvisie. Je hebt niet meer de waarheid, je hebt alleen nog maar jouw en mijn
waarheid. Of men zoekt waarheid niet meer in kennis maar in de ervaring. (het existentialisme).
Waarheid is volgens hen niet rationeel onder woorden te brengen maar waarheid is wel te ervaren.
We kunnen waarheidsmomenten beleven.
312
Wetenschappelijke kennis pretendeert niet meer de werkelijkheid te beschrijven zoals deze is.
Wetenschappelijke kennis is ondanks dat toch nuttig omdat het modellen geeft van de werkelijkheid
waarmee we de werkelijkheid blijkbaar toch, zij het soms gebrekkig, kunnen beïnvloeden. Kennis is in dit
geval niet meer dan het instrument om een bepaald praktisch doel te bereiken. (het instrumentalisme)
151
A.3.4. Het einde van de grote verhalen
Het postmoderne verlies van het vertrouwen dat de mens de werkelijkheid kan kennen en
beschrijven zoals deze is maakt dat de postmoderne mens het geloof in absolute, voor ieder geldige
en te controleren waarheid heeft verloren. Daarmee is de postmoderne mens ook het geloof in de
grote verhalen (in de grote wereldbeschouwingen) zoals b.v. het Marxisme of het christendom
kwijtgeraakt.
Men is verder door de ervaringen van deze eeuw (wereldoorlogen, ontsporing van de techniek in
b.v. milieuvervuiling, etc) het optimistische geloof in vooruitgang en in de beheersbaarheid van de
wereld kwijt geraakt. Sommigen zijn ook het geloof in de goedheid van de mens kwijt geraakt.
Tussen haakjes, men beweert dat men de grote verhalen afwijst, maar in feite is het
postmodernisme zelf ook weer een groot verhaal. Het postmodernisme is ook een
wereldbeschouwing zij het een negatieve.
A.3.5. Taalspelen en de ambiguïteit van taal
Het postmodernisme heeft een andere kijk op taal als het modernisme.
In het modernisme hangt men in het algemeen de afbeeldingstheorie als taaltheorieën aan. Dat
betekent dat een woord (een begrip) als het ware een etiketje is wat op een bepaald fenomeen uit de
werkelijkheid wordt geplakt. Een woord heeft dus een vaste betekenis want het wijst naar een vast
iets uit de werkelijkheid. Op grond hiervan stelt de afbeeldingtheorie dat met woorden de werkelijkheid kan worden afgebeeld en beschreven. Dit sluit dus aan bij het hierboven genoemde
correspondentie waarheidsbegrip.
Deze beeldtheorie is tegenwoordig, door de postmoderne filosofen, losgelaten. Men stelt dat de
betekenis van woorden niet statisch is. Een woord is niet het etiket van een vast fenomeen in de
werkelijkheid. Men stelt dat de betekenis van een woord niet wordt bepaald door datgene wat het
zou afbeelden. De betekenis van een woord wordt bepaald door het taalspel, door de context waarin
het woord wordt gebruikt. Een taal is, in deze visie, een samenhangend geheel van klanken die in
een bepaalde situatie worden gebruikt en die daar functioneert als middel van communicatie Er
bestaan allerlei van zulke taalspelen. Het taalspel bepaalt de functie van een woord.
Extreme postmoderne taaltheoretici en filosofen zeggen daarom dat er geen relatie is tussen taal en
werkelijkheid. Daarom en omdat men taal te dubbelzinnig vindt (dat is de veronderstelde ambiguïteit van taal) stelt men dat met taal niet op objectieve wijze de werkelijkheid te beschrijven is.
Dit heeft natuurlijk grote consequenties voor het verstaan van de bijbel.
A.3.6. Het beeld van de ideologische eilanden
Men stelt dat er geen bruggen (geen gemeenschappelijke grond) bestaan tussen de verschillende
taalspelen. Je kunt alleen door een sprong van het ene taalspel in het andere komen. Dit is onder
meer het gevolg van de vooronderstelling dat taal niet verwijst naar de voor ieder geldende
werkelijkheid. Een beroep op de werkelijkheid die voor jou en voor de ander geldig is (een beroep
op de feiten) kan dan ook niet meer.
A.3.7. Er is niets nieuws onder de zon
Het postmodernisme is niets anders dan een nieuwe verschijningsvorm van het aloude scepticisme.
Het scepticisme is een filosofische stroming die stelt dat zekere kennis niet te verkrijgen is. Ook de
sceptici verwierpen waarheid als overeenkomst met de werkelijkheid. Ook zij betwijfelden dat men
152
door denken en waarnemen tot zekere, ware, betrouwbare kennis van de werkelijkheid zou kunnen
komen. Neem de stadhouder Pontius Pilatus. Pilatus was zeer waarschijnlijk, zoals zoveel
vooraanstaande Romeinen uit die tijd, een aanhanger van het scepticisme. Toen Jezus tegenover
hem getuigde dat Hij (Jezus) was gekomen om van de waarheid te getuigen reageerde Pilatus met
de opmerking: "Wat is waarheid?" (Johannes 18:38). Zo probeerde Pilatus zich te onttrekken aan de
waarheidsclaim van de Here Jezus. Dit gesprek kun je zo overzetten naar de tegenwoordige
postmoderne tijd. Hier botsten twee visies op waarheid met elkaar. Jezus ging er blijkbaar vanuit
dat er zoiets als de waarheid bestaat. Pilatus twijfelde daaraan. Hij was daar sceptisch over.
A.3.8. Geen doel, geen zin, geen goed en kwaad, geen idealen
Als er geen absolute waarheid is dan is er ook geen doel, geen zin, geen moraal. Het gevolg is de
ontbinding van de maatschappij. Men vervalt in pure lustbevrediging en egoïsme
A.3.9. De wending naar het gevoel
Omdat men er van overtuigd is dat via het rationele denken en via de waarneming geen zin te
vinden is probeert men die zin via de intuïtie en via transcendente/mystieke ervaringen te vinden.
Hierin zien we trouwens een herhaling van de Romantiek. In de Romantiek zien we dezelfde
toewending naar gevoel, intuïtie, het mysterie, in reactie op de Verlichting met zijn nadruk op de
rede.
A.3.10. Met de val van het modernisme verdwijnt ook het mechanische wereldbeeld
Dit leidt tot een nieuwe openheid voor het bovennatuurlijke.
Ook in de Romantiek zien we een soortgelijke invasie van occultisme zoals wij die beleven.
A.4. Verschillen en overeenkomsten tussen modernisme en postmodernisme
A.4.1. Het belangrijkste verschil
Men denkt verschillend over de mogelijkheid van zekere kennis. Het modernisme gaat er vanuit dat
zekere kennis mogelijk is en het postmodernisme ontkent dit.
A.4.2. De belangrijkste overeenkomst
Het fundamentele punt van overeenkomst is dat zowel modernisme als postmodernisme uitgaan
van de autonomie van de mens. De mens is nog steeds de maat van alle dingen. Openbaring wordt
a-priori afgewezen. Het is wel zo dat velen vanuit het postmodernisme verzeild zijn geraakt in het
new age denken waar men weer wel openstaat voor het bovennatuurlijke en waar men wel "openbaring" erkent.
A.5. Gezag in modernisme, postmodernisme en bijbels christendom
De bijbel wijst de idee van de menselijke autonomie af. Tot ieder mens komt openbaring, of hij dat
nu al of niet erkent of onderkent (Rom. 1:21-22). Ieders houding is al beïnvloed door de eigen
bewuste of onbewuste reactie op de aan ieder door God gegeven openbaring.
De bijbel wijst dus de, voor zowel het modernisme als het postmodernisme kenmerkende, idee van
153
de autonomie af. De bijbel stelt dat de mens niet autonoom maar heteronoom is. De mens staat
onder het gezag, onder de wet, van God.
In de praktijk betekent dit, ten aanzien van de kwestie van het hoogste gezag, de beslissende
autoriteit, dat de christen zich daarvoor wendt naar de bijbel en dat de autonome modernistische
mens zich daarvoor wendt naar zijn eigen denken (naar de wetenschap) en dat de postmoderne
mens zich daarvoor wendt naar zijn gevoel.
De moderne mens vraagt: "Wat denk jij daarvan?". En dan volgen er rationele argumenten en
observaties. De postmoderne mens vraagt: "Hoe voel jij dat aan?". En dan volgt er een niet
beargumenteerde impressie of beleving. Een postmodern mens 'volgt zijn gevoel'. De bijbelse
christen vraagt: "Wat zegt de bijbel daarover, wat zegt het Woord van God daarover?". Dit behoort
het automatisme, de reflex, van elke bijbelgetrouwe christen te zijn. De postmoderne christen doet
dat laatste eigenlijk nauwelijks meer want hij is er van overtuigd dat het stellen van de vraag: "Wat
zegt de bijbel daarover" slechts leidt tot allerlei tegenovergestelde opinies waar men toch niet
uitkomt (Het ontkennen van de doorzichtigheid van de bijbel).
A.6. Een toetsing van enkele aspecten van het modernisme en postmodernisme
aan de bijbel
A.6.1. De bijbel wijst menselijke autonomie af
De bijbel wijst de autonomie van de mens af. Hiermee wijst de bijbel het gezamenlijke
uitgangspunt van modernisme en postmodernisme af.
God heeft de geschreven openbaring in de bijbel gegeven en daar moeten we rekening mee houden.
Dat heeft het hoogste gezag en het laatste woord.
A.6.2. Waarneming is in essentie betrouwbaar
God heeft de mens met zijn zintuigen en verstand afgestemd op de schepping. De mens kan daarom
de wereld kennen zoals deze is. Het modernisme heeft op dit punt meer grond in de bijbel dan het
postmodernisme.
A.6.3. De rationaliteit is in essentie betrouwbaar
De denkwetten313 zijn universeel en zijn door God in de schepping gelegd. De denkwetten zijn een
afspiegeling van Gods eigen rationaliteit. God heeft zich in de bijbel geopenbaard als een rationele
God.
Het vertrouwen dat het modernisme had in het verstand, in het logisch denken is dus ten dele
gerechtvaardigd.
Rationalisme wordt in de bijbel afgewezen maar rationaliteit niet. Met rationalisme bedoel ik hier
de filosofische stroming die uitgaande van de autonomie van de mens met behulp van de ratio (het
313
De denkwetten waarlangs het logisch denken verloopt. Het beginsel van identiteit. (Een ding is identiek
met zichzelf / A=A), het beginsel van contradictie. (Geen ding is in strijd met zichzelf; Als A=A dan kan A niet
gelijk zijn aan niet-A) en het beginsel van uitgesloten derde. (Iets kan niet gelijk waar en niet waar zijn). Dit
zijn de voornaamste. Zowel de mens als God denken volgens deze wetten. Althans zo openbaart God zich
in de bijbel. Er zijn mensen die de algemeen geldigheid van deze wetten ontkennen, maar al uit het feit dat
ze die ontkenning uiten in zinnen, die volgens diezelfde wetten die ze ontkennen zijn geformuleerd, toont de
dwaasheid van hun standpunt aan. Alleen als deze wetten gerespekteerd worden is er verbale zinvolle
kommunikatie mogelijk.
154
denken) de wereld tracht te verklaren. Onder rationaliteit versta ik het gebruik van het verstand om
dingen te begrijpen, om conclusies te trekken, om te analyseren en synthetiseren.
We moeten bij het begrijpen en toepassen van de bijbel ons verstand gebruiken. Ons verstand
functioneert daarbij volgens de normale wetten van het denken. Het verstand moet wel door Gods
Geest verlicht worden willen we de geestelijke waarheden kunnen begrijpen. "Toen opende Hij hun
verstand zodat zij de Schrift begrepen" (Luc. 24:45).
Zie verder hoe b.v. Jezus in de toepassing en uitleg van de Schrift, van het Oude Testament, gebruik
maakte van logica314.
In de bijbel is soms sprake van geestelijke verblinding. Verblinding ligt niet zozeer aan het verstand
dat niet goed zou werken. Verblinding is veeleer het gevolg van een boos hart dat niet wil weten.
Een boos hart dat verdringt, dat de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt (Rom. 1:18).
Verblinding kan ook het gevolg van een occulte binding zijn315 of een oordeel van God316.
A.6.4. Waarheid volgens de bijbel
Uit woordstudie van de bijbelse begrippen waar en waarheid blijkt dat het bijbelse waarheidsbegrip
de idee van correspondentie omsluit. Waarheid is volgens de bijbel overeenkomst (correspondentie)
met de werkelijkheid. Het bijbelse waarheidsbegrip is wel meer omvattend. Waar heeft in de bijbel
ook de betekenis van echt (het echte tegenover het onechte / b.v. Jezus is de ware wijnstok) en
betrouwbaar maar het omvat zeker ook de idee van correspondentie
Het is mogelijk vele tientallen teksten aan te halen die duidelijk laten zien dat waarheid als
correspondentie een bijbelse gedachte is. Zo bijvoorbeeld: Titus 1:12,13 "Iemand uit hun eigen
kring, hun eigen profeet heeft gezegd: Leugenaars zijn de Cretenzen altijd, beesten, vadsige
buiken". Dit getuigenis is waar (alethes)." Hun eigen profeet heeft dit gezegd over het karakter van
de Cretenzen. En Paulus zegt: "Dit getuigenis is waar". Met andere woorden dit getuigenis
correspondeert (komt overeen) met de werkelijkheid. Het klopt wat die profeet heeft gezegd. Die
uitspraak, die bewering is waar, betrouwbaar, het is vast, het is amen. Of neem Marcus 5:33 "De
vrouw nu, bevreesd en bevende, wetende wat haar geschied was, kwam en wierp zich neder en
zeide hem de volle waarheid (aletheian)". Deze vrouw vertelde Jezus wat ze gedaan had, wat er met
haar aan de hand was, wat er met haar was gebeurd. Ze vertelde Jezus de werkelijke gang van
zaken. Ze vertelde hem de waarheid. Haar woorden, wat ze Jezus vertelde, correspondeerden met
de werkelijkheid. Zie Handelingen 21:24 "dan zullen allen bemerken dat van alles wat men van u
vertelt niets (waar) is". Dan zullen ze bemerken dat alle laster die over Paulus werd verteld niet
correspondeert, niet overeenkomt met de werkelijkheid. Of zie Johannes 16:7 "Ik zeg u de waarheid
(aletheian) het is beter voor u dat Ik heenga want indien Ik niet heenga kan de Trooster niet tot u
komen". Jezus verzekert de discipelen dat Hij de waarheid spreekt als Hij vertelt dat het beter voor
hen is dat Hij heengaat. Hij zegt: deze uitspraak van mij, waarin Ik beweer dat het beter voor jullie
is dat Ik heenga, correspondeert, komt overeen met de werkelijkheid. Het is echt zo. Het klopt. Het
is waar, vast, betrouwbaar, echt, amen wat ik hier zeg. Zie 2 Petrus 2:22 "hun is overkomen wat een
waar spreekwoord zegt: Een hond die teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel of een gewassen zeug
naar de modder". Petrus zegt dat dit spreekwoord "waar" is. Dat wil zeggen het correspondeert,
komt overeen met de werkelijkheid.
Deze betekenis komt overeen met ons gebruik van het woord waarheid in het dagelijks
spraakgebruik. In het dagelijks spraakgebruik is het woord veelal beperkt tot correspondentie. Het
314
Zie het eerder in deze studie behandelde voorbeeld (punt 1.3) waarbij de Heer, uit de tegen Mozes
uitgesproken zin "Ik ben de God van Abraham, Izaak en Jakob" langs rationele weg (door discursief
redeneren) de opstanding bewees.
315
"Door de God dezer eeuw met blindheid geslagen" (2 Kor 4:4). Het gaat hier wel om ongelovigen maar
het principe is hetzelfde. Zie ook 11.6.
316
"Immers hoewel zij God kenden", "duister geworden in hun onverstandig hart" (Romeinen 1:21)
Als God keer op keer licht geeft en dat licht wordt afgewezen dan volgt op een bepaald moment het oordeel
van de verblinding.
155
bijbelse gebruik is zoals gezegd echter ruimer. Je kunt volgens de bijbel b.v. ook in de waarheid
wandelen en uit de waarheid zijn.
Het is fout om de verschillende nuances van het bijbelse begrip waarheid tegen elkaar uit te spelen.
Het is niet of het een of het ander. Het is niet "of dit of dat" maar "en dit en dat".
De neo-evangelicals, die beweren dat je een buitenbijbels (scientistisch) waarheidsbegrip in de
bijbel inleest als je constateert dat waarheid in de bijbel correspondentie insluit, kennen blijkbaar
hun bijbel op dit punt onvoldoende.
Het correspondentie waarheidsbegrip kan ook met een andere term aangegeven worden. In de
Chicago Verklaringen spreekt men over "propositional truth"317. Dat is waarheid die in proposities
wordt uitgedrukt. Men stelt dat in de bijbel propositional truth staat.
Onder meer Francis Schaeffer heeft er sterk de nadruk op gelegd dat de bijbel propositional truth
bevat.
In de bijbel wordt, naast andere dingen, allerlei informatie over de werkelijkheid (over God, de
mens, de engelen, de verlossing, etc) doorgegeven. Die informatie (die ware kennis) is gegeven in
de vorm van proposities. Een propositie is een bewering die al of niet waar kan zijn. De bijbel zegt
b.v. dat Jezus opgewekt is. Dat is een bewering, een propositie. Het is een bewering die ofwel waar
ofwel niet waar kan zijn. In dit geval is het een bewering waarvan wij weten dat die waar is. Die
bewering correspondeert, komt overeen met de werkelijkheid want Jezus is immers werkelijk
(waarlijk) opgestaan. De bewering "Jezus is opgestaan" is dus een voorbeeld van de propositional
truth die in de bijbel staat. Allerlei andere bijbelse uitspraken hebben ditzelfde karakter b.v. de
uitspraken: Jezus komt terug. Wie gelooft heeft eeuwig leven. Enzovoorts.
De bewering dat de bijbel propositional truth bevat betekent niet dat daarmee een wezensdefinitie
(een uitputtende definitie) is gegeven van het bijbelse waarheidsbegrip. Het enige wat er mee
bedoeld wordt is dat een aantal van de uitspraken, die in de bijbel staan, het karakter van ware
proposities hebben. Niet de hele bijbel heeft dit propositionele karakter. Immers niet alles wat in de
bijbel staat heeft de vorm van een propositie, een bewering. Er staan b.v. ook gebeden in en
geboden om maar wat te noemen.
Het lijkt me moeilijk te ontkennen dat de bijbel propositional truth bevat. Toch doen de neoevangelicals zoals Ouweneel dit. Men zegt dan dat de bijbel geen bundel is van ware proposities.
Door dit te zeggen stelt men het zo voor dat het aanvaarden van de stelling dat de Bijbel
propositional truth bevat automatisch leidt tot de gedachte dat de bijbel uitsluitend bestaat uit een
verzameling losse beweringen, proposities over een aantal zaken. Dit is onzin. Er staan wel vele
ware proposities (beweringen, uitspraken) in de bijbel maar die worden gedaan met het oog op het
geestelijke doel van de bijbel, namelijk het wijs maken tot zaligheid en het volmaakt maken en het
volkomen toerusten van de mens Gods (2 Tim. 3:15-17).
Bijzonder irritant is dat verschillende neo-evangelicals het begrip propositional truth telkens weer
proberen318 te koppelen aan de filosofische stroming van het logisch-positivisme319. In het logischpositivisme gaat men inderdaad uit van proposities maar men wil alleen die proposities als waar
aanvaarden die door de mensen persoonlijk zijn te verifiëren. Men wil alleen een bewering, een
317
Artikel VI van de Verklaring over de Hermeneutiek: "we affirm that the bible expresses God's truth in
propositional statements"
318
Dit is ofwel onkunde ofwel intellectueel bedrog. Setting up a strawman and then huffing and puffing it
down.
319
Dat doet Ouweneel b.v. in zijn lezingen in "Het gezag van de bijbel". Een ander typerend voorbeeld is te
vinden in de gedenkbundel "Dicht bij de Bijbel" van de ETF/het BIB, (p. 216,217). In het oorspronkelijke
artikel VI staat in het Engels "we affirm that the Bible expresses God's truth in propositional statements".
Deze zin is in de gedenkbundel, als volgt vertaald: "Wij bevestigen dat de Bijbel Gods waarheid uitdrukt in
verifieerbare uitspraken". Dit is natuurlijk een volstrekt verkeerde vertaling. Het is bijzonder droevig dat deze
ernstige vertaalfout is gemaakt. Uit de Nederlandse vertaling kan niet anders opgemaakt worden dan dat de
opstellers van de Chicago Verklaringen achter het logisch-positivisme staan. Iets wat pertinente onjuist is.
156
propositie als waar aanvaarden waarvan door empirisch logisch onderzoek vast te stellen is of die
uitspraak overeenkomt met de werkelijkheid. Deze eis tot verificatie is echter helemaal niet
noodzakelijkerwijs met propositional truth verbonden. De uitspraak "Wie gelooft heeft eeuwig
leven" is b.v. een stukje propositional truth, die uitspraak heeft de vorm van een ware propositie.
Toch onttrekt die uitspraak zich aan logisch, empirische verificatie.
De neo-evangelical Michael Green noemde, in een Tv-uitzending voor de EO, het correspondentie
waarheidsbegrip (propositional truth) het fundamentalistische waarheidsbegrip.
Als we het modernistische en het postmodernistische waarheidsbegrip toetsen aan het bovenstaande
dan moeten we concluderen dat het modernistische waarheidsbegrip in essentie overeen komt met
het bijbelse waarheidsbegrip. Het is wel te mager want het bijbelse waarheidsbegrip omvat meer,
maar de idee van waarheid als correspondentie is eenvoudig vanuit de bijbel aan te tonen.
Terwijl daarentegen allerlei vormen van het postmoderne waarheidsbegrip in strijd zijn met de
bijbel. Het hierboven genoemde pragmatische en het individualistische waarheidsbegrip kunnen de
toets aan de bijbel niet doorstaan. Een apart geval is het existentiële waarheidsbegrip. Waarheid is
in die visie niet iets wat rationeel begrepen kan worden en het is ook niet iets wat onder woorden
gebracht kan worden. Waarheid is iets wat ervaren wordt. Het gaat om waarheidsmomenten of
waarheidsbelevingen. Ook dit waarheidsbegrip kan de toets aan de bijbel niet doorstaan.
Michael Green beriep zich bij zijn verwerping van het traditionele waarheidsbegrip op de tekst
Johannes 14:6 waar Jezus van zichzelf zegt: "Ik ben de waarheid". Zie je wel, zo beweert hij, de
waarheid is persoonlijk. Het is een persoon. Dus de waarheid kan nooit bestaan uit allerlei
proposities, uit allerlei beweringen die in de bijbel staan. Green neemt een moeilijk te exegetiseren
tekst320 en geeft daar een bepaalde uitleg aan die hij niet bewijst of kan bewijzen. Hij negeert ook
de hoofdregel voor de bijbeluitleg dat de bijbel zichzelf uitlegt en dat we tekst met tekst moeten
vergelijken321. Deze tekst kan niet uitwissen wat uit de vele hierboven aangehaalde teksten is
gebleken.
A.6.5. Werkelijkheid
Het postmodernisme heeft niet de zekerheid dat er een objectieve werkelijkheid is. Het modernisme
erkent wel dat er een objectieve werkelijkheid is. Op grond van de bijbel weten we dat er een door
God geschapen werkelijkheid is. Ook hier staat het moderne standpunt weer dichter bij de
waarheid.
320
De uitleg van deze tekst is niet eenvoudig. Er zij verschillende interpretaties te geven van de woorden
ik ben de waarheid".
+ Ik ben werkelijk degene die Ik beweer te zijn.
De messias, de Zoon van God.
+ Ik ben de sleutel tot het verstaan van de werkelijkheid.
Als je weet wiet Ik ben dan heb je de sleutel in handen om de werkelijkheid te begrijpen.
+ Ik ben de bron van de waarheid.
Niemand heeft God gekend, Ik doe Hem kennen.
Ik openbaar de waarheid aangaande God, het heil, etc.
+ Ik ben de diepste waarheid.
Dit is een platoons getinte visie op waarheid. De eeuwige ideeen zijn meer waar dan de wereld van de
verschijnselen. Onderscheidingen (diepere en minder diepe) binnen het begrip waarheid kent de bijbel
niet.
Hoe dan ook de Schrift verklaart zichzelf. Deze moeilijke tekst moet verklaard worden in het licht van de
andere eenvoudiger teksten.
321
Dit is een typisch voorbeeld van scholastiek en biblicisme. Het nemen van één geïsoleerde tekst en
daaraan een speculatieve uitleg geven die niet getoetst wordt aan het geheel van de bijbel.
157
A.6.6. Religieuze taal
Als christen is voor ons vooral de religieuze taal van belang. Dat wil zeggen de taal waarin over de
dingen van God gesproken wordt. Oneerbiedig wordt dit wel "Godtalk" genoemd.
A.6.6.1. De analogia entis
De bijbel claimt informatie over God door te geven in menselijke taal. Eén van de fundamentele
vragen over bijbelse taal en religieuze taal in het algemeen is de vraag of en hoe het mogelijk is om
met immanente (binnenwereldse) woorden en beelden over de transcendente (de boven- of
buitenwereldse) werkelijkheid iets zinnigs te zeggen. Kan met woorden, begrippen die ontleend zijn
aan onze binnenwereldse werkelijkheid iets over God gezegd worden? En als er iets over God
gezegd kan worden met binnenwereldse woorden, begrippen, geven die woorden dan werkelijke
kennis, informatie over God door? Kunnen wij iets over God weten op grond van de verbale
uitspraken die in de bijbel over God worden gedaan? Met andere woorden staat er propositional
truth over b.v. God in de bijbel?
De orthodoxe gelovigen (protestanten, evangelicals) hebben altijd geloofd dat dit inderdaad het
geval is. Daarbij wijzen ze op wat wel wordt genoemd de "analogia entis". Het principe van de
zijnsanalogie. Dat principe is voor het eerst geformuleerd door Thomas van Aquino. Het is niet
nodig, en zelfs verkeerd322, om het hele betoog van Thomas te aanvaarden om toch in te zien dat
Thomas op een belangrijke bijbelse waarheid heeft gewezen. Er is inderdaad een bepaalde
zijnsanalogie (een overeenkomst in zijn) tussen God en de mens.
God heeft de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Er is dus een fundamentele overeenkomst (een zijnsanalogie) tussen God en de mens. De mens lijkt op God en in zekere zin lijkt God
daarom ook op de mens, voor zover deze beelddrager van God is323. Daarom is het mogelijk om
over God te spreken in menselijke (antropomorfe) termen. Daarbij gaat het om meer dan een
metafoor (beeldspraak). Er is een echte verwantschap, gelijkenis. Hiermee reduceert de bijbel (en
de theologie) God niet tot het niveau van een geschapen iets: zij stelt alleen maar dat er een gelijkenis of overeenkomst is tussen God en de mens. Een geschapen iets kan op God lijken zonder daarmee identiek met Hem te zijn.
Neem de uitspraak: God is onze Vader. Hieruit begrijpen we dat God lijkt op een menselijke vader.
Met andere woorden, God is analoog aan een (aardse) vader. In bepaalde opzichten lijkt God op een
vader maar in andere niet. Bij een bijbelse analogie kunnen we de punten van overeenkomst en verschil ontdekken door onderzoek van andere bijbelgedeelten die licht werpen op die analogie
(Schrift met Schrift vergelijken / de Schrift verklaart zichzelf). Als we dat in dit geval doen dan
blijkt dat b.v. het vaderschap van God zich uit in of bestaat uit onder meer Zijn zorg (Hij zorgt als
322
Thomas van Aquino gaat ondermeer in zijn theorie uit van de neo-platoonse participatie gedachte. Die
moet als onbijbels afgewezen worden.
323
Slechts in bepaalde opzichten en op analoge wijze lijkt de mens op God. De vraag is of je dat zonder
meer mag omdraaien. De logica zegt van wel. Als A lijkt op B dan lijkt B ook op A. Als mijn zoon op mij
lijkt dan lijk ik ook op mijn zoon. Beslissend is of de bijbel op andere plaatsen deze gedachte ondersteunt.
Ik meen dat dit inderdaad het geval is. Een sleutelvraag is natuurlijk waaruit het beeld van God in de mens
bestaat. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen het beeld Gods in engere zin en in ruimere zin. In
engere zin bestaat het dan uit 'waarachtige gerechtigheid en heiligheid' (Efeze 4:24). Toch is het een
bijbels gegeven dat na de zondeval de mens nog steeds het beeld Gods draagt. Zie b.v. Jakobus 3:9. Als
we Schrift met Schrift vergelijken dan zien we een aantal overeenkomsten tussen God en de mens. Die
overeenkomsten kun je samenvatten met het woord "persoon". God is zelfbewust en de mens is het ook.
God heeft gevoelens (toorn, liefde, gekrenkt, etc) en de mens heeft die ook. God denkt en de mens denkt.
God kiest, heeft een wil, en de mens kiest. God spreekt en de mens spreekt. De kernvraag in dit verband
is de vraag of God is zoals Hij zich geopenbaard heeft in de bijbel of dat Zijn, in de bijbel beschreven
voelen, denken, willen, zelfbewustzijn en spreken, slechts accommodatie zijn. (accommodatie is
aanpassing.) Acommodatie aan ons menselijk begripsvermogen. Als dat het geval is dan voelt Hij b.v. niet
werkelijk, dan doet Hij zich alleen maar zo voor. Op deze zaak wordt nader ingegaan in A.6.6.2 en vooral
in A.6.6.3
158
een vader voor ons), Zijn tucht (Hij tuchtigt, corrigeert als een vader), Zijn ontferming (hij ontfermt
zich gelijk een vader). Een aardse vader is de oorsprong van ons bestaan, zo heeft God ons geschapen en doen wedergeboren worden. Enzovoorts. Als je al deze dingen bij elkaar neemt dan
benadert God het beeld van een aardse vader zeer dicht. Zij het dat die twee beelden niet volledig
samenvallen. Er zijn ook punten van verschil. God is bijvoorbeeld geen mens. Ook verwijst de
noodzaak van een menselijke moeder niet naar de noodzaak van een goddelijke moeder.
De goddelijke zelfopenbaring in de bijbel maakt gebruik van beelden en begrippen, woorden die
genomen zijn uit ons dagelijkse leven, maar toch wordt God daardoor niet beperkt tot dat niveau.
Als we zeggen "God is onze Vader" bedoelen we niet dat God een gewoon menselijke vader is. We
gebruiken in navolging van de bijbel woorden uit onze eigen wereld om iets te beschrijven wat er
uiteindelijk buiten ligt. Op grond van het op analoge wijze spreken van de bijbel weten we dat de
bijbel ons werkelijke informatie over God geeft. De bijbel bevat ware informatie over God. Er kan
uit de bijbel iets van God gekend worden. Als de bijbel b.v. zegt dat God naijverig is dan zegt dat
iets over hoe God is (over zijn karakter). Als mensen kunnen we ware en werkelijke kennis over
God uit de bijbel halen. Als de bijbel God vader noemt dan zegt dat iets over zijn relatie met ons
maar het zegt ook iets over het karakter, het wezen, van God. (Die ontferming, vaderlijke liefde
komen uit God voort / zo is God)
Natuurlijk moet Gods Geest de informatie die de bijbel over God geeft wel levend maken (ons
verstand openen / de innerlijke ogen van ons hart openen). Zonder de hulp van Gods Geest kunnen
wij die informatie over God niet recht verstaan.
A.6.6.2. Verwerping van de analogia entis
De grote kloof tussen de neo-orthodoxie en de orthodoxie ligt in dit punt. Het fundamentele
uitgangspunt van Karl Barth (de vader van de neo-orthodoxie) richt zich juist tegen deze "analogia
entis". Karl Barth ging uit van 'het oneindige kwalitatieve verschil tussen God en de mens'. Tussen
Schepper en schepsel is geen enkele gelijkenis. Er kan daarom geen sprake zijn van een analogia
entis tussen God en de mens. Dit heeft als gevolg dat in binnenwereldse menselijke woorden geen
ware (met de werkelijkheid overeenstemmende) informatie over God kan worden weer- en doorgegeven. Er is dus volgens hem geen kennis van God mogelijk in de zin dat we die kennis onder
woorden kunnen brengen. Er is wel kennis van God (openbaring van God) mogelijk maar die is
"bovenrationeel". Die kennis is niet in logische-concepten (niet in menselijke woorden) te vatten. Ja
zelfs niet te benaderen. God kan daarom volgens Barth ook geen object van menselijk onderzoek
zijn (of dat onderzoek nu wetenschappelijk is of anderszins).
De in taal gestelde boodschap van de Bijbel is, in deze visie, slechts een gebrekkige menselijke
poging om het ongrijpbare te grijpen. De inhoud van de bijbel verwijst wel naar God en kan echte,
maar wel bovenconceptuele, kennis van God bemiddelen, als de Geest het behaagt, maar de tekst
van de bijbel bevat geen enkele ware informatie (propositional truth) over God. De echte (diepste /
religieuze?) waarheid is volgens hem dynamisch en niet statisch. De waarheid kan vanwege haar
dynamisch karakter niet gevat worden in de woorden van de bijbel en zeker niet in het dogma. In de
ontmoeting met, in de ervaring van, in de aanraking van God kunnen we bovenrationele waarheidsmomenten beleven.
Alle waarheid ligt in de beleving van de "Ik-gij" relatie. Vandaar dat men wel spreekt over
'ontmoetingstheologie'.
Ieder die de bijbelse grondgedachte van de analogia entis (de overeenkomst in zijn tussen God en
de mens) verwerpt komt onvermijdelijk terecht in de mystiek.
Alle mystiek gaat uit van het platoonse wereldbeeld.
Volgens Plato is er een eeuwige bovenzintuiglijke wereld van de ideeën en een wereld van de
zintuiglijk waarneembare verschijnselen. In de ideeën wereld heb je b.v. de idee 'paard'. Alle
individuele paarden die in de zintuiglijke wereld voorkomen zijn in feite schaduwen (positiveringen) van dat ene in de onzichtbare wereld van de ideeën voorkomende idee paard. Dat geldt voor
alle dingen die in de zintuiglijk waarneembare wereld voorkomen.
Je kunt het weergeven in het onderstaande schema:
159
de wereld van de ideeën
het transcendente
(het bovenzintuiglijke)
kennis door herinneren
(schouwen)
God
bovenrationeel
het ene idee 'paard'
- de wereld van de verschijnselen
- het immanente
(het zintuiglijk waarneembare)
- kennis door empirisch, logisch
onderzoek
- de mens, de zichtbare schepping
- rationeel
- de vele werkelijke paarden als uitdrukkingen van de ene idee
Menselijke rationaliteit, in de zin van logica etc, en taal horen, in deze denkwijze, exclusief bij het
immanente, bij de schepping. Het transcendente, het bovenzintuiglijke dat bovenrationeel is kan
daarom, volgens de mystici, nooit werkelijk in menselijke taal worden gevat. Menselijke taal en
menselijke woorden (concepten) zijn, zo stelt men, ontoereikend om God, mee weer te geven. De
godservaring is in diepste wezen onuitsprekelijk. Echte kennis (van God) is bovenrationeel, boventalig. Er zijn authentieke Godservaringen maar elke poging om die in woorden te vatten zijn
gedoemd om te mislukken omdat die ervaring elke menselijke begripsvorming overstijgt.
Het barthianisme (de neo-orthodoxie) is een variant van de mystiek in de vorm van religieus
existentialisme.
Vele van de neo-evangelicals, waaronder Ouweneel, delen de visie van Barth op religieuze taal.
Ook Ouweneel is van mening dat werkelijke kennis van God boventalig, dat wil zeggen bovenrationeel en bovenconceptueel, is324. Hij heeft dus het platoonse, aan alle mystiek ten grondslag
liggende, schema overgenomen en ook de mystieke visie op taal. Dat hij dit doet kan ook moeilijk
anders omdat hij het uitgangspunt van Barth heeft aangenomen want ook hij verwerpt de analogia
entis325.
Vanuit het platoonse schema van Barth en Ouweneel wordt gesteld dat kennis van de transcendente
werkelijkheid (van God) bovenrationeel is terwijl rationeel geformuleerde kennis hoogstens een
onzuivere schaduw van de echte werkelijkheid kan geven aangezien met menselijk begrippen de
echte werkelijkheid niet te beschrijven is.
Dit schema is volkomen in strijd met het zelfgetuigenis van de bijbel. De bijbel claimt wel degelijk
allerlei ware informatie over God (en over het transcendente in het algemeen) door te geven. Via
het proces van inspiratie en het nog steeds doorgaande werk van de verlichting door Gods Geest
communiceert God levensveranderende kennis naar ons toe via de menselijke woorden van de bijbel. De bijbel claimt nergens dat ze volledige kennis van b.v. God doorgeeft maar de gedeeltelijke
kennis die de bijbel (over God en andere onderwerpen) doorgeeft is wel ware kennis, in de zin van
overeenkomend met de werkelijkheid. Menselijk taal is wel adequaat om ware informatie (om
propositional truth) over het transcendente (over God) door te geven.
Ouweneel raakt in zijn artikel in de gedenkbundel van de ETF de vraag aan of God onder of boven
de rationele orde staat326.Deze vraagstelling is net zo`n schijndilemma als de oude vraag "staat God
Zelf onder de morele wet of niet". Dat was de vraag waar b.v. Karl Barth en Willem van Ockham
zich mee bezig hebben gehouden. Het antwoord op dit dilemma is dat God noch onder noch boven
de morele wet staat. Gods onveranderlijke karakter zelf is de morele grondwet van het universum.
Elke andere (morele) wet is daar een uitwerking van. Hetzelfde geldt voor de vraag of God onder of
boven de rationele orde van de kosmos staat. God staat niet onder noch boven deze rationele orde.
De rationele orde van de kosmos is een weerspiegeling van de eigen rationaliteit van God. God
openbaart zich in de bijbel als een rationeel "wezen". God en de mens zijn rationeel dat wil zeggen
ze denken na, ze redeneren, ze argumenteren, ze gaan rationeel (met overleg, doelgericht) te werk,
enzovoorts. En dat denken verloopt via dezelfde principes327. De mens spreekt en God spreekt.
324
"Kennis van God, religieuze kennis, is zelfs boven-rationeel en boven-conceptueel".
Wijs met de wetenschap, Ouweneel W.J., p. 25, 1997, Baarn.
325
Zie b.v. Christian doctrine I, W.J. Ouweneel, p. 102,103, Amsterdam, 1995.
326
Dicht bij de bijbel, p. 24.
327
Zie noot 313.
160
Beiden zijn talige wezens. (God sprak niet alleen tegen andere schepselen maar ook in Zichzelf.
"laat ons mensen maken".)
Omdat Barth de analogia entis tussen God en mens ontkent wordt God "der ganz Andere".
Aangezien Ouweneel Barth schijnt te volgen in zijn verwerping van de analogia entis verdwijnt ook
de God van Ouweneel in het onbekende/ in het '"niet onder woorden te brengen" bovenrationele.
Kennis van God, dat is religieuze kennis, is immers volgens Ouweneel boven-rationeel en bovenconceptueel328. Wat zegt Ouweneel hier eigenlijk mee? Kennis van God kan volgens hem niet in
rationele concepten (in begrippen, in taal, in menselijke woorden) gevangen worden. Menselijke
taal is niet geschikt om werkelijke kennis over God mee te delen. Zijn visie op taal is mystiek. De
bijbel zegt, in die visie, wel iets over God maar dat is niet de echte kennis van God. De bijbel zegt
iets over God in menselijke taal, in rationele concepten (woorden, begrippen). De echte kennis van
God is bovenrationeel. De bijbel geeft slechts een gebrekkige (omdat de taal te kort schiet)
immanente positivering van de transcendente werkelijkheid, van God329.
A.6.6.3. Een meer dan tweeduizend jaar oud debat
Ouweneel heeft zich gemengd in het meer dan twee duizend jaar oude debat (het begon met Philo)
over de juiste betekenis en interpretatie van de antropomorfismen330 in de Bijbel331. Het mensvormig spreken over God: De hand van God, de ogen van God, het hart van God. Allerlei emoties
zoals berouw, smart, toorn, ontferming. God als vader. God die zelfbewust is, die denkt (redeneert),
die een wil heeft, die gevoelens heeft. Is God werkelijk zo of is hier sprake van accommodatie. Is
God werkelijk zo of doet Hij alleen maar alsof Hij zo is om ons tegemoet te komen op ons niveau.
(B.v. doet Hij alleen maar of hij rationeel is terwijl Hij in feite, in werkelijkheid, bovenrationeel is).
God zoals hij werkelijk is komt dan niet overeen met God zoals hij zich in de bijbel op
antropomorfe wijze heeft bekend gemaakt. Als je de gedachte van accommodatie aanvaardt dan
kom je terecht bij de vraag naar het wezen van God. Als God dan in de bijbel zijn wezen (geheel of
gedeeltelijk) verbergt achter accommodatie hoe vinden we dan de echte kennis van Gods wezen (de
kennis van hoe God werkelijk - wezenlijk -is). Men heeft getracht te onderscheiden tussen wezen
en accommodatie. Langs andere weg heeft men dit probleem (hoe komen we aan de echte kennis
van God) ook "opgelost". Dat is de oplossing van de mystiek: Al kunnen we God dan niet via rationeel interpreteren (verstaan) van de bijbel leren kennen gelukkig kunnen we Hem wel
bovenrationeel leren kennen in de persoonlijke bovenrationele en bovenconceptuele ontmoeting.
Het bijbelse antwoord op deze redeneringen is dat God in de bijbel niet alleen antropomorf over
Zichzelf spreekt maar dat Hij ook antropomorf IS maar wel op de analoge wijze zoals hierboven is
beschreven.
A.6.6.4. Slotconclusie over religieuze taal
Wie de op de bijbel gegronde basisgedachte van de analogia entis verwerpt komt terecht in het
mystieke platonisme. Dat zien we geïllustreerd in Ouweneel. En dat alles omdat hij de oude
evangelische Schriftvisie (vanwege een zeer aanvechtbare filosofische analyse) heeft losgelaten.
Het modernisme zegt dat je met taal (met talige beweringen) de werkelijkheid kunt omschrijven
zoals die is. Het postmodernisme zegt dat de taal daar te tweeslachtig voor is.
Het is duidelijk dat opnieuw het modernistische standpunt over taal, namelijk dat je met taal ware
dingen (proposities) over de schepping en over God kan zeggen, in grote lijn overeenkomt met het
bijbelse standpunt.
328
Wijs met de wetenschap, p. 25.
Ouweneel probeert dit op te vangen door onderscheid te maken tussen begrip en idee. Dicht bij de bijbel,
p. 22. Zie de kritische bespreking daarvan in mijn studie "De invloed van het postmodernisme, de
wijsbegeerte der wetsidee en het barthianisme op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel", p. 4345 (hoofdst. 9).
330
Sommigen stellen dat de hele Schrift antropomorf is omdat de Schrift bestaat uit menselijke taal.
331
Voor een uitgebreid historisch overzicht van dit debat zie het analytische gedeelte van het proefschrift van
H.M. Kuitert. De mensvormigheid Gods, een dogmatisch-hermeneutische studie over de antropomorfismen
van de Heilige Schrift, Kampen, 1962.
329
161
A.6.7. Nogmaals taal
Zowel in de beeldtheorie over taal als in de beschouwing van taal als taalspel zit een gedeelte van
de waarheid. Taal heeft ook veel meer functies dan het overdragen van informatie. Mede op grond
van de bijbel weten we dat taal naar de werkelijkheid verwijst en dat taal geschikt is voor het
overbrengen van ware informatie. Het postmoderne standpunt ten aanzien van de mogelijkheden
van taal klopt niet.
A.6.8. Kennis
De door God geschapen werkelijkheid kunnen we gedeeltelijk kennen omdat zowel de mens met
zijn zintuigen en verstand als de rest van de schepping door God zijn gemaakt en op elkaar afgestemd.
Ons kennen is wel ten dele maar de gedeeltelijke kennis die we hebben is wel ware kennis.
God kennen betekent dat we allerlei dingen van Hem weten maar het is meer dan dat. We kennen
hem ook door Zijn omgang met ons. We kennen hem door persoonlijke openbaring. We kennen
God als Vader omdat hij zichzelf zo in de bijbel heeft geopenbaard. Hij wordt vader genoemd, hij
gedraagt zich als vader. Als we de bijbel lezen, en de Geest verlicht ons verstand, dan krijgen we
daardoor steeds diepere kennis van God als Vader. We kennen hem ook als vader omdat we in
gemeenschap met Hem leven door de Heilige Geest. We hebben de Geest van het zoonschap die in
ons roept: Abba Vader. Ons hart gaat uit naar God. We kennen God ook als Vader vanwege zijn
vaderlijke bemoeienis met ons persoonlijk. Zijn vaderlijke zorg in concrete situaties, zijn vaderlijke
correctie als hij ons op de vingers tikt, zijn vaderlijke troost in verdriet.
A.6.9. Apologetiek
De bijbelse apologetiek332 moet antwoord geven op de vraag: Hoe weet je dat het waar is.
Dat is belangrijk omdat we voor ons zelf moeten kunnen verantwoorden waarom we geloven. We
moeten ook tegenover een ander verantwoording kunnen afleggen van ons geloof. Apologetiek
komt soms te pas bij evangelisatie.
Het traditionele reformatorische, evangelische antwoord op de vraag hoe we weten dat de bijbel
werkelijk het woord van God is wordt gegeven in artikel V van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Daar staat onder meer het volgende: "wij geloven ... omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in
onze harten, dat zij (dat de boeken van de bijbel) van God zijn; dewijl zij ook het bewijs van dien
bij zichzelve hebben: gemerkt dat blinden zelven tasten kunnen, dat de dingen, die daarin voorzegd
zijn, geschieden"
Volgens deze uitspraak rust de zekerheid dat de bijbel van God afkomstig is op het getuigenis van
de Geest in onze harten en die zekerheid wordt bevestigd (er wordt zelfs het woord "bewijs"
gebruikt) door het rationeel te controleren verschijnsel van de profetie. De Nederlandse
Geloofsbelijdenis spreekt dus over twee overtuigende en getuigende zaken die elkaar aanvullen en
versterken, bevestigen. Het innerlijk getuigenis en de bevestiging (het bewijs) door b.v. het feit van
de vervulde profetie.
De geloofsbelijdenis handhaaft in dit artikel de bijbelse balans tussen innerlijk getuigenis en
uiterlijke bevestiging.
De neo-evangelicals willen hier, in navolging van de neo-orthodoxie, op filosofische gronden niet
van weten. De zekerheid rust bij hen volledig (uitsluitend) in het innerlijk getuigenis van Gods
332
Apologetiek is de verdediging van het christelijk geloof.
162
Geest333.
De neo-evangelicals verwerpen daarmee wat de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt over het
"bewijs van de vervulde profetie dat de schriften in zichzelf hebben".
Profetie als bewijs!! Dat kan niet. Dat is volgens de Neo-evangelicals een duidelijk geval van
sciëntisme. Want men gaat daarbij uit van de (volgens hen foutieve) naïeve overtuiging dat er
objectieve gegevens zijn, te weten in dit geval de uitgesproken profetie en de vervulling daarvan.
Gegevens die je kunt waarnemen en waaruit je langs verstandelijk weg (op rationele wijze) de
dwingende conclusie kan en moet trekken dat de bijbel van God afkomstig is. Dat kan niet volgens
de neo-evangelicals want dat is in strijd met hun filosofische overtuigingen. De geloofsbelijdenis
maakt, zo volgt uit hun redenering, hier de scholastieke fout om de menselijke rede te verzelfstandigen (autonoom) te maken. Het is, volgens Ouweneel, sciëntistische overschatting van de
mogelijkheden van de menselijke rede en het waarnemingsvermogen als je ter bewijs van de
goddelijke oorsprong van de Schrift een beroep doet op de profetie.
De bijbel spreekt echter over: aanwijzen, zegel drukken, getuigen, bewijzen, bewijs. Het
voornaamste woord is getuigenis (getuigenis geven). Dat wordt in bepaalde schriftgedeelten
gebruikt in juridische zin. De bijbel zegt b.v. dat je met behulp van het getuigenis van twee of drie
personen een zaak kan bewijzen (vast doen staan). In Johannes 5 vinden we een voorbeeld van
bewijs via getuigenis. Jezus bewijst daar dat zijn claim, dat Hij van de Vader komt en dat God zijn
Vader is, waar is door te wijzen op twee getuigen die zijn claim bevestigen. Als eerste getuige wijst
hij op (wonder)werken die hij deed. Die getuigden er van dat Hij werkelijk door de Vader gezonden
was. "de werken die Ik doe, getuigen van Mij". (Joh. 5:36) Ten tweede wees hij op de Schriften die
van Hem getuigden. (Joh. 5:39) Deze twee zaken vormden het "identiteitsbewijs" van Jezus. Daar
wees Hij op. Daar bewees Hij mee dat Hij werkelijk de door God beloofde Messias was. De
wonderwerken die Hij deed konden door niemand (ook niet door zijn vijanden) ontkend worden.
Nicodemus trok de juiste conclusie uit die wonderwerken: "niemand kan zulke tekenen doen tenzij
God met hem is." (Johannes 3:2) In het totaal van de messiaanse profetieën uit het Oude Testament
had God van tevoren een profielschets gegeven van de komende Messias. Jezus wees erop dat in
zijn leven en werken die profielschets werd vervuld. Dit feit "bewees" dat Jezus werkelijk de
Messias was. In feite combineerde Jezus het getuigenis van de Schrift (profetie) en het getuigenis
van zijn wonderwerken want van de Messias was door de profeten aangekondigd dat deze
wonderwerken zou doen. Toen Johannes de Dooper begon te twijfelen wees Jezus hem daarop. Je
ziet toch dat in mijn leven, dat in mijn wonderwerken de messiaanse profetie wordt vervuld334.
God heeft Jezus aangewezen door tekenen en wonderen. (Hand 2:22) Zo heeft God zijn zegel op
Jezus gezet. (Johannes 6:27) De bijbel gebruikt zelfs het woord bewijs en bewijzen335. De
opstanding als bewijs (Hand. 17:31). Uit de schriften bewijzen dat Jezus de Christus is. (Hand. 9:22
/ 18:28)
Uit de bijbel blijkt dat God dit soort kwesties altijd op een zeer nuchtere wijze benaderde. De
Israëlieten stonden b.v. voor het probleem hoe ze konden onderkennen of een profeet werkelijk
namens God sprak. Daar gaf God heel concreet (rationele) richtlijnen voor. "Wanneer gij nu bij
uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? - als een
profeet spreekt in de Naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit
een woord, dat de Here niet gesproken heeft." (Deut 18:21,22). Ter aanvulling zie ook Deut 13:1,2.
In Koningen 18 (:20-46) wordt de vraag gesteld naar de ware God. Wie is de ware God? Jaweh of
de Baals? Moesten de Israëlieten innerlijk, intuïtief, bovenrationeel aanvoelen wie de ware God
was? Moest dat de grond zijn voor hun geloof in Jahweh als de ware en enige God? De God die
antwoordt (met vuur) dat is de ware God. (1 Koningen 18:24) De God die zichzelf bewees die was
de ware God. Op soortgelijke manieren heeft God zich altijd bewezen en zo bewijst God zichzelf
nog steeds. Zo heeft God zich indertijd ook aan mij persoonlijk bewezen (geopenbaard, getoond)
b.v. door mij vlak voor mijn bekering te redden uit de greep van boze geesten toen ik in opperste
wanhoop de Naam van Jezus aan riep ("Help Jezus, Help Jezus" en Jezus hielp onmiddellijk).
333
Zie b.v. Ouweneel in "Het gezag van de bijbel", p. 87.
Mattheus 11:2-5 vergelijk met Jesaja 35:5,6 en 61:1.
335
Pistin par-echo = het bewijs leveren.
Symbibazo = een bewijsvoering door logische konklusies uit een grote hoeveelheid bewijsmateriaal.
Deiknumi = een bewijsvoering door duidelijke en aanschouwelijke voorstelling van de bewijsgronden.
334
163
God heeft zichzelf bewezen (geopenbaard, getoond) als de ware God door de vervulling van allerlei
profetieën die Hij door zijn dienstknechten de profeten had doorgegeven.
Zie b.v. Jesaja 41:21-24.
"voert uw bewijsgronden aan"
"geef te kennen wat er in de toekomst komen zal
opdat wij weten dat gij goden zijt"
Dit was Gods uitdaging richting de afgodendienaars (richting de afgoden). God had zichzelf reeds
bewezen als God door de vervulling van profetische voorzeggingen. God zegt hier: als jullie
werkelijk goden zijn doe het dan ook maar eens. God schijnt hier de volgende redenering te volgen.
Het kenmerk van een ware God is dat hij de toekomst kan voorzeggen. Ik heb aan dat kenmerk
voldaan dus ik ben werkelijk God. Als jullie willen bewijzen dat jullie werkelijk goden zijn doe het
dan ook maar eens.
Het geloof is geen niet-rationele sprong (het is zelfs geen bovenrationele sprong). Het is wel een
sprong, maar dan een sprong (mede) op rationele gronden. Een mens maakt pas de sprong van het
geloof nadat God hem mede langs rationele weg overtuigd heeft van de waarheid van het
evangelie336. Op allerlei wijzen kan God tot een mens laten doordringen dat het evangelie de
waarheid is. Dat overtuigd worden hoeft niet altijd een bewust proces te zijn maar aan het tot geloof
komen gaat het overtuigd worden van de waarheid vooraf. Ons geloof is gebaseerd op kracht van
God (op persoonlijke openbaring). God die zich openbaart aan de individuele mens. God die
overtuigt op allerlei wijzen. God die ons zijn aanwezigheid en kracht toont en doet voelen, ondervinden op allerlei manieren. Niet alleen door het innerlijk getuigenis van Gods Geest maar ook
door het getuigenis dat uitgaat van b.v. veranderde levens of door het getuigenis dat uitgaat van de
profetie of door een openbaring van Zijn kracht in bevrijding van boze geesten. Enzovoorts. Mede
langs deze wegen (mede op rationele gronden) brengt God tot erkentenis van de waarheid.
Natuurlijk is het niet genoeg om overtuigd te worden van de waarheid. Dat maakt iemand nog niet
tot een kind van God. Na het overtuigd worden moet er een overgave aan Jezus volgen.
De neo-evangelicals vinden dus artikel V van de Nederlandse Geloofsbelijdenis een duidelijk voorbeeld van verwerpelijk modernisme, van scholastiek denken. Veel van de huidige reformatorische
schrijvers weten blijkbaar niet goed raad met dit artikel want bij hun uitleg negeren ze de zinsnede
"als bewijs daarvan".
In de bijbel wordt wel degelijk, ook tegen ongelovigen, een beroep op feiten gedaan (dingen die
men door waarneming zelf kan vaststellen) en op logica (uit die feiten worden conclusies
getrokken)337.
Dit is zo wat de zwaarste filosofische zonde die je volgens neo-evangelicals als Ouweneel kan
maken. Ze noemen dat een beroep doen op neutrale rationaliteit in de apologetiek. En ze vinden dat
het overtuigende bewijs dat je zwaar bent beïnvloed door het verwerpelijke Verlichtingsdenken.
De neo-evangelicals zijn aanhangers van het zogenaamde 'fideisme'. Op de vraag: "Hoe weet je dat
het waar is?" antwoorden zij met: "Je moet het geloven". Op de vraag: "Waarom moet ik geloven?"
antwoorden zij met: "Daar kan ik je geen argumenten voor geven maar misschien kan de Geest je
overtuigen". "Luister eens naar het verhaal, de narratio, en wellicht springt de vonk dan
bovenrationeel over". Zij zijn er van overtuigd dat ze daarin bijbels zijn maar dat is niet zo. Het is
een halve waarheid.
336
Dit is iets te sterk uitgedrukt. Een mens kan die sprong ook uit wanhoop doen of nog aangevochten
door twijfel. Maar het feit dat je deze sprong doet betekent toch dat wellicht onbewust tot de persoon is
doorgedrongen dat "het" waar is, dat het echt is.
337
Zie mijn studie "De invloed van postmodernisme, de Wijsbegeerte der Wetsidee en het barthianisme
op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel", hoofdstuk 8.
164
a.7. Postmodernisme, modernisme en de visie op het dogma
Het modernisme en het postmodernisme hebben een samenhangende visie op de werkelijkheid, op
waarheid, op kennis, op taal, op rationaliteit.
Hierboven hebben we gezien dat bij toetsing aan de bijbel de standpunten van het modernisme op
de bovengenoemde zaken in het algemeen dichter bij de bijbel staan. De bijbelse begrippen zijn
vaak wat ruimer dan de invulling die de modernisten daar aan geven. De visie van het postmodernisme op die zaken staat over het algemeen lijnrecht tegenover het bijbelse getuigenis.
Wat blijft staan is natuurlijk dat het autonomie uitgangspunt van beiden verwerpelijk is en dat
geestelijke waarheid slechts geestelijk (met een door Gods Geest verlicht verstand en gemoed) kan
worden begrepen.
De neo-evangelicals beweren dat de visie van de traditionele evangelicals en reformatorische
christenen op waarheid, rationaliteit, kennis, taal, enzovoorts, sterk beïnvloed is door de filosofie
van de Verlichting, door het modernisme. Dit klopt niet. Er is wel een parallel te zien tussen veel
bijbelse standpunten en overtuigingen van de Verlichting. De standpunten van de traditionele
evangelicals zijn niet gebaseerd op het Verlichtingsdenken maar op het bijbelse getuigenis.
De traditionele evangelicals op hun beurt beweren dat de standpunten van de neo-evangelicals niet
zozeer op de bijbel maar veeleer op allerlei postmoderne gedachten zijn gebouwd. Zoals uit de
bovenstaande toetsing is gebleken klopt dit. Omdat veel van de vooronderstellingen van de neoevangelicals in strijd zijn met het bijbelse getuigenis zien we ernstige ontsporingen bij hen.
A.8. Eigenlijk is een grondiger bespreking van dit onderwerp nodig
De stof die in deze appendix is aangeroerd is eigenlijk te complex voor zo'n korte behandeling.
Wellicht is niet alles helder en sommige dingen moeten eigenlijk uitgebreider uitgelegd en
beargumenteerd, bewezen worden. Dat is echter in het kader van deze studie niet mogelijk.
In mijn studie "De invloed van postmodernisme, bathianisme en de Wijsbegeerte der Wetsidee op
de theologische standpunten van W.J. Ouweneel" wordt dieper op deze zaken ingegaan. Zo de Here
wil en wij leven (en wij gezond zijn) hoop ik aan het eind van volgend jaar een inleiding op de
(evangelische) theologie klaar te hebben die op systematische en grondige wijze op de voorvragen,
de vooronderstellingen van de theologie ingaat.
165
Appendix B - De regels voor bijbeluitleg en de opbouw van het dogma
B.1. Hoe komen we aan de regels voor de Schriftuitleg?
In het kader van deze studie is het niet mogelijk om hier diep op in te gaan338.
Alles begint met de gelovige onderwerping aan Christus. Christus die zich aan ons openbaart en die
ons binnentrekt. De onderwerping aan Christus zal automatisch leiden tot het aanvaarden van de
bijbel als het woord van God. Als we Christus als Heer aanvaarden dan aanvaarden we ook het
zelfgetuigenis van de bijbel over zichzelf.
Omdat we de bijbel aanvaarden als het Woord van God weten we ook dat de bijbel daarom één
geheel is. De Heilige Geest is de hoofdauteur339 van de Schrift. Dat betekent dat het ene gedeelte
van de bijbel licht werpt op het andere.
Een andere sleutel voor de Schriftuitleg is de wijze waarop in het Nieuwe Testament het Oude
Testament wordt uitgelegd.
Uit bepaalde bijbelteksten kan verder opgemaakt worden dat de regels voor de bijbeluitleg erg voor
de hand liggen. Paulus en Petrus gaan er immers van uit dat al hun lezers en toehoorders de bijbel
zelfstandig kunnen begrijpen340.
B.2. De voornaamste regels voor de exegese, de schriftuitleg
+ De Schrift verklaart zichzelf.
Het ene bijbelgedeelte werpt licht op het andere.
+ Een tekst moet uitgelegd worden in het licht van de context.
De directe omgeving. Het bijbelboek. Het totaal van de bijbel.
+ Niet boven de bijbel uitgaan.
Geen speculatie Niet verder gaan dan de Schrift.
+ De moeilijker teksten moeten in het licht van de eenvoudiger teksten uitgelegd worden.
+ Geen Schriftinleg maar Schriftuitleg.
"staat het er ook wat men uit die tekst haalt?"
+ Uitgaan van de normale betekenis van een tekst, van de woorden tenzij vanuit de bijbel goede
argumenten zijn te geven om dat niet te doen. (De historisch-grammaticale benadering.)
+ De taal van de bijbel is de gewone spreektaal341 en niet de vaktaal van de een of andere
wetenschap. Natuurverschijnselen worden vanuit het gezichtspunt van de waarnemer beschreven
b.v. de zon gaat op, de zon gaat onder.
B.3. De regels voor het vaststellen en formuleren van leerstellingen.
Bij het vaststellen van de leer van de bijbel over een bepaald onderwerp moet de inductieve
methode worden gevolgd. Van het vele moet naar de grote lijn worden gegaan. Van de vele
Schriftplaatsen moet naar de leer, het dogma worden gegaan.
De verschillende stappen van de inductieve methode:
(1) Het verzamelen van alle direct relevante teksten over het te bestuderen onderwerp.
(2) De volgende stap is het één voor één exegetiseren van de bijbelteksten. Wat zegt die betreffende
tekst over het onderwerp?
338
Voor een bespreking zie mijn geplande "inleiding in de evangelische theologie".
Zie b.v Handelingen 1:16.
"Het schriftwoord .. dat de Heilige Geest, .. bij monde van David, gesproken heeft"
340
Zie hoofdstuk 2 over de doorzichtigheid van de bijbel.
341
Er is ook poëtische taal in de bijbel.
339
166
(3) De volgende stap is het ordenen van de uit de exegese verkregen bijbelse inzichten. Het vinden
van de grote lijnen. Het geven van een samenvatting.
Andere regels zijn:
+ Niet persé alles logisch willen laten rijmen.
Je moet laten staan wat je door inductieve studie hebt gevonden. Ook al lijken sommige
leerstellingen logisch met elkaar in strijd. Precies zoals dat ook gedaan wordt in het dogma over
de drie-eenheid.
+ Geen leerstellingen alleen op historische bijbelse gebeurtenissen bouwen.
Foute redeneringen van het type: Jezus genas alle zieken die tot hem kwamen. Een christen hoeft
dus niet ziek te zijn. Of op de pinksterdag werden allen vervuld en spraken in tongen dus als
iemand vervuld wordt, zal hij altijd in tongen spreken. Als God iets één keer op een bepaalde
manier heeft gedaan wil dit nog niet zeggen dat Hij dit persé altijd zo zal doen.
+ Leerstellingen niet alleen op deducties bouwen.
Een deductie is een logische gevolgtrekking: "als dit zo is dan volgt dat er uit". Het is veiliger om
belangrijke leerstellingen in de eerste plaats op directe schriftverklaringen te bouwen. We moeten
onze deducties ook toetsen aan de rest van de Schrift.
+ Niet verder gaan dan de Schrift doet. (geen speculatie)
In feite doet men dat als men toch dogmatisch wil spreken in die gevallen waarin de bijbel geen
directe uitspraken doet. Vaak probeert men met behulp van deductie verder door te dringen in
datgene waar Gods Woord geen directe uitspraken over doet. Die resultaten (deducties) worden
soms weer gebruikt als bouwstenen voor de volgende deductie. In feite is dit een vorm van
speculatie De neiging om dit te doen komt voort uit de drang om alle dogma's logisch met elkaar te
harmoniseren en uit de drang om het systeem kompleet te maken. Waar echter de bijbel zwijgt
moeten wij zwijgen
167
Appendix C. Radicaler rooms dan ooit
De nieuwe Katechismus van de Katholieke Kerk
(Hieronder volgt de reactie van ds. H.J. Hegger op de nieuwe katechismus. Deze reactie is in april
1995 verspreid door de directeur van de Belgisch Evangelische Zending.)
Eindelijk is de Nederlandse vertaling van de nieuwe r.-k. katechismus verschenen. En zoals te
verwachten was, is daarin de oude r.-k. leer herhaald. Wel is die leer vaak verhuld achter een
rookgordijn van Bijbelteksten en vrome woorden. Daarom kan dit boek voor simpele protestanten
een misleiding zijn. Ze zouden er ten onrechte een zwaluw in kunnen gaan zien, die een
reformatorische lente aankondigt. Met het oog daarop lijkt het mij goed om enkele belangrijke
leerstukken zoals die verwoord zijn in deze katechismus, te leggen naast de leer van de Bijbel.
Schrift en traditie
De katechismus herhaalt dat Gods openbaring niet slechts in de Schrift is te vinden, maar dat we
daarvoor ook aangewezen zijn op de overlevering. Over de leer die enkel door de overlevering tot
ons gekomen is, zegt hij dat 'zij wel nauw verbonden is' met de heilige Schrift (nr. 78), maar dus
niet hetzelfde is als de leer van de Schrift. Als reformatorische christenen belijden wij: "Wij
geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen vervat en dat al hetgeen de mens
schuldig is te geloven om zalig te worden daarin genoegzaam geleerd wordt (Ned.
Geloofsbelijdenis art.7). Rome verwerpt dus nog altijd het Sola Scriptura van de Reformatie.
De absolute macht van de paus
"De paus van Rome heeft, juist krachtens zijn ambt als plaatsvervanger van Christus en herder over
de gehele kerk. de volledige, hoogste en universele macht, die hij altijd vrij kan uitoefenen" (nr.
882). Krasser kan men de absolute dictatoriale macht van de éne man in Rome niet uitdrukken. Zij
macht is 'volledig'. Ze is dus op geen enkele wijze beperkt door niets en niemand op aarde. Ze is
'universeel', dat betekent: de paus kan overal in de wereld ingrijpen waar hij wil; waar en wanneer
hij dat wil. Nooit kan of mag iemand hem, met beroep op Gods Woord, op de vingers tikken. Zijn
woord is absolute wet op aarde. Hij kan zijn absolute macht "altijd vrij uitoefenen"." Hoe is het
mogelijk dat in onze tijd, nu de vreselijke uitwassen van zoveel dictaturen van nazisme en
communisme zichtbaar zijn geworden, sommigen nog steeds vertrouwen hebben in die éne man in
Rome met zijn absolute macht, terwijl hij evenzeer een zondig mens is met machtsbegeerte zoals
wij die allen zijn! Waarom niet vertrouwen in de Goede Herder, Christus, alleen? Het verbaasde
mij ook dat men het woord vicarius Christi niet met het mildere 'plaatsbekleder', maar met het veel
radicalere "plaatsvervanger van Christus' heeft vertaald. Wat Christus voor de Zijnen was, toen Hij
nog op aarde leefde, is sinds Zijn hemelvaart de paus. Die man heeft Zijn plaats ingenomen.
De absolute aanspraken van de R.-K. Kerk
"De enige kerk van Christus (...) verwezenlijkt zich (subsistit) in de katholieke kerk, die bestuurd
wordt door de opvolger van Petrus en de bisschoppen die met hem in gemeenschap leven" (nr. 816)
Dit is een citaat uit het tweede Vaticaans concilie. Ook hier valt mij de radicale vertaling op van het
woord subsistit. Prof. mag. dr. G. Philips had het in de "Dogmatische Constitutie over de Kerk"
aldus weergegeven: "Deze kerk (....) bevindt zich in de katholieke Kerk" (nr. 8). Daardoor werd de
mogelijkheid enigszins open gehouden dat die kerk zich ook in andere kerken zou bevinden. Maar
dat wordt door deze vertaling uitgesloten.
Een schouderklopje van Rome
Overigens wordt die pretentie dat de R.-K. Kerk de enige kerk van Christus is ook nog op andere
wijze onderstreept. Zo wordt geleerd dat "alle mensen geroepen zijn" om lid te worden van de R.K.
-Kerk (nr. 836). Er wordt onderscheid gemaakt tussen rooms-katholieken die overgaan naar een
kerk van de Reformatie, en hen die in het protestantisme geboren worden. "Zij die nu in
gemeenschappen worden geboren die voortgekomen zijn uit dergelijke breuken en die er het geloof
in Christus in zich opnemen, kan men de zonde van afscheiding niet aanrekenen" (nr. 818). Die
zonde moet men dus wel de reformatoren aanrekenen en daarnaast hen die ook in onze tijd de R.-K.
Kerk verlaten en overgaan naar een kerk van de Reformatie. Mijn vraag: moeten protestanten blij
zijn met dit schouderklopje van Rome: "Jullie zijn er wel helemaal naast, omdat je geen lid bent
van onze kerk; maar omdat jullie in het protestantisme geboren zijn, zijn jullie op dit punt niet
168
toerekeningsvatbaar"?
Afhankelijk van de r.-k. sacramenten
Opnieuw wordt ingescherpt dat de mensen het heil ontvangen door de sacramenten van de R.-K.
Kerk. Die sacramenten werken ex opere operato, "letterlijk: 'door het feit zelf dat de handeling
verricht is'. Ze zijn daarom "heilsnoodzakelijk voor de gelovigen" (nr. 1128, 1129). Dat wordt met
name duidelijk, waar de katechismus handelt over de biecht. Die is noodzakelijk voor de vergeving
der zonden "voor hen die na het doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren
hebben. Het boetesacrament biedt hun een nieuwe gelegenheid om de genade van de
rechtvaardiging terug te vinden" (nr. 1446). De rechtvaardigmaking kunnen we dus volgens Rome
verliezen en we ontvangen ze dan enkel door de bemiddeling van de pastoor of van een andere r.-k.
priester weer terug. Dat is radicaal in strijd met wat Paulus leer: "Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit
het geloof ..." (Rom. 5:1). "Er is geen enkele zonde, hoe zwaar ook, of de heilige kerk kan haar
vergeven" (nr. 981). Maar Jezus heeft gezegd: "opdat zij vergeving der zonden ontvangen ... door
het geloof in Mij" (Hand. 26:18), dus niet door het geloof in de R.-K. Kerk en in haar sacramenten.
Het is dan ook een vreselijke aanmatiging, wanneer de R.-K. Kerk leer dat de mensen "alle
doodzonden in de biecht moeten opsommen, zelfs wanneer deze zeer verborgen zijn" en slechts een
(niet uitgevoerd) verlangen naar ontucht betreffen (nr. 1456); en dat de priester dan kan zeggen: "Ik
ontsla u van uw zonden" (nr. 1449)
De verdienstelijkheid van onze goede werken
Ook die wordt onverbloemd geleerd. Wij kunnen "echte verdienste (Het is de katechismus die deze
woorden cursief afdrukte en dus benadrukt. HJH) verwerven" (nr. 2009). Met het concilie van
Trente waarnaar overigens vaak verwezen wordt, leert de katechismus" "Wij kunnen de genade
verdienen (weer cursief van de katechismus. HJH), die nuttig zijn voor onze heiliging, voor de
groei van de genade en de liefde, alsook voor het verkrijgen van het eeuwig leven" (nr. 2010). Maar
genade die we zouden verdienen, is geen genade meer. Paulus laat daarover geen twijfel bestaan:
"En indien het door genade is, zo is het niet meer uit werken; ander is de genade geen genade meer"
(Rom. 11:6). Een "verdiende genade" is een innerlijke tegenspraak, een vierkante cirkel.
geblinddoekt naar de hel
Ook de andere r.-k. dwalingen worden opnieuw geleerd, zoals het belang van de Mariaverering,
omdat zij onze middelares is (nr. 969), het vagevuur als noodzakelijke loutering na de dood (nr.
1030), aflaten die de paus kan verlenen, omdat die gedekt zijn door "de schat van de verdiensten
van Christus en de heiligen" (nr. 1478), de verering van beelden van Christus en de heiligen die
aangemoedigd wordt (nr. 2131) enz. Het klinkt hard, maar ik moet het toch zeggen: zo doet de R.K. Kerk door haar valse evangelie (van de zaligmaking door de sacramenten en de goede werken)
de mensen een blinddoek om en jaagt ze naar de eeuwige dood. Ik moet dat helaas zeggen, omdat
de Schrift en de belijdenis dat leren.
169
Appendix D - Het gezag van de Bijbel moet aan de christenen met
grote nadruk onderwezen worden
Er zijn een aantal dingen die "ingeprent" moeten worden.
Onder meer de volgende dingen:
+ De woordelijke inspiratie van de Schrift.
+ De waarheid van de Bijbel.
Zoals de Schrift het zegt zo is het.
"Uw woord is de waarheid". (Johannes 17:17)
"Heel uw woord is de waarheid". (Psalm 119:160)
Niet een waarheid maar de waarheid.
+ De goede betekenis van het bijbelse woord waarheid.
Volgens de Bijbel is een uitspraak waar als deze overeenkomt met de werkelijkheid.
Waar in de Bijbel betekent echt, betrouwbaar, overeenkomend met de werkelijkheid.
+ Antithetisch denken.
Als het ene waar is dan is het tegengestelde niet waar.
Het goede moet beleden worden en het foute verworpen.
Zie b.v. Efeze 2:9 over hoe we behouden moeten worden.
Tegelijk met de goede weg wordt de verkeerde uitdrukkelijk verworpen
Zowel het ene als het andere is nodig.
+ De noodzaak van afscheiding.
Als het gaat om de aantasting van de hoofdzaken van het geloof waar ons behoud aan gekoppeld
is.
- mijd hen, doch ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede maar ook onbesmet van het
kwade (Romeinen 16:19)
- Let op de honden (Filp. 3:2)
- Onvangt hen niet (2 Joh. :10,11)
+ De onfeilbaarheid van de Schrift.
Er staan geen fouten in de Schrift.
(Geef een verklaring voor de schijnbare tegenstrijdigheden. Etc.)
+ Het goddelijk gezag van de Schrift.
Wat de Schrift zegt is beslissend.
Zoals de Schrift het zegt zo is het en zoals de Schrift het voorschrijft zo moet het.
+ We moeten onze eigen inzichten onderwerpen aan de Schrift.
Het gaat er niet om wat ik er of wat jij er van denkt. Het gaat er om wat Gods Woord er over
zegt. We moeten buigen voor de Schrift. Het "er staat geschreven" is het einde van alle
tegenspraak. Onze eigen inzichten inleveren. De Bijbel heeft het beslissende en laatste woord.
+ Het Stola Scriptoria beginsel.
De Schrift is de enige norm voor geloof en leven.
We accepteren alleen datgene wat een bijbelse basis heeft.
Dat het werkt is niet genoeg, niet beslissend.
+ Alles moet aan de Bijbel getoetst worden.
"dagelijks nagaan of deze dingen ook zo zijn" (Hand 17:11)
+ De begrijpelijkheid van de Bijbel.
De bijbeltekst heeft een door God bedoelde betekenis en die is in principe in afhankelijkheid van
de Heilige Geest met zekerheid te vinden. Al zijn er wel moeilijke Schriftgedeelten maar die
moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de eenvoudiger Schriftgedeelten.
Er is onderscheid te maken tussen de door God bedoelde uitleg en allerlei andere "eigenmachtige"
uitleggingen. (2 Petrus 1:20)
+ Een verklaring voor de onderlinge verschillen tussen "christenen".
Een deel van de verschillen is het gevolg van het feit dat niet ieder die zich christen noemt alleen
de Bijbel als kenbron voor het geloof neemt. Binnen de groep christenen die de Bijbel wel als
enige kenbron nemen is er overeenstemming op de hoofdzaken. Etc.
+ De regels voor de gezonde Schriftuitleg.
In ieder geval de volgende:
- De tekst in de normale (letterlijke) betekenis nemen tenzij vanuit de tekst zelf goede redenen
zijn te geven om dat niet te doen.
170
- Schrift met Schrift vergelijken.
de Schrift verklaart zichzelf
- Een bijbelgedeelte moet verklaard worden in het licht van de directe context en in het licht van
de gehele Bijbel.
- We mogen niet boven de Schrift uitgaan.
niet speculeren
- Je telkens afvragen: staat het er ook wat er wordt beweerd? Geen schriftinleg plegen en
accepteren
- De moeilijkere Schriftgedeelten moeten worden uitgelegd in het licht van de eenvoudiger
teksten.
+ De noodzaak om als christen in afhankelijkheid van de Heilige Geest ons verstand te gebruiken in
het onderzoek en de uitleg van de Schrift en in de toetsing van allerlei zaken. "Weest geen
kinderen in het verstand" zegt de Schrift. Een christen is in zijn omgang met de Schrift niet
rationalistisch maar wel rationeel d.w.z. in zijn uitleg van de Schrift maakt de christen gebruik
van de normale regels (denkwetten) voor gezond redeneren. Zo ging Jezus zelf ook om met de
Schrift.
+ "Wat zegt de Bijbel?"
Dat is de vraag die in elke situatie gesteld moet worden.
Hier kan niet genoeg nadruk op gelegd worden.
+ De Bijbel is noodzakelijk.
En mag dus niet verwaarloosd worden.
We moeten mensen van het boek zijn.
Neem je eigen Bijbel mee naar de samenkomsten etc.
+ De Bijbel is genoegzaam. Om naar de wil van God te leven hebben we niets meer nodig. Geen
speciale andere openbaringen via profetieën en dergelijke. Gods leiding in ons leven kan ook
komen via persoonlijke openbaring, maar die moet getoetst worden.
+ In de Bijbel staat Gods geopenbaarde wil. Zoals de Bijbel het voorschrijft zo moet het gebeuren.
Dat is geen wetticisme of letterknechterij maar simpelweg gehoorzaamheid aan de wil van God
zoals die in de Bijbel tot ons komt.
+ Het belang van de leer onderstrepen342.
In de leer gaat het om de inhoud van ons geloof, het gaat om datgene wat de Bijbel over een
bepaalde zaak onderwijst. Jezus bracht een leer. (Johannes 7:17, mijn leer)
Voor de meeste van ons, die meer dan twintig of dertig jaar geleden tot geloof zijn gekomen, zijn
de bovenstaande principes eigenlijk vanzelfsprekend. Er is de voorbije jaren blijkbaar iets
behoorlijk mis gegaan. Want, zoals ik heb ontdekt, velen binnen de huidige evangelische beweging kennen deze principes niet goed en het is zelfs zo dat als men ze kent men ze vaak afwijst en
actief bestrijdt.
Het is niet genoeg om de bovenstaande zaken te onderwijzen. Ook hier geldt dat we de gelovigen
moeten "leren onderhouden". (Matth. 28:19) Dat betekent dat we er telkens op terug moeten komen
en dat we ook vanuit de praktijk deze principes moeten inprenten. Als b.v. in een bijbelkring een
vraag of zaak besproken wordt zonder dat men bewust de vraag stelt "wat zegt de Bijbel daarover?"
dan is dat een gelegenheid om de discussie stil te leggen en de deelnemers te wijzen op hun
methodische fout. Het zal ook regelmatig nodig blijken te zijn om tegen de gedachte in te gaan "dat
je bij het interpreteren van de Schrift er toch niet uit komt". Als we in onze gemeenten iemand
tegenkomen die het gezag van het woord van God ondermijnt dan moeten we dat direct en stevig
aanpakken.
Kan de gelovige in de postmoderne tijd deze aanpak nog wel verdragen? Na een lange afwezigheid
wegens ziekte heb ik inmiddels weer vier jaar ervaring met het geven van de basisbijbelstudie in de
plaatselijke baptistengemeente. De basisbijbelstudie wordt bezocht door mensen die pas bekeerd
zijn en door mensen die reeds langere tijd christen zijn maar die nog geen goed fundament hebben.
Het inprenten van de bovenstaande principes stuit bij de pasbekeerde mensen op geen enkel
probleem. De christenen die reeds langere tijd in de evangelische wereld hebben verkeerd, geven
daarentegen wel vaak flink "tegengas". Hun denken is reeds door allerlei EO-programma's en
andere zaken op deze punten "bedorven". Als je b.v. bij hen het woord 'leer' maar noemt dan zet
342
Zie hoofdstuk 5 en dan met name punt 5.1.
171
men zijn stekels al op. Dan moet is het nodig om met grote nadruk de ene tekst na de andere met
hen doornemen, zodat ze zien wat de Bijbel over de leer zegt. De meeste van buigen dan voor de
Schrift, maar niet allen.
172
Appendix E - Drie artikelen van J.A. van Delden
Als eerste volgt hieronder de recensie van br. Ouweneels boek "Nachtboek van de ziel".
(Nederlands Dagblad / 30-10-98.)
De recensie
Dr. W.J. Ouweneel heeft een nieuw boek geschreven met de titel Nachtboek van de Ziel. Daarin
beschrijft hij 75 van zijn dromen en analyseert hij die om te komen tot meer zelfkennis. Hij wel met
deze weergave van zijn 'zelftherapie' ook (sommige) andere christenen helpen te komen tot verdere
zelfontplooiing. De dromen die hij analyseert, brengen naar zijn mening zijn onbewuste aan de
oppervlakte. Hij gaat daarbij uit van een begrippenkader en een uitleg die aan de psycholoog C.G.
Jung ontleend is.
Wie Ouweneel kent, weet dat hij iemand is, die zich buitengewoon snel en grondig kan inwerken in
een nieuw veld van studie. Hij heeft een fenomenale kennis, een ijzeren geheugen, hij is zeer
muzikaal, drie maal gepromoveerd, een boeiend spreker. aan de ene kant is hij in intellectueel
opzicht een reus. aan de andere kant geeft hij ook vaak blijk van de ontwapenende eenvoud van
iemand met het hart van een kind. Vooral dat en zijn onvermoeibare inzet voor Gods Koninkrijk,
maken hem tot een gewaardeerde oud-collega. Dat stel ik graag voorop aan het begin van een
recensie die helaas kritisch moet zijn.
Dit boek heeft trekken van een autobiografie, een beschrijving van het eigen leven. Als daarbij
voortdurend het onbewuste aan bod komt, stelt de schrijver zich kwetsbaar op. Het is dan wel erg
moeilijk om eerlijk te zijn. bij ieder mens leeft nu eenmaal de sterke neiging tot verdediging en
rechtvaardiging van zichzelf.
In zijn nawoord zegt Ouweneel, dat het niet nodig is je dromen zo uit te leggen als hij doet.
Gelukkig maar, want je moet er volgens hem wel een grote mate van 'rijpheid' voor hebben om de
uitleg aan te horen, laat staan die zelf te geven. Daarom schreef ik hierboven dat volgens Ouweneel
alleen 'sommigen', met een rijpheid als hij heeft, hem hierin kunnen volgen. Elders maakt hij echter
duidelijk dat ieder hem op deze weg van dromen analyseren zou moeten volgen: Het is niet alleen
een voorrecht, maar ook een verplichting. De Heilige Geest kan ons namelijk vaak maar moeilijk
bereiken via ons bewuste Ik. Hij kan veel onbelemmerder werken via onze ziel, via onze dromen
met de doos ons bedachte interpretatie.
Zou dat echt zo zijn? Zou Gods Geest ons wat wij moeten weten, niet duidelijk kunnen maken door
de Bijbel, de overdenking en de verkondiging daarvan en door het gebed? En zou Hij dat wel
kunnen bereiken als we ons laten leiden door Ouweneel en een vijand van het christelijk geloof als
Jung?
Ouweneel zal zeggen: Ik heb die ideeën gekerstend, ik ga wel uit van het bestaan van God. Dat is
echter veel te weinig kritisch. Moeten we werkelijk eerst geloven in de archetypen, de persona, de
schaduw, de anima en de animus, de individuatie? Kan de Heilige Geest ons pas dan verder
brengen op de weg van de zelfontplooiing? Dat is naar mijn vaste overtuiging wijsheid, die in het
licht van de Bijbel dwaasheid is. De concentratie van Jung op de mens, op het ZELF en
zelfontplooiing staat haaks op de Bijbel. In de Bijbel staat de liefde voor God en de naaste centraal,
bij Jung de Zelfontplooiing. Dat is vooral wat mij in dit boek zo tegenstaat: de concentratie op het
ZELF, de Geest van het Humanisme. Daar komt nog bij, dat volgens Ouweneel God tot ons spreekt
door onze droomanalyse. Uit het boek blijkt echter, hoe groot het gevaar is, dat in de analyse niet
God spreekt maar het eigen hart. De uitleg van de Bijbel kun je naar je hand zetten. Bij de uitleg
van je droom gaat dat nog veel gemakkelijker, omdat die droom op geen stukken na zo duidelijk
spreekt als de Bijbel. Als je naar God niet luistert als Hij door zijn Woord spreekt, luister je ook niet
als Hij door dromen spreekt. (Luk 16:31)
Aan de vruchten ken je de boom. Welke vruchten biedt de boom van deze droomanalyse?
Ouweneel spreekt met groot respect over het "Mystiek-extatische" van de Russisch-orthodoxe
liturgie, het "teruggetrokken eenzame van het orthodoxe monnikwezen". Maar waar is het respect
als hij spreekt over de kring waar hij uitkomt, (het rechterdeel van) de Vergadering van Gelovigen?
Kwaadsprekerij over leidende broeders, veroordelingen als: behoudzuchtig, hoogmoedig,
exclusivisme, starre traditielijn, sektarisme, isolationisme, gebrek aan moed, onnozelheid, nijd,
jaloezie, geldzucht, papegaaien; het getuigt niet echt van liefde en respect voor de naaste. Is dit de
173
vrucht van de Heilige Geest? Het lijkt wel of zijn 'oecumene van het hart', niet geldt voor deze kring
en alsof hij zich eenzijdig bekommert om een 'authentieke Godservaring'. En wat houdt dat in?
Ouweneel vraag zich ook wel af, in hoeverre er in zijn hart verkeerde motieven schuilen. Zichzelf
stelt hij echter alleen vragen, over anderen velt hij scherpe oordelen. Hier spreekt een gewond hart
dat de pijn van de broederstrijd niet heeft verwerkt. Uit de felle veroordelingen blijkt dat hij onvoldoende begrip kan en wel opbrengen voor de motieven van de anderen.
Het boek geeft helaas blijk van zelfingenomenheid en eigen roem, verblinding voor eigen zwakte.
Ouweneel geeft het volgend beeld van zichzelf: Hij heeft de moed onder de rechtstreeks leiding van
de Heilige Geest het Woord te laten spreken, hij is ootmoedig, echt bijbelgetrouw, hij heeft een
geestelijk overwinningsleven ontwikkeld, hij is nu een 'oude wijze', een geestelijke leidsman
geworden. Hij spreekt beter en kent zijn bijbel beter dan welke Duitse broeder uit de Vergadering
van Gelovigen ook.
Hij zit niet zoals zovelen opgesloten in de eigen onwrikbare zekerheden en vastigheden, met
(vermeende) bijbelkennis. Ouweneel toont zich een leerling van F. de Graaff met diens gnostieke
en elitaire houding. Zij zijn in staat door hun ontvankelijkheid voor wijsheid en schoonheid zich te
laten verrassen door de pure schoonheid van het evangelie. Hij is van niemand meer psychischgeestelijk afhankelijk, maar eindelijk 'zichzelf' geworden.
Als het allemaal waar zou zijn, is het nog maar de vraag of het van wijsheid getuigt om zo over
jezelf te schrijven. Maar is het waar?
Ouweneel vertelt hoe hij in zijn jeugd een meester verafgoodde. Maandenlang wachtte hij elke dat
tot de meester uit school kwam en: "dan rende ik achter zijn fiets aan, met de hand op de
bagagedrager, tot onze wegen scheidden", Het is een treffend beeld. In gedachten zie ik ook later
achter andere 'meesters' aanrennen. In de loop van zijn leven is Ouweneel sterk beïnvloed door
groet denkers: vanaf de broeder uit de vergadering De Bruin, via de filosofen Dooyeweerd en
Troost, de gnosticus F. de Graaff, tot in dit boek de humanist Jung.
Onafhankelijk en kritisch? Zijn onwrikbare zekerheden mogen dan niet aan de Bijbel ontleend zijn
maar aan wetenschappers, hij toont zich er niet minder zeker van. Het gaat naar zijn idee om
'inzichten', 'vruchtbare wetenschappelijke experimentele resultaten'. Het modernisme, geloof in de
wetenschap speelt dan een te grote rol. Dit boek toont in deze twee vruchten helaas niet het "leren
kennen zoals het behoort" (1 Kor. 8:2)
Ouweneel erkent dat hij van standpunt veranderd is. Hij verkondigt echter geen nieuwe leer maar
hij relativeert alle leer. Hij is bevrijd van de vertheologisering en verintellectualisering van de
waarheid. Hier is de invloed van het postmodernisme eenvoudig te onderkennen.
Uiteraard is deze opvatting ook een leer! Het is echter geen bijbelse leer. Bij Ouweneel werkt een
onjuiste tegenstelling door tussen het (verondersteld wedergeboren) hart en het verstand, tussen
bijbelkennis en theologie, tussen de 'leer' en de Heer. En daarnaast is er zijn afhankelijkheid van
buitenbijbelse leer: van rationalistische filosofie, van een gnosticus, van een syncretist. Dat maakt
dat het Sola Scriptura, het reformatorische "alleen de Heilige Schrift", in het gedrang komt.
Er is meer aan de hand dan een exegetisch verschil over opvattingen binnen de Vergadering van
Gelovigen, Het gaat ook om fundamentele zaken. En dat is des te belangrijker gezien de invloed die
hij heeft binnen bijvoorbeeld de EO en de EH.
Ouweneel doet zich in dit boek kennen als een gevoelig mens, iemand die hunkert naar erkenning
en waardering. De weg van zelfbevestiging en zelfontplooiing via vaak zeer gezochte interpretaties
van dromen lijkt me niet de weg van de heilige Geest te zijn. Daarvoor verwijs ik naar de hierboven
genoemde vruchten.
Ik wens hem graag van harte toe, dat hij toekomt aan een 'Dagboek van het Licht". Een relaas
waarin blijkt hoe hij de vrede en rust, echte ootmoed en liefde gevonden heeft bij God. En dat niet
in de weg van droomanalyse maar in de weg van Gods Woord, gebed, de verlichting door de heilige
Geest en met behulp van een broederschap (open en gesloten, gereformeerd en evangelisch die hem
waardeert en terechtwijst en waar hij naar wil luisteren.
-------------------------------------Het tweede artikel. Een "Terzijde". Bijbel en Wetenschap, Juni/Juli 1998, nr. 204.
174
Er is in de loop van de geschiedenis van deze eeuw een soort repeterende historisch proces te zien.
daarbij gaat het via kleine stapjes van een orthodoxe opvatting over het gezag van de Bijbel naar
een Schriftkritische visie. Het beginpunt is het vertrouwen in het gezag van de Bijbel. Om de
grondslag van dit blad te citeren: "De grondslag van de EH is de Bijbel, het onfeilbare,
geïnspireerde Woord van God .. De Bijbel spreekt met absoluut gezag zowel waar hij handelt over
het heil, als war hij spreekt over de geschiedenis, de kosmos, de natuur."
De eerste stap in dit proces is een uitholling van begrippen, in het bijzonder het begrip "onfeilbaar".
Een korte discussie als voorbeeld. O staat voor orthodox. M voor 'modern'.
M: wat betekent "onfeilbaar"?
O: Zonder fouten.
M: Maar er staan toch allerlei fouten in de Bijbel?!
O: Welke dan?
M: Dat is algemeen bekend. Je mag het vriendelijk 'oneffenheden' noemen. Maar er is van alles dat
niet klopt.
O: Dat is een aanklacht zonder bewijs. Daar koop ik niets voor. Ik weet alleen van schijnbare
tegenstrijdigheden.
M: Zo begeef je je op een volslagen onvruchtbare weg. Dan moet je met je verstand de fouten
wegredeneren en het gevolg is, dat je niet meer op de Bijbel vertrouwt maar op je verstand. Het is
een vorm van fundamentalisme, rationalisme!
O: Merkwaardig. Jij beredeneert met je verstand dat er fouten zijn. Kritiek op jouw redenering doe
je af met 'rationalisme'. En dat zonder concreet te worden. Het lijkt me dat jij begint met
rationalisme. Dat is de basis voor je verwerping van het gezag van de Bijbel. En als ik jouw
rationalisme op jouw terrein bestrijd, krijg ik het verwijt van rationalisme. Jij doet wat je mij niet
toestaat.
Maar zeg nu eens eerlijk, aanvaard jij nog wel de onfeilbaarheid van de Bijbel?
M: Jazeker! Maar ik interpreteer onfeilbaarheid als 'betrouwbaarheid'. Je moet de Bijbel lezen als
een geestelijk boek. Je moet geen letterknechterij hebben, geen fundamentalisme.
O: Je gebruikt de term fundamentalisme als een manier om de discussie uit de weg te gaan. Hou
daar eens mee op en maak je niet van de discussie af met etikettenplakkerij. Als ik je goed begrijp,
zeg je dat de Bijbel onfeilbaar is, maar je geloof je dat hij wel betrouwbaar maar tegelijkertijd
feilbaar is?
M: Ja, dat is juist. En dan kun je goed zien hoe mijn geloof in de betrouwbaarheid echt geloof is.
Mijn geloof is niet op basis van mijn verstand maar het gaat daar bovenuit.
O: Het gaat er tegenin, en dat lijkt mij noch verstandig, noch gelovig. Dat is niet geestelijk, maar
het is jezelf en anderen misleiden door woorden uit te hollen en toch te blijven gebruiken.
Er vond en vindt voortdurend een overgang plaats van geloof in een onfeilbare Bijbel naar geloof in
een betrouwbare maar feilbare Bijbel. Laten we die opvatting 'neo-orthodoxie' noemen. Dat past
goed bij de uitholling van begrippen: het klinkt als orthodox terwijl het het niet is! Laat ieder die
'bijbelgetrouw' is op zijn hoede zijn!
-----------------------------------------Het derde artikel. Een "Terzijde". Bijbel en Wetenschap, januari/februari 1999, nr. 209.
Bij de samenwerking tussen christenen met verschillende kerkelijke achtergrond is het goed te
onderscheiden tussen vroomheid en rechtzinnigheid. Vroomheid heeft betrekking op de toewijding
aan God, de hartelijke beleving van het geloof. Rechtzinnigheid heeft betrekking op de inhoud van
het geloof. In onze gebroken wereld vallen die twee helaas niet altijd samen. Iemand kan orthodox,
rechtzinnig, bijbelgetrouw of wat u maar wil, zijn. Maar als dat alleen een zaak van het hoofd, niet
van beleving en levensstijl is, dan kun je je wel met hem verbonden voelen vanwege de inhoud van
zijn geloof maar gescheiden vanwege de levenspraktijk, de kennis van het hart. Andersom, iemand
kan God van harte liefhebben en naar Zijn wil willen leven, maar op (misschien belangrijke)
onderdelen van het geloof dwalen. Er kan dan een "oecumene van het hart" zijn, zonder dat er
geloofsinhoudelijke, confessionele verbondenheid is.
Het is een gevaar om te zeggen dat je liever met de laatste dan met de eerste verbondenheid te
maken hebt. Geloofsinhoud en beleving zijn beide van belang. In de samenwerking kan echter wel
175
duidelijk worden welke inhoudelijke geloofsverschillen zo fundamenteel zijn, dat ze een
belemmering vormen voor samengaan.
Is het mogelijk een criterium aan te geven voor een basis van samenwerking op het vlak van de
rechtzinnigheid? Met andere woorden, is het mogelijk om verder te komen dan kennelijke
overeenstemming op het terrein van levensstijl (de praktijk) of een gevoel van religieuze
verbondenheid (het gevoel) in het kader van bijbelgetrouwe samenwerking?
Bij de oprichting van dit blad en van de Evangelische Hogeschool is dat criterium gezocht en
gevonden. Niet op het punt van een inhoudelijke minibelijdenis, niet op het punt van de beleving
van het geloof, maar op het methodologische, principiële punt van de erkenning van de Bijbel als
het geïnspireerde, onfeilbare Woord van God.
De geschiedenis van christelijke instellingen en instituten leer, dat juist op dat punt het verval van
het orthodoxe, christelijke karakter inzette. Uitholling van de betekenis van de inspiratie en de
inhoud van het begrip onfeilbaar hebben keer op keer geleidt tot verwatering en secularisatie.
Wij leven in een tijd van het postmodernisme, waarin relativering en twijfel "in" zijn. Dat geldt niet
alleen voor de wereld, die geest bedreigt evenzeer de christenen. Als er nog maar één zekerheid is:
"niets is meer zeker", ligt het voor de hand dat ook een grondslag als van de EO of de EH onder
vuur komt te liggen. En daarmee de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid van de samenwerking.
Binnen de grondslag is veel ruimte voor verschil van mening over allerlei punten. Maar er is niet de
ruimte om de grondslag zelf uit te hollen of tegen te spreken.
176
Appendix F - Correspondentie met het bestuur van de EO
Mijn brief van 12-8-98 aan het bestuur
Geachte bestuursleden,
Omdat ik bezorgd ben over de koers van de EO wil ik een aantal vragen aan u voorleggen. Het gaat
om de onfeilbaarheid van de bijbel.
De pioniers van de E.O. stonden allen achter de onfeilbaarheid van de bijbel. Onfeilbaar wil zeggen
zonder feilen (zonder fouten). Men geloofde dat de bijbel onfeilbaar, foutloos is althans in de
originele geschriften.
In een in 1981 door de EO uitgegeven boekje wordt de traditionele evangelische opvatting van de
onfeilbaarheid van de bijbel als volgt onder woorden gebracht: "Dat Gods Geest gewaakt heeft over
elk woord dat werd opgeschreven en dat daarom de bijbel geen menselijke vergissingen kan
bevatten ook niet op het punt van natuur en geschiedenis ... Gods Geest heeft er over gewaakt dat
het gewoon-menselijke spraakgebruik van de bijbelschrijvers bewaard werd voor fouten343". Geen
menselijke vergissingen, bewaard voor fouten.
Dat de pioniers van de E.O. indertijd achter de onfeilbaarheid stonden is niet verwonderlijk want
dertig jaar geleden was het vanzelfsprekend dat een evangelical achter de onfeilbaarheid van de
bijbel stond.
Ik ben bezorgd omdat ik ontdekte dat b.v. in de in 1987 mede door de EO uitgegeven bundel met
als titel "het gezag van de bijbel" in een aantal lezingen de traditionele evangelische leer dat de
bijbel foutloos, onfeilbaar is werd verworpen. Dit boek is een in samenwerking met de E.O.
uitgegeven bundel met daarin de tekst van een aantal lezingen die voor de EO-radio zijn uitgesproken. In een van de lezingen wordt b.v. gesteld dat de visie dat de bijbel onfeilbaar, foutloos is
niet op het zelfgetuigenis van de bijbel gebaseerd is maar op valse filosofische overwegingen344.
Ik wil graag duidelijkheid vandaar dat ik de volgende vragen aan u voorleg:
+ Staat de EO nog steeds achter de onfeilbaarheid van de bijbel?
(Onfeilbaar d.w.z. geen menselijke vergissingen en bewaard voor fouten. Zie het hierboven
gegeven citaat uit het boekje van de EO)
+ Mag via de EO verkondigd worden dat er (mogelijk) fouten en vergissingen in de originele
geschriften van de bijbel staan?
+ Is de kwestie van de onfeilbaarheid van de bijbel een bijzaak (net als b.v. de doopvisie, de visie
op de juiste kerkvorm, etc.) waarin we elkaar vrij moeten laten en waarin de EO geen officieel
standpunt inneemt?
+ Moet de EO vasthouden aan de geestelijke standpunten van de pioniers van de EO en de
traditionele evangelische opvatting van de onfeilbaarheid verdedigen en uitdragen?
+ Is het u bekend dat de (recente) geschiedenis keer op keer heeft laten zien dat het loslaten van de
onfeilbaarheid altijd weer leidt tot een steeds verdere ondermijning van het gezag van de Schrift?
Ter verduidelijking heb ik een bijlage met nadere informatie bijgevoegd.
Hoogachtend,
343
De bijbel in de beklaagdenbank, p. 32, 1981, A.P. de Boer, W.J.J. Glashouwer, A.G. Knevel, W.J.
Ouweneel. Antwoord op het rapport "God met ons" van de Gereformeerde Kerken in Nederland over de aard
van het schriftgezag.
344
De lezing met als titel: "de sciëntistische basis van het inerrantisme". De titel is al duidelijk genoeg.
Inerrantisme staat voor de visie dat de bijbel onfeilbaar (d.w.z. inerrant/foutloos) is. Van de visie dat de bijbel
onfeilbaar/inerrant is wordt dus gezegd dat deze op een foutief filosofische (sciëntistische) basis rust.
177
met vriendelijke groet,
-----------------------------------------Het antwoord van de EO (20-10-98) op de bovenstaande brief.
Geachte heer Geelhoed,
In antwoord op uw brief van 12 augustus 1998 deel ik u mee, dat het bestuur van de Evangelische
Omroep heeft kennisgenomen van uw brief en van de correspondentie tussen u en onze voorzitter.
In de statuten van onze Vereniging is ten aanzien van de grondslag het volgende vermeld: "Wij
geloven dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is, dat alleen onfeilbaar gezag heeft". Het
beleid van het bestuur is om aan deze grondslag geen nadere theologische uitspraken over bepaalde
schriftopvattingen toe te voegen.
Ook ten aanzien van uw brief wil het Bestuur dit beleid voortzetten, zodat volstaan wordt met een
verwijzing naar de beantwoording van onze voorzitter.
Met vriendelijke groet,
EVANGELISCHE OMROEP
secretaris
------------------------------------------Mijn brief van 30-10-98.
Geachte bestuursleden,
In mijn brief van 12-10-98 heb ik u, als bestuur, enkele vragen voorgelegd over het standpunt van
de EO inzake de onfeilbaarheid, inerrancy van de bijbel.
In uw antwoord hebt u verwezen naar de grondslag van de EO waar staat: "wij geloven dat de
Bijbel het geïnspireerde Woord van God is, dat alleen onfeilbaar gezag heeft".
Het behoort tot de taak van het bestuur om te controleren of alles wat binnen de EO geschiedt in
overeenstemming met de grondslag is. Daarom vraag ik u, als bestuur, of de uitspraak dat er in de
originele geschriften van de bijbel (mogelijk) fouten, b.v. tegenspraken, hebben gestaan al of niet in
strijd is met de grondslag van de EO. Dit vraag ik omdat in een publicatie van de EO uitspraken van
deze strekking zijn gedaan.
Hoogachtend,
met vriendelijke groet,
---------------------------------De brief van de EO van 30-11-98.
Geachte heer Geelhoed,
In antwoord op uw brief van 30 oktober 1998 deel ik u, namens het Bestuur van de Evangelische
Omroep het volgende mee:
In mijn brief van 12 oktober gaf ik u aan, dat het het beleid van het Bestuur is om geen nadere
theologische uitspraken toe te voegen aan de geformuleerde grondslag van onze Verenging.
Uw verzoek en de door u bedoelde EO-publicatie geven het Bestuur geen aanleiding van dit beleid
af te wijken.
178
Met vriendelijk groet,
namens het Bestuur van de Evangelische Omroep, de secretaris
179
Appendix G - Correspondentie met het bestuur van de EH
Een brief van 31-5-99 geschreven door dhr. Seldenrijk namens het bestuur van de EH
Geachte broeder Geelhoed,
Als voorzitter van het Bestuur van de Evangelische Hogeschool wil ik in aansluiting op mijn brief
van 28 januari namens het Bestuur reageren op uw brief van 26 april jl.
Allereerst wijs ik u er op dat de in het colofon van het blad 'Bijbel en Wetenschap" grondslag van
de EH bij de oprichting is opgesteld door dr. W.J. Ouweneel, die nog steeds voor 100% staat achter
deze omschrijving van de geloofsbasis. Hij wijst dan ook niet het idee van de onfeilbaarheid
opgevat als foutloosheid af, doch een bepaalde scientistische opvatting van foutloosheid, het
scientistische inerrantisme. In deze opvatting van onfeilbaarheid gaat het ook om factuele en
woordelijke foutloosheid. Uw gedachte "dat hij de traditioneel evangelische leer over de
onfeilbaarheid (onfeilbaarheid in de zin van foutloosheid) niet accepteert" is niet juist; het gaat om
een bepaalde opvatting daarbinnen. Ten aanzien van de wijsbegeerte der wetsidee wordt inderdaad
verschillend gedacht (zoals bijvoorbeeld blijkt uit de door u genoemde weergave van prof. Douma,
die overigens radicaal is weerlegd door de hoogleraar Troost). Het betreft een filosofie die evenmin
als andere filosofieën nimmer tot de geloofsbasis van de EH mogen worden gerekend.
Dr. W.J. Ouweneel, u en wij allen staan schuldig voor Gods aangezicht en zijn aangewezen op het
bloed van Jezus Christus. Dat hoort tot de geloofsbasis van de EH. Overigens wil ik u er nogmaals
op wijzen, dat de door u genoemde zaken onderwerp vormen van intern overleg, ook met dr.
Ouweneel. Onze school wordt gedragen door brede kringen van orthodox-christelijk Nederland en
dat moet ook zo blijven. Dit betekent dat over bepaalde zaken verschillend mag worden gedacht.
U hebt intensief uw zorgen kenbaar gemaakt en mag die leggen in Gods hand. Met deze tweede
brief willen wij de correspondentie afsluiten.
Met hartelijk groet
voorzitter bestuur EH
------------------------------Mijn reactie van 15-6-99 op de bovenstaande brief.
Geachte br. Seldenrijk,
Dank voor uw brief van 31 mei 1999.
Uiteindelijk komt het neer op de juiste interpretatie van de grondslag van de EH.
Br. J.A. van Delden vertelde me dat de grondslag in onderling overleg tussen de vier
initiatiefnemers (waaronder dus ook br. Ouweneel en hijzelf) van de EH is opgesteld
In de grondslag wordt de onfeilbaarheid van de Bijbel beleden. Br. van Delden heeft me verzekerd
dat met onfeilbaar wel degelijk "factueel onfeilbaar en woordelijk foutloos" is bedoeld345. In de
grondslag is de overtuiging vastgelegd dat er geen fouten in de (oorspronkelijke) geschriften van de
Bijbel kunnen staan. Dat betekent onder meer dat er geen tegenspraken in staan en geen
geografische of historische fouten. Ook niet op zogenaamde detailpunten. B.v. de idee van een
Bijbel die wel onfeilbaar is ten opzichte van de scopus (de grote lijn) maar niet in allerlei
detailpunten is dan ook in strijd met de grondslag. Br. van Delden heeft me verzekerd dat met de
woorden "facuteel onfeilbaar en woordelijk foutloos" precies wordt omschreven wat de
initiatiefnemers in de grondslag hebben vast willen leggen. Geen foutieve feiten en woorden.
345
Br. van delden wees er op dat de literatuur uit die tijd zijn bewering bevestigt.
180
Br. Ouweneel heeft geschreven dat de idee dat de Bijbel "woordelijk foutloos en factueel
onfeilbaar" is, het gevolg is van de doorwerking van allerlei scholastieke (niet-bijbelse) gedachten346 Met deze woorden veroordeelt br. Ouweneel de grondslag van de EH. Het standpunt van
br. Ouweneel is simpelweg in strijd met de letter en de geest (de bedoeling) van de grondslag.
Achter het rookgordijn van zijn ingewikkelde filosofische onderscheidingen347 komt er simpelweg
op neer dat hij niet langer gelooft dat er geen tegenspraken en geen geografische en/of historisch
vergissingen in de oorspronkelijke geschriften van de bijbel (hebben kunnen) staan. De idee dat uit
de inspiratie van de bijbel zou moeten volgen dat de bijbel tot in de details foutloos is wijst hij af
als sciëntistisch.
U schrijft dat "de school wordt gedragen door brede kringen van orthodox-christelijk Nederland en
dat moet ook zo blijven. Dit betekent dat over bepaalde zaken verschillend mag worden gedacht".
Omdat zo te houden is er volgens u blijkbaar een bepaalde ruimte waarbinnen een ieder de
grondslag op zijn eigen manier mag interpreteren. Ik begrijp dat u moeite hebt met de
oorspronkelijke bedoeling van de grondslag. U wilt blijkbaar ook ruimte geven aan mensen die wel
belijden dat de bijbel onfeilbaar en foutloos is maar die toch tegelijkertijd beweren dat de bijbel niet
in alle feiten (factueel) en woorden juist is.
U schrijft dat de wijsbegeerte der wetsidee niet tot de geloofsbasis van de EH behoort. Intussen
draagt br. Ouweneel wel een visie op wetenschap en theologie onder de studenten uit die volledig is
gebaseerd op deze filosofie. Zie b.v. zijn boek "Wijs met de wetenschap". Waarschijnlijk is dit boek
verplichte lectuur voor de studenten. Op zijn minst zouden de studenten geïnformeerd moeten
worden over de gevaren van deze filosofie. Het, op de wijsbegeerte der wetsidee gebaseerde,
onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis leidt tot een volledige relativering van het
dogma. Vanaf het begin is hier op gewezen. Br. Ouweneel en prof. Troost zeggen dat zij deze
kritiek "radicaal" hebben weerlegd. Ondanks deze radicale weerlegging is het een feit dat br.
Ouweneel na de aanvaarding van de wijsbegeerte der wetsidee inderdaad, zoals de critici hadden
voorzegd, is gekomen tot een relativering van alle leer. Die relativering gaat zelfs zover dat volgens
hem het ware geloof de tegenstelling rome-reformatie te boven gaat348
Twee broeders hebben enkele maanden geleden een, in het kader van de zaterdagacademie
gehouden, door br. Ouweneel verzorgde inleiding op de studie van de theologie bezocht. Ze wilden
zelf uit Ouweneels eigen mond controleren of mijn bezorgdheid terecht was. Naar aanleiding van
wat hij daar vertelde hebben ze hem de vraag gesteld: "Maakt het wat uit welke heilsweg je
aanhangt?". Br. Ouweneel heeft toen (ik citeer letterlijk) geantwoord: "Het doet er niet toe welke
verlossingsleer je aanhangt, protestant, katholiek, oostersorthodox, calvinistisch349". Dit antwoord
is volledig in overeenstemming met eerder uitspraken van br. Ouweneel en met de theorie zoals hij
die b.v. in "Christian Doctrine I" verkondigt. In hoeverre valt dit standpunt nog binnen de grenzen
van de "brede kringen van orthodox-christelijk Nederland" waar u in uw brief over spreekt?
Je kunt het onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis ook toepassen op de grondslag
van de EH. U lijkt dat ook te doen want u hebt br. Ouweneel terminologie (u spreekt over de
grondslag als de geloofsbasis) overgenomen. De in de grondslag vastgelegde uitspraak dat de bijbel
onfeilbaar is, is dan een geloofsuitspraak en geen dogmatisch, leerstellige uitspraak. Een
geloofsuitspraak of een geloofsinzicht, zo luidt br. Ouweneels theorie, is niet scherp omlijnd, een
leerstellige uitspraak is dat wel. De uitspraak in de grondslag dat de Bijbel onfeilbaar is, is door de
opstellers echter bedoeld als een leerstellig uitspraak. Zij hebben indertijd de inhoud van het begrip
onfeilbaar scherp omlijnd. Ieder wist in die tijd precies wat er mee werd bedoeld.
Via het tot geloofsinzicht verklaren van deze leerstellig bedoelde uitspraak kan de oorspronkelijke
scherp omlijnde betekenis van onfeilbaar krachteloos gemaakt worden. Een geloofsinzicht is
immers, volgens de theorie van br. Ouweneel, niet scherp gedefinieerd. Het is meer een door de
346
Het gezag van de bijbel, p. 82 , A.G. Knevel ea (red), Kampen, 1987.
Uit uw brief blijkt dat br. Ouweneel (en u) nu blijkbaar ineens weer onderscheid maakt tussen twee
soorten foutloosheid. Een scientistische opvatting van foutloosheid en de goede opvatting van foutloosheid.
Het verschil is mij niet duidelijk. Foutloos is foutloos d.w.z. geen tegenspraken en geen geografische en/of
historische onjuistheden ook niet op detailpunten.
348
Nachtboek van de ziel, p 117 en 182. "een relativering van alle leer is wat er met mij aan de hand is",
"Het ware geloof is iets dat zelfs het onderscheid katholiek-protestant te boven gaat"
349
Als u dat wenst kan ik de namen en de telefoonnummers van de twee broeders geven.
347
181
Geest en het woord gewekte intuïtie Dat schept de ruimte om de onfeilbaarheid naar eigen inzicht
uit te leggen. Een ieder accepteert dan de grondslag als geloofsbasis (als geloofsinzicht) terwijl
tegelijkertijd de grondslag in feit multi-interpretabel wordt. Op geloofsniveau is ieder het dan eens
met de grondslag terwijl op theologisch niveau er een verschillende rationele invulling aan en
interpretatie van wordt gegeven. Daarom kan br. Ouweneel tegen u zeggen dat hij nog steeds voor
100 % achter de grondslag staat terwijl hij tegelijkertijd zijn theologische interpretatie van de
grondslag heeft veranderd. Hij was er immers, samen met de andere initiatiefnemers van de EH,
indertijd van overtuigd dat er geen onjuiste feiten en woorden in de bijbel voor konden komen
terwijl hij die opvatting tegenwoordig afwijs want het is volgens hem sciëntitisch om te zeggen dat
de bijbel "factueel onfeilbaar en woordelijk foutloos" is.
Ik begrijp dat u de correspondentie hierbij wilt afsluiten. Als u besluit de dialoog af te breken dan
zal ik mij daar wel bij neer moeten leggen. Voor mij is de zaak nog niet afgelopen. Zo heb ik b.v.
nog enkele vragen waar ik graag antwoord op zou hebben:
- Wat betekent onfeilbaar in de grondslag?
- Wordt het boek "wijs met de wetenschap" gebruikt in de lessen van de EH?
- Vallen br. Ouweneels opmerkingen over "de verlossingsleer" nog binnen de kring van de
orthodoxie?
Hoogachtend
(Op deze brief is helaas geen reactie meer gekomen. Net nu de centrale vraag naar de juiste
betekenis van de grondslag werd gesteld)
182
Appendix H - De gnosis
De gnostiek of ook wel gnosticisme is een gedachtestelsel dat speciaal in de 2de eeuw na Christus
tot grote bloei kwam en zich door het Romeinse rijk verspreide. Ook nu zijn er nog vele aanhangers
van het gnosticisme. Daarin wordt er wel onderscheid gemaakt tussen het klassieke gnosticisme en
het moderne gnosticisme, dat laatste wordt ook wel neo-gnostiek genoemd. De moderne aanhangers
van het gnostiek spreken zelf van "de esoterische traditie van het oude weten".
Het is niet mogelijk om op deze plaats een uitgebreide bespreking van het gnosticisme te geven. Ik
zal daarom enkele grote lijnen aangeven en me daarna vooral richten op die aspecten die we bij
mensen als Payne, Ouweneel, Jung tegen zijn gekomen.
Volgens het gnosticisme komt de mens tot heil door gnosis, esoterische kennis. Deze kennis heeft
betrekking op de wereld van het goddelijke, maar heeft ook betrekking op inzicht in het wezen van
de mens. Er is een dualisme van stof en geest. De stof (de wereld van de verschijnselen, de
zichtbare wereld) is minderwaardig. Door een goddelijke vonk in zich is de mens verwant met de
hoogste God. Godbewustzijn is identiek met zelfbewustzijn, in de zin van kennis van het hogere
Zelf. De Geest moet zich van de gebondenheid aan het lichaam (aan de zichtbare wereld) bevrijden.
Door beoefening van de gnostiek kan dat bereikt worden. Het begint met het ontvangen van gnosis
(kennis), het latente inzicht wordt als het ware uit de slaap gewekt.
Hieronder volgen een aantal gedeelten uit het boek "Gnosis350" van J. slavenburg. Bij citaten zet ik
tussen haakjes het nummer van de bladzijde.
Gnosis is innerlijk weten, kennis van het hart der dingen, intuïtief weten. (7)
Gnosis ontkent het verstand niet, maar overstijgt het vanuit een dieper weten, een weten uit het
grondeloze mysterie zelf. (8)
Gnosis is inzicht in de samenhang der dingen. (15)
Inzicht dat van binnenuit kwam en vaak los stond van 'aangeleerde' kennis. (15)
In een mens die gnosis verwerft is geen dualiteit meer aanwezig. De kennis van het Al is hem tot
zelfkennis geworden. En in verwondering en verbijstering beleeft hij de heelheid van het bestaan.
(8)
Voor de gnosticus maakt het niet uit of de opheffing van de dualiteit geschiedt via de weg van de
christelijke gnostiek of de mystiek, via het boeddhisme of hindoeïsme, via het neoplatonisme of via
zen, via taoïsme of soefisme, enzovoorts ... Het zijn allemaal wegen naar dezelfde waarheid als men
eens de leer en het gebouw transcendeert (overstijgt) en het stelsel dat tot inzicht poogt te leiden, als
een vlot aan de overkant van de rivier achter zich laat. (9)
Zij die meer van leringen houden dan van gnosis zullen steeds blijven twisten. (9)
Commentaar Hier wordt gnosis tegenover lering gesteld. Zij die meer van leringen (theologische
kennis) houden dan van gnosis (geloofskennis) die zullen steeds blijven twisten. Dus concentratie
op de leer leidt tot twist.
De waarheid ontsnapt aan ieder stelsel, kan niet geschreven worden op de stroom van de
levensrivier, is als lucht die zich niet te pakken laat nemen. De waarheid is één. De bewegingen die
zoeken naar de waarheid of putten uit de waarheid zijn talloos. Niet op papyri, documenten of
kleitabletten vinden we de waarheid. Ze verwijzen er slechts naar. De waarheid zelf is als een
onbeschreven blad. Geen enkel stelsel kan haar beschrijven. (11)
350
Gnosis, J. Slavenburg, Deventer, 1990. Met een belangrijk voorwoord van Marcel Messing.
183
In de boeken die we kennen als de bijbel (bibloi) is het oude weten eveneens aanwezig, zij het vaak
in versluierde vorm. (12)
Al deze tradities beogen de onwetendheid over wie en wat we zijn op te lossen. (12)
Gnosis is een religieuze ervaring; geen leer of filosofie. Ervaring is iets levends, een leer is vaak iets
doods. (17)
Gnostiek is geen nauw omschreven leer. (17)
In 'Het geheime boek van Johannes' is er dus sprake van een Vader (die gelijk wordt gesteld met
een monade, een eenling) waaruit een moeder (Barbelo) ontstaat. Zoals volgens de oude
overleveringen Eva uit Adam ontstond. Er wordt echter mee bedoeld dat de goddelijke kracht, het
hoogste principe, mannelijk en vrouwelijk is. We noemen dat 'androgyn'. (22)
Pscho-analytici hameren er in onze eeuw op dat, om werkelijk mens te worden, de man ook het
vrouwelijk deel in zich dient te ontwikkelen en de vrouw het mannelijk deel in haar. Dan komt er
een dynamische scheppingskracht vrij, zoals voortplanting alleen maar plaats kan vinden uit het
samengaan van man en vrouw. Jezus zei tweeduizend jaar geleden al: "Als jullie het mannelijke en
vrouwelijke één en hetzelfde maakt, zodat het mannelijke niet mannelijk zal zijn en het vrouwelijke
niet vrouwelijk .. dan zullen jullie binnengaan in het Koninkrijk351". (22,23)
De androgyniteit van het uiterste goddelijke principe staat borg voor een permanente beweging, een
voortplantingsdrang, ook wel emaneren genoemd. (23)
351
Het evangelie van Thomas, 22.
Dit is een bekend gnostisch geschrift in de vorm van
een evangelie.
184
Literatuur
Lijst met beschikbare literatuur
Deze materialen kunnen aangevraagd worden. Via internet of op een schijfje . Op papier tegen
vergoeding van de kopieer- en verzendkosten. Het meeste staat op de homepage
<<http://www.solcon.nl/apgeelhoed>>
1/ De verandering in de visie op de bijbel.
(Geelhoed, 1996)
2/ De invloed van postmodernisme, de Wijsbegeerte der Wetsidee en het barthianisme op de
theologische standpunten van W.J. Ouweneel.
(Geelhoed, 1997)
3/ W.J. Ouweneel over inerrantisme en de onfeilbaarheid van de bijbel.
(Geelhoed, 1998)
4/ H.P. Medema en het gezag van de bijbel.
(Geelhoed, 1999)
5/ De bijbel over gezag.
(Geelhoed, 1999)
6/ Inleiding in de evangelische theologie
(Geelhoed).
D.V. beschikbaar eind 2003
Verder:
7/ 35 vragen aan Ouweneel, naar aanleiding van Ouweneels Christian doctrine I".
Door R.E. van der Feen, 1998.
8/ Offener brief an W.J. Ouweneel. (74 blz.)
Andreas Steinmeister, Gevelsberg, 1998.
9/ Een Nederlandse samenvatting van de open brief van Steinmeister door ds. K. van Berghem.
10/ Uitgebreide analyse van Ouweneels Christian Doctrine I, the external prolegomena.
Door R.E. van der Feen.
D.V. binnenkort beschikbaar.
10/ Het materiaal van de basisbijbelstudies.
Daar wordt aangewerkt.
D.V. begin 2000 komt het eerste materiaal klaar.
De studies 2 en 3 zijn ook beschikbaar in het Duits.
185
Lijst met aanbevolen literatuur
Voor de nadere gegevens zie de lijst met geraadpleegde literatuur.
+ The great evangelical disaster.
Francis Schaeffer.
+ In drie golven.
Marijke Amesz.
Geschiedenis en verschijnselen van de charismatische beweging.
Beknopt, helder, goed gedocumenteerd en zeer onthullend.
+ Christendom in verleiding.
Dave Hunt en T.A. McMahon.
Geschreven in 1985. Vertaling van "The Seduction of
Christianity, spiritual discernment in the last days".
+ Occult Invasion: The subtle Seduction of the World and the Church.
Dave Hunt.
(1998, Harvest House Publishers, Eugene, OR 97402)
+ Charisma uit de diepte.
R.H. Matzken.
Oorzaken en gevolgen van het moderne pastoraat. Onder meer met een heldere analyse van het
denken van Jung en de invloed daarvan op allerlei vormen van zielzorg in de evangelische
beweging.
+ Christian Theology.
Ericksson.
"During the past decade Millard Erickson's Christian Theology has established itself as the most
widely used of moderne protestant surveys of Chrstian Truth. Robustly evangelical, essentially
conservative, thouroughly contemporary, ... its fairminded breadth and meticulous analysis of
options have won it consistent praise"
+ Wat gelooft een christen?
R.H. Matzken
In samenwerking met de Internationale Bijbelbond.
Culemborg, 1982.
Een beknopte systematische bijbelcursus met 9 hoofdstukken
(de negen hoofdterreinen van de evangelische theologie)
+ Het gebed van de christen.
Een klassieker over het aanhoudend gebed.
Schrijver anoniem / Uitgeverij "de stem".
Postbus 3605 / 6019 ZG Wessem.
+ Het normale christelijke leven.
Watchman Nee.
(Herdruk Gideon)
Voor een kennismaking met een vertegenwoordiger van de Keswick Teaching.
+ War on the Saints.
Jessie Penn-Lewis with Evan Roberts.
Dit is een klassieker over geestelijke strijd.
Evan Roberts was de voornaamste leider in de zogenaamde Welsh Revival uit 1905. Naar
186
schatting zijn toen in korte tijd rond de honderduizend mensen alleen al in Wales bekeerd. Evan
Roberts en Jessie Penn-lewis observeerden dat de zuivere opwekking werd geinfilteerd door een
satanisch geinspireerde spiritualiteit. Een spiritualiteit die een nabootsting van het echte was. Het
boek is kort na de opwekking gepubliceerd. Er is een verkorte versie in omloop. De unabridged
edition is uitgegeven door 'Diasozo Trust', 68 Elm Road, Slade Green, Erith, Kent DA8 2NW.
187
De voornaamste geraadpleegde literatuur
Amesz M., In drie golven, 1991, Amsterdam.
Bavinck H., Gereformeerde Dogmatiek, Kampen, 1928.
Berghem K., Vallen in de Geest, heilig, occult of psychologisch? 1997. (is aan te vragen)
Berkouwer G.C., Karl Barth, 1936, Kampen.
-----------, De Heilige Schrift I en II, 1966, 1967, Kampen.
Brink van den G., Oriëntatie in de filosofie I en II, 1994, 1979, Zoetermeer.
Calvijn J., Institutie.
Chafer, L.S., Systematic Theology, 1948, Dallas.
Cox H, Religie in de stad van de mens, 1984, Baarn.
Delden van J.A., Schepping en Wetenschap, 1977, Amersfoort.
Dooyeweerd H., Wijsbegeerte der Wetsidee, 1935
Erickson M.J., Christian Theology, 1983-1985, 1998, Grand Rapids.
Esbach J. (red), Vurig Verlangen, 1996, Zoetermeer.
Genderen van J. en W.H. Velema, Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, Kampen, 1992.
Genderen van J., Oriëntatie in de dogmageschiedenis, 1996, Zoetermeer.
Glashouwer W.J.J. (red), Het ontstaan van de bijbel, 1979, Hilversum.
Gumbel N, Een kwestie van leven, 1996, Hoornaar.
Hagort H. (red), De bijbel betrouwbaar, 1998.
Hegger, H.J., Rome en de bijbel, Velp.
Kits J., Dit is pas leven, 1978, Hilversum, uitgave EO.
Knevel (red.), De boodschap en de kloof, 1997, Hilversum.
--------, Het gezag van de bijbel, 1987, Kampen.
--------, De bijbel in de beklaagdenbank, 1981, Hilversum.
Kuitert H.M., De mensvormigheid Gods, 1962, Kampen.
Loon van R. (ea), Studenten van toen, voorbeelden van nu. 1997, Heerenveen.
Marsden, G.M., Reforming Fundamentalism, Grand Rapids, 1987.
Maztken, R.H., Wat gelooft een christen, Amsterdam, 1993.
----------- , Charisma uit de diepte
Mcgrath A.E., Christelijke Theologie, 1997, Kampen.
Medema H.P., Water, wijn en waarheid, 1997, Vaassen.
Nullens, Patrick (red), Dichtbij de bijbel, 1997, Heverlee.
Matzken, RH., New age handboek, 1990, Amsterdam.
-----------, Charisma uit de diepte, 1993, Amsterdam.
------------, Wat gelooft een christen, 1982, Culemborg.
Ouweneel W.J., Wijs met de wetenschap, 1997, Leiden.
-----------, Woord en wetenschap, 1987, Amsterdam.
-----------, De leer van de mens, 1986, Amsterdam.
-----------, Psychologie, 1984, Amsterdam.
-----------, Christian Doctrine I, 1995, Amsterdam.
-----------, Nachtboek van de ziel, 1998, Amsterdam.
-----------, Geestelijke strijd, 1998, Vaassen.
Packer, J.I., Wandelen door de Geest, 1984, (Novapres)
Payne L. , Crisis in mannelijkheid, 1998, Driebergen.
---------, Gods tegenwoordigheid geneest, 1997, Kampen.
Penn-Lewis J, War on the Saints, samen met Evan Roberts, 1973, Kent. "The full text"
Ryrie C.C., Dispensationalism today, 1965, Chicago.
Schaeffer F.A., De God die leeft, 1980, Amsterdam.
---------, The Great Evangelical Disaster, 1884, Westchester. ISBN 0-89107-308-6
Simonis A.J., Op de adem van het leven, Kampen.
Slavenburg J., Gnosis. De esoterische traditie van het oude weten, 1990, Deventer.
Steinmeister A., Offener brief an W.J. Ouweneel, 1998, Gevelsberg.
Tidball D.J., Who are the evangelicals?, 1994, London.
Velema J.H., Fundamentalist? Fundamenteel!, 1997, Heerenveen.
Vollenhoven D.H.Th., Het calvinisme en de reformatie der wijsbegeerte, 1933, Amsterdam
Vries de P., Het onfeilbare woord, 1991, Kampen.
Ekstra: Katechismus van de Katholieke Kerk, 1995, ISBN 90-304-0718-2.
188
Home page.
http://www.solcon.nl/apgeelhoed
Download