Opgave 4 Megawatt-turbine (havo – na1,2 - 2000 – tijdvak 1) Het onderstaande artikel gaat over een windturbine. Dit is het onderdeel van een moderne windmolen dat windenergie omzet in elektrische energie. Op de foto bij het artikel wordt de windturbine omhoog gehesen. 3p 14 3p 15 De foto van figuur 6 is gemaakt met een camera waarvan de lens een brandpuntsafstand heeft van 40 mm. De hoogte van de mast van de turbine is 1,4103 maal groter dan het beeld van de mast op het negatief. De foto bij het artikel is 3,4 maal groter dan het negatief. De hoogte van de mast op de foto is met een witte, gestreepte pijl aangegeven. Zie figuur 6. Bepaal de werkelijke hoogte van de mast. Bereken op welke afstand van de mast de foto genomen is. Opgave 5 Lasers in de gezondheidszorg (havo – na1 – 2000 – tijdvak 2) Lasers worden onder andere gebruikt als operatiemes. Het laserlicht moet dan van de laser naar de huid van de patiënt worden geleid. Daarvoor gebruikt men de opstelling van figuur 6. De evenwijdige bundel laserlicht brengt men met behulp van een positieve lens in het punt P samen. Zie ook figuur 7. P ligt midden op een glasvezelkabel die ervoor zorgt dat het licht naar de zogenaamde tip wordt geleid. Deze tip plaatst men vlakbij de huid van de patiënt. Figuur 7 is op schaal getekend. De diameter van de glasvezelkabel is in werkelijkheid 0,70 mm. 4p 18 Bepaal met behulp van figuur 7 de brandpuntsafstand van de lens. Als de laserbundel niet precies evenwijdig is maar een beetje divergent, dan komt de bundel niet meer in punt P samen maar ontstaat er een lichtvlek op de glasvezel. In één van de figuren 8A en is het verloop van de bundel juist weergegeven. 2p 19 Leg uit welke van de twee figuren (8A of 8B) het verloop van de bundel juist weergeeft. Opgave 3 Lezen (havo – na1 – 2001 – tijdvak 1) Sommige mensen met slechte ogen gebruiken een zogenaamde leesliniaal. Zie figuur 3. In deze figuur is de vorm van de liniaal te zien. De liniaal heeft een vlakke onderkant en een bolle bovenkant. De liniaal wordt op een tekst gelegd. De letters die zich onder de liniaal bevinden worden vergroot gezien. Zie figuur 4. De leesliniaal vergroot slechts in één richting. 2p 8 Beschrijf hoe dit uit figuur 4 blijkt. 2p 9 Geef een verklaring voor het feit dat de leesliniaal slechts in één richting vergroot. 3p 10 Bepaal met behulp van figuur 4 de vergroting van de letters. Geef het antwoord in twee significante cijfers. Andere mensen met slechte ogen gebruiken soms een loep. In figuur 5 is schematisch de positie aangegeven van een loep, een voorwerp AB en het virtuele beeld A’B’. Punt O stelt het midden van de ooglens voor. 3p 11 Construeer in de figuur de lichtstraal die vanuit B via de loep naar O gaat. Een loep heeft een vaste brandpuntsafstand. Van onze ooglens echter kunnen we de brandpuntsafstand veranderen. Dit is nodig om zowel veraf als dichtbij scherp te kunnen zien. In figuur 6 is schematisch een oog getekend. De afstand van het midden van de ooglens tot het netvlies is 1,7 cm. Het nabijheidspunt P van dit oog ligt op 16 cm voor het midden van de ooglens. Deze afstanden zijn niet op schaal weergegeven. 4p 12 Als het oog ongeaccomodeerd is, wordt van een voorwerp op grote afstand van de ooglens een scherp beeld op het netvlies gevormd. Bereken zowel de kleinste als de grootste brandpuntsafstand van deze ooglens. Opgave 3 Satellieten (havo – na1,2 – 2001 – tijdvak 2) 3p 12 Er draaien tegenwoordig veel satellieten om de aarde. De eerste waarnemingssatellieten waren nog uitgerust met een fototoestel. Met zo'n fototoestel met een lens met een brandpuntsafstand van 0,80 m wordt op een hoogte van 450 km een foto van een startbaan genomen. De lengte van de startbaan op het negatief bedraagt 2,8 mm. Bereken de werkelijke lengte van de startbaan. Opgave 5 Vuurtoren (havo – na1,2 – 2001 – tijdvak 2) Het licht van een vuurtoren moet op grote afstand gezien kunnen worden. De lichtbundel moet dus een grote intensiteit hebben. De lamp van de Brandaris (figuur 9) op Terschelling, met daaromheen de optische stelsels die voor de lichtbundels zorgen, is in figuur 10 afgebeeld. 3p 20 In figuur 11 zijn de lamp en een deel van één zo'n optisch stelsel schematisch weergegeven. Een lens zorgt ervoor dat alle lichtstralen die een hoek kleiner dan 45° met de hoofdas maken, evenwijdig met de hoofdas uit de lens komen. Figuur 11 is op een schaal van 1:20 getekend. Bepaal de brandpuntsafstand van de lens. Opgave 1 Van Leeuwenhoek-microscoop (havo – na1 – 2002 – tijdvak 2) Als je een insect met het blote oog bekijkt, zie je geen details omdat je het niet dicht genoeg bij je oog kunt plaatsen. Als het voorwerp zich binnen het nabijheidspunt bevindt, is de ooglens namelijk niet meer in staat om een scherp beeld op het netvlies te vormen. In figuur 1 ontstaat op het netvlies een scherp beeld van een insect dat in het nabijheidspunt staat. Het oog is vereenvoudigd weergegeven. Het optisch middelpunt van de ooglens is met een stip aangeduid. Figuur 1 is op ware grootte getekend. 4p 3p 1 Bepaal de brandpuntsafstand van de ooglens in deze situatie. 2 De ware grootte van het insect is 2,0 mm. In figuur 1 is het niet goed mogelijk om rechtstreeks de grootte van het beeld op het netvlies nauwkeurig te meten. Bepaal op een andere manier de grootte van het beeld op het netvlies. In de zeventiende eeuw was de Nederlander Antoni van Leeuwenhoek een van de eersten die 'microscopen' maakte waarmee hij details van een insect kon bekijken. Zie de tekst en bijbehorende foto hieronder. De Van Leeuwenhoek-microscoop zou tegenwoordig geen 'microscoop' genoemd worden, maar een loep of vergrootglas. Van Leeuwenhoek plaatste de positieve lens voor zijn oog. Het voorwerp zette hij op korte afstand voor deze lens, zodanig dat de lens een virtueel beeld van het voorwerp maakt op de plaats van het nabijheidspunt van het oog. naar: www.museumboerhaave.nl In figuur 2 is (vaag) hetzelfde oog afgebeeld als in figuur 1. Het oog kijkt nu via de Van Leeuwenhoek-microscoop naar hetzelfde insect als in figuur 1. De lens van de Van Leeuwenhoek-microscoop en het virtuele beeld dat deze lens van het insect maakt, zijn in figuur 2 schematisch weergegeven. De brandpunten van de lens zijn aangegeven met de letters F. 4p 3 Teken in de figuur de plaats van het insect. Licht de tekening toe met een constructie of een berekening. Het oog kijkt naar het virtuele beeld van het insect. Omdat dit beeld zich in het nabijheidspunt bevindt, kan het oog hiervan een scherp beeld op het netvlies maken. In figuur 3 is deze situatie getekend. De microscooplens is hier weggelaten. 2p 4 Construeer op de grootte van het beeld op het netvlies. Opgave 2 Digitale camera (havo – na1,2 – 2003 – tijdvak 1) Figuur 5 toont een foto van een auto. De foto is genomen met een digitale fotocamera. Door de snelheid waarmee de auto rijdt, is zijn afbeelding op de foto onscherp. 2p 4p 5 De onscherpte van de auto op de foto is niet het gevolg van een onjuiste scherpstelling van de camera. Hoe is dat aan de foto van figuur 5 te zien? 6 De onscherpte in de foto van figuur 5 is ontstaan doordat de sluiter van de fotocamera bij het nemen van de foto enige tijd open stond, in dit geval 1/30 seconde. De wielen van de gefotografeerde auto hebben in werkelijkheid een diameter van 65 cm. Maak een schatting van de snelheid waarmee de auto reed. Het lichtgevoelige vlak heeft een lengte ℓ en bestaat uit 640 bij 480 kleine vierkante lichtsensoren. Zie figuur 7. De auto, zoals gefotografeerd in figuur 5, bevond zich op een afstand van 12 m van de digitale camera. De camera stond ingesteld op 12 m. De brandpuntsafstand van de lens is 48 mm. Onder deze omstandigheden beeldt de camera de auto 2,5102 maal kleiner af. 3p 3p 8 9 Toon aan dat de auto dan 2,5102 maal kleiner wordt afgebeeld. Het effect van beweging is niet zichtbaar op een foto als tijdens de opname de verplaatsing van het beeld kleiner blijft dan de afmeting van één sensor. De foto van figuur 5 zou geen bewegingsonscherpte hebben vertoond als de auto zich tijdens de opname 1,5 cm of minder had verplaatst. Bereken de lengte ℓ van het lichtgevoelige vlak. Opgave l Visby-lens (havo – na1,2 – 2003 – tijdvak 2) Lees onderstaand artikel. artikel Vikingen hadden perfecte lenzen De Vikingen beschikten duizend jaar geleden al over nagenoeg perfecte lenzen. Dat concluderen drie Duitse onderzoekers na uitgebreide studies van de zogeheten Visby-lenzen. De lenzen zijn gemaakt van bergkristal. De mooiste lens heeft een diameter van vijf centimeter en meet op het dikste punt drie centimeter. De onderzoekers waren onder de indruk van het vakmanschap waarmee de lenzen geslepen zijn. De lenzen werden waarschijnlijk gebruikt als brandglas en als loep. naar: de Volkskrant, 8 april 2000 In figuur 3 is de situatie getekend waarbij de lens als loep (vergrootglas) gebruikt wordt. De stralengang vanuit de top van een klein voorwerp is getekend. 3p 3 Construeer in de figuur het beeld dat de lens van het voorwerp vormt.