BIJZONDERE BEDINGEN 3. De motivering van het concurrentiebeding in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd: hoe moet de werkgever dit vormgeven? MR. A.D. BITTERLICH-STRAVER Met ingang van 1 januari 2015 kan onder de WWZ (artikel 7:653 BW) een concurrentiebeding enkel nog rechtsgeldig worden overeengekomen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Werkgevers die na 1 januari 2015 een concurrentiebeding willen overeenkomen met bepaalde tijders moeten dus aan de slag met hun motivering of deze eigenlijk zelfs al paraat hebben. Hiermee begeven ze zich op onbekend terrein, want hoe moet deze motivering worden vormgegeven wil een uiteindelijk beroep op het concurrentiebeding kans van slagen hebben? Inleiding Onder de WWZ (art. 7:653 BW) is het met ingang van 1 januari 2015 slechts mogelijk om een concurrentiebeding overeen te komen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als dit concurrentiebeding bij het aangaan schriftelijk wordt gemotiveerd. Er moet sprake zijn van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen1 die het voor de werkgever noodzakelijk maken een concurrentiebeding overeen te komen. Deze belangen moeten worden opgenomen in de motivering bij het aangaan van het concurrentiebeding, maar moeten voorts ook nog aanwezig zijn op het moment dat de werkgever bij het einde van de arbeidsovereenkomst een beroep doet op het concurrentiebeding.2 Als een schriftelijke motivering ontbreekt, dan is het concurrentiebeding nietig. Ontbreekt bij de werkgever de noodzaak wegens zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen, dan is het concurrentiebeding geheel vernietigbaar. Voorts blijft gehele of gedeeltelijke vernietiging mogelijk indien de werknemer door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Geen duidelijkheid gegeven op basis waarvan werkgevers kunnen toetsen of de motivering die zij voor de toepassing van een concurrentiebeding willen hanteren voldoende is. Jurisprudentie is er nog niet. Werkgevers moeten het na 1 januari 2015 dus doen met weinig tot geen handvatten. Het niet of niet juist motiveren van een concurrentiebeding kan voor werkgevers echter grote gevolgen hebben. Parlementaire geschiedenis Zoals De Groot en Jansen reeds in hun bijdragen in «TAP» 2014/4 en «TAP» 2014/63 aangaven, zijn op de vraag van de VAAN of de regering voorbeelden kan geven van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen (slechts) de volgende antwoorden gegeven: ‘Aangezien een werkgever per geval dient te motiveren welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding vereisen, kan geen algemene uitspraak worden gedaan over welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen aan de orde moeten zijn om een dergelijk beding te rechtvaardigen.’ ‘Dit vergt per geval een specifieke afweging en motivering.’ ‘Een dergelijke motivering kan gelegen zijn in hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar een concurrent.’4 Uit de parlementaire geschiedenis en uit anderszins beschikbaar gestelde informatie blijkt niet duidelijk wanneer sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Er worden vrijwel geen aanwijzingen Voorts is de regering van mening dat een concurrentiebeding bij tijdelijke contracten in principe verboden is, maar: ‘Het kan echter voorkomen dat een tijdelijke werknemer 1 3 2 16 Bij dienstbelangen gaat het om werkenden o.b.v. een arbeidsovereenkomst in een publieke organisatie, zie Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 17. Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 91. 4 A.G.J.J. Jansen, ‘Daar gaan we weer? Het concurrentiebeding revisited’, «TAP» 2014/4 en C.J.H. de Groot, ‘De flexmaatregelen van de Wet werk en zekerheid’, «TAP» 2014/6. Kamerstukken I 2013/14, 33 818, nr. C, p. 103-104. SDU / NUMMER 1, FEBRUARI 2015 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK MOTIVERING CONCURRENTIEBEDING IN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE TIJD: HOE MOET DE WERKGEVER DIT VORMGEVEN? bijvoorbeeld specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is, waarbij het belang van de werkgever bij een concurrentiebeding wel kan opwegen tegen het nadeel voor de werknemer’.5 Landelijke campagne In november 2014 is op initiatief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een landelijke campagne gestart om werknemers met een tijdelijk contract te informeren over hun ‘nieuwe rechten’. Werknemers kunnen met vragen over onder meer het concurrentiebeding terecht op een speciaal daarvoor opgerichte website.6 Op deze website stelt het ministerie dat de werkgever na 1 januari 2015 een ‘hele goede reden’ moet hebben voor het opnemen van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd. Als voorbeeld noemt het ministerie: ‘Bijvoorbeeld omdat je heel specifiek werk doet en je werkgever er ernstig nadeel van ondervindt als je jouw kennis naar een concurrent meeneemt.’ Het is jammer dat het ministerie geen website heeft opgericht voor werkgevers waar zij terecht zouden kunnen met hun vragen over het motiveren van het concurrentiebeding. Het is immers deze groep die de eerste stap moet zetten in het toepassen van de nieuwe wetgeving. Als het maar ‘specifiek’ is De regering geeft nauwelijks aanwijzingen, maar uit de antwoorden en informatie die zij geeft, kan worden afgeleid dat ‘specifiek’ het sleutelwoord lijkt te zijn. Indien we dit vanuit de basis benaderen, dan kan worden gekeken naar de betekenis van het woord ‘specifiek’ in de Van Dale. Deze is als volgt: ‘In het bijzonder aan iets eigen’ en ‘in onderdelen nauwkeurig’7 Op basis van de antwoorden van de regering zoals hiervoor beschreven en het eerste deel van de hiervoor beschreven betekenis van het woord ‘specifiek’ (het tweede deel lijkt hier niet toepasselijk) moet de motivering van het concurrentiebeding ten eerste per functie c.q. individuele werknemer apart worden opgesteld (de werkgever kan niet volstaan met een standaardtekst) en ten tweede moet de motivering aantonen dat de functie en de individuele werknemer waarvoor het concurrentiebeding wordt gehanteerd dusdanig bijzonder zijn dat de toepassing en handhaving van het concurrentiebeding gerechtvaardigd is. Rechtspraak Opmerking verdient nog dat Meijer in haar bijdrage in ArbeidsRecht 2014/62 een interessante analyse heeft gemaakt van de rechtspraak vanaf 2000 inzake de belan- 5 6 7 Kamerstukken I 2013/14, 33 818, nr. C, p. 28, zie tevens Kamerstukken II 2013/14, nr. 3, p. 17. OpMaat Attenderingen, 12 november 2014, ‘Start campagne “Mijn werk en zekerheid”’ en www.mijnwerkenzekerheid.nl. Zie www.vandale.nl. TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK NUMMER 1, FEBRUARI 2015 / SDU genafweging ex art. 7:653 lid 2 BW (oud) in relatie tot concurrentiebedingen in kortlopende arbeidsovereenkomsten.8 Een vergelijkbare analyse inzake concurrentiebedingen in het algemeen is eerder gemaakt door Loonstra van de rechtspraak tot 2000 en door Houweling en Loonstra van de rechtspraak van 2000 tot 2010.9 Uit deze analyses van De motivering moet voor elke functie c.q. indivi­ duele werknemer apart worden opgesteld de rechtspraak kunnen werkgevers – indien van toepassing – aanknopingspunten halen voor het opstellen van hun motivering, zoals: het actief zijn in een kleine markt, het onderstrepen van een slechts geringe beperking die aan de werknemer wordt opgelegd, het feit dat de werknemer niet gebonden is aan werk binnen de branche van de werkgever en gemakkelijk werk kan vinden buiten die branche en dat de werkgever voornemens is in belangrijke mate te investeren in de werknemer (waarbij deze investeringen dan zo veel mogelijk gespecificeerd zouden moeten worden). De belangenafweging die de rechter diende te maken op grond van art. 7:653 lid 2 BW (oud) en nu dient te maken op grond van art. 7:653 lid 3 sub b BW (nieuw) in het kader van (eventuele) gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding ziet echter op een andere toets dan het toetsen van de vraag of sprake is van zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen op basis waarvan er bij de werkgever een noodzaak bestaat om een concurrentiebeding overeen te komen in een arbeidscontract voor bepaalde tijd (art. 7:653 lid 3 sub a BW, nieuw). De belangenafweging is gericht op de persoon van de werknemer. Alle omstandigheden van zijn individuele geval moeten worden meegenomen in de belangenafweging. De toets of sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen is in principe niet gericht op de persoon van de werknemer. De zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen hoeven niet op te wegen tegen de belangen van de werknemer om juist niet gebonden te zijn aan een concurrentiebeding. Op basis van dit verschil tussen beide toetsen zou de werkgever de aanknopingspunten uit de rechtspraak, zoals hiervoor beschreven, dus niet hoeven mee te nemen in zijn motivering. Voorop staat dat in alle gevallen waarin sprake is van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd, ongeacht en volledig losstaand van de belangen van de werknemer, sprake moet zijn van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen aan de zijde van de werkgever wil het concurrentiebeding geldig zijn. Enkel uitgaande van de wettekst kunnen de belangen van de werknemer in geval van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd pas een rol spelen op het moment dat de rechter – nadat deze heeft vastgesteld dat 8 9 M. Meijer, ‘Invulling van het begrip zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen in de WWZ’, ArbeidsRecht, 2014/62. A.R. Houweling en C.J. Loonstra, ‘Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst’, BJU 2011, p. 165-179, zie tevens de verwijzing daarnaar in Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 17. 17 BIJZONDERE BEDINGEN sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen – toetst of het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigd moet worden op grond van de belangenafweging. Ik ben echter van mening dat de werkgever de hiervoor beschreven aanknopingspunten – indien van toepassing – wel zou kunnen meenemen in zijn motivering, omdat de werkgever hiermee kan aangeven dat hij de belangen van de werknemer heeft meegewogen in het vormen van zijn De motivering moet aantonen dat de functie en de betrokken individuele werknemer dusdanig bijzonder zijn dat een concurrentiebeding gerechtvaardigd is eigen conclusie dat sprake is van zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen. Dit kan de motivering van de werkgever wellicht sterker maken. Bovendien kan de werkgever op deze manier met meer argumenten uitleggen aan de werknemer en met de werknemer vastleggen waarom een concurrentiebeding op zijn plaats is. De werkgever moet zich dan wel realiseren dat als hij bijvoorbeeld het aanknopingspunt van investeringen in de werknemer meeneemt in de motivering, hij dat ook zal moeten waarmaken. Geheimhouding In het licht van het hiervoor genoemde voorbeeld op de landelijke campagnewebsite van het ministerie (het meenemen van kennis naar een concurrent) kan nog worden gekeken naar de vraag of het meenemen van kennis naar een concurrent niet kan worden beschermd door een (uitgebreid) geheimhoudingsbeding. De werknemer zou theoretisch in dienst kunnen treden bij een concurrent zonder daarbij een overeengekomen geheimhoudingsbeding te overtreden. Ik ben van mening dat een geheimhoudingsbeding een ander doel dient dan het concurrentiebeding. Het geheimhoudingsbeding is gericht op het beschermen van bedrijfsgevoelige, vertrouwelijke informatie en het voorkomen van openbaring daarvan aan derde partijen in het algemeen. Het doel van het concurrentiebeding hangt weliswaar nauw samen met dit doel van het geheimhoudingsbeding, maar het reikt verder. Het concurrentiebeding beschermt (onder meer) de kennis die de werknemer heeft opgedaan tijdens zijn dienstverband met de werkgever tegen gebruik daarvan door concurrerende partijen. Informatie ziet slechts op gegevens. Kennis gaat verder en betreft het geheel van wat de werknemer weet. Hieronder kunnen bijvoorbeeld ook vaardigheden worden verstaan die voor een concurrerende partij van belang kunnen zijn. Kennis is onvermijdelijk en onlosmakelijk verbonden met de persoon van de werknemer.10 Het is ondoenlijk om een werknemer in een geheimhoudingsbeding te verbieden om alles wat hij weet over de door hem bij de werkgever uitgevoerde werkzaamheden aan derde 10 Vergelijk Rb. Rotterdam 28 juli 2010, LJN BN8800. 18 partijen te openbaren. Met het oog op deze verschillen is het verstandig het geheimhoudingsbeding en het concurrentiebeding en de doelen die daarmee gediend worden zo veel mogelijk uit elkaar te houden.11 In de literatuur wordt voorts nog gediscussieerd over de vraag of een geheimhoudingsbeding niet ook kwalificeert als een beding dat de werknemer belemmert om op zekere wijze werkzaam te zijn na het einde van het dienstverband en derhalve kwalificeert als een concurrentiebeding ex art. 7:653 BW. Loonstra en Houweling zijn van mening dat dit niet het geval is.12 Grapperhaus verdedigt dat een geheimhoudingsbeding juist wel valt onder de reikwijdte van art. 7:653 BW.13 Indien de lijn van Grapperhaus wordt gevolgd, dan zou dit onder de nieuwe regelgeving betekenen dat ook het geheimhoudingsbeding in contracten voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 door de werkgever moet worden gemotiveerd. Ik sluit mij aan bij de mening van Loonstra en Houweling. Daarnaast blijkt uit de parlementaire geschiedenis bij de WWZ niet dat ook het geheimhoudingsbeding door de werkgever moet worden gemotiveerd. Er wordt weliswaar verwezen naar de bescherming van ‘specifieke bedrijfsinformatie’14, maar dit betekent naar mijn mening niet dat bedoeld is ook het geheimhoudingsbeding te kwalificeren als een concurrentiebeding en daarmee ook voor het geheimhoudingsbeding in contracten voor bepaalde tijd de motiveringsplicht in te stellen. Balans tussen motiveren en beschermen Het feit dat werkgevers weinig tot geen handvatten worden geboden voor het opstellen van de motivering van het concurrentiebeding, neemt niet weg dat werkgevers wel verplicht zijn om na 1 januari 2015 hun huidige modellen aan te passen. Daarbij zullen werkgevers de balans moeten vinden tussen enerzijds een voldoende motivering van de noodzaak een concurrentiebeding aan te gaan en anderzijds de bescherming van bedrijfsgevoelige informatie. Het kan uiteraard niet zo zijn dat een werkgever door de nieuwe regels gedwongen zou worden om in zijn motivering bedrijfsgevoelige informatie prijs te geven, omdat een rechter anders zou kunnen bepalen dat de noodzaak wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen ontbreekt en/of onvoldoende kenbaar is gemaakt aan de werknemer en het concurrentiebeding daarom geheel zou vernietigen. Daarbij 11 Zie ook O. van der Kind, ‘De verplichting tot geheimhouding als wapen tegen concurrentie door ex-werknemers’, ArbeidsRecht, 2011/9, waarin onder meer uiteen wordt gezet dat een geheimhoudingsbeding alleen in uitzonderlijke gevallen de werkgever die met zijn werknemer geen concurrentiebeding is overeengekomen kan helpen om concurrentie door de werknemer bij een nieuwe werkgever tegen te gaan. In dat geval moet sprake zijn van een reële dreiging dat de werknemer gegevens waarop het geheimhoudingsbeding betrekking heeft, zal doorspelen aan zijn nieuwe werkgever. 12 A.R. Houweling en C.J. Loonstra, ‘Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst’, BJU 2011, p. 14. 13 F.B.J. Grapperhaus, ‘Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst – waartoe, waarvoor?’, ArA 2003/2, p. 22. 14 Kamerstukken I 2013/14, 33 818, nr. C, p. 104. SDU / NUMMER 1, FEBRUARI 2015 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK MOTIVERING CONCURRENTIEBEDING IN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE TIJD: HOE MOET DE WERKGEVER DIT VORMGEVEN? kan worden gedacht aan te gedetailleerde beschrijvingen van producten en/of diensten of een opsomming van te beschermen relaties van de werkgever. Een arbeidsovereenkomst is immers een document waarvan de werknemer tevens een afschrift ontvangt en onder zich mag houden. Het kan gemakkelijk in verkeerde (lees: concurrerende) handen vallen. werkgevers voor het opstellen van hun motivering in ieder geval een uitgangspunt nodig hebben. Daarnaast zal de werkgever bij het opstellen van de motivering in de gaten moeten houden dat ook in de toepassing van de nieuwe wetgeving geldt dat hoe meer en hoe beter het concurrentiebeding wordt gemotiveerd, hoe beperkter het functionele en geografische bereik van het concurrentiebeding wordt. Verder dient vooraf gezegd te worden dat de werkgever in de motivering van het concurrentiebeding wellicht enige ruimte moet laten voor een eventuele wijziging van zijn belangen tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst. Onder de nieuwe regelgeving geldt volgens de parlementaire geschiedenis dat sprake moet zijn van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen die het voor de werkgever noodzakelijk maken om een concurrentiebeding overeen te komen bij het aangaan van het concurrentiebeding, maar voorts ook nog op het moment dat de werkgever bij het einde van de arbeidsovereenkomst een beroep doet op het concurrentiebeding.15 Dit is niet expliciet neergelegd in art. 7:653 lid 2 BW (nieuw). Daarin staat slechts dat het concurrentiebeding moet worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dat ‘bij’ het concurrentiebeding een schriftelijke motivering van de werkgever moet worden opgenomen waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen. In het beding zelf dient gemotiveerd te worden welke bedrijfs- of dienstbelangen het betreft en waarom die een concurrentiebeding vereisen.16 Ontbreekt deze motivering op het moment dat het concurrentiebeding tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen, dan is het concurrentiebeding nietig. Uit de werking van het concurrentiebeding en de onder de WWZ geïntroduceerde motivering volgt naar mijn mening logischerwijs hetgeen de parlementaire geschiedenis, zoals hiervoor aangegeven, voorschrijft. Bij het aangaan van het concurrentiebeding als onderdeel van de arbeidsovereenkomst zullen werkgever en werknemer het eens moeten zijn over de motivering Een voorzet Iedereen kent de standaardbewoordingen van een concurrentiebeding: ‘Gedurende [12] maanden na het einde van de Arbeidsovereenkomst […] zal het de Werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Werkgever niet zijn toegestaan om binnen [geografisch bereik] op enigerlei wijze, direct of indirect, al dan niet gehonoreerd, al dan niet in dienstverband, werkzaam of betrokken te zijn bij enige persoon, instelling, vennootschap of onderneming die concurrerende, soortgelijke of aanverwante activiteiten ontplooit als de Werkgever, of de aan haar gelieerde ondernemingen, dan wel daarin of daarbij enig belang te hebben.’ Het is onder de nieuwe regelgeving uiteraard onvoldoende als de werkgever daar ter motivering slechts de volgende zin aan zou toevoegen: ‘omdat de Werkgever daarbij een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft.’ Hierna wordt een voorbeeldtekst gegeven voor de motivering van zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding. Bij het opstellen van deze teksten is ernaar gestreefd de beschikbare informatie te vertalen naar een clausule die werkgevers per individuele werknemer gemakkelijk moeten kunnen aanpassen teneinde aan te sluiten bij de activiteiten van hun onderneming en de door hen te beschermen belangen alsmede de specifieke functie en werkzaamheden van de individuele werknemer. Voorop staat dat onder de nieuwe regelgeving de motivering van het concurrentiebeding (en ook het relatiebeding, zie verderop) maatwerk vergt. Het is dan ook de vraag of je eigenlijk wel met een (voorzet voor een) model zou moeten en kunnen werken voor deze motivering. Een model dat als een standaardbepaling op meerdere of zelfs alle individuele werknemers van de werkgever wordt toegepast of enkel op functieniveau (en dus niet ook per individuele werknemer) wordt geformuleerd, zal uiteraard niet voldoen aan het vereiste specifieke karakter van de motivering, zoals eerder in deze bijdrage beschreven. Dit neemt niet weg dat TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK NUMMER 1, FEBRUARI 2015 / SDU Gezien de aanscherping van het schriftelijkheidsvereiste is het verstandig (en tevens praktisch) de motivering te verwerken in het concurrentiebeding, welk beding vervolgens wordt opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Werkgevers moeten de balans vinden tussen enerzijds een voldoende motivering en anderzijds de bescherming van bedrijfsgevoelige informatie daarbij en zal deze moeten voldoen aan de wettelijke regels. De motivering moet op dat moment aantonen dat sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Vervolgens zal de motivering juist ook moeten voldoen aan de wettelijke regels op het moment dat het concurrentiebeding daadwerkelijk effect zal kunnen hebben op de vrijheid van de werknemer om bij een andere werkgever in dienst te treden, te weten het einde van de arbeidsovereenkomst. De motivering dient ook op dat moment de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen van de werkgever aan te tonen. Art. 7:653 lid 3 sub a BW geeft de rechter de mogelijkheid 15 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 91. 16 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 17. 19 BIJZONDERE BEDINGEN het concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd geheel te vernietigen indien de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen die het beding moeten rechtvaardigen er niet of ‘niet meer’ zijn.17 De rechter zal de toets die hiermee gepaard gaat in de praktijk pas verrichten bij het einde van de arbeidsovereenkomst en dan moeten toetsen of de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zoals die bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst in de motivering bij het concurrentiebeding zijn opgenomen op dat moment (nog steeds) aanwezig zijn. Een tussentijdse wijziging van het concurrentiebeding en de motivering daarvan is volgens de parlementaire geschiedenis alleen mogelijk als ook de arbeidsovereenkomst waarin het concurrentiebeding is opgenomen opnieuw wordt aangegaan.18 Hieruit kan worden opgemaakt dat werkgevers hun motivering dus niet te eng moeten formuleren. Concurrentiebeding Teneinde aan de nieuwe wetgeving te voldoen, kan de reeds door de werkgever gebruikte tekst van het concurrentiebeding ter motivering daarvan als volgt worden uitgebreid: ‘Bovenbeschreven concurrentiebeding wordt overeengekomen vanuit de noodzaak de zwaarwegende [bedrijfs/dienst]belangen van Werkgever te beschermen. Werkgever [beschrijving van de unieke/innovatieve producten en/of diensten die Werkgever binnen zijn sector ontwikkelt]. De producten en de dienstverlening die door Werkgever worden ontwikkeld hebben een dusdanig [uniek/innovatief] karakter dat elke vorm van informatie daarover is onderworpen aan een strikt geheimhoudingsregime. Werkgever is voor het bestaan van zijn onderneming [volledig/grotendeels] afhankelijk van de unieke door hem ontwikkelde producten en bijbehorende dienstverlening en de positie die Werkgever daarmee inneemt in de markt waarop hij actief is. Om die reden heeft hij er een zeer groot belang bij dat Werknemer gehouden wordt aan een concurrentiebeding zoals hierboven beschreven, teneinde te voorkomen dat concurrerende partijen soortgelijke of gelijke producten en diensten kunnen ontwikkelen op basis van [recente, specifieke, strategische, cruciale en/of essentiële] kennis die de werknemer vanuit zijn dienstverband met Werkgever, in de functie van [functienaam] waarin hij [beschrijving specifieke werkzaamheden Werknemer], meeneemt als hij in dienst treedt bij dan wel zich op andere wijze verbindt aan een concurrerende partij. Werknemer erkent het belang van Werkgever en aanvaardt het concurrentiebeding met het oog op dit belang.’ Zoals hiervoor op basis van de analyses van de rechtspraak door Meijer en Houweling en Loonstra beschreven, kan de motivering – indien van toepassing – nog worden aangevuld met bijvoorbeeld een verwijzing naar: de kleine markt waarop de werkgever zich begeeft (en waar diens positie gemakkelijk zou kunnen worden aangetast door een nieuwe speler), een slechts geringe beperking die de werknemer in 17 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 17. 18 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 7, p. 129. 20 het concurrentiebeding wordt opgelegd (denk aan een korte termijn en/of een klein geografisch bereik), het feit dat de werknemer niet gebonden is aan werk binnen de branche van de werkgever en gemakkelijk werk kan vinden buiten die branche en het feit dat de werkgever voornemens is om in belangrijke mate te investeren in de werknemer (waarbij deze investeringen dan zo veel mogelijk gespecificeerd zouden moeten worden). Aangezien er tot op heden nog weinig duidelijkheid is over de inhoud van de motivering en over de vraag wanneer sprake is van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, en hiervoor slechts een voorzet wordt gegeven op basis van de beschikbare informatie, dient uiteraard ook kritisch te worden gereflecteerd op genoemde voorzet. Deze lijkt bijvoorbeeld sterk te zijn gericht op de unieke producten dan wel dienstverlening van de werkgever. Een dergelijke focus zou met zich kunnen meebrengen dat het concurrentiebeding dan voor alle werknemers van de werkgever zou moeten gelden, hetgeen weer strijd zou (kunnen) opleveren met het vereiste specifieke karakter van de motivering. Om die reden is in genoemde voorzet ruimte opgenomen voor een beschrijving van de functie van de individuele werknemer en de door de werknemer uit te voeren specifieke werkzaamheden. De werkgever zal in de motivering goed tot uitdrukking moeten brengen waarom juist de betreffende individuele werknemer met het oog op de door hem uit te voeren werkzaamheden en de kennis die hij daarbij zal opdoen, door de werkgever gebonden moet worden aan een concurrentiebeding. Relatiebeding De discussie of het relatiebeding ook kwalificeert als een concurrentiebeding wordt al langere tijd gevoerd.19 Uit de parlementaire geschiedenis bij de WWZ blijkt mijns inziens dat de regering van mening is dat dit het geval is, omdat het meenemen van klanten door de werknemer expliciet wordt genoemd: ‘Het belang van de werkgever bij het overeenkomen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst kan gelegen zijn in het beschermen van bedrijfsgeheimen of het voorkomen dat een ex-werknemer bepaalde klanten meeneemt.’20 Op basis van het standpunt in de literatuur dat het relatiebeding kwalificeert als een concurrentiebeding en de parlementaire geschiedenis, zoals hiervoor beschreven, is het in het kader van de WWZ raadzaam om ook het relatiebeding opgenomen in contracten voor bepaalde tijd die worden aangegaan na 1 januari 2015 te motiveren. 19 Houweling en Loonstra zijn van mening dat het relatiebeding valt onder de werking van art. 7:653 BW, zie A.R. Houweling en C.J. Loonstra, ‘Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst’, BJU 2011, p. 14. Ook Grapperhaus is deze mening toegedaan, zie F.B.J. Grapperhaus, ‘Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst – waartoe, waarvoor?’, ArA 2003/2. 20 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 16. SDU / NUMMER 1, FEBRUARI 2015 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK MOTIVERING CONCURRENTIEBEDING IN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE TIJD: HOE MOET DE WERKGEVER DIT VORMGEVEN? Voor deze motivering geldt uiteraard hetzelfde als hiervoor ten behoeve van de motivering van het concurrentiebeding is uiteengezet: een model mag niet als een standaardbepaling worden ingezet, want motiveren vereist maatwerk. Het concurrentiebeding en het relatiebeding worden doorgaans in separate clausules opgenomen. Beide bedingen houden weliswaar verband met elkaar, maar dienen elk toch een ander doel (het relatiebeding verbiedt de werknemer in beginsel niet om bij een concurrent in dienst te treden, terwijl het concurrentiebeding dat juist wel doet). Om die reden is het overzichtelijk om deze bedingen in het arbeidscontract gescheiden te houden en dit geldt naar mijn mening ook voor de motivering voor beide bedingen. Daarnaast kan een separate motivering mogelijk sneller voorkomen dat indien de motivering voor het concurrentiebeding als onvoldoende wordt beschouwd, dit automatisch betekent dat het relatiebeding ook onvoldoende is gemotiveerd. Teneinde aan de nieuwe wetgeving te voldoen, kan de reeds door de werkgever gebruikte tekst van het relatiebeding ter motivering daarvan als volgt worden uitgebreid: ‘Bovenbeschreven relatiebeding wordt overeengekomen vanuit de noodzaak de zwaarwegende [bedrijfs/dienst] belangen van Werkgever te beschermen. Werkgever [beschrijving van de unieke/innovatieve producten en/of diensten die de werkgever binnen zijn sector ontwikkelt]. De producten en de dienstverlening die door Werkgever worden ontwikkeld hebben een dusdanig [uniek/ innovatief] karakter dat elke vorm van informatie daarover is onderworpen aan een strikt geheimhoudingsregime. Werkgever is voor het bestaan van zijn onderneming [volledig/grotendeels] afhankelijk van de unieke door hem ontwikkelde producten en bijbehorende dienstverlening en de positie die Werkgever daarmee inneemt in de markt waarop hij actief is. Met zijn unieke positie heeft Werkgever een duurzame kring van zakelijke relaties weten op te bouwen. Werknemer heeft vanuit zijn dienstverband bij Werkgever in de functie van [functienaam] [recente, specifieke, cruciale en/of essentiële] kennis opgedaan en informatie tot zijn beschikking gekregen betreffende de zakelijke relaties [indien van toepassing relaties nader specificeren, bijvoorbeeld op basis van een bepaalde periode] van Werkgever en voorts zelf nauwe contacten onderhouden met deze zakelijke relaties individueel. Om die reden heeft Werkgever er een zeer groot belang bij dat Werknemer gehouden wordt aan een relatiebeding zoals hierboven beschreven, teneinde te voorkomen dat Werknemer na einde dienstverband één of meer zakelijke relaties meeneemt, in welke vorm dan ook, naar een concurrerende partij waar hij in dienst treedt dan wel waaraan hij zich op andere wijze verbindt. Werknemer erkent het belang van Werkgever en aanvaardt het relatiebeding met het oog op dit belang.’ Ook voor deze voorzet voor de motivering van het relatiebeding geldt dat de kritische reflectie, zoals hiervoor weergegeven voor de motivering van het concurrentiebe- TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK NUMMER 1, FEBRUARI 2015 / SDU ding, hierop moet worden losgelaten. De werkgever zal in de motivering goed tot uitdrukking moeten brengen waarom juist de betreffende individuele werknemer met het oog op de door hem uit te voeren werkzaamheden en de kennis van het relatiebestand van de werkgever en de (persoonlijke) contacten die hij daarbij zal opdoen, door de werkgever gebonden moet worden aan een relatiebeding. Overige opmerkingen Gezien het specifieke karakter dat het concurrentiebeding (en dus ook het relatiebeding) in contracten voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 moet hebben, is het voor werkgevers raadzaam dit beding niet standaard in hun arbeidscontracten op te nemen, hoe verleidelijk dat ook mag zijn. Gezien het specifieke karakter dat het concurrentiebeding (en dus ook het relatiebeding) in contracten voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 moet hebben, is het voor werkgevers raadzaam dit beding niet standaard in hun arbeidscontracten op te nemen Indien de werkgever in de toekomst een beroep moet doen op het concurrentiebeding kan het feit dat de werkgever slechts met een beperkte groep bepaalde tijders een concurrentiebeding is overeengekomen wellicht bijdragen aan het oordeel dat sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Voorts is het niet raadzaam om (alvast) ook maar een motivering op te nemen voor het concurrentiebeding (en dus ook het relatiebeding) in contracten voor onbepaalde tijd. De regering heeft aangegeven dat het wenselijk is om te bezien of een bredere aanpassing van de wettelijke regeling voor het concurrentiebeding nodig is. In dat kader bestaat het voornemen de SER om advies te vragen over de noodzaak om ook de wettelijke regeling voor het concurrentiebeding in contracten voor onbepaalde tijd aan te passen.21 Zolang echter niet bij wet is bepaald dat de motiveringsplicht tevens van toepassing is op het concurrentiebeding in contracten voor onbepaalde tijd bestaat hiertoe geen enkele verplichting en zou dit er alleen maar toe (kunnen) leiden dat een rechter het betreffende concurrentiebeding zwaarder zou moeten toetsen. Anticiperen op toepassing door rechters van een eventuele reflexwerking van de motiveringsplicht op het concurrentiebeding in een contract voor onbepaalde tijd lijkt ook voorbarig. Dit betekent ook dat indien een arbeidscontract voor bepaalde tijd, waarin een gemotiveerd concurrentiebeding is opgenomen, wordt voortgezet voor onbepaalde tijd, een nieuw arbeidscontract moet worden overeengekomen met een concurrentiebeding (en relatiebeding) zonder 21 Kamerstukken II 2013/14, bijlage bij 33 750-XV, nr. 5, Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 18 en Kamerstukken I 2013/14, 33 818, nr. C, p. 29. 21 BIJZONDERE BEDINGEN motivering. Voortzetting (al dan niet stilzwijgend en/of als gevolg van conversie) onder dezelfde voorwaarden zal immers met zich meebrengen dat een rechter de opgenomen motivering moet meenemen in zijn belangenafweging op grond van art. 7:653 lid 3 onder b BW (nieuw). modelbepaling voor) hun motivering het vereiste specifieke karakter van de motivering steeds voor ogen moeten houden. Het is vervolgens aan de rechtspraak om niet alleen werkgevers, maar ook werknemers meer duidelijkheid te geven over dit vraagstuk. Afronding Werkgevers moeten na 1 januari 2015 als eerste de nieuwe wetgeving omtrent het concurrentiebeding in contracten voor bepaalde tijd in de praktijk toepassen. Enige begeleiding van werkgevers vanuit de regering bij het formuleren van de vereiste motivering van het concurrentiebeding lijkt echter uit te blijven. In deze bijdrage is de geringe beschikbare informatie vertaald naar een voorzet voor een bruikbaar model waarmee werkgevers de eerste stap kunnen zetten in de toepassing van de nieuwe wetgeving. Werkgevers zullen bij het opstellen van (een 22 Over de auteur Mr. A.D. Bitterlich-Straver is advocaat bij Eversheds te Rotterdam. SDU / NUMMER 1, FEBRUARI 2015 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK Hoe zit het met de CAO en het overgangsrecht bij de nieuwe wet werk en zekerheid?