Viertakt van Verhallen Hoe kan ik een woord voorbewerken? De voorbewerking is meestal kort. Soms als we woorden geselecteerd hebben in een speciale context is de voorbewerking zelfs niet meer nodig: het is al in de situatie gegeven. De voorbewerking is erop gericht om leerlingen te motiveren voor het aan te leren woord: creëer betrokkenheid en aandacht, verzin een pakkende start. In de eerste plaats kun je aan iets humoristisch denken. Humor in het onderwijs blijkt de leerresultaten sterk te bevorderen. Een grapje verhoogt meteen de belangstelling. Alles wat buiten de gewone orde valt trekt belangstelling: een raar kledingstuk of attribuut, een muziekje, een 'vreemde' plaat, poster of tekst. Maar er is meer: in de voorbewerking creëer je als leerkracht zelf de context voor de aan te leren woorden. Je activeert een plekje in het bestaande woordenschatnetwerk van de leerlingen. Daar kun je de aan te leren woorden bij aanhaken. Als je het woord 'envelop' wilt aanleren, en je in de voorbewerking een bijzondere brief als startpunt uit je zak haalt, dan is er al een duidelijke context. Het woord 'envelop' kan bij het geactiveerde stukje netwerk rond 'brief' worden aangehaakt. Hoe kan ik een woord semantiseren? De betekenis van een woord kun je niet zomaar vastpakken om het aan te reiken en over te dragen aan je leerlingen in de klas. De betekenis van een woord is een concept: een brokje kennis, een idee. Neem een woord dat in het onderwijs zeker de aandacht zal krijgen, bijvoorbeeld het woord 'atlas'. Bij de semantisering gaat het erom dat de betekenis voor kinderen wordt verduidelijkt. In dit geval gaat het dus om het achterliggende concept 'atlas'. Kinderen moeten niet alleen weten hoe een atlas eruitziet, maar ook wat erin staat en hoe je zoiets als een atlas kunt gebruiken: allemaal betekenisaspecten van het woord 'atlas'. Die overgedragen moeten worden. De drie uitjes helpen leerkrachten om elk woord op een verantwoorde manier te semantiseren. Het gaat om uitbeelden, uitleggen en uitbereiden. Het uitje van uitbeelden Bij de semantisering moet je de betekenissen van woorden zo veel mogelijk zichtbaar maken. Alle concrete woorden en handelingen zijn in principe in beeld te brengen. De meest directe en aansprekende manier is om het voorwerp (waarnaar een woord verwijst) te laten zien of de handeling (die het woord benoemt) meteen in de klas voor te doen. Ook kun je plaatjes laten zien die de betekenis van een woord uitbeelden. Het belang van plaatjes is iedere leerkracht bekend. Na de semantisering kunnen de afbeeldingen met het bijbehorende woord blijven hangen in de klas als basis voor de consolidering. Helaas zijn niet alle woorden zo concreet en makkelijk uitbeeldbaar. Er zijn veel abstracte woorden die niet onmiddellijk uit te beelden zijn. Het is dan de kunst om een duidelijke situatie te bedenken waarin de betekenis van het woord scherp voor het voetlicht komt. Als de betekenisaspecten van een woord niet waarneembaar zijn, kun je ze in een concrete situatie waarneembaar maken. Bijvoorbeeld de betekenis van een word als 'ontmoeting' kan pas in een concrete situatie worden uitgebeeld. Ook hier kun je zorgen dat er iets van de betekenis zichtbaar achterblijft in de klas; je kunt een plaatje gebruiken als anker. Als de betekenis van een woord goed is uitgebeeld, kan een plaatje (zelfs een onduidelijk plaatje) gebruikt worden om in één keer in de klas uitgebeelde betekenisaspecten in herinnering te roepen. Plaatjes zijn krachtige geheugensteuntjes. Maar in de midden- en bovenbouw kan ook een korte typerende contextzin bij het woord op het bord zo'n functie vervullen. Het uitjes van uitleggen Als leerkracht trek je alles uit de kast om de betekenis van een woord over te dragen. De uitbeelding moet dan vanzelfsprekend vergezeld gaan van talige uitleg, zodat de kinderen de betekenis ook verbaal aangeboden krijgen. De taal ondersteunt, vult aan en staat centraal bij de betekenisoverdracht. De verbale uitleg moet kort en krachtig zijn, terwijl de aan te leren woorden vaak genoemd worden. Het uitje van uitbereiden Bij het uitleggen en uitbeelden moeten we ook uitbereiden. Uitbereiden betekent hier dat er meerdere woorden meegenomen worden in de semantisering. Woorden zijn geen losse eenheden, ze zijn geclusterd in het netwerk van de woordenschat. Ze kunnen dus ook het beste in clusters gesemantiseerd worden, waarbij meteen betekenisverbindingen tot hun recht kunnen komen. Door steeds uit te gaan van woordclusters, is het uitje van uitbreiden vaak vanzelf al gewaarborgd. Een van de selectieregels (3) was al 'kies woorden niet los, maar met de gedachte aan netwerkopbouw'. Als we het uitbereiden consequent toepassen krijgen we een enorme versnelling van het woordenschatonderwijs. Niet alleen kun je zo de woordenschatuitbreiding efficiënt aanpakken en versnellen, maar hier liggen ook de mogelijkheden om te differentiëren. Je kunt verschillende uitbreidingswoorden aanbieden. Belangrijke aandachtspunten 1. Het is belangrijk dat jij in eerste instantie het heft in handen neemt. Jij gaat de betekenis zo efficiënt mogelijk overdragen. Je zorgt er als leerkracht voor dat in de semantisering de belangrijkste betekenisaspecten helder naar voren zijn gekomen. 2. Het is van belang dat de drie uitjes niet één voor één in vaste volgorde, maar steeds afwisselend en verstrengeld aan de orde komen. Van leerkracht tot leerling: Voor: Voorbereiding leerkracht: je zoomt in op de betekenis van de te semantiseren woorden en bepaalt welke betekenisaspecten je gaat overdragen middels de drie uitjes. Kern: Semantisering leerkracht: deze betekenis semantiseer je aan de hand van de drie uitjes. De drie uitjes zijn hierbij de kapstokhaken voor de leerkracht. Tijdens het semantiseren is vooral de leerkracht aan het woord en de kinderen luisteren. De leerkracht draagt de betekenis van de nieuwe woorden over (1 t/m 5 minuten). Na: Verwerking samen met de leerlingen: nu komen de leerlingen aan het woord, samen zoom je als het ware weer uit. Vanuit het woord naar de associaties en de inbedding in het netwerk van hun woordenschat. De kinderen praten samen met de leerkracht na over het woord. Door middel van een woordweb kunnen de betekenisverbindingen zichtbaar worden gemaakt. Voor: voorbereiding van de leerkracht - Je moet de kernbetekenis van het woord helder hebben. - Welke betekenisaspecten wil je gaan behandelen? - Zoek eventueel het wordt op in het woordenboek. - Denk na over hoe je de betekenisaspecten wilt overdragen. De kern: de semantisering - De betekenissen worden door middel van de drie uitjes overgedragen aan de kinderen. Na: de verwerking van de leerlingen - De leerkracht praat samen met de kinderen na over de woorden. - De kinderen moeten zich de woorden 'eigen maken', aansluiten netwerk. - Zorg ervoor dat alle kinderen aan bod komen. - Verwerken kan door middel van webben. Verwerken met webben: Woordweb/ beeldweb: In een woordweb worden de betekenisverbindingen met andere woorden gelegd en zichtbaar door middel van lijnen weergegeven. Woordparachute: Bovenaan de parachute komt de categorienaam, daaronder hangen de woorden die in die categorie thuishoren. Hulpmiddel om hiërarchische betekenisrelaties in structuur te brengen. De woordkast: Als je woorden aanbiedt die tegenovergesteld aan elkaar zijn, zie je de woorden al tegenover elkaar staan. Daarnaast krijg je ook nog de mogelijkheid om de bijbehorende kenmerken op te sommen en een duidelijke plek te geven. De woordtrap: In een woordtrap wordt een verloop of verandering weergegeven. De woorden in de woordtrap volgen elkaar trapsgewijs op - op elke trede staat een woord - en beelden op die manier de ontwikkeling uit. Tip midden-/ bovenbouw: Gebruik in plaats van het woord een flap-over, zodat de gemaakt webben, parachutes, kasten en trappen bewaard blijven voor de verdere consolidering. Tip onderbouw: Geef de beeldwebben een plaatsje in het woordleerhoekje. Deze hoek is dan tevens te gebruiken als consolideerhoek; hier kunnen kinderen individueel of in kleine groepjes werken om zich de woorden eigen te maken. Startwoord: Uitbreidingswoorden: 1. Voorbereiding leerkracht - Welke betekenissen? 2. Invulling van de 3 uitjes - Uitbeelden: concreet plaatje, voorwerp of situatie creëren. - Uitleggen: het vertellen van de betekenis(sen) van een woord. - Uitbreiden: aanhaken van extra woorden in het netwerk. 3. Verwerken met de leerlingen. - Woordweb/beeldweb. Woordparachute Woordkast Woordtrap Hoe kan ik woorden consolideren? Het gaat bij consolideren om de herhaling: om kinderen de woorden te laten onthouden moet je het woord en de betekenissen inoefenen. 1. Ga net zolang door met consolideren totdat kinderen het woord kennen. 2. De kern van consolideren is veel, gevarieerd en speels herhalen. 3. Bij het consolideren zijn de woorden zichtbaar in de klas. - - - - Maak een woordenmuur in de klas. Hier kunnen alle behandelde woorden op de flap-overvellen (eventueel met tekeningen of plaatjes) bij elkaar hangen. Zo krijg het woordenschatonderwijs een duidelijke en zichtbare plek in de klas. Kinderen kunnen steeds de woorden zien en de leerkracht kan er steeds naar verwijzen. De aandacht van de kinderen moet bij de woorden gehouden worden. Zorg daarom dat de woorden op de muur steeds verwisselen: de woorden die gekend zijn, worden steeds vervangen door nieuwe woorden en er kunnen nieuwe verbindingen tussen woorden ontdekt worden. Daarnaast hebben de kinderen allemaal een individueel woordleerschriftje, waarin de geleerde woorden een plaats krijgen en bewaard worden. De schriftjes worden door de kinderen zelf bijgehouden, het is hun persoonlijke woordendagboekje. Ook kan het een idee zijn om een gemeenschappelijk klassenwoordenboek bij te houden waarin de geleerde woorden (eventueel met plaatjes) geregistreerd worden. Het boek gaat met de klas mee: zo wordt over de verschillende leerjaren heen bijgehouden wat er allemaal is geleerd. Het klassenwoordenboek kan natuurlijk ook een vaste plek krijgen in het woordenhoekje. Er kunnen dan quizzen met oude woorden worden georganiseerd. Leerlingen kunnen om beurten de woorden die in de klas aan de orde gekomen zijn, zo netjes mogelijk in het boek overnemen (maak er een mooie bladzijde van met behulp van plaatjes en/ of tekeningen). Het klassenwoordenboek kan natuurlijk een vaste plek krijgen in het woordenhoekje. In deze hoek kunnen de kinderen individueel of in kleine groepjes consolideeroefeningen doen. Hier liggen de werkbladen, de spelletjes, de kruiswoordpuzzels, enzovoort. Aandachtspunten: 1. Zorg ervoor dat alle kinderen, maar vooral de zwakkeren, enthousiast raken voor het leren van de woorden. Dat doe je door een positieve houding aan te nemen en te zorgen dat alle kinderen de gelegenheid krijgen om te 'scoren'. Laat ze naar hartelust 'spieken': elke keer dat een kind de woordmuur afzoekt, krijgt het weer even alle woorden in beeld. 2. Belangrijk is steeds dat je als leerkracht de aandacht voor de woorden levend houdt. Je kunt dat structureel maken door op een vast moment, op een vrolijke manier alle woorden die in de klas hangen de revue te laten passeren. (Verhallen, Marianne & Dirkje van den Nulft, 2001: 81-105)