Chemotherapie

advertisement
Chemotherapie
Onder chemotherapie wordt verstaan een behandeling van een tumor met medicijnen:
“cytostatica”. Het woord cytostatisch betekent letterlijk “celremmend”. Hiermee wordt
bedoeld dat de groei van de cel wordt afgeremd. Cytostatica kunnen de kwaadaardige
cellen echter ook zodanig beschadigen dat de cel afsterft: “celdodend”. Een gezwel kan
dan ook kleiner worden. De meeste cytostatica hebben een celdodend effect. Het
uiteindelijke resultaat van de behandeling van een gezwel met cytostatica hangt af van
een aantal factoren: de cel moet gevoelig zijn voor de chemotherapie, de chemotherapie
moet op de juiste wijze worden toegediend in voldoende dosering (te lage dosering is
minder werkzaam) en de chemotherapie moet de tumor goed kunnen bereiken (sommige
weefsels zijn slecht doorbloed, de concentratie van de chemotherapie blijft daardoor dan
te laag).
Er zijn meerdere soorten cytostatica met sterk verschillende werkingsmechanismen.
Cytostatica worden vaak gecombineerd omdat hun effect op de tumor dan wordt
versterkt. Per orgaan is de gevoeligheid voor chemotherapie verschillend; gezwellen van
het hoofd-halsgebied reageren heel anders dan bijvoorbeeld gezwellen van de darm of
eierstokken. Daarom worden deze tumoren allemaal met verschillende
chemotherapiemiddelen, of combinaties daarvan, behandeld.
Bij kanker in het hoofd-halsgebied is de kans op verkleining van de tumor door
chemotherapie erg groot mits tevoren in het tumorgebied niet is geopereerd of bestraald.
Soms verdwijnt de tumor ogenschijnlijk geheel. Toch is genezing niet mogelijk met
chemotherapie alleen. Dit komt doordat de tumorcellen in het hoofd-halsgebied snel
resistentie ontwikkelen (ongevoelig worden voor de cytosystatica) en dan weer gaan
groeien. Om deze reden wordt chemotherapie indien mogelijk altijd gecombineerd met
andere behandelingen zoals een operatie of bestraling.
In het hoofd-halsgebied bestaan 3 verschillende toepassingen van chemotherapie:
1. Neoadjuvante chemotherapie
2. Gelijktijdige of concomitante chemotherapie
3. Palliatieve chemotherapie
Neoadjuvante chemotherapie
Hieronder wordt verstaan chemotherapie voorafgaand aan een operatie of bestraling. Dit
wordt meestal toegepast bij grotere gezwellen waarbij wordt geprobeerd de tumor te
verkleinen zodat beter kan worden geopereerd of bestraald.
Gelijktijdige of concomitante chemotherapie
Hierbij wordt de chemotherapie gelijktijdig gegeven met een andere behandeling,
meestal met bestraling. Het doel is om het effect van de bestraling te versterken,
bijvoorbeeld door de celdeling te remmen in een celdelingfase waarin de cellen
gevoeliger zijn voor de bestraling. Ook zal chemotherapie helpen te voorkomen dat cellen
de bestralingsschade gaan herstellen. Daarbij houdt de chemotherapie ook z’n eigen
celdodend effect. Concomitante chemotherapie heeft een aantal theoretische voordelen
boven neoadjuvante chemotherapie maar heeft ook meer bijwerkingen.
Palliatieve chemotherapie
Palliatief betekent letterlijk “verzachtend”. Palliatieve chemotherapie kan worden
gegeven als de tumor toch terugkomt in het geopereerde of bestraalde gebied of
wanneer er uitzaaiingen optreden. Genezing is dan niet meer mogelijk. Het doel van de
therapie is het verlichten van klachten en daardoor de kwaliteit van het leven zo goed
mogelijk te houden. Palliatieve chemotherapie bij hoofd-halstumoren werkt zelden
levensverlengend.
De meest gebruikte chemotherapie bij hoofd-halstumoren is een combinatie van cisplatin
en een 5-daags continue infuus met fluorouracil elke 4 weken. Deze combinatie wordt
wereldwijd beschouwd als de beste standaard behandeling. Meestal wordt deze kuur 3
tot 4 keer gegeven. Het nadeel van dit therapieschema is dat de patiënt voor elke kuur 5
tot 6 dagen moet worden opgenomen. Een alternatief is een wekelijkse behandeling met
cisplatin gedurende twee series van 3 weken met 1 week pauze. De patiënt wordt dan 6
keer 2 nachten opgenomen in een periode van 7 weken. Van andere middelen, zoals
Taxol, wordt onderzocht welk nut zij eventueel hebben bij de behandeling van patiënten
met hoofd-halstumoren.
De resultaten van chemotherapie kunnen nog steeds verbeterd worden. In studieverband
wordt daarom voortdurend gezocht naar nieuwe en effectievere behandelingen en
combinaties van behandelingen. Veel van dit soort studies worden fase 2 of fase 3
studies genoemd. Wat deze begrippen inhouden staat geschreven in de folder
“Wetenschappelijk onderzoek bij kankerpatiënten” van het KWF/NKB (Nederlandse
Kanker Bestrijding).
Zowel voor neoadjuvante als concomitante (gelijktijdige) en palliatieve chemotherapie
wordt in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam chemotherapie gegeven in
onderzoeksverband. Aangezien onderzoeksprotocollen aan verandering onderhevig zijn
worden deze hier niet apart vermeld.
Aanvullende informatie
Andere medicijnen kunnen de werking van cytostatica beïnvloeden. Het is daarom
belangrijk dat de behandelend arts weet welke medicijnen een patiënt gebruikt, ook als
het gaat om aspirines of vitaminetabletten. Omgekeerd is het voor andere specialisten
(ook voor de tandarts) belangrijk dat zij weten of een patiënt met cytostatica wordt
behandeld.
Cytostatica kunnen op verschillende manieren worden ingenomen of toegediend: via de
mond in de vorm van een tablet of capsule, via een injectie onder de huid of in een spier,
of via een injectie in een ader (rechtstreeks in het bloedvat). Ook kan dit door middel
van een infuus, in het geval de cytostatica moeten worden verdund of langzaam in de
bloedbaan moeten komen. De tijdsduur van deze toediening kan variëren van een half
uur tot enkele dagen afhankelijk van het middel. De behandeling met cytostatica wordt
meestal met tussenposen gegeven. De patiënt krijgt een kuur en daarna volgt een
periode van rust. Het toedienen van de medicijnen kan in de thuissituatie, poliklinisch, of
gedurende een korte opname gebeuren, afhankelijk ook weer van het middel. Meestal
bekijken de specialisten na 3 kuren of de behandeling “aanslaat”. De duur van de hele
behandeling hangt af van het toedieningsschema waarin de cytostatica worden gegeven,
de eventuele bijwerkingen of het resultaat van de behandeling. Als de behandeling geen
succes heeft zal er worden gestopt en zal de specialist nagaan of een andere behandeling
mogelijk is.
De huisarts krijgt bericht van de specialist over de behandeling van een patiënt. Als er
problemen zijn of als de patiënt vragen heeft kan hij daarom ook bij de huisarts terecht.
Denk ook aan de wijkverpleegkundige: zij kan veel uitleggen en heeft vaak allerlei
praktische tips die van nut kunnen zijn om bijwerkingen op te vangen.
Bijwerkingen
Bij chemotherapie denken veel mensen direct aan bijwerkingen als kaalheid en
misselijkheid. Deze verschijnselen treden echter lang niet altijd op. Of, en in welke mate
bijverschijnselen voorkomen, is vooral afhankelijk van de soorten en de hoeveelheid
cytostatica die een patiënt krijgt. Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen,
andere mensen merken er bijna niets van. Voor alle duidelijkheid: of een patiënt wel of
geen last krijgt van bijwerkingen hangt af van de soorten en de hoeveelheid cytostatica
die hij krijgt, niet van de ziekte. De ernst van de bijwerkingen heeft ook niets te maken
met het resultaat van de behandeling.
Er zijn middelen die invloed hebben op de algemene gesteldheid. De patiënt kan zich
moe en lusteloos voelen, hetgeen kan resulteren in somberheid en het allemaal niet
meer zien zitten. Men kan extra prikkelbaar zijn en zich buitengesloten voelen door de
omgeving. Het is goed om te weten dat dit soort gevoelens na enige tijd meestal weer
vanzelf verdwijnen.
Sommige cytostatica tasten het slijmvlies aan. Daardoor kan de patiënt last krijgen van
zweertjes in de mond, op de lippen of aan de mondhoeken. Vaak helpt het de mond 4 tot
6 maal per dag te spoelen met kamillethee of gewoon water. Vet regelmatig de lippen in,
dan ontstaan er minder snel kloofjes. Zorg verder voor een goed onderhoud van het
gebit. In eerste instantie zal de patiënt door de tandarts en mondhygiëniste worden
gezien, die adviezen kunnen geven over reiniging van het gebit.
Veel patiënten krijgen last van misselijkheid en braken. Vaak helpt het ervoor te zorgen
geen lege maag te hebben. Een patiënt kan dan ook beter 6 maal per dag een beetje
eten, dan 3 maal per dag een uitgebreide maaltijd. Ook kan de specialist een middel
geven dat de misselijkheid tegengaat (bijvoorbeeld een middel als Zofran), dat gegeven
wordt in de vorm van een oplostablet in de mond.
Sommige patiënten krijgen last van diarree of verstopping. Verandering van voeding
heeft echter nauwelijks invloed op deze bijwerkingen. Als dergelijke klachten aanhouden
kan de patiënt het beste zijn arts raadplegen.
Verder kunnen cytostatica invloed hebben op de werking van het beenmerg (de aanmaak
van witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes), op het haar, op de
vruchtbaarheid, op de menstruatie, op de seksualiteit en het zenuwstelsel.
Meer informatie hierover is te vinden in de brochure “Chemotherapie” van de
Nederlandse Kankerbestrijding. Ook zal de behandelend arts veel voorkomende of te
verwachten bijwerkingen met de patiënt bespreken. De arts zal laten weten welke
klachten of verschijnselen hij graag tijdig van verneemt, zoals langdurig braken, diarree
of obstipatie, blauwe plekken die spontaan optreden, hevige menstruatie, bloed in de
ontlasting of urine, aanhoudend bloeden van een wondje, koorts, kortademigheid,
huiduitslag, pijnlijke plekjes in de mond, moeite en pijn bij het slikken, een branderig
pijnlijk gevoel bij het plassen, tintelingen of verdoofd gevoel in de vingertoppen of tenen
en stoornissen in het bewegen van armen en/of benen.
Voeding
Ten slotte, een goede voeding zorgt voor een zo goed mogelijke conditie en draagt bij
aan het herstel van de gezonde cellen, die door de cytostatica worden aangetast. Goede
voeding is voeding die smakelijk is en voldoende vocht en voedingsstoffen bevat. Het is
belangrijk dat tijdens de kuur veel te drinken omdat er extra afvalstoffen uit het lichaam
moeten worden verwijderd. Veel drinken is goed voor de doorstroming van de nieren.
Drink dagelijks 10 tot 15 kopjes vocht (vruchtensap, melkproducten, thee, koffie, soep,
water). Te weinig drinken maakt een ziek, misselijk gevoel erger en kan bijdragen aan
een vieze smaak in de mond. Hoe goede voeding voor volwassenen is samengesteld
staat ook in de brochure “Goede voeding bij kanker” van de Nederlandse
Kankerbestrijding. Voor een persoonlijk voedingsadvies kan elke patiënt terecht bij de
diëtist(e) van het ziekenhuis, die samenwerkt met de behandelend arts of
verpleegkundige.
Delen van deze tekst zijn ontleend aan de brochure “Chemotherapie” uitgegeven door de
Nederlandse Kankerbestrijding (KWF/NKB). Deze brochure kan telefonisch worden
besteld bij het KWF/NKB (0800-0226622).
terug
Download