Te raden economische begrippen hoofdstuk 1 - 2 - 3 - 5 (2e leerjaar) Doel Vakkennis te activeren en te relateren aan woorden. Gebruik maken van en oefenen met begrippen, herkennen van fundamentele woorden, verbinding leggen (relateren/associëren). Voorbereiding groepjes maken van 3 à 4 leerlingen bepalen wie in het groepje de score bij gaat houden papier om de score op bij te houden één set kaartjes voor elk groepje stopwatch/zandloper voor elk groepje (eventueel kookwekker voor alle groepjes) Spelregels om de beurt leest één persoon de gegeven woorden die op het kaartje staan voor, de rest probeert het kernwoord (vet), een economisch begrip, te raden voor het raden van een woord krijgt de groep 30 seconden de tijd als de 30 seconden verstreken zijn en het woord is niet geraden dan verdwijnt het kaartje onder op de stapel als binnen de 30 seconden het woord geraden wordt dan krijgt de 'rader' een punt als binnen de 30 seconden door iemand een verkeerd woord geraden wordt dan krijgt de 'rader' een minpunt één van de groepsleden houdt de behaalde scores bij degene met de meeste punten in een groepje wint Voorbeeld Op bord een kaartje tekenen en daar in zetten: Inkomsten zonder tegenprestatie en de gegeven woorden: geld, regelmatig, zomaar. Het te raden begrip is dus inkomsten zonder tegenprestatie Begeleiding Weinig begeleiding nodig. Tijdens rondlopen opmerkelijke associaties en interpretaties noteren. Debriefing Welke vaardigheden ontwikkel je met deze manier van werken? Vond je het moeilijk om aan de hand van de gegeven woorden het economisch begrip te raden? Wat hebben kernwoorden te maken met een economisch begrip? Waar let je nu op bij het leren? Waar let je nu op als je vragen krijgt in het proefwerk? Welke economische begrippen wist je niet te raden? Waar ligt dat aan? inkomen inkomsten in natura natura krijgt ontvangsten geld geld alles behalve loon loon in natura geld verdienen werknemer geld verdienen behalve werken sparen rente meestal bank lenen geld sparen opzij leggen vergoeding bank rentepercentage spaarvorm bedragen regels bank inleg uitrekenen opname rente sparen behoefte consumeren verlangen diensten nodig hebben behoefte alles producten kopen produceren werknemer betaling bedrijf bedrijven in dienst producten instelling diensten iemand werkgever kapitaalgoederen bedrijf productie in dienst hulpmiddelen instelling een of meer mensen productiefactoren investeren arbeid kapitaalgoederen kapitaalgoederen door bedrijven natuur aankoop arbeidsomstandigheden Arbowet prettig arbeidsomstandigheden werken bedrijven minder prettig regels arbeidsmotieven deeltijdbaan werken minder willen week redenen 35 uur baan marketingmix arbeidsverdeling plaatbeleid taak promotiebeleid iedereen prijsbeleid werk productbeleid verdeling zelfbediening arbeidsproductiviteit klanten werkende artikelen productie winkelinrichting tijdseenheid pakken gemiddelde eindproduct grondstoffen klaar product product maken consument bestanddelen verkoop bedrijfskolom toegevoegde waarde betrokken bedrijven productie product bedrijven waarde serie toevoegen omzet inkoopwaarde verkoop inkoop periode verkocht opbrengst prijs brutowinst bedrijfskosten inkoopwaarde minus minus bedragen omzet kosten brutowinst nettowinst statiegeld omzet terugkrijgen inkoopwaarde inleveren brutowinst verpakking bedrijfskosten prioriteiten huishoudelijke uitgaven belangrijkste boodschappen kiezen gezin jou geld verbruiksgoederen persoonlijke uitgaven één keer uitgeven goederen jezelf gebruiken geld vaste lasten incidentele uitgaven regelmatig reparaties betalen grote bedragen vervanging moeten geld duurzame gebruiksgoederen administratie tijd gegevens lang uitgaven goederen overzicht meegaan inkomsten budget budgetteren doen opnieuw bepaalde budgetten bedrag vaststellen uitgaven noodzakelijke behoeften luxe behoeften leven leven nodig gezond gezond nodig blijven niet direct lenen aflossen geld geld gebruiken betalen bank geleend anderen terug scoreformulieren Naam pluspunten minpunten Naam pluspunten minpunten Naam pluspunten minpunten