18. Een tante van mij is na de oorlog geïnterneerd geweest in een interneringskamp. Hoe waren de omstandigheden in zo'n kamp? Landverraders In elke oorlog zijn er mensen die uit ideële, politieke en emotionele overwegingen of uit economische berekening de kant van de vijand kiezen en die, wanneer de bezetting een feit is, in meerdere of mindere mate vrijwillig met de vijand samenwerken. Een ieder die zich niet strikt neutraal tegen de vijand opstelt of zich tegen hem keert is in de ogen van de ‘goede vaderlanders' een landverrader. In de Tweede Wereldoorlog bestond in Nederland het grootste deel van deze verraders uit aanhangers van de Nationaal-Socialistische Beweging, de NSB'ers dus, die zich als groep in de vijf oorlogsjaren de haat op de hals haalden van de bevolking en evenals de Duitsers als vijanden werden beschouwd. Vooral gehaat maakten zich degenen die joden verrieden of die voedsel in beslag namen, zoals NSB'ers die werkten voor de Nederlandse Landwacht en die daardoor politiebevoegdheid bezaten. Dit laat onverlet dat men tegenover individuele NSB’ers, die zich aan weinig anders schuldig maakten dan het lid zijn van de beweging, een toegeeflijker houding aannam. In de tijdens de oorlog ontwikkelde ideeën ter vergelding van het door NSB'ers aangerichte leed en onrecht, werden vaak alle NSB' ers over een kam geschoren en gezien als ‘landverraders waarvoor in het bevrijde Nederland geen plaats meer kon zijn', zoals koningin Wilhelmina in een radiorede vanuit Londen op 10 mei 1941 betoogde. Er zijn zelfs plannen geweest om landverraders te deporteren. Gaandeweg en vooral na de oorlog kwam men tot het besef dat men, mede gezien het grote aantal landverraders (zo'n 310 tot 350.000) een genuanceerder standpunt moest innemen en dat er een snelle doch strenge en rechtvaardige berechting zou moeten plaatsvinden. Het merendeel van de verraders zou na berechting op den duur weer in de maatschappij opgenomen moeten worden en daarin weer normaal moeten kunnen functioneren. Reeds in Londen werd de wettelijke basis gelegd voor de zogenaamde Bijzondere Rechtspleging, waarbij zelfs de voltrekking van de doodstraf in Nederland weer mogelijk werd gemaakt. Aanhouding en berechting Om berechting in het bevrijde Nederland te garanderen moest voorkomen worden dat de bevolking het recht in eigen hand zou nemen en ‘bijltjesdag' zou houden, met alle excessen van dien. Direct bij het vestigen van het Nederlandse gezag in bevrijde gebieden zouden geautoriseerde personen de arrestaties moeten verrichten. Zoals te verwachten viel in die chaotische periode ging er nogal wat mis bij het adequaat regelen van de arrestaties. Er was een competentiestrijd gaande tussen het Militair Gezag (MG) en de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten (NBS); bovendien werden er arrestaties verricht door dilettanten, vaak gewone burgers, omdat er niet voldoende betrouwbaar politiepersoneel beschikbaar was. In de chaos werden ook onschuldige mensen opgepakt, per vergissing (bijvoorbeeld leden van de Nederlandse Schaak Bond, waarvan de afkorting het beruchte acroniem NSB opleverde), of op valse beschuldigingen van mensen die een rekening wilden vereffenen. Voordat de onschuld door onderzoek dan was gebleken had men soms al maanden in een interneringskamp vastgezeten, want naar verweer van ‘die landverraders' werd nauwelijks OORLOGSGIDS 18_Een tante van mij is na de oorlog geïnterneerd geweest in een kamp. Hoe waren de omstandigheden in zo’n interneringskamp? -1– geluisterd. Later, in 1950, werd een wet aangenomen waarbij schadevergoeding toegekend kon worden aan personen die ten onrechte in detentie hadden gezeten. Besluit Politieke Delinquenten 1945 In de eerste maanden na de bevrijding, die voor het Zuiden al sinds september-oktober 1944 gold, werden massale arrestaties verricht, waarbij ongeveer 130.000 mensen – mannen, vrouwen én kinderen - werden aangehouden en geïnterneerd. Deze werden gehuisvest in interneringskampen, waartoe barakkenkampen, kazernes, oude forten, fabrieken en scholen, verspreid over het gehele land, werden ingericht. Het bewonersaantal varieerde van ongeveer twee- tot driehonderd personen per kamp. Het werd al spoedig duidelijk dat een zo groot aantal mensen niet lang in dergelijke kampen gehouden kon worden zonder een grote ontwrichting van de betrokken gezinnen te veroorzaken. Bovendien waren de kampen er niet op berekend een dergelijk groot aantal mensen fatsoenlijk - ook in winterse omstandigheden - te verzorgen. Berechting van al deze mensen zou een heel langdurige kwestie worden. Vooral de lichte gevallen zouden langer in voorarrest kunnen zitten dan een eventueel opgelegde vrijheidsstraf zou duren. Het was duidelijk dat vooral lichte gevallen vervroegd, al of niet voorwaardelijk, in vrijheid gesteld moesten worden. Het Besluit Politieke Delinquenten 1945 – men sprak inmiddels niet meer van landverraders maar van politieke delinquenten - voorzag in die mogelijkheid. De lichte gevallen konden nu voorwaardelijk of onvoorwaardelijk buiten vervolging gesteld en vrijgelaten worden. Als voorwaarde kon worden bepaald dat zij zich dienden te onderwerpen aan de reclasseringsarbeid van de in september 1945 opgerichte Stichting Toezicht Politieke Delinquenten. De toestand in de kampen In verschillende kampen is de toestand erbarmelijk geweest in de periode van de bevrijding tot - soms ver - in 1946. Daarna verbeterde de situatie, mede door protesten en rapporten van de geïnterneerden zelf en van de overheid en groepen in de samenleving. Het kamppersoneel bestond in overgrote meerderheid uit penitentiaire leken, zonder enig opleiding terzake. Het kampregiem was vaak wreed en onnodig kwetsend en gestoeld op haat van individuele kampbewakers en kampleiders jegens de NSB'ers als groep. Sommige praktijken, met name tegenover ‘opvallende' NSB'ers, deden niet onder voor de mensonterende praktijken in een Duits concentratiekamp. Gruwelijke mishandelingen, onnodig schieten met dodelijke afloop, uitputting, voedselonthouding, misbruik van gezag in seksueel opzicht, treiterijen, vernederingen, dreigementen: alle elementen van ruw, grof, hardvochtig en onmenselijk handelen zijn in de rapporten van individuen en instanties naar voren gekomen. Beruchte kampen waren ‘De Cellenbarakken' in Scheveningen, het kamp aan de Levantkade in Amsterdam en het kamp ‘Vught'. Het kamp ‘De Harskamp' is berucht geworden wegens nachtelijke willekeurige schietpartijen door de barakken van de gedetineerden heen. In het kamp ‘De Vergulde Hand' te Vlaardingen werden geïnterneerden aan elkaar vastgebonden met behulp van zware kettingen. Een exemplaar van een dergelijke ketting is nog bewaard gebleven als gerechtelijk bewijsstuk en bevindt zich in het archief van A.M. van Tuyll van Serooskerken als rapporteur van het onderzoek naar misstanden in de bewaringskampen. A.D. Belinfante geeft aan dit onderzoek ruim aandacht in zijn In plaats van Bijltjesdag (hoofdstuk VII). Aan voedsel was soms ernstig tekort, vooral in de stedelijke kampen, wat leidde tot ondervoeding en hongeroedeem bij een niet gering aantal geïnterneerden. In nogal wat kampen was de hygiëne beneden peil, wat, gecombineerd met de precaire OORLOGSGIDS 18_Een tante van mij is na de oorlog geïnterneerd geweest in een kamp. Hoe waren de omstandigheden in zo’n interneringskamp? -2– voedselvoorziening, tot veel ziekten aanleiding gaf. Hoe betreurenswaardig deze situatie ook was, door de massale en vaak voortijdige arrestatie van duizenden personen werd voorkomen dat burgers eigen rechter speelden en landverraders ombrachten. Lynchpartijen zoals in Frankrijk, waarbij duizenden mensen omkwamen, zijn in Nederland uitgebleven. Door het uitvoeren van inspecties en het vervroegd in vrijheid stellen nam het aantal geïnterneerden drastisch af en verbeterde de toestand. Naast de bovenvermelde slechte kampen zijn er ook geweest waar het regiem redelijk en zelfs goed te noemen was. ARCHIEVEN Van het bronnenmateriaal over de toestand in de kampen is veel vernietigd. Maar toch is er nog voldoende over om een goede indruk van het leven in de kampen te krijgen. • De oudste rapporten en gegevens betreffende kampen zijn te vinden in de archieven van de Provinciale Militaire Commissarissen (PMC's) en de Districts Militaire Commissarissen (DMC's) en de archieven van het Militair Gezag (inspectierapporten van de zogenaamde vliegende inspectiecolonne; eindverslag 18 december 1945). De archieven van de PMC en DMC voor Zuid-Holland (zie toegang 3.09.34) en van het Militair Gezag (toegang 2.13.25) zijn aanwezig in het Nationaal Archief • toegang 2.09.08 In het archief van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) zijn eveneens rapporten over het leven in de kampen aanwezig (vanaf inv.nr. 1672). Nadat het DGBR de taak met betrekking tot de kampen van het Militair Gezag per 1 januari 1946 overgenomen had stelde het direct een inspectie voor de kampen in. Het archief van het Militair Gezag bevindt zich bij het Nationaal Archief. • toegang 2.09.10 De dossiers van het onderzoek van A.M.van Tuyll van Serooskerken naar de mishandelingen in de kampen zijn beschreven in een aparte plaatsingslijst. Ook dit archief berust bij het Nationaal Archief. • toegangen 2.09.09 en 2.09.42.01 Verder berusten in het Nationaal Archief het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) en het archief van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten (STPD), waarin persoonsdossiers en andere bundels gegevens over het leven in de kampen te vinden zijn (doorgaans op naam van de dader te vinden). Raadpleging van stukken alleen mogelijk na indiening van een schriftelijk verzoek inclusief onderzoeksopzet bij het hoofd Onderzoek van het Nationaal Archief. Bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam zullen ongetwijfeld in de daar aanwezige collecties en archieven ook gegevens over het leven in de kampen aanwezig zijn. LITERATUUR • A.D. Belinfante, In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de Bijzondere Rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog (Assen 1978). • Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig. Politiek beleid inzake de bestraffing en reclassering van ‘foute' Nederlanders 1945-1955 (z.pl., 1989). • H.W van der Vaart Smit, Kamptoestanden (z.pl., 1949). OORLOGSGIDS 18_Een tante van mij is na de oorlog geïnterneerd geweest in een kamp. Hoe waren de omstandigheden in zo’n interneringskamp? -3– • • • M.C. Van Wijhe, Het kamp te Vught (z.pl., 1945). Een overzicht met de vindplaats van oorlogsarchieven is te vinden in: Erik Somers, Mark Pier, Archievengids van de Tweede Wereldoorlog (Zutphen 1994). Een belangrijke bron vormt het verslag van de Parlementaire Enquête Commissie Regeringsbeleid 1940-1945, uitgebracht in 1950 in 5 delen, terwijl het standaardwerk van L. de Jong Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog in dit verband natuurlijk niet onvermeld mag blijven (vooral deel 12, eerste helft, hoofdstuk 5 Bijzondere Rechtspleging). Verder zijn in kranten en tijdschriften uit de tijd zelf veel nieuwsberichten en beschouwende artikelen te vinden over de toestand in de kampen. De Koninklijke Bibliotheek heeft een groot aantal kranten en het NIOD beheert een grote krantenknipselcollectie over de Tweede Wereldoorlog en de tijd direct daarna. OORLOGSGIDS 18_Een tante van mij is na de oorlog geïnterneerd geweest in een kamp. Hoe waren de omstandigheden in zo’n interneringskamp? -4–