Oplosmiddelen en allergenen in de schoonmaaksector Natascha Staats André van Raalte Pieter van Broekhuizen IVAM B.V./CHEMIEWINKEL UVA Maart 2002 VOORWOORD Het onderzoek beschreven in dit rapport is uitgevoerd in opdracht van de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS). In de door de branchebegeleidingscommissie (BBC) ingestelde begeleidingscommissie hadden de volgende personen zitting: Ton Bunnik namens de Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), René van Winden, Onno Nillesen en Jan van Zundert namens de Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO), Maaike le Feber namens FNV Bondgenoten, Heleen Verburg namens CNV Bedrijvenbond en Ilse van de Aker namens het Ministerie van SZW. Procesondersteuner was Kees de Schipper namens Orbis. Bij deze zouden wij de begeleidingscommissie willen bedanken voor de goede samenwerking. Voorts bedanken wij Ton Neijenhuis en Gert Slagmolen van FNV Bondgenoten voor het organiseren van een bijeenkomst met werknemers, en de schoonmaakbedrijven en leveranciers van reinigingsmiddelen die hun medewerking hebben verleend aan de totstandkoming van dit rapport. III IV AFKORTINGEN BBC branchebegeleidingscommissie BHT butylhydroxytolueen BIT benzisothiazolinon COT Centrum voor Onderzoek en Technisch Advies CTE chronische toxische encefalopathie EDTA ethyleendiaminetetraacetaat FOSAG Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkingsen Glaszetbedrijf IGK Industrie, Gevels en Kalamiteiten IPA isopropylalcohol KOH kaliumhydroxide MAC maximaal aanvaardbare concentratie MCS multiple chemical sensitivity MDGN methyldibromoglutaronitril MCI methylchloorisothiazolinon MI methylisothiazolinon NaOH natriumhydroxide NCvB Nederlands Centrum voor Beroepsziekten NMP N-methylpyrrolidon NTA nitrilotriacetaat OSB Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten OPS organo psycho syndroom PAK polycyclische aromatisch koolwaterstoffen PGBE propyleenglycolbutylether PGME propyleenglycolmethylether PVC polyvinylchloride RVS roestvast staal SITO Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten STEL short term exposure limit TGG tijdgewogen gemiddelde TLV threshold limit value VIB veiligheidsinformatieblad V VMB VOS WMS Vereniging van Metaalbeschermingsbedrijven vluchtige organische stoffen Wet Milieugevaarlijke Stoffen VI SAMENVATTING Werknemers in de schoonmaaksector komen dagelijks in aanraking met producten die mogelijk oplosmiddelen en/of allergene stoffen bevatten. Het onderzoek beschreven in dit rapport had als doelstelling te inventariseren of, en zo ja in welke mate er sprake is van klachten bij werknemers als gevolg van blootstelling aan allergenen en/of oplosmiddelen in schoonmaakproducten. Blootstelling aan organische oplosmiddelen draagt het risico in zich op het ontwikkelen van de beroepsgebonden aandoening OPS: het organisch psycho syndroom. De erkenning van deze aandoening als beroepsziekte heeft in de schildersbranche geleid tot een vervangingsverplichting voor oplosmiddelhoudende verf. Ook is er toenemende aandacht voor allergenen als mogelijke veroorzakers van beroepsgebonden aandoeningen. Blootstelling aan allergene stoffen kan tot aandoeningen van de huid en/of de ademhalingswegen leiden, zoals eczeem of astmatische reacties. Omdat van dergelijke aandoeningen niet altijd duidelijk is of ze veroorzaakt worden door allergenen of door irriterende stoffen, is ook van de laatste categorie stoffen een inventarisatie gemaakt. Het totale aantal werknemers in de schoonmaakbranche is ongeveer 200000. De schoonmaakbranche is zeer divers, en bestaat uit veel subsectoren. Het type werkzaamheden alsmede het type producten waar mee wordt gewerkt lopen binnen de schoonmaakbranche als geheel sterk uiteen. Daarom is getracht een aantal belangrijke subsectoren te onderscheiden. Er is aangesloten bij de in de intentieverklaring door de BBC geselecteerde subsectoren, te weten: kantoorschoonmaak, industriereiniging (IGK), reiniging in de gezondheidszorg, transportreiniging, glasreiniging, reiniging na brand, industriële en scheepsreiniging en gevelreiniging. Graffitiverwijdering wordt besproken als onderdeel van zowel transportreiniging als gevelreiniging. Aanpak De beoordeling van de gezondheidsrisico’s als gevolg van oplosmiddelen en allergenen in de schoonmaaksector in onderhavig onderzoek is gebaseerd op een inventarisatie (per sector) van productsamenstelling en blootstelling. Het was niet mogelijk de mate en frequentie van het gebruik van producten te inventariseren, hier heeft het onderzoek zich dan ook niet op gericht. Wel is informatie verzameld omtrent de ingrediënten van reinigingsmiddelen, alsmede omtrent het type werkzaamheden dat wordt uitgevoerd en de manier waarop deze worden VII uitgevoerd. Naast deze inventarisatie is ook een literatuurstudie gedaan naar het vóórkomen van klachten bij schoonmakers. Kantoorschoonmaak De grootste subsector is de kantoorschoonmaak. Hierin zijn ongeveer 170000 mensen werkzaam. De belangrijkste activiteiten in de kantoorschoonmaak zijn vloerreiniging, sanitairreiniging, interieurreiniging en tapijtreiniging. Risico’s voor de gezondheid kunnen optreden bij de dagelijkse sanitairreiniging en de interieurreiniging. Tijdens deze werkzaamheden wordt (dagelijks) gewerkt met producten die irriterende en allergene stoffen bevatten; deze producten worden vaak verneveld (hierbij kunnen spraydeeltjes worden ingeademd) en er kan ook huidcontact optreden. Bovendien is een belangrijkste risicofactor ten aanzien van huidirritatie het veelvuldige contact van de handen met water. Omdat meestal in redelijk/goed geventileerde ruimten gewerkt wordt met middelen die relatief weinig oplosmiddelen bevatten is er in de kantoorschoonmaak geen noemenswaardig risico op OPS. Industriereiniging (IGK) In de industriereiniging zijn ongeveer 3500 mensen werkzaam. Deze subsector omvat merendeels reiniging in de voedingsmiddelenindustrie, en een klein deel reiniging in niet-voedingsmiddelenindustrie (zoals bijvoorbeeld betonfabrieken). Reiniging in de petrochemische industrie valt niet binnen deze sector maar onder industriële- en scheepsreiniging. De belangrijkste activiteiten zijn reinigen/ontvetten, ontkalken en desinfectie. Risico’s voor de gezondheid zijn het optreden van irritatie (van huid of luchtwegen) bij het gebruik van schuimreiniger, desinfecterend middel of ontvetter op basis van koolwaterstoffen. Deze middelen bevatten vaak hoge gehaltes aan irriterende stoffen, en bij gebruik ervan kan huidcontact optreden of kunnen spraydeeltjes worden ingeademd. Bovendien worden deze middelen vaak dagelijks gebruikt. Bij gebruik van ontvetter op basis van koolwaterstoffen is er gezien het oplosmiddelgehalte bovendien een risico op OPS wanneer het wordt gebruikt in een kleine of slecht geventileerde ruimte (wat in deze sector het geval kan zijn) . Reiniging in de gezondheidszorg Reiniging in de gezondheidszorg wordt gedaan door ongeveer 3000 mensen. In de gezondheidszorg bestaat de reiniging uit reguliere reiniging (vergelijkbaar met kantoorschoonmaak) en desinfectie. Voor een deel zijn de gebruikte producten en werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico’s dan ook VIII hetzelfde als in de kantoorschoonmaak (bijvoorbeeld het risico op huid- en/of luchtwegirritatie/-allergie in de dagelijkse sanitair- en interieureiniging en door het veelvuldige contact van de handen met water.). Daarnaast zijn er risico’s verbonden aan het gebruik van desinfectiemiddelen. Desinfectie in de gezondheidszorg gebeurt ofwel met chloor(tabletten) ofwel met middelen op basis van quats (quaternaire ammoniumverbindingen). Voor beide typen producten geldt een risico op huid- en luchtwegirritatie. Sommige desinfectiemiddelen op basis van quats bevatten daarnaast behoorlijke hoeveelheden allergene stoffen zoals formaldehyde, glutaaraldehyde en glyoxal, zodat er ook een risico op het optreden van huid- en luchtwegallergie bestaat. Transportreiniging Onder transportreiniging wordt verstaan het schoonmaken van vervoermiddelen zoals treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen. Ook het schoonmaken van perrons, abri’s en haltes valt hieronder. In deze sector zijn ongeveer 2000 mensen werkzaam. Bij het reinigen van treinen worden verschillende middelen ingezet voor het reinigen van de binnenkant, de onderkant en de rest van de buitenkant. Al deze typen producten brengen weer andere risico’s met zich mee. Zo bevatten de reinigers voor de binnen- en buitenkant van treinen bijvoorbeeld veel irriterende stoffen, en gezien de frequentie waarmee en de manier waarop deze producten worden toegepast is er risico op huid- of luchtwegirritaties. De reiniger voor de onderkant van treinen bevat juist veel oplosmiddelen, aan dit middel is gezien de gebruikswijze (aërosolvorming door borstelen, in een kleine ruimte) een OPSrisico verbonden. Neutrale reinigers gebruikt voor het schoonmaken van het interieur van vliegtuigen kunnen allergene stoffen bevatten. Omdat werknemers die deze werkzaamheden uitvoeren dit vaak iedere dag doen en er huidcontact maar ook inademing van spraydeeltjes op kan treden, is aan deze werkzaamheden dus een risico op huid- of luchtwegallergie verbonden. Een belangrijke activiteit binnen de transportreiniging is het verwijderen van graffiti. Hiervoor worden afbijtmiddelen ingezet die vaak hoge gehaltes aan zowel oplosmiddelen (vaak glycolethers) als irriterende stoffen (en soms ook huidallergenen) bevatten. Vaak worden deze middelen met een borstel opgebracht, waarbij dus zowel huidcontact als inademing van aerosolen kan plaatsvinden. Gebruik van afbijtmiddelen voor het verwijderen van graffiti levert dus een risico op ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegirritaties en soms huidallergieën (met name bij gebruik van middelen met limoneen). IX Glasreiniging In de glasreiniging (‘glazenwassen’) zijn zo’n 7500 mensen werkzaam. Er zijn ruitenreinigers op de markt met hoge gehaltes aan oplosmiddelen en eventueel ammonia, maar de meeste glazenwassers gebruiken eenvoudigweg afwasmiddel. Afwasmiddel bevat stoffen die irriterend kunnen zijn voor de huid, en mogelijk ook huid- en (vluchtige) luchtwegallergenen. Omdat werknemers dit type reiniger dagelijks gebruiken, is er een risico op het ontstaan van huid- en luchtwegallergie en/of huidirritatie. Bovendien is een belangrijke risicofactor ten aanzien van huidirritatie het veelvuldige contact van de handen met water. Reiniging na brand Reiniging na brand wordt in veel gevallen uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven. Echter ook ‘reguliere’ schoonmaakbedrijven voeren werkzaamheden uit die onder reiniging na brand vallen. Het totaal aantal mensen werkzaam in deze sector is ongeveer 2500. Het werk in deze subsector valt uiteen in een aantal typen werkzaamheden: opstalreiniging, inboedel- en inventarisreiniging, tapijtreiniging en reiniging van electronische apparatuur. In al deze typen werkzaamheden wordt een alkalisch middel gebruikt. Verder wordt in de opstalreiniging ook wel een zuur middel gebruikt. In de inventarisreiniging en de reiniging van electronische apparatuur worden metalen (onder)delen ontroest in een dompelbadensysteem, grotere voorwerpen worden ontroest met een handontroester. Bij gebruik van de handontroester is er een risico op het optreden van huidirritatie of luchtwegirritatie omdat dagelijks huidcontact plaats kan vinden, en het product vluchtige irriterende stoffen kan bevatten. Ook de andere typen producten gebruikt in de reiniging na brand bevatten vaak wel huid- en luchtwegirriterende stoffen, maar deze worden gebruikt op een manier waarbij de kans op frequente blootstelling kleiner is. Ook bij het reinigen van electronische apparatuur treden risico’s op, omdat bij deze werkzaamheden eveneens dagelijks huidcontact op kan treden met het alkalische middel; bovendien kan er aërosolvorming optreden omdat het middel eventueel verborsteld wordt. Er is met name een risico ten aanzien van OPS, en irritatie van huid en luchtwegen. Bij reiniging na brand kan ook blootstelling plaatsvinden aan allerlei stoffen die bij de brand zijn vrijgekomen: giftige gassen kunnen worden ingeademd (bijvoorbeeld koolmonoxide), of de huid kan in aanraking komen met roetdeeltjes. X Industriële- en scheepsreiniging De sector industriële- en scheepsreiniging, waarin circa 2800 mensen als schoonmaker werkzaam zijn, omvat niet alleen scheepsreiniging maar ook tankreiniging , reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties en reiniging van bruggen, zendmasten en andere grote objecten. De typen reinigers waar mee gewerkt wordt zijn onder te verdelen in alkalische reinigers, zure reinigers, ontvetters en afbijtmiddelen. Er is een OPS-risico verbonden aan het gebruik van ontvetters en sommige afbijtmiddelen, vanwege de hoge gehaltes aan oplosmiddelen en het feit dat soms in kleine of slecht geventileerde ruimtes gewerkt wordt, of dat de reinigers oplosmiddelen bevatten die door de huid kunnen worden opgenomen. Het gebruik van zure reinigers en van ontvetters op basis van terpenen levert een risico op huidallergie en –irritatie en luchtwegirritatie op. Alkalische reinigers en ontvetters op basis van koolwaterstoffen kunnen eveneens tot huidaandoeningen leiden. Gevelreiniging Gevelreiniging is wat betreft het aantal werknemers de kleinste subsector: ongeveer 1500 mensen zijn werkzaam als gevelreiniger. Gevelreiniging kan gedaan worden met chemicaliën, alleen met water of geheel droog (bv. droogstralen). In dit rapport zijn alleen de gezondheidsrisico’s van de gevelreiniging met chemicaliën besproken. Chemische gevelreinigingsmiddelen bestaan ofwel vooral uit zuren ofwel vooral uit basen. Dat betekent dat het gehalte aan irriterende stoffen vaak hoog is. Omdat werknemers dagelijks met dit soort middelen werken, en er bij gebruik aërosolen gevormd worden die kunnen worden ingeademd (en sommige irriterende stoffen bovendien vluchtig zijn), is er een flink risico op het optreden van luchtwegirritaties. Net als in de transportreiniging maakt graffitiverwijdering een belangrijk deel uit van de gevelreiniging. Graffitiverwijderaars zijn middelen gebaseerd op (meestal hoge gehaltes aan) oplosmiddelen, zoals butylglycol, methyleenchloride of N-methylpyrrolidon. Daarnaast bevatten ze vaak ook ofwel een zuur, ofwel een base. Bij gebruik van sommige graffitiverwijderaars is er dan ook een risico op luchtweg- of huidirritatie. Een aantal graffitiverwijderaars bevat huidallergenen. Aangezien er dagelijks huidcontact kan plaatsvinden is er dus bij bepaalde typen middelen een risico op het optreden van huidallergie. Er is gezien de mogelijkheid van het dagelijks optreden van huidcontact ook een OPS-risico bij gebruik van middelen die glycolethers bevatten (die via de huid kunnen worden opgenomen). XI Probleemstoffen Branchebreed zijn het vooral de volgende stofgroepen die kunnen leiden tot huiden luchtwegallergieëen of –irritaties: detergenten, oplosmiddelen, desinfectanten, zuren en basen, parfums, conserveermiddelen en water. Vóórkomen van klachten Uit literatuurgegevens omtrent het vóórkomen van klachten bij schoonmakers blijkt dat vooral huidklachten vrij vaak voorkomen (in de ‘top 10’ van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten nemen schoonmakers de vijfde plek in). De voornaamste oorzaken zijn (vooral) irritatie door bestanddelen van het reinigingsmiddel (water, oppervlakte-actieve stoffen, zuren, desinfectantia) en (in iets mindere mate) allergie door conserveringsmiddel, parfum of handschoenen. Ook astma is een bij schoonmakers voorkomende beroepsziekte. OPS onder schoonmakers lijkt branchebreed een minder groot probleem (bij de Solvent Teams zijn tenminste geen schoonmakers met OPS bekend). Echter, voor specifieke subsectoren zijn er in de internationale literatuur wel degelijk gegevens te vinden over OPS-gerelateerde klachten onder schoonmakers. Zo bleek uit een Zweeds onderzoek dat 5 van 38 onderzochte graffitiverwijderaars neurasthene klachten hadden. Bovendien bleken deze mensen relatief veel huid- en luchtwegklachten te hebben. Verder komt uit de internationale literatuur naar voren dat bij schoonmakers (en andere werknemers) werkzaam in de voedingsmiddelenindustrie relatief veel huidklachten voorkomen. Deze kunnen zijn veroorzaakt door water en reinigingsmiddelen of door contact met voedingsmiddelen. Conclusies De grootste risico’s ten aanzien van oplosmiddelen worden gevonden in de industriereiniging (IGK) bij gebruik van ontvetter (non-foodsector), in de transportreiniging (bij reiniging van de onderkant van treinen en bij graffitiverwijdering), het reinigen na brand van electronische apparatuur, in de industriële en scheepsreiniging (ontvetters en afbijtmiddelen) en bij graffitiverwijdering in de gevelreiniging. Risico op huidallergie- of irritatie is er vooral in de kantoorschoonmaak bij sanitair- en interieurreiniging. Aangezien in deze sector de meeste mensen werkzaam zijn, is dit dus ook genormeerd naar het aantal werknemers de grootste risicogroep. Ook in andere sectoren worden werkzaamheden uitgevoerd waarbij risico op huidallergie of –irritatie bestaat, maar deze sectoren zijn wat betreft het XII aantal werknemers veel kleiner: in de industriereiniging (IGK) (zowel food als non-food), in de reiniging in de gezondheidszorg (sanitair- en interieurreiniging én desinfectie), bij bepaalde werkzaamheden in de transportreiniging, glasreiniging, het reinigen na brand van electronische apparatuur en bij gebruik van handontroester, in de industriële- en scheepsreiniging bij gebruik van zure of alkalische middelen of van bepaalde ontvetters, en bij graffitiverwijdering in de gevelreiniging. Risico’s ten aanzien van luchtwegallergie- en irritatie zijn er vooral in de kantoorschoonmaak bij sanitair- en interieurreiniging, in de industriereiniging (IGK) (zowel food als non-food), in de reiniging in de gezondheidszorg (sanitairen interieurreiniging én desinfectie), bij bepaalde werkzaamheden in de transportreiniging, het reinigen na brand van electronische apparatuur en bij gebruik van handontroester, bij gebruik van bepaalde reinigers in de industriële- en scheepsreiniging en in de gevelreiniging. Ook voor luchtwegaandoeningen geldt, evenals voor huidaandoeningen, dat de kantoorschoonmaak gezien het grote aantal mensen dat hierin werkzaam is de grootste risicogroep vormt. XIII XIV INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1.1 Achtergrond van het onderzoek 1.1.1 Uitwerking onderzoeksvragen 1.1.2 Afbakening 1.2 Beschrijving branche 1.3 Oplosmiddelen 1.3.1 Gezondheidsschade door oplosmiddelen 1.3.2 Vervanging 1.3.3 Definitie 1.4 Allergenen 1.5 Overige effecten 1 1 1 3 3 4 4 7 8 9 10 2. Methode van onderzoek 2.1 Algemeen 2.2 Beoordeling van gezondheidsrisico’s 2.2.1 Producten 2.2.2 Blootstelling 2.2.3 Beoordeling risico 11 11 12 12 14 15 3. Resultaten 3.1 Inleiding 3.2 Kantoorschoonmaak 3.2.1 Beschrijving subsector 3.2.2 Productgebruik 3.2.3 Blootstelling 3.2.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.3 Industriereiniging (IGK) 3.3.1 Beschrijving subsector 3.3.2 Productgebruik 3.3.3 Blootstelling 3.3.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.4 Reiniging in de gezondheidszorg 3.4.1 Beschrijving subsector 3.4.2 Productgebruik 21 21 24 24 24 32 37 40 40 40 43 47 49 49 49 XV 3.4.3 Blootstelling 3.4.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.5 Vervoer 3.5.1 Beschrijving subsector 3.5.2 Productgebruik 3.5.3 Blootstelling 3.5.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.6 Glasreiniging 3.6.1 Beschrijving subsector 3.6.2 Productgebruik 3.6.3 Blootstelling 3.6.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.7 Reiniging na brand 3.7.1 Beschrijving subsector 3.7.2 Productgebruik 3.7.3 Blootstelling 3.7.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.8 Industriële- & scheepsreiniging 3.8.1 Beschrijving subsector 3.8.2 Productgebruik 3.8.3 Blootstelling 3.8.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 3.9 Gevelreiniging 3.9.1 Beschrijving subsector 3.9.2 Productgebruik 3.9.3 Blootstelling 3.9.4 Samenvatting belangrijkste risico’s 51 53 54 54 54 59 62 65 65 65 65 66 67 67 68 70 76 78 78 80 90 96 101 101 101 105 107 4. Vergelijking van de ernst van de gezondheidsrisico’s 4.1 Producten 4.1.1 Detergenten 4.1.2 Oplosmiddelen 4.1.3 Desinfectanten 4.1.4 Parfums 4.1.5 Conserveermiddelen 111 111 111 112 116 117 118 XVI 4.1.6 Zuren en basen 4.1.7 Water 4.2 Incidentie van gezondheidsklachten 4.2.1 Algemeen 4.2.2 OPS 4.2.3 Allergie en irritatie 4.2.4 Overige effecten 4.3 Conclusies 5. Bronnen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 120 120 121 121 121 122 126 128 137 Producten Kantoorschoonmaak Producten Industriereiniging (IGK) Producten Reiniging in de gezondheidszorg Producten Transportreiniging Producten Glasreiniging Producten Reiniging na brand Producten Industriële- en Scheepsreiniging Producten Gevelreiniging Bestanddelen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen Overzicht betekenis R-zinnen XVII 146 155 157 158 160 161 162 165 169 173 XVIII 1 INLEIDING 1.1 ACHTERGROND VAN HET ONDERZOEK Dit onderzoek is uitgevoerd door de Chemiewinkel van de Universiteit van Amsterdam, in het kader van de totstandkoming van een arboconvenant in de schoonmaaksector. Partijen in het convenant zijn de Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), de Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO), FNV Bondgenoten en het Ministerie van SZW. Doel van het convenant is te komen tot verbetering van de arbeidsomstandigheden in de sector. In dit kader is een onderzoek uitgevoerd naar het vóórkomen van oplosmiddelen en allergenen in reinigingsmiddelen, die in deze sector worden gebruikt, en van de mogelijke gezondheidseffecten die optreden als gevolg van blootstelling aan deze middelen. Oplosmiddelen en allergenen vormen speerpunten in het beleid van het ministerie. Blootstelling aan oplosmiddelen kan leiden tot het optreden van het Organisch Psycho Syndroom (OPS). Blootstelling aan allergenen kan leiden tot het optreden van huidaandoeningen (allergisch eczeem) en luchtwegaandoeningen zoals CARA. 1.1.1 Uitwerking onderzoeksvragen Het onderzoek is uitgevoerd conform de concept-startnotitie van 22 november 2000. Daarin zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. 1. Binnen welke subsectoren wordt op reguliere basis met producten gewerkt die oplosmiddelen en/of allergenen bevatten? Beantwoording van deze vraag heeft als doel om te komen tot een afbakening van subsectoren, met als criterium dat er inderdaad sprake is van een probleem met betrekking tot oplosmiddelen of allergenen. 2. Om welke oplosmiddelen en allergene stoffen gaat het? Inzicht in de samenstelling van producten kan er toe leiden dat minder schadelijke middelen kunnen worden geïdentificeerd voor bepaalde toepassingen. Daarmee kan een actief vervangingsbeleid worden ingezet. Tevens kan worden 1 gecontroleerd, via literatuuronderzoek, of de gesignaleerde stoffen elders of in het verleden reeds in gezondheidsklachten hebben geresulteerd. 3. In welke toepassing worden ze gebruikt? 4. Onder welke omstandigheden worden ze gebruikt? Deze twee vragen hebben betrekking op de wijze waarop en de mate waarin blootstelling plaatsvindt. Om een inschatting te kunnen maken van de daadwerkelijke gezondheidsrisico’s is het van belang behalve de toxiciteit van de producten ook inzicht te hebben in de blootstelling. Factoren die in de verschillende sectoren onderzocht zijn, zijn, voor zover bekend: de standaard applicatiewijze (machinaal, handmatig, gesloten, open, enz.), de fysisch-chemische parameters van de stoffen zelf (vluchtigheid, octanol-watercoëfficient i.v.m. huidpenetratie), werkomgeving (kleine versus grote ruimten, binnen of buiten), en de mate van bescherming die standaard wordt gebruikt, zowel huid- als adembescherming. 5. Hoeveel werknemers worden eraan blootgesteld? Uitdrukkelijk gaat het hier om de schoonmakers, en dus niet de werknemers uit de sector zelf, die wellicht indirect worden blootgesteld. Hierbij dient voorts te worden opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken rekening te houden met eventuele taakverdeling tussen de schoonmakers, m.a.w. een schoonmaker die zich bezig houdt met schoonmaken van kantoorgebouwen wordt verondersteld alle schoonmaaktaken uit te voeren: vloerreiniging, sanitairreiniging, etc. Aan de andere kant komt het voor dat een schoonmaakbedrijf in meerdere subsectoren actief is, waardoor vaststelling van het exacte aantal werknemers die een bepaalde schoonmaakactiviteit uitvoeren, wordt bemoeilijkt. In overleg met de BBC is ertoe besloten om het onderzoek te beperken tot het aantal werknemers dat volgens de statistieken van de branche-organisaties en het CBS tot een bepaalde subsector behoren. 6. Wat is de omvang en de frequentie van gebruik van deze producten? Gegevens over de frequentie van gebruik zijn ingeschat op basis van de beschrijvingen van de werkzaamheden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen dagelijkse en periodieke reiniging. Over de omvang van het gebruik zijn geen 2 gegevens verzameld. Als alternatief is ervoor gekozen om, waar mogelijk, blootstellingsgegevens te achterhalen. Deze zijn echter schaars gebleken. 7. Wat is gerapporteerd over neurasthene klachten als gevolg van het gebruik van oplosmiddelen in genoemde sectoren? 8. Wat is gerapporteerd over luchtwegklachten en huidaandoeningen als gevolg van het gebruik van allergenen in genoemde subsectoren? Deze twee onderzoeksvragen hebben betrekking op het in de literatuur en door bedrijfsartsen gerapporteerde vóórkomen van klachten. Deze informatie is nodig om te komen tot een reële inschatting van het belang van de problematiek voor de betreffende subsectoren. 1.1.2 Afbakening Wat betreft de subsectoren is aangesloten bij de matrix die is samengesteld door de BBC, en die is opgenomen in de intentieverklaring. Schoonmaakwerkzaamheden die worden uitgevoerd als onderdeel van een productieproces, of die worden uitgevoerd door de reguliere productiemedewerkers, vormen geen onderdeel van dit onderzoek. Daarbij kan gedacht worden aan reinigingsactiviteiten in metaalproductenbedrijven, de grafische sector, de autoschadeherstelbedrijven en dergelijke. Een complicerende factor hierbij is het feit dat in toenemende mate schoonmaakwerk wordt uitbesteed. Voor werkzaamheden die voorheen door productiemedewerkers werden uitgevoerd, worden thans alsmaar vaker schoonmaakbedrijven ingehuurd. Voorbeelden hiervan zijn het conserveren van scheepshuiden met behulp van verven, montagewerkzaamheden, e.d. 1.2 BESCHRIJVING BRANCHE De belangrijkste activiteiten in de schoonmaakbranche worden verdeeld in drie segmenten, namelijk Kantooronderhoud en Glazenwassen (K + G), Industrie, Gevels en Kalamiteiten (IGK), en Industriële- en scheepsreiniging. De eerste twee genoemde vallen onder de branchevereniging OSB, de laatste onder SITO. Het grootste deel van de schoonmaakbedrijven in Nederland richt zich vooral op het schoonmaken van gebouwen als scholen, kantoren en ziekenhuizen. Circa 600 3 van de in totaal 6300 schoonmaakbedrijven zijn aangesloten bij de OSB. In de industriële- en scheepsreiniging zijn er ca. 120 bedrijven, waarvan er 43 lid zijn van SITO. Het totaal aantal werkzame personen in de schoonmaakbranche bedraagt circa 200.000, waarvan 3.000 in de industriële- en scheepsreiniging. Het grootste gedeelte (zo’n 65 %) van de werknemers is vrouw. Van deze 200.000 werknemers is een groot gedeelte als parttimer werkzaam. Tabel 1.1 geeft een overzicht van de verdeling van de werknemers in de schoonmaakbranche over de verschillende subsectoren (bron: OSB). Tabel 1.2.1 Werknemersaantallen in de schoonmaakbranche subsector kantoorschoonmaak industriële reiniging (incl. food) gezondheidszorg transport glasreiniging reiniging na brand gevelreiniging Overig K+G en IGK Industriële- en scheepsreiniging aantal werknemers 170000 3500 3000 2000 7500 2500 1500 10000 2800 Na 1995 is de schoonmaakbranche sterk gegroeid, omdat steeds meer schoonmaakwerk uitbesteed wordt. Schoonmaakwerk is arbeidsintensief: circa 80 % van de kosten zijn arbeidskosten. Het gemiddelde opleidingsniveau van werknemers in de schoonmaakbranche is laag, en gemiddeld werken mensen niet erg lang als schoonmaker. Het personeelsverloop en ziekteverzuim is erg hoog. 1.3 1.3.1 OPLOSMIDDELEN Gezondheidsschade door oplosmiddelen Blootstelling aan organische oplosmiddelen draagt het risico in zich op het ontwikkelen van de beroepsgebonden aandoening OPS: het organisch psycho syndroom. In de medische wereld wordt dit CTE genoemd: chronische toxische encefalopathie door organische oplosmiddelen. OPS wordt al geruime tijd als medisch en maatschappelijk probleem erkend. Het ministerie voor Sociale Zaken 4 en Werkgelegenheid ontwikkelt specifiek beleid op dit gebied waarbij het consequent toepassen van de arbeidshygiënische strategie sterk wordt aangezet. Binnen dit kader is bijvoorbeeld voor de professionele toepassing van verven binnenshuis twee jaar geleden een vervangingsverplichting voor oplosmiddelhoudende verf afgekondigd en ook in de grafische industrie zijn voor de reinigingsactiviteiten specifieke maatregelen afgekondigd. Voor de professionele reinigingsbranche is er vooralsnog geen sprake van een vervangingsverplichting. Op medisch gebied worden er aangaande de diagnose van patiënten met een hoge oplosmiddelen blootstelling goede vorderingen gemaakt door de twee Solvent Teams in respectievelijk Amsterdam (Academisch Medisch Centrum) en Enschede (Medisch Spectrum Twente) (Van der Hoek et al., 2000). In een solvent team werken bedrijfsartsen, neurologen, neuropsychologen en arbeidshygiënisten samen en zij komen gezamenlijk tot de diagnose OPS of niet. Duidelijk is dat het ziektebeeld tussen patiënten aanzienlijk kan verschillen: cognitieve, maar ook juist affectieve symptomen kunnen op de voorgrond staan. De waargenomen ziekteverschijnselen zijn niet uniek voor de gevolgen van blootstelling aan organische oplosmiddelen. Sommige zware metalen geven vergelijkbare verschijnselen, maar ook de ziekte van Alzheimer of bijvoorbeeld ernstige (levensbedreigende of emotionele) ervaringen kunnen een ziektepatroon veroorzaken met overeenkomstige effecten. Dit maakt de diagnose lastig en feitelijk zou men kunnen stellen dat de diagnose gebaseerd is op het uitsluiten van andere factoren, in combinatie met een daadwerkelijke blootstelling aan oplosmiddelen gedurende een aantal jaren en aan verhoogde concentraties. In tegenstelling tot bekende infectieziekten of specifieke vergiftigingen is het niet mogelijk de ziekteverschijnselen direct te koppelen aan de blootstelling. 5 De WHO onderscheidt drie fases in de ontwikkeling van OPS (CTE). Ze zijn samengevat in tabel 1.3.1. Tabel 1.3.1 Stadia van chronische oplosmiddelenintoxicatie en effecten op het centrale zenuwstelsel volgens de indeling van de WHO (WHO and Nordic Counicil of Ministers Working Group, 1985) ziektestadium duur van de blootstelling Neurastheen Dagen tot syndroom weken symptomen restverschijnselen Depressie, prikkelbaarheid, verlies van interesse in dagelijkse activiteiten Geen Matig/ Maanden ernstig CTE tot jaren Moeheid, stemmings- en aandachtsstoornissen, vergeetachtigheid Ernstig CTE Jaren Dementieel ziektebeeld met een gegeneraliseerde aantasting van de intelligentie en ernstige geheugenstoornissen Na staken van de blootstelling kan enige tot volledige verbetering optreden Irreversibele schade De verschillende fases lopen in elkaar over en het is bijvoorbeeld niet zo dat patiënten in de eerste fase nooit last van hoofdpijn of overdreven vermoeidheid zouden hebben. OPS wordt beschouwd als een progressieve ziekte, m.a.w. bij een voortgaande blootstelling nemen de klachten in ernst toe. Bij het stopzetten van de blootstelling kan er, indien de klachten nog niet echt ernstig zijn, verbetering tot zelfs volledig herstel optreden. Deze constatering is van belang, omdat dit de persoon in kwestie, en de werkgever, in staat stelt om bij een tijdige diagnose maatregelen te nemen waarmee de blootstelling gereduceerd, dan wel gestopt wordt. Maar een deel van de patiënten die ter diagnose bij de Solvent Teams komen, krijgen uiteindelijk de diagnose “OPS”. Mensen die “positief” scoren, met andere woorden die een diagnose OPS krijgen, vallen allen in groep twee: het 6 matig/ernstig OPS. Ernstiger gevallen komen in Nederland eigenlijk niet voor. In wetenschappelijke kring is men er van overtuigd dat deze groep 2 (en wellicht de enkeling in groep 3) slechts het topje van de ijsberg is. Van een groot deel kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat de ziekteverschijnselen geweten kunnen worden aan de beroepsmatige blootstelling aan organische oplosmiddelen, terwijl de patiënt wel (lichte) oplosmiddelgerelateerde klachten heeft. Met name de neuropsychologische tests zijn onvoldoende fijngevoelig om mensen in het beginstadium van de ziekte, met het neurastheen syndroom, te identificeren. Naar verwachting is dit de grootste groep van mensen die lijdt onder oplosmiddelblootstelling. De verwachting is dan ook dat er onder de werknemers die dagelijks met vluchtige organische oplosmiddelen werken en hier aan worden blootgesteld mensen zijn met een reversibel neurastheen syndroom. Het feit dat in de lijst van beroepen van de OPS-patiënten die in de jaarverslagen van de Solvent teams wordt gepubliceerd (Van der Hoek et al., 2000) geen schoonmakers of industriële reinigers worden genoemd, moet in dit verband dan ook enkel als indicatief worden gezien. Oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen zelf zijn een risicovolle blootstellingsbron. Behalve OPS kunnen oplosmiddelen ook overgevoeligheidsreacties of eczeemachtige aandoeningen van de huid veroorzaken. In de meeste gevallen is er sprake van ortho-ergisch eczeem (zie §1.4). 1.3.2 Vervanging In Nederland wordt jaarlijks ruim 2 miljoen ton organische oplosmiddelen geproduceerd en vormt daarmee ruim 3 massaprocent van de totale productie van de Nederlandse chemische industrie. Het vetoplossend vermogen van apolaire oplosmiddelen als terpentine maakt deze zeer geschikt voor het reinigen van vette oppervlakken, waarbij de vaak hoge vluchtigheid er voor zorgt dat er geen residuen achterblijven. Bovendien veroorzaken organische oplosmiddelen geen corrosie van het metaaloppervlak, wat bij water wel kan voorkomen. Ook de verdampingssnelheid van de oplosmiddelen speelt een belangrijke rol. Bij het ontwikkelen van een oplosmiddelhoudend product heeft de fabrikant in eerste instantie keus uit een enorme verscheidenheid aan organische oplosmiddelen, maar in de praktijk zal blijken dat deze keuzevrijheid sterk wordt beperkt door de eisen 7 die aan het product worden gesteld. Factoren als polariteit, viscositeit, verdampingssnelheid, de oplosbaarheid in water en de prijs spelen een rol in deze keuze en zeker de laatste twee decennia hebben ook de gezondheids- en milieuaspecten van organische oplosmiddelen de keuzevrijheid beperkt. Mede door de nadelige gezondheids- en milieueffecten van veel organische oplosmiddelen heeft er het afgelopen decennium een verschuiving plaatsgevonden in het gebruik richting watergedragen producten. Deze verschuiving werd gestimuleerd door wetgeving en vervangings- en emissiereductieprojecten als KWS2000 en heeft er bij verven en inkten, maar zeker ook bij reinigingsmiddelen toe geleid dat de watergedragen varianten aan terrein hebben gewonnen. Desondanks worden in Nederland naar schatting nog ongeveer een half miljoen werknemers blootgesteld aan organische oplosmiddelen (Gret, 2001). 1.3.3 Definitie De term "organisch oplosmiddel" suggereert dat het een functie vervult in het oplossen van andere stoffen. Vaak is dit juist, maar soms worden organische oplosmiddelen aan een product toegevoegd om het bijvoorbeeld de gewenste viscositeit en verwerkbaarheid te geven. En hoewel ethanol een organisch oplosmiddel is, is het voornaamste doel in alcoholische dranken zeker niet het oplossen van stoffen. In dit rapport wordt onder organische oplosmiddelen verstaan: Alle organische verbindingen die bij kamertemperatuur (20 ºC) en standaarddruk (101325 pascal) vloeibaar zijn en een dampspanning hebben van meer dan 10 pascal. De ondergrens van 10 pascal wordt ook in de Nederlandse en Europese wetgeving gehanteerd in de definitie van vluchtige organische stoffen (VOS) (1999/13/EG). Het zou daarom wellicht correcter zijn om in dit rapport te spreken over vluchtige organische stoffen, maar vaak zal, in navolging van wat gebruikelijk is in de industrie, de voorkeur worden gegeven aan de term "(organische) oplosmiddelen" omdat de producten in dit rapport in hoofdzaak een functie als oplosmiddel vervullen. De 10-pascal-grens is overigens discutabel omdat ook vloeistoffen met 8 een dampspanning lager dan 10 pascal (bijvoorbeeld enkele glycolethers) uiteindelijk verdampen en ook een risico kunnen vormen bij huidcontact. 1.4 ALLERGENEN In de afgelopen twee jaar is er toenemende aandacht bij sociale partners, consumenten en de overheid voor de risico’s van allergene stoffen. Ook internationaal wordt er meer belangstelling voor getoond. Er worden vele lijsten gepubliceerd met allergenen, die echter niet overeenkomen. In onderhavig onderzoek is uitgegaan van de labelling volgens de WMS. Daarin zijn de relevante R-zinnen voor allergie R42 (sensibiliserend voor de luchtwegen) en R43 (sensibiliserend voor de huid). Indien een product meer dan 1% van dit type stoffen bevat, dient het product als geheel ook gelabeld te worden met R42 respectievelijk R43. Een probleem dat zich hierbij voordoet is dat fabrikanten hun producten zodanig formuleren dat het gehalte onder de 1% blijft, zodat het product niet als sensibiliserend hoeft te worden gelabeld. Om erachter te komen of het product sensibiliserende stoffen bevat onder die grens, is derhalve meer gedetailleerde informatie nodig over de samenstelling van het product. Dit levert in verband met bedrijfsgeheim de nodige problemen op. Desondanks is er op grond van literatuurgegevens en/of informatie van deskundigen wel enig inzicht in het type allergenen dat in de verschillende productcategorieën aanwezig kunnen zijn (bijvoorbeeld: Flyvholm, 1993; Karnava et al., 2000; Lassen et al., 2001). Zuiver formeel gezien zou het op grond van de wensen van de opdrachtgever voor dit onderzoek (de Branchebegeleidingscommissie voor het arboconvenant in de schoonmaaksector) voldoende zijn de allergene stoffen in de reinigingsmiddelen te achterhalen, en die informatie aan te vullen met de kans op blootstelling en eventuele gegevens over het vóórkomen van allergieën in de branche. Echter, hier doet zich het volgende probleem voor. De achtergrond van het onderzoek is het voorkómen van uitval als gevolg van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Eczeem als gevolg van blootstelling aan een allergeen zou zo’n beroepsziekte kunnen zijn. Het probleem is echter dat aan een eczeem niet is te zien of er sprake is van een allergisch of een ortho-ergisch eczeem (als gevolg van herhaalde irritatie, bijvoorbeeld door herhaalde blootstelling aan één of meerdere irriterende stoffen). Alleen een specialistisch onderzoek door een allergoloog of dermatoloog 9 kan hier uitsluitsel over geven. Bovendien geldt dat blootstelling aan irriterende stoffen de kans op een allergische reactie op een sensibiliserende stof kan vergroten omdat de barrièrefunctie van de huid is verzwakt. Voor de luchtwegen geldt iets dergelijks. Blootstelling aan luchtwegirriterende stoffen kan de kans op astmatische reacties als gevolg van blootstelling aan allergenen eveneens vergroten. Uit de literatuur blijkt dat de ratio allergisch versus orthoergisch eczeem ongeveer op 1: 10 tot 1: 5 ligt, afhankelijk van de bron. Het lijkt dus logisch ook het gehalte aan irriterende stoffen in het onderzoek mede in beschouwing te nemen. De onderzoekers hebben met het oog hierop ervoor gekozen de onderzoeksvraag met dit aspect uit te breiden. 1.5 OVERIGE EFFECTEN Als producten geen oplosmiddelen of allergenen (of irriterende stoffen) bevatten, betekent dat niet dat ze geen risico met zich mee brengen. De auteurs zijn van mening dat het een omissie zou zijn, als stoffen waarvan bekend is dat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend of reproductietoxisch zijn, niet zouden worden gemeld. Daarom zijn van de bestanddelen van producten, voor zover bekend, de risicozinnen weergegeven zoals voorgeschreven in de WMS (Wet Milieugevaarlijke Stoffen). Daarmee kunnen andere risico’s dan allergie en OPS worden geïdentificeerd. De incidentie van overige effecten is in onderhavig onderzoek niet bestudeerd. 10 2 METHODE VAN ONDERZOEK 2.1 ALGEMEEN Voor beantwoording van onderzoeksvragen 1 t/m 6 is gebruik gemaakt van reeds bestaande literatuur/inventarisaties, aangevuld met recente gegevens die zijn verzameld aan de hand van gesprekken met relevante branche-organisaties, leveranciers, en schoonmaakbedrijven. De volgende branche-organisaties zijn benaderd: - OSB (Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten) SITO (Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie, milieu en Technische Onderhoudsactiviteiten) NVZ/NIFIM (Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten/Nederlandse Vereniging van leveranciers van Professionele Reinigingssystemen) In overleg met de branche-organisaties zijn de belangrijkste leveranciers van reinigingsmiddelen benaderd. Aan hen is gevraagd informatie te verschaffen over de belangrijkste reinigingsproducten uit hun assortiment. Informatie over het vóórkomen van neurasthene effecten ten gevolge van blootstelling aan oplosmiddelen, en van eczemen en luchtwegaandoeningen als gevolg van blootstelling aan allergenen (onderzoeksvragen 7 en 8) zijn verzameld via de volgende bronnen: - Literatuur. - Het Solvent Team van het AMC. - Het NCvB (Nederlands centrum voor Beroepsziekten) - Het Kenniscentrum Huid & Arbeid en Het Centrum Huid en Arbeid. Voorts zijn 13 werknemers uit schoonmaakbedrijven benaderd om inzicht te krijgen in hoe zij hun werkzaamheden ervaren, en of zij bekend zijn met het vóórkomen van gezondheidsklachten als gevolg van schoonmaakwerkzaamheden. 11 2.2 BEOORDELING VAN GEZONDHEIDSRISICO’S Op basis van de gegevens is een model opgesteld waarmee de gezondheidsrisico’s zijn ingeschaald. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt voor de BBC te komen tot een prioritering van werkzaamheden en/of producten waarvoor beleid kan worden afgesproken. 2.2.1 producten oplosmiddelen Bij de beoordeling van het OPS-risico van oplosmiddelhoudende producten wordt vooral het gehalte aan oplosmiddel in beschouwing genomen. Er wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen meer of minder toxische oplosmiddelen. Daarvoor zou namelijk een uitgebreid toxicologisch onderzoek dienen te worden uitgevoerd, dat buiten de mogelijkheden van dit onderzoek valt. Ook vergelijking van MAC-waarden heeft zijn beperkingen. Niet voor alle oplosmiddelen zijn MAC-waarden voorhanden. Bovendien zou voor elke MAC-waarde dienen te worden vastgesteld of het kritische effect, waarop de MAC is gebaseerd, wel een neurologische is. Er wordt dus ook geen onderscheid gemaakt tussen verschillende verdampingssnelheden van oplosmiddelen bij het inschatten van het OPS-risico. Argumenten hiervoor zijn onder meer het feit dat een aantal langzaam verdampende oplosmiddelen, zoals glycolethers, snel via de huid worden opgenomen, en zo de totale opgenomen dosis aanzienlijk vergroten. Voor glycolethers geldt zelfs dat huidopname de belangrijkste blootstellingsroute blijkt te zijn (Filon et al., 1999). In het overheidsbeleid ten aanzien van OPS wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende oplosmiddelen. Alle worden beschouwd als potentiële veroorzakers van OPS. Hoewel de discussie hierover nog niet geheel ten einde is, is ervoor gekozen bij het overheidsbeleid aan te sluiten. Hierbij wordt nog wel een nuance aangebracht. Alleen die producten die meer dan 5% oplosmiddelen bevatten, of glycolethers, worden beschouwd als risicovol voor het ontstaan van OPS. Dit percentage komt ongeveer overeen met wat voor verven in binnenhuistoepassingen als maximum wordt voorgeschreven in de vervangingsverplichting, namelijk 60 g oplosmiddel per liter verf. Bij het 12 vaststellen van het percentage oplosmiddelen is steeds uitgegaan van het maximale percentage dat een product kan bevatten. Daarnaast is gekeken naar de bijbehorende R-zinnen. De R-zinnen geven een goede indicatie van bijvoorbeeld allergene of irriterende eigenschappen van het oplosmiddel. De betekenis van de R-zinnen wordt uitgelegd in bijlage 10. allergene stoffen Bij de beoordeling van producten is ten aanzien van allergenen uitgegaan van de vraag of ze er in voorkomen. Zo ja, dan is er een risico op allergie, onafhankelijk van het gehalte. Stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid, ofwel huidallergenen, worden aangeduid met R43. Stoffen die sensibiliserend zijn voor de ademhalingswegen, ofwel luchtwegallergenen, worden aangeduid met R42. De productinformatie op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties is echter lang niet altijd volledig. In sommige gevallen is dan ook niet bekend of het betreffende product een allergene stof bevat. Bijvoorbeeld conserveringsmiddelen worden meestal niet op het VIB vermeld, en juist dit zijn vaak allergenen (Morren et al., 1992; Flyvholm & Andersen, 1993; Nielsen, 1994). Vooral ‘ready to use’-producten zoals spraymiddelen of wegwerpdoekjes bevatten vaak relatief hoge gehaltes aann conserveringsmiddelen (Sinnige, 2002). Naast conserveermiddelen zijn ook de parfums een stofgroep die in de meeste gevallen niet nader wordt aangeduid. Vaak gaat het dan ook om een complex mengsel aan geurstoffen. Veel voorkomende stoffen zijn bijvoorbeeld methyleugenol, synthetische musk en citral. Zeker is dat bepaalde geurstoffen allergische reacties van zowel huid als luchtwegen (zoals astma) kunnen veroorzaken (Uter et al., 2001). Er is daarom voor gekozen om parfums per definitie als mogelijk sensibiliserende stoffen te beschouwen. irriterende stoffen Stoffen die irriterend zijn voor de huid worden aangeduid met R38. Zo zijn de meeste oppervlakteactieve stoffen irriterend voor de huid, omdat ze de vetten in celmembranen kunnen oplossen (Effendy & Maibach, 1995). Stoffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen worden aangeduid met R37. Voor het bepalen van het risico op huid- of luchtwegirritatie dient echter ook gekeken te worden naar stoffen die geen R 37 of 38 hebben, maar wel R34 of R35. Dit zijn bijtende stoffen, die bij aanraking met de huid respectievelijk inademing (van bijvoorbeeld spraydeeltjes) ook huid- en luchtwegirritaties kunnen veroorzaken. Als 13 huidirriterende stoffen zijn dan ook aangemerkt stoffen met R34, 35 of 38, als luchtwegirriterend stoffen die met R34, 35 of 37. Wat irritatie betreft is de grens gelegd op een gehalte van 5%. Hierboven geldt het product als irriterend voor de huid, de ogen of de luchtwegen. overige stoffen In dit rapport wordt vooral aandacht besteed aan oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen. Wanneer een product geen of weinig oplosmiddelen en allergenen bevat, maar bijvoorbeeld wel te classificeren is als mutageen of carcinogeen, wordt daar in de beoordeling toch rekening mee gehouden. 2.2.2 blootstelling Werkmethoden waarbij kans op huidcontact optreedt zijn: het gebruik van spons, doekje, schuurpad, zeem, borstel e.d. Sprayen en vernevelen (evt. onder hoge druk) worden beschouwd als risicoverhogende gebruikswijzen omdat hierbij aërosolen ontstaan die gemakkelijk kunnen worden ingeademd (Nielsen & Bach, 1999; Preller et al., 2001). Aërosolen kunnen ook ontstaan tijdens borstelen. Wat betreft frequentie wordt onderscheid gemaakt tussen dagelijks gebruik van een middel en minder frequent gebruik. Hierbij is vooral relevant de frequentie waarmee een werknemer bepaalde activiteiten uitvoert (en dus wordt blootgesteld), en niet zozeer de frequentie waarmee bepaalde objecten worden gereinigd. Er wordt, voor zover hierover gegevens beschikbaar zijn die voor de hele subsector gelden, bekeken of er sprake is van een geografische taakverdeling (een schoonmaker maakt een deel van het gebouw schoon, met alle daartoe behorende werkzaamheden), of een specialistische taakverdeling (een schoonmaker voert altijd dezelfde werkzaamheden uit). Tijdens doseren kan ook weer blootstelling door huidcontact plaatsvinden. Hier is alleen rekening mee gehouden bij de beoordeling van producten die huidallergenen bevatten en dagelijks gedoseerd worden. Overigens zijn er doseersystemen op de markt waarmee de kans op huidcontact tijdens doseren geminimaliseerd is. Een 14 voorbeeld is de sproeikop met twee flacons, één voor het reinigingsmiddel en één voor leidingwater. Het reinigingsmiddel wordt verdund met water met behulp van het ingebouwde doseersysteem. Een dergelijk systeem is bijvoorbeeld toepasbaar voor sanitair- en interieurreinigers. persoonlijke bescherming Bij het inschatten van de blootstelling wordt in de meeste gevallen geen rekening gehouden met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. In vele studies is geconstateerd dat deze niet of onvoldoende worden gebruikt, zelfs al zijn ze aanwezig. Bovendien geldt volgens de arbeidshygiënische strategie dat persoonlijke beschermingsmiddelen alleen ingezet moeten worden als maatregelen van een hoger niveau, zoals bronmaatregelen, redelijkerwijs niet haalbaar zijn. Alleen in die gevallen dat de gezondheidsrisico's zeer ernstig zijn, en ze ook algemeen bekend zijn, zoals bij het gebruik van fluorwaterstofzuur, of bij het verwijderen van chemicaliën uit kleine ruimten (laadruimten van schepen bijvoorbeeld) wordt ervan uitgegaan dat persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen. Dit wordt dan expliciet vermeld. 2.2.3 beoordeling risico De volgende criteria zijn vastgesteld voor het bepalen van het risico op het onstaan van OPS, huidallergie, luchtwegallergie, huidirritatie of luchtwegirritatie: OPS 1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel: - Producten bevatten meer dan 5 % oplosmiddelen. Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op OPS. Hierbij wordt ook naar het gehalte aan glycolethers gekeken, aangezien deze oplosmiddelen, i.t.t. andere oplosmiddelen, via de huid kunnen worden opgenomen. 2) Ten aanzien van de blootstelling: - Er wordt gewerkt in een kleine en/of slecht geventileerde ruimte. - Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of borstelen 15 - - Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht en er is dus kans op huidcontact (alleen producten met meer dan 5 % glycolethers). Producten worden dagelijks gebruikt. Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op OPS. Wanneer in goed geventileerde ruimten wordt gewerkt is er ofwel een gering1, ofwel geen risico, afhankelijk van de overige factoren. huidallergie 1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel: - Producten bevatten een huidallergeen. Wanneer niet aan dit criterium wordt voldaan is er geen risico op huidallergie. 2) Ten aanzien van de blootstelling: - Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht en er is dus kans op huidcontact. - Producten worden dagelijks gebruikt. Wanneer aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op huidallergie. Wanneer er geen huidcontact optreedt bij gebruik is er geen risico. Wanneer het product huidallergenen bevat en er tijdens gebruik huidcontact kan optreden, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt, is er een gering1 risico. De concentratie is in de beoordeling niet meegenomen, aangezien sensibilisering al kan optreden bij lage concentraties. luchtwegallergie 1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel: - Producten bevatten een luchtwegallergeen. Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op luchtwegallergie. 1 De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven. 16 2) Ten aanzien van de blootstelling: - Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of borstelen en/of de luchtwegallergenen zijn vluchtig. - Producten worden dagelijks gebruikt. Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op luchtwegallergie. Er is geen risico wanneer er geen aërosolvorming optreedt tijdens gebruik en de luchtwegallergenen niet vluchtig zijn. Er is een gering2 risico wanneer het product luchtwegallergenen bevat en er aërosolvorming kan plaatsvinden of wanneer de luchtwegallergenen vluchtig zijn, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt. De concentratie is in de beoordeling niet meegenomen, aangezien sensibilisering al kan optreden bij lage concentraties. Met het oog daarop wordt bij het bepalen van het risico op luchtwegallergie geen rekening gehouden met de grootte van de ruimte of de mate van ventilatie. huidirritaties 1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel: - Producten bevatten (in onverdunde vorm) meer dan 5 % huidirriterende stoffen. Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op huidirritatie. 2) Ten aanzien van de blootstelling: - Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht en er is dus kans op huidcontact. - Producten worden dagelijks gebruikt. Wanneer aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op huidirritatie. Wanneer er geen huidcontact optreedt tijdens gebruik is er geen risico. Wanneer het product meer dan 5 % huidirriterende stoffen bevat en er huidcontact kan plaatsvinden, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt, is er een gering2 risico. 2 De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven. 17 luchtwegirritaties 1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel: - Producten bevatten (in onverdunde vorm) meer dan 5 % luchtwegirriterende stoffen. Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op luchtwegirritatie. 2) Ten aanzien van de blootstelling: - Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of borstelen, en/of de luchtwegirriterende stoffen zijn vluchtig. - Producten worden dagelijks gebruikt. Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op luchtwegirritatie. Wanneer er geen aërosolvorming optreedt tijdens gebruik en de luchtwegirriterende stoffen zijn niet vluchtig is er geen risico. Er is een gering3 risico wanneer het product meer dan 5 % luchtwegirriterende stoffen bevat en er aërosolvorming kan plaatsvinden of wanneer de luchtwegirriterende stoffen vluchtig zijn, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt. Overigens wordt ventilatie ten aanzien blootstelling aan luchtwegirriterende stoffen van minder groot belang geacht dan ten aanzien van vluchtige oplosmiddelen. In tabel 2.2.1 wordt samengevat welke criteria voor welke aandoening relevant worden geacht. Tabel 2.2.1 Werkomstandigheden die voor het beoordelen van het risico op het ontstaan van OPS, allergie of irritatie relevant worden geacht huidcontact OPS Xa huidallergie X luchtwegallergie aërosolvorming dagelijks X X X X X 3 kleine en/of slecht geventileerde ruimte X De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven. 18 huidirritatie luchtwegirritatie a X X X X alleen voor glycolethers concentratie Bij het beoordelen van de risico’s is geen rekening gehouden met het gegeven of een product verdund of onverdund wordt gebruikt, hoewel dit in eerste instantie wel is geprobeerd. Hoewel dat strict genomen als een onjuiste werkwijze kan worden aangemerkt, is er toch voor gekozen, en wel om de volgende redenen. Voor de kans op allergie is een eventuele verdunning minder van belang. De aanwezigheid op zich van een allergeen kan al tot reacties leiden, zeker als de betreffende werknemer reeds is gesensibiliseerd voor de stof. Voor de kans op OPS die met name een rol speelt bij middelen op basis van pure koolwaterstoffen is verdunning eveneens niet relevant, aangezien deze producten in het algemeen niet worden aangelengd. Voor corrosieve stoffen geldt dat die na verdunning irriterend zijn en er is geen onderscheid gemaakt tussen deze twee effecten voor het inschatten van de kans op huideffecten. Ook blijkt het nogal eens voor te komen dat werknemers niet de aangegeven verdunningsfactor aanhouden, maar de neiging hebben een extra scheutje van het middel toe te voegen (pers. mededeling schoonmakers). Tevens worden verschillende verdunningsfactoren gehanteerd bij meer of minder zware vervuilingen. Tenslotte is er ook een risico van blootstelling aan het concentraat, namelijk bij het doseren en bij de ‘handling’ van de flacon/container. Indien men met al deze factoren rekening wil houden, zo bleek gaandeweg het onderzoek, ontstaat een situatie waardoor men door de bomen het bos niet meer ziet. 19 20 3 RESULTATEN 3.1 INLEIDING In onderhavige studie is de schoonmaaksector opgesplitst in verschillende subsectoren. Bij bestudering van de literatuur over gezondheidsrisico's in de schoonmaaksector wordt echter zelden aangegeven welke subsector of welke werkzaamheden precies zijn onderzocht. Veelal worden resultaten gepresenteerd als geldend voor de schoonmaaksector als geheel ('cleaning', 'cleaners', 'cleaning agents'). Voorts is het niet altijd mogelijk resultaten van onderzoek uit andere landen ‘één op één’ te vertalen naar de Nederlandse situatie. Immers, de onderverdeling van de branche die hier wordt gehanteerd, komt niet overeen met wat in andere landen gebruikelijk is. Desondanks kunnen de gegevens wel als indicatie worden gebruikt. De literatuur zelf kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën: informatie over producten, blootstellingsgegevens, incidentie van klachten (en soms oorzaken hiervan), en overige literatuur, waarbij meestal vergelijkingen worden gemaakt met andere beroepssectoren. In deze paragraaf wordt volstaan met gegevens over producten en blootstelling; literatuurgegevens over incidentie worden gepresenteerd in hoofdstuk 4. In een Deense studie uit 1991 (Flyvholm, 1991) werden 27.800 producten gescreend op het voorkomen van allergenen. 3470 van deze producten betroffen reinigingsmiddelen. De meest voorkomende allergenen in de reinigingsmiddelen bleken triethanolamine (in 105 producten) en formaldehyde (98 producten). Voorts kwamen allerlei allergene conserveermiddelen voor zoals MCI, MI, BIT (drie soorten isothiazolinonen), BHT, bronopol, mercaptobenzothiazol, en desinfectantia (benzylalcohol benzalkoniumchloride, cresol, borax). Bij een follow-up waarbij 7916 reinigingsproducten werden onderzocht, werd geen verschil geconstateerd met het eerdere onderzoek wat betreft het type allergenen en het relatieve aantal producten dat de allergenen bevatte. In een vergelijkbare Deense studie (Flyvolm, 1993) werden 2350 producten onderzocht. Daarin werden 1250 verschillende bestanddelen aangetroffen, waarvan er 190 contactallergeen waren. De belangrijkste allergenen waren conserveermiddelen, oppervlakteactieve stoffen, geurstoffen, corrosieremmers, kleurstoffen en een categorie ‘overig’. Overigens 21 worden in deze studie onder ‘reinigingsmiddelen’ ook verstaan textielwasmiddelen, autoreinigingsmiddelen en afwasmiddelen, die niet in onderhavig onderzoek in beschouwing worden genomen. Voor het algehele ‘plaatje’ maakt dit echter niet uit. In de paragrafen 3.2 t/m 3.9 worden voor de verschillende subsectoren de resultaten weergegeven ten aanzien van het productgebruik en de blootstelling, en wordt een inschatting gemaakt van het risico op het ontstaan van OPS en huidklachten. Bij deze inschatting is rekening gehouden met de toxiciteit van de (bestanddelen van) producten, de concentratie in het product, en de kans op blootstelling. Daarbij is bij de beoordeling van de risico’s de concentratie aangehouden die op het VIB staat vermeld (zie hiervoor ook paragraaf 2.2.3 laatste alinea). De kans op blootstelling wordt bepaald door de applicatiewijze (emmer en sop, spray, borstelen, lans), de frequentie van reiniging, en de werkomgeving. Bij de frequentie van reiniging is enkel onderscheid gemaakt tussen periodieke en dagelijkse reiniging. Er is daarbij vooral uitgegaan van de frequentie waarmee een bepaald substraat wordt gereinigd, en niet – zoals eigenlijk zou moeten – met de frequentie waarmee een bepaalde werknemer de reinigingsactiviteit uitvoert. Als voorbeeld kan dienen het vloerstrippen in de kantoorschoonmaak. Een dergelijke vloer wordt, afhankelijk van het gebruik, één tot vier maal per jaar gestript. In dat geval wordt het onder ‘periodieke reiniging’ geschaard. Het komt echter voor dat één werknemer deze reiniging dagelijks voor zijn rekening neemt. Maar ook kan het voorkomen dat een werknemer dat slechts een enkele keer per jaar doet. Daar is in onderhavige studie onmogelijk rekening mee te houden. De werkomgeving is enkel van belang voor vluchtige componenten, of indien het product wordt verneveld. Doorslaggevend hierbij is of de activiteit plaatsvindt in een ruimte waarbij de kans op snelle toename van concentratieniveaus te verwachten is. Een voorbeeld van dat laatste is een toilet. Een aantal factoren is niet meegenomen. Zo is geen rekening gehouden met de daadwerkelijke tijd die men besteedt aan een bepaalde activiteit. Dat bleek niet haalbaar, aangezien de organisatie van het werk bij verschillende schoonmaakbedrijven teveel uiteen blijkt te lopen. Voorts is het niet gelukt aan te geven welk deel van de schoonmakers wordt blootgesteld aan welke producten. Idealiter zou je willen weten hoeveel schoonmakers gedurende welke tijd aan welke producten worden blootgesteld, of nog beter, hoe groot de kans is dat 22 bijvoorbeeld een specifieke schoonmaker die bijvoorbeeld in de non-foodsector reinigingswerkzaamheden uitvoert, ziek wordt door het werk, en dan nog liefst met de oorzaak van de ziektemelding erbij. Deze vraag bleek te complex om in dit kader te beantwoorden, en men kan zich afvragen of het überhaupt mogelijk is. Wel bleek het mogelijk per subsector aan te geven of er een kans bestaat op het optreden van OPS of huidklachten, met daaraan gekoppeld de producten en werkzaamheden die daarbij bepalend zijn. Tenslotte is het voor de inschatting van de gezondheidsrisico’s, met name bij allergene risico’s, van belang rekening te houden met de blootstelling aan de te verwijderen verontreinigingen. In de voedselverwerkende industrie, bij de reiniging na brand, maar ook in andere subsectoren, kan blootstelling aan de vervuilingen meer risico’s met zich meebrengen dan de blootstelling aan de reinigingsmiddelen zelf. Deze risico’s worden wel genoemd, maar verder niet uitgewerkt. Immers, er is niets wat niet wordt schoongemaakt, en daardoor is het principieel mogelijk met alle bestaande materialen in aanraking te komen. Indien de verontreiniging in een bepaalde subsector zeer specifieke of ernstige risico’s met zich mee brengt, wordt daar wel enige aandacht aan besteed. Met deze gegevens moet het volgens de auteurs mogelijk zijn voor de BBC om keuzes te maken ten aanzien van het type werkzaamheden dat aandacht verdient bij het verbeteren van de (chemische) arbeidsomstandigheden. Daarbij zal tevens rekening gehouden worden met het aantal werknemers dat in de subsector actief is. Het verbeteren van de situatie in de kantoorschoonmaak levert dan het meeste rendement op, aangezien het aantal werknemers in deze subsector verreweg de grootste groep vormen (85%). Aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de ernst van de eventuele gezondheidsklachten. In dat kader gooien de werkzaamheden waarbij een OPS-risico aanwezig is, hoge ogen. Deze werkzaamheden vinden plaats in subsectoren met aanzienlijk minder werknemers, maar daartegenover staat dat de ernst van de klachten als verzwarende factor kan worden aangemerkt. 23 3.2 3.2.1 KANTOORSCHOONMAAK4 beschrijving subsector Onder kantoorschoonmaak wordt verstaan het reinigen van kantoren, winkelcentra, scholen, hotels e.d. maar bijvoorbeeld ook sanitairreiniging in zwembaden. Kantoorschoonmaak is verantwoordelijk voor 75 % van de omzet in de schoonmaakbranche, en is dus verreweg de grootste sector. In de subsector kantoorschoonmaak kunnen de volgende activiteiten onderscheiden worden: - vloerreiniging en -verzorging - sanitairreiniging - interieurreiniging - tapijtreiniging Bovendien vindt soms ook keukenreiniging door de ingehuurde schoonmaker plaats, dit beperkt zich dan meestal tot oppervlakkige reiniging terwijl het ‘echte’ grootkeukenonderhoud door andere, gespecialiseerde bedrijven wordt gedaan. Onderstaand wordt besproken welke producttypen binnen deze activiteiten worden gebruikt. 3.2.2 productgebruik vloerreiniging en -verzorging Voor het onderhoud van vloeroppervlakken geldt dat goed onderhoud zoveel mogelijk voorkomt dat vuil aan het oppervlak kan hechten. Producten voor vloerverzorging kunnen grofweg worden onderverdeeld in drie soorten: vloerreinigingsmiddelen, vloeronderhoudsmiddelen en vloerstrippers. De vloerreinigingsmiddelen zijn bedoeld voor het dagelijks en periodiek verwijderen van vettige en olie-achtige verontreinigingen van allerlei soorten vloeren. Met vloeronderhoudsmiddelen wordt een beschermende relatief slijtvaste laag van was of polymeer op de vloer aangebracht. De beschermende laag kan verwijderd worden met vloerstrippers. Tabel B1.1, B1.2 en B1.3 in bijlage 1 geven een 4 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Vollebregt et al. (1994), Dressen (2001), Hogenboom (2001), Sinnige (2002). 24 overzicht van de bestanddelen van respectievelijk een vloerreiniger, een vloeronderhoudsmiddel en een vloerstripper. De vloerreinigingsmiddelen zijn neutrale, soms licht alkalische middelen en bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, builders, oplosmiddelen en hulpstoffen. De oppervlakteactieve stoffen zijn meestal een combinatie van anionogene en niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen. Er worden veel verschillende builders en oplosmiddelen toegepast in dit type product. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals butylglycol, ethylglycol, ethanolamine). Een aantal producten vermelden formaldehyde of chloracetamide als conserveringsmiddel; beide stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. Daarnaast is het waarschijnlijk dat isothiazolinonen veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast, ook deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. Op VIB's staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 1 en 55 %, afhankelijk van welke oppervlakteactieve stoffen, builders en oplosmiddelen het product bevat. Het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 25 %. Vloeronderhoudsmiddelen bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, oplosmiddelen, wassen, polymeren, weekmakers en andere hulpstoffen. In veel producten worden kleine percentages in water oplosbare oplosmiddelen gebruikt om de was-/polymeerfilm gelijkmatig aan te kunnen brengen. Deze oplosmiddelen (meestal alcoholen) verdampen snel na het opbrengen. Daarnaast worden als oplosmiddel bijvoorbeeld limoneen of N-methyl2-pyrrolidon gebruikt. Het totale oplosmiddelgehalte ligt tussen de 3 en 30 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals methylglycol en ethylglycol), limoneen en N-methyl-2-pyrrolidon zijn irriterend voor de huid, limoneen bovendien sensibiliserend voor de huid. Een aantal producten vermelden chloracetamide als conserveringsmiddel, dit is een stof die sensibiliserend is voor 25 de huid. Daarnaast is het waarschijnlijk dat ook isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast; ook deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. Op VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 15 %. Er zijn geen stoffen aangetroffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen. Verreweg de meeste strippers zijn middelen op waterbasis. Ze zijn vaak sterk basisch en bestaan uit oppervlakteactieve stoffen, builders, basen, oplosmiddelen en hulpstoffen. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 40 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen tussen de 0 en 25 %. sanitairreiniging In de sanitairreiniging zijn drie typen producten te onderscheiden: dagelijkse sanitairreinigers, periodieke sanitairreinigers (ook wel ontkalkers genoemd) en WC-reinigers. Tabel B1.4, B1.5 en B1.6 in bijlage 1 geven een overzicht van de bestanddelen van respectievelijk een dagelijkse sanitairreiniger, een periodieke sanitairreiniger en een WC-reiniger. Dagelijkse sanitairreinigers zijn licht zure tot neutrale middelen en bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, builders, zuren, oplosmiddelen en hulpstoffen. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (met name butylglycol). 26 Formaldehyde en isothiazolinonen zijn aangetroffen als conserveringsmiddel, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 37 %. Het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 32 %. Periodieke sanitairreinigers zijn zure middelen bestaande uit water, oppervlakteactieve stoffen, zuren en hulpstoffen. Dit type reiniger bevat meestal hoge gehaltes zuur en weinig of geen oplosmiddelen, het oplosmiddelgehalte ligt tussen 0 en 5 %. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB’s staat echter meestal niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 6 en 65 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 6 en 50 %. WC-reinigers bevatten geen oplosmiddel. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 35 %, het gehalte aan (mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 10 %. Door werknemers wordt overigens ook melding gemaakt van het reinigen van toiletten en (periodiek) van afvoeren in sanitaire ruimtes (zoals doucheputjes) met chloortabletten. interieurreiniging Binnen de interieurreiniging kunnen twee typen producten worden onderscheiden: interieurreinigers en spiegel-/glasreinigers. Interieurreinigers, ook wel aangeduid met de naam universeelreinigers of allesreinigers, zijn neutrale tot zwak basische vloeibare producten. Tabel B1.7 in bijlage 1 geeft een overzicht van de bestanddelen van een interieurreiniger, tabel B1.8 van een glas-/ruitenreiniger. 27 Overigens is een steeds vaker gebruikte methode in de dagelijkse interieurreiniging het gebruik van het microvezeldoekje, waarbij (bij correct gebruik, dat wil zeggen klamvochtig) in het geheel geen blootstelling aan chemicaliën plaatsvindt. De interieurreinigers zijn neutrale of licht alkalische middelen bestaande uit veel water, oppervlakteactieve stoffen, builders, oplosmiddelen, hulpstoffen en soms basen. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 30 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals butylglycol en PGBE). Een aantal producten vermelden chloracetamide of isothiazolinonen als conserveringsmiddelen, dit zijn stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid. Op VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 70 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige)stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 50 %. Glas- en spiegelreinigers bestaan over het algemeen uit veel water, oppervlakteactieve stoffen, basen, oplosmiddelen en hulpstoffen. Het oplosmiddelgehalte kan oplopen tot vrijwel 100 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het percentage stoffen dat irriterend is voor de huid ligt tussen 1 en 20 %, het percentage (deels mogelijk vluchtige) stoffen dat irriterend is voor de ademhalingswegen ligt tussen 6 en 20 %. Naast vloeibare reinigingsmiddelen worden voor de reiniging van bepaalde objecten ook wel wegwerpdoekjes gebruikt. Aangezien deze doekjes meestal 28 relatief zwaar geconsreveerd zijn, is het zeer waarschijnlijk datdeze mogelijke huidallergenen bevatten. tapijtreiniging Tapijtreinigers worden gebruikt voor het reinigen van tapijt en voor alle soorten meubelstoffen. In de professionele sector worden over het algemeen drie verschillende soorten tapijtreinigers onderscheiden: shampoos, sproeiextractiereinigers en reinigingspoeders. De poeders worden vooral toegepast als nat reinigen niet mogelijk is. Tabellen B1.9, B1.10 en B1.11 in bijlage 1 geven een overzicht van de bestanddelen van deze typen tapijtreinigers. Shampoos bestaan over het algemeen uit oppervlakteactieve stoffen, builders, oplosmiddelen en hulpstoffen. In geconcentreerde vorm zijn het licht zure tot licht basische producten. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 30 %. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast. Deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 20 %, het gehalte aan stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 5 %. Sproei-extractiereinigers bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, builders, oplosmiddelen en hulpstoffen. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 1 en 15 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Een aantal producten vermelden chloracetamide of isothiazolinonen als conserveringsmiddelen, dit zijn stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid. Op VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. 29 Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 51 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 2 en 31 %. Poedervormige tapijtreinigers bestaan uit houtmeel of polyurethaan hardschuimkorrels die gedrenkt zijn in een oplossing van oppervlakteactieve stoffen waar watermengbare oplosmiddelen aan zijn toegevoegd. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 5 %. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 5 %. Er zijn geen stoffen aangetroffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen. keukenreiniging Keukenreinigers zijn zwak tot matig basische producten die over het algemeen bestaan uit water, oppervlakte-actieve stoffen, builders, basen en hulpstoffen (Tabel B1.12). Ze bevatten geen oplosmiddelen. Op VIB’s staat meestal niet vermeld welke conserveringsmiddelen en parfums het product bevat. Het is waarschijnlijk dat isothiazolinonen, chloracetamide en formaldehyde veelvuldig worden toegepast als conserveringsmiddel, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 6 en 80 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 50 %. 30 In tabel 3.2.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de kantoorschoonmaak. Tabel 3.2.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de kantoorschoonmaak type reiniger vloerreiniger vloeronderhoudsmiddel vloerstripper dagelijkse sanitairreiniger periodieke sanitairreiniger WC-reiniger interieurreiniger glas/ruitenreiniger tapijtshampoo sproeiextractiereiniger poedervormige tapijtreiniger keukenreiniger oplosmiddel en > 5 %? ja ja glycolethers > 5 %? ja ja huidallergenen ja/nee? ja ja luchtwegallergenen ja/nee? ja ja huidirriterende stoffen > 5 %? ja ja luchtwegirriterende stoffen > 5 %? ja nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee ja ja ja ja nee ja nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja ja ja nee ja nee nee nee ja nee nee nee nee ja ja ja ja 31 3.2.3 blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen Met zorgvuldig stofwissen kan het gebruik van vloerreinigings- en onderhoudsmiddelen beperkt blijven. Dagelijkse vloerreiniging gebeurt dan ook vaak handmatig met een stofwisser, dus zonder chemicaliën. Wanneer toch vloerreiniger wordt gebruikt, wordt dit ofwel handmatig aangebracht (mop), ofwel met een schrobzuigautomaat. Er wordt niet nagespoeld. De gebruiksoplossing is 0,5-5 %. Vloeronderhoudsmiddelen worden in onverdunde vorm aangebracht met bijvoorbeeld een wasverdeler. De periodieke toepassing van een vloerstripper gebeurt ofwel handmatig ofwel met een schrobzuigautomaat, waarna de vloer grondig wordt nagespoeld met water. Bij gebruik in een schrobzuigautomaat is de blootstelling aan het product minimaal. Vloerreiniging (dat wil zeggen: stofwissen) vindt dagelijks plaats, vloerreiniging met chemicaliën vindt meestal niet dagelijks plaats. Vloeronderhoud wordt periodiek uitgevoerd met een onderhoudsmiddel (ca. eenmaal in de maand) en stripper (ca. aantal malen per jaar, of nog minder frequent). Dagelijkse sanitairreiniger wordt meestal sterk verdund (ca. 0,5 %) aangebracht met behulp van een spuitflacon. Vervolgens wordt met een borstel gereinigd, en met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje afgenomen. Bij deze werkzaamheden kan dus blootstelling van zowel de luchtwegen als de huid optreden. Periodieke sanitairreiniger wordt in wasbakken meestal onverdund opgebracht met spons of doekje. Hierbij kan de huid blootgesteld worden. Daarna wordt afgenomen met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje. Ook worden deze middelen op verticale oppervlakken wel opgebracht met een schuimpistool of “foamer”. In WC’s wordt de WC-reiniger meestal onverdund in de closetpot gegoten, na enige inwerktijd wordt met een borstel gereinigd. Vervolgens wordt met een vochtige doek afgenomen. Met name WC-reiniging vindt plaats in relatief kleine ruimtes. Bij het gebruiken van chloortabletten in WC of doucheputje kan blootstelling van de ademhalingswegen aan irriterende stoffen optreden. 32 Sanitairreiniging vindt dagelijks plaats met het licht zure middel, de ontkalker wordt circa eenmaal in de week gebruikt. Ook de WC-reiniger wordt dagelijks gebruikt. Interieurreiniger wordt over het algemeen in sterk verdunde vorm (1-3 %) op de werkdoek gesprayed (niet direct op het schoon te maken oppervlak). Ook kan het worden gebruikt als sopmiddel in een emmer. Bij gebruik van interieurreiniger kan dus huid- en luchtwegblootstelling optreden. Ook worden tafelbladen wel gereinigd met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje, en bijvoorbeeld asbakken met wegwerpdoekjes. Glasreinigers worden meestal onverdund met behulp van een spuitflacon toegepast, soms betreft het een product in de vorm van een spuitbus. Hierbij kunnen de luchtwegen worden blootgesteld aan aërosolen. Het aangebrachte product wordt met een raamtrekker uitgewreven. Glasreiniging vindt periodiek plaats (circa een keer in de twee weken). Interieurreiniging vindt dagelijks plaats. Bepaalde objecten in werk- en zitkamers worden periodiek gereinigd (ca. eenmaal in de maand, bijvoorbeeld telefoontoestellen). Shampoos worden meestal in vloeibare vorm in concentraties van 10-15 % op het tapijt aangebracht. Ze worden vervolgens handmatig of machinaal met een borstel ingewreven. Als het tapijt droog is wordt het grondig gezogen. Bij de sproei-extractiemethode wordt de tapijtreiniger (in een concentratie van 1-3 %) met een sproei-extractieapparaat onder druk in het tapijt gespoten en samen met het opgeloste vuil meteen weer opgezogen. Bij de poederreiniging wordt het vuilabsorberende poeder op het tapijt gestrooid en met een borstel(machine) (bijvoorbeeld een éénschijfsmachine of een rolborstelmachine) in het tapijt gewreven. Na een inwerktijd (circa 1 uur) wordt het poeder samen met het losgemaakte vuil met een stofzuiger opgezogen. Voor de dagelijkse reiniging is het verwijderen van storend vuil met een rolveger of stofzuiger voldoende. Tapijtreinigers worden slechts sporadisch gebruikt, namelijk wanneer het tapijt grondig gereinigd moet worden. Keukenreiniging wordt niet dagelijks gedaan. keukens worden door werknemers van reguliere schoonmaakbedrijven meestal slechts gedeeltelijk gereinigd, dat wil 33 zeggen vooral vloeren en wanden. Reiniging van sterke verontreinigingen van bijvoorbeeld ovens/grills, installaties e.d. gebeurt meestal niet door deze werknemers. Een belangrijk knelpunt in de kantoorschoonmaak, gesignaleerd door werknemers, is overdosering en anderszins incorrect gebruik van reinigingsmiddelen (‘anders wordt het niet schoon’). Vooral bij een te hoge werkdruk hebben werknemers de neiging om teveel reinigingsmiddel te gebruiken, of op een verkeerde manier, wat kan leiden tot hogere blootstelling. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat middelen die ongeschikt zijn om als spraymiddel te gebruiken toch versprayed worden, of dat spraymiddelen direct gesprayed worden op het object in plaats van op de doek/spons. Ook kan een tekort aan materialen tot verhoogde blootstelling leiden. Bijvoorbeeld microvezeldoekjes werken alleen wanneer regelmatig nieuwe doekjes gebruikt worden (dus minstens tien doekjes per dag, en niet twee doekjes voor een hele dag zoals ook voorkomt). Wanneer de werknemer merkt dat het microvezeldoekje niet (meer) werkt, zal hij/zij geneigd zijn om het doekje toch mét reinigingmiddel te gebruiken. Het is dus van belang de werkdruk niet te hoog op te voeren, voldoende materiaal beschikbaar te stellen en de werknemer goed te instrueren omtrent het correcte gebruik van reinigingsmiddelen, zowel om een goed en schoon resultaat te krijgen als in het belang van de gezondheid van de werknemer. Werknemers in de kantoorschoonmaak zijn een groot deel van de dag met de handen blootgesteld aan water. ‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken van beroepsgebonden huidirritatie aan de handen (zie § 4.2.3). Naast eventuele huidirritaties als gevolg van stoffen in reinigingsmiddelen, is er in de kantoorschoonmaak dus ook een risico op het ontstaan van huidirritatie door het veelvuldige contact met water. blootstelling aan vervuiling Vloerreiniging omvat trapportalen en gangen. Het vuil dat van vloeren wordt verwijderd is voornamelijk stof, maar ook vettige verontreinigingen. 34 Sanitairreiniging omvat WC’s, wasbakken, douches, deuren en (tegel)wanden. Het vuil dat wordt verwijderd bestaat uit kalk- en roestaanslag, kalkzeepafzettingen en urinesteen. Onder interieurreiniging valt het legen van prullenbakken en het reinigen van objecten in werk- en zitkamers (telefoons, asbakken en kunststof- of gelakte oppervlakken zoals tafelbladen). Het verwijderde vuil is voornamelijk stof maar ook vettige aanslag. Spiegel-/glasreinigers verwijderen vooral vingerafdrukken en neerslag van bijvoorbeeld sigaretterook van glas, spiegels en vitrines. persoonlijke bescherming Er worden over het algemeen handschoenen verstrekt aan de werknemers. Dit zijn bijvoorbeeld huishoudhandschoenen met katoenen vlokvoering. Bij het daadwerkelijk reinigen van een WC zullen meestal handschoenen worden gedragen om besmetting met ziektekiemen tegen te gaan. Toch kan huidblootstelling optreden door contact met de flacon nadat het middel in de closetpot is gegoten. samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.2.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de producttypen in de kantoorschoonmaak. 35 Tabel 3.2.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de kantoorschoonmaak type reiniger huidcontact? aërosolvorming? frequentie vloerreiniger vloeronderhoudsmiddel vloerstripper dagelijkse sanitairreiniger periodieke sanitairreiniger WC-reiniger interieurreiniger glas/ruitenreiniger tapijtshampoo sproeiextractiereiniger poedervormige tapijtreiniger keukenreiniger nee nee nee nee niet dagelijks niet dagelijks in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? nee nee nee ja nee ja niet dagelijks dagelijks nee nee ja nee niet dagelijks nee nee ja nee nee ja ja dagelijks dagelijks niet dagelijks ja nee nee nee nee nee nee niet dagelijks niet dagelijks nee nee nee nee niet dagelijks nee ja bij borstelen niet dagelijks nee 36 3.2.4 samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.2.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de kantoorschoonmaak weergegeven. Tabel 3.2.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de kantoorschoonmaak opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger vloerreiniger vloeronderhoudsmiddel vloerstripper dagelijkse sanitairreiniger periodieke sanitairreiniger WC-reiniger interieurreiniger glas-/ruitenreiniger tapijtshampoo sproeiextractiereiniger poedervormige tapijtreiniger keukenreiniger OPSrisico nee nee huidallergie nee nee huidirritatie nee nee luchtwegallergie nee nee luchtwegirritatie gering nee nee gering nee ja nee ja nee ja gering ja nee gering gering nee gering nee gering nee nee nee nee ja nee nee nee nee ja nee nee nee ja ja gering nee nee ja ja gering nee gering nee nee nee nee nee nee gering gering gering gering Voor dagelijkse vloerreinigingsmiddelen en vloerstrippers geldt dat er een gering op risico luchtwegirritatie aanwezig is. Dit omdat deze typen reinigers vluchtige luchtwegirriterende stoffen kunnen bevatten. Het gebruik van vloeronderhoudsmiddelen brengt geen risico met zich mee. Het gebruik van dagelijkse sanitairreiniger brengt een risico op huidallergie en – irritatie met zich mee. Dit omdat dit type reiniger huidsensibiliserende en – irriterende stoffen bevat, er afhankelijk van de applicatiewijze (namelijk bij gebruik als sopmiddel) maar in elk geval bij doseren huidcontact kan optreden en het middel dagelijks wordt gebruikt. Er is wat betreft dit type reiniger ook een 37 risico op het optreden van luchtwegallergie en –irritatie omdat bij sprayen of borstelen aërosolvorming op kan treden, en het product ook vluchtige luchtwegirriterende stoffen kan bevatten. Bovendien is er een gering risico ten aanzien van OPS als gevolg van de aanwezigheid van glycolethers die bij gebruik als sopmiddel via de huid kunnen worden opgenomen. Ook kan dit type reiniger oplosmiddelen bevatten die kunnen worden ingeademd, wat, gezien het dagelijks gebruik, eveneens een gering risico op OPS oplevert. Het gebruik van een periodieke sanitairreiniger levert een gering risico op allergie en irritatie van de huid op. Dit omdat dit type reiniger huidallergenen en vaak hoge concentraties zuur bevat, en er gezien de applicatiewijze kans op huidcontact bestaat. Tevens is er een gering risico op luchtwegirritatie omdat het product vluchtige luchtwegirriterende stoffen kan bevatten. Het gebruik van WC-reiniger levert eveneens een risico op luchtwegallergie en irritatie op, vanwege de mogelijke aanwezigheid van vluchtige luchtwegirriterende of -allergene stoffen. Voor interieurreiniger gelden dezelfde risico’s als voor de dagelijkse sanitairreiniger. Bovendien is niet slechts een risico op huidallergie verbonden aan het gebruik van vloeibare reiniger maar ook aan het gebruik van wegwerpdoekjes. Als gevolg van de toename van het gebruik van het microvezeldoekje wordt interieurreiniger echter steeds minder gebruikt. Gebruik van glas-/ruitenreiniger levert een gering risico op luchtwegallergie en – irritatie op, aangezien dit type reiniger luchtwegallergenen en (deels vluchtige) irriterende stoffen bevat die met spraydeeltjes of door verdamping kunnen worden ingeademd. Het gebruik van sproei-extractiereiniger levert een gering risico op luchtwegirritatie op, vanwege de mogelijke aanwezigheid van vluchtige luchtwegirriterende stoffen. Keukenreiniging levert geringe risico’s op huid- en luchtwegaandoeningen (allergie of irritatie) op; keukenreinigers bevatten namelijk wel hoge gehaltes aan (deels vluchtige) irriterende stoffen en mogelijk allergene stoffen, maar worden niet dagelijks gebruikt (maar bijvoorbeeld eenmaal per week). Verder verhoogt in de kantoorschoonmaak het veelvuldige contact van de handen met water het risico op huidirritaties aan de handen. Wat betreft risico’s anders dan OPS, allergie en irritatie verdient vooral de eventuele toevoeging van 38 formaldehyde als conserveringsmiddel aandacht, aangezien formaldehyde een mogelijk kankerverwekkende stof is. De gezondheidsrisico's van de vervuiling worden vooral bepaald door irriterende en allergene componenten in (huis)stof. 39 INDUSTRIEREINIGING (IGK)5 3.3 3.3.1 beschrijving subsector Industriereiniging heeft betrekking op het reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties uit vooral de voedselverwerkende industrie (incl. brouwerijen en frisdrankfabrieken e.d.). Een beperkt deel van de overige industrie, zoals betonfabrieken, vallen hier ook onder. Bedrijven uit de (petro)chemische en andere zware industrie worden bediend door schoonmaakbedrijven uit de sector ‘industriële en scheepsreiniging’. De belangrijkste werkzaamheden die worden uitgevoerd door schoonmaakbedrijven in deze subsector zijn: - reinigen/ontvetten ontkalken (en ontroesten) desinfectie (bij food) Daarnaast worden bedrijfsvloeren en hulpmiddelen gereinigd, en worden handreinigers gebruikt voor de persoonlijke hygiëne. 3.3.2 productgebruik food Er zijn drie hoofdgroepen van schoonmaakmiddelen: alkalische reinigingsmiddelen (schuimreinigingsmiddelen), zure reinigingsmiddelen en desinfectantia. Voor bestanddelen van schuimreinigers en desinfectiemiddelen wordt verwezen naar de tabellen B2.1, B2.2 en B2.3 in bijlage 2. Bij het reinigen van fabrieken en installaties in de food-sector wordt geen gebruik gemaakt van oplosmiddelen, aangezien dit tot verontreiniging van het voedsel zou kunnen leiden. Er is derhalve geen OPS-risico. 5 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Terwoert (1992); Coolen (1995); Berkhout (2001). 40 Er zijn alkalische reinigingsmiddelen met en zonder desinfectantia. De meeste alkalische reinigingsmiddelen zonder desinfectantia bevatten twee bestanddelen die op de huid inwerken: de base en de oppervlakteactieve stoffen. Bij sprayen/vernevelen zijn er ook risico's voor de ogen. Deze effecten zijn het gevolg van de irriterende werking van de genoemde bestanddelen. Sensibiliserende stoffen zijn niet aangetroffen. Sensibilisatie van de huid kan echter optreden door afbraakproducten van de tensiden, en door het eventueel aanwezig zijn van nikkelsporen in het reinigingsproduct (Allenby & Basketter, 1993; Hasselmann & Kölmel, 1995). Conserveermiddelen worden niet toegevoegd omdat de alkaliniteit voldoende bescherming geeft. Sommige producten bevatten desinfectantia in sterk wisselende gehalten. Desinfectantia die hiervoor worden gebruikt zijn hypochloriet of quaternaire ammoniumverbindingen. Voor beide typen stoffen wordt in de literatuur vermeld dat ze tot contacteczemen kunnen leiden. Deels komt dat door hun irriterende werking, maar ze worden ook in verband gebracht met sensibilisatie. Volgens de WMS krijgen ze echter geen R-zinnen 42 of 43. In sommige gevallen worden ook neutrale reinigers ingezet, maar dat gebeurt in veel mindere mate. Dit zijn middelen op basis van enkel oppervlakteactieve stoffen. Vanwege het ontbreken van een hoge of lage pH zijn deze middelen eerder onderhevig aan bederf. Daardoor worden in deze producten conserveermiddelen toegevoegd. Die kunnen op hun beurt weer leiden tot huidallergieën, en in het geval het product verneveld wordt, tot luchtwegallergieën. Zure reinigingsmiddelen worden gebruikt voor het verwijderen van kalkaanslag en van roest. De zure reinigingsmiddelen zijn meestal op basis van fosforzuur (R35); soms worden ook azijnzuur en citroenzuur gebruikt, maar die zijn minder krachtig. Zure middelen worden tegenwoordig slechts sporadisch gebruikt. Kalkaanslag wordt voorkomen door het gebruik van zacht water, en door de toevoeging van calciumbinders aan de alkalische producten. Roestvorming wordt voorkomen door het gebruik van roestvast staal. De desinfectie is de laatste stap in de reinigingsprocedure. De beschikbare VIB’s vermelden hiervoor producten op basis van waterstofperoxide (soms in combinatie met perazijnzuur), quaternaire ammoniumverbindingen, of hypochloriet. Voorts 41 bevatten de middelen één of meerdere oppervlakteactieve stoffen en een complexeerder (meestal NTA of EDTA). Eén product betreft een combinatie van waterstofperoxide met perazijnzuur. In tabel B2.2 (bijlage 2) worden enkele bestanddelen en hun gehalten weergegeven. Van één product is meer informatie voorhanden. De receptuur wordt in tabel B2.3 (bijlage 2) weergegeven. Bij het gebruik van op hypochloriet gebaseerde middelen moet rekening worden gehouden met het vrijkomen van chloorgas. Bij verneveling van alle typen desinfectantia is er een reëel risico op ernstige irritatie van de luchtwegen die kan leiden tot astmatische reacties. Tevens bestaat bij verneveling gevaar voor oogbeschadiging. Alle desinfectantia zijn sterk irriterend voor de huid. Contacteczeem als gevolg van blootstelling aan deze middelen wordt in de literatuur veelvuldig gemeld (zie hiervoor ook paragraaf 4.2 Incidentie van gezondheidsklachten). non-food In de non-food sector van de industriereiniging wordt een heel scala aan verschillende middelen ingezet. Ze zijn niet specifiek ontwikkeld voor de sector, maar worden gekozen afhankelijk van het type vervuiling. In betonfabrieken bijvoorbeeld is er vooral sprake van vervuiling door lossingsmiddelen en cement(stof). Voor lossingsmiddelen kan gekozen worden voor ' traditionele' oplosmiddelen of alkalische reinigers. Voor het verwijderen van cement van bijvoorbeeld vloeren is een zure reiniger een logische keuze, maar ook kan ervoor worden gekozen een industriële stofzuiger te gebruiken. Gezien de grote verscheidenheid aan mogelijke vervuilingen die in deze sector spelen, is het thans niet mogelijk hierover specifieke informatie te geven. Overigens is de food-sector verreweg het meest van belang voor deze subsector van de schoonmaakbranche. 42 In tabel 3.3.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de Industriereiniging. Tabel 3.3.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de industriereiniging type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee schuimreiniger zure reiniger desinfecterend middel ontvetter op basis van koolwaterstoffen voor nonfood nee nee nee nee nee nee ja ? 3.3.3 nee nee nee luchtwegallergenen ja/nee nee nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja ja ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja ja ja nee nee ja ja blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen In een fabriek uit de food-sector worden de volgende reinigingswerkzaamheden uitgevoerd: - reinigen van de leidingen - reinigen van de productieruimte - reinigen van de koelcellen - reinigen van de ontharings-, poets- en polijstaparatuur (bij vleesproductie) - reinigen van transportwagens, kratten, rekken, enz. - reinigen van messen (bij vleesproductie) - verwijderen van kalk- en roestaanslag - reinigen van rookkasten 43 Het reinigen van de leidingen gebeurt meestal machinaal, in drie of vier fasen. De eerste fase is de voorspoeling waarbij niet gehecht en makkelijk oplosbaar vuil wordt verwijderd. Dit doorspoelen gebeurt met warm of koud water, dat na gebruik wordt afgevoerd richting riool. Hierbij is er geen blootstelling aan chemicaliën. Ook is er geen contact met vuil omdat die vrij groot van afmeting zijn. In de tweede fase wordt het schuim (de alkalische reiniger) opgebracht, die enige tijd moet inwerken. De derde fase is het schoonspoelen met water. De vierde fase is de desinfectie. Soms worden fasen 2 en 4 gecombineerd met behulp van een product waarin zowel een alkalische reiniger als een desinfectiemiddel zijn gecombineerd. Doordat deze reiniging meestal is geautomatiseerd, vindt er nauwelijks tot geen blootstelling aan chemicaliën plaats. Alleen bij het doseren kan enige blootstelling optreden. Bij het tussentijds reinigen van de productieruimte wordt gebruik gemaakt van water. Er treedt dus geen blootstelling op aan chemicaliën. Bij het reinigen van koelcellen in de vleesproductie wordt behalve met water ook gereinigd met een desinfectiemiddel. Hierbij kunnen, bij onvoldoende bescherming, hoge blootstellingsniveaus van zowel huid als luchtwegen optreden. Ontharings-, poets- en polijstapparatuur worden tegenwoordig meestal automatisch gereinigd. Indien dat niet het geval is, kan verwacht worden dat hoge blootstelling aan reinigingsmiddel en vuil optreedt door de ingewikkelde vorm van de apparatuur, waardoor het moeilijk is in alle hoeken te komen. Men heeft dan de neiging grote hoeveelheden reinigingsproduct, en vooral hoge doses desinfectantia in te zetten. Het reinigen van transportwagens, kratten, e.d. gebeurt met een schuimreiniger en vervolgens een desinfectiestap. Hierbij kan blootstelling optreden van de huid, en bij verneveling tevens van de luchtwegen en de ogen. Messen bij de vleesproductie worden geregeld gedesinfecteerd. Daarbij is het van belang dat de messen eerst goed schoon zijn, om een goede desinfectie te realiseren. Veelal wordt gebruik gemaakt van een soort vaatwasmachine waarin zowel reiniging als desinfectie plaatsvindt. In dat geval treedt nauwelijks blootstelling aan product op. Zoals reeds gemeld wordt slechts sporadisch ontkalkt en ontroest. 44 Bij het reinigen van rookkasten moet behalve eiwit- en vetvervuiling ook de teerachtige aanslag van de rook worden verwijderd. Hiervoor worden sterk alkalische reinigers ingezet. Behalve een loog, oppervlakteactieve stoffen en complexeerders bevatten ze een corrosieremmer, meestal een amine. Deze stoffen zijn irriterend, en sommige zijn allergeen. Ze zijn alle sterk irriterend tot corrosief. Een vrij nieuwe ontwikkeling betreft het gebruik van microörganismen die in staat zijn koolhydraten, eiwitten en vetten te verwijderen. Aangezien het hier niet om chemische stoffen gaat, maar om levende organismen, vallen ze niet onder de WMS en worden er dus ook geen R-zinnen toegekend. Vooralsnog is onduidelijk of, en zo ja, welke gezondheidsrisico’s verbonden zijn aan het gebruik van dit type producten. Onderzocht zou moeten worden of de organismen zelf, of hun afbraakproducten, bijvoorbeeld een allergene potentie hebben. blootstelling aan vervuiling Bij alle werkzaamheden die niet in gesloten, automatische systemen worden uitgevoerd, bestaat er behalve aan reinigingsproducten ook kans op blootstelling aan allergene bestanddelen van het voedsel, en aan microörganismen. Uit meerdere onderzoeken (Terwoert, 1992; Smith, 2000) blijkt dat veel medewerkers in de levensmiddelenindustrie huidklachten hebben. De klachten worden veroorzaakt door blootstelling aan reinigingsmiddelen en desinfectantia, maar ook aan de voedingsmiddelen zelf, en aan schimmels (Aspergillus spp.), andere microörganismen en hun afbraakproducten (endotoxinen). Voor een deel worden schoonmakers aan dezelfde factoren blootgesteld, waardoor verwacht kan worden dat ze potentieel ook dezelfde klachten zouden kunnen ontwikkelen. Bij het reinigen van rookkasten dient rekening gehouden te worden met een kans op blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s. 45 samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.3.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de industriereiniging. Tabel 3.3.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de industriereiniging type reiniger huidcontact? aerosolvorming? frequentie schuimreiniger ja ja dagelijks zure reiniger alleen bij doseren ja nee periodiek ja dagelijks bij borstelen dagelijks desinfecterend middel ontvetter op basis ja van koolwaterstoffen voor non-food 46 in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? soms (koelcel) nee soms (koelcel) variërend 3.3.4 samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.3.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de industriële reiniging weergegeven. Tabel 3.3.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de industriële reiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger OPSrisico huidallergie huidirritatie schuimreiniger zure reiniger desinfecterend middel ontvetter op basis van koolwaterstoffen voor non-food nee nee nee nee nee nee ja nee ja ja alleen bij ja terpenen luchtwegallergie nee nee nee luchtwegirritatie ja nee ja overig nee ja afhankelijk van product Het gebruik van schuimreiniger en desinfecterend middel levert een risico op huiden luchtwegirritatie op, omdat deze typen reinigers irriterende stoffen bevatten, er bij gebruik huidcontact en aërosolvorming op kan treden en de middelen dagelijks gebruikt worden. Bij zowel schuimreiniger als desfecterend middel kan luchtwegirritatie ook veroorzaakt worden door inademing van vluchtige luchtwegirriterende bestanddelen. Het gebruik van ontvetters op basis van oplosmiddelen in de non-food sector kan een risico op OPS opleveren, aangezien dit type reiniger dagelijks gebruikt wordt. Het daadwerkelijke risico is afhankelijk van de ruimte waarin gewerkt wordt. Dit kan sterk variëren. Ook is er een risico op huidirritatie, aangezien dit type reiniger huidirriterende stoffen bevat, er tijdens gebruik huidcontact kan plaatsvinden en het middel dagelijks gebruikt wordt. Wanneer het product terpenen (bijvoorbeeld limoneen, een huidallergeen) bevat is er ook risico op huidallergie. Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling zijn allergieën door blootstelling aan allergene bestanddelen van voedingsmiddelen, micro-organismen 47 en hun afbraakproducten van belang. Bij het reinigen van rookkasten dient rekening gehouden te worden met een kans op blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s. 48 3.4 3.4.1 REINIGING IN DE GEZONDHEIDSZORG6 beschrijving subsector In de gezondheidszorg bestaat de reiniging uit reguliere reiniging en uit desinfectie. Een aantal in zorginstellingen te reinigen ruimtes zijn dezelfde als in de kantoorschoonmaak, zoals administratieve ruimtes en sanitaire ruimtes. Voor een groot deel komen de producten in de gezondheidszorg dan ook overeen met de producten gebruikt in de kantoorschoonmaak, zoals bijvoorbeeld vloerreinigers, sanitairreinigers en interieurreinigers. Er zijn echter ook belangrijke verschillen, met name in de te reinigen ruimtes, die specifiek zijn voor de zorgsector, en in het feit dat desinfectie een belangrijk deel uitmaakt van de reiniging. - Voorbeelden van te reinigen ruimten specifiek voor reiniging in de gezondheidszorg zijn (SVS, 2000): - wachtruimten - behandel- en onderzoekruimten - patiëntenkamers - operatiekamers - laboratoria 3.4.2 productgebruik Voor een beschrijving van productgebruik anders dan desinfecterende middelen wordt verwezen naar § 3.2 (Kantoorschoonmaak). Voor desinfectie van kleine oppervlakken (zoals aanrechten) wordt 70 % ethanol gebruikt. Dit, evenals desinfectie van medische apparatuur en dergelijke, gebeurt echter meestal door werknemers van de zorginstelling zelf en wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Voor desinfectie van grote oppervlakken (zoals vloeren) worden chloortabletten gebruikt. Chloortabletten bestaan (voor meer dan 30 %) uit dichloroisocyanuraat. Bij oplossen in water ontstaat een hypochlorietoplossing. 6 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: SVS (2000c); De Boer (2001); Zoet (2001); Sinnige (2002). 49 Hypochloriet heeft de R-zinnen R31 en R34, en is dus irriterend voor huid en ademhalingswegen. Hoewel door de meeste bronnen wordt aangegeven dat desinfectie in zorginstellingen voornamelijk met chloor en ethanol gebeurt en niet met quats (vanwege de minder goede werking), zijn ook producten bekend (specifiek bestemd voor desinfectie in de zorgsector) waarin quats worden toegepast. Tabel B3.1 (bijlage 3) geeft de bestanddelen van zo’n desinfectiemiddel. In desinfectiemiddelen op basis van quats zijn geen oplosmiddelen aangetroffen. Behalve quats worden ook andere desinfectanten zoals formaldehyde, glutaaraldehyde en glyoxal aangetroffen in dit type product. Deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid, en het vluchtige glutaaraldehyde is tevens sensibiliserend voor de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 22 en 32 %, het gehalte aan (deels vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen is ongeveer 14 %. In tabel 3.4.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers gebruikt in de gezondheidszorg. Tabel 3.4.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de schoonmaak in de gezondheidszorg type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee chloortabletten desinfectant o.b.v. quats nee nee nee ja nee nee 50 luchtwegallergenen ja/nee nee ja huidirriterende stoffen >5%? ja ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja ja 3.4.3 blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen - schoonmaken Te reinigen objecten worden bij voorkeur niet gereinigd met behulp van sprayflacons, maar afgesopt (bijvoorbeeld in de sanitair- en interieurreiniging). Voor het overige zijn applicatiemethoden, gebruiksfrequentie, dosering en werkomstandigheden vergelijkbaar met die zoals beschreven in § 3.2 (Kantoorschoonmaak). - desinfecteren Op vloeren wordt de desinfectant (na de normale reiniging, het zij droog, hetzij met vloerreiniger) opgebracht door middel van moppen. Chloortabletten worden opgelost in water, het oppervlak wordt ingesopt, na enige inwerktijd wordt het oppervlak schoongespoeld met water. Hierbij kan blootstelling van zowel huid- als luchtwegen (aan door borstelwerking ontstane aërosolen) plaatsvinden. Bij normale vervuiling wordt een eindconcentratie chloor van 250 ppm gebruikt, in het geval van bloedbesmetting of andere zwaardere verontreinigingen wordt een hogere concentratie gebruikt (1000-5000 ppm chloor). Middelen op basis van quats worden ook verdund gebruikt, vanaf een concentratie van 0,25%. Ook bij gebruik van dit type desinfectant kan blootstelling van huid en luchtwegen plaatsvinden. De frequentie waarmee wordt gedesinfecteerd is afhankelijk van het type ruimte. In de reiniging in de gezondheidszorg wordt meestal de zg. geografische taakverdeling gehanteerd: een schoonmaker is verantwoordelijk voor een bepaald deel van de zorginstelling (bv. een afdeling), dus alle reinigingsactiviteiten worden door één persoon uitgevoerd. De frequentie waarmee de werknemer wordt blootgesteld aan reinigingsmiddelen is derhalve gelijk aan de frequentie waarmee objecten worden gereinigd. Het is dan ook waarschijnlijk dat de werknemer dagelijks desinfecterende werkzaamheden uitvoert. blootstelling aan vervuiling - schoonmaken In ruimtes specifiek voor zorginstellingen zoals laboratoria, zalen en operatiekamers worden door het professionele schoonmaakpersoneel vooral 51 vloeren, aanrechten, gootstenen en wasbakken gereinigd. In overige ruimtes komen de gereinigde objecten overeen met die zoals beschreven in § 3.2 (Kantoorschoonmaak). - desinfecteren Professionele schoonmakers dragen zorg voor de desinfectie van vloeren, en kleinere oppervlakken in ziekenhuizen, maar niet voor desinfectie van bijvoorbeeld apparatuur. Tot de te desinfecteren objecten behoren vloeren, meubilair en voorwerpen. samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.4.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de reiniging in de gezondheidszorg. Tabel 3.4.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de gezondheidszorg type reiniger huidcontact? chloortabletten ja desinfectiemiddel ja o.b.v. quats aerosolvorming? frequentie bij borstelen bij borstelen dagelijks dagelijks 52 in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? nee nee 3.4.4 samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.4.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de gezondheidszorg weergegeven. Tabel 3.4.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de schoonmaak in de gezondheidszorg kunnen opleveren ten aanzien van OPS, huiden luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger chloortabletten desinfectiemiddel o.b.v. quats OPSrisico nee huidallergie nee huidirritatie ja luchtwegallergie nee luchtwegirritatie ja nee ja ja ja ja Wat betreft de reguliere schoonmaak in de gezondheidszorg (d.w.z. alles behalve desinfectie) geldt dat de risico’s van het gebruik van dagelijkse sanitairreiniger en interieurreiniger in de gezondheidszorg dezelfde zijn als die in de kantoorschoonmaak. Het gebruik van chloortabletten (hypochlorietoplossing) levert een risico op huiden luchtwegirritatie op, aangezien dit middel irriterende stoffen bevat en dagelijks gebruik wordt. Blootstelling kan plaatsvinden door huidcontact, inademing van aerosolen (bij borstelen) en inademing van vluchtige luchtwegirriterende stoffen. Het gebruik van desinfectiemiddel op basis van quats levert een risico op huidallergie en -irritatie op, aangezien dit producttype huidirriterende stoffen en hoge concentraties huidallergenen bevat, dagelijks gebruikt wordt en er bij gebruik én doseren huidcontact op kan treden. Tevens levert gebruik van dit middel een risico op luchtwegallergie- en irritatie op aangezien het vluchtige luchtwegallergenen kan bevatten, bovendien kunnen door borstelen ontstane aërosolen ingeademd worden. Aandacht verdient ook de toevoeging van formaldehyde aan middelen op basis van quats, aangezien formaldehyde een mogelijk kankerverwekkende stof is. Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling moet vooral gelet worden op infectiegevaar. Voorts kan blootstelling optreden aan huisstof waarin zich allergene bestanddelen bevinden. 53 3.5 3.5.1 VERVOER beschrijving subsector Hieronder wordt verstaan reiniging van vervoermiddelen, zoals treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen. Daarnaast vallen hier ook onder de reinigingswerkzaamheden aan abri’s, perrons en haltes. Reiniging van schepen valt onder de subsector ‘industriële- en scheepsreiniging’. De vervoermiddelen zelf worden zowel van binnen als van buiten schoongemaakt. Voor een deel gaat het daarbij om graffitiverwijdering. 3.5.2 productgebruik7 Voor het reinigen van de binnenkant van treinen wordt gebruik gemaakt van alkalische reinigers. In tabel B4.1 (bijlage 4) wordt een voorbeeld gegeven. Dit middel bevat een hoog gehalte aan huidirriterende, maar geen vluchtige componenten. Voorts bevat het geen allergene componenten. Voor toiletten wordt gebruik gemaakt van middelen die ook in de kantoorschoonmaak worden gebruikt (zie §3.2). Er wordt zowel een product voor de dagelijkse als voor de periodieke reiniging ingezet. Het middel voor de periodieke reiniging bevat een sterker zuur voor het verwijderen van kalkaanslag. Voor reiniging van de prullenbakken en banken worden geen chemicaliën gebruikt, alleen warm water. Voor het reinigen van de onderkant, d.w.z. de onderstellen, wielen, lagers e.d. worden middelen gebruikt die overeenkomen met de industriële reiniging. Het type vuil is vooral olie en vetten, teerachtige bestanddelen van straatoppervlakken, remstof en al dan niet aangekoekt straatvuil. Hiervoor worden middelen op basis van koolwaterstoffen gebruikt. Een voorbeeld wordt gegeven in tabel B4.2 in 7 Voor informatie over de wijze waarop treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen worden gereinigd, en de middelen die daarbij worden gebruikt, is vooral gebruik gemaakt de volgende bronnen: Van der Klein (2001); Middelkoop (2001); Tiemersma (2001); Van Uden (2001). 54 bijlage 4. Dit middel bevat een hoog gehalte oplosmiddelen en huidirriterende stoffen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat men in deze sector op zoek is naar alternatieven voor middelen met een hoog gehalte aan vluchtige koolwaterstoffen. Bij verschillende afdelingen binnen de NS is men overgestapt op middelen zonder of met een veel lager gehalte aan vluchtige koolwaterstoffen. Echter, de indruk is dat dit nog niet algemeen is. Voorbeelden van alternatieve zijn producten op basis van hogerkokende koolwaterstoffen (‘Nebol-producten’), alkalische reinigers en, in een enkel geval, middelen op basis van vetzuuresters of dibasische esters. De reiniging vindt in het algemeen plaats in schoonmaakperrons, die eveneens gereinigd moeten worden. Hiervoor wordt een licht alkalische reiniger gebruikt, die met een hogedrukspuit wordt opgebracht en vervolgens afgespoeld met warm water. Periodiek wordt voor de verwijdering van remstof een middel op basis van oxaalzuur gebruikt, vooral bij het reinigen van locomotieven. Meer informatie over de bestanddelen is niet voorhanden, maar waarschijnlijk zijn het middelen zoals die in de industriereiniging worden gebruikt (zie §3.3). Voor de carrosserie wordt gebruik gemaakt van neutrale reinigers op basis van oppervlakteactieve stoffen, te vergelijken met autoshampoos. Een voorbeeld wordt gegeven in tabel B4.3 in bijlage 4. Dit middel bevat een hoog gehalte aan huidirriterende stoffen, en geen vluchtige of allergene componenten. Hoewel niet op het VIB vermeld kan er van worden uitgegaan dat het middel conserveermiddelen bevat. In dat geval kan het een allergie veroorzaken. In het algemeen wordt de reiniging uitgevoerd in een wasstraat. Indien die voorziening niet aanwezig is, wordt handmatig gereinigd, met borstels en hogedrukspuit. Het reinigen van vloeren van perrons, abri’s en dergelijke gebeurt met behulp van zuigschrobmachines. De samenstelling van de producten die hiervoor worden gebruikt komt overeen met de vloeronderhoudsmiddelen in de kantoorschoonmaak (zie tabel B1.1, B1.2 en B1.3 in bijlage 1). 55 Voor het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen kan onderscheid worden gemaakt tussen de dagelijkse en periodieke reiniging. De dagelijkse reiniging (“turn-around cleaning”) gebeurt aan het eind van elke vlucht. Daarbij worden de tafeltjes en asbakjes gereinigd, en de rugzakjes leeggehaald. De tafels en asbakken worden schoongemaakt met een doek dat is vochtig gemaakt met een mild neutraal reinigingsmiddel op basis van oppervlakteactieve stoffen. Voor dit type reinigingsproduct wordt verwezen naar §3.2 (Kantoorschoonmaak), en tabel B1.7 van bijlage 1. Op één van de VIB’s die speciaal voor interieurreiniging van vliegtuigen wordt aangeboden, staat tevens een quaternaire ammoniumverbinding vermeld (alkyldimethylbenzylammoniumchloride, R22, R34). Deze ontbreekt echter in de andere VIB’s voor deze toepassing. Verder worden de toiletten met een toiletreiniger schoongemaakt en de keuken met een allesreiniger (zie voor beide §3.2). De vloerbedekking tot slot wordt gezogen met een gewone stofzuiger. Alleen voor het wegwerken van zwaar vervuilde plekken wordt een tapijtreiniger gebruikt (zie hiervoor §3.2 ‘Kantoorschoonmaak’en tabel B1.9). Het groot-onderhoud (“deep cleaning”) vindt plaats in een hangar. Daarbij worden te reinigen onderdelen uit het vliegtuig gehaald en in wasmachines gereinigd. Hierbij kan, in tegenstelling tot bij het turn-around cleaning, zonder reserve gebruik worden gemaakt van water. De gebruikte middelen zijn echter dezelfde als bij de turn-around, maar dan in een hogere concentratie. Voor het reinigen van de buitenkant van een vliegtuig wordt gebruik gemaakt van een licht alkalische, gegeleerde reiniger. Dit vindt plaats voordat onderhoud wordt gepleegd, circa 1 maal per week. Het middel wordt met een lans onder lage druk over het oppervlak gespoten (3-4 bar), en vervolgens met water afgespoeld. Gegevens over de samenstelling staan vermeld in tabel B4.4. Daarnaast moet een vliegtuig geregeld worden voorzien van een nieuwe coating. Daartoe dient eerst de oude coating worden verwijderd. Voorheen gebeurde dit met een traditioneel afbijtmiddel op basis van methyleenchloride. Voor de samenstelling van een dergelijk middel wordt verwezen naar §3.3 (Industriereiniging). Thans wordt hiervoor een water-jet gebruikt, een speciale hoge-druklans. Alleen de coating op kunststof onderdelen wordt verwijderd met 56 een reinigingsproduct, omdat anders beschadigingen optreden door de hoge druk van de water-jet. Op dit moment is niet bekend welk product dit betreft. Tot slot komt het voor dat een vliegtuig ontdaan moet worden van ijsafzetting. Dit gebeurt met een soort antivries op basis van ethyleenglycol, ureum en kaliumacetaat, dat met een soort van brandslang op het vliegtuig, vooral de vleugels en bewegende onderdelen, wordt verspoten. Naar verluidt wordt deze reiniging in de regel niet uitgevoerd door schoonmaakbedrijven, maar door de eigen werknemers. Voor het verwijderen van graffiti of verf worden afbijtmiddelen op basis van een organisch oplosmiddel gebruikt. Dit zijn in principe dezelfde typen reinigers als gebruikt bij gevelreiniging. Voor een bespreking van graffitiverwijderaars wordt dan ook verwezen naar § 3.9 (Gevelreiniging). Van de belangrijkste producten in de vervoerreiniging worden in tabel 3.5.1 de gegevens samengevat. Tabel 3.5.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de transportreiniging product oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee alkalische reiniger voor binnenkant van treinen enz. nee nee nee 57 luchtwegallergenen ja/nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja Vervolg tabel 3.5.1 product oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee huidirriterende stoffen >5%? nee luchtwegallergenen ja/nee nee ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja reiniger op basis van koolwaterstoffen voor onderkant van treinen enz. alkalische reiniger voor buitenkant van treinen enz. alkalische reiniger voor de buitenkant van vliegtuigen neutrale reiniger voor de binnenkant van vliegtuigen afbijtmiddel voor buitenkant van vliegtuigen ja ja nee nee nee nee ja ja nee nee nee nee ja ja nee nee ja ja nee nee ja ja sommige nee middelen ja ja 58 3.5.3 blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen Voor de binnenkant van trams, bussen, metro’s en treinen: middelen die worden gebruikt voor de reiniging van wanden en vloeren worden handmatig opgebracht. Bij het schrobben kan verneveling van het middel optreden. Daardoor treedt behalve huidcontact ook blootstelling van de ogen en luchtwegen op. De werkzaamheden vinden plaats in een besloten ruimte, waardoor de kans op hoge blootstellingsniveaus aanwezig is. Kwantitatieve gegevens ontbreken echter. Voor de carrosserieën van trams, bussen, metro’s en treinen: bij sommige bedrijven staan wasstraten voor de reiniging van de buitenkant van trams, bussen, en treinen. In deze schoonmaakstraten treedt enkel blootstelling van werknemers op aan nevels, als ze bij de wasstraat in de buurt zijn, bijvoorbeeld voor het voorreinigen. Indien het reinigen handmatig plaatsvindt, kan blootstelling optreden aan alle gebruikte reinigingsmiddelen. Bij het reinigen van de onderstellen op het schoonmaakperron wordt het schoonmaakmiddel opgebracht met behulp van een borstel. Vervolgens wordt het middel met warm water afgespoeld. Hierbij kan blootstelling van de huid, ogen en luchtwegen optreden. Bij het reinigen van vloeren van perrons e.d. is er geen blootstelling, behalve wellicht bij het doseren van het reinigingsmiddel in de schrobmachine. Bij het reinigen van banken, wanden van abri’s e.d. kan blootstelling optreden van de huid, en bij verneveling ook van luchtwegen en ogen. Bij het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen kan blootstelling optreden aan de allesreinigers en de sanitairreinigers. Bij het vernevelen kunnen behalve de huid ook de ogen en luchtwegen blootgesteld worden. Echter, er wordt niet op het oppervlak verneveld, maar op de doek, waardoor waarschijnlijk minder blootstelling zal optreden. Bij het reinigen van de buitenkant van vliegtuigen kan aanzienlijke blootstelling aan de alkalische reinigers optreden. Echter, de werknemers werken in een 59 waterdicht pak met gelaatsmasker. Adembescherming is er niet als zodanig, maar er is geen sprake van vluchtige stoffen. De nevel wordt voor het grootste deel tegengehouden door het gelaatsmasker (Van Uden, 2001). Blootstelling aan graffitiverwijderaars wijkt wat betreft werkmethodiek, gebruiksfrequentie, dosering en werkomgeving af van het gebruik van graffitiverwijderaars op gevels. In de sector vervoer wordt vaker met afbijtmiddelen gewerkt, en, belangrijker, meer in binnensituaties (remises). Voor een overzicht van de blootstellingsbepalende aspecten van dit type reinigers wordt verwezen naar §3.9 (Gevelreiniging). In een Zweedse studie (Anundi et al., 2000) werden blootstellingsniveaus bepaald bij 38 werknemers die in de ondergrondse van Stockholm graffiti verwijderden. Concentraties NMP en glycolethers in de inademingslucht werden gemeten gedurende 8 uur, en er werden bepalingen verricht in het bloed en de urine van de werknemers. De meeste waarden waren onder de geldende MAC (15 min. TGG), met uitzondering van de metingen in kleine, slecht geventileerde ruimten zoals liften: 278 mg/m3 voor pseudocumeen en 216 mg/m3 voor NMP. De gemiddelde concentraties metabolieten van NMP in urine waren laag, maar hoger dan bij de controlegroep van kantoorpersoneel. Werknemers die handschoenen droegen hadden lagere waarden in bloed en urine, maar degenen die overalls droegen juist hogere. Als verklaring voor dit fenomeen wordt aangegeven dat de overalls nat waren en dat daardoor de blootstelling via de huid sterk toenam. blootstelling aan vervuiling In vervoermiddelen kunnen allerlei ziektekiemen voorkomen. Bij het schoonmaken van vliegtuigen die uit tropische landen komen, is het gevaar voor ziekten nog eens groter. In een enkel geval moet het vliegtuig ontsmet worden met een insecticide. Pas na een paar uur kan de schoonmaak dan beginnen. In hoeverre de schoonmakers dan nog aan residuen van de insecticiden worden blootgesteld is niet bekend. Bij het schoonmaken van de buitenkant van alle vervoermiddelen moet rekening worden gehouden met blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s. 60 samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.5.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de reiniging in de subsector ‘vervoer’. Tabel 3.5.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de transportreiniging type reiniger huidcontact? aërosolvormi ng? frequentie alkalische reiniger voor binnenkant van treinen enz. reiniger op basis van koolwaterstoffen voor onderkant van treinen enz. alkalische reiniger voor buitenkant van treinen enz alkalische reiniger voor de buitenkant van vliegtuigen neutrale reiniger voor de binnenkant van vliegtuigen afbijtmiddel voor buitenkant van vliegtuigen ja ja dagelijks ja ja periodiek (door borstelwerking) ja alleen bij doseren ja (door borstelwerking) dagelijks nee alleen bij doseren ja periodiek nee ja ja dagelijks ja nee nee periodiek nee 61 in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? ja 3.5.5 samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.5.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de transportreiniging weergegeven. Tabel 3.5.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de transportreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger alkalische reiniger voor binnenkant van treinen enz. reiniger op basis van koolwaterstoffen voor onderkant van treinen enz. OPSrisico huidallergie huid irritatie nee nee ja alkalische nee reiniger voor buitenkant van treinen enz alkalische nee reiniger voor de buitenkant van vliegtuigen neutrale nee reiniger voor de binnenkant van vliegtuigen luchtwegirritatie ja overig ja luchtwegallergie nee nee gering nee gering nee gering nee ja afhankelijk van de gebruikte koolwaterstoffen . nee gering nee gering ja nee ja nee 62 Vervolg tabel 3.5.3 huidallergie huid irritatie afbijtmiddel nee voor buitenkant van vliegtuigen nee nee afbijtmiddel voor graffitiverwijdering van treinen enz.a afhanke- ja lijk middel type reiniger OPSrisico ja luchtwegallergie nee luchtwegirritatie nee nee ja overig verdacht kankerverwekkend verdacht kankerverwekkend a Afbijtmiddelen zijn behandeld in de paragraaf over gevelreiniging (§ 3.9) maar worden ook in deze tabel toegevoegd omdat in de sector vervoer sprake is van een ander type blootstelling dan bij gevelreiniging. Het gebruik van reinigers op basis van koolwaterstoffen voor de onderkant van treinen e.d. levert een risico op OPS op, aangezien dit type reiniger veel oplosmiddelen bevat, verneveld wordt en dagelijks wordt gebruikt in een relatief slecht geventileerde ruimte. Ook is er een gering risico op OPS bij huidcontact door opname van glycolethers via de huid. Tevens is er een gering risico op huidirritatie, gezien het hoge percentage huidirriterende stoffen en de mogelijkheid dat huidcontact optreedt tijdens gebruik. Het gebruik van alkalische reiniger voor de buitenkant van treinen en vliegtuigen levert eveneens een gering risico op huidirritatie op. De alkalische reiniger gebruikt voor de buitenkant van vliegtuigen kan bovendien tot luchtwegirritatie leiden, gezien het hoge percentage luchtwegirriterende stoffen en de applicatiewijze (verneveling). Het gebruik van neutrale reiniger voor de binnenkant van vliegtuigen levert een risico op zowel voor huidallergie als voor luchtwegallergie. Dit omdat dit type reiniger huid- en luchtwegallergenen bevat, dagelijks gebruikt wordt, er huidcontact mogelijk is tijdens gebruik én doseren, en door middel van sprayen wordt aangebracht in een relatief kleine, slecht geventileerde ruimte. Graffitiverwijderaars kunnen OPS veroorzaken door hun hoge gehalte aan oplosmiddelen en door het dagelijkse gebruik. Voorts veroorzaken ze huidallergie 63 doordat ze allergene stoffen bevatten en er huidcontact kan optreden. Tenslotte veroorzaken ze huidirritatie doordat ze sterk irriterende stoffen bevatten. Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuilingen: in vervoermiddelen kunnen allerlei ziektekiemen voorkomen. Bij het schoonmaken van de buitenkant van alle vervoermiddelen moet rekening worden gehouden met blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s. 64 3.6 3.6.1 GLASREINIGING8 beschrijving subsector In deze subsector vallen de volgende werkzaamheden: reiniging van ruiten, glazen puien, en kozijnen. 3.6.2 productgebruik Voor de glasreiniging wordt meestal gebruik gemaakt van een kleine hoeveelheid afwasmiddel in een emmer water. Afwasmiddel bevat geen of weinig oplosmiddel (tabel 3.6.1). In sommige producten wordt glutaaraldehyde toegevoegd als conserveringsmiddel, deze stof is zowel sensibiliserend voor de huid als de ademhalingswegen. Bovendien bevat de parfummix vaak (vluchtige) stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen (voornamelijk detergenten) ligt tussen de 30 en 85 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 5 %. Tabel 3.6.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in het type reiniger gebruikt in de glasreiniging type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee afwasmiddel nee ja 3.6.3 nee luchtwegallergenen ja/nee ja huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? nee blootstelling Bij gebruik van producten voor glasreiniging kan huidblootstelling plaatsvinden. In tabel 3.6.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de glasreiniging. Werknemers in de glasreiniging zijn een groot deel van de dag met 8 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bron: Weerdesteijn et al., 1999. 65 de handen blootgesteld aan water. ‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken van beroepsgebonden huidirritatie aan de handen (zie § 4.2.3). Naast eventuele huidirritaties als gevolg van stoffen in reinigingsmiddelen, is er in de glasreiniging dus ook een risico op het ontstaan van huidirritatie door het veelvuldige contact met water. Tabel 3.6.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van het type reiniger gebruikt in de glasreiniging type reiniger huidcontact? aërosolvorming? frequentie afwasmiddel ja nee dagelijks 3.6.4 in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? nee samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.6.3 worden de risico’s verbonden aan het type reiniger gebruikt in de glasreiniging weergegeven. Tabel 3.6.3 Overzicht van de risico’s het gebruik van afwasmiddel in de glasreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huiden luchtwegirritaties type reiniger afwasmiddel OPSrisico nee huidallergie ja huidirritatie ja luchtwegallergie nee luchtwegirritatie nee Het gebruik van afwasmiddel in de glasreiniging levert een risico op huidallergie en –irritatie op, aangezien het middel huidallergenen en vaak hoge gehaltes aan huidirriterende stoffen kan bevatten, en er dagelijks blootstelling van de handen aan het middel plaats kan vinden. Tevens is er door de mogelijke toevoeging van vluchtige luchtwegallergenen een risico op luchtwegallergie. Verder verhoogt het veelvuldige contact van de handen met water het risico op huidirritaties aan de handen. 66 3.7 REINIGING NA BRAND9 3.7.1 beschrijving subsector Reiniging na brand behoort tot de IGK-werkzaamheden (reiniging na kalamiteiten). Reiniging na brand bestaat uit drie onderdelen: - schadestop - roet- en vuilverwijdering - reconditionering. Schoonmaakbedrijven die erkend zijn door de Stichting Salvage zijn gespecialiseerd in de gehele reiniging na brand, of in een deel van de activiteiten die bij reiniging na brand worden uitgevoerd. Voor de volgende 4 specialismen kunnen bedrijven erkenning aanvragen: - reinigen en reconditioneren van opstallen, inboedels en inventarissen (zoals woonhuizen en kantoren) - reinigen en reconditioneren van fabrieksgebouwen, montagehallen, agrarische gebouwen en de machines en inventaris in deze gebouwen - reinigen en reconditioneren van machines, fijnmechanica en electronica - het uitvoeren van schadestop. De erkenning voor uitvoeren van schadestop kan een bedrijf alleen krijgen in combinatie met een van de drie andere erkenningen Verder voeren ook reguliere schoonmaakbedrijven reinigingswerkzaamheden uit in de reiniging na brand. De “echte” reinigingsactiviteiten omvatten (Duisterwinkel & Brouwer, 1997): - grof reinigen (dit valt nog onder schadestop) - lichte sloopwerkzaamheden - opstalreiniging: het reinigen van wanden en plafonds - inboedel- en inventarisreiniging - vloerkleden- en tapijtreiniging - reiniging van electronische apparatuur 9 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Van Bavel (1989); Duisterwinkel & Brouwer (1997); OSB (1997); SVS (2000b). 67 3.7.2 productgebruik grof reinigen Tijdens de activiteiten die behoren tot grof reinigen wordt niet met reinigingsmiddelen gewerkt. opstalreiniging Hiervoor wordt een alkalisch middel gebruikt. Bij zware vervuiling van stenen muren (bijvoorbeeld gevels) wordt ook wel een zuur middel gebruikt. In tabel B6.1 en B6.2 in bijlage 6 worden de bestanddelen genoemd van een alkalische en zure reiniger die specifiek bestemd zijn voor brand- en roetschadereiniging. Hieruit blijkt dat de samenstelling van veel reinigingsmiddelen ingezet bij brand- en roetschade niet erg afwijken van die van institutionele reinigers. Het oplosmiddelgehalte in een alkalische brand-/roetreiniger ligt tussen de 1 en 10 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (met name butylglycol). Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2,5 en 10 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen dat irriterend is voor de ademhalingswegen ligt tussen de 5 en 20 %. In de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van zure brand-/roetreinigers zijn geen oplosmiddelen en geen sensibiliserende stoffen aangetroffen. Het gehalte huidirriterende stoffen is hoger dan 25 %, evenals het gehalte aan (mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen. inboedel- en inventarisreiniging In de meeste gevallen (80-90 %) wordt voor reiniging van inboedel of inventaris gebruik gemaakt van het type alkalische reiniger zoals beschreven in tabel B6.1. Ook wordt wel een neutrale allesreiniger gebruikt voor het schoonmaken van brand- en roetschade. Dit type reiniger is besproken in §3.2 (Kantoorschoonmaak). Metalen onderdelen van machines en inventaris worden ontroest met een driebadensysteem. Deze dompelbaden bevatten respectievelijk een ontroestingsmiddel, een passiveringsmiddel en een conserveermiddel. De ontroestingsstap kan, 68 afhankelijk van het materiaal, plaatsvinden met ofwel een zuur ofwel een alkalisch middel. Zure ontroestingsmiddelen en passiveringsmiddelen bestaan vooral uit fosforzuur (R 34) en oppervlakteactieve stoffen. Deze producten zijn dus irriterend voor zowel huid als ademhalingswegen. Alkalische ontroestingsmiddelen bestaan voor het grootste deel uit natronloog (R 35), ook dit type reiniger is dus irriterend voor zowel huid als ademhalingswegen. Conserveermiddelen bestaan vooral uit alifatische koolwaterstoffen (R-zinnen onbekend). Ook kunnen voor grotere voorwerpen (bv. grote machines en staalconstructies) handmatige ontroesters gebruikt worden, deze bestaan meestal uit zo’n 30 % zoutzuur (R 34, 37), verder fosforzuur (R 34) en oppervlakteactieve stoffen. Dit type reiniger (deels bestaand uit vluchtige stoffen) is dus eveneens irriterend voor zowel huid als ademhalingswegen. vloerkleden- en tapijtreiniging Voor reiniging van kleden en tapijt worden dezelfde typen reinigers gebruikt als in de reguliere tapijtreiniging (zie §3.2.2.4). reiniging van electronische apparatuur In de meeste gevallen wordt voor reiniging van electronische apparatuur gebruik gemaakt van het type alkalische reiniger zoals beschreven in tabel B6.1. Voor metalen onderdelen wordt zonodig ontroester gebruikt. 69 In tabel 3.7.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers gebruikt in de reiniging na brand. Tabel 3.7.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de reiniging na brand type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee alkalische reiniger zure reiniger zure ontroester alkalische ontroester passiveringsmiddel conserveermiddel handontroester ja ja nee nee nee 3.7.3 nee luchtwegallergenen ja/nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee nee ja nee ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen De verschillende reinigingsactiviteiten worden meestal door dezelfde medewerkers uitgevoerd. Bij de verschillende activiteiten wordt hetzelfde type reiniger gebruikt. Opdrachten voor brandschadereiniging worden echter niet met hoge frequentie verstrekt. Brandschadespecialisten houden zich bijvoorbeeld ook bezig met gevelreiniging en industriële reiniging. Aangezien hiervoor vaak dezelfde typen reinigers gebruikt worden (alkalische en zure middelen), kan er toch sprake zijn van dagelijkse blootstelling aan een dergelijk reinigingsmiddel. Bij de beoordeling van de frequentie van blootstelling in de reiniging na brand is echter alleen rekening gehouden met blootstelling als gevolg van werkzaamheden in deze sector. 70 - grof reinigen Reinigbare stukken uit de inventaris worden apart gezet of meegenomen, brandresten worden handmatig verzameld en afgevoerd, vaste vloerbedekking wordt verwijderd en vloeren geveegd. - opstalreiniging Het alkalische reinigingsmiddel wordt, waar mogelijk met hoge drukreiniging, onverdund of licht verdund met een handmatige druknevelspuit aangebracht (“innevelen”). Onder hoge druk (100-200 bar) wordt het middel vervolgens met heet water (70-80 °C) afgespoeld (van onder naar boven, om verkleuringen te voorkomen), of soms (wanneer anders wateroverlast zou kunnen ontstaan bij belendende percelen) handmatig met de spons afgenomen. Er kan dus blootstelling van zowel de huid als de luchtwegen plaatsvinden. Ook kan voor wanden en plafonds schuimreinigen worden gebruikt. Het overtollige water wordt met waterstofzuigers opgezogen of met trekkers uit de ruimte verwijderd. Na het reinigen van wanden en plafonds wordt het houtwerk (kozijnen. deuren e.d.) afgenomen en de vloeren gedweild. Ook hiervoor wordt het alkalische middel gebruikt, maar in meer verdunde vorm. Voor reiniging van gevels kan het zure reinigingsmiddel worden gebruikt, op dezelfde wijze als het alkalische middel. - inboedel- en inventarisreiniging Reiniging (met een alkalisch middel) kan plaatsvinden door handmatig soppen en afspoelen met water. Plaatselijk wordt de reiniger onverdund gebruikt, maar meestal in verdunde vorm ( 5 tot 10 maal verdund). Er kan dus blootstelling van de huid plaatsvinden, en bij borstelen blootstelling van de luchtwegen aan door borstelwerking ontstane aërosolen. De werkzaamheden met dompelbaden gebeuren veelal aan een reinigingsstraat waarin de verschillende baden zijn opgenomen en die voorzien is van lokale afzuiging. Na reiniging worden alle onderdelen gedurende 48 uur in een droogkamer geplaatst, eenmaal droog worden alle onderdelen weer gemonteerd en wordt het apparaat getest. De handmatige ontroester is beschikbaar als gel en in vloeibare vorm. Bij gebruik van handontroester kan huidcontact optreden. 71 - vloerkleden- en tapijtreiniging Voor reiniging van kleden en tapijt worden dezelfde applicatiemethoden gebruikt als in de reguliere tapijtreiniging (zie §3.2.3.1). - reiniging van electronische apparatuur Vóór het reinigen wordt de apparatuur geheel gedemonteerd. Alle onderdelen worden deel voor deel gereinigd door deze met reinigingsvloeistof (onder verhoogde druk) af te spuiten en daarna af te spoelen met gedemineraliseerd water. Na met perslucht het overtollige vocht afgeblazen te hebben moeten de onderdelen worden gedroogd. Eventueel worden metalen onderdelen ontroest met behulp van borstel of pad. Bij het reinigen van electronische apparatuur kan derhalve blootstelling van zowel de huid als de luchwegen aan het reinigingsmiddel optreden. Het (inwendig) schoonmaken van electronische apparatuur (TV’s, video’s en computers) is specialistisch werk dat bij enkele salvagebedrijven intern door specialisten wordt uitgevoerd. Voor deze werknemers vindt er dus dagelijks blootstelling plaats aan de hierbij gebruikte reinigingsmiddelen. blootstelling aan vervuiling Tijdens het grof reinigen (en ook tijdens de lichte sloopwerkzaamheden) kan er inhalatoire blootstelling plaatsvinden aan gassen en/of dampen die in de ruimte aanwezig zijn. Als het pand betreden wordt na een brand is meestal onbekend welke stoffen aanwezig zijn. Een breed scala aan gassen en dampen kan vrijkomen tijdens een brand, waaronder acroleïne, aldehydes, blauwzuur, benzeen, dichloorfluormethaan, formaldehyde, koolmonoxide, zoutzuur en zwaveldioxide. De mate van blootstelling aan bij de brand vrijgekomen giftige gassen is afhankelijk van de omvang van de brandschade: wanneer ramen en daken niet meer aanwezig zijn kan voldoende ventilatie plaatsvinden, en is de blootstelling aan giftige gassen minimaal. Eventueel kan een ruimte geforceerd geventileerd worden voordat met de reiniging wordt begonnen. Vooral kan blootstelling aan giftige gassen optreden wanneer om bepaalde redenen meteen nadat het pand door de brandweer is vrijgegeven wordt begonnen met de schoonmaakwerkzaamheden. 72 Duisterwinkel & Brouwer (1997) geven een overzicht van stoffen gemeten tijdens het blussen van huisbranden. Hierbij werden de zg. knockdown- en overhaulfase onderscheiden, dit is respectievelijk de fase waarin de brand meester wordt gemaakt en de fase van nablussen. Wanneer aangenomen wordt dat blootstelling tijdens het nablussen enigszins vergelijkbaar is met blootstelling tijdens schadestop- en verdere reinigingswerkzaamheden na brand, dan zijn er twee stoffen die de grenswaarden overschrijden, namelijk acroleïne en koolmonoxide (tabel 3.7.2). Koolmonoxide heeft de R-zinnen R12, 23, 48/23, 61, acroleïne R11, 25, 26 en 34. De grenswaarde voor kortdurende blootstelling wordt echter niet overschreden. Risicovolle blootstellingsniveaus ontstaan dus pas bij een verblijftijd in de orde van een aantal uren. Tabel 3.7.2. Grenswaarden en gemeten blootstellingsniveaus van koolmonoxide en acroleïne tijdens nabluswerkzaamheden (Duisterwinkel & Brouwer, 1997) acroleïne koolmonoxide MAC (8 uur) (ppm) 0,1 25 STEL (15 min.) (ppm) 0,3 150 gemeten maximum (ppm) 0,2 82 Ook kan tijdens het grof reinigen inhalatoire of dermale blootstelling plaatsvinden aan roetdeeltjes die vrijkomen bij bepaalde activiteiten als het verwijderen van vloerbedekking of vegen van vloeren, of bij huidcontact met verbrandingsresten, deels verbrande materialen en/of verontreinigde oppervlakken van inboedel en inventaris. Een belangrijk product aanwezig in roetdeeltjes zijn de polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). De samenstelling van het PAK-mengsel zal sterk variëren, afhankelijk van de verbrande materialen en de volledigheid van de verbranding. De meeste PAK-houdende mengsels hebben carcinogene eigenschappen. Aangezien PAK’s gerekend worden tot de zg. genotoxische carcinogenen, dat wil zeggen dat de carcinogeneit berust op een verandering van erfelijk materiaal, houdt elke blootstelling, hoe gering ook, een risico op het ontstaan van kanker in. Daarnaast kan huidblootstelling aanleiding geven tot huidafwijkingen zoals dermatitis. Tijdens opstalreiniging kan, hoewel in mindere mate dan tijdens het grof reinigen, eveneens blootstelling aan dampen en gassen plaatsvinden die in de ruimte 73 aanwezig zijn. Tijdens het hoge drukreinigen kan blootstelling optreden aan vloeistofaërosolen met daarin losgeweekte verontreiniging. Reiniging van inboedel en inventaris dient om rook- en roetaanslag te verwijderen. De samenstelling van deze neerslag varieert sterk, afhankelijk van de omstandigheden tijdens de brand (temperatuur, zuurstofgehalte e.d.) en de verbindingen die bij de verbranding betrokken waren of zijn ontstaan. Tijdens reiniging van electronische apparatuur kan blootstelling van de huid optreden aan verontreinigingen op de onderdelen, alsmede inhalatoire blootstelling aan verontreinigingen in damp en aërosolen tijdens het verspuiten en afblazen met perslucht. persoonlijke bescherming Wat betreft adembeschermende middelen kan een onderscheid gemaakt worden tussen middelen met gasfilters en stoffilters. Maskers kunnen uitgevoerd worden als mondstuk, masker en kappen. Er is geen type handschoen dat volledige bescherming geeft tegen de veelheid aan stoffen waaraan bij reiniging na brand blootstelling plaats zou kunnen vinden (Duisterwinkel & Brouwer, 1997). Handschoenen van polyethyleen/ethyleenvinylalcohol/polyethyleen (PE/PVAL/PE) lijken nog de meeste brede bescherming te bieden. Handschoenen van bijvoorbeeld natuurrubber of PVC bieden geen goede bescherming. samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.7.3 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de producttypen bij het reinigen na brand. Aangezien de alkalische reiniger bij diverse reinigingswerkzaamheden kan worden ingezet en blootstellingsniveaus tussen deze werkzaamheden kunnen verschillen, is wat betreft het gebruik van de alkalische reiniger onderscheid gemaakt tussen de verschillende activiteiten die reiniging na brand omvat. 74 Tabel 3.7.3. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de reiniging na brand type reiniger huidcontact? aërosolvorming? frequentie alkalische reiniger (opstalreiniging) alkalische reiniger (inboedel- en inventarisreiniging) alkalische reiniger (electronische apparatuur) zure reiniger zure ontroester (dompelbad) alkalische ontroester (dompelbad) passiveringsmiddel (dompelbad) conserveermiddel (dompelbad) handontroester ja ja niet dagelijks ja bij borstelen niet dagelijks? nee ja ja dagelijks nee nee nee ja nee niet dagelijks dagelijks nee nee nee nee dagelijks nee nee nee dagelijks nee nee nee dagelijks nee ja nee dagelijks nee 75 in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? varieert 3.7.4 samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.7.4 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de reiniging na brand weergegeven. Tabel 3.7.4. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de reiniging na brand kunnen opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger alkalische reiniger (opstalreiniging) alkalische reiniger (inboedel- en inventarisreiniging) alkalische reiniger (electronische apparatuur) zure reiniger zure ontroester (dompelbad) alkalische ontroester (dompelbad) passiveringsmiddel (dompelbad) conserveermiddel (dompelbad) handontroester OPSrisico gering huidallergie nee huidirritatie gering luchtwegallergie nee luchtwegirritatie gering gering nee gering nee gering ja nee ja nee ja nee nee nee nee nee nee nee nee gering nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja nee ja Het gebruik van alkalische reinigingsmiddelen levert in de opstalreiniging en in de inboedel- en inventarisreiniging geringe risico’s op OPS, huidallergie en –irritatie en luchtwegirritatie op. In de opstalreiniging vindt blootstelling aan oplosmiddelen plaats via zowel de huid als de ademhalingswegen. Bij inboedel- en inventarisreiniging vindt voornamelijk blootstelling aan oplosmiddelen via de huid plaats (via de ademhalingswegen minder omdat deze werkzaamheden onder goed 76 geventileerde omstandigheden plaatsvinden). Voor zowel opstal- als inboedel- en inventarisreiniging geldt dat er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden en aerosolen kunnen worden ingeademd, alsmede vluchtige luchtwegirriterende stoffen. De risico’s op irritatie van huid of luchtwegen zijn echter slechts gering omdat de werknemer niet dagelijks met de reiniger werkt. Gebruik van dezelfde reiniger bij reiniging van electronische apparatuur levert grotere risico’s op omdat dit werkzaamheden zijn die dagelijks door dezelfde werknemer worden uitgevoerd. Het OPS-risico is terug te voeren op blootstelling van de huid aan glycolethers. Bij gebruik van zure reinigers in de opstalreiniging is er een gering risico op luchtwegirritatie, aangezien dit type reiniger luchtwegirriterende stoffen kan bevatten die vluchtig zijn en bovendien verneveld wordt, waarbij aërosolen kunnen worden ingeademd. Het gebruik van handontroester levert een risico op huid- en luchtwegirritatie op, aangezien dit type reiniger huidirriterende stoffen en vluchtige luchtwegirriterende stoffen kan bevatten, er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden en het product dagelijks gebruikt wordt. Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling: een breed scala aan giftige of kankerverwekkende gassen en dampen kan vrijkomen tijdens een brand, waaronder acroleïne, aldehydes, blauwzuur, benzeen, dichloorfluormethaan, formaldehyde, koolmonoxide, zoutzuur en zwaveldioxide. Verder kan blootstelling optreden aan kankerverwekkende PAK's. 77 3.8 INDUSTRIËLE- EN SCHEEPSREINIGING10 Deze subsector omvat reinigingsactiviteiten die worden uitgevoerd in een industriële setting, met name de scheepsreiniging, de reiniging van fabrieken en installaties uit de (petro)chemische en andere zware industrie, en grote objecten zoals bruggen, zendmasten en dergelijke. 3.8.1 beschrijving subsector De volgende werkzaamheden worden in deze subsector uitgevoerd (CAO Orsima): Scheepsreiniging waaronder tenminste te verstaan het handmatig en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren van schepen, waarbij onder mechanisch en handmatig reinigen wordt verstaan: ï‚· Uitvoeren van machinale schoonmaakwerkzaamheden (als stralen, hydrojetten) en handmatige (als schrapen, bikken, slijpen, hakken, borstelen, vegen) van (scheeps)ruimten, dekken, machinekamers, tanks, buitenboord, kranen, bruggen e.d., scheepsonderdelen op de dekken ï‚· conserveren van oppervlakken d.m.v. verven (spuiten, rollen of kwasten) ï‚· opruimen en schoonmaken van vervuiling/resten op de werkplek bestaande uit: ï‚· het in- en uitwendig schoonmaken van stoomketels ï‚· het inwendig schoonmaken van olietanks (uitspuiten, uitpompen, droog maken) ï‚· het coat-klaar maken van oppervlakken (rompen, dekken, wanden, vloeren in schepen, e.d.) in de gevraagde kwaliteit door het zonodig eerst wassen en door het verwijderen van verf/roestlagen of van vervuiling d.m.v.: ï‚· vast en mobiele gritstraalapparatuur, hydrojetpomp, vloerstraalmachines, hogedruk-units, vacuümzuigmachines, verfcompressoren en spuiten. ï‚· hogedrukspuit en ontroesttol ï‚· luchthamer 10 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Theodori et al. (2001); Barends (2001); Berkhout (2001); Lange & Reijnoudt (2001). 78 ï‚· ï‚· handmatig. schoonmaken van wegen door het verwijderen van beton-bovenlagen Bedrijfsgereed maken c.q. buiten gebruik stellen van de apparatuur (aan/afzetten, aan/afkoppelen van slangen, doorspoelen van verfleidingen met verdunner). Voor aanvang van de werkzaamheden gebruiksgereed maken hiervan en na afloop schoonmaken van de apparatuur. Tankreiniging, waaronder tenminste te verstaan: ï‚· het inwendig schoonmaken van olietanks (uitspuiten, uitpompen, droog maken) ï‚· het coat-klaar maken van oppervlakken (rompen, dekken, wanden, vloeren in schepen, staalconstructies op het land e.d.) in de gevraagde kwaliteit door het zonodig eerst wassen en door het verwijderen van verf/roestlagen of van vervuiling d.m.v.: ï‚· vast en mobiel gritstraalapparatuur, hydrojetpomp, vloer-straalmachines, hogedruk-units, vacuümzuigmachines, verfcompressoren en spuiten. ï‚· hogedrukspuit en ontroesttol ï‚· luchthamer ï‚· handmatig. schoonmaken van wegen door het verwijderen van beton-bovenlagen Behalve bovengenoemde werkzaamheden wordt de gebruikte applicatie-apparatuur gereinigd. De beschrijving van werkzaamheden die worden uitgevoerd in deze subsector is afkomstig van de branchevereniging SITO. Uit andere bronnen is vernomen dat ook de reiniging van fabrieken en installaties van de petrochemische en andere zware industrie, en van grote objecten zoals bruggen en zendmasten in deze subsector vallen. Daarom zijn laatstgenoemde werkzaamheden in deze paragraaf eveneens meegenomen. Ook het conserveren van oppervlakken door middel van verven wordt door bedrijven uit deze subsector uitgevoerd, maar valt buiten de scope van dit 79 onderzoek. Hiervoor wordt verwezen naar het onderzoek van Theodori et al. (2001). 3.8.2 productgebruik Ten behoeve van de beschrijving van de producten die voor de in 3.8.1 genoemde werkzaamheden worden gebruikt, is ervoor gekozen een iets andere indeling te hanteren. Producten worden immers gekozen op basis van de te verwijderen verontreiniging, terwijl in bovenstaande beschrijvingen vooral reinigingstechnieken als uitgangspunt worden genomen. scheepsreiniging - reinigen van de buitenkant van een schip Het is in principe mogelijk voor de meeste reinigingsactiviteiten water met of zonder toevoeging van hulpstoffen te gebruiken, zeker als dat gebeurt met een lans. Daarbij kan afhankelijk van de vervuiling worden gekozen voor een hoge dan wel lage druk. In de scheepsreiniging kunnen echter problemen ontstaan door de aanwezigheid van water. Ten eerste wordt er vaak tegelijkertijd gelast hetgeen tot kortsluitingen kan leiden. Ten tweede wordt het reinigen in machinekamers met behulp van water als problematisch beschouwd in verband met electrische meet- en regelapparatuur. Ten derde is de tijd benodigd voor de droging bij het gebruik van waterige reinigers langer hetgeen tot financiële en organisatorische problemen kan leiden, bijvoorbeeld als het schip of delen ervan vervogens dienen te worden voorzien van een coating. Als gevolg hiervan wordt nog veelal gebruik gemaakt van oplosmiddelhoudende producten voor het reinigen van schepen. Het reinigen van aangeleverde casco’s en van afgebouwde schepen vóór aflevering vindt wel voornamelijk plaats met behulp van waterige reinigers. Het gaat om alkalische reinigingsmiddelen. Ze bevatten een loog of een metasilicaat in combinatie met een oppervakteactieve stof. Daaraan kunnen nog verdikkingsmiddelen en co-solvents zijn toegevoegd. Een voorbeeld van een dergelijke reiniger wordt gegeven in tabel B7.1 (bijlage 7). Er zijn zeer vele verschillende alkalische reinigingsmiddelen op de markt. De verschillen zijn echter klein, en worden bepaald door de geselecteerde oppervlakteactieve stof, de pH, en de co-solvents. Bij de meeste werkzaamheden 80 worden de producten voor gebruik verdund. De gebruikelijke concentratie loog ligt dan op 0,5% (productinformatie). De concentraties die van belang zijn voor het inschatten van de risico's op OPS en huideffecten zijn zowel die van het concentraat als die van de verdunning. Medewerkers komen namelijk met beide in aanraking. Hieronder worden de concentraties na verdunning weergegeven. Het oplosmiddelgehalte is ca. 0,2%; het gehalte irriterende stoffen maximaal 1,5%. Daarbij dient te worden opgemerkt dat natron- en/of kaliloog in geconcentreerde vorm corrosief is, en dat de vloeistof na verdunning een huidirriterende werking heeft. De amines zijn irriterend tot corrosief. Bovendien zijn er amines die allergeen zijn. Assen en scheepsmotoren worden veelal aangeleverd met een laag conservering (tectyl). Deze laag wordt vóór montage verwijderd met behulp van terpentineachtige producten. In sommige gevallen maakt men gebruik van strippers, producten op basis van methyleenchloride, of van andere gechloreerde oplosmiddelen zoals trichloorethyleen en tetrachloorethyleen. - Reinigen ballasttanks en ruimen Afhankelijk van de lading van het schip worden laadruimten gereinigd met waterige reinigingsmiddelen die zuren of logen bevatten, of al dan niet gechloreerde koolwaterstoffen. Bij chemicaliëntankers die als lading een kunsthars voerden, wordt met gechloreerde of niet-gechloreerde oplosmiddelen gereinigd. Ballasttanks worden gereinigd met zuren om de kalkaanslag en eventueel roest te verwijderen. Mogelijke bestanddelen van deze producten worden weergegeven in tabellen B7.1 t/m B7.6. Sommige producten bestaan uitsluitend uit (een mengsel) van koolwaterstoffen. Een emulgator kan worden toegevoegd om te kunnen naspoelen met water. Het oplosmiddelgehalte van deze producten is hoger dan 90%. Het gehalte irriterende ingrediënten is, indien een emulgator is toegevoegd, ca. 0,5%. Wanneer de koolwaterstoffen worden beschouwd als irriterend, wordt dit percentage praktisch 100%. Er zijn geen sensibiliserende bestanddelen aangetroffen in de VIB’s van dit type producten. 81 Op basis van de informatie uit de VIB’s blijkt dat er verschillende varianten van limoneen-houdende producten op de markt worden aangeboden. Sommige VIB’s melden enkel limoneen als bestanddeel, andere vermelden de aanwezigheid van additionele bevochtigers (glycolethers). Sommige glycolethers zijn verdacht of bewezen reproductietoxisch (o.a. Gezondheidsraad, ’96). Het gehalte aan oplosmiddelen ligt volgens tabel B.7.3 tussen 2,5% en 35%. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 27%. Limoneen is de enig vermelde sensibiliserende stof. Het gehalte ligt tussen 2,5 en 25%. - verwijderen ‘oude coatings’ Bij voorkeur worden oude coatings door middel van stralen verwijderd. Als straalmiddel kan gekozen worden voor slak, grit, koudijs (vast CO2) of combinaties met water onder hoge druk, al dan niet met verhoging van de temperatuur. In sommige gevallen wordt gekozen voor het verwijderen van coatings door middel van afbijtmiddelen. Redenen hiervoor kunnen zijn dat de plekken moeilijk bereikbaar zijn, dat het slechts om relatief kleine oppervlakken gaat die bijgewerkt moeten worden, of wanneer het om organisatorische redenen niet mogelijk is straalmiddelen in te zetten. Producten op basis van methyleenchloride zijn de traditionele afbijtmiddelen (tabel B7.4). Zowel methyleenchloride als methanol vallen onder de definitie van vluchtige organische stoffen. Het gehalte oplosmiddelen in deze producten ligt derhalve praktisch op 100%. Hoewel er geen R-zinnen worden vermeld die zouden duiden op huidirritatie, kan er toch van worden uitgegaan dat deze middelen voor de huid belastend zijn. Immers, ze zijn zeer krachtige ontvetters. Ze zijn niet sensibiliserend. Ook zijn er afbijtmiddelen op basis van andere stoffen: - Afbijtmiddelen op basis van limoneen. Hiervoor wordt verwezen naar tabel B7.3, waar een ontvetter staat beschreven op basis van deze grondstof. In het VIB van een fabrikant wordt een afbijtmiddel genoemd op basis van limoneen (10-25%) in combinatie met N-methylpyrrolidon (NMP, R36/38). Dit product bevat een hoog gehalte aan oplosmiddelen, huidirriterende en sensibiliserende stoffen. 82 - Afbijtmiddelen op basis van een base. Dit kan zijn natronloog, kaliloog, ammonia of een metasilicaat. Soms wordt aan de loog een oppervlakteactieve stof toegevoegd om de oppervlaktespanning te verlagen. Voor deze middelen zijn geen VIB's voorhanden. Op basis van hun vermoedelijke samenstelling kan er van worden uitgegaan dat ze irriterend zijn voor huid en luchtwegen. Ze bevatten geen of weinig oplosmiddelen (hooguit een kleine concentratie co-solvent) en ze zijn niet sensibiliserend. - Afbijtmiddelen op basis van plantaardige vetzuuresters of dibasische esters, eventueel in combinatie met N-methylpyrrolidon. Van dit type producten zijn geen VIB's aangetroffen. Het betreft ook relatief nieuwe producten, die slechts sporadisch worden toegepast. Afhankelijk van de precieze ester vallen ze net wel of net niet onder de definitie van VOS. NMP valt daar net wel onder. Alleen het NMP is huidirriterend. Ze zijn niet irriterend of sensibiliserend voor de huid. Een laatste innovatie is het emulgeren van plantaardige vetzuuresters waardoor de prijs van het product concurrerend is geworden met de traditionele middelen. Combinaties van bovengenoemde producten komen ook voor, zoals bijvoorbeeld een middel op basis van een zuur en een tenside. Volgens productinformatie is dan een gecombineerde reiniging mogelijk. - reinigen als voorbehandeling voor het coaten In de scheepsreiniging wordt de keuze van het reinigingsmiddel dat wordt gebruikt bij de voorbehandeling van het te conserveren oppervlak overgelaten aan de verfapplicateur. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van middelen op waterbasis voor het reinigen van te conserveren oppervlakken. Het gaat hierbij om licht alkalische reinigers. In enkele gevallen worden echter nog oplosmiddelhoudende producten gebruikt. Zowel oplosmiddelen op minerale als op natuurlijke basis (terpenen) worden ingezet, waarbij de minerale ook nog gechloreerd kunnen zijn. Voor bestanddelen van dit type producten wordt verwezen naar tabellen B7.2 en B7.3 in bijlage 7. De voornaamste reden voor het gebruik van oplosmiddelhoudende producten is de langzame droging van water: men moet lang wachten voordat men kan gaan schilderen. In versterkte mate geldt dit in situaties waarbij de te reinigen oppervlakken een ingewikkelde geometrie hebben waardoor het drogen extra wordt bemoeilijkt, of bij het reinigen in besloten ruimtes, zoals tanks, waaruit water moeilijk kan verdampen. 83 - reinigen verfapplicatieapparatuur Reinigingsmiddelen voor het reinigen van verfgereedschap worden zowel in de scheeps- als in de jachtbouw gekozen conform de voorschriften van de verfleverancier. Dit soort reinigingsmiddelen zijn in de regel mengsels van alifatische en aromatische koolwaterstoffen (volgens de verfleveranciers: het geëigend reinigingsmiddel is het oplosmiddel dat in de verf is verwerkt). - reinigen van vloeren en wanden op scheepswerven Voor het reinigen van vloeren op scheepswerven wordt veelal gebruik gemaakt van terpentine-achtige producten, zoals white spirit. tankreiniging In tegenstelling tot wat bij de scheepsreiniging is gemeld, wordt bij het reinigen van tanks vooral gebruik gemaakt van water onder druk, eventueel met toevoeging van grit, en van stoomreiniging. Deze technieken kunnen worden beschouwd als mechanische reinigingstechnieken. Indien chemische reiniging noodzakelijk is (“decontaminatie”) worden meestal daarvoor gespecialiseerde bedrijven ingehuurd, die niet zijn aangesloten bij SITO. Na de decontaminatie worden vervolgens door de ‘SITO-bedrijven’ de restanten (bitumen, cokes, e.d.) verwijderd met behulp van hogedruk-, stoom- of vacuümreiniging. In feite wordt hierbij dus geen gebruik gemaakt van chemicaliën. Dat wil echter niet zeggen dat nooit chemische producten worden ingezet. Reiniging met chemicaliën vindt in de volgende gevallen plaats: - indien de verontreiniging niet kan worden verwijderd met water, bijvoorbeeld stoffen die met water reageren; - indien er ter plekke geen of te weinig voorzieningen zijn om op een veilige en milieuverantwoorde wijze met behulp van de waterige methodes te reinigen, bijvoorbeeld als het afvalwater niet volgens wettelijke bepalingen kan worden geloosd. - Indien het gebruik van water andere dan de hierboven genoemde problemen met zich meebrengt, bijvoorbeeld ten aanzien van corrosie, electrische veiligheid, aard van de stof(fen) waarmee de tank naderhand gevuld wordt. 84 De beschrijving in het hierna volgende is gebaseerd op situaties waarbij, om bovengenoemde of nog andere redenen wordt gekozen voor het gebruik van chemische producten. Daarbij wordt een onderverdeling gehanteerd die verband houdt met de daarbij horende typen reinigingsmiddelen (oplosmiddelen, zuren, basen): - reinigen/ontvetten/ontkolen ontkalken ontroesten metaaloppervlaktebehandeling - reinigen/ontvetten/ontkolen Voor deze reinigingsactiviteiten worden vooral alkalische producten toegepast. Voor bestanddelen van deze producten zie onder ‘scheepsreiniging: reiniging van de buitenkant van een schip’. Daarnaast komt het voor dat middelen op basis van koolwaterstoffen of van terpenen worden gebruikt. Voor bestanddelen van deze typen producten wordt eveneens verwezen naar de scheepsreiniging. - ontkalken Voor het ontkalken worden zure reinigingsmiddelen gebruikt. De meest gebruikte zuren zijn zoutzuur, sulfaminezuur of (ortho)fosforzuur (zie tabel B7.5, bijlage 7). Salpeterzuur wordt voor deze toepassing weinig ingezet. Fluorwaterstofzuur wordt in het algemeen alleen toegepast bij zware vervuiling. In één VIB werd mierenzuur, en in een ander melkzuur als werkzame stof aangetroffen. Van laatstgenoemd product wordt de globale samenstelling in tabel B7.6 (bijlage 7) weergegeven, omdat die op het oog afwijkt van de andere producten die voor deze toepassing zijn gevonden. In ontkalkers en ontroesters (zie onder kopje ‘ontroesten’) wordt een corrosieremmer toegevoegd. Het meest gebruikte middel is Rodine 214 van MAVOM. De samenstelling is echter onbekend, behalve dat het één of meerdere amines bevat. Volgens zeggen is dit het enige middel dat boven 60 oC nog werkzaam is. 85 Voor het ontkalken worden de zuren in vrij hoge concentraties toegepast. Alle zuren zijn huidirriterend. Amines zijn irriterend tot corrosief voor de huid. Het oplosmiddelgehalte is 0% voor de meeste middelen. Voor het product uit tabel B7.6 is dit < 1%. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen, behalve dan misschien het amine in het product Rodine 214. - ontroesten Voor het ontroesten worden vergelijkbare producten gebruikt als voor het ontkalken, namelijk middelen op basis van zuren. Voor deze toepassing wordt echter ook salpeterzuur ingezet. Voor de bestanddelen wordt verwezen naar de tabellen voor ontkalken. - metaaloppervlaktebehandeling Deze activiteit zal slechts sporadisch, op speciaal verzoek, door de schoonmaakbedrijven worden uitgevoerd. In de regel wordt dit gedaan door decontaminatiebedrijven. De meest voorkomende oppervlaktebehandeling is het beitsen van lasnaden. Bij RVS (roestvast staal) wordt gebruik gemaakt van salpeterzuur in combinatie met fluorwaterstofzuur. In tabel B7.7 (bijlage 7) worden de belangrijkste bestanddelen weergegeven. Bij het beitsen van aluminium en koper wordt gebruik gemaakt van fosforzuur in plaats van salpeterzuur. Voor alle zuren geldt dat ze irriterend zijn voor de huid en luchtwegen. Deze beitsmiddelen worden onverdund toegepast. Veelal zijn ze in de vorm van een gel of pasta, maar ook komt het voor dat ze worden verneveld. In dat geval is het risico op blootstelling aanzienlijk groter. reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties Voor de reiniging van fabrieksinstallaties worden in principe dezelfde producten ingezet als voor de tankreiniging d.w.z. dat vooral hogedruk- of vacuümreiniging wordt toegepast. Maar ook komt het wel voor dat gebruik wordt gemaakt van de aldaar genoemde chemische producten. Voor de reiniging van vloeren en wanden 86 in fabrieken worden dezelfde typen producten gebruikt als reeds genoemd bij reinigen van vloeren en wanden op scheepswerven. reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote objecten Bij deze werkzaamheden worden dezelfde producten ingezet als in de scheepsreiniging en de reiniging van fabrieken en installaties, met name hogedrukreiniging. Anders dan bij de reiniging van fabrieken en installaties, maar overeenkomstig de scheepsreiniging, wordt hierbij wel gecoat. De coatingwerkzaamheden vallen echter zoals gezegd buiten de scope van dit onderzoek. overige producten toegepast in de industriële- en scheepsreiniging Behalve de reeds behandelde middelen kunnen ook nog andere producten, meestal in kleine hoeveelheden, worden gebruikt. Een overzicht wordt gegeven in tabel 3.8.1., waarna een korte beschrijving volgt. Tabel 3.8.1. Overige producten die worden gebruikt in de industriële reiniging product afbijtmiddelenproduct vloerreinigers kruipolie siliconenspray schroefdraadpasta waterzoekpasta brandstofzoeker schoorsteenreiniger middelen op basis van microorganismen toepassing verwijderen van verven en lijmen verwijderen van waslagen, vetten, oliën aangekoekt vuil losmaken vastzittende moeren en bouten onderhoud en conservering rubberen onderdelen smeren van bouten en moeren aantonen/peilen waterniveau niveaubepaling brandstof reinigen binnenkant van schoorstenen verwijderen vetten en oliën - Afbijtmiddelen. Zie hiervoor onder scheepsreiniging (§3.8.2.1). - Vloerreinigers. Voor het reinigen van vloeren van fabrieken worden middelen gebruikt, die ook voor machinereiniging worden ingezet. Het betreft middelen die in staat zijn waslagen, oliën, vetten en aangekoekt vuil te verwijderen. De middelen zijn op basis van een base, al dan niet in combinatie met een 87 oplosmiddel. Op de VIB's zijn als schadelijke bestanddelen 2-butoxyethanol en 2-aminoethanol aangetroffen, in concentraties van 2,5 -10%. Meer gegevens over de samenstelling zijn vooralsnog niet voorhanden. - Kruipolie. Dit zijn middelen op basis van een weinig viskeus mengsel van minerale oliën, waaraan siliconen en/of plantaardige oliën kunnen zijn toegevoegd. Op dit moment zijn verder geen gegevens voorhanden over de samenstelling. - Siliconenspray. Deze middelen dienen als smering voor moeren en bouten. Het betreft middelen op basis van siliconenolie. Op dit moment zijn verder geen gegevens voorhanden over de samenstelling. Ook is niet bekend welk drijfgas wordt gebruikt. - Schroefdraadpasta. Het enige wat van dit middel bekend is, is dat het koper bevat in een concentratie van 10-25%. Deze stof is niet irriterend of sensibiliserend. - Waterzoekpasta. Uit het VIB blijkt dat dit product titaanwit bevat. Titaanwit heeft geen R-zinnen. - Brandstofzoeker. Dit middel bevat loodsulfochromaat (25-50%, R-zinnen 61,62,33,40) en bariumchromaat (<2,5%, R-zinnen 20/22). Dit middel bevat voor zover bekend geen oplosmiddelen, en is niet irriterend of sensibiliserend voor de huid. Maar uit de R-zinnen blijkt wel dat het een uiterst schadelijk product betreft. - Schoorsteenreiniger. Van dit type middelen is één product aangetroffen. Het bevat kaliumcarbonaat (10-25%, R-zinnen 22,36) en natriumbromaat (<2,5%, Rzin 36). Het product is volgens het VIB dus irriterend voor de ogen, maar niet voor de huid. Ook is het niet sensibiliserend. Het oplosmiddelgehalte is, voor zover bekend, 0%. - Middelen op basis van microörganismen. Een vrij nieuwe ontwikkeling betreft het gebruik van micro-organismen die in staat zijn olie- en vetvervuiling te verwijderen. Aangezien het hier niet om chemische stoffen gaat, maar om levende organismen, worden er ook geen R-zinnen toegekend. Vooralsnog is onduidelijk of, en zo ja welke, gezondheidsrisico’s verbonden zijn aan het gebruik van dit type producten. Onderzocht zou moeten worden of de organismen zelf, of hun afbraakproducten, bijvoorbeeld een allergene potentie hebben. 88 In tabel 3.8.2 wordt de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in de belangrijkste typen reinigers in de industriële- en scheepsreiniging samengevat. Aangezien bij de industriële reiniging vooral water onder hoge druk wordt gebruikt, gaat het hierbij vooral om producten die worden gebruikt in de scheepsreiniging. De producten die af en toe worden gebruikt, zoals kruipolie e.d. worden in de tabel niet meegenomen. Tabel 3.8.2 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de industriële- en scheepsreiniging type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % alkalische reiniger zure reiniger voor ontkalken en ontroesten11 ontvetter op basis van koolwaterstoffen ontvetter op basis van terpenen afbijtmiddel op basis van methyleenchloride afbijtmiddel op basis van een base nee nee nee nee ja 11 huidallergenen ja/nee luchtwegallergenen ja/nee ja (geur- ja (geurstof) stof) ja ja (amine) (amine) huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja ja ja nee nee nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee nee nee nee ja ja Zure reinigers worden in de scheepsreiniging niet toegepast. 89 Vervolg tabel 3.8.2 type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % afbijtmiddel op ja basis van terpenen afbijtmiddel op ja basis van NMP 3.8.3 huidallergenen ja/nee ja ja luchtwegallergenen ja/nee ja ? nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja ja ja blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen - scheepsreiniging Volgens een overzicht van de brancheorganisaties FOSAG, SITO en VMB is het gebruik van watergedragen reinigingsmiddelen een volledig geaccepteerde praktijk voor een groot deel van de bovengenoemde reinigingswerkzaamheden bij de scheepsreiniging (VMB, juli 1999, geciteerd in Theodori et al, 2001). Echter, ook oplosmiddelen lijken nog veelvuldig te worden toegepast. Vooral bij het handmatig reinigen van te conserveren oppervlakken, het verwijderen van oude verflagen van (aanbreng)gereedschap en het verwijderen van conserveerlagen kan blootstelling aan oplosmiddelen plaatsvinden. Het reinigen vóór het aanbrengen van coatings en het reinigen van (verf)gereedschap alsook het verwijderen van oude verflagen gelden als risicovolle activiteiten wat betreft OPS. Deze activiteiten worden uitgevoerd onder omstandigheden waarbij thans vaak geen beheersmaatregelen in de vorm van ventilatie en/of persoonlijke beschermingsmiddelen worden of kunnen worden toegepast. Vooral bij het reinigen van te conserveren oppervlakken en het verwijderen van oude verflagen waarbij oplosmiddelen over een grote oppervlak worden uitgesmeerd, maar ook bij het reinigen van verfpistolen volgens de gangbare methode - aan het eind van de werkdag met oplosmiddel doorspoelen - is het aannemelijk dat hoge, zij het kortdurende, blootstelling aan oplosmiddelen plaatsvindt. Gegevens over niveaus 90 van blootstelling aan oplosmiddelen in de industriële – en scheepsreiniging zijn niet voorhanden, maar wel zijn er data uit de metaalbranche, waar vergelijkbare activiteiten plaatsvinden. De beschikbare data zijn verzameld in het kader van een onderzoek ten behoeve van het te sluiten arboconvenant in de metaalbranche (Alblas et al., 2000; Van Raalte & Gret, 2000). Uit het onderzoek blijkt dat blootstellingsgegevens in de Nederlandse literatuur schaars zijn. De enige bron met kwantitatieve gegevens is een onderzoek van TNO (Preller et al., 1997). De mediaan van de daggemiddelde blootstelling per persoon was 23% van de somMAC. Ongeveer 1 op de 3 werknemers werd tijdens een of meer taken blootgesteld aan een concentratie die de som-MAC voor de 8-uurs-gemiddelde blootstelling overschreed. Onder de meest voorkomende activiteiten werd de hoogste blootstelling gemeten tijdens het verspuiten van verf (44% van de som-MAC) en het schoonmaken van gebruikte apparatuur (71%). Ontvetten van objecten gaf een relatief geringe bijdrage. In buitenlandse literatuur is wat meer informatie voorhanden (Alblas et al., 2000; Van Raalte & Gret, 2000). Bij het verwijderen van de verflaag van een Boeing werd een gemiddelde blootstelling van 380 mg/m3 (max. 1240 mg/m3) methyleenchloride en 2,7 (max. 5,3) mg/m3 fenol gemeten. De respectievelijke MAC-waarden zijn 350 en 8 mg/m3. Bij het reinigen en ontvetten met tri in een metaalbedrijf werden gemiddelde concentraties gemeten van 820 (max. 2490), 460 (max. 1085) en 365 (max. 1080) mg/m3 voor respectievelijk handmatig reinigen, sproeireinigen en dampontvetten. De MAC-waarde van trichloorethyleen is 555 mg/m3. In een Duits rapport uit 1999 worden voor allerlei oplosmiddelen blootstellingsniveaus gegeven die zijn bepaald vanaf 1990. De resultaten staan samengevat in tabel 3.8.3. 91 Tabel 3.8.3. Blootstellingsgegevens aan oplosmiddelen in de metaalindustrie activiteit oplosmiddel aantal metingen reinigen en ontvetten butylacetaat niet ethylbekend benzeen tolueen trichlooretheen methylacetaat a gemiddelde blootstelling (mg/m3) 77 maximale MAC bloot(mg/m3) stellinga (mg/m3) 482 710 2 5 51 123 215 150 22 566 190 14 278 610 bron Alblas et al. (2001) 95-percentielswaarde, d.w.z. 5% van de metingen ligt hier boven. In 2000 is in de Verenigde Staten een literatuurstudie uitgevoerd over blootstelling aan VOS in de gehele industrie. Voor een aantal processen in de metaalindustrie worden gemiddelde blootstellingsniveaus gegeven als percentage van de TLV (van 1996; TLV = Threshold Limit Value): reinigen met VOS 100%, lijm aanbrengen 80%, verf mengen 70% en verf aanbrengen 60%. Het onderzoek van het COT concludeert dat de belangrijkste handelingen waarbij potentiële VOS-blootstelling optreedt, de volgende zijn: reinigen en ontvetten (handmatig met doeken of in bakken) gebruiksgereed maken van verf, handmatig verspuiten van verf, en reinigen van spuitapparatuur. Er dient hierbij nogmaals te worden gewezen op het feit dat de hier gepresenteerde data afkomstig zijn uit de metaalbranche, en niet de schoonmaakbranche. Ze zijn hier echter vermeld omdat ervan uit wordt gegaan dat de werkzaamheden niet zullen verschillen. Daarbij dienen echter de volgende kanttekeningen te worden geplaatst. Ten eerste kan men verwachten dat de blootstelling bij schoonmakers hoger zal zijn, omdat ze minder andere werkzaamheden verrichten, en dus meer tijd per werkdag aan het schoonmaken zijn. Aan de andere kant zal de blootstelling juist lager uitvallen omdat het werk wordt uitgevoerd door gespecialiseerde krachten, die wellicht beter op de hoogte zijn van de risico’s en derhalve zichzelf beter beschermen. Bovendien vindt een deel van de activiteiten in de 92 scheepsreiniging buiten plaats. Het is onbekend hoe deze elkaar tegenwerkende factoren uiteindelijk uitpakken voor de niveaus van blootstelling. Er zijn geen blootstellingsgegevens aangetroffen voor werkzaamheden die in besloten ruimten, zoals tanks, worden uitgevoerd. Het spreekt echter voor zich dat dit kan leiden tot gevaarlijke situaties. Voor het verwijderen van oude verflagen bij onderhoudswerkzaamheden wordt meestal gestraald en geschuurd. Als dat niet mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van chemische strippers (afbijtmiddelen). Hierbij kunnen hoge blootstellingniveaus optreden. Bij blootstellingsmetingen in de ademzone van schoonmakers aan methyleenchloride bij het reinigen van een met epoxyhars vervuilde fabriek werden concentraties gemeten van 400 mg/m3 bij binnenwerk (insmeren van het middel, schrobben) (Rocchi, 1991). De alkalische reinigers zijn irriterend voor de huid. De amines die worden gebruikt voor corrosieremming zijn irriterend tot corrosief, en sommige zijn allergeen. Producten op basis van terpenen zijn sensibiliserend. - tankreiniging en reiniging van fabrieken en installaties In het algemeen zullen schoonmakers die in tanks hun werkzaamheden uitvoeren optimaal beschermd worden. Aan het werken in besloten ruimten worden extra eisen gesteld ten aanzien van de bescherming, omdat in die omstandigheden extra risico’s worden gelopen. De volgende maatregelen dienen onder meer te zijn getroffen: - Er is uitvoerige informatie over wat er in de tank heeft gezeten - Er zijn metingen uitgevoerd naar de concentraties gassen die nog in de tank aanwezig zijn - Er is een voorziening voor verbaal contact met iemand buiten de tank (met behulp van vonkvrije apparatuur!). De persoonlijke beschermingsmiddelen worden vervolgens gekozen aan de hand van de bevindingen. In het algemeen kan worden gesteld dat de risico’s die schoonmakers bij dit type werk lopen vooral worden bepaald door de oude inhoud van de tanks, en in veel mindere mate door de eventueel gebruikte 93 reinigingsmiddelen, tenzij het gaat om vluchtige koolwaterstoffen of bijtende stoffen. Bij de reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties zullen de beschermende maatregelen minder stringent zijn omdat niet altijd sprake is van besloten ruimten. Bij het gebruik van vacuümreiniging, stoomreiniging of reiniging onder hoge druk zijn er veiligheidsrisico’s (kracht van de waterstraal, verbranding, e.d.) en gezondheidsrisico’s door blootstelling aan de vervuilingen. Bij het gebruik van chemicaliën is de blootstelling aan reinigingsproducten analoog aan wat is beschreven voor de scheepsreiniging. - reiniging van bruggen, zendmasten en andere grote objecten Deze werkzaamheden vinden alle in de buitenlucht plaats. De blootstelling zal daardoor lager liggen dan bij werkzaamheden in een fabriekshal of werf, zeker als het gaat om indirecte blootstelling door werkzaamheden van anderen. Echter, het is tegenwoordig in toenemende mate standaard procedure om de werkplaatsen met folies en dergelijke af te schermen, zodat de blootstelling weer toeneemt. Bovendien is de afstand tussen werknemer en werkstuk beperkt, waardoor de kans op blootstelling toch aanzienlijk blijft. Zeker bij belastende werkzaamheden als stralen, afbijten, coaten met oplosmiddelhoudende primers of toplagen, is het risico op gezondheidsschade aanwezig. blootstelling aan vervuiling Tijdens de werkzaamheden aan een schip worden schoonmakers blootgesteld aan een groot aantal stoffen die op de werkplek aanwezig zijn. Op een werf vinden vaak allerlei werkzaamheden tegelijk plaats. Er wordt gecoat, gelast, ontvet en gesneden. Hierdoor kan onder meer blootstelling plaatsvinden aan lasrook, oplosmiddeldampen en stof van straalmiddelen. Bij het reinigen van de laadruimtes kan blootstelling optreden aan chemicaliën, voedingsmiddelen (cacao, tabak), schimmels, insecten, endotoxinen, etc. Bij het reinigen van tanks vindt in principe geen blootstelling plaats, door de stringente eisen die gesteld worden aan de beschermende maatregelen. Bij het reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties vindt blootstelling plaats aan de in de fabriek geproduceerde stoffen, en aan alle hulpstoffen die daarbij worden gebruikt. Dat kunnen er vele zijn. 94 Bij het reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote objecten kan blootstelling optreden aan straalmiddel en daarin voorkomende coatingdeeltjes. Bij oude coatings die lood bevatten, kan aanzienlijke loodblootstelling optreden. samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.8.4 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de industriële- en scheepsreiniging. De meest belastende typen reinigingswerk zijn scheepsreiniging, het chemisch reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties, en het chemisch reinigen van grote objecten. De tabellen hieronder beschrijven alleen die drie typen schoonmaakwerk. Bij tankreiniging wordt ervan uitgegaan dat werknemers optimaal beschermd zijn. 95 Tabel 3.8.4. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de industriële- en scheepsreiniging type reiniger huidcontact? aërosolvorming? frequentie alkalische reiniger zure reiniger voor ontkalken en ontroesten ontvetter op basis van koolwaterstoffen ontvetter op basis van terpenen afbijtmiddel op basis van methyleenchloride afbijtmiddel op basis van een base afbijtmiddel op basis van terpenen afbijtmiddel op basis van NMP ja nee dagelijks in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? variërend ja nee dagelijks variërend ja nee dagelijks variërend ja nee dagelijks variërend ja nee periodiek variërend ja nee periodiek variërend ja nee periodiek variërend ja nee periodiek variërend 3.8.4 samenvatting belangrijkste risico’s Onderstaande samenvatting heeft wat betreft de risico’s door productgebruik betrekking op de scheepsreiniging en de chemische reiniging van fabrieken, fabrieksinstallaties en ‘grote objecten’. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat behalve in de scheepsreiniging de meeste reinigingswerkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van vacuümreiniging, stoomreiniging of reiniging met water 96 onder hoge of lage druk. De hier gepresenteerde risico’s gelden dus enkel voor de situaties waarbij sprake is van chemisch reinigen. Voor de reinigingsactiviteiten waarbij oplosmiddelen worden gebruikt, kunnen hoge blootstellingniveaus optreden: ontvetting van grote oppervlakken als voorbehandeling voor het coaten, verwijderen van conserveerlagen of lijm, reiniging van verfapplicatieapparatuur, reiniging van tanks, reiniging van fabrieksvloeren en -installaties. Voorts kan blootstelling aan oplosmiddelen optreden als gevolg van werkzaamheden die door anderen worden uitgevoerd. Blootstelling aan irriterende stoffen treedt op bij het gebruik van oplosmiddelen, alkalische en zure reinigingsmiddelen en oppervlakteactieve stoffen. Sensibilisatie kan optreden door bloostelling aan terpenen. Voorts kunnen de schoonmakers worden blootgesteld aan lasrook, straalstof, koelvloeistoffen, en aan de oude inhoud van de laadruimten van schepen. Hier kunnen allerlei schadelijke stoffen of organismen tussen zitten. In tabel 3.8.5 worden de belangrijkste bevindingen met betrekking tot de blootstelling en de risico’s van de producten samengevat. Tabel 3.8.5. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de industriële- en scheepsreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger OPSrisico huidallergie alkalische reiniger zure reiniger voor ontkalken en ontroesten nee ja (geur- ja stof) ja ja nee huidirritatie 97 luchtwegallergie nee luchtwegirritatie ja nee ja overig Vervolg tabel 3.8.5 type reiniger OPSrisico huidallergie huidirritatie ja luchtwegallergie nee luchtwegirritatie nee ontvetter op basis van koolwaterstoffen ja nee ontvetter op basis van terpenen afbijtmiddel op basis van methyleenchloride afbijtmiddel op basis van een base ja afbijtmiddel op basis van terpenen afbijtmiddel op basis van NMP ja ja nee ja ja nee gering nee nee verdacht carcinogeen nee nee gering nee nee in geconcentreerde vorm: corrosief ja gering gering nee nee ja nee gering nee nee 98 overig Sommige zijn reproductietoxisch. Indien gechloreerd: verdacht carcinogeen. Gebruik van zowel alkalische als zure reinigers leveren risico's op huidallergie en irritatie op. Dit omdat bij gebruik én doseren van deze middelen huidcontact kan optreden, en ze dagelijks gebruikt worden. De zure reiniger kan bovendien vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevatten die ingeademd kunnen worden. Gebruik van ontvetters op basis van koolwaterstoffen levert een risico op OPS op, alsmede een risico op huidirritatie. Dit omdat het middel dagelijks gebruikt wordt in mogelijk slecht geventileerde ruimten, en bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden. Gebruik van ontvetters op basis van terpenen levert een risico op OPS op, alsmede risico op huidallergie en -irritatie. Bij gebruik kan huidcontact plaatsvinden, en het product wordt dagelijks gebruikt. Het OPS-risico is terug te voeren op zowel blootstelling aan oplosmiddelen door inademing (wanneer gewerkt wordt in een kleine of slecht geventileerde ruimte), als opname via de huid van glycolethers. Er is bovendien een risico op luchtwegirritatie, aangezien dit middel vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevat. Gebruik van afbijtmiddel op basis van methyleenchloride of N-methyl-2pyrrolidon levert een risico op OPS op (bij gebruik in een kleine of slecht geventileerde ruimte), alsmede een gering risico op huidirritatie (bij gebruik kan huidcontact optreden). Gebruik van afbijtmiddel op basis van basen levert een gering risico op huidirritatie op, aangezien bij gebruik van dit middel huidcontact kan optreden. Gebruik van afbijtmiddel op basis van terpenen levert een risico op OPS op, voornamelijk als gevolg van inademing (wanneer gewerkt wordt in slecht geventileerd omstandigheden), maar ook door blootstelling van de huid aan glycolethers. Tevens is er een gering risico op huidallergie en -irritatie. Dit omdat bij gebruik van dit type reiniger huidcontact kan plaatsvinden. Wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuilingen: tijdens de werkzaamheden aan een schip worden schoonmakers blootgesteld aan een groot aantal stoffen die op de werkplek aanwezig zijn. Bij het reinigen van laadruimtes kan blootstelling optreden aan chemicaliën, voedingsmiddelen (cacao, tabak), schimmels, insecten, endotoxinen, etc. Bij het reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties vindt blootstelling plaats aan de chemicaliën die geproduceerd worden of die als hulpstoffen worden gebruikt. Dat kunnen er vele zijn. Bij het reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote 99 objecten kan blootstelling optreden aan straalmiddel en daarin voorkomende coatingdeeltjes. Bij oude coatings die lood bevatten, kan aanzienlijke loodblootstelling optreden. Bij het reinigen van tanks wordt ervan uitgegaan dat er alleen risico’s zijn bij calamiteiten. 100 3.9 3.9.1 GEVELREINIGING12 beschrijving subsector Gevelreiniging- en onderhoud behoren tot de zogenaamde IGK-werkzaamheden. Gevelreiniging kan de volgende functies hebben: graffitiverwijdering, verwijdering van atmosferische en andere vervuilingen zodat de gevel weer in de oude staat hersteld wordt, of als voorbehandeling voor een coating of impregnering. Gevelreiniging kan grofweg op drie manieren plaatsvinden: droog (bv. afslijpen, droogstralen), nat zonder chemicaliën (afspoelen met water, of sproeien onder lage of hoge druk met water) en nat met chemicaliën. Onderstaand wordt alleen de chemische reiniging (nat met chemicaliën) besproken. 3.9.2 productgebruik Chemische gevelreinigingsmiddelen bestaan hoofdzakelijk uit zuren of basen. Tabel B8.1 in bijlage 8 geeft een overzicht van de bestanddelen van een zure gevelreiniger, tabel B8.2 van een alkalische gevelreiniger. Voor het verwijderen van graffiti of verf van minerale ondergrond worden afbijtmiddelen op basis van een organisch oplosmiddel gebruikt. Afbijtmiddelen op basis van methyleenchloride (tabel B8.3 en B8.4, bijlage 8) worden om milieu- en gezondheidsredenen steeds minder gebruikt, ook omdat middelen op basis van andere, minder schadelijk, oplosmiddelen op de markt zijn (Bouius, 1993). Voorbeelden hiervan zijn afbijtmiddelen op basis van butylglycol (tabel B8.5 en B8.6, bijlage 8), N-methylpyrrolidon (tabel B8.7, bijlage 8) en cyclohexanon/xyleen (tabel B8.8, bijlage 8). Graffitiverwijderaars kunnen ook onderdeel uitmaken van een antibekladdingsysteem: het gehele systeem bestaat uit een beschermingslaag en het reinigingsmiddel. Het toe te passen reinigingsmiddel is in dat geval nauw verbonden met het toegepaste antibekladdingsmiddel. Het kan een vloeibaar reinigingsmiddel betreffen, of een middel in pasteuze vorm (veelal toegepast voor lokale verwijdering). Zowel reinigingsmiddelen op waterbasis kunnen ingezet worden, alsook afbijtmiddelen op oplosmiddelbasis. 12 Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Van Hees & Van der Klugt (1991); Smits (1992); Schellingerhout (1993); Stichting Arbouw (1999); SVS (2000a); Infomil (2001). 101 Zure gevelreinigers kunnen niet worden toegepast op kalkhoudende ondergrond (zoals beton). In zure gevelreinigers worden ook wel combinaties van anorganische en organische zuren (bv. oxaalzuur) gebruikt, omdat dit verkleuringen als gevolg van de werking van fluorwaterstofzuur kan opheffen. Producten met fluorwaterstofzuur kunnen niet worden gebruikt op verglaasde oppervlakken vanwege de sterk etsende werking, maar juist vanwege deze etsende werking zijn deze producten zeer geschikt voor het verwijderen van een grauwsluier van baksteengevels. Het oplosmiddelgehalte van zure gevelreinigers is zeer laag (0.1 tot 1 %). Het product kan oplosmiddelen bevatten die irriterend en schadelijk zijn voor de ademhalingswegen en schadelijk voor de huid (butylglycol). Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen en (deels vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 5 en 16 %. Alkalische gevelreinigers bestaan voornamelijk uit natronloog, kaliumhydroxide of ammonia. Deze kunnen gebruikt worden op zuurgevoelige oppervlakken, maar niet op gecoate oppervlakke, aluminium, glas en verzinkte delen. Over het algemeen worden alkalische reinigers pas ingezet als zure reinigers niet inzetbaar zijn, zoals op kalkhoudend natuursteen en beton. Dit type reiniger bevat geen of weinig oplosmiddel. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 30 en 100 %, evenals het gehalte aan (mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen. Het oplosmiddelgehalte van een zure graffitiverwijderaar op basis van butylglycol ligt tussen 0 en 12,5 %. Butylglycol kan via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen is lager dan 2 %, het gehalte aan (vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen 0 en 12, 5 %. Het oplosmiddelgehalte van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van butylglycol is lager dan 5 %. Butylglycol kan via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en 102 ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen en (deels vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen is maximaal 7 %. Behalve methyleenchloride en zuur bevatten zure graffitiverwijderaars op basis van methyleenchloride nog vele andere bestanddelen, alle in concentraties lager dan 5 %. Methyleenchloridehoudende producten zijn bij een groot aantal verfsoorten werkzaam. De beste resultaten worden behaald als het middel in pastavorm wordt toegepast. Het oplosmiddelgehalte is zeer hoog (30 tot 100 %). 2-mercaptobenzothiazol is aangetroffen als conserveringsmiddel, deze stof is sensibiliserend voor de huid. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 3 en 45 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 35 %. Het oplosmiddelgehalte van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van methyleenchloride is eveneens zeer hoog (36 tot 100 %). Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 10 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 6 %. Het oplosmiddelgehalte van graffitiverwijderaar op basis van N-methyl-2pyrrolidon ligt tussen de 12,5 en 35 %. Behalve N-methyl-2-pyrrolidon wordt ook limoneen toegevoegd als oplosmiddel, deze stof is sensibiliserend voor de huid. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 12,5 en 35 %, stoffen irriterend voor de ademhalingswegen zijn niet aangetroffen. Het gehalte aan oplosmiddelen in graffitiverwijderaar op basis van cyclohexanon en xyleen kan hoger liggen dan 20 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen kan hoger liggen dan 20 %, stoffen irriterend voor de ademhalingswegen zijn niet aangetroffen. 103 In tabel 3.9.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de gevelreiniging. Tabel 3.9.1. Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de gevelreiniging type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee nee luchtwegallergenen ja/nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? ja zure gevelreiniger alkalische gevelreiniger zure graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol zure graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride graffitiverwijderaar o.b.v. Nmethylpyrrolidon nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja nee nee nee ja nee ja nee nee ja ja ja nee ja nee ja ja ja nee nee nee ja ja ja nee ja nee ja nee 104 Vervolg tabel 3.9.1 type reiniger oplosglycolmiddelen ethers > 5% ? > 5 % huidallergenen ja/nee graffitiverwijderaar o.b.v. cyclohexanon en xyleen ja nee 3.9.3 ja luchtwegallergenen ja/nee nee huidirriterende stoffen >5%? ja luchtwegirriterende stoffen >5%? nee blootstelling blootstelling aan reinigingsmiddelen Voor het opbrengen van gevelreiniger wordt de ondergrond voorbevochtigd. Het reinigingsmiddel wordt van onder naar boven opgebracht om streepvorming te voorkomen. Na ongeveer 10 minuten inwerktijd moet het worden afgespoeld met koud water onder hoge druk. Vervolgens wordt nagespoeld met water. Mogelijk vindt dus blootstelling van de luchtwegen plaats aan aërosolen die reinigingsmiddel bevatten. Graffitiverwijderaar in pasteuze vorm moet na opbrengen worden doorgeborsteld en na ongeveer 20 minuten worden afgespoeld met koud water onder hoge druk. De nabehandeling bestaat altijd uit naspoelen met veel water (soms warm water en/of onder druk). Dit naspoelen dient om restanten reinigingsmiddel te verwijderen. Waterige graffitiverwijderaars kunnen worden opgebracht met een knijpflacon en een borstel, maar ook onder hoge druk in combinatie met een hoge temperatuur. Bij gebruik van graffitiverwijderaar kan dus huidcontact optreden, alsmede blootstelling van de luchtwegen aan door borstelwerking ontstane aërosolen. 105 blootstelling aan vervuiling Het afvalwater dat bij gevelreiniging ontstaat bevat - de verwijderde vervuiling (bv. PAK’s, zware metalen) - een laagje verwijderde ondergrond - reinigingsmiddel samenvatting blootstelling aan producten In tabel 3.9.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de producttypen gebruikt in de gevelreiniging. Tabel 3.9.2. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de gevelreiniging type reiniger huidcontact? aërosolvorming? frequentie zure gevelreiniger alkalische gevelreiniger zure graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol zure graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride nee ja dagelijks in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? nee nee ja dagelijks nee ja bij borstelen dagelijks nee ja bij borstelen dagelijks nee ja bij borstelen dagelijks nee 106 Vervolg tabel 3.9.2 type reiniger huidcontact? alkalische ja graffitiverwijderaar o.b.v methyleenchloride graffitiverwijde- ja raar o.b.v. Nmethylpyrrolidon graffitiverwijde- ja raar o.b.v. cyclohexanon en xyleen 3.9.4 aërosolvorming? frequentie bij borstelen dagelijks in kleine en/of slecht geventileerde ruimte? nee bij borstelen dagelijks nee bij borstelen dagelijks nee samenvatting belangrijkste risico’s In tabel 3.9.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt in de gevelreiniging weergegeven. Tabel 3.9.3. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de gevelreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties type reiniger OPSrisico huidallergie huidirritatie nee luchtwegallergie nee luchtwegirritatie ja zure gevelreiniger alkalische gevelreiniger zure graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol nee nee nee nee nee nee ja ja nee nee nee ja 107 overig Vervolg tabel 3.9.3 type reiniger OPSrisico huidallergie huidirritatie ja luchtwegallergie nee luchtwegirritatie ja alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol zure graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride alkalische graffitiverwijderaar o.b.v methyleenchloride graffitiverwijderaar o.b.v. Nmethylpyrrolidon graffitiverwijderaar o.b.v. cyclohexanon en xyleen ja nee gering ja ja nee ja gering nee ja nee ja gering ja ja nee nee ja nee ja nee nee overig Gebruik van een zure of alkalische gevelreiniger levert een risico op luchtwegirritatie op, aangezien deze typen reinigers vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevatten, verneveld worden, en dagelijks worden gebruikt. Gebruik van zure of alkalische graffitiverwijderaars op basis van butylglycol leveren een risico op OPS op, aangezien bij gebruik huidcontact kan optreden, de producten oplosmiddelen bevatten die via de huid kunnen worden opgenomen, en de middelen dagelijks gebruikt worden. Tevens is er een risico op luchtwegirritatie, aangezien de middelen vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevatten, en er bij borstelen bovendien aërosolen gevormd kunnen worden die kunnen worden 108 ingeademd. Wat betreft het alkalische middel is er bovendien een risico op huidirritatie als gevolg van huidcontact met huidirriterende stoffen. Gebruik van zure of alkalische graffitiverwijderaars op basis van methyleenchloride leveren een risico op huid- en luchtwegirritatie op. Dit omdat bij gebruik van deze typen reinigers huidcontact kan optreden, het middel mogelijkvluchtige luchtwegirriterende stoffen bevat, er bij borstelen aërosolen gevormd worden die kunnen worden ingeademd, en het middel dagelijks gebruikt wordt. Tevens is er een gering risico op OPS, door inademing van vluchtige oplosmiddelen, en eventueel van aërosolen gevormd door borstelwerking. Gebruik van het zure middel levert bovendien een risico op huidallergie op, aangezien dit middel huidallergenen bevat. Gebruik van een graffitiverwijderaar op basis van N-methyl-2-pyrrolidon levert een risico op huidallergie en -irritatie op, aangezien dit type reiniger huidalllergene en huidirriterende stoffen bevat, er bij gebruik huidcontact kan optreden en het middel dagelijks gebruikt wordt. Tevens is er een gering risico op OPS, door inademing van vluchtige oplosmiddelen, en eventueel van aërosolen gevormd door borstelwerking. Gebruik van een graffitiverwijderaar op basis van cyclohexanon en xyleen levert een risico op huidirritatie en OPS op. Dit omdat dit type reiniger huidirriterende stoffen alsmede glycolethers (oplosmiddelen die via de huid kunnen worden opgenomen) bevat, er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden, en het dagelijks wordt gebruikt. Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling zijn vooral van belang verfbestanddelen (lood!) en kwarts uit steenachtige bouwmaterialen. 109 110 4 VERGELIJKING VAN DE ERNST VAN DE GEZONDHEIDSRISICO'S 4.1 PRODUCTEN Op basis van de gegevens in hoofdstuk 3 is een aantal stofgroepen vast te stellen die huid- en luchtwegaandoeningen of OPS kunnen veroorzaken en die veel in reinigingsmiddelen voorkomen. De belangrijkste bestanddelen van reinigingsmiddelen zijn de detergenten, de oplosmiddelen (inclusief co-solvents), zuren of basen , bij sommige subsectoren de desinfectantia en natuurlijk water. Daarnaast zijn voor dit onderzoek van belang de geurstoffen en conserveermiddelen. Van deze bestanddelen volgt in onderstaande paragraaf een kort overzicht van het gebruik en de risico’s zoals aangegeven in hoofdstuk 3. 4.1.1 detergenten OPS In de meeste producten, in alle subsectoren, zijn detergenten onderdeel van de formulering. Alleen terpentine-achtige, zure en sommige desinfecterende producten kunnen worden geformuleerd zonder detergenten. Detergenten zijn niet-vluchtige stoffen. Er is geen risico op OPS als gevolg van blootstelling aan detergenten. allergie en irritatie Er zijn weinig detergenten die op zichzelf, als stof, als sensibiliserend worden aangemerkt, en dus een R42 of R43 krijgen. Toch kan sensibilisatie optreden als gevolg van blootstelling aan detergenten. In de literatuur zijn twee oorzaken geïdentificeerd. De eerste is een allergie voor nikkel dat als verontreiniging voorkomt in sommige reinigingsproducten (Allenby & Basketter, 1993; Hasselmann & Kölmel, 1995). De tweede oorzaak van allergie kan zijn een blootstelling aan allergene afbraakproducten (formaldehyde) van alcoholethoxylaten, een groep van non-ionische tensiden, die in reinigingsproducten worden gebruikt (Bergh et al., 1998; Bodin et al., 2001). Inademing treedt enkel op bij verneveling van het product. In dat geval kan irritatie van ogen en luchtwegen optreden. Bij schoonmakers is een verhoogde incidentie 111 van astmatische klachten geconstateerd. Het is echter niet duidelijk of de oorzaak gelegen is in blootstelling aan het reinigingsproduct, de verontreiniging (stof) of een combinatie van deze twee factoren (Wolkoff et al., 1998). Vele detergenten worden geclassificeerd als irriterend voor de huid (Effendy & Maibach, 1995). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende typen detergenten wat betreft hun irriterend vermogen. De anionogene en kationogenen tensiden gelden dan als meest irriterend, de non-ionogene en amfotere als minst irriterend (Effendy & Maibach, 1995). Ondanks de verschillen tussen producten wat betreft het soort en gehalte detergenten is het in het kader van onderhavig onderzoek niet reëel om de risico’s van die producten op die gronden te vergelijken. Daarvoor is de beschikbare informatie te weinig gedetailleerd, en de variatie aan gebruikte detergenten in overeenkomstige middelen te groot. overige effecten Er zijn geen overige effecten van detergenten volgens de WMS, behalve bij inslikken. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet voorkomt in de beroepssituatie. 4.1.2 oplosmiddelen Alle oplosmiddelen worden beschouwd als stoffen die OPS kunnen veroorzaken. De meeste oplosmiddelen worden gebruikt in de industriële sector (industriële en scheepsreiniging). Ze worden dan gebruikt voor reiniging van moeilijk verwijderbaar vuil (conserveeroliën, polijstpasta’s en dergelijke) en als stripper. Voorts worden minder vluchtige oplosmiddelen zoals glycolethers in veel watergedragen producten gebruikt als co-solvent. Sommige oplosmiddelen kunnen ook irriterende of allergene eigenschappen hebben. Glycolethers worden in toenemende mate toegepast in reinigingsmiddelen. De damp van deze oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (Filon et al., 1999). Blootstelling aan glycolethers kan dus plaatsvinden via zowel de ademhalingswegen als de huid, en dit levert een risico op op zowel irritatie voor huid en luchtwegen als op OPS (ECETOC, 1995). Limoneen is een oplosmiddel dat aanvankelijk op de markt werd gebracht als milieuvriendelijk alternatief voor 112 organische oplosmiddelen. Bij contact aan de lucht reageert limoneen echter tot geoxygeneerde monocyclische terpenen, die sterke contactallergene eigenschappen hebben (Karlberg et al., 1992; Karlberg & Dooms-Goossen, 1997). In tabel 4.1.1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste toepassingen per subsector. Tabel 4.1.1 Toepassingen van oplosmiddelen in verschillende reinigers subsector kantoorreiniging type product vloerreiniger vloeronderhoudsmiddel vloerstripper sanitairreiniger (dagelijks) sanitairreiniger (periodiek) interieurreiniger oplosmiddel alcoholen, glycolethers, aminen terpenen, NMP, glycolethers glycolethers, aminen alcoholen, glycolethers functie oplossen vetachtig vuil, oplossen was oplossen vetachtig vuil, weekmaker losweken polymeer/was oplossen vetachtig vuil gehalte 0-15 % alcoholen oplossen vetachtig vuil 0-5 % alcoholen, glycolethers, aminen oplossen vetachtig vuil, streeploos opdrogen streeploos opdrogen 0-30 % oplossen vetachtig vuil oplossen vetachtig vuil 0-30 % oplossen vetachtig vuil 0-5 % glasalcoholen, /ruitenreiniglycolethers ger tapijtshampoo alcoholen tapijtreiniger (sproeiextractie) poedervormige tapijtreiniger alcoholen, glycolethers, aminen alcoholen 113 1-10 % 0-15 % 0-15 % 5-30 % 1-15 % Vervolg tabel 4.1.1 subsector industriereiniging (IGK) transportreiniging type product desinfectiemiddel reiniger voor onderkant vervoermiddelen glasreiniging glasreiniger reiniging na brand alkalische brand/roetschadereiniger alkalische reiniger/ontvetter alkalische reiniger/ontvetter o.b.v. minerale oplosmiddelen industriële- en scheepsreiniging alkalische reiniger/ontvetter o.b.v. natuurlijke oplosmiddelen afbijtmiddelen o.b.v. methyleenchloride oplosmiddel alcoholen functie oplossen vetachtig vuil emulgator, oplossen vetachtig vuil gehalte 1-5 % streeploos opdrogen oplossen vetachtig vuil 5-100 % alcoholen, glycolethers co-solvent 4% alifatische en aromatische koolwaterstoffen, per- of trichloorethyleen, methyleenchloride terpenen, glycolethers, aminen ontvetter 90 % ontvetter, cosolvent, bevochtiger 5-40 % methyleenchloride, methanol afbijtmiddel, co-solvent 50-100 % glycolethers, alifatische en aromatische koolwaterstoffen alcoholen, glycolethers alcoholen, glycolethers 114 afhankelijk mengsel 1-10 % Vervolg tabel 4.1.1 subsector gevelreiniging type product ontkalker o.b.v. melkzuur zure gevelreiniger zure graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. butylglycol zure graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride alkalische graffitiverwijderaar o.b.v. methyleenchloride graffitiverwijderaar o.b.v. NMP graffitiverwijderaar o.b.v. cyclohexanon/xyleen oplosmiddel alcoholen functie co-solvent gehalte <1% glycolethers 0,1-1 % glycolethers oplossen vetachtig vuil afbijtmiddel glycolethers afbijtmiddel <5% methyleenchloride afbijtmiddel 30-100 % methyleenafbijtmiddel, chloride, co-solvent methanol, benzylalcohol 35-100 % terpenen, NMP 10-35 % afbijtmiddel cyclohexanon, afbijtmiddel xyleen, glycolethers 115 < 12,5 % > 40 % 4.1.3 desinfectanten Desinfectantia worden vooral, en in grote hoeveelheden gebruikt in de gezondheidszorg en de voedselverwerkende industrie. OPS Sommige veelgebruikte desinfectantia zijn vluchtig: formaldehyde, glutaaraldehyde, ethanol en isopropylalcohol (IPA). Hoge blootstellingen aan ethanol en IPA kunnen leiden tot het optreden van OPS. Ook formaldehyde wordt in de literatuur in verband gebracht met neurologische aandoeningen. Voor de nietvluchtige desinfectantia, zoals de quaternaire ammoniumverbindingen, de isocyanuraten en hypochloriet13 is er geen OPS-risico. allergie en irritatie Contacteczeem wordt in de literatuur veelvuldig in verband gebracht met blootstelling aan formaldehyde, glutaaraldehyde, glyoxal, quaternaire ammoniumverbindingen, en chloor (Krüger et al., 1997). Dit type stoffen wordt vooral en in grote hoeveelheden gebruikt voor de reiniging in de gezondheidszorg en de voedselverwerkende industrie. Bij gebruik van bijvoorbeeld chloortabletten vrijkomende dampen kunnen worden ingeademd en zo irritaties aan de luchtwegen veroorzaken. Glutaaraldehyde is vluchtig, blootstelling aan deze allergene én irriterende stof kan dus plaatsvinden door via inademing van damp. Ook aan het vluchtige glyoxal, dat eveneens een voor de luchtwegen sensibiliserende stof is, kan blootstelling van de luchtwegen plaatsvinden door inademing van damp. overige effecten Formaldehyde is een verdacht kankerverwekkende stof (R40, 43). 13 Bij gebruik van hypochloriet kan chloorgas vrijkomen. Hoewel dit een giftige stof betreft, is hiervan voor zover bekend geen neurologisch effect te verwachten. 116 Tabel 4.1.2 geeft een overzicht van desinfectanten toegepast in verschillende typen reinigers. Tabel 4.1.2 Toepassingen van desinfectanten in verschillende reinigers subsector industriereiniging (IGK) gezondheidszorg 4.1.4 type product desinfectant gehalte desinfectiemiddel hypochloriet, quat <5-30 % desinfectiemiddel hypochloriet, quats, formaldehyde, glutaaraldehyde ~ 15 % parfums OPS Geurstoffen zijn per definitie vluchtig. In reinigingsmiddelen worden ze vooral toegepast in middelen voor binnentoepassing, d.w.z. in de institutionele reiniging. Voorts worden ze in al die subsectoren toegepast waarbij middelen uit de institutionele reiniging worden gebruikt, bijvoorbeeld toiletten in treinen of vliegtuigen. Geurstoffen zijn tot nog toe nooit in verband gebracht met OPS. Echter, ze worden wel geassocieerd met MCS (Multiple Chemical Sensitivity) (Baldwin et al., 1999), een aandoening die veel in de belangstelling staat, maar waarvoor nog geen wetenschappelijk bewijs bestaat over oorzaak of diagnostiek. De symptomen van MCS lijken sterk op die van OPS. Overigens is er vanuit milieu-overwegingen ook toenemende aandacht voor dit type stoffen. Het blijkt dat de concentraties in het milieu sterk aan het toenemen zijn, met waarschijnlijk als belangrijkste bron de toiletblokjes. Verwacht kan worden dat er op termijn beleid zal worden geformuleerd om deze concentraties in het milieu terug te brengen. In Europese milieukeurmerken voor reinigingsmiddelen worden reeds muskusverbindingen uitgesloten vanwege hun milieuschadelijkheid. Geurstoffen worden opgelost in oplosmiddelen. Een veelgebruikte is diethylftalaat (Api, 2001). Deze stof is weinig vluchtig en de concentratie in het eindproduct zal zodanig laag zijn dat niet verwacht wordt dat er een OPS-risico door zou ontstaan. 117 allergie en irritatie Een groot aantal geurstoffen is allergeen (Karnava et al., 2000; Uter et al., 2001). Gehalten in de reinigingsproducten zijn echter lager dan de grens voor vermelding op het VIB volgens de WMS. Daardoor is het vaak lastig om op grond van VIB’s te achterhalen of er geurstoffen in het product aanwezig zijn. In een Duitse studie naar de prevalentie van geurstof-gerelateerd contacteczeem onder 37.592 werknemers uit verschillende sectoren bleken schoonmaaksector niet bij de meest risicovolle beroepsgroepen te behoren (Uter et al., 2001). Opvallend is dat ditzelfde gold voor kappers, waarvan bekend is dat zij juist de meeste risico’s op huidallergieën hebben (Terwoert et al., 2001). Als verklaring wordt in het artikel gegeven dat de bekendheid met dit risico zo algemeen is, dat de betreffende personen reeds in de eerstelijns gezondheidszorg worden behandeld en daardoor niet geregistreerd worden. Overigens is vervolgens door dezelfde onderzoekers vastgesteld dat de geurstoffen die waren getest slechts een deel vormen van het totale aanbod aan geurstoffen. Zij stellen daarom voor de standaard ‘fragrance mix’ uit te breiden. In een artikel uit 2001 (Larsen et al., 2001) wordt een overzicht gegeven van de geurstoffen die tot een allergie hebben geleid in een zestal landen. Nederland is in het onderzoek niet meegenomen. Behalve de standaard fragrance mix werden aanvullend 20 geurstoffen met allergenen eigenschappen geïdentificeerd. De meeste geurstoffen zijn niet irriterend voor huid en luchtwegen. overige effecten Overige effecten van geurstoffen zijn niet bekend. 4.1.5 conserveermiddelen In veel van de producten die zijn aangetroffen voor de institutionele reiniging is een conserveermiddel aangetroffen. Voorts worden ze in al die subsectoren toegepast waarbij middelen uit de institutionele reiniging worden gebruikt, bijvoorbeeld bij het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen. De meest voorkomende conserveermiddelen zijn chlooracetamide en isothiazolinonen. Voorts is in VIB’s enkel de term “conserveermiddel” aangetroffen zonder vermelding van de stof. Voor sommige producten wordt ervan 118 uitgegaan dat ze wel conserveermiddelen bevatten, maar dat die niet zijn vermeld op het VIB. OPS Conserveermiddelen worden niet in verband gebracht met OPS. allergie en irritatie Isothiazolinonen zijn bekende allergenen (Flyvholm, 1993; Karnava et al., 2000), en worden in veel verschillende producttypen toegepast als conserveermiddel (Nielsen, 1994). Het chloormethylisothiazolinon (CIT) heeft van deze groep de grootste sensibiliserende potentie (Basketter et al., 1999). De thans meestgebruikte variant is een mengsel van CIT en MIT (methylisothiazolinon) in een verhouding 1:3. Voor dit mengsel is per 1 januari 2002 nieuwe regelgeving van kracht geworden. Indien het gehalte in het product hoger is dan 15 ppm dient dat op het VIB te worden vermeld, en krijgt het preparaat de R-zin 43. Als alternatief zou gebruikt kunnen worden een octylisothiazolinon, dat wel R43 heeft, maar waarvoor de nieuwe regelgeving niet geldt, omdat de allergene potentie lager is. Chlooracetamide is gelabeld als R43: kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. Het is dus een allergene stof. Formaldehyde is eveneens gelabeld R 43, en is derhalve een allergene stof (Karnava et al., 2000). Isothiazolinonen en formaldehydedonoren worden ook toegepast in een scala aan andere producten, zoals shampoo, zeep, verf, huidverzorgingsproducten en haarverzorgingsproducten (Flyvholm & Andersen, 1993; Morren et al., 1992). Het blootstellingsrisico is bij regelmatig gebruik van deze consumentenproducten dus ook al relatief hoog. Recentelijk wordt een toename geconstateerd in het gebruik van MDGN (methyldibromoglutaronitril), zowel in cosmetische als in industriële producten (Wong & Beck, 2001). Het gevolg blijkt te zijn dat er ook een toename in het aantal allergieën voor deze stof wordt gevonden. overige effecten Chlooracetamide heeft behalve R43 ook de R-zinnen 25 (vergiftig bij opname door de mond) en 62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid). 119 Als enige formaldehyde-donor, een veelgebruikt conserveermethode, is het isocyanuraat aangetroffen. Deze stof krijgt enkel R22 (schadelijk bij opname door de mond). Er moet echter rekening worden gehouden met het vrijkomen van formaldehyde, dat verdacht kankerverwekkend is. 4.1.6 zuren en basen OPS In veel subsectoren (kantoorschoonmaak, industriereiniging, reiniging na brand, industriële- en scheepsreiniging en gevelreiniging) wordt gewerkt met reinigingsmiddelen op basis van een zuur of een base. Zuren en basen zijn geen oorzaak van OPS. allergie en irritatie Zuren en basen zijn vrijwel altijd irriterend voor huid en luchtwegen. Contact met de huid of inademing van spraydeeltjes dient dus altijd vermeden te worden. Sommige zuren en basen zijn ook nog vluchtig, in die gevallen kan dus ook inademing van de damp irritatie van de ademhalingswegen veroorzaken (bijvoorbeeld azijnzuur, zoutzuur, ammonia). 4.1.7 water ‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken van huidirritaties aan de handen bij schoonmakers (Krüger et al., 1997; Piebenga & Van de Walle, 1998; Meding, 2000). In sommige subsectoren, met name de kantoorschoonmaak, reiniging in de gezondheidszorg en glasreiniging, zijn werknemers gedurende een groot deel van de tijd met de handen blootgesteld aan water. Binnen deze subsectoren is dus sprake van een verhoogd risico op huidirritatie aan de handen door water. 120 4.2 4.2.1 INCIDENTIE VAN GEZONDHEIDSKLACHTEN algemeen In onderhavig onderzoek is geen enquête gehouden onder schoonmakers. Daardoor zijn geen kwantitatieve gegevens gegenereerd ten aanzien van de incidentie van gezondheidsklachten binnen de branche als geheel of binnen de verschillende subsectoren. Voorts is er in Nederland geen traditie van registratie van beroepsziekten, met als voornaamste reden dat er geen ‘risque professionel’ systeem bestaat. Sinds 1 januari van 2000 bestaat er in Nederland de verplichting voor Arbo-diensten om beroepsziekten te melden bij het NCvB (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten). Uit onderzoek van het NCvB zelf blijkt echter dat er (nog) veel onderrapportage is. 4.2.2 OPS Gegevens over OPS zijn voorhanden bij de Solvent Teams van het AMC en het Medisch Spectrum Twente. In de tabellen die door de Solvent Teams zijn opgesteld met OPS-gevallen in de verschillende branches, wordt de schoonmaaksector niet apart vermeld, maar valt onder ‘overig’ (Van der Hoek et al., 2000). Uit een nadere analyse door het NCvB ten behoeve van onderhavig onderzoek blijkt dat er tussen april 1997 en oktober 2001 geen OPS-gevallen onder schoonmakers staan geregistreerd. Uit onderzoek van de Chemiewinkel (2000) blijkt dat er in de scheepsbouw werknemers met neurasthene klachten zijn. Uit het onderzoek komt echter niet naar voren of de klachten zijn ontstaan door het reinigen, het coaten of door andere oorzaken. In een onderzoek van Preller et al. (1997), waarin is onderzocht welke blootstellingsniveaus voorkomen bij oppervlaktebehandeling van metalen, werden de hoogste waarden gevonden bij het coaten en ontvetten. Het OPS-risico is derhalve het grootst bij dit type werkzaamheden. Aangezien deze werkzaamheden ook worden uitgevoerd door schoonmakers in de industriële- en scheepsreiniging, kan er vanuit worden gegaan dat de risico’s daar in vergelijkbare mate aanwezig zijn. 121 Bij een onderzoek onder graffitiverwijderaars (Langworth et al., 2001) die werkten met afbijtmiddelen op basis van NMP en glycolethers in de ondergrondse van Stockholm (zie ook bij par. 3.5 Vervoer) bleken van de 38 werknemers er 5 te zijn met neurasthene klachten, die geweten worden aan de blootstelling aan de afbijtmiddelen. Het is niet duidelijk of deze 5 gevallen juist diegenen waren waarbij hoge blootstellingen werden gemeten bij werkzaamheden in de lift. 4.2.3 allergie en irritatie huid In het signaleringsrapport 2001 van het NCvB (Braam et al., 2001) staan 12 gevallen gemeld van huidklachten bij schoonmakers (5e positie in de top 10 van beroepen) en in het eerste half jaar van 2001 zijn door 21 dermatologen 33 gevallen gemeld (NCvbB, 2001) (4e positie). In januari 2001 is een samenwerking gestart tussen het NCvB en het NECOD (Nederlands Kenniscentrum ArbeidsDermatosen) onder de naam ADS-project (ArbeidsDermatosen Surveillance project). In dat project melden een twintigtal dermatologen beroepshuidaandoeningen aan het NCvB. Vanaf januari 2001 tot oktober 2001 zijn er 47 gevallen van dermatosen gemeld onder schoonmakers, waarvan 45 gevallen van contacteczeem. Oorzaken van de aandoeningen waren orthoergische factoren (27), conserveermiddelen (4), handschoenen (4), irritantia (3), desinfectans voor handen (1), parfum (1), de tenside cocoamidopropyl betaine (1), onbekend (6). Ten aanzien van huidklachten bestaat er een opmerkelijke discrepantie tussen wat in de literatuur wordt gevonden, en door het ADS-project wordt bevestigd enerzijds, en wat door deskundigen uit de branche aan de onderzoekers is medegedeeld anderzijds. Om met de laatsten te beginnen: volgens leveranciers van reinigingsmiddelen en gesprekspartners uit schoonmaakbedrijven is er hooguit sprake van een zeer incidenteel geval. Daarbij moet helaas de kanttekening worden gemaakt dat er geen registratie of rapportage bestaat van deze klachten. Uit de literatuur komt een heel ander beeld naar voren. Schoonmaakwerkzaamheden worden in meerdere bronnen aangemerkt als risicovol voor het ontstaan van huidklachten (Duda, 1990; Krüger et al., 1997; Karnava et al., 2000). Als voornaamste oorzaken worden genoemd nat werk, detergenten, desinfectantia (in de voedselverwerkende industrie en in de gezondheidszorg), conserveermiddelen 122 en geurstoffen. De laatstgenoemde vier factoren zijn in bovenstaande paragraaf (4.1 Producten) reeds besproken. Over ‘nat werk’ kan het volgende worden gezegd. Veelvuldig contact van de huid met water wordt in de literatuur gezien als één van de voornaamste risicofactoren voor het ontstaan van huidklachten. Water doet de huid opzwellen, waardoor de permeabiliteit voor andere huidbeschadigende factoren toeneemt. Bovendien komen in de huid cytokinen vrij, welke een ontstekingsreactie in gang zetten die de huidbarrière verder verslechtert (Piebenga & Van der Walle, 1998). Daarnaast zorgt het zwellen van de huid ervoor, dat deze vervolgens weer sneller uitdroogt dan gewoonlijk. Al met al kan het frequent werken met natte handen op zichzelf al leiden tot huidproblemen. “De link tussen nat werk en huidproblemen is net zo duidelijk als die tussen roken en longkanker”, constateerde men tijdens een symposium rond beroepsgebonden huidproblemen in 1999 (Diepgen & Coenraads, 1999). Andere onderzoeksgegevens die wijzen op het risico op huidklachten bij schoonmakers worden hieronder samengevat. - - - Bij graffitiverwijderaars (Anundi et al., 2000) werd een significant verhoogde incidentie aan huidklachten gesignaleerd in vergelijking met een controlegroep van kantoorpersoneel, die correleerde met het morsen van afbijtmiddel. In een onderzoek in 3 vleesverwerkende bedrijven (Terwoert, 1992) kwamen bij schoonmakers klachten van de huid van de handen voor: jeuk, pijn, vervellen. Het handmatig poetsen verergerde dit. De klachten werden meestal geweten aan het niet dragen van handschoenen. Handschoenen en laarzen waren echter wel aanwezig. Niet overal droegen de schoonmakers regenpakken. In één bedrijf waren er ook bij de slachters veel huidklachten, inclusief eczeem. Dit wordt, aldus het onderzoeksrapport, veroorzaakt door het werken in vochtige omstandigheden en door het contact met bloed en vlees. Ook de zeep die voor het wassen van de handen wordt gebruikt, zou problemen opleveren. Spatjes op de armen en handen tijdens het reinigen van rookkasten zorgden nu en dan voor brandwondjes. In alle bedrijven werd veel gebruik gemaakt van handcrèmes. In een Duits onderzoek (Krüger et al., 1997) wordt geconcludeerd dat huidklachten een belangrijk gezondheidsprobleem vormen voor schoonmakers, veelal veroorzaakt door bestanddelen van de reinigingsmiddelen en desinfectantia, en door ondeskundig gebruik van de reinigingsmiddelen. In Duitsland staan schoonmakers op de tweede plaats in de ranglijst van 123 - - - huidklachten (kappers staan bovenaan). De prevalentie van handeczeem bij schoonmakers is tussen 6 en 12% in verschillende studies. 60-90 % hiervan is irritatief handeczeem, 20 tot 30 % is allergisch handeczeem. Factoren zijn: nat werk, dienstverlenende sectoren, aantal kinderen thuis, en genetische factoren (atopie). Klachten beginnen vrij snel na het beginnen met werken. Mensen met huidklachten veranderen vaker van werk dan zonder. De prognose bij werkverlaters is beter, d.w.z. dat de kans dat de klachten verdwijnen na beëindiging van het werk, groter is. Handschoenen worden aanbevolen, maar met de waarschuwing dat ze toch stoffen doorlaten als ze niet tijdig worden vervangen of wanneer de verkeerde worden gekozen, en dat ze zelf ook allergenen (latex) kunnen bevatten. In een Finse studie onder ziekenhuispersoneel met ‘nat werk’ werd een prevalentie handeczeem van 44% gevonden (geciteerd in Flyvholm (1993)). Schoonmakers waren de grootste groep (10%). In een Deense studie onder 1237 schoonmakers bleken 12% huidklachten op het moment van de studie te hebben, en 30% verscheidene malen per maand (geciteerd in Flyvholm (1993)). Reinigingsmiddelen en cosmetica zijn in de studie geïdentificeerd als productgroepen die het vaakst allergenen bevatten. Daarbij is geen onderscheid gemaakt naar verschillende typen reinigingsmiddelen. In een Duits onderzoek (Hasselmann & Kölmel, 1995) werden 64 schoonmakers met huidklachten onderzocht. 40 hiervan bleken allergisch voor nikkel, formaldehyde, rubber chemicaliën, handschoenen en reinigingsmiddelen. 55 van de schoonmakers hadden zich minstens eenmaal door de huidklachten ziek gemeld, 26 schoonmakers meer dan tweemaal. De gemiddelde verzuimduur bedroeg 3,8 maanden. 22 schoonmakers zijn met het werk opgehouden. In het artikel wordt niet vermeld in welke subsectoren de schoonmakers werkzaam waren. In een Zwitserse studie werden 5565 patiënten met huidklachten getest met de ‘European standard allergens’ van 1990 tot 1994. De grootste groep bleek kantoorpersoneel te betreffen (21%); op de tweede plaats kwamen hulpen in de huishouding en schoonmakers (18%). De stoffen die het meest voor de allergieën zorgden, waren nikkel (18,5%), fragrance mix (9,6%) en Perubalsem (6,9%). Allergie voor CIT en nikkel leek daarbij in de loop der jaren af te nemen. Opvallend hierbij is de hoge prevalentie bij kantoorpersoneel. Daar wordt in het artikel geen verklaring voor gegeven. 124 - - - - - - Door Wigger-Alberti & Elsner (2000) wordt voor schoonmakers een prevalentie van beroepsgebonden contact urticaria (een ernstige vorm van contactallergie waarbij blaasjes met ernstige jeuk optreedt) van 6,7 op de 100.000 gemeld. Opvallend is dat er geen apart hoofdstuk is voor de beroepsgroep ‘schoonmakers’ in dit handboek, terwijl dat voor een groot aantal andere beroepsgroepen wel het geval is. In een Amerikaanse studie uit 1993 (Burnett et al., 1993) werd van de 8835 geregistreerde gevallen van beroepsgebonden dermatitis onderzocht in welke beroepen ze actief waren. De grootste groep bleek in de gezondheidszorg te werken; gerekend naar het totaal aantal werknemers in de sector bleek de landbouw de grootste veroorzaker van beroepsgebonden dermatitis. Als belangrijkste oorzaak wordt genoemd de reinigings- en schuurmiddelen. 1,12 op de 10.000 werknemers melden zich ziek als gevolg van de huidklachten. Smith (2000) geeft een schatting van het aantal huidaandoeningen in de voedselverwerkende industrie in het Verenigd Koninkrijk. 55% van de gevallen zijn het gevolg van blootstelling aan water, zeep en reinigingsmiddelen, 40% door blootstelling aan het voedsel zelf. In een onderzoek van Nielsen (1996) zijn enquêtes gehouden onder schoonmaaksters in 1989 en in 1991. Meer dan 805 van de schoonmaaksters had tenminste ¼ van de tijd natte handen. 46% had (zelfgerapporteerde) huidklachten. In het weekend en tijdens de vakantie namen de klachten af. 26% van de schoonmaaksters droeg geregeld handschoenen, en 58% zelden. Uit gegevens uit de ‘Occupational Injury Information System’ in Zweden blijkt dat vrouwen vaker huidaandoeningen aan de handen hebben door het werk dan mannen (Meding, 2000). De meest gerapporteerde huidaandoening aan de handen is huidirritatie (irritatief eczeem) veroorzaakt door ‘nat werk’. Juist in beroepen waarin naar verhouding veel vrouwen werkzaam zijn, zoals schoonmaker, vindt hoge blootstelling van de handen aan water plaats. Het is niet vastgesteld dat vrouwen ook echt gevoeliger zijn met betrekking tot het ontstaan van huidaandoeningen door ‘nat werk’, dus het is waarschijnlijk dat het vaker voorkomt bij vrouwen omdat ze vaker worden blootgesteld. De belangrijkste oorzaak van huidallergie door werk is volgens deze database blootstelling aan nikkel. Uit statistieken met betrekking tot bijstandsuitkeringen in Duitsland bleek een toename van arbeidsgerelateerde aandoeningen onder schoonmakers tussen 125 1985 en 1990 (Darsow et al., 1997). In de meeste gevallen betrof het huidaandoeningen van de handen. Tussen 1990 en 1994 werden 439 schoonmakers getest op allergieën. 110 patiënten hadden huidallergie aan de handen. Als de belangrijkste allergenen werden geïdentificeerd: rubber en desinfectanten (glutaraldehyde, formaldehyde en glyoxal) en in mindere mate conserveringsmiddelen en parfums. luchtwegen Uit een Europese studie naar de incidentie van astma bleek dat schoonmakers een tweemaal zo hoog risico lopen dan kantoorpersoneel. Het risico lijkt te variëren met het type schoonmaakwerk en met de gebruikte schoonmaakmiddelen (Zock et al., 2001). Ook bij het NCvB zijn een aantal meldingen binnengekomen van astma bij schoonmakers. Het is op dit moment echter niet bekend in welke subsectoren de schoonmakers actief waren. In het eerder aangehaalde onderzoek bij grafittiverwijderaars in de ondergrondse van Stockholm bleken ook het aantal luchtwegklachten verhoogd ten opzichte van de controlegroep van kantoorpersoneel, er bestond daarbij alleen een correlatie met de blootstellingsduur, maar niet met de gemeten concentraties afbijtmiddel. In Nielsen & Bach (1999) wordt, op basis van het bovenvermelde onderzoek van Nielsen (1996) onderzoek, een correlatie gemeld tussen het gebruik van spraymiddelen en het voorkomen van aandoeningen aan de ogen en de luchtwegen bij schoonmakers. Reilly & Rosenman (1995) hebben ziekenhuisgegevens gebruikt om werkgerelateerde en niet-werkgerelateerde aandoeningen van de luchtwegen te identificeren. Bij een derde van de patiënten bleek de aandoening verband te houden met het werk. Blootstelling aan ‘industrële reinigingsmiddelen’ bleek één van de drie belangrijkste oorzaken (de andere waren blootstelling aan zwaveldioxide en chloorgas). 4.2.4 overige effecten Dit aspect is in onderhavige studie niet onderzocht. Desondanks wordt hier melding gemaakt van een onderzoek onder werknemers in de subsector ‘reiniging na brand’, aangezien het om ziekteverzuimcijfers gaat, en de auteurs menen dat die relevant kunnen zijn voor het vervolg van het convenant-traject. De reden dat het 126 onderzoek hier wordt weergegeven en niet elders komt omdat in het artikel niet staat vermeld wat de oorzaken zijn van het ziekteverzuim. Het citaat is afkomstig uit Duisterwinkel en Brouwer (1997): “Een zeer beperkt onderzoek laat zien dat de ziekteverzuimcijfers onder medewerkers van reiniging na brand hoger liggen dan de cijfers in vergelijkbare branches. In twee goed aangeschreven bedrijven was het ziekteverzuim in 1995 11,3 en 9,8%. In beide bedrijven lag het ziekteverzuim van andere afdelingen (food, kantoorreiniging) lager, namelijk 8,5 en 7,9%. Gemiddeld in de schoonmaak is dit 8%.” Voorts wordt in het onderzoeksrapport gemeld dat je eigenlijk zou verwachten dat het ziekteverzuim lager zou zijn, ten eerste omdat in deze subsector vooral mannen werkzaam zijn, en die een gemiddeld lager ziekteverzuim hebben, en ten tweede dat ze in het algemeen full-time werken, een factor die eveneens een lager verzuim met zich meebrengt. Een verklaring wordt niet gegeven, maar er wordt opgemerkt dat de oorzaak niet per se vergiftiging is. 127 4.3 CONCLUSIES Voor alle subsectoren worden in deze paragraaf de belangrijkste risicovolle werkzaamheden en producten samengevat en besproken. Daarbij wordt een onderverdeling gemaakt naar OPS, huid- en luchtwegaandoeningen. Indien een beleid wordt opgezet om de (chemische) arbeidsomstandigheden in de sector te verbeteren, is het logisch om die maatregelen te treffen die het meest effectief zijn. Een belangrijke factor daarbij is het aantal mensen dat een risico loopt. De subsector kantoorschoonmaak is dan verreweg de grootste, met de meeste werknemers, namelijk ca. 170.000, ongeveer 85% van de totale populatie in de sector. In de overige subsectoren werken ca. 3.000 tot 5.000 werknemers (per subsector). Aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de ernst van de eventuele gezondheidsrisico’s. OPS is een aandoening met verstrekkende gevolgen, en kan dus als een ernstig risico worden aangemerkt. Werkzaamheden met een OPS-risico vinden plaats in subsectoren met aanzienlijk minder werknemers, maar daartegenover staat dat de ernst van de klachten aandacht rechtvaardigt. KANTOORSCHOONMAAK OPS Voor geen van de werkzaamheden geldt dat er een duidelijk OPS-risico aanwezig is. Alleen voor werknemers die dagelijks vloeren strippen, en daardoor dagelijks worden blootgesteld aan oplosmiddelen, is een OPS-risico aanwezig. huidaandoeningen In de literatuur worden huidklachten bij schoonmakers in deze subsector veelvuldig gemeld. Oorzaken die daarbij genoemd worden zijn nat werk, conserveermiddelen, geurstoffen, nikkel en rubberchemicaliën. Allergie voor nikkel kan zijn ontstaan door het dragen van sieraden in combinatie met het natte werk. Eenmaal gesensibiliseerd kunnen lage concentraties nikkel (en chroom) die als verontreiniging in reinigingsmiddelen kunnen voorkomen, klachten geven. Allergie voor rubber kan ontstaan door het dragen van latex handschoenen. 128 Huidallergieën kunnen optreden door interieurreiniging en dagelijkse sanitairreiniging. Oorzaak is de aanwezigheid van huidallergene stoffen in de reinigingsmiddelen (vooral conserveermiddelen en geurstoffen) waaraan makkelijk huidblootstelling plaats kan vinden (en dit vrijwel dagelijks). Ook de te verwijderen vervuiling (organisch stof zoals roos, schimmels, pollen, enz.) kan oorzaak zijn van huidallergieën. Huidirritatie kan optreden bij dagelijkse sanitairreiniging en interieurreiniging. De gebruikte middelen bevatten irriterende stoffen (tensiden, zuren, basen, sommige oplosmiddelen) en er vindt dagelijks blootstelling van de huid plaats. De belangrijkste risicofactor ten aanzien van huidirritatie is echter het veelvuldige contact van de handen met water. luchtwegaandoeningen In de literatuur is gemeld dat schoonmakers een hogere kans op astmatische klachten hebben in vergelijking met kantoorpersoneel. Bij het NCvB zijn eveneens schoonmakers met astmatische klachten geregistreerd. Luchtwegallergie kan optreden bij interieurreiniging en dagelijkse sanitairreiniging door de aanwezigheid van allergene stoffen in het reinigingsmiddel (vooral conserveermiddelen en geurstoffen). Sanitair- en interieurreinigers voor dagelijks gebruik worden vaak versprayed, wat tot blootstelling van de luchtwegen leidt. WC-reiniger kan bovendien vluchtige luchtwegallergenen bevatten. Ook de te verwijderen vervuiling (organisch stof zoals roos, schimmels, pollen, enz.) kan via inademing tot luchtwegallergieën leiden. Er is een risico op luchtwegirritatie bij de dagelijkse sanitairreiniging en bij de interieurreiniging doordat dagelijkse sanitair- en interieurreinigers worden versprayed waardoor (vrijwel dagelijks) blootstelling optreedt aan de irriterende bestanddelen van de middelen (tensiden, zuren, basen, sommige oplosmiddelen). Bovendien kunnen deze middelen, en ook WC-reiniger, irriterende stoffen bevatten die vluchtig zijn. 129 INDUSTRIEREINIGING (IGK) OPS Het ontvetten met behulp van producten op basis van koolwaterstoffen en/of terpenen in de non-food wordt beschouwd als risicovol met betrekking tot het ontstaan van OPS, afhankelijk van de omstandigheden met betrekking tot ventilatie. In de food-sector is er geen risico op OPS omdat niet met oplosmiddelen wordt gewerkt. huidaandoeningen Bij werknemers in de food-sector zelf komen huidklachten veelvuldig voor. Oorzaken die in de literatuur worden gemeld, zijn blootstelling aan reinigingsmiddelen en desinfectantia, en aan allergene bestanddelen van het voedsel zelf. Huidallergieën kunnen optreden bij het ontvetten met behulp van terpenen in de non-food. In de food-sector kunnen allergieën ontstaan door blootstelling aan de vervuilingen (eiwitten, gist, conserveermiddelen, kleurstoffen). Huidirritatie kan optreden door reiniging met alkalische middelen en oplosmiddelen, en door desinfectie. luchtwegaandoeningen In de food-sector kan allergie optreden door blootstelling aan allergene vervuilingen (eiwitten, gist, conserveermiddelen, kleurstoffen). Luchtwegirritatie kan optreden in de food-sector bij reiniging met alkalische reinigers en desinfectantia, die als aërosol in de werkruimte aanwezig zijn of waarvan irriterende componenten als damp kunnen worden ingeademd, en in de non-food bij ontvetting met behulp van oplosmiddelen met of zonder terpenen. 130 GEZONDHEIDSZORG OPS Er is geen OPS-risico in de gezondheidszorg aangezien geen gebruik wordt gemaakt van oplosmiddelen. huidaandoeningen In de gezondheidszorg is een verhoogde prevalentie van huidklachten. Dit wordt onder meer veroorzaakt door blootstelling aan reinigingsmiddelen, met name desinfectantia. Huidallergie kan optreden bij interieur- en sanitairreiniging door contact met huidallergene stoffen in het reinigingsmiddel (conserveermiddelen, geurstoffen ) en/of het te verwijderen vuil. Desinfectie met middelen op basis van van quaternaire ammoniumverbindingen (waar hoge gehaltes aan allergene desinfectanten aan toegevoegd kunnen zijn) kan, waar dagelijks uitgevoerd, eveneens tot huidallergie leiden. Ook kan blootstelling aan allergene organische vervuilingen plaatsvinden. Huidirritatie kan optreden bij sanitair- en interieurreiniging, en bij desinfectie met behulp van quaternaire ammoniumverbindingen en hypochloriet. Er vindt immers, waar dagelijks gedesinfecteerd wordt, vrijwel dagelijks huidcontact plaats. De belangrijkste risicofactor ten aanzien van huidirritatie is echter het veelvuldige contact van de handen met water. luchtwegaandoeningen Luchtwegallergieën kunnen optreden door dagelijkse blootstelling aan irriterende of allergene stoffen in sanitair- en interieurreinigers, aan desinfectiemiddelen (via inademing van damp of aërosolen) en aan te verwijderen organische verontreinigingen. Luchtwegirritatie kan optreden door dagelijkse blootstelling aan vluchtige irriterende bestanddelen in desinfectiemiddelen, of aan bij borstelen ontstane aërosolen. 131 VERVOER OPS Er bestaat, gezien het hoge gehalte oplosmiddelen in de hiervoor gebruikte middelen en de waarschijnlijk slechte ventilatie, een OPS-risico bij het reinigen van (onderstellen van) vervoermiddelen met behulp van oplosmiddelen. Voorts is er een OPS-risico bij het verwijderen van graffiti met behulp van oplosmiddelhoudende afbijtmiddelen. In een Zweeds onderzoek onder werknemers die graffiti verwijderden in de ondergrondse van Stockholm, bleken een aantal van de schoonmakers neurasthene effecten te hebben (‘beginnend OPS’). huidaandoeningen Huidallergie kan optreden bij dagelijkse reiniging van de interieurs van vliegtuigen. Oorzaken hiervoor zijn de allergene bestanddelen in de reinigingsmiddelen (conserveermiddelen, geurstoffen, kleurstoffen) en/of in het te verwijderen organisch vuil (roos, huisstofmijt, enz.). Huidirritatie kan optreden door reinigen van de binnen- en buitenkant van treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen met behulp van licht alkalische reinigingsmiddelen, of bij graffitiverwijdering. luchtwegaandoeningen Luchtwegallergie kan optreden bij reiniging van de interieurs van vliegtuigen. Oorzaken hiervoor zijn de allergene bestanddelen in de reinigingsmiddelen (conserveermiddelen, geurstoffen) en het feit dat de reiniger dagelijks (als spraymiddel) wordt gebruikt in relatief slecht geventileerde omstandigheden. Ook het te verwijderen organisch vuil kan tot luchtwegallergieën leiden. Luchtwegirritatie kan optreden bij reiniging van de binnen- en buitenkant van treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen, en bij graffitiverwijdering. 132 GLASREINIGING OPS Er is, gezien het lage gehalte aan oplosmiddelen in de reiniger die het meest wordt gebruikt in de glasreiniging (namelijk afwasmiddel) geen OPS-risico in de glasreiniging. huidaandoeningen Huidallergie kan optreden doordat vrijwel dagelijks huidcontact plaatsvindt met huidallergene bestanddelen die mogelijk aanwezig zijn in het reinigingsmiddel (conserveermiddelen, geurstoffen) en/of in de te verwijderen vervuiling. Huidirritatie kan optreden doordat de handen een groot deel van de dag vochtig blijven. Dit kan worden versterkt doordat de reiniger vaak hoge gehaltes aan huidirriterende stoffen bevatten zoals detergenten, waaraan eveneens vrijwel dagelijks blootstelling plaatsvindt. luchtwegaandoeningen Er is een risico op luchtwegallergieën verbonden aan het gebruik van afwasmiddel in de glasreiniging, omdat sommige middelen vluchtige luchtwegallergenen bevatten, waaraan dagelijks blootstelling plaatsvindt. Er is geen risico op luchtwegirritaties aangezien het type reiniger gebruikt in de glasreiniging (namelijk afwasmiddel) vrijwel geen luchtwegirriterende stoffen bevat. REINIGING NA BRAND OPS Er bestaat een OPS-risico bij het reinigen van electronische apparatuur. Bij andere werkzaamheden in de reiniging na brand wordt weliswaar dezelfde alkalische reiniger gebruikt, echter reiniging van electronische apparatuur wordt dagelijks door dezelfde werknemers uitgevoerd zodat dagelijkse blootstelling optreedt, i.t.t. andere werkzaamheden in de reiniging na brand die incidenteler voorkomen. 133 huidaandoeningen Er is een risico op huidallergie bij reiniging na brand door blootstelling aan allergene componenten in vervuilingen. Aan het gebruik van reinigers is geen risico op huidallergie verbonden, aangezien de in deze subsector gebruikte reinigers geen huidallergenen bevatten. Huidirritatie kan voorkomen door het dagelijks optreden van huidcontact met de reiniger bij reiniging van electronische apparatuur, bij het gebruik van handontroesters en door blootstelling aan irriterende bestanddelen van roetaanslag e.d. luchtwegaandoeningen Er is geen risico op luchtwegallergie door de reinigingsmiddelen, aangezien geen middelen worden gebruikt die luchtwegallergene stoffen bevatten. Wel kunnen luchtwegallergieën voorkomen door blootstelling aan de vervuilingen. Luchtwegirritatie kan optreden bij het dagelijks reinigen van electronische apparatuur (door inademing van aërosolen of vluchtige irriterende bestanddelen), bij handontroesten (handontroesters bevatten vluchtige irriterende stoffen) en door blootstelling aan irriterende rookgassen. INDUSTRIËLE- EN SCHEEPSREINIGING OPS In de scheepsreiniging is er een OPS-risico bij het ontvetten van delen van schepen met oplosmiddelhoudende producten, bijvoorbeeld als voorbehandelen van het coaten. Voorts bij het verwijderen van moeilijk vuil zoals harsen uit ruimen en het afbijten van oude verflagen met behulp van oplosmiddelhoudende afbijtmiddelen, en het reinigen van verfapplicatieapparatuur. Bij het coaten zelf, dat ook wordt uitgevoerd door werknemers uit deze subsector, is er eveneens een OPS-risico doordat meestal met oplosmiddelhoudende coatings wordt gewerkt, die bovendien worden verspoten. In onderhavig onderzoek is dit 134 aspect echter niet in beschouwing genomen, aangezien er hiernaar onlangs een onderzoek in opdracht van het Ministerie van SZW is afgerond (Theodori et al., 2001). In de overige industriële reiniging is er een OPS-risico indien ontvet wordt met behulp van oplosmiddelhoudende producten, en bij het reinigen van fabrieksvloeren en –wanden. huidaandoeningen Huidallergie kan optreden bij ontvetten of afbijten met behulp van middelen op basis van terpenen. Ook reiniging met een alkalische reiniger kan tot allergie leiden indien een geurstofbevattende reiniger wordt gebruikt. Voorts kan een allergie ontstaan door blootstelling aan allergene vervuilingen (epoxies, isocyanaten). Huidirritatie kan optreden in de scheepsreiniging bij reiniging/ontvetting met behulp van oplosmiddelen en/of alkalische reinigers, bij het verwijderen van moeilijk vuil zoals harsen uit ruimen, bij het afbijten van oude verflagen, en bij het reinigen van verfapplicatieapparatuur. In de overige industriële reiniging kan huidirritatie optreden bij het ontvetten met oplosmiddelen of alkalische reinigers, bij het ontkalken met zure middelen, bij het reinigen van fabrieksvloeren en –wanden, en bij het doseren van zure en basische middelen bij in-situ reiniging. Voorts kan huidirritatie of –allergie voorkomen door blootstelling aan irriterende of allergene vervuilingen (epoxies, isocyanaten, allergene metalen zoals nikkel, chroom, cobalt). luchtwegaandoeningen Een luchtwegallergie kan ontstaan door blootstelling aan allergene vervuilingen (epoxies, isocyanaten, allergene metalen zoals nikkel, chroom, cobalt). Luchtwegirritatie kan optreden bij reiniging met behulp van oplosmiddelen, of bij gebruik van zuren of basen indien ze als aërosol voorkomen, bijvoorbeeld boven dompelbaden. 135 GEVELREINIGING OPS Een OPS-risico is aanwezig bij het verwijderen van graffiti met behulp van alle producten op basis van glycolethers, omdat glycolethers via de huid kunnen worden opgenomen. Bij graffitiverwijdering kan dagelijks blootstelling van de huid aan glycolethers plaatsvinden. huidaandoeningen Huidallergie kan optreden bij graffitiverwijdering met behulp van afbijtmiddelen die huidallergenen bevatten (bijvoorbeeld bepaalde conserveringsmiddelen of limoneen), ook omdat dagelijks huidblootstelling plaats kan vinden. Voorts door blootstelling aan allergene vervuiling (bijvoorbeeld chroomhoudend cement). Huidirritatie kan bij dagelijks huidcontact optreden bij gebruik van vrijwel alle afbijtmiddelen. luchtwegaandoeningen Er is geen risico op luchtwegallergieën die worden veroorzaakt door de reinigingsmiddelen. Wel kunnen verontreinigingen luchtwegallergene componenten bevatten. Luchtwegirritatie kan optreden bij reinigen en afbijten met zure, alkalische of oplosmiddelhoudende middelen, zowel door het inademen van aeërosolen als door het inademen van vluchtige irriterende bestanddelen. 136 5 BRONNEN Alblas, B.P., Dolphijn, G.J., Kettenis, J.J., Klinkenberg, N. & Nonhof, T.C. (2000). Inventarisatie VOS-gebruik en VOS-blootstelling in de metaalbranche en prioritering. Concept COT rapport LB00-342.RAP Allenby, C.F. & Basketter, D.A. (1993). An arm immersion model of compromised skin 2. Influence on minimal eliciting patch test concentrations of nickel. Contact Dermatitis 28, 129-133. Anundi, H., Langworth, S., Johanson, G., Lind, M.-L., Åkeson, B., Friis, L., Itkes, N., Söderman, E., Jönsson. B.A.G. & Edling, C. (2000). Air and biological monitoring of solvent exposure during graffiti removal. International Archives of Occupational and Environmental Health 73, 561-569 Api, A.M. (2001). Toxicological profile of diethyl phthalate: a vehicle for fragrance and cosmetic ingredients. Food and Chemical Toxicology 39, 97-108 Baldwin, C.M., Bell, I.R. & O’Rourke, M.K. (1999). Odor sensitivity and respiratory complaint profiles in a community-based sample with asthma, hay fever, and chemical odor intolerance. Toxicology and Industrial Health 15, 403409 Barends, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. Mourik Services B.V. Basketter, D.A., Rodford, R., Kimber, I., Smith, I. & Wahlberg, J.E. (1999). Skin sensitization risk assessment: a comparative evaluation of 3 isothiazolinone biocides. Contact Dermatitis 40, 150-154 Van Bavel, B. (1989). Brand- en roetschadereiniging. Chemiewinkel UvA Bergh, M., Magnusson, K., Nilsson, J.L.G. & Karlberg, A.T. (1998). Formation of formaldehyde and peroxides by air oxidation of high purity polyoxyethylene surfactants. Contact Dermatitis 39, 14-20 137 Berkhout, H. (2001). Persoonlijke mededelingen. VECOM Bodin, A., Shao, L.P., Nilsson, J.L. & Karlberg, A.-T. (2001). Identification and allergenic activity of hydroxyaldehydes – a new type of oxidation product from an ethoxylated non-ionic surfactant. Contact Dermatitis 44, 207-212 De Boer, H. (2001). Persoonlijke mededelingen. NVZ Bouius, H. (1993). Verfverwijdering – Onderzoek naar de gezondheidsrisico’s en milieuaspecten van verfverwijderen door doe-het-zelvers. Chemiewinkel UvA Braam, I.T.J., Brand, T., Hulshof, C.T.J., De Jager, H., Van der Laan, G., Pal, T.M., Spreeuwers, D. & Stinis, H.P.J. (2001). Signaleringsrapport Beroepsziekten ’01. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten/Coronel Instituut, AMC Burnett, C.A., Lushniak, B.D., McCarthy, W. & Kaufman, J. (1993). Occupational dermatitis causing days away from work in U.S. private industry. American Journal of Industrial Medicine 34, 568-573 Coolen, S. (1995). Milieuvriendelijker reinigings- en desinfectiemiddelen voor de zuivelindustrie. Chemiewinkel UvA. Diepgen, T.L. & Coenraads, P.J. (1999). The epdemiology of occupational contact dermatitis. International Archives of Occupational and Environmental Health 72, 496-506 Dressen, P. (2001). Persoonlijke mededelingen. Westerveld Darsow, U, Geier, J & Struppek, K. (1997). Kontaktallergien bei Raumpflegerinnen : Ergebnisse des Informationsverbundes dermatologischer Kliniken und der Deutschen Kontaktallergie-Gruppe. Dermatosen in Beruf und Umwelt 45, 221-225 Duda, S. (1990). Gestaltungsempfehlungen zur Verbesserung der Arbeitssicherheit in Reinigungsberufen. Sicherheitsingenieur 5, 44-49 138 Duisterwinkel, A.E. & Brouwer, D. (1997). Gezondheidsrisico’s bij reinigen na brand. IR-TNO rapport SM48 ECETOC (1995). The toxicology of glycol ethers and its relevance to man. Technical report no. 64 Effendy, I. & Maibach, H.I. (1995). Surfactants and experimental irritant contact dermatitis. Contact Dermatitis 33, 217-225 Filon, F.L., Fiorito, A., Adami, G., Barbieri, P., Coceani, N., Bussani, R. & Reisenhofer, E. (1999). Skin absorption in vitro of glycol ethers. International Archives of Occupational and Environmental Health 72, 480-484 Flyvholm, M.-A. (1991). Contact allergens in registered chemical products. Contact Dermatitis 25, 49-56 Flyvholm, M.-A. (1993). Contact allergens in registered cleaning agents for industrial and household use. British Journal of Industrial Medicine 50, 1043-1050 Flyvholm, M.-A. & Andersen, P. (1993). Identification of formaldehyde releasers and occurrence of formaldehyde and formaldehyde releasers in registered chemical products. American Journal of Industrial Medicine 24, 533-552 Van Gorcum, T.F. (1998). Reinigen en ontsmetten in kindercentra. Wetenschapswinkel Biologie RUU rapport P-UB-98-03 Gret, N.A. (2001). Een beoordelingssysteem voor oplosmiddelhoudende producten. Chemiewinkel UvA Hasselmann, A. & Kölmel, F. (1995). Berufsdermatosen des Reinigingspersonals, eine katamnestische Studie. Arbeitsmedizin, Sozialmedizin und Umweltmedizin 30, 106-119 139 Van Hees, R.P.J. & Van der Klugt, L.J.A.R. (1991). Het voorkomen en bestrijden van gevelbekladding. Stichting Bouwresearch publicatie nr. 242 Van der Hoek, J.A.F., Van der Laan, G. & Hageman, G. (2000). Solvent Team Project. NCvB, AMC & Medisch Spectrum Twente. Hogenboom, T.J. (2001). Persoonlijke mededelingen. Basita Infomil (2000). Gevelreiniging. Infomil informatieblad Karlberg, A.T. & Dooms-Goossen, A. (1997). Contact allergy to oxidized dlimonene among dermatitis patients. Contact Dermatitis 36, 201-206 Karlberg, A.T., Magnusson, K., Nilsson, U. (1992). Air oxidation of D-limonene (the citrus solvent) creates potent allergens. Contact Dermatitis 26, 332-340 Karnava, L., Elsner, P., Wahlberg, J.E. & Maibach, H.I. (2000). Handbook of occupational dermatology. Springer-Verlag Berlin Heidelberg Van der Klein, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. KLM Krüger, D., Louhevaara, V., Nielsen, J. & Schneider, t. (1997). Risk assessment and preventive strategies in cleaning work. Wirtschaftsverlag NW Werkstattberichte Wissenschaft + Technik 13 Lange, J. & Reijnoudt, P. (2001). Persoonlijke mededelingen. VECOM Langworth, S., Anundi, H., Friis, L., Johanson, G., Lind, M.-L., Söderman, E. & Åkeson, B.A. (2001). Acute helath effects common during graffiti removal. International Archives of Occupational an Environmental Health 74, 213-218 Larsen, W., Nakayama, H., Fischer, T., Elsner, P., Frosch, P., Burrows, D., Jordan, W., Shaw, S., Wilkinson, J., Marks Jr., J., Sugawara, M., Nethercott, M. & Nethercott, J. (2001). Fragrance contact dermatitis: a worldwide multicenter investigation (Part II). Contact Dermatitis 44, 344-346 140 Lassen, C., Skårup, S., Hagen Mikkelsen, S. & Kjølholt, J. (2001). Inventory of biocides used in Denmark. Danish Environmental Protection Agency publication 585 2001 Meding, B. (2000). Differences between the sexes with regard to work-related skin diseases. Contact Dermatitis 43, 65-71 Middelkoop, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. NS Morren, M. A., Doomsgoossens, A. Delabie, E.J., De Wolf Peeters, C., Marien, K., De Greef, F. H. (1992). Contact allergy to isothiazolinone derivatives - unusual clinical presentations. Dermatology 184, 260-264 NCvB (2001). Nieuwsbrief 3. NCvB Nielsen, H. (1994). Occupational exposure to isothiazolinones, a study based on a product register. Contact Dermatitis 31, 18-21 Nielsen, J. (1996) The occurrence and course of skin symptoms on the hands among female cleaners. Contact Dermatitis 34, 284-291 Nielsen, J. & Bach, E. (1999). Work-related eye symptoms and respiratory symptoms in female cleaners. Occupational Medicine-Oxford 49, 291-297 OSB (1997). Reiniging na brand: voorkom nog een calamiteit…OSB rapport 97.11.08.IGK Piebenga, W.P. & Van der Walle, H.B. (1998). Huid en arbeid. Centrum voor Huid en Arbeid, Arnhem Preller, A.E., De Pater, N., Van Amelsfort, M. (1997). Blootstelling aan organische oplosmiddelen bij oppervlaktebehandeling van metalen. Ontvetten, spuiten en reinigen : samenvatting van het onderzoek. TNO Voeding Zeist Rapport V97.940 141 Preller, L., De Pater, N., Burstyn, I. & Kromhout, H. (2001). Peak exposures to volatile organic compunds during spraying activities. In: Blootstelling van gisteren tot morgen, blz. 69-72. Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne Van Raalte, A.T. & Gret, N.A. (2000). Blootstelling aan vluchtige organische stoffen (VOS) in de metaalbranche. Chemiewinkel UvA Rastogi, S.C., Heydorn, S., Johansen, J.D. & Basketter, D.A. (2001). Fragrance chemicals in domestic and occupational products. Contact Dermatitis 45, 221-225 Reilly & Rosenman (1995). Use of hospital discharge data for surveillance of chemical-related respiratory disease. Archives of Environmental Health 50, 26-30 Rocchi, P.S.J. (1991). Schoonmaakmiddelen in een met epoxyharsen vervuilde fabriek. Arbeidsomstandigheden 67, 42-43 Schellingerhout, N.W. (1993). Gevelgids deel 4: antibekladding. Stichting Bouwresearch publicatie nr. 285 Sinnige, H. (2002). Persoonlijke mededelingen. Alpheios Smith, T.A. (2000). Occupational skin conditions in the food industry. Occupational Medicine 50, 597-798 Smits, J.J.G. (1992). Reiniging van geschilderde geveldelen. Verfkroniek 1, 10-13 Staats, N. (2001). Inventarisatie van de milieu- en gezondheidsrisico’s van sanitairreinigers. Chemiewinkel UvA Stichting Arbouw (1999). Reinigen met zuren en logen. A-blad Stichting Arbouw SVS (2000a). Vakopleiding Gevelonderhoud. Stichting Scholing en Vorming Schoonmaakbedrijven en –diensten 142 SVS (2000b). Vakopleiding Reinigen na brand. Stichting Scholing en Vorming Schoonmaakbedrijven en –diensten SVS (2000c). Vakopleiding Ziekenhuisreiniging. Stichting Scholing en Vorming Schoonmaakbedrijven en –diensten Terwoert, J. (1992). Milieuvriendelijk schoonmaken in de vleesindustrie? Chemiewinkel UvA Terwoert, J., Van de Walle, H.B. & Hol, B. (2001). Preventie van huid- en luchtwegaandoeningen bij kappers – Nulmeting arboconvenant kappers. Rapport Chemiewinkel UvA/Centrum voor Huid & Arbeid Theodori, D., De Groot, C.P., le Feber, M., Van der Veen, M.L., Brendsen, A.M., Dolphijn, G.J., Van Raalte, A.T. & Van Broekhuizen, J.C. (2001). Vermindering van oplosmiddelengebruik in de scheeps- en jachtbouw, stand der techniek. Chemiewinkel UvA Tiemersma, G. (2001). Persoonlijke mededelingen. ISS Transport Services Uter, W., Schnuch, A. Geier, J., Pfahlberg, A. & Gefeller, O. (2001). Association between occupation and contact allergy to the fragrance mix: a multifactorial analysis of national surveillance data. Occupational and Environmental Medicine 58, 392-398 Van Uden, R. (2001). Persoonlijke mededelingen. CSU Vollebregt, L. De Mooy, R. & Van Broekhuizen, P. (1994). De grote schoonmaak: totaal vernieuwd. Chemiewinkel UvA Vollebregt, L.H.M. & Westra, J. (1998). Environmental effects of surfactants. Chemiewinkel UvA 143 Weerdesteijn, M.H.C., Bremmer, H.J., Zeilmaker, M.J. & Van Veen, M.P. (1999). Hygienic cleaning products used in the kitchen: exposure and risks. RIVM Report 612810008 WHO and Nordic Council of Ministers Working Group (1985). Chronic effects of organic solvents on the central nervous system and diagnostic criteria. Environmental Health 5, 20-35 Wigger-Alberti, W. & Elsner, P. (2000). Contact dermatitis due to irritation. In: Handbook of Occupational Dermatology (Kanerva, L., Elsner, P., Wahlberg, J.E. & Maibach, H.I. (eds)), Springer-Verlag Berlin Heidelberg Wolkoff, P. , Schnieder, T., Kildesø, J., Degerth, R., Jaroszewski, M. & Schunk, H. (1998). Risk in cleaning: chemical and physical exposure. Science of the Total Environment 215, 135-156 Wong, C.S.M. & Beck, M.H. (2001). Occupational contact allergy to methyldibromo glutaronitile in abrasive cleansers and work creams. Contact Dermatitis 44, 311-312 Zock, J.P., Kromhout, H. & Kerkhof, M. (2001). Schoonmaakwerk en het risico op astma. In: Blootstelling van gisteren tot morgen, blz. 69-72. Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne Zoet, G. (2001). Persoonlijke mededelingen. ASITO 144 BIJLAGEN 145 Bijlage 1: Producten kantoorschoonmaak Tabel B1.1 Bestanddelen van een vloerreiniger component niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (bv. alcoholethoxylaten) en/of anionogene oppervlakteactieve stoffen (bv. lineaire alkylbenzeensulfonaten, zeep) fosfaten of fosfonaten of EDTA of NTA of soda of citraat ethanol of isopropanol of butylglycol of butyldiglycol of ethylglycol of ethanolamine of alifatische koolwaterstoffen natriummetasilicaat formaldehyde of chloracetamide gewichts- functie % < 5-30 % vuilverwijdering R-zinnen <5% ontharder " " " " " < 5-15 % oplossen vettige " verontreinigingen " " " " ? ? 22, 36 36 36 36/37/38 11 11, 36, 67 20/21/22, 37 36 20, 36/37/38 20, 36/37/38 ? 34 1-5 % <1% <1% oplossen vettige verontreinigingen conserveringsmiddel parfum 146 22, 36/38 of 22, 41 40, 43 25, 43, 62 Tabel B1.2 Bestanddelen van een vloeronderhoudsmiddel component niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (alcoholethoxylaten) ethanol of isopropanol carnaubawas of polyethyleenwas polyacrylaten dibutylftalaat en/of tributoxyethylfosfaat en/of methylglycol/ethylglycol en/of ethyldiglycol en/of triisobutylfosfaat limoneen en/of N-methyl-2-pyrrolidon chloracetamide gewichts% 1-5 % functie R-zinnen emulgator 22, 36/38 of 22, 41 1-10 % " 1-5 % " 10-25 % gelijkmatige filmverdeling 11 11, 36, 67 ? ? ? 1-10 % " " 1-10 % <1% <1% gelijkmatige filmverdeling weekmakers: vergroten veerkracht van de 60, 61, 10, polymeerbescher20/21/22 mingslaag 22 43 oplosmiddel 10, 38, 43 36/38 conserveringsmiddel 25, 43, 62 parfum 147 Tabel B1.3 Bestanddelen van een vloerstripper component gewichts% oppervlakteactieve stoffen 0-15 % fosfaten of EDTA of NTA ammonia of natriumhydroxide of metasilicaat 5-15 % 0-5 % " 0-10 % " " butyldiglycol of ethanolamine of butylglycol cumeensulfonaat 0-15 % " " 0-5 % <1% <1% functie R-zinnen verlaging 22, 36/38 oppervlaktespanning waterontharder ? 22, 36 36 verbreken 34 metaalbinding 35 oude 34 polymeerlaag losweken 36 polymeer/was 20, 36/37/38 20/21/22, 37 oplossen opp. 36 actieve stoffen conserveringsmiddel parfum 148 Tabel B1.4 Bestanddelen van een dagelijkse sanitairreiniger component gewichts% amfotere oppervlakteactieve < 5-20 % stoffen anionogene oppervlakteactieve stoffen (secundaire alkaansulfonaten, alkylethersulfaten, alkylsulfaten) niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (alcoholethoxylaten, alkylpolyglucosides) EDTA of 0-15 % NTA of " polycarboxylaten " citroenzuur en/of < 5 -15 % sulfaminezuur en/of fosforzuur en/of lactaat isopropanol of 0-15 % butylglycol of " butyldiglycol " natriumchloride 0,1-1 % xanthaangum of <1% glycinederivaat formaldehyde of <1% isothiazolinonen citral <1% <1% functie R-zinnen verwijderen vettige 22, 36/38 of verontreinigingen 36/38 of 22, 34 of 22, 38/41 of 38, 41 of 22, 38/41 of 22, 41 of 36 oplossen kalkzeep verwijderen kalkof roestaanslag oplosmiddel stabilisator verdikkingsmiddel conserveringsmiddel kleurstof parfum 149 22, 36 36 ? 36/37/38 36/38 34 34 11, 36, 67 20/21/22, 37 36 ? 36/38 40, 43 23/24/25, 34, 38, 43 ? Tabel B1.5 Bestanddelen van een periodieke sanitairreiniger component niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (alcoholethoxylaten) anionogene oppervlakteactieve stoffen (secundaire alkaansulfonaten) kationogene oppervlakteactieve stoffen fosforzuur of sulfaminezuur of mierenzuur of azijnzuur of zoutzuur of citroenzuur isopropanol gewichts% 1-15 % functie R-zinnen verwijderen vettige verontreinigingen 22, 36/38 of 22, 41 of 38/41 of 22, 35 of 22, 34 of 36/38 25-50 % 5-30 % " " " " 0-5 % <1% verwijderen kalk(zeep)aanslag of roest 36/38 34 35 10, 35 34, 37 36/37/38 11, 36, 37 <1% <1% oplosmiddel verdikkingsmiddel kleurstof parfum Tabel B1.6 Bestanddelen van een WC-reiniger component gewichts% oppervlakteactieve stoffen 5-25 % fosforzuur of zoutzuur of sulfaminezuur of citroenzuur < 5-10 % " " " <1% functie R-zinnen verwijderen vettige verontreinigingen verwijderen kalk(zeep)aanslag 22, 36/38 parfum 150 34 34, 37 36/38 36/37/38 Tabel B1.7 Bestanddelen van een interieurreiniger component anionogene oppervlakteactieve stoffen (alkylsulfaten, zeep) niet-ionogene opervlakteactieve stoffen (alkylpolyglucosides, alcoholethoxylaten) amfotere oppervlakteactieve stoffen fosfaten of NTA of polycarboxylaten of EDTA of soda of citraat ethanol of isopropanol of butylglycol of ethyldiglycol of ethanolamine of PGME PGBE ammonia of kaliumhydroxide of natriumhydroxide cumeensulfonaat mengsel van monomethylchlooracetamide en benzylalcohol of chloracetamide of isothiazolinonen gewichts% 5-20 % functie R-zinnen verwijderen vuil 22, 36/38 of 38,41 of 22, 41 of 36/38 of 36 of 22, 41 of 22, 38/41 < 5-15 % " " " " " 0-30 % " " " " " " 0-5 % " " ontharder ? 36 ? 22,36 36 36/37/38 11 11, 36, 67 20/21/22, 37 vetoplossend, streeploos opdrogen 36/38 10 36/38 34 22, 35 35 <5% < 0.1 % <0.14 % < 15 ppm <5% oplossen vettige verontreinigin gen oplossen opp. 36 actieve stoffen conserveringsmiddel 20/22 25, 43, 62 23/24/25, 34, 38, 43 parfum kleurstof 151 Tabel B1.8 Bestanddelen van een glas-/ruitenreiniger component anionogene oppervlakteactieve stoffen (secundaire alkaansulfonaten, alkylethersulfaten) niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (alcoholethoxylaten) isopropanol of PGME of butylgycol ammonia amylacetaat gewichts% 0.1-15 % functie R-zinnen verwijderen vettige en vaste verontreinigingen 22, 36/38 30-100 % 5-30 % 5-15 % 1-5 % snel en streeploos opdrogen 11, 36, 67 10 37, 20/21/22 34 verwijderen vettige verontreinigingen conserveringsmiddel parfum 0.1-1 % 10, 66 Tabel B1.9 Bestanddelen van een tapijtshampoo component gewichts% 0-15 % anionogene oppervlakteactieve stoffen en 0-15 % niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen polycarboxylaten of 0-5 % citraat ethanol of 0-30 % isopropanol <1% <1% functie R-zinnen in oplossing brengen vuil 22, 36/38 absorberen vuil ? 36/37/38 11 11, 36, 67 oplossen vettige verontreinigingen conserveringsmiddel parfum 152 Tabel B1.10 Bestanddelen van een tapijtreiniger voor sproei-extractiereiniging component niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (alcoholethoxylaten, alcoholethoxy/propoxylate n) anionogene oppervlakteactieve stoffen (zeep, alkylsulfaten) citraat of fosfaten of EDTA of carbonaten of NTA of gluconaat isopropanol of butylglycol of triethanolamine polyacrylaat chloracetamide of isothiazolinonen gewichts% < 1-20 % functie 1-15 % " " " " " 1-15 % " " ontharder 36/37/38 ? 22, 36 ? 36 oplosmiddel 11, 36, 67 20/21/22, 37 36/38 <1% conserveringsmiddel kleurstof parfum 25, 43, 62 23/24/25, 34, 38, 43 <1% <1% R-zinnen vuil in oplossen 22,36/38 of brengen en 22, 38/41 of houden 22, 41 of 36/38 Tabel B1.11 Bestanddelen van een poedervormige tapijtreiniger component gewichts% 0-5 % anionogene oppervlakteactieve stoffen ethanol of 0-5 % isopropanol cellulose 40 % <1% functie R-zinnen reiniger 22, 36/38 oplossen vettige 11 verontreini11, 36, 67 gingen vulmiddel parfum 153 Tabel B1.12 Bestanddelen van een keukenreiniger component gewichts% 5-30 % anionogene oppervlakteactieve stoffen (bv. alkylethersulfaten, alkaansulfonaten) en nietionogene oppervlakteactieve stoffen (bv. alcoholethoxylaten EDTA of 0-15 % NTA of fosfaten of fosfonaten of polycarboxylaten of soda of citraat ammonia of 1-35 % NaOH of metasilicaat cumeensulfonaat 0-5 % <1% <1% <1% functie R-zinnen reiniger 22, 36/38 of 22, 41 builder 22, 36 36 ? ? ? 36 36/37/38 oplossen vettige 34 verontreini35 gingen 35 hydrotroop 36 conserveringsmiddel parfum kleurstof 154 Bijlage 2 : Producten industriereiniging (IGK) Tabel B2.1 Bestanddelen van een alkalische reiniger (schuimreiniger) component kaliumhydroxide gewichts % 5-10% amfotere oppervlakteactieve stoffen niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen NTA of EDTA, of fosfonaten of fosfaten hypochloriet of quat (soms) < 5% functie R-zinnen verwijderen vet en 35 eiwitten oppervlaktespanning 37 verlagen < 5% oppervlaktespanning 22,38,41 verlagen < 5% complexeerders 36 22,36 5-30% < 5% desinfecteermiddel 31,34 22,34 Tabel B2.2 Bestanddelen van desinfectiemiddelen voor reiniging in de food-sector component waterstofperoxide waterstofperoxide perazijnzuur didecyldimethylammoniumchloride en EDTA natriumhypochloriet gewichts% 25-50 % 25-50 % 2.5-10 % 2.5-10 % < 2.5 % functie R-zinnen desinfectans desinfectans ontkalker desinfectans complexvormer 8,34 8,34 7,10,20/21/22,35 22,34 25-50% desinfectans 155 22 31,34 Tabel B2.3 Raamreceptuur van een desinfectiemiddel voor reiniging in de foodsector component natriumcarbonaat EDTA vetalcoholethoxylaat ispropylalcohol dialkyldimethylammoniumchloride natriumsilicaat primair alcohol ethoxylate gewichts- functie % 1-5 % ontvetter 1-5 % complexeerder R-zinnen 5-15 % 1-5 % 1-5 % reiniger desinfecteermiddel desinfecteermiddel 22,36/38 11 34,22 0.1-1% 5-15% ontvetter reiniger 34,37 156 36 22,36 Bijlage 3: Producten reiniging in de gezondheidszorg Tabel B3.1 Desinfectiemiddel op basis van quats component niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen didecyldimethylammoniumchloride fosfonaat formaldehyde glutaaraldehyde glyoxal gewichts% 5-15 % functie R-zinnen 10 % desinfectie 22, 34 <5% 3.2 % 4% 3.2 % desinfectie desinfectie desinfectie 40, 43 23/25, 34, 42/43 20, 36/38, 40, 43 22, 36/38 157 Bijlage 4: Producten transportreiniging Tabel B4.1 Alkalische reiniger voor de binnenkant van treinen component oppervlakteactieve stof: alkylsulfaat oppervlakteactieve stof: vetalcoholethoxylaat natriummetasilicaat kaliumhydroxide NTA gewichts- functie % < 2.5 % verwijderen vettig vuil < 2.5 % verwijderen vettig vuil R-zinnen < 2.5 % 10 % 10 % 35 35 36 basische component complexvormer 36, 38 36 Tabel B4.2 Bestanddelen van reinigers voor de onderkant van treinen, metro's etc. component oppervlakteactieve stof: vetzuurethanolamide oppervlakteactieve stof: anionogene tensiden oppervlakteactieve stof: vetalcoholethoxylaten butoxyethanol alifatische en aromatische koolwaterstoffen gewichts- functie % < 2.5 % verwijderen vettig vuil R-zinnen < 10 % verwijderen vettig vuil 36, 38 < 10 % verwijderen vettig vuil 36 25% 25% emulgator oplosmiddel 36 afhankelijk van het precieze mengsel 158 38 Tabel B4.3 Bestanddelen van een reiniger voor de carrosserie van treinen, metro's etc. component NTA oppervlakteactieve stof: alkylarylsulfaat oppervlakteactieve stof: ethersulfaat gewichts- functie % 10-15 % complexeerder 10-15 % verwijderen vettig vuil 10-15 % verwijderen vettig vuil R-zinnen 36 36 36,38 Tabel B4.4 Bestanddelen van een exterieur vliegtuigreiniger component vetalcoholethoxylaat capryloamphocarboxyglycinaat gewichts- functie % 2-10 % verwijderen vettig vuil 1-5 % oppervlakteactieve stof 159 R-zinnen 22, 36/38 36 Bijlage 5: Producten glasreiniging Tabel B5.1 Bestanddelen van afwasmiddel (gebruikt voor glazenwassen) component aniogene oppervlakteactieve stoffen niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (bv. alcoholethoxylaten) amfotere oppervlakeactieve stoffen (bv. alkylbetaïne) alcohol en cumeensulfonaat citroenzuur glutaaraldehyde of ethanol gewichts % 30-80 % functie reiniger 0-6 % hydrotroop <1% 0-5 % 0-5 % 0-5 % R-zinnen 22, 36/38 11 36 pH-stabilisator 36/37/38 conserveringsmiddel 23/25, 34, 42/43 11 parfum kleurstof 160 Bijlage 6: Producten reiniging na brand Tabel B6.1 Bestanddelen van een alkalische brand-/roetschade reiniger component kaliumhydroxide of natriumhydroxide butylglycol of isopropanol non-ionische opp. actieve stof (quaternary fatty amine ethoxylate) NTA polyoxyethyleen phenylether fosfaat gewichts% 2.5 -10 % 1-5 % 2.5-10 % 1-5 % 5-15 % functie R-zinnen ontvetter 35 35 20/21/22, 37 11, 36, 67 36 5-15 % 0.1-1 % complexvormer oplosmiddel emulgator 36 ? Tabel B6.2 Bestanddelen van een zure brand-/roetschadereiniger component functie R-zinnen zoutzuur of fosforzuur gewichts% > 25 % " verwijderen kalk 34, 37 34 opp. actieve stoffen <5% emulgator 22, 36/38 161 Bijlage 7: Producten industriële- en scheepsreiniging Tabel B7.1 Bestanddelen van een alkalisch reingingsmiddel/ontvettingsmiddel component NaOH of KOH of natriummetasilicaat dialkyldimethylammoniumchloride (quat) zout van triethanolamine oppervlakteactieve stoffen: alcoholethoxylaten, lineaire alkylbenzeensulfonaten, alkylfenolethoxylaten methanolamine gewichts % functie 1-5 % reiniger R-zinnen 35 <5% doorbreken van statische hechting 22,34 1-5 % pH-regulator 36/38 5-15 % reiniger, emulgator 22,36/38 1-5 % ? glycolether of -ester, of isopropylalcohol EDTA of NTA 4% pH-regulator, corrosieremmer co-solvent 1-5 % complexvormer 0.1 % parfum 162 20/21/22,37 11 22,36 36 Tabel B7.2 Bestanddelen van een reinigingsmiddel/ontvettingsmiddel op basis van minerale oplosmiddelen component gewichts % functie gehydrogeneerde ca. 90 % ontvetter koolwaterstoffen, of koolwaterstofmengsel met variërend gehalte aromaten (ca.15%), of white spirit, of trichloorethyleen, of perchloorethyleen, of methyleenchloride oppervlakteactieve ca. 0.5% emulgator stof R-zinnen 65, 66 40 40 40 22, 36/38 Tabel B7.3 Bestanddelen van een reinigingsmiddel/ontvettingsmiddel op basis van natuurlijke oplosmiddelen component limoneen 2-butoxyethanol 2-aminoethanol alcoholethoxylaat zout van triethanolamine butylglycol gewichts% 2.5–10 %, of 10-25 % 2.5-10 % < 2.5 % 1-5 % 1-5 % functie R-zinnen reiniging 10,38,43 co-solvent co-solvent emulgator pH-regulator 20/21/22,37 20,36/37/38 41 36/38 <1% bevochtiger 20/21/22,37 Tabel B7.4 Bestanddelen van een afbijtmiddel op basis van methyleenchloride component methyleenchloride methanol gewichts- functie % 50-100 % afbijtmiddel 2.5-10 % co-solvent 163 R-zinnen 40 11, 23/24/25, 39/23/24/25 Tabel B7.5 Bestanddelen van een middel voor ontkalken component zoutzuur, of sulfaminezuur en fosforzuur, of sulfaminezuur fluorwaterstofzuur, of mierenzuur Rodine 214 (aminederivaat) gewichts-% functie 30 % ontkalker 2.5-10 % en 10-25 % 50-100 % 10 % 10 % ? corrosieremmer R-zinnen 34, 37 36/38, 34 36/38 26/27/28, 35 35 ? Tabel B7.6 Bestanddelen van een ontkalker op basis van melkzuur component anionogene oppervlakteactieve stof (alcoholethoxylaat) sulfaminezuur melkzuur 2-propanol Rodine 214 (aminederivaat) gewichts- functie % 1-5 % emulgator R-zinnen 1-5 % 1-5 % <1% ? 36/38 34 11, 36, 67 ? ontkalker ontkalker cosolvent corrosieremmer 36/38 Tabel B7.7 Bestanddelen van een beitsmiddel voor RVS component salpeterzuur en HF amineoxides, of fluortensiden gewichts- functie % 10-25 % beitsmiddel en 2.5-10 % 0.5 % corrosieremmer 0.02 % 164 R-zinnen 8, 35 26/27/28, 35 ? Bijlage 8: Producten gevelreiniging Tabel B8.1 Bestanddelen van een zure gevelreiniger component fluorwaterstofzuur of ammoniumbifluoride of zoutzuur of fosforzuur of sulfaminezuur diethylthiourea polysaccharide butylglycol opp. actieve stof (alcohol ethoxylaat) gewichts% 5-15 % " " " " 0.1-1 % 1-5 % 0.1-1 % 0.1-1 % functie R-zinnen verwijderen kalk e.d. 35, 26/27/28 23/24/25 34-37 34 36/38 ? ? pH-regulator? verdikkingsmid del oplosmiddel emulgator 20/21/22, 37 22, 36/38 Tabel B8.2 Bestanddelen van een alkalische gevelreiniger component oppervlakteactieve stof (alkyldimethylamine betaine) kaliumhydroxide of natriumhydroxide of ammonia corn starch natriumgluconaat gewichts% 1-5 % functie R-zinnen emulgator 36/38 30-100 % " " 1-5 % ontvetter 22, 35 35 34 ? 1-5 % verdikkingsmid del weekmaker ? Tabel B8.3 Bestanddelen van een zure graffitiverijderaar op basis van butylglycol component oxaalzuur butylglycol oppervlakteactieve stof: vetalcoholpolyglycolether gewichts% >5% < 12.5 % <2% functie R-zinnen 21/22 20/21/22, 37 22, 36/38 165 Tabel B8.4 Bestanddelen van een alkalische graffitiverijderaar op basis van butylglycol component natriumhydroxide butylglycol anionogene oppervlakteactieve stof: natriumalkylsulfaat niet-ionogene oppervlakteactieve stof: N-alkylaminozuur triethanolaminozout gewichts% <2% <5% < 2.5 % functie R-zinnen 35 20/21/22, 37 36/38 < 2.5 % 36/38 Tabel B8.5 Bestanddelen van een zure graffitiverwijderaar op basis van methyleenchloride component gewichts% 1-5 % functie mierenzuur en/of azijnzuur en/of trichloorazijnzuur en/of oxaalzuur vetalcoholethoxylaat 0-30 % verwijderen kalk 1-5 % emulgator 35 35 35 21/22 22, 36/38 methyleenchloride 30-100 % stripper 40 paraffinewas 2-mercaptobenzothiazol 1-5 % 0.1-1 % hydroxypropylcellulose 1-5 % vulmiddel conserveringsmi 43 ddel vulmiddel ? opp. actieve stof ( alcohol ethoxylaat) zink di-nbutyldithiocarbamaat 1-5 % emulgator 1-5 % conserveringsmi ? ddel tall olie vetzuur R-zinnen verwijderen vuil 36/37/38 166 22, 36/38 Tabel B8.6 Bestanddelen van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van methyleenchloride component gewichts% 1-5 % functie R-zinnen ontvetter 1-5 % 5-15 % 1-5 % co-solvent stripper emulgator 34 22, 35 20/22 39/23/24/25, 23/24/25 22, 36/38 30-100 % stripper 40 paraffine was methylcellulose 0.1-1 % 1-5 % vulmiddel vulmiddel ? ethyl silicate polymer tolyltriazol 0.1-1 % 0.1-1 % vulmiddel conserveringsmiddel ammonia of kaliumhydroxide benzylalcohol methanol opp. actieve stof (natriumalkylbenzeensulfonaat; oleophilic petroleum sulfonate) methyleenchloride 10, 20, 36/37 ? Tabel B8.7 Bestanddelen van een graffitiverwijderaar op basis van Nmethylpyrrolidon component limoneen N-methyl-2-pyrrolidon gewichts% 10-25 % 2.5-10 % functie R-zinnen oplosmiddel oplosmiddel 10, 38, 43 36/38 167 Tabel B8.8 Bestanddelen van een graffitiverijderaar op basis van cyclohexanon/xyleen component cyclohexanon xyleen diacetonalcohol 1-methoxy-2propylacetaat n-butylacetaat gewichts% < 25 % > 20 % > 10 % > 20 % functie R-zinnen 10, 20 10, 20/21, 38 11, 36 36 >5% 10 168 Bijlage 9: Bestanddelen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen14 tensiden anionogene tensiden alkylethersulfaten (AES) natriumalkylpolyethyleenglycolethersulfaat natriumlaurylethersulfaat (NLS) alkaansulfonaten (SAS) alkylbenzeensulfonaten (ABS) lineair alkylbenzeensulfonaat (LAS) natriumbenzeensulfonaat (Na-ABS) sulfosuccinaat olifinsulfonaten sulfovetzuur methylesters (SES) sulfobarnsteenzuur vetalcoholsulfaten (FAS) zeep niet-ionogene tensiden alkylpoly(ethyleen)glycolethers (AEO) alkylpolyethyleenglycolmethylether amine-oxides alkylfenolethoxylaten (APEO's) vetzuur alkanol amide (FAA) vetzuurethanolamine cocosalkyldiethanolamine (mono/di/tri)ethanolamine oxo-alcohol-polyethyleenglycolethers kationogene tensiden 1-alkylaminodiethyl-2-alkyl-3-methyl imidazolium methosulfaat imidazoline quaternaire ammoniumverbindingen 14 Gegevens in deze bijlage zijn gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Flyvholm (1993); Van Gorcum (1998); Vollebregt & Westra (1998); Rastogi (2001); Staats (2001). 169 amfotere tensiden betaine cocosalkylbetaine sulfobetaine aminoalkylaminozuren alkylaminoethylhydroxyethylglycine builders (poly)fosfaten dinatriumfosfaat gechloreerde natriumtripolyfosfaat kaliumtripolyfosfaat kaliumtetrapyrofosfaat natriumdifosfaat natriumhexametafosfaat (penta)natriumtrifosfaat natriumtetrapyrofosfaat natriumtripolyfosfaat trinatriumfosfaat citraten trinatriumcitraat ethyleendiaminetetraacetaat (EDTA) fosfonaten natriumcarbonaat (soda) Na-zout van nitrilotriazijnzuur (NTA) polycarboxylaten zuren zoutzuur zwavelzuur fosforzuur sulfaminezuur fluorwaterstofzuur azijnzuur citroenzuur 170 oxaalzuur basen ammonia kaliumhydroxide natriumhydroxide natriumcarbonaat natriummetasilicaat natriumpolyfosfaat oplosmiddelen alcoholen methanol ethanol isopropanol methoxypropanol glycolen ethylglycol propylglycol butylglycol glycerol methylglycol glycoletheters (di)ethyleenglycolethers dipropyleenglycolmethylether alifatische koolwaterstoffen wasbenzine petroleum terpentine white spirit hoogkokende alifaten desinfectantia ethanol isopropanol 171 chloorbleekloog natrium/kalium dichloor-isocyanuraat bleekpoeder chloorhexidine conserveermiddelen isothiazolinonen formaldehyde en -donoren IPPD, PPD chlooraceetamide bronopol parfums musk-verbindingen eugenol kaneelalcohol kaneelaldehyde hydrocitronellal geraniol isoeugenol oak moss enzymen proteasen amylasen lipasen kleurstoffen ?? 172 Bijlage 10: Overzicht betekenis R-zinnen R-NUMMER GEVAREN-AANDUIDING R1 R2 In droge toestand ontplofbaar Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere onstekings-oorzaken Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsbronnen Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen Ontploffingsgevaar door verwarming Ontplofbaar met en zonder lucht Kan brand veroorzaken Bevordert de verbranding van brandbare stoffen Ontploffingsgevaar bij menging met brandbare stoffen Ontvlambaar Licht ontvlambaar Zeer licht ontvlambaar Ontvlambaar samengeperst gas Reageert heftig met water Vormt licht ontvlambaar gas in contact met water Ontploffingsgevaar bij menging met oxiderende stoffen Spontaan ontvlambaar in lucht Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen Kan ontplofbare peroxide vormen Schadelijk bij inademing Schadelijk bij aanraking met de huid Schadelijk bij opname door de mond Vergiftig bij inademing Vergiftig bij aanraking met de huid Vergiftig bij opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing Zeer vergiftig bij aanraking met de huid Zeer vergiftig bij opname door de mond R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R 10 R 11 R 12 R 13 R 14 R 15 R 16 R 17 R 18 R 19 R 20 R 21 R 22 R 23 R 24 R 25 R 26 R 27 R 28 173 R 29 R 30 R 31 R 32 R 33 R 34 R 35 R 36 R 37 R 38 R 39 R 40 R 42 R 43 R 44 R 45 R 46 R 47 R 48 R 49 R 50 R 51 R 52 R 53 R 54 R 55 R 56 R 57 R 58 R 59 R 60 R 61 Vormt vergiftig gas in contact met water Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden Vormt vergiftigde gassen in contact met zuren Vormt zeer vergiftigde gassen in contact met zuren Gevaar voor cumulatieve effecten Veroorzaakt brandwonden Veroorzaakt ernstige brandwonden Irriterend voor de ogen Irriterend voor de ademhalingswegen Irriterend voor de huid Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten Kan kanker veroorzaken (cat.3) Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand Kan kanker veroorzaken (cat. 1&2) Kan erfelijke genetische schade veroorzaken Kan geboorteafwijking veroorzaken Gevaar voor ernstige schade aan gezondheid bij langdurige blootstelling Kan kanker veroorzaken bij inademing Zeer vergiftig voor in het water levende organismen Vergiftig voor in het water levende organismen Schadelijk voor in het water levende organismen Kan in het aquatisch milieu op de lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Vergiftig voor planten Vergiftig voor dieren Vergiftig voor bodemorganismen Vergiftig voor bijen Kan in het milieu op de lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Gevaarlijk voor de ozonlaag Kan de vruchtbaarheid schaden Kan het ongeboren kind schaden 174 R 62 R 63 R 64 R 65 R 66 R 67 R 68 Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind Kan schadelijk zijn via de borstvoeding Schadelijk: kan longschade veroorzaken na verslikken Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken Dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten Gecombineerde R-zinnen R-NUMMERS GEVARENAANDUIDING R 14/15 R 15/29 R 20/21 R 21/22 R 20/22 R 20/21/22 Reageert heftig met water en vormt daarbij licht ontvlambaar gas Vormt vergiftig en licht ontvlambaar gas in contact met water Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Schadelijk bij inademing en opname door de mond Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de mond Vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Vergiftig bij inademing en bij opname door de mond Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Zeer vergiftig bij inademing en bij opname door de mond Zeer vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing en opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid Irriterend voor de ogen en de huid Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid R 23/24 R 24/25 R 23/25 R 23/24/25 R 26/27 R 27/28 R 25/28 R 26/27/28 R 36/37 R 37/38 R 36/38 R 36/37/38 175 R 39/23 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing R 39/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid R 39/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond R 39/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R 39/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing R 39/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid R 39/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R 39/26/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R 39/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 40/20 Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/21 Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/22 Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/20/21 Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten 176 R 40/20/22 Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/20/21/22 Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 42/43 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid R 48/20 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R 48/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R 48/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R 48/20/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R 48/20/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R 48/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R 48/20/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 48/23 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R 48/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R 48/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R 48/23/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R 48/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R 48/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond 177 R 48/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 50/53 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R 52/53 Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken 178