Oplosmiddelen en allergenen in de schoonmaaksector

advertisement
Oplosmiddelen en allergenen in
de schoonmaaksector
Natascha Staats
André van Raalte
Pieter van Broekhuizen
IVAM B.V./CHEMIEWINKEL UVA
Maart 2002
VOORWOORD
Het onderzoek beschreven in dit rapport is uitgevoerd in opdracht van de Raad
voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS). In de
door de branchebegeleidingscommissie (BBC) ingestelde begeleidingscommissie
hadden de volgende personen zitting: Ton Bunnik namens de
Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), René van
Winden, Onno Nillesen en Jan van Zundert namens de Vereniging van werkgevers
in de Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO),
Maaike le Feber namens FNV Bondgenoten, Heleen Verburg namens CNV
Bedrijvenbond en Ilse van de Aker namens het Ministerie van SZW.
Procesondersteuner was Kees de Schipper namens Orbis. Bij deze zouden wij de
begeleidingscommissie willen bedanken voor de goede samenwerking. Voorts
bedanken wij Ton Neijenhuis en Gert Slagmolen van FNV Bondgenoten voor het
organiseren van een bijeenkomst met werknemers, en de schoonmaakbedrijven en
leveranciers van reinigingsmiddelen die hun medewerking hebben verleend aan de
totstandkoming van dit rapport.
III
IV
AFKORTINGEN
BBC
branchebegeleidingscommissie
BHT
butylhydroxytolueen
BIT
benzisothiazolinon
COT
Centrum voor Onderzoek en Technisch Advies
CTE
chronische toxische encefalopathie
EDTA
ethyleendiaminetetraacetaat
FOSAG
Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkingsen Glaszetbedrijf
IGK
Industrie, Gevels en Kalamiteiten
IPA
isopropylalcohol
KOH
kaliumhydroxide
MAC
maximaal aanvaardbare concentratie
MCS
multiple chemical sensitivity
MDGN
methyldibromoglutaronitril
MCI
methylchloorisothiazolinon
MI
methylisothiazolinon
NaOH
natriumhydroxide
NCvB
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
NMP
N-methylpyrrolidon
NTA
nitrilotriacetaat
OSB
Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten
OPS
organo psycho syndroom
PAK
polycyclische aromatisch koolwaterstoffen
PGBE
propyleenglycolbutylether
PGME
propyleenglycolmethylether
PVC
polyvinylchloride
RVS
roestvast staal
SITO
Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie-, Milieu- en
Technische Onderhoudsactiviteiten
STEL
short term exposure limit
TGG
tijdgewogen gemiddelde
TLV
threshold limit value
VIB
veiligheidsinformatieblad
V
VMB
VOS
WMS
Vereniging van Metaalbeschermingsbedrijven
vluchtige organische stoffen
Wet Milieugevaarlijke Stoffen
VI
SAMENVATTING
Werknemers in de schoonmaaksector komen dagelijks in aanraking met producten
die mogelijk oplosmiddelen en/of allergene stoffen bevatten. Het onderzoek
beschreven in dit rapport had als doelstelling te inventariseren of, en zo ja in welke
mate er sprake is van klachten bij werknemers als gevolg van blootstelling aan
allergenen en/of oplosmiddelen in schoonmaakproducten.
Blootstelling aan organische oplosmiddelen draagt het risico in zich op het
ontwikkelen van de beroepsgebonden aandoening OPS: het organisch psycho
syndroom. De erkenning van deze aandoening als beroepsziekte heeft in de
schildersbranche geleid tot een vervangingsverplichting voor oplosmiddelhoudende
verf. Ook is er toenemende aandacht voor allergenen als mogelijke veroorzakers
van beroepsgebonden aandoeningen. Blootstelling aan allergene stoffen kan tot
aandoeningen van de huid en/of de ademhalingswegen leiden, zoals eczeem of
astmatische reacties. Omdat van dergelijke aandoeningen niet altijd duidelijk is of
ze veroorzaakt worden door allergenen of door irriterende stoffen, is ook van de
laatste categorie stoffen een inventarisatie gemaakt.
Het totale aantal werknemers in de schoonmaakbranche is ongeveer
200000. De schoonmaakbranche is zeer divers, en bestaat uit veel subsectoren. Het
type werkzaamheden alsmede het type producten waar mee wordt gewerkt lopen
binnen de schoonmaakbranche als geheel sterk uiteen. Daarom is getracht een
aantal belangrijke subsectoren te onderscheiden. Er is aangesloten bij de in de
intentieverklaring door de BBC geselecteerde subsectoren, te weten:
kantoorschoonmaak, industriereiniging (IGK), reiniging in de gezondheidszorg,
transportreiniging, glasreiniging, reiniging na brand, industriële en
scheepsreiniging en gevelreiniging. Graffitiverwijdering wordt besproken als
onderdeel van zowel transportreiniging als gevelreiniging.
Aanpak
De beoordeling van de gezondheidsrisico’s als gevolg van oplosmiddelen en
allergenen in de schoonmaaksector in onderhavig onderzoek is gebaseerd op een
inventarisatie (per sector) van productsamenstelling en blootstelling. Het was niet
mogelijk de mate en frequentie van het gebruik van producten te inventariseren,
hier heeft het onderzoek zich dan ook niet op gericht. Wel is informatie verzameld
omtrent de ingrediënten van reinigingsmiddelen, alsmede omtrent het type
werkzaamheden dat wordt uitgevoerd en de manier waarop deze worden
VII
uitgevoerd. Naast deze inventarisatie is ook een literatuurstudie gedaan naar het
vóórkomen van klachten bij schoonmakers.
Kantoorschoonmaak
De grootste subsector is de kantoorschoonmaak. Hierin zijn ongeveer 170000
mensen werkzaam. De belangrijkste activiteiten in de kantoorschoonmaak zijn
vloerreiniging, sanitairreiniging, interieurreiniging en tapijtreiniging. Risico’s voor
de gezondheid kunnen optreden bij de dagelijkse sanitairreiniging en de
interieurreiniging. Tijdens deze werkzaamheden wordt (dagelijks) gewerkt met
producten die irriterende en allergene stoffen bevatten; deze producten worden
vaak verneveld (hierbij kunnen spraydeeltjes worden ingeademd) en er kan ook
huidcontact optreden. Bovendien is een belangrijkste risicofactor ten aanzien van
huidirritatie het veelvuldige contact van de handen met water. Omdat meestal in
redelijk/goed geventileerde ruimten gewerkt wordt met middelen die relatief
weinig oplosmiddelen bevatten is er in de kantoorschoonmaak geen
noemenswaardig risico op OPS.
Industriereiniging (IGK)
In de industriereiniging zijn ongeveer 3500 mensen werkzaam. Deze subsector
omvat merendeels reiniging in de voedingsmiddelenindustrie, en een klein deel
reiniging in niet-voedingsmiddelenindustrie (zoals bijvoorbeeld betonfabrieken).
Reiniging in de petrochemische industrie valt niet binnen deze sector maar onder
industriële- en scheepsreiniging. De belangrijkste activiteiten zijn
reinigen/ontvetten, ontkalken en desinfectie. Risico’s voor de gezondheid zijn het
optreden van irritatie (van huid of luchtwegen) bij het gebruik van schuimreiniger,
desinfecterend middel of ontvetter op basis van koolwaterstoffen. Deze middelen
bevatten vaak hoge gehaltes aan irriterende stoffen, en bij gebruik ervan kan
huidcontact optreden of kunnen spraydeeltjes worden ingeademd. Bovendien
worden deze middelen vaak dagelijks gebruikt. Bij gebruik van ontvetter op basis
van koolwaterstoffen is er gezien het oplosmiddelgehalte bovendien een risico op
OPS wanneer het wordt gebruikt in een kleine of slecht geventileerde ruimte (wat
in deze sector het geval kan zijn) .
Reiniging in de gezondheidszorg
Reiniging in de gezondheidszorg wordt gedaan door ongeveer 3000 mensen. In de
gezondheidszorg bestaat de reiniging uit reguliere reiniging (vergelijkbaar met
kantoorschoonmaak) en desinfectie. Voor een deel zijn de gebruikte producten en
werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico’s dan ook
VIII
hetzelfde als in de kantoorschoonmaak (bijvoorbeeld het risico op huid- en/of
luchtwegirritatie/-allergie in de dagelijkse sanitair- en interieureiniging en door het
veelvuldige contact van de handen met water.). Daarnaast zijn er risico’s
verbonden aan het gebruik van desinfectiemiddelen. Desinfectie in de
gezondheidszorg gebeurt ofwel met chloor(tabletten) ofwel met middelen op basis
van quats (quaternaire ammoniumverbindingen). Voor beide typen producten geldt
een risico op huid- en luchtwegirritatie. Sommige desinfectiemiddelen op basis van
quats bevatten daarnaast behoorlijke hoeveelheden allergene stoffen zoals
formaldehyde, glutaaraldehyde en glyoxal, zodat er ook een risico op het optreden
van huid- en luchtwegallergie bestaat.
Transportreiniging
Onder transportreiniging wordt verstaan het schoonmaken van vervoermiddelen
zoals treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen. Ook het schoonmaken van
perrons, abri’s en haltes valt hieronder. In deze sector zijn ongeveer 2000 mensen
werkzaam. Bij het reinigen van treinen worden verschillende middelen ingezet
voor het reinigen van de binnenkant, de onderkant en de rest van de buitenkant. Al
deze typen producten brengen weer andere risico’s met zich mee. Zo bevatten de
reinigers voor de binnen- en buitenkant van treinen bijvoorbeeld veel irriterende
stoffen, en gezien de frequentie waarmee en de manier waarop deze producten
worden toegepast is er risico op huid- of luchtwegirritaties. De reiniger voor de
onderkant van treinen bevat juist veel oplosmiddelen, aan dit middel is gezien de
gebruikswijze (aërosolvorming door borstelen, in een kleine ruimte) een OPSrisico verbonden. Neutrale reinigers gebruikt voor het schoonmaken van het
interieur van vliegtuigen kunnen allergene stoffen bevatten. Omdat werknemers die
deze werkzaamheden uitvoeren dit vaak iedere dag doen en er huidcontact maar
ook inademing van spraydeeltjes op kan treden, is aan deze werkzaamheden dus
een risico op huid- of luchtwegallergie verbonden. Een belangrijke activiteit binnen
de transportreiniging is het verwijderen van graffiti. Hiervoor worden
afbijtmiddelen ingezet die vaak hoge gehaltes aan zowel oplosmiddelen (vaak
glycolethers) als irriterende stoffen (en soms ook huidallergenen) bevatten. Vaak
worden deze middelen met een borstel opgebracht, waarbij dus zowel huidcontact
als inademing van aerosolen kan plaatsvinden. Gebruik van afbijtmiddelen voor het
verwijderen van graffiti levert dus een risico op ten aanzien van OPS, huid- en
luchtwegirritaties en soms huidallergieën (met name bij gebruik van middelen met
limoneen).
IX
Glasreiniging
In de glasreiniging (‘glazenwassen’) zijn zo’n 7500 mensen werkzaam. Er zijn
ruitenreinigers op de markt met hoge gehaltes aan oplosmiddelen en eventueel
ammonia, maar de meeste glazenwassers gebruiken eenvoudigweg afwasmiddel.
Afwasmiddel bevat stoffen die irriterend kunnen zijn voor de huid, en mogelijk
ook huid- en (vluchtige) luchtwegallergenen. Omdat werknemers dit type reiniger
dagelijks gebruiken, is er een risico op het ontstaan van huid- en luchtwegallergie
en/of huidirritatie. Bovendien is een belangrijke risicofactor ten aanzien van
huidirritatie het veelvuldige contact van de handen met water.
Reiniging na brand
Reiniging na brand wordt in veel gevallen uitgevoerd door gespecialiseerde
bedrijven. Echter ook ‘reguliere’ schoonmaakbedrijven voeren werkzaamheden uit
die onder reiniging na brand vallen. Het totaal aantal mensen werkzaam in deze
sector is ongeveer 2500. Het werk in deze subsector valt uiteen in een aantal typen
werkzaamheden: opstalreiniging, inboedel- en inventarisreiniging, tapijtreiniging
en reiniging van electronische apparatuur. In al deze typen werkzaamheden wordt
een alkalisch middel gebruikt. Verder wordt in de opstalreiniging ook wel een zuur
middel gebruikt. In de inventarisreiniging en de reiniging van electronische
apparatuur worden metalen (onder)delen ontroest in een dompelbadensysteem,
grotere voorwerpen worden ontroest met een handontroester. Bij gebruik van de
handontroester is er een risico op het optreden van huidirritatie of luchtwegirritatie
omdat dagelijks huidcontact plaats kan vinden, en het product vluchtige irriterende
stoffen kan bevatten. Ook de andere typen producten gebruikt in de reiniging na
brand bevatten vaak wel huid- en luchtwegirriterende stoffen, maar deze worden
gebruikt op een manier waarbij de kans op frequente blootstelling kleiner is. Ook
bij het reinigen van electronische apparatuur treden risico’s op, omdat bij deze
werkzaamheden eveneens dagelijks huidcontact op kan treden met het alkalische
middel; bovendien kan er aërosolvorming optreden omdat het middel eventueel
verborsteld wordt. Er is met name een risico ten aanzien van OPS, en irritatie van
huid en luchtwegen.
Bij reiniging na brand kan ook blootstelling plaatsvinden aan allerlei stoffen die bij
de brand zijn vrijgekomen: giftige gassen kunnen worden ingeademd (bijvoorbeeld
koolmonoxide), of de huid kan in aanraking komen met roetdeeltjes.
X
Industriële- en scheepsreiniging
De sector industriële- en scheepsreiniging, waarin circa 2800 mensen als
schoonmaker werkzaam zijn, omvat niet alleen scheepsreiniging maar ook
tankreiniging , reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties en reiniging van
bruggen, zendmasten en andere grote objecten. De typen reinigers waar mee
gewerkt wordt zijn onder te verdelen in alkalische reinigers, zure reinigers,
ontvetters en afbijtmiddelen. Er is een OPS-risico verbonden aan het gebruik van
ontvetters en sommige afbijtmiddelen, vanwege de hoge gehaltes aan
oplosmiddelen en het feit dat soms in kleine of slecht geventileerde ruimtes
gewerkt wordt, of dat de reinigers oplosmiddelen bevatten die door de huid kunnen
worden opgenomen. Het gebruik van zure reinigers en van ontvetters op basis van
terpenen levert een risico op huidallergie en –irritatie en luchtwegirritatie op.
Alkalische reinigers en ontvetters op basis van koolwaterstoffen kunnen eveneens
tot huidaandoeningen leiden.
Gevelreiniging
Gevelreiniging is wat betreft het aantal werknemers de kleinste subsector: ongeveer
1500 mensen zijn werkzaam als gevelreiniger. Gevelreiniging kan gedaan worden
met chemicaliën, alleen met water of geheel droog (bv. droogstralen). In dit rapport
zijn alleen de gezondheidsrisico’s van de gevelreiniging met chemicaliën
besproken. Chemische gevelreinigingsmiddelen bestaan ofwel vooral uit zuren
ofwel vooral uit basen. Dat betekent dat het gehalte aan irriterende stoffen vaak
hoog is. Omdat werknemers dagelijks met dit soort middelen werken, en er bij
gebruik aërosolen gevormd worden die kunnen worden ingeademd (en sommige
irriterende stoffen bovendien vluchtig zijn), is er een flink risico op het optreden
van luchtwegirritaties. Net als in de transportreiniging maakt graffitiverwijdering
een belangrijk deel uit van de gevelreiniging. Graffitiverwijderaars zijn middelen
gebaseerd op (meestal hoge gehaltes aan) oplosmiddelen, zoals butylglycol,
methyleenchloride of N-methylpyrrolidon. Daarnaast bevatten ze vaak ook ofwel
een zuur, ofwel een base. Bij gebruik van sommige graffitiverwijderaars is er dan
ook een risico op luchtweg- of huidirritatie. Een aantal graffitiverwijderaars bevat
huidallergenen. Aangezien er dagelijks huidcontact kan plaatsvinden is er dus bij
bepaalde typen middelen een risico op het optreden van huidallergie. Er is gezien
de mogelijkheid van het dagelijks optreden van huidcontact ook een OPS-risico bij
gebruik van middelen die glycolethers bevatten (die via de huid kunnen worden
opgenomen).
XI
Probleemstoffen
Branchebreed zijn het vooral de volgende stofgroepen die kunnen leiden tot huiden luchtwegallergieëen of –irritaties: detergenten, oplosmiddelen, desinfectanten,
zuren en basen, parfums, conserveermiddelen en water.
Vóórkomen van klachten
Uit literatuurgegevens omtrent het vóórkomen van klachten bij schoonmakers
blijkt dat vooral huidklachten vrij vaak voorkomen (in de ‘top 10’ van het
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten nemen schoonmakers de vijfde plek in).
De voornaamste oorzaken zijn (vooral) irritatie door bestanddelen van het
reinigingsmiddel (water, oppervlakte-actieve stoffen, zuren, desinfectantia) en (in
iets mindere mate) allergie door conserveringsmiddel, parfum of handschoenen.
Ook astma is een bij schoonmakers voorkomende beroepsziekte. OPS onder
schoonmakers lijkt branchebreed een minder groot probleem (bij de Solvent Teams
zijn tenminste geen schoonmakers met OPS bekend). Echter, voor specifieke
subsectoren zijn er in de internationale literatuur wel degelijk gegevens te vinden
over OPS-gerelateerde klachten onder schoonmakers. Zo bleek uit een Zweeds
onderzoek dat 5 van 38 onderzochte graffitiverwijderaars neurasthene klachten
hadden. Bovendien bleken deze mensen relatief veel huid- en luchtwegklachten te
hebben.
Verder komt uit de internationale literatuur naar voren dat bij schoonmakers (en
andere werknemers) werkzaam in de voedingsmiddelenindustrie relatief veel
huidklachten voorkomen. Deze kunnen zijn veroorzaakt door water en
reinigingsmiddelen of door contact met voedingsmiddelen.
Conclusies
De grootste risico’s ten aanzien van oplosmiddelen worden gevonden in de
industriereiniging (IGK) bij gebruik van ontvetter (non-foodsector), in de
transportreiniging (bij reiniging van de onderkant van treinen en bij
graffitiverwijdering), het reinigen na brand van electronische apparatuur, in de
industriële en scheepsreiniging (ontvetters en afbijtmiddelen) en bij
graffitiverwijdering in de gevelreiniging.
Risico op huidallergie- of irritatie is er vooral in de kantoorschoonmaak bij
sanitair- en interieurreiniging. Aangezien in deze sector de meeste mensen
werkzaam zijn, is dit dus ook genormeerd naar het aantal werknemers de grootste
risicogroep. Ook in andere sectoren worden werkzaamheden uitgevoerd waarbij
risico op huidallergie of –irritatie bestaat, maar deze sectoren zijn wat betreft het
XII
aantal werknemers veel kleiner: in de industriereiniging (IGK) (zowel food als
non-food), in de reiniging in de gezondheidszorg (sanitair- en interieurreiniging én
desinfectie), bij bepaalde werkzaamheden in de transportreiniging, glasreiniging,
het reinigen na brand van electronische apparatuur en bij gebruik van
handontroester, in de industriële- en scheepsreiniging bij gebruik van zure of
alkalische middelen of van bepaalde ontvetters, en bij graffitiverwijdering in de
gevelreiniging.
Risico’s ten aanzien van luchtwegallergie- en irritatie zijn er vooral in de
kantoorschoonmaak bij sanitair- en interieurreiniging, in de industriereiniging
(IGK) (zowel food als non-food), in de reiniging in de gezondheidszorg (sanitairen interieurreiniging én desinfectie), bij bepaalde werkzaamheden in de
transportreiniging, het reinigen na brand van electronische apparatuur en bij
gebruik van handontroester, bij gebruik van bepaalde reinigers in de industriële- en
scheepsreiniging en in de gevelreiniging. Ook voor luchtwegaandoeningen geldt,
evenals voor huidaandoeningen, dat de kantoorschoonmaak gezien het grote aantal
mensen dat hierin werkzaam is de grootste risicogroep vormt.
XIII
XIV
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
1.1 Achtergrond van het onderzoek
1.1.1 Uitwerking onderzoeksvragen
1.1.2 Afbakening
1.2 Beschrijving branche
1.3 Oplosmiddelen
1.3.1 Gezondheidsschade door oplosmiddelen
1.3.2 Vervanging
1.3.3 Definitie
1.4 Allergenen
1.5 Overige effecten
1
1
1
3
3
4
4
7
8
9
10
2. Methode van onderzoek
2.1 Algemeen
2.2 Beoordeling van gezondheidsrisico’s
2.2.1 Producten
2.2.2 Blootstelling
2.2.3 Beoordeling risico
11
11
12
12
14
15
3. Resultaten
3.1 Inleiding
3.2 Kantoorschoonmaak
3.2.1 Beschrijving subsector
3.2.2 Productgebruik
3.2.3 Blootstelling
3.2.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.3 Industriereiniging (IGK)
3.3.1 Beschrijving subsector
3.3.2 Productgebruik
3.3.3 Blootstelling
3.3.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.4 Reiniging in de gezondheidszorg
3.4.1 Beschrijving subsector
3.4.2 Productgebruik
21
21
24
24
24
32
37
40
40
40
43
47
49
49
49
XV
3.4.3 Blootstelling
3.4.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.5 Vervoer
3.5.1 Beschrijving subsector
3.5.2 Productgebruik
3.5.3 Blootstelling
3.5.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.6 Glasreiniging
3.6.1 Beschrijving subsector
3.6.2 Productgebruik
3.6.3 Blootstelling
3.6.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.7 Reiniging na brand
3.7.1 Beschrijving subsector
3.7.2 Productgebruik
3.7.3 Blootstelling
3.7.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.8 Industriële- & scheepsreiniging
3.8.1 Beschrijving subsector
3.8.2 Productgebruik
3.8.3 Blootstelling
3.8.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
3.9 Gevelreiniging
3.9.1 Beschrijving subsector
3.9.2 Productgebruik
3.9.3 Blootstelling
3.9.4 Samenvatting belangrijkste risico’s
51
53
54
54
54
59
62
65
65
65
65
66
67
67
68
70
76
78
78
80
90
96
101
101
101
105
107
4. Vergelijking van de ernst van de gezondheidsrisico’s
4.1 Producten
4.1.1 Detergenten
4.1.2 Oplosmiddelen
4.1.3 Desinfectanten
4.1.4 Parfums
4.1.5 Conserveermiddelen
111
111
111
112
116
117
118
XVI
4.1.6 Zuren en basen
4.1.7 Water
4.2 Incidentie van gezondheidsklachten
4.2.1 Algemeen
4.2.2 OPS
4.2.3 Allergie en irritatie
4.2.4 Overige effecten
4.3 Conclusies
5. Bronnen
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Bijlage 6
Bijlage 7
Bijlage 8
Bijlage 9
Bijlage 10
120
120
121
121
121
122
126
128
137
Producten Kantoorschoonmaak
Producten Industriereiniging (IGK)
Producten Reiniging in de gezondheidszorg
Producten Transportreiniging
Producten Glasreiniging
Producten Reiniging na brand
Producten Industriële- en Scheepsreiniging
Producten Gevelreiniging
Bestanddelen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen
Overzicht betekenis R-zinnen
XVII
146
155
157
158
160
161
162
165
169
173
XVIII
1 INLEIDING
1.1
ACHTERGROND VAN HET ONDERZOEK
Dit onderzoek is uitgevoerd door de Chemiewinkel van de Universiteit van
Amsterdam, in het kader van de totstandkoming van een arboconvenant in de
schoonmaaksector. Partijen in het convenant zijn de Ondernemingsorganisatie
Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), de Vereniging van werkgevers in de
Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO), FNV
Bondgenoten en het Ministerie van SZW. Doel van het convenant is te komen tot
verbetering van de arbeidsomstandigheden in de sector. In dit kader is een
onderzoek uitgevoerd naar het vóórkomen van oplosmiddelen en allergenen in
reinigingsmiddelen, die in deze sector worden gebruikt, en van de mogelijke
gezondheidseffecten die optreden als gevolg van blootstelling aan deze middelen.
Oplosmiddelen en allergenen vormen speerpunten in het beleid van het ministerie.
Blootstelling aan oplosmiddelen kan leiden tot het optreden van het Organisch
Psycho Syndroom (OPS). Blootstelling aan allergenen kan leiden tot het optreden
van huidaandoeningen (allergisch eczeem) en luchtwegaandoeningen zoals CARA.
1.1.1
Uitwerking onderzoeksvragen
Het onderzoek is uitgevoerd conform de concept-startnotitie van 22 november
2000. Daarin zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd.
1. Binnen welke subsectoren wordt op reguliere basis met producten gewerkt
die oplosmiddelen en/of allergenen bevatten?
Beantwoording van deze vraag heeft als doel om te komen tot een afbakening van
subsectoren, met als criterium dat er inderdaad sprake is van een probleem met
betrekking tot oplosmiddelen of allergenen.
2. Om welke oplosmiddelen en allergene stoffen gaat het?
Inzicht in de samenstelling van producten kan er toe leiden dat minder schadelijke
middelen kunnen worden geïdentificeerd voor bepaalde toepassingen. Daarmee
kan een actief vervangingsbeleid worden ingezet. Tevens kan worden
1
gecontroleerd, via literatuuronderzoek, of de gesignaleerde stoffen elders of in het
verleden reeds in gezondheidsklachten hebben geresulteerd.
3. In welke toepassing worden ze gebruikt?
4. Onder welke omstandigheden worden ze gebruikt?
Deze twee vragen hebben betrekking op de wijze waarop en de mate waarin
blootstelling plaatsvindt. Om een inschatting te kunnen maken van de
daadwerkelijke gezondheidsrisico’s is het van belang behalve de toxiciteit van de
producten ook inzicht te hebben in de blootstelling.
Factoren die in de verschillende sectoren onderzocht zijn, zijn, voor zover bekend:
de standaard applicatiewijze (machinaal, handmatig, gesloten, open, enz.), de
fysisch-chemische parameters van de stoffen zelf (vluchtigheid, octanol-watercoëfficient i.v.m. huidpenetratie), werkomgeving (kleine versus grote ruimten,
binnen of buiten), en de mate van bescherming die standaard wordt gebruikt, zowel
huid- als adembescherming.
5. Hoeveel werknemers worden eraan blootgesteld?
Uitdrukkelijk gaat het hier om de schoonmakers, en dus niet de werknemers uit de
sector zelf, die wellicht indirect worden blootgesteld. Hierbij dient voorts te
worden opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken rekening te houden met
eventuele taakverdeling tussen de schoonmakers, m.a.w. een schoonmaker die zich
bezig houdt met schoonmaken van kantoorgebouwen wordt verondersteld alle
schoonmaaktaken uit te voeren: vloerreiniging, sanitairreiniging, etc. Aan de
andere kant komt het voor dat een schoonmaakbedrijf in meerdere subsectoren
actief is, waardoor vaststelling van het exacte aantal werknemers die een bepaalde
schoonmaakactiviteit uitvoeren, wordt bemoeilijkt. In overleg met de BBC is ertoe
besloten om het onderzoek te beperken tot het aantal werknemers dat volgens de
statistieken van de branche-organisaties en het CBS tot een bepaalde subsector
behoren.
6. Wat is de omvang en de frequentie van gebruik van deze producten?
Gegevens over de frequentie van gebruik zijn ingeschat op basis van de
beschrijvingen van de werkzaamheden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen
dagelijkse en periodieke reiniging. Over de omvang van het gebruik zijn geen
2
gegevens verzameld. Als alternatief is ervoor gekozen om, waar mogelijk,
blootstellingsgegevens te achterhalen. Deze zijn echter schaars gebleken.
7. Wat is gerapporteerd over neurasthene klachten als gevolg van het gebruik
van oplosmiddelen in genoemde sectoren?
8. Wat is gerapporteerd over luchtwegklachten en huidaandoeningen als
gevolg van het gebruik van allergenen in genoemde subsectoren?
Deze twee onderzoeksvragen hebben betrekking op het in de literatuur en door
bedrijfsartsen gerapporteerde vóórkomen van klachten. Deze informatie is nodig
om te komen tot een reële inschatting van het belang van de problematiek voor de
betreffende subsectoren.
1.1.2
Afbakening
Wat betreft de subsectoren is aangesloten bij de matrix die is samengesteld door de
BBC, en die is opgenomen in de intentieverklaring.
Schoonmaakwerkzaamheden die worden uitgevoerd als onderdeel van een
productieproces, of die worden uitgevoerd door de reguliere
productiemedewerkers, vormen geen onderdeel van dit onderzoek. Daarbij kan
gedacht worden aan reinigingsactiviteiten in metaalproductenbedrijven, de
grafische sector, de autoschadeherstelbedrijven en dergelijke.
Een complicerende factor hierbij is het feit dat in toenemende mate
schoonmaakwerk wordt uitbesteed. Voor werkzaamheden die voorheen door
productiemedewerkers werden uitgevoerd, worden thans alsmaar vaker
schoonmaakbedrijven ingehuurd. Voorbeelden hiervan zijn het conserveren van
scheepshuiden met behulp van verven, montagewerkzaamheden, e.d.
1.2
BESCHRIJVING BRANCHE
De belangrijkste activiteiten in de schoonmaakbranche worden verdeeld in drie
segmenten, namelijk Kantooronderhoud en Glazenwassen (K + G), Industrie,
Gevels en Kalamiteiten (IGK), en Industriële- en scheepsreiniging. De eerste twee
genoemde vallen onder de branchevereniging OSB, de laatste onder SITO.
Het grootste deel van de schoonmaakbedrijven in Nederland richt zich vooral op
het schoonmaken van gebouwen als scholen, kantoren en ziekenhuizen. Circa 600
3
van de in totaal 6300 schoonmaakbedrijven zijn aangesloten bij de OSB. In de
industriële- en scheepsreiniging zijn er ca. 120 bedrijven, waarvan er 43 lid zijn
van SITO. Het totaal aantal werkzame personen in de schoonmaakbranche
bedraagt circa 200.000, waarvan 3.000 in de industriële- en scheepsreiniging. Het
grootste gedeelte (zo’n 65 %) van de werknemers is vrouw. Van deze 200.000
werknemers is een groot gedeelte als parttimer werkzaam. Tabel 1.1 geeft een
overzicht van de verdeling van de werknemers in de schoonmaakbranche over de
verschillende subsectoren (bron: OSB).
Tabel 1.2.1 Werknemersaantallen in de schoonmaakbranche
subsector
kantoorschoonmaak
industriële reiniging (incl. food)
gezondheidszorg
transport
glasreiniging
reiniging na brand
gevelreiniging
Overig K+G en IGK
Industriële- en scheepsreiniging
aantal werknemers
170000
3500
3000
2000
7500
2500
1500
10000
2800
Na 1995 is de schoonmaakbranche sterk gegroeid, omdat steeds meer
schoonmaakwerk uitbesteed wordt. Schoonmaakwerk is arbeidsintensief: circa 80
% van de kosten zijn arbeidskosten. Het gemiddelde opleidingsniveau van
werknemers in de schoonmaakbranche is laag, en gemiddeld werken mensen niet
erg lang als schoonmaker. Het personeelsverloop en ziekteverzuim is erg hoog.
1.3
1.3.1
OPLOSMIDDELEN
Gezondheidsschade door oplosmiddelen
Blootstelling aan organische oplosmiddelen draagt het risico in zich op het
ontwikkelen van de beroepsgebonden aandoening OPS: het organisch psycho
syndroom. In de medische wereld wordt dit CTE genoemd: chronische toxische
encefalopathie door organische oplosmiddelen. OPS wordt al geruime tijd als
medisch en maatschappelijk probleem erkend. Het ministerie voor Sociale Zaken
4
en Werkgelegenheid ontwikkelt specifiek beleid op dit gebied waarbij het
consequent toepassen van de arbeidshygiënische strategie sterk wordt aangezet.
Binnen dit kader is bijvoorbeeld voor de professionele toepassing van verven
binnenshuis twee jaar geleden een vervangingsverplichting voor
oplosmiddelhoudende verf afgekondigd en ook in de grafische industrie zijn voor
de reinigingsactiviteiten specifieke maatregelen afgekondigd. Voor de
professionele reinigingsbranche is er vooralsnog geen sprake van een
vervangingsverplichting.
Op medisch gebied worden er aangaande de diagnose van patiënten met een hoge
oplosmiddelen blootstelling goede vorderingen gemaakt door de twee Solvent
Teams in respectievelijk Amsterdam (Academisch Medisch Centrum) en Enschede
(Medisch Spectrum Twente) (Van der Hoek et al., 2000). In een solvent team
werken bedrijfsartsen, neurologen, neuropsychologen en arbeidshygiënisten samen
en zij komen gezamenlijk tot de diagnose OPS of niet.
Duidelijk is dat het ziektebeeld tussen patiënten aanzienlijk kan verschillen:
cognitieve, maar ook juist affectieve symptomen kunnen op de voorgrond staan.
De waargenomen ziekteverschijnselen zijn niet uniek voor de gevolgen van
blootstelling aan organische oplosmiddelen. Sommige zware metalen geven
vergelijkbare verschijnselen, maar ook de ziekte van Alzheimer of bijvoorbeeld
ernstige (levensbedreigende of emotionele) ervaringen kunnen een ziektepatroon
veroorzaken met overeenkomstige effecten. Dit maakt de diagnose lastig en
feitelijk zou men kunnen stellen dat de diagnose gebaseerd is op het uitsluiten van
andere factoren, in combinatie met een daadwerkelijke blootstelling aan
oplosmiddelen gedurende een aantal jaren en aan verhoogde concentraties. In
tegenstelling tot bekende infectieziekten of specifieke vergiftigingen is het niet
mogelijk de ziekteverschijnselen direct te koppelen aan de blootstelling.
5
De WHO onderscheidt drie fases in de ontwikkeling van OPS (CTE). Ze zijn
samengevat in tabel 1.3.1.
Tabel 1.3.1 Stadia van chronische oplosmiddelenintoxicatie en effecten op het
centrale zenuwstelsel volgens de indeling van de WHO (WHO and Nordic Counicil
of Ministers Working Group, 1985)
ziektestadium
duur van
de blootstelling
Neurastheen Dagen tot
syndroom
weken
symptomen
restverschijnselen
Depressie, prikkelbaarheid,
verlies van interesse in
dagelijkse activiteiten
Geen
Matig/
Maanden
ernstig CTE tot jaren
Moeheid, stemmings- en
aandachtsstoornissen,
vergeetachtigheid
Ernstig CTE Jaren
Dementieel ziektebeeld met
een gegeneraliseerde
aantasting van de intelligentie
en ernstige
geheugenstoornissen
Na staken van de
blootstelling kan
enige tot volledige
verbetering optreden
Irreversibele schade
De verschillende fases lopen in elkaar over en het is bijvoorbeeld niet zo dat
patiënten in de eerste fase nooit last van hoofdpijn of overdreven vermoeidheid
zouden hebben.
OPS wordt beschouwd als een progressieve ziekte, m.a.w. bij een voortgaande
blootstelling nemen de klachten in ernst toe. Bij het stopzetten van de blootstelling
kan er, indien de klachten nog niet echt ernstig zijn, verbetering tot zelfs volledig
herstel optreden. Deze constatering is van belang, omdat dit de persoon in kwestie,
en de werkgever, in staat stelt om bij een tijdige diagnose maatregelen te nemen
waarmee de blootstelling gereduceerd, dan wel gestopt wordt.
Maar een deel van de patiënten die ter diagnose bij de Solvent Teams komen,
krijgen uiteindelijk de diagnose “OPS”. Mensen die “positief” scoren, met andere
woorden die een diagnose OPS krijgen, vallen allen in groep twee: het
6
matig/ernstig OPS. Ernstiger gevallen komen in Nederland eigenlijk niet voor. In
wetenschappelijke kring is men er van overtuigd dat deze groep 2 (en wellicht de
enkeling in groep 3) slechts het topje van de ijsberg is. Van een groot deel kan niet
ondubbelzinnig worden vastgesteld dat de ziekteverschijnselen geweten kunnen
worden aan de beroepsmatige blootstelling aan organische oplosmiddelen, terwijl
de patiënt wel (lichte) oplosmiddelgerelateerde klachten heeft. Met name de
neuropsychologische tests zijn onvoldoende fijngevoelig om mensen in het
beginstadium van de ziekte, met het neurastheen syndroom, te identificeren. Naar
verwachting is dit de grootste groep van mensen die lijdt onder
oplosmiddelblootstelling. De verwachting is dan ook dat er onder de werknemers
die dagelijks met vluchtige organische oplosmiddelen werken en hier aan worden
blootgesteld mensen zijn met een reversibel neurastheen syndroom.
Het feit dat in de lijst van beroepen van de OPS-patiënten die in de jaarverslagen
van de Solvent teams wordt gepubliceerd (Van der Hoek et al., 2000) geen
schoonmakers of industriële reinigers worden genoemd, moet in dit verband dan
ook enkel als indicatief worden gezien. Oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen
zelf zijn een risicovolle blootstellingsbron.
Behalve OPS kunnen oplosmiddelen ook overgevoeligheidsreacties of
eczeemachtige aandoeningen van de huid veroorzaken. In de meeste gevallen is er
sprake van ortho-ergisch eczeem (zie §1.4).
1.3.2
Vervanging
In Nederland wordt jaarlijks ruim 2 miljoen ton organische oplosmiddelen
geproduceerd en vormt daarmee ruim 3 massaprocent van de totale productie van
de Nederlandse chemische industrie. Het vetoplossend vermogen van apolaire
oplosmiddelen als terpentine maakt deze zeer geschikt voor het reinigen van vette
oppervlakken, waarbij de vaak hoge vluchtigheid er voor zorgt dat er geen residuen
achterblijven. Bovendien veroorzaken organische oplosmiddelen geen corrosie van
het metaaloppervlak, wat bij water wel kan voorkomen. Ook de
verdampingssnelheid van de oplosmiddelen speelt een belangrijke rol. Bij het
ontwikkelen van een oplosmiddelhoudend product heeft de fabrikant in eerste
instantie keus uit een enorme verscheidenheid aan organische oplosmiddelen, maar
in de praktijk zal blijken dat deze keuzevrijheid sterk wordt beperkt door de eisen
7
die aan het product worden gesteld. Factoren als polariteit, viscositeit,
verdampingssnelheid, de oplosbaarheid in water en de prijs spelen een rol in deze
keuze en zeker de laatste twee decennia hebben ook de gezondheids- en
milieuaspecten van organische oplosmiddelen de keuzevrijheid beperkt. Mede door
de nadelige gezondheids- en milieueffecten van veel organische oplosmiddelen
heeft er het afgelopen decennium een verschuiving plaatsgevonden in het gebruik
richting watergedragen producten. Deze verschuiving werd gestimuleerd door
wetgeving en vervangings- en emissiereductieprojecten als KWS2000 en heeft er
bij verven en inkten, maar zeker ook bij reinigingsmiddelen toe geleid dat de
watergedragen varianten aan terrein hebben gewonnen. Desondanks worden in
Nederland naar schatting nog ongeveer een half miljoen werknemers blootgesteld
aan organische oplosmiddelen (Gret, 2001).
1.3.3
Definitie
De term "organisch oplosmiddel" suggereert dat het een functie vervult in het
oplossen van andere stoffen. Vaak is dit juist, maar soms worden organische
oplosmiddelen aan een product toegevoegd om het bijvoorbeeld de gewenste
viscositeit en verwerkbaarheid te geven. En hoewel ethanol een organisch
oplosmiddel is, is het voornaamste doel in alcoholische dranken zeker niet het
oplossen van stoffen.
In dit rapport wordt onder organische oplosmiddelen verstaan:
Alle organische verbindingen die bij kamertemperatuur (20 ºC) en standaarddruk
(101325 pascal) vloeibaar zijn en een dampspanning hebben van meer dan 10
pascal.
De ondergrens van 10 pascal wordt ook in de Nederlandse en Europese wetgeving
gehanteerd in de definitie van vluchtige organische stoffen (VOS) (1999/13/EG).
Het zou daarom wellicht correcter zijn om in dit rapport te spreken over vluchtige
organische stoffen, maar vaak zal, in navolging van wat gebruikelijk is in de
industrie, de voorkeur worden gegeven aan de term "(organische) oplosmiddelen"
omdat de producten in dit rapport in hoofdzaak een functie als oplosmiddel
vervullen. De 10-pascal-grens is overigens discutabel omdat ook vloeistoffen met
8
een dampspanning lager dan 10 pascal (bijvoorbeeld enkele glycolethers)
uiteindelijk verdampen en ook een risico kunnen vormen bij huidcontact.
1.4
ALLERGENEN
In de afgelopen twee jaar is er toenemende aandacht bij sociale partners,
consumenten en de overheid voor de risico’s van allergene stoffen. Ook
internationaal wordt er meer belangstelling voor getoond. Er worden vele lijsten
gepubliceerd met allergenen, die echter niet overeenkomen. In onderhavig
onderzoek is uitgegaan van de labelling volgens de WMS. Daarin zijn de relevante
R-zinnen voor allergie R42 (sensibiliserend voor de luchtwegen) en R43
(sensibiliserend voor de huid). Indien een product meer dan 1% van dit type stoffen
bevat, dient het product als geheel ook gelabeld te worden met R42 respectievelijk
R43. Een probleem dat zich hierbij voordoet is dat fabrikanten hun producten
zodanig formuleren dat het gehalte onder de 1% blijft, zodat het product niet als
sensibiliserend hoeft te worden gelabeld. Om erachter te komen of het product
sensibiliserende stoffen bevat onder die grens, is derhalve meer gedetailleerde
informatie nodig over de samenstelling van het product. Dit levert in verband met
bedrijfsgeheim de nodige problemen op. Desondanks is er op grond van
literatuurgegevens en/of informatie van deskundigen wel enig inzicht in het type
allergenen dat in de verschillende productcategorieën aanwezig kunnen zijn
(bijvoorbeeld: Flyvholm, 1993; Karnava et al., 2000; Lassen et al., 2001).
Zuiver formeel gezien zou het op grond van de wensen van de opdrachtgever voor
dit onderzoek (de Branchebegeleidingscommissie voor het arboconvenant in de
schoonmaaksector) voldoende zijn de allergene stoffen in de reinigingsmiddelen te
achterhalen, en die informatie aan te vullen met de kans op blootstelling en
eventuele gegevens over het vóórkomen van allergieën in de branche. Echter, hier
doet zich het volgende probleem voor. De achtergrond van het onderzoek is het
voorkómen van uitval als gevolg van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.
Eczeem als gevolg van blootstelling aan een allergeen zou zo’n beroepsziekte
kunnen zijn. Het probleem is echter dat aan een eczeem niet is te zien of er sprake
is van een allergisch of een ortho-ergisch eczeem (als gevolg van herhaalde
irritatie, bijvoorbeeld door herhaalde blootstelling aan één of meerdere irriterende
stoffen). Alleen een specialistisch onderzoek door een allergoloog of dermatoloog
9
kan hier uitsluitsel over geven. Bovendien geldt dat blootstelling aan irriterende
stoffen de kans op een allergische reactie op een sensibiliserende stof kan vergroten
omdat de barrièrefunctie van de huid is verzwakt.
Voor de luchtwegen geldt iets dergelijks. Blootstelling aan luchtwegirriterende
stoffen kan de kans op astmatische reacties als gevolg van blootstelling aan
allergenen eveneens vergroten. Uit de literatuur blijkt dat de ratio allergisch versus
orthoergisch eczeem ongeveer op 1: 10 tot 1: 5 ligt, afhankelijk van de bron. Het
lijkt dus logisch ook het gehalte aan irriterende stoffen in het onderzoek mede in
beschouwing te nemen. De onderzoekers hebben met het oog hierop ervoor
gekozen de onderzoeksvraag met dit aspect uit te breiden.
1.5
OVERIGE EFFECTEN
Als producten geen oplosmiddelen of allergenen (of irriterende stoffen) bevatten,
betekent dat niet dat ze geen risico met zich mee brengen. De auteurs zijn van
mening dat het een omissie zou zijn, als stoffen waarvan bekend is dat ze
bijvoorbeeld kankerverwekkend of reproductietoxisch zijn, niet zouden worden
gemeld. Daarom zijn van de bestanddelen van producten, voor zover bekend, de
risicozinnen weergegeven zoals voorgeschreven in de WMS (Wet
Milieugevaarlijke Stoffen). Daarmee kunnen andere risico’s dan allergie en OPS
worden geïdentificeerd. De incidentie van overige effecten is in onderhavig
onderzoek niet bestudeerd.
10
2 METHODE VAN ONDERZOEK
2.1
ALGEMEEN
Voor beantwoording van onderzoeksvragen 1 t/m 6 is gebruik gemaakt van reeds
bestaande literatuur/inventarisaties, aangevuld met recente gegevens die zijn
verzameld aan de hand van gesprekken met relevante branche-organisaties,
leveranciers, en schoonmaakbedrijven.
De volgende branche-organisaties zijn benaderd:
-
OSB (Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten)
SITO (Vereniging van werkgevers in de Scheeps-, Industrie, milieu en
Technische Onderhoudsactiviteiten)
NVZ/NIFIM (Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten/Nederlandse
Vereniging van leveranciers van Professionele Reinigingssystemen)
In overleg met de branche-organisaties zijn de belangrijkste leveranciers van
reinigingsmiddelen benaderd. Aan hen is gevraagd informatie te verschaffen over
de belangrijkste reinigingsproducten uit hun assortiment.
Informatie over het vóórkomen van neurasthene effecten ten gevolge van
blootstelling aan oplosmiddelen, en van eczemen en luchtwegaandoeningen als
gevolg van blootstelling aan allergenen (onderzoeksvragen 7 en 8) zijn verzameld
via de volgende bronnen:
- Literatuur.
- Het Solvent Team van het AMC.
- Het NCvB (Nederlands centrum voor Beroepsziekten)
- Het Kenniscentrum Huid & Arbeid en Het Centrum Huid en Arbeid.
Voorts zijn 13 werknemers uit schoonmaakbedrijven benaderd om inzicht te
krijgen in hoe zij hun werkzaamheden ervaren, en of zij bekend zijn met het
vóórkomen van gezondheidsklachten als gevolg van schoonmaakwerkzaamheden.
11
2.2
BEOORDELING VAN GEZONDHEIDSRISICO’S
Op basis van de gegevens is een model opgesteld waarmee de gezondheidsrisico’s
zijn ingeschaald. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt voor de BBC te komen tot
een prioritering van werkzaamheden en/of producten waarvoor beleid kan worden
afgesproken.
2.2.1
producten
oplosmiddelen
Bij de beoordeling van het OPS-risico van oplosmiddelhoudende producten wordt
vooral het gehalte aan oplosmiddel in beschouwing genomen. Er wordt in principe
geen onderscheid gemaakt tussen meer of minder toxische oplosmiddelen.
Daarvoor zou namelijk een uitgebreid toxicologisch onderzoek dienen te worden
uitgevoerd, dat buiten de mogelijkheden van dit onderzoek valt. Ook vergelijking
van MAC-waarden heeft zijn beperkingen. Niet voor alle oplosmiddelen zijn
MAC-waarden voorhanden. Bovendien zou voor elke MAC-waarde dienen te
worden vastgesteld of het kritische effect, waarop de MAC is gebaseerd, wel een
neurologische is.
Er wordt dus ook geen onderscheid gemaakt tussen verschillende
verdampingssnelheden van oplosmiddelen bij het inschatten van het OPS-risico.
Argumenten hiervoor zijn onder meer het feit dat een aantal langzaam
verdampende oplosmiddelen, zoals glycolethers, snel via de huid worden
opgenomen, en zo de totale opgenomen dosis aanzienlijk vergroten. Voor
glycolethers geldt zelfs dat huidopname de belangrijkste blootstellingsroute blijkt
te zijn (Filon et al., 1999). In het overheidsbeleid ten aanzien van OPS wordt geen
onderscheid gemaakt tussen verschillende oplosmiddelen. Alle worden beschouwd
als potentiële veroorzakers van OPS. Hoewel de discussie hierover nog niet geheel
ten einde is, is ervoor gekozen bij het overheidsbeleid aan te sluiten. Hierbij wordt
nog wel een nuance aangebracht. Alleen die producten die meer dan 5%
oplosmiddelen bevatten, of glycolethers, worden beschouwd als risicovol voor het
ontstaan van OPS. Dit percentage komt ongeveer overeen met wat voor verven in
binnenhuistoepassingen als maximum wordt voorgeschreven in de
vervangingsverplichting, namelijk 60 g oplosmiddel per liter verf. Bij het
12
vaststellen van het percentage oplosmiddelen is steeds uitgegaan van het maximale
percentage dat een product kan bevatten.
Daarnaast is gekeken naar de bijbehorende R-zinnen. De R-zinnen geven een
goede indicatie van bijvoorbeeld allergene of irriterende eigenschappen van het
oplosmiddel. De betekenis van de R-zinnen wordt uitgelegd in bijlage 10.
allergene stoffen
Bij de beoordeling van producten is ten aanzien van allergenen uitgegaan van de
vraag of ze er in voorkomen. Zo ja, dan is er een risico op allergie, onafhankelijk
van het gehalte. Stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid, ofwel huidallergenen,
worden aangeduid met R43. Stoffen die sensibiliserend zijn voor de
ademhalingswegen, ofwel luchtwegallergenen, worden aangeduid met R42. De
productinformatie op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties is echter lang niet altijd
volledig. In sommige gevallen is dan ook niet bekend of het betreffende product
een allergene stof bevat. Bijvoorbeeld conserveringsmiddelen worden meestal niet
op het VIB vermeld, en juist dit zijn vaak allergenen (Morren et al., 1992;
Flyvholm & Andersen, 1993; Nielsen, 1994). Vooral ‘ready to use’-producten
zoals spraymiddelen of wegwerpdoekjes bevatten vaak relatief hoge gehaltes aann
conserveringsmiddelen (Sinnige, 2002). Naast conserveermiddelen zijn ook de
parfums een stofgroep die in de meeste gevallen niet nader wordt aangeduid. Vaak
gaat het dan ook om een complex mengsel aan geurstoffen. Veel voorkomende
stoffen zijn bijvoorbeeld methyleugenol, synthetische musk en citral. Zeker is dat
bepaalde geurstoffen allergische reacties van zowel huid als luchtwegen (zoals
astma) kunnen veroorzaken (Uter et al., 2001). Er is daarom voor gekozen om
parfums per definitie als mogelijk sensibiliserende stoffen te beschouwen.
irriterende stoffen
Stoffen die irriterend zijn voor de huid worden aangeduid met R38. Zo zijn de
meeste oppervlakteactieve stoffen irriterend voor de huid, omdat ze de vetten in
celmembranen kunnen oplossen (Effendy & Maibach, 1995). Stoffen die irriterend
zijn voor de ademhalingswegen worden aangeduid met R37. Voor het bepalen van
het risico op huid- of luchtwegirritatie dient echter ook gekeken te worden naar
stoffen die geen R 37 of 38 hebben, maar wel R34 of R35. Dit zijn bijtende stoffen,
die bij aanraking met de huid respectievelijk inademing (van bijvoorbeeld
spraydeeltjes) ook huid- en luchtwegirritaties kunnen veroorzaken. Als
13
huidirriterende stoffen zijn dan ook aangemerkt stoffen met R34, 35 of 38, als
luchtwegirriterend stoffen die met R34, 35 of 37.
Wat irritatie betreft is de grens gelegd op een gehalte van 5%. Hierboven geldt het
product als irriterend voor de huid, de ogen of de luchtwegen.
overige stoffen
In dit rapport wordt vooral aandacht besteed aan oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen. Wanneer een product geen of weinig oplosmiddelen en
allergenen bevat, maar bijvoorbeeld wel te classificeren is als mutageen of
carcinogeen, wordt daar in de beoordeling toch rekening mee gehouden.
2.2.2
blootstelling
Werkmethoden waarbij kans op huidcontact optreedt zijn: het gebruik van spons,
doekje, schuurpad, zeem, borstel e.d.
Sprayen en vernevelen (evt. onder hoge druk) worden beschouwd als
risicoverhogende gebruikswijzen omdat hierbij aërosolen ontstaan die gemakkelijk
kunnen worden ingeademd (Nielsen & Bach, 1999; Preller et al., 2001). Aërosolen
kunnen ook ontstaan tijdens borstelen.
Wat betreft frequentie wordt onderscheid gemaakt tussen dagelijks gebruik van een
middel en minder frequent gebruik. Hierbij is vooral relevant de frequentie
waarmee een werknemer bepaalde activiteiten uitvoert (en dus wordt blootgesteld),
en niet zozeer de frequentie waarmee bepaalde objecten worden gereinigd. Er
wordt, voor zover hierover gegevens beschikbaar zijn die voor de hele subsector
gelden, bekeken of er sprake is van een geografische taakverdeling (een
schoonmaker maakt een deel van het gebouw schoon, met alle daartoe behorende
werkzaamheden), of een specialistische taakverdeling (een schoonmaker voert
altijd dezelfde werkzaamheden uit).
Tijdens doseren kan ook weer blootstelling door huidcontact plaatsvinden. Hier is
alleen rekening mee gehouden bij de beoordeling van producten die huidallergenen
bevatten en dagelijks gedoseerd worden. Overigens zijn er doseersystemen op de
markt waarmee de kans op huidcontact tijdens doseren geminimaliseerd is. Een
14
voorbeeld is de sproeikop met twee flacons, één voor het reinigingsmiddel en één
voor leidingwater. Het reinigingsmiddel wordt verdund met water met behulp van
het ingebouwde doseersysteem. Een dergelijk systeem is bijvoorbeeld toepasbaar
voor sanitair- en interieurreinigers.
persoonlijke bescherming
Bij het inschatten van de blootstelling wordt in de meeste gevallen geen rekening
gehouden met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. In vele studies
is geconstateerd dat deze niet of onvoldoende worden gebruikt, zelfs al zijn ze
aanwezig. Bovendien geldt volgens de arbeidshygiënische strategie dat
persoonlijke beschermingsmiddelen alleen ingezet moeten worden als maatregelen
van een hoger niveau, zoals bronmaatregelen, redelijkerwijs niet haalbaar zijn.
Alleen in die gevallen dat de gezondheidsrisico's zeer ernstig zijn, en ze ook
algemeen bekend zijn, zoals bij het gebruik van fluorwaterstofzuur, of bij het
verwijderen van chemicaliën uit kleine ruimten (laadruimten van schepen
bijvoorbeeld) wordt ervan uitgegaan dat persoonlijke beschermingsmiddelen
worden gedragen. Dit wordt dan expliciet vermeld.
2.2.3
beoordeling risico
De volgende criteria zijn vastgesteld voor het bepalen van het risico op het onstaan
van OPS, huidallergie, luchtwegallergie, huidirritatie of luchtwegirritatie:
OPS
1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel:
- Producten bevatten meer dan 5 % oplosmiddelen.
Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op OPS.
Hierbij wordt ook naar het gehalte aan glycolethers gekeken, aangezien deze
oplosmiddelen, i.t.t. andere oplosmiddelen, via de huid kunnen worden
opgenomen.
2) Ten aanzien van de blootstelling:
- Er wordt gewerkt in een kleine en/of slecht geventileerde ruimte.
- Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of
borstelen
15
-
-
Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht
en er is dus kans op huidcontact (alleen producten met meer dan 5 %
glycolethers).
Producten worden dagelijks gebruikt.
Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op OPS. Wanneer in goed
geventileerde ruimten wordt gewerkt is er ofwel een gering1, ofwel geen risico,
afhankelijk van de overige factoren.
huidallergie
1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel:
- Producten bevatten een huidallergeen.
Wanneer niet aan dit criterium wordt voldaan is er geen risico op huidallergie.
2) Ten aanzien van de blootstelling:
- Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht
en er is dus kans op huidcontact.
- Producten worden dagelijks gebruikt.
Wanneer aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op huidallergie. Wanneer er
geen huidcontact optreedt bij gebruik is er geen risico. Wanneer het product
huidallergenen bevat en er tijdens gebruik huidcontact kan optreden, maar het
product niet dagelijks wordt gebruikt, is er een gering1 risico. De concentratie is in
de beoordeling niet meegenomen, aangezien sensibilisering al kan optreden bij lage
concentraties.
luchtwegallergie
1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel:
- Producten bevatten een luchtwegallergeen.
Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op luchtwegallergie.
1
De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken
wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de
definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven.
16
2) Ten aanzien van de blootstelling:
- Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of
borstelen en/of de luchtwegallergenen zijn vluchtig.
- Producten worden dagelijks gebruikt.
Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op luchtwegallergie. Er is
geen risico wanneer er geen aërosolvorming optreedt tijdens gebruik en de
luchtwegallergenen niet vluchtig zijn. Er is een gering2 risico wanneer het product
luchtwegallergenen bevat en er aërosolvorming kan plaatsvinden of wanneer de
luchtwegallergenen vluchtig zijn, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt.
De concentratie is in de beoordeling niet meegenomen, aangezien sensibilisering al
kan optreden bij lage concentraties. Met het oog daarop wordt bij het bepalen van
het risico op luchtwegallergie geen rekening gehouden met de grootte van de
ruimte of de mate van ventilatie.
huidirritaties
1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel:
- Producten bevatten (in onverdunde vorm) meer dan 5 % huidirriterende
stoffen.
Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op huidirritatie.
2) Ten aanzien van de blootstelling:
- Producten worden met behulp van een borstel, spons, doekje etc. aangebracht
en er is dus kans op huidcontact.
- Producten worden dagelijks gebruikt.
Wanneer aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op huidirritatie. Wanneer er
geen huidcontact optreedt tijdens gebruik is er geen risico. Wanneer het product
meer dan 5 % huidirriterende stoffen bevat en er huidcontact kan plaatsvinden,
maar het product niet dagelijks wordt gebruikt, is er een gering2 risico.
2
De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken
wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de
definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven.
17
luchtwegirritaties
1) Ten aanzien van het reinigingsmiddel:
- Producten bevatten (in onverdunde vorm) meer dan 5 % luchtwegirriterende
stoffen.
Wanneer aan dit criterium niet wordt voldaan is er geen risico op luchtwegirritatie.
2) Ten aanzien van de blootstelling:
- Tijdens applicatie treedt aërosolvorming op door sprayen, vernevelen of
borstelen, en/of de luchtwegirriterende stoffen zijn vluchtig.
- Producten worden dagelijks gebruikt.
Wanneer er aan al deze criteria wordt voldaan is er risico op luchtwegirritatie.
Wanneer er geen aërosolvorming optreedt tijdens gebruik en de
luchtwegirriterende stoffen zijn niet vluchtig is er geen risico. Er is een gering3
risico wanneer het product meer dan 5 % luchtwegirriterende stoffen bevat en er
aërosolvorming kan plaatsvinden of wanneer de luchtwegirriterende stoffen
vluchtig zijn, maar het product niet dagelijks wordt gebruikt. Overigens wordt
ventilatie ten aanzien blootstelling aan luchtwegirriterende stoffen van minder
groot belang geacht dan ten aanzien van vluchtige oplosmiddelen.
In tabel 2.2.1 wordt samengevat welke criteria voor welke aandoening relevant
worden geacht.
Tabel 2.2.1 Werkomstandigheden die voor het beoordelen van het risico op het
ontstaan van OPS, allergie of irritatie relevant worden geacht
huidcontact
OPS
Xa
huidallergie
X
luchtwegallergie
aërosolvorming
dagelijks
X
X
X
X
X
3
kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte
X
De term 'gering' is in dit rapport derhalve een vast omlijnd begrip. Wanneer gesproken
wordt over 'een gering risico' is dit geen waardeoordeel, maar wordt verwezen naar de
definitie van gering zoals in deze paragraaf wordt gegeven.
18
huidirritatie
luchtwegirritatie
a
X
X
X
X
alleen voor glycolethers
concentratie
Bij het beoordelen van de risico’s is geen rekening gehouden met het gegeven of
een product verdund of onverdund wordt gebruikt, hoewel dit in eerste instantie
wel is geprobeerd. Hoewel dat strict genomen als een onjuiste werkwijze kan
worden aangemerkt, is er toch voor gekozen, en wel om de volgende redenen. Voor
de kans op allergie is een eventuele verdunning minder van belang. De
aanwezigheid op zich van een allergeen kan al tot reacties leiden, zeker als de
betreffende werknemer reeds is gesensibiliseerd voor de stof. Voor de kans op OPS
die met name een rol speelt bij middelen op basis van pure koolwaterstoffen is
verdunning eveneens niet relevant, aangezien deze producten in het algemeen niet
worden aangelengd. Voor corrosieve stoffen geldt dat die na verdunning irriterend
zijn en er is geen onderscheid gemaakt tussen deze twee effecten voor het
inschatten van de kans op huideffecten. Ook blijkt het nogal eens voor te komen
dat werknemers niet de aangegeven verdunningsfactor aanhouden, maar de neiging
hebben een extra scheutje van het middel toe te voegen (pers. mededeling
schoonmakers). Tevens worden verschillende verdunningsfactoren gehanteerd bij
meer of minder zware vervuilingen. Tenslotte is er ook een risico van blootstelling
aan het concentraat, namelijk bij het doseren en bij de ‘handling’ van de
flacon/container. Indien men met al deze factoren rekening wil houden, zo bleek
gaandeweg het onderzoek, ontstaat een situatie waardoor men door de bomen het
bos niet meer ziet.
19
20
3 RESULTATEN
3.1
INLEIDING
In onderhavige studie is de schoonmaaksector opgesplitst in verschillende
subsectoren. Bij bestudering van de literatuur over gezondheidsrisico's in de
schoonmaaksector wordt echter zelden aangegeven welke subsector of welke
werkzaamheden precies zijn onderzocht. Veelal worden resultaten gepresenteerd
als geldend voor de schoonmaaksector als geheel ('cleaning', 'cleaners', 'cleaning
agents'). Voorts is het niet altijd mogelijk resultaten van onderzoek uit andere
landen ‘één op één’ te vertalen naar de Nederlandse situatie. Immers, de
onderverdeling van de branche die hier wordt gehanteerd, komt niet overeen met
wat in andere landen gebruikelijk is. Desondanks kunnen de gegevens wel als
indicatie worden gebruikt. De literatuur zelf kan worden onderverdeeld in de
volgende categorieën: informatie over producten, blootstellingsgegevens,
incidentie van klachten (en soms oorzaken hiervan), en overige literatuur, waarbij
meestal vergelijkingen worden gemaakt met andere beroepssectoren. In deze
paragraaf wordt volstaan met gegevens over producten en blootstelling;
literatuurgegevens over incidentie worden gepresenteerd in hoofdstuk 4.
In een Deense studie uit 1991 (Flyvholm, 1991) werden 27.800 producten
gescreend op het voorkomen van allergenen. 3470 van deze producten betroffen
reinigingsmiddelen. De meest voorkomende allergenen in de reinigingsmiddelen
bleken triethanolamine (in 105 producten) en formaldehyde (98 producten). Voorts
kwamen allerlei allergene conserveermiddelen voor zoals MCI, MI, BIT (drie
soorten isothiazolinonen), BHT, bronopol, mercaptobenzothiazol, en desinfectantia
(benzylalcohol benzalkoniumchloride, cresol, borax). Bij een follow-up waarbij
7916 reinigingsproducten werden onderzocht, werd geen verschil geconstateerd
met het eerdere onderzoek wat betreft het type allergenen en het relatieve aantal
producten dat de allergenen bevatte. In een vergelijkbare Deense studie (Flyvolm,
1993) werden 2350 producten onderzocht. Daarin werden 1250 verschillende
bestanddelen aangetroffen, waarvan er 190 contactallergeen waren. De
belangrijkste allergenen waren conserveermiddelen, oppervlakteactieve stoffen,
geurstoffen, corrosieremmers, kleurstoffen en een categorie ‘overig’. Overigens
21
worden in deze studie onder ‘reinigingsmiddelen’ ook verstaan
textielwasmiddelen, autoreinigingsmiddelen en afwasmiddelen, die niet in
onderhavig onderzoek in beschouwing worden genomen. Voor het algehele
‘plaatje’ maakt dit echter niet uit.
In de paragrafen 3.2 t/m 3.9 worden voor de verschillende subsectoren de
resultaten weergegeven ten aanzien van het productgebruik en de blootstelling, en
wordt een inschatting gemaakt van het risico op het ontstaan van OPS en
huidklachten. Bij deze inschatting is rekening gehouden met de toxiciteit van de
(bestanddelen van) producten, de concentratie in het product, en de kans op
blootstelling. Daarbij is bij de beoordeling van de risico’s de concentratie
aangehouden die op het VIB staat vermeld (zie hiervoor ook paragraaf 2.2.3 laatste
alinea). De kans op blootstelling wordt bepaald door de applicatiewijze (emmer en
sop, spray, borstelen, lans), de frequentie van reiniging, en de werkomgeving.
Bij de frequentie van reiniging is enkel onderscheid gemaakt tussen periodieke en
dagelijkse reiniging. Er is daarbij vooral uitgegaan van de frequentie waarmee een
bepaald substraat wordt gereinigd, en niet – zoals eigenlijk zou moeten – met de
frequentie waarmee een bepaalde werknemer de reinigingsactiviteit uitvoert. Als
voorbeeld kan dienen het vloerstrippen in de kantoorschoonmaak. Een dergelijke
vloer wordt, afhankelijk van het gebruik, één tot vier maal per jaar gestript. In dat
geval wordt het onder ‘periodieke reiniging’ geschaard. Het komt echter voor dat
één werknemer deze reiniging dagelijks voor zijn rekening neemt. Maar ook kan
het voorkomen dat een werknemer dat slechts een enkele keer per jaar doet. Daar is
in onderhavige studie onmogelijk rekening mee te houden.
De werkomgeving is enkel van belang voor vluchtige componenten, of indien het
product wordt verneveld. Doorslaggevend hierbij is of de activiteit plaatsvindt in
een ruimte waarbij de kans op snelle toename van concentratieniveaus te
verwachten is. Een voorbeeld van dat laatste is een toilet.
Een aantal factoren is niet meegenomen. Zo is geen rekening gehouden met de
daadwerkelijke tijd die men besteedt aan een bepaalde activiteit. Dat bleek niet
haalbaar, aangezien de organisatie van het werk bij verschillende
schoonmaakbedrijven teveel uiteen blijkt te lopen. Voorts is het niet gelukt aan te
geven welk deel van de schoonmakers wordt blootgesteld aan welke producten.
Idealiter zou je willen weten hoeveel schoonmakers gedurende welke tijd aan
welke producten worden blootgesteld, of nog beter, hoe groot de kans is dat
22
bijvoorbeeld een specifieke schoonmaker die bijvoorbeeld in de non-foodsector
reinigingswerkzaamheden uitvoert, ziek wordt door het werk, en dan nog liefst met
de oorzaak van de ziektemelding erbij. Deze vraag bleek te complex om in dit
kader te beantwoorden, en men kan zich afvragen of het überhaupt mogelijk is.
Wel bleek het mogelijk per subsector aan te geven of er een kans bestaat op het
optreden van OPS of huidklachten, met daaraan gekoppeld de producten en
werkzaamheden die daarbij bepalend zijn.
Tenslotte is het voor de inschatting van de gezondheidsrisico’s, met name bij
allergene risico’s, van belang rekening te houden met de blootstelling aan de te
verwijderen verontreinigingen. In de voedselverwerkende industrie, bij de reiniging
na brand, maar ook in andere subsectoren, kan blootstelling aan de vervuilingen
meer risico’s met zich meebrengen dan de blootstelling aan de reinigingsmiddelen
zelf. Deze risico’s worden wel genoemd, maar verder niet uitgewerkt. Immers, er is
niets wat niet wordt schoongemaakt, en daardoor is het principieel mogelijk met
alle bestaande materialen in aanraking te komen. Indien de verontreiniging in een
bepaalde subsector zeer specifieke of ernstige risico’s met zich mee brengt, wordt
daar wel enige aandacht aan besteed.
Met deze gegevens moet het volgens de auteurs mogelijk zijn voor de BBC om
keuzes te maken ten aanzien van het type werkzaamheden dat aandacht verdient bij
het verbeteren van de (chemische) arbeidsomstandigheden. Daarbij zal tevens
rekening gehouden worden met het aantal werknemers dat in de subsector actief is.
Het verbeteren van de situatie in de kantoorschoonmaak levert dan het meeste
rendement op, aangezien het aantal werknemers in deze subsector verreweg de
grootste groep vormen (85%). Aan de andere kant moet rekening worden gehouden
met de ernst van de eventuele gezondheidsklachten. In dat kader gooien de
werkzaamheden waarbij een OPS-risico aanwezig is, hoge ogen. Deze
werkzaamheden vinden plaats in subsectoren met aanzienlijk minder werknemers,
maar daartegenover staat dat de ernst van de klachten als verzwarende factor kan
worden aangemerkt.
23
3.2
3.2.1
KANTOORSCHOONMAAK4
beschrijving subsector
Onder kantoorschoonmaak wordt verstaan het reinigen van kantoren, winkelcentra,
scholen, hotels e.d. maar bijvoorbeeld ook sanitairreiniging in zwembaden.
Kantoorschoonmaak is verantwoordelijk voor 75 % van de omzet in de
schoonmaakbranche, en is dus verreweg de grootste sector.
In de subsector kantoorschoonmaak kunnen de volgende activiteiten onderscheiden
worden:
- vloerreiniging en -verzorging
- sanitairreiniging
- interieurreiniging
- tapijtreiniging
Bovendien vindt soms ook keukenreiniging door de ingehuurde schoonmaker
plaats, dit beperkt zich dan meestal tot oppervlakkige reiniging terwijl het ‘echte’
grootkeukenonderhoud door andere, gespecialiseerde bedrijven wordt gedaan.
Onderstaand wordt besproken welke producttypen binnen deze activiteiten worden
gebruikt.
3.2.2
productgebruik
vloerreiniging en -verzorging
Voor het onderhoud van vloeroppervlakken geldt dat goed onderhoud zoveel
mogelijk voorkomt dat vuil aan het oppervlak kan hechten. Producten voor
vloerverzorging kunnen grofweg worden onderverdeeld in drie soorten:
vloerreinigingsmiddelen, vloeronderhoudsmiddelen en vloerstrippers. De
vloerreinigingsmiddelen zijn bedoeld voor het dagelijks en periodiek verwijderen
van vettige en olie-achtige verontreinigingen van allerlei soorten vloeren. Met
vloeronderhoudsmiddelen wordt een beschermende relatief slijtvaste laag van was
of polymeer op de vloer aangebracht. De beschermende laag kan verwijderd
worden met vloerstrippers. Tabel B1.1, B1.2 en B1.3 in bijlage 1 geven een
4
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Vollebregt et al. (1994),
Dressen (2001), Hogenboom (2001), Sinnige (2002).
24
overzicht van de bestanddelen van respectievelijk een vloerreiniger, een
vloeronderhoudsmiddel en een vloerstripper.
De vloerreinigingsmiddelen zijn neutrale, soms licht alkalische middelen en
bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, builders,
oplosmiddelen en hulpstoffen. De oppervlakteactieve stoffen zijn meestal een
combinatie van anionogene en niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen. Er worden
veel verschillende builders en oplosmiddelen toegepast in dit type product.
Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals butylglycol,
ethylglycol, ethanolamine).
Een aantal producten vermelden formaldehyde of chloracetamide als
conserveringsmiddel; beide stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. Daarnaast is
het waarschijnlijk dat isothiazolinonen veelvuldig als conserveringsmiddelen
worden toegepast, ook deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. Op VIB's
staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De
parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de
ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 1 en 55 %, afhankelijk van welke
oppervlakteactieve stoffen, builders en oplosmiddelen het product bevat. Het
gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen die irriterend zijn voor de
ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 25 %.
Vloeronderhoudsmiddelen bestaan over het algemeen uit water,
oppervlakteactieve stoffen, oplosmiddelen, wassen, polymeren, weekmakers en
andere hulpstoffen. In veel producten worden kleine percentages in water
oplosbare oplosmiddelen gebruikt om de was-/polymeerfilm gelijkmatig aan te
kunnen brengen. Deze oplosmiddelen (meestal alcoholen) verdampen snel na het
opbrengen. Daarnaast worden als oplosmiddel bijvoorbeeld limoneen of N-methyl2-pyrrolidon gebruikt.
Het totale oplosmiddelgehalte ligt tussen de 3 en 30 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals methylglycol en
ethylglycol), limoneen en N-methyl-2-pyrrolidon zijn irriterend voor de huid,
limoneen bovendien sensibiliserend voor de huid. Een aantal producten vermelden
chloracetamide als conserveringsmiddel, dit is een stof die sensibiliserend is voor
25
de huid. Daarnaast is het waarschijnlijk dat ook isothiazolinonen en formaldehyde
veelvuldig als conserveringsmiddelen worden toegepast; ook deze stoffen zijn
sensibiliserend voor de huid. Op VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke
parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend
zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 15 %. Er zijn geen stoffen
aangetroffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen.
Verreweg de meeste strippers zijn middelen op waterbasis. Ze zijn vaak sterk
basisch en bestaan uit oppervlakteactieve stoffen, builders, basen, oplosmiddelen
en hulpstoffen.
Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Er zijn geen
sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit
type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en
conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat
isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden
toegepast, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak
stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 40 %, het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen tussen de 0 en 25
%.
sanitairreiniging
In de sanitairreiniging zijn drie typen producten te onderscheiden: dagelijkse
sanitairreinigers, periodieke sanitairreinigers (ook wel ontkalkers genoemd) en
WC-reinigers. Tabel B1.4, B1.5 en B1.6 in bijlage 1 geven een overzicht van de
bestanddelen van respectievelijk een dagelijkse sanitairreiniger, een periodieke
sanitairreiniger en een WC-reiniger.
Dagelijkse sanitairreinigers zijn licht zure tot neutrale middelen en bestaan over het
algemeen uit water, oppervlakteactieve stoffen, builders, zuren, oplosmiddelen en
hulpstoffen.
Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 15 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (met name butylglycol).
26
Formaldehyde en isothiazolinonen zijn aangetroffen als conserveringsmiddel, deze
stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die
sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 37 %. Het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0
en 32 %.
Periodieke sanitairreinigers zijn zure middelen bestaande uit water,
oppervlakteactieve stoffen, zuren en hulpstoffen. Dit type reiniger bevat meestal
hoge gehaltes zuur en weinig of geen oplosmiddelen, het oplosmiddelgehalte ligt
tussen 0 en 5 %. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en
ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB’s staat echter meestal niet
vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix bevat vaak stoffen die
sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 6 en 65 %, het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 6
en 50 %.
WC-reinigers bevatten geen oplosmiddel. Er zijn geen sensibiliserende stoffen
aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's
staat echter meestal niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix
bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de
ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 35 %, het
gehalte aan (mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt
tussen de 0 en 10 %. Door werknemers wordt overigens ook melding gemaakt van
het reinigen van toiletten en (periodiek) van afvoeren in sanitaire ruimtes (zoals
doucheputjes) met chloortabletten.
interieurreiniging
Binnen de interieurreiniging kunnen twee typen producten worden onderscheiden:
interieurreinigers en spiegel-/glasreinigers. Interieurreinigers, ook wel aangeduid
met de naam universeelreinigers of allesreinigers, zijn neutrale tot zwak basische
vloeibare producten. Tabel B1.7 in bijlage 1 geeft een overzicht van de
bestanddelen van een interieurreiniger, tabel B1.8 van een glas-/ruitenreiniger.
27
Overigens is een steeds vaker gebruikte methode in de dagelijkse interieurreiniging
het gebruik van het microvezeldoekje, waarbij (bij correct gebruik, dat wil zeggen
klamvochtig) in het geheel geen blootstelling aan chemicaliën plaatsvindt.
De interieurreinigers zijn neutrale of licht alkalische middelen bestaande uit veel
water, oppervlakteactieve stoffen, builders, oplosmiddelen, hulpstoffen en soms
basen.
Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 30 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (zoals butylglycol en
PGBE).
Een aantal producten vermelden chloracetamide of isothiazolinonen als
conserveringsmiddelen, dit zijn stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid. Op
VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De
parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de
ademhalingswegen.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 70 %, het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige)stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en
50 %.
Glas- en spiegelreinigers bestaan over het algemeen uit veel water,
oppervlakteactieve stoffen, basen, oplosmiddelen en hulpstoffen. Het
oplosmiddelgehalte kan oplopen tot vrijwel 100 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen. Er zijn geen
sensibiliserende stoffen aangetroffen op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van
dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en
conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat
isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden
toegepast, deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat vaak
stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het
percentage stoffen dat irriterend is voor de huid ligt tussen 1 en 20 %, het
percentage (deels mogelijk vluchtige) stoffen dat irriterend is voor de
ademhalingswegen ligt tussen 6 en 20 %.
Naast vloeibare reinigingsmiddelen worden voor de reiniging van bepaalde
objecten ook wel wegwerpdoekjes gebruikt. Aangezien deze doekjes meestal
28
relatief zwaar geconsreveerd zijn, is het zeer waarschijnlijk datdeze mogelijke
huidallergenen bevatten.
tapijtreiniging
Tapijtreinigers worden gebruikt voor het reinigen van tapijt en voor alle soorten
meubelstoffen. In de professionele sector worden over het algemeen drie
verschillende soorten tapijtreinigers onderscheiden: shampoos, sproeiextractiereinigers en reinigingspoeders. De poeders worden vooral toegepast als nat
reinigen niet mogelijk is.
Tabellen B1.9, B1.10 en B1.11 in bijlage 1 geven een overzicht van de
bestanddelen van deze typen tapijtreinigers.
Shampoos bestaan over het algemeen uit oppervlakteactieve stoffen, builders,
oplosmiddelen en hulpstoffen. In geconcentreerde vorm zijn het licht zure tot licht
basische producten. Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 30 %. Er zijn geen
sensibiliserende stoffen aangetroffen op de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van
dit type reiniger. Op VIB's staat echter meestal niet vermeld welke parfums en
conserveringsmiddelen het product bevat. Het is waarschijnlijk dat
isothiazolinonen en formaldehyde veelvuldig als conserveringsmiddelen worden
toegepast. Deze stoffen zijn sensibiliserend voor de huid. De parfummix bevat
vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het
gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 20 %, het gehalte aan stoffen
irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 0 en 5 %.
Sproei-extractiereinigers bestaan over het algemeen uit water, oppervlakteactieve
stoffen, builders, oplosmiddelen en hulpstoffen.
Het oplosmiddelgehalte ligt tussen de 1 en 15 %. Sommige toegepaste
oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen.
Een aantal producten vermelden chloracetamide of isothiazolinonen als
conserveringsmiddelen, dit zijn stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid. Op
VIB’s staat over het algemeen niet vermeld welke parfums het product bevat. De
parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de
ademhalingswegen.
29
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 51 %, het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 2
en 31 %.
Poedervormige tapijtreinigers bestaan uit houtmeel of polyurethaan
hardschuimkorrels die gedrenkt zijn in een oplossing van oppervlakteactieve
stoffen waar watermengbare oplosmiddelen aan zijn toegevoegd. Het
oplosmiddelgehalte ligt tussen de 0 en 5 %. Er zijn geen sensibiliserende stoffen
aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Op VIB's
staat echter meestal niet vermeld welke parfums het product bevat. De parfummix
bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid en/of de
ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 0 en 5 %. Er
zijn geen stoffen aangetroffen die irriterend zijn voor de ademhalingswegen.
keukenreiniging
Keukenreinigers zijn zwak tot matig basische producten die over het algemeen
bestaan uit water, oppervlakte-actieve stoffen, builders, basen en hulpstoffen
(Tabel B1.12). Ze bevatten geen oplosmiddelen. Op VIB’s staat meestal niet
vermeld welke conserveringsmiddelen en parfums het product bevat. Het is
waarschijnlijk dat isothiazolinonen, chloracetamide en formaldehyde veelvuldig
worden toegepast als conserveringsmiddel, deze stoffen zijn sensibiliserend voor
de huid. De parfummix bevat vaak stoffen die sensibiliserend zijn voor de huid
en/of de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 6 en
80 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de
ademhalingswegen ligt tussen de 1 en 50 %.
30
In tabel 3.2.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van
oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de
kantoorschoonmaak.
Tabel 3.2.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de
kantoorschoonmaak
type reiniger
vloerreiniger
vloeronderhoudsmiddel
vloerstripper
dagelijkse
sanitairreiniger
periodieke
sanitairreiniger
WC-reiniger
interieurreiniger
glas/ruitenreiniger
tapijtshampoo
sproeiextractiereiniger
poedervormige
tapijtreiniger
keukenreiniger
oplosmiddel
en
> 5 %?
ja
ja
glycolethers
> 5 %?
ja
ja
huidallergenen
ja/nee?
ja
ja
luchtwegallergenen
ja/nee?
ja
ja
huidirriterende stoffen
> 5 %?
ja
ja
luchtwegirriterende stoffen
> 5 %?
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
nee
ja
ja
ja
ja
nee
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
ja
nee
nee
nee
ja
nee
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
31
3.2.3
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
Met zorgvuldig stofwissen kan het gebruik van vloerreinigings- en
onderhoudsmiddelen beperkt blijven. Dagelijkse vloerreiniging gebeurt dan ook
vaak handmatig met een stofwisser, dus zonder chemicaliën. Wanneer toch
vloerreiniger wordt gebruikt, wordt dit ofwel handmatig aangebracht (mop), ofwel
met een schrobzuigautomaat. Er wordt niet nagespoeld. De gebruiksoplossing is
0,5-5 %.
Vloeronderhoudsmiddelen worden in onverdunde vorm aangebracht met
bijvoorbeeld een wasverdeler. De periodieke toepassing van een vloerstripper
gebeurt ofwel handmatig ofwel met een schrobzuigautomaat, waarna de vloer
grondig wordt nagespoeld met water. Bij gebruik in een schrobzuigautomaat is de
blootstelling aan het product minimaal.
Vloerreiniging (dat wil zeggen: stofwissen) vindt dagelijks plaats, vloerreiniging
met chemicaliën vindt meestal niet dagelijks plaats. Vloeronderhoud wordt
periodiek uitgevoerd met een onderhoudsmiddel (ca. eenmaal in de maand) en
stripper (ca. aantal malen per jaar, of nog minder frequent).
Dagelijkse sanitairreiniger wordt meestal sterk verdund (ca. 0,5 %) aangebracht
met behulp van een spuitflacon. Vervolgens wordt met een borstel gereinigd, en
met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje afgenomen. Bij deze
werkzaamheden kan dus blootstelling van zowel de luchtwegen als de huid
optreden.
Periodieke sanitairreiniger wordt in wasbakken meestal onverdund opgebracht met
spons of doekje. Hierbij kan de huid blootgesteld worden. Daarna wordt
afgenomen met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje. Ook worden deze
middelen op verticale oppervlakken wel opgebracht met een schuimpistool of
“foamer”.
In WC’s wordt de WC-reiniger meestal onverdund in de closetpot gegoten, na
enige inwerktijd wordt met een borstel gereinigd. Vervolgens wordt met een
vochtige doek afgenomen. Met name WC-reiniging vindt plaats in relatief kleine
ruimtes. Bij het gebruiken van chloortabletten in WC of doucheputje kan
blootstelling van de ademhalingswegen aan irriterende stoffen optreden.
32
Sanitairreiniging vindt dagelijks plaats met het licht zure middel, de ontkalker
wordt circa eenmaal in de week gebruikt. Ook de WC-reiniger wordt dagelijks
gebruikt.
Interieurreiniger wordt over het algemeen in sterk verdunde vorm (1-3 %) op de
werkdoek gesprayed (niet direct op het schoon te maken oppervlak). Ook kan het
worden gebruikt als sopmiddel in een emmer. Bij gebruik van interieurreiniger kan
dus huid- en luchtwegblootstelling optreden. Ook worden tafelbladen wel gereinigd
met bijvoorbeeld een vochtig microvezeldoekje, en bijvoorbeeld asbakken met
wegwerpdoekjes.
Glasreinigers worden meestal onverdund met behulp van een spuitflacon toegepast,
soms betreft het een product in de vorm van een spuitbus. Hierbij kunnen de
luchtwegen worden blootgesteld aan aërosolen. Het aangebrachte product wordt
met een raamtrekker uitgewreven. Glasreiniging vindt periodiek plaats (circa een
keer in de twee weken).
Interieurreiniging vindt dagelijks plaats. Bepaalde objecten in werk- en zitkamers
worden periodiek gereinigd (ca. eenmaal in de maand, bijvoorbeeld
telefoontoestellen).
Shampoos worden meestal in vloeibare vorm in concentraties van 10-15 % op het
tapijt aangebracht. Ze worden vervolgens handmatig of machinaal met een borstel
ingewreven. Als het tapijt droog is wordt het grondig gezogen.
Bij de sproei-extractiemethode wordt de tapijtreiniger (in een concentratie van 1-3
%) met een sproei-extractieapparaat onder druk in het tapijt gespoten en samen met
het opgeloste vuil meteen weer opgezogen.
Bij de poederreiniging wordt het vuilabsorberende poeder op het tapijt gestrooid en
met een borstel(machine) (bijvoorbeeld een éénschijfsmachine of een
rolborstelmachine) in het tapijt gewreven. Na een inwerktijd (circa 1 uur) wordt het
poeder samen met het losgemaakte vuil met een stofzuiger opgezogen.
Voor de dagelijkse reiniging is het verwijderen van storend vuil met een rolveger
of stofzuiger voldoende. Tapijtreinigers worden slechts sporadisch gebruikt,
namelijk wanneer het tapijt grondig gereinigd moet worden.
Keukenreiniging wordt niet dagelijks gedaan. keukens worden door werknemers
van reguliere schoonmaakbedrijven meestal slechts gedeeltelijk gereinigd, dat wil
33
zeggen vooral vloeren en wanden. Reiniging van sterke verontreinigingen van
bijvoorbeeld ovens/grills, installaties e.d. gebeurt meestal niet door deze
werknemers.
Een belangrijk knelpunt in de kantoorschoonmaak, gesignaleerd door werknemers,
is overdosering en anderszins incorrect gebruik van reinigingsmiddelen (‘anders
wordt het niet schoon’). Vooral bij een te hoge werkdruk hebben werknemers de
neiging om teveel reinigingsmiddel te gebruiken, of op een verkeerde manier, wat
kan leiden tot hogere blootstelling. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat
middelen die ongeschikt zijn om als spraymiddel te gebruiken toch versprayed
worden, of dat spraymiddelen direct gesprayed worden op het object in plaats van
op de doek/spons. Ook kan een tekort aan materialen tot verhoogde blootstelling
leiden. Bijvoorbeeld microvezeldoekjes werken alleen wanneer regelmatig nieuwe
doekjes gebruikt worden (dus minstens tien doekjes per dag, en niet twee doekjes
voor een hele dag zoals ook voorkomt). Wanneer de werknemer merkt dat het
microvezeldoekje niet (meer) werkt, zal hij/zij geneigd zijn om het doekje toch mét
reinigingmiddel te gebruiken. Het is dus van belang de werkdruk niet te hoog op te
voeren, voldoende materiaal beschikbaar te stellen en de werknemer goed te
instrueren omtrent het correcte gebruik van reinigingsmiddelen, zowel om een
goed en schoon resultaat te krijgen als in het belang van de gezondheid van de
werknemer.
Werknemers in de kantoorschoonmaak zijn een groot deel van de dag met de
handen blootgesteld aan water. ‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken van
beroepsgebonden huidirritatie aan de handen (zie § 4.2.3). Naast eventuele
huidirritaties als gevolg van stoffen in reinigingsmiddelen, is er in de
kantoorschoonmaak dus ook een risico op het ontstaan van huidirritatie door het
veelvuldige contact met water.
blootstelling aan vervuiling
Vloerreiniging omvat trapportalen en gangen. Het vuil dat van vloeren wordt
verwijderd is voornamelijk stof, maar ook vettige verontreinigingen.
34
Sanitairreiniging omvat WC’s, wasbakken, douches, deuren en (tegel)wanden. Het
vuil dat wordt verwijderd bestaat uit kalk- en roestaanslag, kalkzeepafzettingen en
urinesteen.
Onder interieurreiniging valt het legen van prullenbakken en het reinigen van
objecten in werk- en zitkamers (telefoons, asbakken en kunststof- of gelakte
oppervlakken zoals tafelbladen). Het verwijderde vuil is voornamelijk stof maar
ook vettige aanslag. Spiegel-/glasreinigers verwijderen vooral vingerafdrukken en
neerslag van bijvoorbeeld sigaretterook van glas, spiegels en vitrines.
persoonlijke bescherming
Er worden over het algemeen handschoenen verstrekt aan de werknemers. Dit zijn
bijvoorbeeld huishoudhandschoenen met katoenen vlokvoering. Bij het
daadwerkelijk reinigen van een WC zullen meestal handschoenen worden gedragen
om besmetting met ziektekiemen tegen te gaan. Toch kan huidblootstelling
optreden door contact met de flacon nadat het middel in de closetpot is gegoten.
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.2.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
producttypen in de kantoorschoonmaak.
35
Tabel 3.2.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de kantoorschoonmaak
type reiniger
huidcontact?
aërosolvorming?
frequentie
vloerreiniger
vloeronderhoudsmiddel
vloerstripper
dagelijkse
sanitairreiniger
periodieke
sanitairreiniger
WC-reiniger
interieurreiniger
glas/ruitenreiniger
tapijtshampoo
sproeiextractiereiniger
poedervormige
tapijtreiniger
keukenreiniger
nee
nee
nee
nee
niet dagelijks
niet dagelijks
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
nee
nee
nee
ja
nee
ja
niet dagelijks
dagelijks
nee
nee
ja
nee
niet dagelijks
nee
nee
ja
nee
nee
ja
ja
dagelijks
dagelijks
niet dagelijks
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
niet dagelijks
niet dagelijks
nee
nee
nee
nee
niet dagelijks
nee
ja
bij borstelen
niet dagelijks
nee
36
3.2.4
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.2.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de kantoorschoonmaak weergegeven.
Tabel 3.2.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
kantoorschoonmaak opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën
en huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
vloerreiniger
vloeronderhoudsmiddel
vloerstripper
dagelijkse
sanitairreiniger
periodieke
sanitairreiniger
WC-reiniger
interieurreiniger
glas-/ruitenreiniger
tapijtshampoo
sproeiextractiereiniger
poedervormige
tapijtreiniger
keukenreiniger
OPSrisico
nee
nee
huidallergie
nee
nee
huidirritatie
nee
nee
luchtwegallergie
nee
nee
luchtwegirritatie
gering
nee
nee
gering
nee
ja
nee
ja
nee
ja
gering
ja
nee
gering
gering
nee
gering
nee
gering
nee
nee
nee
nee
ja
nee
nee
nee
nee
ja
nee
nee
nee
ja
ja
gering
nee
nee
ja
ja
gering
nee
gering
nee
nee
nee
nee
nee
nee
gering
gering
gering
gering
Voor dagelijkse vloerreinigingsmiddelen en vloerstrippers geldt dat er een gering
op risico luchtwegirritatie aanwezig is. Dit omdat deze typen reinigers vluchtige
luchtwegirriterende stoffen kunnen bevatten. Het gebruik van
vloeronderhoudsmiddelen brengt geen risico met zich mee.
Het gebruik van dagelijkse sanitairreiniger brengt een risico op huidallergie en –
irritatie met zich mee. Dit omdat dit type reiniger huidsensibiliserende en –
irriterende stoffen bevat, er afhankelijk van de applicatiewijze (namelijk bij
gebruik als sopmiddel) maar in elk geval bij doseren huidcontact kan optreden en
het middel dagelijks wordt gebruikt. Er is wat betreft dit type reiniger ook een
37
risico op het optreden van luchtwegallergie en –irritatie omdat bij sprayen of
borstelen aërosolvorming op kan treden, en het product ook vluchtige
luchtwegirriterende stoffen kan bevatten. Bovendien is er een gering risico ten
aanzien van OPS als gevolg van de aanwezigheid van glycolethers die bij gebruik
als sopmiddel via de huid kunnen worden opgenomen. Ook kan dit type reiniger
oplosmiddelen bevatten die kunnen worden ingeademd, wat, gezien het dagelijks
gebruik, eveneens een gering risico op OPS oplevert.
Het gebruik van een periodieke sanitairreiniger levert een gering risico op allergie
en irritatie van de huid op. Dit omdat dit type reiniger huidallergenen en vaak hoge
concentraties zuur bevat, en er gezien de applicatiewijze kans op huidcontact
bestaat. Tevens is er een gering risico op luchtwegirritatie omdat het product
vluchtige luchtwegirriterende stoffen kan bevatten.
Het gebruik van WC-reiniger levert eveneens een risico op luchtwegallergie en irritatie op, vanwege de mogelijke aanwezigheid van vluchtige luchtwegirriterende
of -allergene stoffen.
Voor interieurreiniger gelden dezelfde risico’s als voor de dagelijkse
sanitairreiniger. Bovendien is niet slechts een risico op huidallergie verbonden aan
het gebruik van vloeibare reiniger maar ook aan het gebruik van wegwerpdoekjes.
Als gevolg van de toename van het gebruik van het microvezeldoekje wordt
interieurreiniger echter steeds minder gebruikt.
Gebruik van glas-/ruitenreiniger levert een gering risico op luchtwegallergie en –
irritatie op, aangezien dit type reiniger luchtwegallergenen en (deels vluchtige)
irriterende stoffen bevat die met spraydeeltjes of door verdamping kunnen worden
ingeademd.
Het gebruik van sproei-extractiereiniger levert een gering risico op
luchtwegirritatie op, vanwege de mogelijke aanwezigheid van vluchtige
luchtwegirriterende stoffen.
Keukenreiniging levert geringe risico’s op huid- en luchtwegaandoeningen
(allergie of irritatie) op; keukenreinigers bevatten namelijk wel hoge gehaltes aan
(deels vluchtige) irriterende stoffen en mogelijk allergene stoffen, maar worden
niet dagelijks gebruikt (maar bijvoorbeeld eenmaal per week).
Verder verhoogt in de kantoorschoonmaak het veelvuldige contact van de handen
met water het risico op huidirritaties aan de handen. Wat betreft risico’s anders dan
OPS, allergie en irritatie verdient vooral de eventuele toevoeging van
38
formaldehyde als conserveringsmiddel aandacht, aangezien formaldehyde een
mogelijk kankerverwekkende stof is. De gezondheidsrisico's van de vervuiling
worden vooral bepaald door irriterende en allergene componenten in (huis)stof.
39
INDUSTRIEREINIGING (IGK)5
3.3
3.3.1
beschrijving subsector
Industriereiniging heeft betrekking op het reinigen van fabrieken en
fabrieksinstallaties uit vooral de voedselverwerkende industrie (incl. brouwerijen
en frisdrankfabrieken e.d.). Een beperkt deel van de overige industrie, zoals
betonfabrieken, vallen hier ook onder. Bedrijven uit de (petro)chemische en andere
zware industrie worden bediend door schoonmaakbedrijven uit de sector
‘industriële en scheepsreiniging’.
De belangrijkste werkzaamheden die worden uitgevoerd door
schoonmaakbedrijven in deze subsector zijn:
-
reinigen/ontvetten
ontkalken (en ontroesten)
desinfectie (bij food)
Daarnaast worden bedrijfsvloeren en hulpmiddelen gereinigd, en worden
handreinigers gebruikt voor de persoonlijke hygiëne.
3.3.2
productgebruik
food
Er zijn drie hoofdgroepen van schoonmaakmiddelen: alkalische reinigingsmiddelen
(schuimreinigingsmiddelen), zure reinigingsmiddelen en desinfectantia. Voor
bestanddelen van schuimreinigers en desinfectiemiddelen wordt verwezen naar de
tabellen B2.1, B2.2 en B2.3 in bijlage 2.
Bij het reinigen van fabrieken en installaties in de food-sector wordt geen gebruik
gemaakt van oplosmiddelen, aangezien dit tot verontreiniging van het voedsel zou
kunnen leiden. Er is derhalve geen OPS-risico.
5
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Terwoert (1992);
Coolen (1995); Berkhout (2001).
40
Er zijn alkalische reinigingsmiddelen met en zonder desinfectantia. De meeste
alkalische reinigingsmiddelen zonder desinfectantia bevatten twee bestanddelen die
op de huid inwerken: de base en de oppervlakteactieve stoffen. Bij
sprayen/vernevelen zijn er ook risico's voor de ogen. Deze effecten zijn het gevolg
van de irriterende werking van de genoemde bestanddelen. Sensibiliserende stoffen
zijn niet aangetroffen. Sensibilisatie van de huid kan echter optreden door
afbraakproducten van de tensiden, en door het eventueel aanwezig zijn van
nikkelsporen in het reinigingsproduct (Allenby & Basketter, 1993; Hasselmann &
Kölmel, 1995). Conserveermiddelen worden niet toegevoegd omdat de alkaliniteit
voldoende bescherming geeft.
Sommige producten bevatten desinfectantia in sterk wisselende gehalten.
Desinfectantia die hiervoor worden gebruikt zijn hypochloriet of quaternaire
ammoniumverbindingen. Voor beide typen stoffen wordt in de literatuur vermeld
dat ze tot contacteczemen kunnen leiden. Deels komt dat door hun irriterende
werking, maar ze worden ook in verband gebracht met sensibilisatie. Volgens de
WMS krijgen ze echter geen R-zinnen 42 of 43.
In sommige gevallen worden ook neutrale reinigers ingezet, maar dat gebeurt in
veel mindere mate. Dit zijn middelen op basis van enkel oppervlakteactieve
stoffen. Vanwege het ontbreken van een hoge of lage pH zijn deze middelen eerder
onderhevig aan bederf. Daardoor worden in deze producten conserveermiddelen
toegevoegd. Die kunnen op hun beurt weer leiden tot huidallergieën, en in het
geval het product verneveld wordt, tot luchtwegallergieën.
Zure reinigingsmiddelen worden gebruikt voor het verwijderen van kalkaanslag en
van roest. De zure reinigingsmiddelen zijn meestal op basis van fosforzuur (R35);
soms worden ook azijnzuur en citroenzuur gebruikt, maar die zijn minder krachtig.
Zure middelen worden tegenwoordig slechts sporadisch gebruikt. Kalkaanslag
wordt voorkomen door het gebruik van zacht water, en door de toevoeging van
calciumbinders aan de alkalische producten. Roestvorming wordt voorkomen door
het gebruik van roestvast staal.
De desinfectie is de laatste stap in de reinigingsprocedure. De beschikbare VIB’s
vermelden hiervoor producten op basis van waterstofperoxide (soms in combinatie
met perazijnzuur), quaternaire ammoniumverbindingen, of hypochloriet. Voorts
41
bevatten de middelen één of meerdere oppervlakteactieve stoffen en een
complexeerder (meestal NTA of EDTA). Eén product betreft een combinatie van
waterstofperoxide met perazijnzuur. In tabel B2.2 (bijlage 2) worden enkele
bestanddelen en hun gehalten weergegeven.
Van één product is meer informatie voorhanden. De receptuur wordt in tabel B2.3
(bijlage 2) weergegeven.
Bij het gebruik van op hypochloriet gebaseerde middelen moet rekening worden
gehouden met het vrijkomen van chloorgas. Bij verneveling van alle typen
desinfectantia is er een reëel risico op ernstige irritatie van de luchtwegen die kan
leiden tot astmatische reacties. Tevens bestaat bij verneveling gevaar voor
oogbeschadiging.
Alle desinfectantia zijn sterk irriterend voor de huid. Contacteczeem als gevolg van
blootstelling aan deze middelen wordt in de literatuur veelvuldig gemeld (zie
hiervoor ook paragraaf 4.2 Incidentie van gezondheidsklachten).
non-food
In de non-food sector van de industriereiniging wordt een heel scala aan
verschillende middelen ingezet. Ze zijn niet specifiek ontwikkeld voor de sector,
maar worden gekozen afhankelijk van het type vervuiling. In betonfabrieken
bijvoorbeeld is er vooral sprake van vervuiling door lossingsmiddelen en
cement(stof). Voor lossingsmiddelen kan gekozen worden voor ' traditionele'
oplosmiddelen of alkalische reinigers. Voor het verwijderen van cement van
bijvoorbeeld vloeren is een zure reiniger een logische keuze, maar ook kan ervoor
worden gekozen een industriële stofzuiger te gebruiken.
Gezien de grote verscheidenheid aan mogelijke vervuilingen die in deze sector
spelen, is het thans niet mogelijk hierover specifieke informatie te geven.
Overigens is de food-sector verreweg het meest van belang voor deze subsector
van de schoonmaakbranche.
42
In tabel 3.3.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van
oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de
Industriereiniging.
Tabel 3.3.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de industriereiniging
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
schuimreiniger
zure reiniger
desinfecterend
middel
ontvetter op
basis van
koolwaterstoffen voor nonfood
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
?
3.3.3
nee
nee
nee
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
nee
nee
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
ja
nee
nee
ja
ja
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
In een fabriek uit de food-sector worden de volgende reinigingswerkzaamheden
uitgevoerd:
- reinigen van de leidingen
- reinigen van de productieruimte
- reinigen van de koelcellen
- reinigen van de ontharings-, poets- en polijstaparatuur (bij vleesproductie)
- reinigen van transportwagens, kratten, rekken, enz.
- reinigen van messen (bij vleesproductie)
- verwijderen van kalk- en roestaanslag
- reinigen van rookkasten
43
Het reinigen van de leidingen gebeurt meestal machinaal, in drie of vier fasen. De
eerste fase is de voorspoeling waarbij niet gehecht en makkelijk oplosbaar vuil
wordt verwijderd. Dit doorspoelen gebeurt met warm of koud water, dat na gebruik
wordt afgevoerd richting riool. Hierbij is er geen blootstelling aan chemicaliën.
Ook is er geen contact met vuil omdat die vrij groot van afmeting zijn.
In de tweede fase wordt het schuim (de alkalische reiniger) opgebracht, die enige
tijd moet inwerken. De derde fase is het schoonspoelen met water. De vierde fase is
de desinfectie. Soms worden fasen 2 en 4 gecombineerd met behulp van een
product waarin zowel een alkalische reiniger als een desinfectiemiddel zijn
gecombineerd.
Doordat deze reiniging meestal is geautomatiseerd, vindt er nauwelijks tot geen
blootstelling aan chemicaliën plaats. Alleen bij het doseren kan enige blootstelling
optreden.
Bij het tussentijds reinigen van de productieruimte wordt gebruik gemaakt van
water. Er treedt dus geen blootstelling op aan chemicaliën.
Bij het reinigen van koelcellen in de vleesproductie wordt behalve met water ook
gereinigd met een desinfectiemiddel. Hierbij kunnen, bij onvoldoende
bescherming, hoge blootstellingsniveaus van zowel huid als luchtwegen optreden.
Ontharings-, poets- en polijstapparatuur worden tegenwoordig meestal automatisch
gereinigd. Indien dat niet het geval is, kan verwacht worden dat hoge blootstelling
aan reinigingsmiddel en vuil optreedt door de ingewikkelde vorm van de
apparatuur, waardoor het moeilijk is in alle hoeken te komen. Men heeft dan de
neiging grote hoeveelheden reinigingsproduct, en vooral hoge doses desinfectantia
in te zetten.
Het reinigen van transportwagens, kratten, e.d. gebeurt met een schuimreiniger en
vervolgens een desinfectiestap. Hierbij kan blootstelling optreden van de huid, en
bij verneveling tevens van de luchtwegen en de ogen.
Messen bij de vleesproductie worden geregeld gedesinfecteerd. Daarbij is het van
belang dat de messen eerst goed schoon zijn, om een goede desinfectie te
realiseren. Veelal wordt gebruik gemaakt van een soort vaatwasmachine waarin
zowel reiniging als desinfectie plaatsvindt. In dat geval treedt nauwelijks
blootstelling aan product op.
Zoals reeds gemeld wordt slechts sporadisch ontkalkt en ontroest.
44
Bij het reinigen van rookkasten moet behalve eiwit- en vetvervuiling ook de
teerachtige aanslag van de rook worden verwijderd. Hiervoor worden sterk
alkalische reinigers ingezet. Behalve een loog, oppervlakteactieve stoffen en
complexeerders bevatten ze een corrosieremmer, meestal een amine. Deze stoffen
zijn irriterend, en sommige zijn allergeen. Ze zijn alle sterk irriterend tot corrosief.
Een vrij nieuwe ontwikkeling betreft het gebruik van microörganismen die in staat
zijn koolhydraten, eiwitten en vetten te verwijderen. Aangezien het hier niet om
chemische stoffen gaat, maar om levende organismen, vallen ze niet onder de
WMS en worden er dus ook geen R-zinnen toegekend. Vooralsnog is onduidelijk
of, en zo ja, welke gezondheidsrisico’s verbonden zijn aan het gebruik van dit type
producten. Onderzocht zou moeten worden of de organismen zelf, of hun
afbraakproducten, bijvoorbeeld een allergene potentie hebben.
blootstelling aan vervuiling
Bij alle werkzaamheden die niet in gesloten, automatische systemen worden
uitgevoerd, bestaat er behalve aan reinigingsproducten ook kans op blootstelling
aan allergene bestanddelen van het voedsel, en aan microörganismen. Uit meerdere
onderzoeken (Terwoert, 1992; Smith, 2000) blijkt dat veel medewerkers in de
levensmiddelenindustrie huidklachten hebben. De klachten worden veroorzaakt
door blootstelling aan reinigingsmiddelen en desinfectantia, maar ook aan de
voedingsmiddelen zelf, en aan schimmels (Aspergillus spp.), andere
microörganismen en hun afbraakproducten (endotoxinen). Voor een deel worden
schoonmakers aan dezelfde factoren blootgesteld, waardoor verwacht kan worden
dat ze potentieel ook dezelfde klachten zouden kunnen ontwikkelen.
Bij het reinigen van rookkasten dient rekening gehouden te worden met een kans
op blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s.
45
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.3.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
industriereiniging.
Tabel 3.3.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de industriereiniging
type reiniger
huidcontact?
aerosolvorming?
frequentie
schuimreiniger
ja
ja
dagelijks
zure reiniger
alleen bij
doseren
ja
nee
periodiek
ja
dagelijks
bij borstelen
dagelijks
desinfecterend
middel
ontvetter op basis ja
van
koolwaterstoffen
voor non-food
46
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
soms
(koelcel)
nee
soms
(koelcel)
variërend
3.3.4
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.3.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de industriële reiniging weergegeven.
Tabel 3.3.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
industriële reiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën
en huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
OPSrisico
huidallergie
huidirritatie
schuimreiniger
zure reiniger
desinfecterend
middel
ontvetter op
basis van
koolwaterstoffen voor
non-food
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
nee
ja
ja
alleen bij ja
terpenen
luchtwegallergie
nee
nee
nee
luchtwegirritatie
ja
nee
ja
overig
nee
ja
afhankelijk van
product
Het gebruik van schuimreiniger en desinfecterend middel levert een risico op huiden luchtwegirritatie op, omdat deze typen reinigers irriterende stoffen bevatten, er
bij gebruik huidcontact en aërosolvorming op kan treden en de middelen dagelijks
gebruikt worden. Bij zowel schuimreiniger als desfecterend middel kan
luchtwegirritatie ook veroorzaakt worden door inademing van vluchtige
luchtwegirriterende bestanddelen.
Het gebruik van ontvetters op basis van oplosmiddelen in de non-food sector kan
een risico op OPS opleveren, aangezien dit type reiniger dagelijks gebruikt wordt.
Het daadwerkelijke risico is afhankelijk van de ruimte waarin gewerkt wordt. Dit
kan sterk variëren. Ook is er een risico op huidirritatie, aangezien dit type reiniger
huidirriterende stoffen bevat, er tijdens gebruik huidcontact kan plaatsvinden en het
middel dagelijks gebruikt wordt. Wanneer het product terpenen (bijvoorbeeld
limoneen, een huidallergeen) bevat is er ook risico op huidallergie.
Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling zijn allergieën door
blootstelling aan allergene bestanddelen van voedingsmiddelen, micro-organismen
47
en hun afbraakproducten van belang. Bij het reinigen van rookkasten dient
rekening gehouden te worden met een kans op blootstelling aan
kankerverwekkende PAK’s.
48
3.4
3.4.1
REINIGING IN DE GEZONDHEIDSZORG6
beschrijving subsector
In de gezondheidszorg bestaat de reiniging uit reguliere reiniging en uit desinfectie.
Een aantal in zorginstellingen te reinigen ruimtes zijn dezelfde als in de
kantoorschoonmaak, zoals administratieve ruimtes en sanitaire ruimtes. Voor een
groot deel komen de producten in de gezondheidszorg dan ook overeen met de
producten gebruikt in de kantoorschoonmaak, zoals bijvoorbeeld vloerreinigers,
sanitairreinigers en interieurreinigers.
Er zijn echter ook belangrijke verschillen, met name in de te reinigen ruimtes, die
specifiek zijn voor de zorgsector, en in het feit dat desinfectie een belangrijk deel
uitmaakt van de reiniging.
- Voorbeelden van te reinigen ruimten specifiek voor reiniging in de
gezondheidszorg zijn (SVS, 2000):
- wachtruimten
- behandel- en onderzoekruimten
- patiëntenkamers
- operatiekamers
- laboratoria
3.4.2
productgebruik
Voor een beschrijving van productgebruik anders dan desinfecterende middelen
wordt verwezen naar § 3.2 (Kantoorschoonmaak).
Voor desinfectie van kleine oppervlakken (zoals aanrechten) wordt 70 % ethanol
gebruikt. Dit, evenals desinfectie van medische apparatuur en dergelijke, gebeurt
echter meestal door werknemers van de zorginstelling zelf en wordt daarom buiten
beschouwing gelaten.
Voor desinfectie van grote oppervlakken (zoals vloeren) worden chloortabletten
gebruikt. Chloortabletten bestaan (voor meer dan 30 %) uit dichloroisocyanuraat.
Bij oplossen in water ontstaat een hypochlorietoplossing.
6
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: SVS (2000c); De Boer
(2001); Zoet (2001); Sinnige (2002).
49
Hypochloriet heeft de R-zinnen R31 en R34, en is dus irriterend voor huid en
ademhalingswegen.
Hoewel door de meeste bronnen wordt aangegeven dat desinfectie in
zorginstellingen voornamelijk met chloor en ethanol gebeurt en niet met quats
(vanwege de minder goede werking), zijn ook producten bekend (specifiek
bestemd voor desinfectie in de zorgsector) waarin quats worden toegepast. Tabel
B3.1 (bijlage 3) geeft de bestanddelen van zo’n desinfectiemiddel.
In desinfectiemiddelen op basis van quats zijn geen oplosmiddelen aangetroffen.
Behalve quats worden ook andere desinfectanten zoals formaldehyde,
glutaaraldehyde en glyoxal aangetroffen in dit type product. Deze stoffen zijn
sensibiliserend voor de huid, en het vluchtige glutaaraldehyde is tevens
sensibiliserend voor de ademhalingswegen. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt
tussen de 22 en 32 %, het gehalte aan (deels vluchtige) stoffen irriterend voor de
ademhalingswegen is ongeveer 14 %.
In tabel 3.4.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van
oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers gebruikt in de
gezondheidszorg.
Tabel 3.4.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de schoonmaak in de
gezondheidszorg
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
chloortabletten
desinfectant
o.b.v. quats
nee
nee
nee
ja
nee
nee
50
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
ja
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
3.4.3
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
- schoonmaken
Te reinigen objecten worden bij voorkeur niet gereinigd met behulp van
sprayflacons, maar afgesopt (bijvoorbeeld in de sanitair- en interieurreiniging).
Voor het overige zijn applicatiemethoden, gebruiksfrequentie, dosering en
werkomstandigheden vergelijkbaar met die zoals beschreven in § 3.2
(Kantoorschoonmaak).
- desinfecteren
Op vloeren wordt de desinfectant (na de normale reiniging, het zij droog, hetzij met
vloerreiniger) opgebracht door middel van moppen.
Chloortabletten worden opgelost in water, het oppervlak wordt ingesopt, na enige
inwerktijd wordt het oppervlak schoongespoeld met water. Hierbij kan
blootstelling van zowel huid- als luchtwegen (aan door borstelwerking ontstane
aërosolen) plaatsvinden. Bij normale vervuiling wordt een eindconcentratie chloor
van 250 ppm gebruikt, in het geval van bloedbesmetting of andere zwaardere
verontreinigingen wordt een hogere concentratie gebruikt (1000-5000 ppm chloor).
Middelen op basis van quats worden ook verdund gebruikt, vanaf een concentratie
van 0,25%. Ook bij gebruik van dit type desinfectant kan blootstelling van huid en
luchtwegen plaatsvinden.
De frequentie waarmee wordt gedesinfecteerd is afhankelijk van het type ruimte. In
de reiniging in de gezondheidszorg wordt meestal de zg. geografische
taakverdeling gehanteerd: een schoonmaker is verantwoordelijk voor een bepaald
deel van de zorginstelling (bv. een afdeling), dus alle reinigingsactiviteiten worden
door één persoon uitgevoerd. De frequentie waarmee de werknemer wordt
blootgesteld aan reinigingsmiddelen is derhalve gelijk aan de frequentie waarmee
objecten worden gereinigd. Het is dan ook waarschijnlijk dat de werknemer
dagelijks desinfecterende werkzaamheden uitvoert.
blootstelling aan vervuiling
- schoonmaken
In ruimtes specifiek voor zorginstellingen zoals laboratoria, zalen en
operatiekamers worden door het professionele schoonmaakpersoneel vooral
51
vloeren, aanrechten, gootstenen en wasbakken gereinigd. In overige ruimtes komen
de gereinigde objecten overeen met die zoals beschreven in § 3.2
(Kantoorschoonmaak).
- desinfecteren
Professionele schoonmakers dragen zorg voor de desinfectie van vloeren, en
kleinere oppervlakken in ziekenhuizen, maar niet voor desinfectie van bijvoorbeeld
apparatuur.
Tot de te desinfecteren objecten behoren vloeren, meubilair en voorwerpen.
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.4.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
reiniging in de gezondheidszorg.
Tabel 3.4.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de gezondheidszorg
type reiniger
huidcontact?
chloortabletten
ja
desinfectiemiddel ja
o.b.v. quats
aerosolvorming?
frequentie
bij borstelen
bij borstelen
dagelijks
dagelijks
52
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
nee
nee
3.4.4
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.4.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de gezondheidszorg weergegeven.
Tabel 3.4.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
schoonmaak in de gezondheidszorg kunnen opleveren ten aanzien van OPS, huiden luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
chloortabletten
desinfectiemiddel
o.b.v. quats
OPSrisico
nee
huidallergie
nee
huidirritatie
ja
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
ja
nee
ja
ja
ja
ja
Wat betreft de reguliere schoonmaak in de gezondheidszorg (d.w.z. alles behalve
desinfectie) geldt dat de risico’s van het gebruik van dagelijkse sanitairreiniger en
interieurreiniger in de gezondheidszorg dezelfde zijn als die in de
kantoorschoonmaak.
Het gebruik van chloortabletten (hypochlorietoplossing) levert een risico op huiden luchtwegirritatie op, aangezien dit middel irriterende stoffen bevat en dagelijks
gebruik wordt. Blootstelling kan plaatsvinden door huidcontact, inademing van
aerosolen (bij borstelen) en inademing van vluchtige luchtwegirriterende stoffen.
Het gebruik van desinfectiemiddel op basis van quats levert een risico op
huidallergie en -irritatie op, aangezien dit producttype huidirriterende stoffen en
hoge concentraties huidallergenen bevat, dagelijks gebruikt wordt en er bij gebruik
én doseren huidcontact op kan treden. Tevens levert gebruik van dit middel een
risico op luchtwegallergie- en irritatie op aangezien het vluchtige
luchtwegallergenen kan bevatten, bovendien kunnen door borstelen ontstane
aërosolen ingeademd worden. Aandacht verdient ook de toevoeging van
formaldehyde aan middelen op basis van quats, aangezien formaldehyde een
mogelijk kankerverwekkende stof is.
Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling moet vooral gelet
worden op infectiegevaar. Voorts kan blootstelling optreden aan huisstof waarin
zich allergene bestanddelen bevinden.
53
3.5
3.5.1
VERVOER
beschrijving subsector
Hieronder wordt verstaan reiniging van vervoermiddelen, zoals treinen, bussen,
metro’s, trams en vliegtuigen. Daarnaast vallen hier ook onder de
reinigingswerkzaamheden aan abri’s, perrons en haltes.
Reiniging van schepen valt onder de subsector ‘industriële- en scheepsreiniging’.
De vervoermiddelen zelf worden zowel van binnen als van buiten schoongemaakt.
Voor een deel gaat het daarbij om graffitiverwijdering.
3.5.2
productgebruik7
Voor het reinigen van de binnenkant van treinen wordt gebruik gemaakt van
alkalische reinigers. In tabel B4.1 (bijlage 4) wordt een voorbeeld gegeven.
Dit middel bevat een hoog gehalte aan huidirriterende, maar geen vluchtige
componenten. Voorts bevat het geen allergene componenten.
Voor toiletten wordt gebruik gemaakt van middelen die ook in de
kantoorschoonmaak worden gebruikt (zie §3.2). Er wordt zowel een product voor
de dagelijkse als voor de periodieke reiniging ingezet. Het middel voor de
periodieke reiniging bevat een sterker zuur voor het verwijderen van kalkaanslag.
Voor reiniging van de prullenbakken en banken worden geen chemicaliën gebruikt,
alleen warm water.
Voor het reinigen van de onderkant, d.w.z. de onderstellen, wielen, lagers e.d.
worden middelen gebruikt die overeenkomen met de industriële reiniging. Het type
vuil is vooral olie en vetten, teerachtige bestanddelen van straatoppervlakken,
remstof en al dan niet aangekoekt straatvuil. Hiervoor worden middelen op basis
van koolwaterstoffen gebruikt. Een voorbeeld wordt gegeven in tabel B4.2 in
7
Voor informatie over de wijze waarop treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen
worden gereinigd, en de middelen die daarbij worden gebruikt, is vooral gebruik gemaakt
de volgende bronnen: Van der Klein (2001); Middelkoop (2001); Tiemersma (2001); Van
Uden (2001).
54
bijlage 4. Dit middel bevat een hoog gehalte oplosmiddelen en huidirriterende
stoffen.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat men in deze sector op zoek is naar
alternatieven voor middelen met een hoog gehalte aan vluchtige koolwaterstoffen.
Bij verschillende afdelingen binnen de NS is men overgestapt op middelen zonder
of met een veel lager gehalte aan vluchtige koolwaterstoffen. Echter, de indruk is
dat dit nog niet algemeen is. Voorbeelden van alternatieve zijn producten op basis
van hogerkokende koolwaterstoffen (‘Nebol-producten’), alkalische reinigers en, in
een enkel geval, middelen op basis van vetzuuresters of dibasische esters. De
reiniging vindt in het algemeen plaats in schoonmaakperrons, die eveneens
gereinigd moeten worden. Hiervoor wordt een licht alkalische reiniger gebruikt, die
met een hogedrukspuit wordt opgebracht en vervolgens afgespoeld met warm
water.
Periodiek wordt voor de verwijdering van remstof een middel op basis van
oxaalzuur gebruikt, vooral bij het reinigen van locomotieven. Meer informatie over
de bestanddelen is niet voorhanden, maar waarschijnlijk zijn het middelen zoals die
in de industriereiniging worden gebruikt (zie §3.3).
Voor de carrosserie wordt gebruik gemaakt van neutrale reinigers op basis van
oppervlakteactieve stoffen, te vergelijken met autoshampoos. Een voorbeeld wordt
gegeven in tabel B4.3 in bijlage 4.
Dit middel bevat een hoog gehalte aan huidirriterende stoffen, en geen vluchtige of
allergene componenten. Hoewel niet op het VIB vermeld kan er van worden
uitgegaan dat het middel conserveermiddelen bevat. In dat geval kan het een
allergie veroorzaken. In het algemeen wordt de reiniging uitgevoerd in een
wasstraat. Indien die voorziening niet aanwezig is, wordt handmatig gereinigd, met
borstels en hogedrukspuit.
Het reinigen van vloeren van perrons, abri’s en dergelijke gebeurt met behulp van
zuigschrobmachines. De samenstelling van de producten die hiervoor worden
gebruikt komt overeen met de vloeronderhoudsmiddelen in de kantoorschoonmaak
(zie tabel B1.1, B1.2 en B1.3 in bijlage 1).
55
Voor het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen kan onderscheid worden
gemaakt tussen de dagelijkse en periodieke reiniging. De dagelijkse reiniging
(“turn-around cleaning”) gebeurt aan het eind van elke vlucht. Daarbij worden de
tafeltjes en asbakjes gereinigd, en de rugzakjes leeggehaald. De tafels en asbakken
worden schoongemaakt met een doek dat is vochtig gemaakt met een mild neutraal
reinigingsmiddel op basis van oppervlakteactieve stoffen. Voor dit type
reinigingsproduct wordt verwezen naar §3.2 (Kantoorschoonmaak), en tabel B1.7
van bijlage 1. Op één van de VIB’s die speciaal voor interieurreiniging van
vliegtuigen wordt aangeboden, staat tevens een quaternaire ammoniumverbinding
vermeld (alkyldimethylbenzylammoniumchloride, R22, R34). Deze ontbreekt
echter in de andere VIB’s voor deze toepassing.
Verder worden de toiletten met een toiletreiniger schoongemaakt en de keuken met
een allesreiniger (zie voor beide §3.2).
De vloerbedekking tot slot wordt gezogen met een gewone stofzuiger. Alleen voor
het wegwerken van zwaar vervuilde plekken wordt een tapijtreiniger gebruikt (zie
hiervoor §3.2 ‘Kantoorschoonmaak’en tabel B1.9).
Het groot-onderhoud (“deep cleaning”) vindt plaats in een hangar. Daarbij worden
te reinigen onderdelen uit het vliegtuig gehaald en in wasmachines gereinigd.
Hierbij kan, in tegenstelling tot bij het turn-around cleaning, zonder reserve
gebruik worden gemaakt van water. De gebruikte middelen zijn echter dezelfde als
bij de turn-around, maar dan in een hogere concentratie.
Voor het reinigen van de buitenkant van een vliegtuig wordt gebruik gemaakt van
een licht alkalische, gegeleerde reiniger. Dit vindt plaats voordat onderhoud wordt
gepleegd, circa 1 maal per week. Het middel wordt met een lans onder lage druk
over het oppervlak gespoten (3-4 bar), en vervolgens met water afgespoeld.
Gegevens over de samenstelling staan vermeld in tabel B4.4.
Daarnaast moet een vliegtuig geregeld worden voorzien van een nieuwe coating.
Daartoe dient eerst de oude coating worden verwijderd. Voorheen gebeurde dit met
een traditioneel afbijtmiddel op basis van methyleenchloride. Voor de
samenstelling van een dergelijk middel wordt verwezen naar §3.3
(Industriereiniging). Thans wordt hiervoor een water-jet gebruikt, een speciale
hoge-druklans. Alleen de coating op kunststof onderdelen wordt verwijderd met
56
een reinigingsproduct, omdat anders beschadigingen optreden door de hoge druk
van de water-jet. Op dit moment is niet bekend welk product dit betreft.
Tot slot komt het voor dat een vliegtuig ontdaan moet worden van ijsafzetting. Dit
gebeurt met een soort antivries op basis van ethyleenglycol, ureum en
kaliumacetaat, dat met een soort van brandslang op het vliegtuig, vooral de
vleugels en bewegende onderdelen, wordt verspoten. Naar verluidt wordt deze
reiniging in de regel niet uitgevoerd door schoonmaakbedrijven, maar door de
eigen werknemers.
Voor het verwijderen van graffiti of verf worden afbijtmiddelen op basis van een
organisch oplosmiddel gebruikt. Dit zijn in principe dezelfde typen reinigers als
gebruikt bij gevelreiniging. Voor een bespreking van graffitiverwijderaars wordt
dan ook verwezen naar § 3.9 (Gevelreiniging).
Van de belangrijkste producten in de vervoerreiniging worden in tabel 3.5.1 de
gegevens samengevat.
Tabel 3.5.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de transportreiniging
product
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
alkalische
reiniger
voor
binnenkant
van treinen
enz.
nee
nee
nee
57
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
huidirriterende stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
Vervolg tabel 3.5.1
product
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
huidirriterende stoffen
>5%?
nee
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
reiniger op
basis van
koolwaterstoffen voor
onderkant
van treinen
enz.
alkalische
reiniger
voor
buitenkant
van treinen
enz.
alkalische
reiniger
voor de
buitenkant
van
vliegtuigen
neutrale
reiniger
voor de
binnenkant
van
vliegtuigen
afbijtmiddel
voor
buitenkant
van
vliegtuigen
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
ja
ja
nee
nee
ja
ja
sommige nee
middelen
ja
ja
58
3.5.3
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
Voor de binnenkant van trams, bussen, metro’s en treinen: middelen die worden
gebruikt voor de reiniging van wanden en vloeren worden handmatig opgebracht.
Bij het schrobben kan verneveling van het middel optreden. Daardoor treedt
behalve huidcontact ook blootstelling van de ogen en luchtwegen op. De
werkzaamheden vinden plaats in een besloten ruimte, waardoor de kans op hoge
blootstellingsniveaus aanwezig is. Kwantitatieve gegevens ontbreken echter.
Voor de carrosserieën van trams, bussen, metro’s en treinen: bij sommige bedrijven
staan wasstraten voor de reiniging van de buitenkant van trams, bussen, en treinen.
In deze schoonmaakstraten treedt enkel blootstelling van werknemers op aan
nevels, als ze bij de wasstraat in de buurt zijn, bijvoorbeeld voor het voorreinigen.
Indien het reinigen handmatig plaatsvindt, kan blootstelling optreden aan alle
gebruikte reinigingsmiddelen.
Bij het reinigen van de onderstellen op het schoonmaakperron wordt het
schoonmaakmiddel opgebracht met behulp van een
borstel. Vervolgens wordt
het middel met warm water afgespoeld. Hierbij kan blootstelling van de huid, ogen
en luchtwegen optreden.
Bij het reinigen van vloeren van perrons e.d. is er geen blootstelling, behalve
wellicht bij het doseren van het reinigingsmiddel in de schrobmachine. Bij het
reinigen van banken, wanden van abri’s e.d. kan blootstelling optreden van de huid,
en bij verneveling ook van luchtwegen en ogen.
Bij het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen kan blootstelling optreden aan
de allesreinigers en de sanitairreinigers. Bij het vernevelen kunnen behalve de huid
ook de ogen en luchtwegen blootgesteld worden. Echter, er wordt niet op het
oppervlak verneveld, maar op de doek, waardoor waarschijnlijk minder
blootstelling zal optreden.
Bij het reinigen van de buitenkant van vliegtuigen kan aanzienlijke blootstelling
aan de alkalische reinigers optreden. Echter, de werknemers werken in een
59
waterdicht pak met gelaatsmasker. Adembescherming is er niet als zodanig, maar
er is geen sprake van vluchtige stoffen. De nevel wordt voor het grootste deel
tegengehouden door het gelaatsmasker (Van Uden, 2001).
Blootstelling aan graffitiverwijderaars wijkt wat betreft werkmethodiek,
gebruiksfrequentie, dosering en werkomgeving af van het gebruik van
graffitiverwijderaars op gevels. In de sector vervoer wordt vaker met
afbijtmiddelen gewerkt, en, belangrijker, meer in binnensituaties (remises). Voor
een overzicht van de blootstellingsbepalende aspecten van dit type reinigers wordt
verwezen naar §3.9 (Gevelreiniging). In een Zweedse studie (Anundi et al., 2000)
werden blootstellingsniveaus bepaald bij 38 werknemers die in de ondergrondse
van Stockholm graffiti verwijderden. Concentraties NMP en glycolethers in de
inademingslucht werden gemeten gedurende 8 uur, en er werden bepalingen
verricht in het bloed en de urine van de werknemers. De meeste waarden waren
onder de geldende MAC (15 min. TGG), met uitzondering van de metingen in
kleine, slecht geventileerde ruimten zoals liften: 278 mg/m3 voor pseudocumeen en
216 mg/m3 voor NMP. De gemiddelde concentraties metabolieten van NMP in
urine waren laag, maar hoger dan bij de controlegroep van kantoorpersoneel.
Werknemers die handschoenen droegen hadden lagere waarden in bloed en urine,
maar degenen die overalls droegen juist hogere. Als verklaring voor dit fenomeen
wordt aangegeven dat de overalls nat waren en dat daardoor de blootstelling via de
huid sterk toenam.
blootstelling aan vervuiling
In vervoermiddelen kunnen allerlei ziektekiemen voorkomen. Bij het schoonmaken
van vliegtuigen die uit tropische landen komen, is het gevaar voor ziekten nog eens
groter. In een enkel geval moet het vliegtuig ontsmet worden met een insecticide.
Pas na een paar uur kan de schoonmaak dan beginnen. In hoeverre de
schoonmakers dan nog aan residuen van de insecticiden worden blootgesteld is niet
bekend.
Bij het schoonmaken van de buitenkant van alle vervoermiddelen moet rekening
worden gehouden met blootstelling aan kankerverwekkende PAK’s.
60
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.5.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
reiniging in de subsector ‘vervoer’.
Tabel 3.5.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de transportreiniging
type reiniger
huidcontact?
aërosolvormi
ng?
frequentie
alkalische
reiniger voor
binnenkant van
treinen enz.
reiniger op basis
van
koolwaterstoffen
voor onderkant
van treinen enz.
alkalische
reiniger voor
buitenkant van
treinen enz
alkalische
reiniger voor de
buitenkant van
vliegtuigen
neutrale reiniger
voor de
binnenkant van
vliegtuigen
afbijtmiddel voor
buitenkant van
vliegtuigen
ja
ja
dagelijks
ja
ja
periodiek
(door borstelwerking)
ja
alleen bij
doseren
ja (door
borstelwerking)
dagelijks
nee
alleen bij
doseren
ja
periodiek
nee
ja
ja
dagelijks
ja
nee
nee
periodiek
nee
61
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
ja
3.5.5
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.5.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de transportreiniging weergegeven.
Tabel 3.5.3 Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
transportreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en
huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
alkalische
reiniger voor
binnenkant van
treinen enz.
reiniger op
basis van
koolwaterstoffen voor
onderkant van
treinen enz.
OPSrisico
huidallergie
huid
irritatie
nee
nee
ja
alkalische
nee
reiniger voor
buitenkant van
treinen enz
alkalische
nee
reiniger voor de
buitenkant van
vliegtuigen
neutrale
nee
reiniger voor de
binnenkant van
vliegtuigen
luchtwegirritatie
ja
overig
ja
luchtwegallergie
nee
nee
gering
nee
gering
nee
gering
nee
ja
afhankelijk van
de
gebruikte
koolwaterstoffen
.
nee
gering
nee
gering
ja
nee
ja
nee
62
Vervolg tabel 3.5.3
huidallergie
huid
irritatie
afbijtmiddel
nee
voor buitenkant
van vliegtuigen
nee
nee
afbijtmiddel
voor
graffitiverwijdering van
treinen enz.a
afhanke- ja
lijk
middel
type reiniger
OPSrisico
ja
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
nee
nee
ja
overig
verdacht
kankerverwekkend
verdacht
kankerverwekkend
a
Afbijtmiddelen zijn behandeld in de paragraaf over gevelreiniging (§ 3.9) maar
worden ook in deze tabel toegevoegd omdat in de sector vervoer sprake is van
een ander type blootstelling dan bij gevelreiniging.
Het gebruik van reinigers op basis van koolwaterstoffen voor de onderkant van
treinen e.d. levert een risico op OPS op, aangezien dit type reiniger veel
oplosmiddelen bevat, verneveld wordt en dagelijks wordt gebruikt in een relatief
slecht geventileerde ruimte. Ook is er een gering risico op OPS bij huidcontact
door opname van glycolethers via de huid. Tevens is er een gering risico op
huidirritatie, gezien het hoge percentage huidirriterende stoffen en de mogelijkheid
dat huidcontact optreedt tijdens gebruik.
Het gebruik van alkalische reiniger voor de buitenkant van treinen en vliegtuigen
levert eveneens een gering risico op huidirritatie op. De alkalische reiniger gebruikt
voor de buitenkant van vliegtuigen kan bovendien tot luchtwegirritatie leiden,
gezien het hoge percentage luchtwegirriterende stoffen en de applicatiewijze
(verneveling).
Het gebruik van neutrale reiniger voor de binnenkant van vliegtuigen levert een
risico op zowel voor huidallergie als voor luchtwegallergie. Dit omdat dit type
reiniger huid- en luchtwegallergenen bevat, dagelijks gebruikt wordt, er
huidcontact mogelijk is tijdens gebruik én doseren, en door middel van sprayen
wordt aangebracht in een relatief kleine, slecht geventileerde ruimte.
Graffitiverwijderaars kunnen OPS veroorzaken door hun hoge gehalte aan
oplosmiddelen en door het dagelijkse gebruik. Voorts veroorzaken ze huidallergie
63
doordat ze allergene stoffen bevatten en er huidcontact kan optreden. Tenslotte
veroorzaken ze huidirritatie doordat ze sterk irriterende stoffen bevatten.
Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuilingen: in vervoermiddelen
kunnen allerlei ziektekiemen voorkomen. Bij het schoonmaken van de buitenkant
van alle vervoermiddelen moet rekening worden gehouden met blootstelling aan
kankerverwekkende PAK’s.
64
3.6
3.6.1
GLASREINIGING8
beschrijving subsector
In deze subsector vallen de volgende werkzaamheden: reiniging van ruiten, glazen
puien, en kozijnen.
3.6.2
productgebruik
Voor de glasreiniging wordt meestal gebruik gemaakt van een kleine hoeveelheid
afwasmiddel in een emmer water. Afwasmiddel bevat geen of weinig oplosmiddel
(tabel 3.6.1). In sommige producten wordt glutaaraldehyde toegevoegd als
conserveringsmiddel, deze stof is zowel sensibiliserend voor de huid als de
ademhalingswegen. Bovendien bevat de parfummix vaak (vluchtige) stoffen die
sensibiliserend zijn voor de huid en/of de ademhalingswegen. Het gehalte
huidirriterende stoffen (voornamelijk detergenten) ligt tussen de 30 en 85 %, het
gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen
ligt tussen de 0 en 5 %.
Tabel 3.6.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in het type reiniger gebruikt in de glasreiniging
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
afwasmiddel
nee
ja
3.6.3
nee
luchtwegallergenen
ja/nee
ja
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
nee
blootstelling
Bij gebruik van producten voor glasreiniging kan huidblootstelling plaatsvinden. In
tabel 3.6.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
glasreiniging. Werknemers in de glasreiniging zijn een groot deel van de dag met
8
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bron: Weerdesteijn et al., 1999.
65
de handen blootgesteld aan water. ‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken
van beroepsgebonden huidirritatie aan de handen (zie § 4.2.3). Naast eventuele
huidirritaties als gevolg van stoffen in reinigingsmiddelen, is er in de glasreiniging
dus ook een risico op het ontstaan van huidirritatie door het veelvuldige contact
met water.
Tabel 3.6.2 Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
het type reiniger gebruikt in de glasreiniging
type reiniger
huidcontact?
aërosolvorming?
frequentie
afwasmiddel
ja
nee
dagelijks
3.6.4
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
nee
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.6.3 worden de risico’s verbonden aan het type reiniger gebruikt in de
glasreiniging weergegeven.
Tabel 3.6.3 Overzicht van de risico’s het gebruik van afwasmiddel in de
glasreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en huiden luchtwegirritaties
type reiniger
afwasmiddel
OPSrisico
nee
huidallergie
ja
huidirritatie
ja
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
nee
Het gebruik van afwasmiddel in de glasreiniging levert een risico op huidallergie
en –irritatie op, aangezien het middel huidallergenen en vaak hoge gehaltes aan
huidirriterende stoffen kan bevatten, en er dagelijks blootstelling van de handen
aan het middel plaats kan vinden. Tevens is er door de mogelijke toevoeging van
vluchtige luchtwegallergenen een risico op luchtwegallergie.
Verder verhoogt het veelvuldige contact van de handen met water het risico op
huidirritaties aan de handen.
66
3.7
REINIGING NA BRAND9
3.7.1
beschrijving subsector
Reiniging na brand behoort tot de IGK-werkzaamheden (reiniging na kalamiteiten).
Reiniging na brand bestaat uit drie onderdelen:
- schadestop
- roet- en vuilverwijdering
- reconditionering.
Schoonmaakbedrijven die erkend zijn door de Stichting Salvage zijn
gespecialiseerd in de gehele reiniging na brand, of in een deel van de activiteiten
die bij reiniging na brand worden uitgevoerd. Voor de volgende 4 specialismen
kunnen bedrijven erkenning aanvragen:
- reinigen en reconditioneren van opstallen, inboedels en inventarissen (zoals
woonhuizen en kantoren)
- reinigen en reconditioneren van fabrieksgebouwen, montagehallen, agrarische
gebouwen en de machines en inventaris in deze gebouwen
- reinigen en reconditioneren van machines, fijnmechanica en electronica
- het uitvoeren van schadestop.
De erkenning voor uitvoeren van schadestop kan een bedrijf alleen krijgen in
combinatie met een van de drie andere erkenningen
Verder voeren ook reguliere schoonmaakbedrijven reinigingswerkzaamheden uit in
de reiniging na brand.
De “echte” reinigingsactiviteiten omvatten (Duisterwinkel & Brouwer, 1997):
- grof reinigen (dit valt nog onder schadestop)
- lichte sloopwerkzaamheden
- opstalreiniging: het reinigen van wanden en plafonds
- inboedel- en inventarisreiniging
- vloerkleden- en tapijtreiniging
- reiniging van electronische apparatuur
9
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Van Bavel (1989);
Duisterwinkel & Brouwer (1997); OSB (1997); SVS (2000b).
67
3.7.2
productgebruik
grof reinigen
Tijdens de activiteiten die behoren tot grof reinigen wordt niet met
reinigingsmiddelen gewerkt.
opstalreiniging
Hiervoor wordt een alkalisch middel gebruikt. Bij zware vervuiling van stenen
muren (bijvoorbeeld gevels) wordt ook wel een zuur middel gebruikt.
In tabel B6.1 en B6.2 in bijlage 6 worden de bestanddelen genoemd van een
alkalische en zure reiniger die specifiek bestemd zijn voor brand- en
roetschadereiniging. Hieruit blijkt dat de samenstelling van veel
reinigingsmiddelen ingezet bij brand- en roetschade niet erg afwijken van die van
institutionele reinigers.
Het oplosmiddelgehalte in een alkalische brand-/roetreiniger ligt tussen de 1 en 10
%. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen
(met name butylglycol). Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de
VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende
stoffen ligt tussen de 2,5 en 10 %, het gehalte aan (deels mogelijk vluchtige)
stoffen dat irriterend is voor de ademhalingswegen ligt tussen de 5 en 20 %.
In de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van zure brand-/roetreinigers zijn geen
oplosmiddelen en geen sensibiliserende stoffen aangetroffen.
Het gehalte huidirriterende stoffen is hoger dan 25 %, evenals het gehalte aan
(mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen.
inboedel- en inventarisreiniging
In de meeste gevallen (80-90 %) wordt voor reiniging van inboedel of inventaris
gebruik gemaakt van het type alkalische reiniger zoals beschreven in tabel B6.1.
Ook wordt wel een neutrale allesreiniger gebruikt voor het schoonmaken van
brand- en roetschade. Dit type reiniger is besproken in §3.2 (Kantoorschoonmaak).
Metalen onderdelen van machines en inventaris worden ontroest met een driebadensysteem. Deze dompelbaden bevatten respectievelijk een ontroestingsmiddel,
een passiveringsmiddel en een conserveermiddel. De ontroestingsstap kan,
68
afhankelijk van het materiaal, plaatsvinden met ofwel een zuur ofwel een alkalisch
middel.
Zure ontroestingsmiddelen en passiveringsmiddelen bestaan vooral uit fosforzuur
(R 34) en oppervlakteactieve stoffen. Deze producten zijn dus irriterend voor zowel
huid als ademhalingswegen. Alkalische ontroestingsmiddelen bestaan voor het
grootste deel uit natronloog (R 35), ook dit type reiniger is dus irriterend voor
zowel huid als ademhalingswegen. Conserveermiddelen bestaan vooral uit
alifatische koolwaterstoffen (R-zinnen onbekend).
Ook kunnen voor grotere voorwerpen (bv. grote machines en staalconstructies)
handmatige ontroesters gebruikt worden, deze bestaan meestal uit zo’n 30 %
zoutzuur (R 34, 37), verder fosforzuur (R 34) en oppervlakteactieve stoffen. Dit
type reiniger (deels bestaand uit vluchtige stoffen) is dus eveneens irriterend voor
zowel huid als ademhalingswegen.
vloerkleden- en tapijtreiniging
Voor reiniging van kleden en tapijt worden dezelfde typen reinigers gebruikt als in
de reguliere tapijtreiniging (zie §3.2.2.4).
reiniging van electronische apparatuur
In de meeste gevallen wordt voor reiniging van electronische apparatuur gebruik
gemaakt van het type alkalische reiniger zoals beschreven in tabel B6.1. Voor
metalen onderdelen wordt zonodig ontroester gebruikt.
69
In tabel 3.7.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van
oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers gebruikt in de
reiniging na brand.
Tabel 3.7.1 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de reiniging na brand
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
alkalische
reiniger
zure reiniger
zure ontroester
alkalische
ontroester
passiveringsmiddel
conserveermiddel
handontroester
ja
ja
nee
nee
nee
3.7.3
nee
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
nee
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
De verschillende reinigingsactiviteiten worden meestal door dezelfde medewerkers
uitgevoerd. Bij de verschillende activiteiten wordt hetzelfde type reiniger gebruikt.
Opdrachten voor brandschadereiniging worden echter niet met hoge frequentie
verstrekt. Brandschadespecialisten houden zich bijvoorbeeld ook bezig met
gevelreiniging en industriële reiniging. Aangezien hiervoor vaak dezelfde typen
reinigers gebruikt worden (alkalische en zure middelen), kan er toch sprake zijn
van dagelijkse blootstelling aan een dergelijk reinigingsmiddel. Bij de beoordeling
van de frequentie van blootstelling in de reiniging na brand is echter alleen
rekening gehouden met blootstelling als gevolg van werkzaamheden in deze sector.
70
- grof reinigen
Reinigbare stukken uit de inventaris worden apart gezet of meegenomen,
brandresten worden handmatig verzameld en afgevoerd, vaste vloerbedekking
wordt verwijderd en vloeren geveegd.
- opstalreiniging
Het alkalische reinigingsmiddel wordt, waar mogelijk met hoge drukreiniging,
onverdund of licht verdund met een handmatige druknevelspuit aangebracht
(“innevelen”). Onder hoge druk (100-200 bar) wordt het middel vervolgens met
heet water (70-80 °C) afgespoeld (van onder naar boven, om verkleuringen te
voorkomen), of soms (wanneer anders wateroverlast zou kunnen ontstaan bij
belendende percelen) handmatig met de spons afgenomen. Er kan dus blootstelling
van zowel de huid als de luchtwegen plaatsvinden. Ook kan voor wanden en
plafonds schuimreinigen worden gebruikt. Het overtollige water wordt met
waterstofzuigers opgezogen of met trekkers uit de ruimte verwijderd. Na het
reinigen van wanden en plafonds wordt het houtwerk (kozijnen. deuren e.d.)
afgenomen en de vloeren gedweild. Ook hiervoor wordt het alkalische middel
gebruikt, maar in meer verdunde vorm.
Voor reiniging van gevels kan het zure reinigingsmiddel worden gebruikt, op
dezelfde wijze als het alkalische middel.
- inboedel- en inventarisreiniging
Reiniging (met een alkalisch middel) kan plaatsvinden door handmatig soppen en
afspoelen met water. Plaatselijk wordt de reiniger onverdund gebruikt, maar
meestal in verdunde vorm ( 5 tot 10 maal verdund). Er kan dus blootstelling van de
huid plaatsvinden, en bij borstelen blootstelling van de luchtwegen aan door
borstelwerking ontstane aërosolen.
De werkzaamheden met dompelbaden gebeuren veelal aan een reinigingsstraat
waarin de verschillende baden zijn opgenomen en die voorzien is van lokale
afzuiging. Na reiniging worden alle onderdelen gedurende 48 uur in een
droogkamer geplaatst, eenmaal droog worden alle onderdelen weer gemonteerd en
wordt het apparaat getest.
De handmatige ontroester is beschikbaar als gel en in vloeibare vorm. Bij gebruik
van handontroester kan huidcontact optreden.
71
- vloerkleden- en tapijtreiniging
Voor reiniging van kleden en tapijt worden dezelfde applicatiemethoden gebruikt
als in de reguliere tapijtreiniging (zie §3.2.3.1).
- reiniging van electronische apparatuur
Vóór het reinigen wordt de apparatuur geheel gedemonteerd. Alle onderdelen
worden deel voor deel gereinigd door deze met reinigingsvloeistof (onder
verhoogde druk) af te spuiten en daarna af te spoelen met gedemineraliseerd water.
Na met perslucht het overtollige vocht afgeblazen te hebben moeten de onderdelen
worden gedroogd. Eventueel worden metalen onderdelen ontroest met behulp van
borstel of pad. Bij het reinigen van electronische apparatuur kan derhalve
blootstelling van zowel de huid als de luchwegen aan het reinigingsmiddel
optreden.
Het (inwendig) schoonmaken van electronische apparatuur (TV’s, video’s en
computers) is specialistisch werk dat bij enkele salvagebedrijven intern door
specialisten wordt uitgevoerd. Voor deze werknemers vindt er dus dagelijks
blootstelling plaats aan de hierbij gebruikte reinigingsmiddelen.
blootstelling aan vervuiling
Tijdens het grof reinigen (en ook tijdens de lichte sloopwerkzaamheden) kan er
inhalatoire blootstelling plaatsvinden aan gassen en/of dampen die in de ruimte
aanwezig zijn.
Als het pand betreden wordt na een brand is meestal onbekend welke stoffen
aanwezig zijn.
Een breed scala aan gassen en dampen kan vrijkomen tijdens een brand, waaronder
acroleïne, aldehydes, blauwzuur, benzeen, dichloorfluormethaan, formaldehyde,
koolmonoxide, zoutzuur en zwaveldioxide.
De mate van blootstelling aan bij de brand vrijgekomen giftige gassen is
afhankelijk van de omvang van de brandschade: wanneer ramen en daken niet meer
aanwezig zijn kan voldoende ventilatie plaatsvinden, en is de blootstelling aan
giftige gassen minimaal. Eventueel kan een ruimte geforceerd geventileerd worden
voordat met de reiniging wordt begonnen. Vooral kan blootstelling aan giftige
gassen optreden wanneer om bepaalde redenen meteen nadat het pand door de
brandweer is vrijgegeven wordt begonnen met de schoonmaakwerkzaamheden.
72
Duisterwinkel & Brouwer (1997) geven een overzicht van stoffen gemeten tijdens
het blussen van huisbranden. Hierbij werden de zg. knockdown- en overhaulfase
onderscheiden, dit is respectievelijk de fase waarin de brand meester wordt
gemaakt en de fase van nablussen. Wanneer aangenomen wordt dat blootstelling
tijdens het nablussen enigszins vergelijkbaar is met blootstelling tijdens
schadestop- en verdere reinigingswerkzaamheden na brand, dan zijn er twee
stoffen die de grenswaarden overschrijden, namelijk acroleïne en koolmonoxide
(tabel 3.7.2). Koolmonoxide heeft de R-zinnen R12, 23, 48/23, 61, acroleïne R11,
25, 26 en 34. De grenswaarde voor kortdurende blootstelling wordt echter niet
overschreden. Risicovolle blootstellingsniveaus ontstaan dus pas bij een verblijftijd
in de orde van een aantal uren.
Tabel 3.7.2. Grenswaarden en gemeten blootstellingsniveaus van koolmonoxide
en acroleïne tijdens nabluswerkzaamheden (Duisterwinkel & Brouwer, 1997)
acroleïne
koolmonoxide
MAC (8 uur)
(ppm)
0,1
25
STEL (15 min.)
(ppm)
0,3
150
gemeten maximum
(ppm)
0,2
82
Ook kan tijdens het grof reinigen inhalatoire of dermale blootstelling plaatsvinden
aan roetdeeltjes die vrijkomen bij bepaalde activiteiten als het verwijderen van
vloerbedekking of vegen van vloeren, of bij huidcontact met verbrandingsresten,
deels verbrande materialen en/of verontreinigde oppervlakken van inboedel en
inventaris. Een belangrijk product aanwezig in roetdeeltjes zijn de polycyclische
aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). De samenstelling van het PAK-mengsel zal
sterk variëren, afhankelijk van de verbrande materialen en de volledigheid van de
verbranding. De meeste PAK-houdende mengsels hebben carcinogene
eigenschappen. Aangezien PAK’s gerekend worden tot de zg. genotoxische
carcinogenen, dat wil zeggen dat de carcinogeneit berust op een verandering van
erfelijk materiaal, houdt elke blootstelling, hoe gering ook, een risico op het
ontstaan van kanker in. Daarnaast kan huidblootstelling aanleiding geven tot
huidafwijkingen zoals dermatitis.
Tijdens opstalreiniging kan, hoewel in mindere mate dan tijdens het grof reinigen,
eveneens blootstelling aan dampen en gassen plaatsvinden die in de ruimte
73
aanwezig zijn. Tijdens het hoge drukreinigen kan blootstelling optreden aan
vloeistofaërosolen met daarin losgeweekte verontreiniging.
Reiniging van inboedel en inventaris dient om rook- en roetaanslag te verwijderen.
De samenstelling van deze neerslag varieert sterk, afhankelijk van de
omstandigheden tijdens de brand (temperatuur, zuurstofgehalte e.d.) en de
verbindingen die bij de verbranding betrokken waren of zijn ontstaan.
Tijdens reiniging van electronische apparatuur kan blootstelling van de huid
optreden aan verontreinigingen op de onderdelen, alsmede inhalatoire blootstelling
aan verontreinigingen in damp en aërosolen tijdens het verspuiten en afblazen met
perslucht.
persoonlijke bescherming
Wat betreft adembeschermende middelen kan een onderscheid gemaakt worden
tussen middelen met gasfilters en stoffilters. Maskers kunnen uitgevoerd worden
als mondstuk, masker en kappen.
Er is geen type handschoen dat volledige bescherming geeft tegen de veelheid aan
stoffen waaraan bij reiniging na brand blootstelling plaats zou kunnen vinden
(Duisterwinkel & Brouwer, 1997). Handschoenen van
polyethyleen/ethyleenvinylalcohol/polyethyleen (PE/PVAL/PE) lijken nog de
meeste brede bescherming te bieden. Handschoenen van bijvoorbeeld natuurrubber
of PVC bieden geen goede bescherming.
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.7.3 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
producttypen bij het reinigen na brand. Aangezien de alkalische reiniger bij diverse
reinigingswerkzaamheden kan worden ingezet en blootstellingsniveaus tussen deze
werkzaamheden kunnen verschillen, is wat betreft het gebruik van de alkalische
reiniger onderscheid gemaakt tussen de verschillende activiteiten die reiniging na
brand omvat.
74
Tabel 3.7.3. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de reiniging na brand
type reiniger
huidcontact?
aërosolvorming?
frequentie
alkalische
reiniger
(opstalreiniging)
alkalische
reiniger
(inboedel- en
inventarisreiniging)
alkalische
reiniger
(electronische
apparatuur)
zure reiniger
zure ontroester
(dompelbad)
alkalische
ontroester
(dompelbad)
passiveringsmiddel (dompelbad)
conserveermiddel (dompelbad)
handontroester
ja
ja
niet dagelijks
ja
bij borstelen
niet dagelijks? nee
ja
ja
dagelijks
nee
nee
nee
ja
nee
niet dagelijks
dagelijks
nee
nee
nee
nee
dagelijks
nee
nee
nee
dagelijks
nee
nee
nee
dagelijks
nee
ja
nee
dagelijks
nee
75
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
varieert
3.7.4
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.7.4 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de reiniging na brand weergegeven.
Tabel 3.7.4. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de reiniging
na brand kunnen opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en
huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
alkalische reiniger
(opstalreiniging)
alkalische reiniger
(inboedel- en
inventarisreiniging)
alkalische reiniger
(electronische
apparatuur)
zure reiniger
zure ontroester
(dompelbad)
alkalische
ontroester
(dompelbad)
passiveringsmiddel
(dompelbad)
conserveermiddel
(dompelbad)
handontroester
OPSrisico
gering
huidallergie
nee
huidirritatie
gering
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
gering
gering
nee
gering
nee
gering
ja
nee
ja
nee
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
gering
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
nee
ja
Het gebruik van alkalische reinigingsmiddelen levert in de opstalreiniging en in de
inboedel- en inventarisreiniging geringe risico’s op OPS, huidallergie en –irritatie
en luchtwegirritatie op. In de opstalreiniging vindt blootstelling aan oplosmiddelen
plaats via zowel de huid als de ademhalingswegen. Bij inboedel- en
inventarisreiniging vindt voornamelijk blootstelling aan oplosmiddelen via de huid
plaats (via de ademhalingswegen minder omdat deze werkzaamheden onder goed
76
geventileerde omstandigheden plaatsvinden). Voor zowel opstal- als inboedel- en
inventarisreiniging geldt dat er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden en
aerosolen kunnen worden ingeademd, alsmede vluchtige luchtwegirriterende
stoffen. De risico’s op irritatie van huid of luchtwegen zijn echter slechts gering
omdat de werknemer niet dagelijks met de reiniger werkt.
Gebruik van dezelfde reiniger bij reiniging van electronische apparatuur levert
grotere risico’s op omdat dit werkzaamheden zijn die dagelijks door dezelfde
werknemer worden uitgevoerd. Het OPS-risico is terug te voeren op blootstelling
van de huid aan glycolethers.
Bij gebruik van zure reinigers in de opstalreiniging is er een gering risico op
luchtwegirritatie, aangezien dit type reiniger luchtwegirriterende stoffen kan
bevatten die vluchtig zijn en bovendien verneveld wordt, waarbij aërosolen kunnen
worden ingeademd.
Het gebruik van handontroester levert een risico op huid- en luchtwegirritatie op,
aangezien dit type reiniger huidirriterende stoffen en vluchtige luchtwegirriterende
stoffen kan bevatten, er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden en het product
dagelijks gebruikt wordt.
Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling: een breed scala aan
giftige of kankerverwekkende gassen en dampen kan vrijkomen tijdens een brand,
waaronder acroleïne, aldehydes, blauwzuur, benzeen, dichloorfluormethaan,
formaldehyde, koolmonoxide, zoutzuur en zwaveldioxide. Verder kan blootstelling
optreden aan kankerverwekkende PAK's.
77
3.8
INDUSTRIËLE- EN SCHEEPSREINIGING10
Deze subsector omvat reinigingsactiviteiten die worden uitgevoerd in een
industriële setting, met name de scheepsreiniging, de reiniging van fabrieken en
installaties uit de (petro)chemische en andere zware industrie, en grote objecten
zoals bruggen, zendmasten en dergelijke.
3.8.1
beschrijving subsector
De volgende werkzaamheden worden in deze subsector uitgevoerd (CAO Orsima):
Scheepsreiniging waaronder tenminste te verstaan het handmatig en mechanisch
reinigen, onderhouden en conserveren van schepen, waarbij onder mechanisch
en handmatig reinigen wordt verstaan:
ï‚· Uitvoeren van machinale schoonmaakwerkzaamheden (als stralen,
hydrojetten) en handmatige (als schrapen, bikken, slijpen, hakken,
borstelen, vegen) van (scheeps)ruimten, dekken, machinekamers, tanks,
buitenboord, kranen, bruggen e.d., scheepsonderdelen op de dekken
ï‚· conserveren van oppervlakken d.m.v. verven (spuiten, rollen of kwasten)
ï‚· opruimen en schoonmaken van vervuiling/resten op de werkplek bestaande
uit:
ï‚· het in- en uitwendig schoonmaken van stoomketels
ï‚· het inwendig schoonmaken van olietanks (uitspuiten, uitpompen,
droog maken)
ï‚· het coat-klaar maken van oppervlakken (rompen, dekken, wanden,
vloeren in schepen, e.d.) in de gevraagde kwaliteit door het
zonodig eerst wassen en door het verwijderen van verf/roestlagen
of van vervuiling d.m.v.:
ï‚· vast en mobiele gritstraalapparatuur, hydrojetpomp, vloerstraalmachines, hogedruk-units, vacuümzuigmachines, verfcompressoren en spuiten.
ï‚· hogedrukspuit en ontroesttol
ï‚· luchthamer
10
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Theodori et al. (2001);
Barends (2001); Berkhout (2001); Lange & Reijnoudt (2001).
78
ï‚·
ï‚·
handmatig. schoonmaken van wegen door het verwijderen van
beton-bovenlagen
Bedrijfsgereed maken c.q. buiten gebruik stellen van de apparatuur
(aan/afzetten, aan/afkoppelen van slangen, doorspoelen van
verfleidingen met verdunner). Voor aanvang van de werkzaamheden
gebruiksgereed maken hiervan en na afloop schoonmaken van de
apparatuur.
Tankreiniging, waaronder tenminste te verstaan:
ï‚· het inwendig schoonmaken van olietanks (uitspuiten, uitpompen, droog
maken)
ï‚· het coat-klaar maken van oppervlakken (rompen, dekken, wanden,
vloeren in schepen, staalconstructies op het land e.d.) in de gevraagde
kwaliteit door het zonodig eerst wassen en door het verwijderen van
verf/roestlagen of van vervuiling d.m.v.:
ï‚· vast en mobiel gritstraalapparatuur, hydrojetpomp, vloer-straalmachines, hogedruk-units, vacuümzuigmachines, verfcompressoren en spuiten.
ï‚· hogedrukspuit en ontroesttol
ï‚· luchthamer
ï‚· handmatig. schoonmaken van wegen door het verwijderen van
beton-bovenlagen
Behalve bovengenoemde werkzaamheden wordt de gebruikte applicatie-apparatuur
gereinigd.
De beschrijving van werkzaamheden die worden uitgevoerd in deze subsector is
afkomstig van de branchevereniging SITO. Uit andere bronnen is vernomen dat
ook de reiniging van fabrieken en installaties van de petrochemische en andere
zware industrie, en van grote objecten zoals bruggen en zendmasten in deze
subsector vallen. Daarom zijn laatstgenoemde werkzaamheden in deze paragraaf
eveneens meegenomen.
Ook het conserveren van oppervlakken door middel van verven wordt door
bedrijven uit deze subsector uitgevoerd, maar valt buiten de scope van dit
79
onderzoek. Hiervoor wordt verwezen naar het onderzoek van Theodori et al.
(2001).
3.8.2
productgebruik
Ten behoeve van de beschrijving van de producten die voor de in 3.8.1 genoemde
werkzaamheden worden gebruikt, is ervoor gekozen een iets andere indeling te
hanteren. Producten worden immers gekozen op basis van de te verwijderen
verontreiniging, terwijl in bovenstaande beschrijvingen vooral reinigingstechnieken
als uitgangspunt worden genomen.
scheepsreiniging
- reinigen van de buitenkant van een schip
Het is in principe mogelijk voor de meeste reinigingsactiviteiten water met of
zonder toevoeging van hulpstoffen te gebruiken, zeker als dat gebeurt met een lans.
Daarbij kan afhankelijk van de vervuiling worden gekozen voor een hoge dan wel
lage druk. In de scheepsreiniging kunnen echter problemen ontstaan door de
aanwezigheid van water. Ten eerste wordt er vaak tegelijkertijd gelast hetgeen tot
kortsluitingen kan leiden. Ten tweede wordt het reinigen in machinekamers met
behulp van water als problematisch beschouwd in verband met electrische meet- en
regelapparatuur. Ten derde is de tijd benodigd voor de droging bij het gebruik van
waterige reinigers langer hetgeen tot financiële en organisatorische problemen kan
leiden, bijvoorbeeld als het schip of delen ervan vervogens dienen te worden
voorzien van een coating. Als gevolg hiervan wordt nog veelal gebruik gemaakt
van oplosmiddelhoudende producten voor het reinigen van schepen.
Het reinigen van aangeleverde casco’s en van afgebouwde schepen vóór aflevering
vindt wel voornamelijk plaats met behulp van waterige reinigers. Het gaat om
alkalische reinigingsmiddelen. Ze bevatten een loog of een metasilicaat in
combinatie met een oppervakteactieve stof. Daaraan kunnen nog
verdikkingsmiddelen en co-solvents zijn toegevoegd. Een voorbeeld van een
dergelijke reiniger wordt gegeven in tabel B7.1 (bijlage 7).
Er zijn zeer vele verschillende alkalische reinigingsmiddelen op de markt. De
verschillen zijn echter klein, en worden bepaald door de geselecteerde
oppervlakteactieve stof, de pH, en de co-solvents. Bij de meeste werkzaamheden
80
worden de producten voor gebruik verdund. De gebruikelijke concentratie loog ligt
dan op 0,5% (productinformatie).
De concentraties die van belang zijn voor het inschatten van de risico's op OPS en
huideffecten zijn zowel die van het concentraat als die van de verdunning.
Medewerkers komen namelijk met beide in aanraking. Hieronder worden de
concentraties na verdunning weergegeven.
Het oplosmiddelgehalte is ca. 0,2%; het gehalte irriterende stoffen maximaal 1,5%.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat natron- en/of kaliloog in geconcentreerde
vorm corrosief is, en dat de vloeistof na verdunning een huidirriterende werking
heeft. De amines zijn irriterend tot corrosief. Bovendien zijn er amines die
allergeen zijn.
Assen en scheepsmotoren worden veelal aangeleverd met een laag conservering
(tectyl). Deze laag wordt vóór montage verwijderd met behulp van terpentineachtige producten. In sommige gevallen maakt men gebruik van strippers,
producten op basis van methyleenchloride, of van andere gechloreerde
oplosmiddelen zoals trichloorethyleen en tetrachloorethyleen.
- Reinigen ballasttanks en ruimen
Afhankelijk van de lading van het schip worden laadruimten gereinigd met
waterige reinigingsmiddelen die zuren of logen bevatten, of al dan niet
gechloreerde koolwaterstoffen. Bij chemicaliëntankers die als lading een kunsthars
voerden, wordt met gechloreerde of niet-gechloreerde oplosmiddelen gereinigd.
Ballasttanks worden gereinigd met zuren om de kalkaanslag en eventueel roest te
verwijderen. Mogelijke bestanddelen van deze producten worden weergegeven in
tabellen B7.1 t/m B7.6.
Sommige producten bestaan uitsluitend uit (een mengsel) van koolwaterstoffen.
Een emulgator kan worden toegevoegd om te kunnen naspoelen met water. Het
oplosmiddelgehalte van deze producten is hoger dan 90%.
Het gehalte irriterende ingrediënten is, indien een emulgator is toegevoegd, ca.
0,5%. Wanneer de koolwaterstoffen worden beschouwd als irriterend, wordt dit
percentage praktisch 100%.
Er zijn geen sensibiliserende bestanddelen aangetroffen in de VIB’s van dit type
producten.
81
Op basis van de informatie uit de VIB’s blijkt dat er verschillende varianten van
limoneen-houdende producten op de markt worden aangeboden. Sommige VIB’s
melden enkel limoneen als bestanddeel, andere vermelden de aanwezigheid van
additionele bevochtigers (glycolethers). Sommige glycolethers zijn verdacht of
bewezen reproductietoxisch (o.a. Gezondheidsraad, ’96).
Het gehalte aan oplosmiddelen ligt volgens tabel B.7.3 tussen 2,5% en 35%. Het
gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 5 en 27%. Limoneen is de enig
vermelde sensibiliserende stof. Het gehalte ligt tussen 2,5 en 25%.
- verwijderen ‘oude coatings’
Bij voorkeur worden oude coatings door middel van stralen verwijderd. Als
straalmiddel kan gekozen worden voor slak, grit, koudijs (vast CO2) of combinaties
met water onder hoge druk, al dan niet met verhoging van de temperatuur. In
sommige gevallen wordt gekozen voor het verwijderen van coatings door middel
van afbijtmiddelen. Redenen hiervoor kunnen zijn dat de plekken moeilijk
bereikbaar zijn, dat het slechts om relatief kleine oppervlakken gaat die bijgewerkt
moeten worden, of wanneer het om organisatorische redenen niet mogelijk is
straalmiddelen in te zetten.
Producten op basis van methyleenchloride zijn de traditionele afbijtmiddelen (tabel
B7.4). Zowel methyleenchloride als methanol vallen onder de definitie van
vluchtige organische stoffen. Het gehalte oplosmiddelen in deze producten ligt
derhalve praktisch op 100%.
Hoewel er geen R-zinnen worden vermeld die zouden duiden op huidirritatie, kan
er toch van worden uitgegaan dat deze middelen voor de huid belastend zijn.
Immers, ze zijn zeer krachtige ontvetters. Ze zijn niet sensibiliserend.
Ook zijn er afbijtmiddelen op basis van andere stoffen:
- Afbijtmiddelen op basis van limoneen. Hiervoor wordt verwezen naar tabel B7.3,
waar een ontvetter staat beschreven op basis van deze grondstof. In het VIB van
een fabrikant wordt een afbijtmiddel genoemd op basis van limoneen (10-25%) in
combinatie met N-methylpyrrolidon (NMP, R36/38). Dit product bevat een hoog
gehalte aan oplosmiddelen, huidirriterende en sensibiliserende stoffen.
82
- Afbijtmiddelen op basis van een base. Dit kan zijn natronloog, kaliloog, ammonia
of een metasilicaat. Soms wordt aan de loog een oppervlakteactieve stof
toegevoegd om de oppervlaktespanning te verlagen.
Voor deze middelen zijn geen VIB's voorhanden. Op basis van hun vermoedelijke
samenstelling kan er van worden uitgegaan dat ze irriterend zijn voor huid en
luchtwegen. Ze bevatten geen of weinig oplosmiddelen (hooguit een kleine
concentratie co-solvent) en ze zijn niet sensibiliserend.
- Afbijtmiddelen op basis van plantaardige vetzuuresters of dibasische esters,
eventueel in combinatie met N-methylpyrrolidon. Van dit type producten zijn geen
VIB's aangetroffen. Het betreft ook relatief nieuwe producten, die slechts
sporadisch worden toegepast. Afhankelijk van de precieze ester vallen ze net wel
of net niet onder de definitie van VOS. NMP valt daar net wel onder. Alleen het
NMP is huidirriterend. Ze zijn niet irriterend of sensibiliserend voor de huid. Een
laatste innovatie is het emulgeren van plantaardige vetzuuresters waardoor de prijs
van het product concurrerend is geworden met de traditionele middelen.
Combinaties van bovengenoemde producten komen ook voor, zoals bijvoorbeeld
een middel op basis van een zuur en een tenside. Volgens productinformatie is dan
een gecombineerde reiniging mogelijk.
- reinigen als voorbehandeling voor het coaten
In de scheepsreiniging wordt de keuze van het reinigingsmiddel dat wordt gebruikt
bij de voorbehandeling van het te conserveren oppervlak overgelaten aan de
verfapplicateur. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van middelen op waterbasis
voor het reinigen van te conserveren oppervlakken. Het gaat hierbij om licht
alkalische reinigers. In enkele gevallen worden echter nog oplosmiddelhoudende
producten gebruikt. Zowel oplosmiddelen op minerale als op natuurlijke basis
(terpenen) worden ingezet, waarbij de minerale ook nog gechloreerd kunnen zijn.
Voor bestanddelen van dit type producten wordt verwezen naar tabellen B7.2 en
B7.3 in bijlage 7. De voornaamste reden voor het gebruik van
oplosmiddelhoudende producten is de langzame droging van water: men moet lang
wachten voordat men kan gaan schilderen. In versterkte mate geldt dit in situaties
waarbij de te reinigen oppervlakken een ingewikkelde geometrie hebben waardoor
het drogen extra wordt bemoeilijkt, of bij het reinigen in besloten ruimtes, zoals
tanks, waaruit water moeilijk kan verdampen.
83
- reinigen verfapplicatieapparatuur
Reinigingsmiddelen voor het reinigen van verfgereedschap worden zowel in de
scheeps- als in de jachtbouw gekozen conform de voorschriften van de
verfleverancier. Dit soort reinigingsmiddelen zijn in de regel mengsels van
alifatische en aromatische koolwaterstoffen (volgens de verfleveranciers: het
geëigend reinigingsmiddel is het oplosmiddel dat in de verf is verwerkt).
- reinigen van vloeren en wanden op scheepswerven
Voor het reinigen van vloeren op scheepswerven wordt veelal gebruik gemaakt van
terpentine-achtige producten, zoals white spirit.
tankreiniging
In tegenstelling tot wat bij de scheepsreiniging is gemeld, wordt bij het reinigen
van tanks vooral gebruik gemaakt van water onder druk, eventueel met toevoeging
van grit, en van stoomreiniging.
Deze technieken kunnen worden beschouwd als mechanische reinigingstechnieken.
Indien chemische reiniging noodzakelijk is (“decontaminatie”) worden meestal
daarvoor gespecialiseerde bedrijven ingehuurd, die niet zijn aangesloten bij SITO.
Na de decontaminatie worden vervolgens door de ‘SITO-bedrijven’ de restanten
(bitumen, cokes, e.d.) verwijderd met behulp van hogedruk-, stoom- of
vacuümreiniging. In feite wordt hierbij dus geen gebruik gemaakt van chemicaliën.
Dat wil echter niet zeggen dat nooit chemische producten worden ingezet.
Reiniging met chemicaliën vindt in de volgende gevallen plaats:
- indien de verontreiniging niet kan worden verwijderd met water,
bijvoorbeeld stoffen die met water reageren;
- indien er ter plekke geen of te weinig voorzieningen zijn om op een veilige
en milieuverantwoorde wijze met behulp van de waterige methodes te
reinigen, bijvoorbeeld als het afvalwater niet volgens wettelijke bepalingen
kan worden geloosd.
- Indien het gebruik van water andere dan de hierboven genoemde
problemen met zich meebrengt, bijvoorbeeld ten aanzien van corrosie,
electrische veiligheid, aard van de stof(fen) waarmee de tank naderhand
gevuld wordt.
84
De beschrijving in het hierna volgende is gebaseerd op situaties waarbij, om
bovengenoemde of nog andere redenen wordt gekozen voor het gebruik van
chemische producten. Daarbij wordt een onderverdeling gehanteerd die verband
houdt met de daarbij horende typen reinigingsmiddelen (oplosmiddelen, zuren,
basen):
-
reinigen/ontvetten/ontkolen
ontkalken
ontroesten
metaaloppervlaktebehandeling
- reinigen/ontvetten/ontkolen
Voor deze reinigingsactiviteiten worden vooral alkalische producten toegepast.
Voor bestanddelen van deze producten zie onder ‘scheepsreiniging: reiniging van
de buitenkant van een schip’.
Daarnaast komt het voor dat middelen op basis van koolwaterstoffen of van
terpenen worden gebruikt. Voor bestanddelen van deze typen producten wordt
eveneens verwezen naar de scheepsreiniging.
- ontkalken
Voor het ontkalken worden zure reinigingsmiddelen gebruikt. De meest gebruikte
zuren zijn zoutzuur, sulfaminezuur of (ortho)fosforzuur (zie tabel B7.5, bijlage 7).
Salpeterzuur wordt voor deze toepassing weinig ingezet. Fluorwaterstofzuur wordt
in het algemeen alleen toegepast bij zware vervuiling.
In één VIB werd mierenzuur, en in een ander melkzuur als werkzame stof
aangetroffen. Van laatstgenoemd product wordt de globale samenstelling in tabel
B7.6 (bijlage 7) weergegeven, omdat die op het oog afwijkt van de andere
producten die voor deze toepassing zijn gevonden.
In ontkalkers en ontroesters (zie onder kopje ‘ontroesten’) wordt een
corrosieremmer toegevoegd. Het meest gebruikte middel is Rodine 214 van
MAVOM. De samenstelling is echter onbekend, behalve dat het één of meerdere
amines bevat. Volgens zeggen is dit het enige middel dat boven 60 oC nog
werkzaam is.
85
Voor het ontkalken worden de zuren in vrij hoge concentraties toegepast. Alle
zuren zijn huidirriterend. Amines zijn irriterend tot corrosief voor de huid.
Het oplosmiddelgehalte is 0% voor de meeste middelen. Voor het product uit tabel
B7.6 is dit < 1%.
Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen, behalve dan misschien het
amine in het product Rodine 214.
- ontroesten
Voor het ontroesten worden vergelijkbare producten gebruikt als voor het
ontkalken, namelijk middelen op basis van zuren. Voor deze toepassing wordt
echter ook salpeterzuur ingezet. Voor de bestanddelen wordt verwezen naar de
tabellen voor ontkalken.
- metaaloppervlaktebehandeling
Deze activiteit zal slechts sporadisch, op speciaal verzoek, door de
schoonmaakbedrijven worden uitgevoerd. In de regel wordt dit gedaan door
decontaminatiebedrijven.
De meest voorkomende oppervlaktebehandeling is het beitsen van lasnaden. Bij
RVS (roestvast staal) wordt gebruik gemaakt van salpeterzuur in combinatie met
fluorwaterstofzuur. In tabel B7.7 (bijlage 7) worden de belangrijkste bestanddelen
weergegeven.
Bij het beitsen van aluminium en koper wordt gebruik gemaakt van fosforzuur in
plaats van salpeterzuur.
Voor alle zuren geldt dat ze irriterend zijn voor de huid en luchtwegen. Deze
beitsmiddelen worden onverdund toegepast. Veelal zijn ze in de vorm van een gel
of pasta, maar ook komt het voor dat ze worden verneveld. In dat geval is het risico
op blootstelling aanzienlijk groter.
reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties
Voor de reiniging van fabrieksinstallaties worden in principe dezelfde producten
ingezet als voor de tankreiniging d.w.z. dat vooral hogedruk- of vacuümreiniging
wordt toegepast. Maar ook komt het wel voor dat gebruik wordt gemaakt van de
aldaar genoemde chemische producten. Voor de reiniging van vloeren en wanden
86
in fabrieken worden dezelfde typen producten gebruikt als reeds genoemd bij
reinigen van vloeren en wanden op scheepswerven.
reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote objecten
Bij deze werkzaamheden worden dezelfde producten ingezet als in de
scheepsreiniging en de reiniging van fabrieken en installaties, met name
hogedrukreiniging. Anders dan bij de reiniging van fabrieken en installaties, maar
overeenkomstig de scheepsreiniging, wordt hierbij wel gecoat. De
coatingwerkzaamheden vallen echter zoals gezegd buiten de scope van dit
onderzoek.
overige producten toegepast in de industriële- en scheepsreiniging
Behalve de reeds behandelde middelen kunnen ook nog andere producten, meestal
in kleine hoeveelheden, worden gebruikt. Een overzicht wordt gegeven in tabel
3.8.1., waarna een korte beschrijving volgt.
Tabel 3.8.1. Overige producten die worden gebruikt in de industriële reiniging
product
afbijtmiddelenproduct
vloerreinigers
kruipolie
siliconenspray
schroefdraadpasta
waterzoekpasta
brandstofzoeker
schoorsteenreiniger
middelen op basis van microorganismen
toepassing
verwijderen van verven en lijmen
verwijderen van waslagen, vetten, oliën
aangekoekt vuil
losmaken vastzittende moeren en bouten
onderhoud en conservering rubberen
onderdelen
smeren van bouten en moeren
aantonen/peilen waterniveau
niveaubepaling brandstof
reinigen binnenkant van schoorstenen
verwijderen vetten en oliën
- Afbijtmiddelen. Zie hiervoor onder scheepsreiniging (§3.8.2.1).
- Vloerreinigers. Voor het reinigen van vloeren van fabrieken worden middelen
gebruikt, die ook voor machinereiniging worden ingezet. Het betreft middelen
die in staat zijn waslagen, oliën, vetten en aangekoekt vuil te verwijderen. De
middelen zijn op basis van een base, al dan niet in combinatie met een
87
oplosmiddel. Op de VIB's zijn als schadelijke bestanddelen 2-butoxyethanol en
2-aminoethanol aangetroffen, in concentraties van 2,5 -10%. Meer gegevens over
de samenstelling zijn vooralsnog niet voorhanden.
- Kruipolie. Dit zijn middelen op basis van een weinig viskeus mengsel van
minerale oliën, waaraan siliconen en/of plantaardige oliën kunnen zijn
toegevoegd. Op dit moment zijn verder geen gegevens voorhanden over de
samenstelling.
- Siliconenspray. Deze middelen dienen als smering voor moeren en bouten. Het
betreft middelen op basis van siliconenolie. Op dit moment zijn verder geen
gegevens voorhanden over de samenstelling. Ook is niet bekend welk drijfgas
wordt gebruikt.
- Schroefdraadpasta. Het enige wat van dit middel bekend is, is dat het koper bevat
in een concentratie van 10-25%. Deze stof is niet irriterend of sensibiliserend.
- Waterzoekpasta. Uit het VIB blijkt dat dit product titaanwit bevat. Titaanwit heeft
geen R-zinnen.
- Brandstofzoeker. Dit middel bevat loodsulfochromaat (25-50%, R-zinnen
61,62,33,40) en bariumchromaat (<2,5%, R-zinnen 20/22).
Dit middel bevat voor zover bekend geen oplosmiddelen, en is niet irriterend of
sensibiliserend voor de huid. Maar uit de R-zinnen blijkt wel dat het een uiterst
schadelijk product betreft.
- Schoorsteenreiniger. Van dit type middelen is één product aangetroffen. Het
bevat kaliumcarbonaat (10-25%, R-zinnen 22,36) en natriumbromaat (<2,5%, Rzin 36). Het product is volgens het VIB dus irriterend voor de ogen, maar niet
voor de huid. Ook is het niet sensibiliserend. Het oplosmiddelgehalte is, voor
zover bekend, 0%.
- Middelen op basis van microörganismen. Een vrij nieuwe ontwikkeling betreft
het gebruik van micro-organismen die in staat zijn olie- en vetvervuiling te
verwijderen. Aangezien het hier niet om chemische stoffen gaat, maar om
levende organismen, worden er ook geen R-zinnen toegekend. Vooralsnog is
onduidelijk of, en zo ja welke, gezondheidsrisico’s verbonden zijn aan het
gebruik van dit type producten. Onderzocht zou moeten worden of de
organismen zelf, of hun afbraakproducten, bijvoorbeeld een allergene potentie
hebben.
88
In tabel 3.8.2 wordt de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en irriterende
stoffen in de belangrijkste typen reinigers in de industriële- en scheepsreiniging
samengevat. Aangezien bij de industriële reiniging vooral water onder hoge druk
wordt gebruikt, gaat het hierbij vooral om producten die worden gebruikt in de
scheepsreiniging. De producten die af en toe worden gebruikt, zoals kruipolie e.d.
worden in de tabel niet meegenomen.
Tabel 3.8.2 Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de industriële- en
scheepsreiniging
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
alkalische
reiniger
zure reiniger
voor ontkalken
en ontroesten11
ontvetter op
basis van
koolwaterstoffen
ontvetter op
basis van
terpenen
afbijtmiddel op
basis van
methyleenchloride
afbijtmiddel op
basis van een
base
nee
nee
nee
nee
ja
11
huidallergenen
ja/nee
luchtwegallergenen
ja/nee
ja (geur- ja (geurstof)
stof)
ja
ja
(amine) (amine)
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
ja
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
ja
Zure reinigers worden in de scheepsreiniging niet toegepast.
89
Vervolg tabel 3.8.2
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
afbijtmiddel op ja
basis van
terpenen
afbijtmiddel op ja
basis van NMP
3.8.3
huidallergenen
ja/nee
ja
ja
luchtwegallergenen
ja/nee
ja
?
nee
nee
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
ja
ja
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
- scheepsreiniging
Volgens een overzicht van de brancheorganisaties FOSAG, SITO en VMB is het
gebruik van watergedragen reinigingsmiddelen een volledig geaccepteerde praktijk
voor een groot deel van de bovengenoemde reinigingswerkzaamheden bij de
scheepsreiniging (VMB, juli 1999, geciteerd in Theodori et al, 2001). Echter, ook
oplosmiddelen lijken nog veelvuldig te worden toegepast.
Vooral bij het handmatig reinigen van te conserveren oppervlakken, het
verwijderen van oude verflagen van (aanbreng)gereedschap en het verwijderen van
conserveerlagen kan blootstelling aan oplosmiddelen plaatsvinden. Het reinigen
vóór het aanbrengen van coatings en het reinigen van (verf)gereedschap alsook het
verwijderen van oude verflagen gelden als risicovolle activiteiten wat betreft OPS.
Deze activiteiten worden uitgevoerd onder omstandigheden waarbij thans vaak
geen beheersmaatregelen in de vorm van ventilatie en/of persoonlijke
beschermingsmiddelen worden of kunnen worden toegepast. Vooral bij het
reinigen van te conserveren oppervlakken en het verwijderen van oude verflagen
waarbij oplosmiddelen over een grote oppervlak worden uitgesmeerd, maar ook bij
het reinigen van verfpistolen volgens de gangbare methode - aan het eind van de
werkdag met oplosmiddel doorspoelen - is het aannemelijk dat hoge, zij het
kortdurende, blootstelling aan oplosmiddelen plaatsvindt. Gegevens over niveaus
90
van blootstelling aan oplosmiddelen in de industriële – en scheepsreiniging zijn
niet voorhanden, maar wel zijn er data uit de metaalbranche, waar vergelijkbare
activiteiten plaatsvinden. De beschikbare data zijn verzameld in het kader van een
onderzoek ten behoeve van het te sluiten arboconvenant in de metaalbranche
(Alblas et al., 2000; Van Raalte & Gret, 2000). Uit het onderzoek blijkt dat
blootstellingsgegevens in de Nederlandse literatuur schaars zijn. De enige bron met
kwantitatieve gegevens is een onderzoek van TNO (Preller et al., 1997). De
mediaan van de daggemiddelde blootstelling per persoon was 23% van de somMAC. Ongeveer 1 op de 3 werknemers werd tijdens een of meer taken blootgesteld
aan een concentratie die de som-MAC voor de 8-uurs-gemiddelde blootstelling
overschreed. Onder de meest voorkomende activiteiten werd de hoogste
blootstelling gemeten tijdens het verspuiten van verf (44% van de som-MAC) en
het schoonmaken van gebruikte apparatuur (71%). Ontvetten van objecten gaf een
relatief geringe bijdrage. In buitenlandse literatuur is wat meer informatie
voorhanden (Alblas et al., 2000; Van Raalte & Gret, 2000). Bij het verwijderen van
de verflaag van een Boeing werd een gemiddelde blootstelling van 380 mg/m3
(max. 1240 mg/m3) methyleenchloride en 2,7 (max. 5,3) mg/m3 fenol gemeten. De
respectievelijke MAC-waarden zijn 350 en 8 mg/m3. Bij het reinigen en ontvetten
met tri in een metaalbedrijf werden gemiddelde concentraties gemeten van 820
(max. 2490), 460 (max. 1085) en 365 (max. 1080) mg/m3 voor respectievelijk
handmatig reinigen, sproeireinigen en dampontvetten. De MAC-waarde van
trichloorethyleen is 555 mg/m3. In een Duits rapport uit 1999 worden voor allerlei
oplosmiddelen blootstellingsniveaus gegeven die zijn bepaald vanaf 1990. De
resultaten staan samengevat in tabel 3.8.3.
91
Tabel 3.8.3. Blootstellingsgegevens aan oplosmiddelen in de metaalindustrie
activiteit
oplosmiddel aantal
metingen
reinigen
en
ontvetten
butylacetaat niet
ethylbekend
benzeen
tolueen
trichlooretheen
methylacetaat
a
gemiddelde blootstelling
(mg/m3)
77
maximale MAC
bloot(mg/m3)
stellinga
(mg/m3)
482
710
2
5
51
123
215
150
22
566
190
14
278
610
bron
Alblas et
al. (2001)
95-percentielswaarde, d.w.z. 5% van de metingen ligt hier boven.
In 2000 is in de Verenigde Staten een literatuurstudie uitgevoerd over blootstelling
aan VOS in de gehele industrie. Voor een aantal processen in de metaalindustrie
worden gemiddelde blootstellingsniveaus gegeven als percentage van de TLV (van
1996; TLV = Threshold Limit Value): reinigen met VOS 100%, lijm aanbrengen
80%, verf mengen 70% en verf aanbrengen 60%.
Het onderzoek van het COT concludeert dat de belangrijkste handelingen waarbij
potentiële VOS-blootstelling optreedt, de volgende zijn: reinigen en ontvetten
(handmatig met doeken of in bakken) gebruiksgereed maken van verf, handmatig
verspuiten van verf, en reinigen van spuitapparatuur.
Er dient hierbij nogmaals te worden gewezen op het feit dat de hier gepresenteerde
data afkomstig zijn uit de metaalbranche, en niet de schoonmaakbranche. Ze zijn
hier echter vermeld omdat ervan uit wordt gegaan dat de werkzaamheden niet
zullen verschillen. Daarbij dienen echter de volgende kanttekeningen te worden
geplaatst. Ten eerste kan men verwachten dat de blootstelling bij schoonmakers
hoger zal zijn, omdat ze minder andere werkzaamheden verrichten, en dus meer
tijd per werkdag aan het schoonmaken zijn. Aan de andere kant zal de blootstelling
juist lager uitvallen omdat het werk wordt uitgevoerd door gespecialiseerde
krachten, die wellicht beter op de hoogte zijn van de risico’s en derhalve zichzelf
beter beschermen. Bovendien vindt een deel van de activiteiten in de
92
scheepsreiniging buiten plaats. Het is onbekend hoe deze elkaar tegenwerkende
factoren uiteindelijk uitpakken voor de niveaus van blootstelling.
Er zijn geen blootstellingsgegevens aangetroffen voor werkzaamheden die in
besloten ruimten, zoals tanks, worden uitgevoerd. Het spreekt echter voor zich dat
dit kan leiden tot gevaarlijke situaties.
Voor het verwijderen van oude verflagen bij onderhoudswerkzaamheden wordt
meestal gestraald en geschuurd. Als dat niet mogelijk is, wordt gebruik gemaakt
van chemische strippers (afbijtmiddelen). Hierbij kunnen hoge blootstellingniveaus
optreden. Bij blootstellingsmetingen in de ademzone van schoonmakers aan
methyleenchloride bij het reinigen van een met epoxyhars vervuilde fabriek werden
concentraties gemeten van 400 mg/m3 bij binnenwerk (insmeren van het middel,
schrobben) (Rocchi, 1991).
De alkalische reinigers zijn irriterend voor de huid. De amines die worden gebruikt
voor corrosieremming zijn irriterend tot corrosief, en sommige zijn allergeen.
Producten op basis van terpenen zijn sensibiliserend.
- tankreiniging en reiniging van fabrieken en installaties
In het algemeen zullen schoonmakers die in tanks hun werkzaamheden uitvoeren
optimaal beschermd worden. Aan het werken in besloten ruimten worden extra
eisen gesteld ten aanzien van de bescherming, omdat in die omstandigheden extra
risico’s worden gelopen. De volgende maatregelen dienen onder meer te zijn
getroffen:
- Er is uitvoerige informatie over wat er in de tank heeft gezeten
- Er zijn metingen uitgevoerd naar de concentraties gassen die nog in de tank
aanwezig zijn
- Er is een voorziening voor verbaal contact met iemand buiten de tank (met
behulp van vonkvrije apparatuur!).
De persoonlijke beschermingsmiddelen worden vervolgens gekozen aan de hand
van de bevindingen. In het algemeen kan worden gesteld dat de risico’s die
schoonmakers bij dit type werk lopen vooral worden bepaald door de oude inhoud
van de tanks, en in veel mindere mate door de eventueel gebruikte
93
reinigingsmiddelen, tenzij het gaat om vluchtige koolwaterstoffen of bijtende
stoffen.
Bij de reiniging van fabrieken en fabrieksinstallaties zullen de beschermende
maatregelen minder stringent zijn omdat niet altijd sprake is van besloten ruimten.
Bij het gebruik van vacuümreiniging, stoomreiniging of reiniging onder hoge druk
zijn er veiligheidsrisico’s (kracht van de waterstraal, verbranding, e.d.) en
gezondheidsrisico’s door blootstelling aan de vervuilingen. Bij het gebruik van
chemicaliën is de blootstelling aan reinigingsproducten analoog aan wat is
beschreven voor de scheepsreiniging.
- reiniging van bruggen, zendmasten en andere grote objecten
Deze werkzaamheden vinden alle in de buitenlucht plaats. De blootstelling zal
daardoor lager liggen dan bij werkzaamheden in een fabriekshal of werf, zeker als
het gaat om indirecte blootstelling door werkzaamheden van anderen. Echter, het is
tegenwoordig in toenemende mate standaard procedure om de werkplaatsen met
folies en dergelijke af te schermen, zodat de blootstelling weer toeneemt.
Bovendien is de afstand tussen werknemer en werkstuk beperkt, waardoor de kans
op blootstelling toch aanzienlijk blijft. Zeker bij belastende werkzaamheden als
stralen, afbijten, coaten met oplosmiddelhoudende primers of toplagen, is het risico
op gezondheidsschade aanwezig.
blootstelling aan vervuiling
Tijdens de werkzaamheden aan een schip worden schoonmakers blootgesteld aan
een groot aantal stoffen die op de werkplek aanwezig zijn. Op een werf vinden
vaak allerlei werkzaamheden tegelijk plaats. Er wordt gecoat, gelast, ontvet en
gesneden. Hierdoor kan onder meer blootstelling plaatsvinden aan lasrook,
oplosmiddeldampen en stof van straalmiddelen. Bij het reinigen van de laadruimtes
kan blootstelling optreden aan chemicaliën, voedingsmiddelen (cacao, tabak),
schimmels, insecten, endotoxinen, etc.
Bij het reinigen van tanks vindt in principe geen blootstelling plaats, door de
stringente eisen die gesteld worden aan de beschermende maatregelen.
Bij het reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties vindt blootstelling plaats aan
de in de fabriek geproduceerde stoffen, en aan alle hulpstoffen die daarbij worden
gebruikt. Dat kunnen er vele zijn.
94
Bij het reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote objecten kan
blootstelling optreden aan straalmiddel en daarin voorkomende coatingdeeltjes. Bij
oude coatings die lood bevatten, kan aanzienlijke loodblootstelling optreden.
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.8.4 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
industriële- en scheepsreiniging. De meest belastende typen reinigingswerk zijn
scheepsreiniging, het chemisch reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties, en
het chemisch reinigen van grote objecten. De tabellen hieronder beschrijven alleen
die drie typen schoonmaakwerk. Bij tankreiniging wordt ervan uitgegaan dat
werknemers optimaal beschermd zijn.
95
Tabel 3.8.4. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de industriële- en scheepsreiniging
type reiniger
huidcontact?
aërosolvorming?
frequentie
alkalische
reiniger
zure reiniger
voor ontkalken
en ontroesten
ontvetter op basis
van koolwaterstoffen
ontvetter op basis
van terpenen
afbijtmiddel op
basis van
methyleenchloride
afbijtmiddel op
basis van een
base
afbijtmiddel op
basis van
terpenen
afbijtmiddel op
basis van NMP
ja
nee
dagelijks
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
variërend
ja
nee
dagelijks
variërend
ja
nee
dagelijks
variërend
ja
nee
dagelijks
variërend
ja
nee
periodiek
variërend
ja
nee
periodiek
variërend
ja
nee
periodiek
variërend
ja
nee
periodiek
variërend
3.8.4
samenvatting belangrijkste risico’s
Onderstaande samenvatting heeft wat betreft de risico’s door productgebruik
betrekking op de scheepsreiniging en de chemische reiniging van fabrieken,
fabrieksinstallaties en ‘grote objecten’. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat
behalve in de scheepsreiniging de meeste reinigingswerkzaamheden worden
uitgevoerd met behulp van vacuümreiniging, stoomreiniging of reiniging met water
96
onder hoge of lage druk. De hier gepresenteerde risico’s gelden dus enkel voor de
situaties waarbij sprake is van chemisch reinigen.
Voor de reinigingsactiviteiten waarbij oplosmiddelen worden gebruikt, kunnen
hoge blootstellingniveaus optreden: ontvetting van grote oppervlakken als
voorbehandeling voor het coaten, verwijderen van conserveerlagen of lijm,
reiniging van verfapplicatieapparatuur, reiniging van tanks, reiniging van
fabrieksvloeren en -installaties.
Voorts kan blootstelling aan oplosmiddelen optreden als gevolg van
werkzaamheden die door anderen worden uitgevoerd.
Blootstelling aan irriterende stoffen treedt op bij het gebruik van oplosmiddelen,
alkalische en zure reinigingsmiddelen en oppervlakteactieve stoffen.
Sensibilisatie kan optreden door bloostelling aan terpenen.
Voorts kunnen de schoonmakers worden blootgesteld aan lasrook, straalstof,
koelvloeistoffen, en aan de oude inhoud van de laadruimten van schepen. Hier
kunnen allerlei schadelijke stoffen of organismen tussen zitten.
In tabel 3.8.5 worden de belangrijkste bevindingen met betrekking tot de
blootstelling en de risico’s van de producten samengevat.
Tabel 3.8.5. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
industriële- en scheepsreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en
luchtwegallergieën en huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
OPSrisico
huidallergie
alkalische
reiniger
zure reiniger
voor ontkalken
en ontroesten
nee
ja (geur- ja
stof)
ja
ja
nee
huidirritatie
97
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
ja
nee
ja
overig
Vervolg tabel 3.8.5
type reiniger
OPSrisico
huidallergie
huidirritatie
ja
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
nee
ontvetter op
basis van
koolwaterstoffen
ja
nee
ontvetter op
basis van
terpenen
afbijtmiddel op
basis van
methyleenchloride
afbijtmiddel op
basis van een
base
ja
afbijtmiddel op
basis van
terpenen
afbijtmiddel op
basis van NMP
ja
ja
nee
ja
ja
nee
gering
nee
nee
verdacht
carcinogeen
nee
nee
gering
nee
nee
in
geconcentreerde
vorm:
corrosief
ja
gering
gering
nee
nee
ja
nee
gering
nee
nee
98
overig
Sommige zijn
reproductietoxisch.
Indien
gechloreerd:
verdacht
carcinogeen.
Gebruik van zowel alkalische als zure reinigers leveren risico's op huidallergie en irritatie op. Dit omdat bij gebruik én doseren van deze middelen huidcontact kan
optreden, en ze dagelijks gebruikt worden. De zure reiniger kan bovendien
vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevatten die ingeademd kunnen worden.
Gebruik van ontvetters op basis van koolwaterstoffen levert een risico op OPS op,
alsmede een risico op huidirritatie. Dit omdat het middel dagelijks gebruikt wordt
in mogelijk slecht geventileerde ruimten, en bij gebruik huidcontact kan
plaatsvinden.
Gebruik van ontvetters op basis van terpenen levert een risico op OPS op, alsmede
risico op huidallergie en -irritatie. Bij gebruik kan huidcontact plaatsvinden, en het
product wordt dagelijks gebruikt. Het OPS-risico is terug te voeren op zowel
blootstelling aan oplosmiddelen door inademing (wanneer gewerkt wordt in een
kleine of slecht geventileerde ruimte), als opname via de huid van glycolethers. Er
is bovendien een risico op luchtwegirritatie, aangezien dit middel vluchtige
luchtwegirriterende stoffen bevat.
Gebruik van afbijtmiddel op basis van methyleenchloride of N-methyl-2pyrrolidon levert een risico op OPS op (bij gebruik in een kleine of slecht
geventileerde ruimte), alsmede een gering risico op huidirritatie (bij gebruik kan
huidcontact optreden).
Gebruik van afbijtmiddel op basis van basen levert een gering risico op huidirritatie
op, aangezien bij gebruik van dit middel huidcontact kan optreden.
Gebruik van afbijtmiddel op basis van terpenen levert een risico op OPS op,
voornamelijk als gevolg van inademing (wanneer gewerkt wordt in slecht
geventileerd omstandigheden), maar ook door blootstelling van de huid aan
glycolethers. Tevens is er een gering risico op huidallergie en -irritatie. Dit omdat
bij gebruik van dit type reiniger huidcontact kan plaatsvinden.
Wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuilingen: tijdens de werkzaamheden
aan een schip worden schoonmakers blootgesteld aan een groot aantal stoffen die
op de werkplek aanwezig zijn. Bij het reinigen van laadruimtes kan blootstelling
optreden aan chemicaliën, voedingsmiddelen (cacao, tabak), schimmels, insecten,
endotoxinen, etc.
Bij het reinigen van fabrieken en fabrieksinstallaties vindt blootstelling plaats aan
de chemicaliën die geproduceerd worden of die als hulpstoffen worden gebruikt.
Dat kunnen er vele zijn. Bij het reinigen van bruggen, zendmasten en andere grote
99
objecten kan blootstelling optreden aan straalmiddel en daarin voorkomende
coatingdeeltjes. Bij oude coatings die lood bevatten, kan aanzienlijke
loodblootstelling optreden. Bij het reinigen van tanks wordt ervan uitgegaan dat er
alleen risico’s zijn bij calamiteiten.
100
3.9
3.9.1
GEVELREINIGING12
beschrijving subsector
Gevelreiniging- en onderhoud behoren tot de zogenaamde IGK-werkzaamheden.
Gevelreiniging kan de volgende functies hebben: graffitiverwijdering, verwijdering
van atmosferische en andere vervuilingen zodat de gevel weer in de oude staat
hersteld wordt, of als voorbehandeling voor een coating of impregnering.
Gevelreiniging kan grofweg op drie manieren plaatsvinden: droog (bv. afslijpen,
droogstralen), nat zonder chemicaliën (afspoelen met water, of sproeien onder lage
of hoge druk met water) en nat met chemicaliën. Onderstaand wordt alleen de
chemische reiniging (nat met chemicaliën) besproken.
3.9.2
productgebruik
Chemische gevelreinigingsmiddelen bestaan hoofdzakelijk uit zuren of basen.
Tabel B8.1 in bijlage 8 geeft een overzicht van de bestanddelen van een zure
gevelreiniger, tabel B8.2 van een alkalische gevelreiniger. Voor het verwijderen
van graffiti of verf van minerale ondergrond worden afbijtmiddelen op basis van
een organisch oplosmiddel gebruikt. Afbijtmiddelen op basis van
methyleenchloride (tabel B8.3 en B8.4, bijlage 8) worden om milieu- en
gezondheidsredenen steeds minder gebruikt, ook omdat middelen op basis van
andere, minder schadelijk, oplosmiddelen op de markt zijn (Bouius, 1993).
Voorbeelden hiervan zijn afbijtmiddelen op basis van butylglycol (tabel B8.5 en
B8.6, bijlage 8), N-methylpyrrolidon (tabel B8.7, bijlage 8) en
cyclohexanon/xyleen (tabel B8.8, bijlage 8). Graffitiverwijderaars kunnen ook
onderdeel uitmaken van een antibekladdingsysteem: het gehele systeem bestaat uit
een beschermingslaag en het reinigingsmiddel. Het toe te passen reinigingsmiddel
is in dat geval nauw verbonden met het toegepaste antibekladdingsmiddel. Het kan
een vloeibaar reinigingsmiddel betreffen, of een middel in pasteuze vorm (veelal
toegepast voor lokale verwijdering). Zowel reinigingsmiddelen op waterbasis
kunnen ingezet worden, alsook afbijtmiddelen op oplosmiddelbasis.
12
Deze paragraaf is gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Van Hees & Van der
Klugt (1991); Smits (1992); Schellingerhout (1993); Stichting Arbouw (1999); SVS
(2000a); Infomil (2001).
101
Zure gevelreinigers kunnen niet worden toegepast op kalkhoudende ondergrond
(zoals beton). In zure gevelreinigers worden ook wel combinaties van anorganische
en organische zuren (bv. oxaalzuur) gebruikt, omdat dit verkleuringen als gevolg
van de werking van fluorwaterstofzuur kan opheffen. Producten met
fluorwaterstofzuur kunnen niet worden gebruikt op verglaasde oppervlakken
vanwege de sterk etsende werking, maar juist vanwege deze etsende werking zijn
deze producten zeer geschikt voor het verwijderen van een grauwsluier van
baksteengevels.
Het oplosmiddelgehalte van zure gevelreinigers is zeer laag (0.1 tot 1 %). Het
product kan oplosmiddelen bevatten die irriterend en schadelijk zijn voor de
ademhalingswegen en schadelijk voor de huid (butylglycol). Er zijn geen
sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit
type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen en (deels vluchtige) stoffen
irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 5 en 16 %.
Alkalische gevelreinigers bestaan voornamelijk uit natronloog, kaliumhydroxide of
ammonia. Deze kunnen gebruikt worden op zuurgevoelige oppervlakken, maar niet
op gecoate oppervlakke, aluminium, glas en verzinkte delen. Over het algemeen
worden alkalische reinigers pas ingezet als zure reinigers niet inzetbaar zijn, zoals
op kalkhoudend natuursteen en beton.
Dit type reiniger bevat geen of weinig oplosmiddel. Er zijn geen sensibiliserende
stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 30 en 100 %, evenals het gehalte
aan (mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen.
Het oplosmiddelgehalte van een zure graffitiverwijderaar op basis van butylglycol
ligt tussen 0 en 12,5 %. Butylglycol kan via de huid worden opgenomen. Er zijn
geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties
van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen is lager dan 2 %, het
gehalte aan (vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen 0
en 12, 5 %.
Het oplosmiddelgehalte van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van
butylglycol is lager dan 5 %. Butylglycol kan via de huid worden opgenomen. Er
zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en
102
ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen en
(deels vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen is maximaal 7 %.
Behalve methyleenchloride en zuur bevatten zure graffitiverwijderaars op basis van
methyleenchloride nog vele andere bestanddelen, alle in concentraties lager dan 5
%.
Methyleenchloridehoudende producten zijn bij een groot aantal verfsoorten
werkzaam. De beste resultaten worden behaald als het middel in pastavorm wordt
toegepast.
Het oplosmiddelgehalte is zeer hoog (30 tot 100 %). 2-mercaptobenzothiazol is
aangetroffen als conserveringsmiddel, deze stof is sensibiliserend voor de huid. Het
gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 3 en 45 %, het gehalte aan (deels
mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen ligt tussen de 1
en 35 %.
Het oplosmiddelgehalte van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van
methyleenchloride is eveneens zeer hoog (36 tot 100 %). Er zijn geen
sensibiliserende stoffen aangetroffen in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit
type reiniger. Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 2 en 10 %, het
gehalte aan (deels mogelijk vluchtige) stoffen irriterend voor de ademhalingswegen
ligt tussen de 1 en 6 %.
Het oplosmiddelgehalte van graffitiverwijderaar op basis van N-methyl-2pyrrolidon ligt tussen de 12,5 en 35 %. Behalve N-methyl-2-pyrrolidon wordt ook
limoneen toegevoegd als oplosmiddel, deze stof is sensibiliserend voor de huid.
Het gehalte huidirriterende stoffen ligt tussen de 12,5 en 35 %, stoffen irriterend
voor de ademhalingswegen zijn niet aangetroffen.
Het gehalte aan oplosmiddelen in graffitiverwijderaar op basis van cyclohexanon
en xyleen kan hoger liggen dan 20 %. Sommige toegepaste oplosmiddelen kunnen
via de huid worden opgenomen. Er zijn geen sensibiliserende stoffen aangetroffen
in de VIB’s en ingrediëntendeclaraties van dit type reiniger. Het gehalte
huidirriterende stoffen kan hoger liggen dan 20 %, stoffen irriterend voor de
ademhalingswegen zijn niet aangetroffen.
103
In tabel 3.9.1 wordt een samenvatting gegeven van het voorkomen van
oplosmiddelen, allergenen en irriterende stoffen in reinigers in de gevelreiniging.
Tabel 3.9.1. Overzicht van de aanwezigheid van oplosmiddelen, allergenen en
irriterende stoffen in verschillende typen reinigers gebruikt in de gevelreiniging
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
nee
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
ja
zure
gevelreiniger
alkalische
gevelreiniger
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
alkalische
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
methyleenchloride
alkalische
graffitiverwijderaar o.b.v.
methyleenchloride
graffitiverwijderaar o.b.v. Nmethylpyrrolidon
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
nee
nee
nee
ja
nee
ja
nee
nee
ja
ja
ja
nee
ja
nee
ja
ja
ja
nee
nee
nee
ja
ja
ja
nee
ja
nee
ja
nee
104
Vervolg tabel 3.9.1
type reiniger
oplosglycolmiddelen ethers
> 5% ? > 5 %
huidallergenen
ja/nee
graffitiverwijderaar o.b.v.
cyclohexanon
en xyleen
ja
nee
3.9.3
ja
luchtwegallergenen
ja/nee
nee
huidirriterende
stoffen
>5%?
ja
luchtwegirriterende
stoffen
>5%?
nee
blootstelling
blootstelling aan reinigingsmiddelen
Voor het opbrengen van gevelreiniger wordt de ondergrond voorbevochtigd. Het
reinigingsmiddel wordt van onder naar boven opgebracht om streepvorming te
voorkomen. Na ongeveer 10 minuten inwerktijd moet het worden afgespoeld met
koud water onder hoge druk. Vervolgens wordt nagespoeld met water. Mogelijk
vindt dus blootstelling van de luchtwegen plaats aan aërosolen die reinigingsmiddel
bevatten.
Graffitiverwijderaar in pasteuze vorm moet na opbrengen worden doorgeborsteld
en na ongeveer 20 minuten worden afgespoeld met koud water onder hoge druk.
De nabehandeling bestaat altijd uit naspoelen met veel water (soms warm water
en/of onder druk). Dit naspoelen dient om restanten reinigingsmiddel te
verwijderen. Waterige graffitiverwijderaars kunnen worden opgebracht met een
knijpflacon en een borstel, maar ook onder hoge druk in combinatie met een hoge
temperatuur.
Bij gebruik van graffitiverwijderaar kan dus huidcontact optreden, alsmede
blootstelling van de luchtwegen aan door borstelwerking ontstane aërosolen.
105
blootstelling aan vervuiling
Het afvalwater dat bij gevelreiniging ontstaat bevat
- de verwijderde vervuiling (bv. PAK’s, zware metalen)
- een laagje verwijderde ondergrond
- reinigingsmiddel
samenvatting blootstelling aan producten
In tabel 3.9.2 worden de belangrijkste blootstellingsaspecten weergegeven voor de
producttypen gebruikt in de gevelreiniging.
Tabel 3.9.2. Overzicht van blootstellingsbepalende aspecten van het gebruik van
verschillende typen reinigers in de schoonmaak in de gevelreiniging
type reiniger
huidcontact?
aërosolvorming?
frequentie
zure
gevelreiniger
alkalische
gevelreiniger
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
alkalische
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
methyleenchloride
nee
ja
dagelijks
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
nee
nee
ja
dagelijks
nee
ja
bij borstelen
dagelijks
nee
ja
bij borstelen
dagelijks
nee
ja
bij borstelen
dagelijks
nee
106
Vervolg tabel 3.9.2
type reiniger
huidcontact?
alkalische
ja
graffitiverwijderaar o.b.v
methyleenchloride
graffitiverwijde- ja
raar o.b.v. Nmethylpyrrolidon
graffitiverwijde- ja
raar o.b.v.
cyclohexanon en
xyleen
3.9.4
aërosolvorming?
frequentie
bij borstelen
dagelijks
in kleine en/of
slecht
geventileerde
ruimte?
nee
bij borstelen
dagelijks
nee
bij borstelen
dagelijks
nee
samenvatting belangrijkste risico’s
In tabel 3.9.3 worden de risico’s verbonden aan de diverse typen reinigers gebruikt
in de gevelreiniging weergegeven.
Tabel 3.9.3. Overzicht van de risico’s die de verschillende producten in de
gevelreiniging opleveren ten aanzien van OPS, huid- en luchtwegallergieën en
huid- en luchtwegirritaties
type reiniger
OPSrisico
huidallergie
huidirritatie
nee
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
ja
zure
gevelreiniger
alkalische
gevelreiniger
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
nee
ja
107
overig
Vervolg tabel 3.9.3
type reiniger
OPSrisico
huidallergie
huidirritatie
ja
luchtwegallergie
nee
luchtwegirritatie
ja
alkalische
graffitiverwijderaar o.b.v.
butylglycol
zure
graffitiverwijderaar o.b.v.
methyleenchloride
alkalische
graffitiverwijderaar o.b.v
methyleenchloride
graffitiverwijderaar o.b.v. Nmethylpyrrolidon
graffitiverwijderaar o.b.v.
cyclohexanon
en xyleen
ja
nee
gering
ja
ja
nee
ja
gering
nee
ja
nee
ja
gering
ja
ja
nee
nee
ja
nee
ja
nee
nee
overig
Gebruik van een zure of alkalische gevelreiniger levert een risico op
luchtwegirritatie op, aangezien deze typen reinigers vluchtige luchtwegirriterende
stoffen bevatten, verneveld worden, en dagelijks worden gebruikt.
Gebruik van zure of alkalische graffitiverwijderaars op basis van butylglycol
leveren een risico op OPS op, aangezien bij gebruik huidcontact kan optreden, de
producten oplosmiddelen bevatten die via de huid kunnen worden opgenomen, en
de middelen dagelijks gebruikt worden. Tevens is er een risico op luchtwegirritatie,
aangezien de middelen vluchtige luchtwegirriterende stoffen bevatten, en er bij
borstelen bovendien aërosolen gevormd kunnen worden die kunnen worden
108
ingeademd. Wat betreft het alkalische middel is er bovendien een risico op
huidirritatie als gevolg van huidcontact met huidirriterende stoffen.
Gebruik van zure of alkalische graffitiverwijderaars op basis van
methyleenchloride leveren een risico op huid- en luchtwegirritatie op. Dit omdat bij
gebruik van deze typen reinigers huidcontact kan optreden, het middel
mogelijkvluchtige luchtwegirriterende stoffen bevat, er bij borstelen aërosolen
gevormd worden die kunnen worden ingeademd, en het middel dagelijks gebruikt
wordt. Tevens is er een gering risico op OPS, door inademing van vluchtige
oplosmiddelen, en eventueel van aërosolen gevormd door borstelwerking.
Gebruik van het zure middel levert bovendien een risico op huidallergie op,
aangezien dit middel huidallergenen bevat.
Gebruik van een graffitiverwijderaar op basis van N-methyl-2-pyrrolidon levert
een risico op huidallergie en -irritatie op, aangezien dit type reiniger huidalllergene
en huidirriterende stoffen bevat, er bij gebruik huidcontact kan optreden en het
middel dagelijks gebruikt wordt. Tevens is er een gering risico op OPS, door
inademing van vluchtige oplosmiddelen, en eventueel van aërosolen gevormd door
borstelwerking.
Gebruik van een graffitiverwijderaar op basis van cyclohexanon en xyleen levert
een risico op huidirritatie en OPS op. Dit omdat dit type reiniger huidirriterende
stoffen alsmede glycolethers (oplosmiddelen die via de huid kunnen worden
opgenomen) bevat, er bij gebruik huidcontact kan plaatsvinden, en het dagelijks
wordt gebruikt.
Voor wat betreft de gezondheidsrisico's van de vervuiling zijn vooral van belang
verfbestanddelen (lood!) en kwarts uit steenachtige bouwmaterialen.
109
110
4 VERGELIJKING VAN DE ERNST VAN DE
GEZONDHEIDSRISICO'S
4.1
PRODUCTEN
Op basis van de gegevens in hoofdstuk 3 is een aantal stofgroepen vast te stellen
die huid- en luchtwegaandoeningen of OPS kunnen veroorzaken en die veel in
reinigingsmiddelen voorkomen. De belangrijkste bestanddelen van
reinigingsmiddelen zijn de detergenten, de oplosmiddelen (inclusief co-solvents),
zuren of basen , bij sommige subsectoren de desinfectantia en natuurlijk water.
Daarnaast zijn voor dit onderzoek van belang de geurstoffen en
conserveermiddelen. Van deze bestanddelen volgt in onderstaande paragraaf een
kort overzicht van het gebruik en de risico’s zoals aangegeven in hoofdstuk 3.
4.1.1
detergenten
OPS
In de meeste producten, in alle subsectoren, zijn detergenten onderdeel van de
formulering. Alleen terpentine-achtige, zure en sommige desinfecterende
producten kunnen worden geformuleerd zonder detergenten.
Detergenten zijn niet-vluchtige stoffen. Er is geen risico op OPS als gevolg van
blootstelling aan detergenten.
allergie en irritatie
Er zijn weinig detergenten die op zichzelf, als stof, als sensibiliserend worden
aangemerkt, en dus een R42 of R43 krijgen. Toch kan sensibilisatie optreden als
gevolg van blootstelling aan detergenten. In de literatuur zijn twee oorzaken
geïdentificeerd. De eerste is een allergie voor nikkel dat als verontreiniging
voorkomt in sommige reinigingsproducten (Allenby & Basketter, 1993;
Hasselmann & Kölmel, 1995). De tweede oorzaak van allergie kan zijn een
blootstelling aan allergene afbraakproducten (formaldehyde) van
alcoholethoxylaten, een groep van non-ionische tensiden, die in
reinigingsproducten worden gebruikt (Bergh et al., 1998; Bodin et al., 2001).
Inademing treedt enkel op bij verneveling van het product. In dat geval kan irritatie
van ogen en luchtwegen optreden. Bij schoonmakers is een verhoogde incidentie
111
van astmatische klachten geconstateerd. Het is echter niet duidelijk of de oorzaak
gelegen is in blootstelling aan het reinigingsproduct, de verontreiniging (stof) of
een combinatie van deze twee factoren (Wolkoff et al., 1998).
Vele detergenten worden geclassificeerd als irriterend voor de huid (Effendy &
Maibach, 1995). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende typen
detergenten wat betreft hun irriterend vermogen. De anionogene en kationogenen
tensiden gelden dan als meest irriterend, de non-ionogene en amfotere als minst
irriterend (Effendy & Maibach, 1995).
Ondanks de verschillen tussen producten wat betreft het soort en gehalte
detergenten is het in het kader van onderhavig onderzoek niet reëel om de risico’s
van die producten op die gronden te vergelijken. Daarvoor is de beschikbare
informatie te weinig gedetailleerd, en de variatie aan gebruikte detergenten in
overeenkomstige middelen te groot.
overige effecten
Er zijn geen overige effecten van detergenten volgens de WMS, behalve bij
inslikken. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet voorkomt in de beroepssituatie.
4.1.2
oplosmiddelen
Alle oplosmiddelen worden beschouwd als stoffen die OPS kunnen veroorzaken.
De meeste oplosmiddelen worden gebruikt in de industriële sector (industriële en
scheepsreiniging). Ze worden dan gebruikt voor reiniging van moeilijk
verwijderbaar vuil (conserveeroliën, polijstpasta’s en dergelijke) en als stripper.
Voorts worden minder vluchtige oplosmiddelen zoals glycolethers in veel
watergedragen producten gebruikt als co-solvent.
Sommige oplosmiddelen kunnen ook irriterende of allergene eigenschappen
hebben. Glycolethers worden in toenemende mate toegepast in reinigingsmiddelen.
De damp van deze oplosmiddelen kunnen via de huid worden opgenomen (Filon et
al., 1999). Blootstelling aan glycolethers kan dus plaatsvinden via zowel de
ademhalingswegen als de huid, en dit levert een risico op op zowel irritatie voor
huid en luchtwegen als op OPS (ECETOC, 1995). Limoneen is een oplosmiddel
dat aanvankelijk op de markt werd gebracht als milieuvriendelijk alternatief voor
112
organische oplosmiddelen. Bij contact aan de lucht reageert limoneen echter tot
geoxygeneerde monocyclische terpenen, die sterke contactallergene eigenschappen
hebben (Karlberg et al., 1992; Karlberg & Dooms-Goossen, 1997).
In tabel 4.1.1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste toepassingen per
subsector.
Tabel 4.1.1 Toepassingen van oplosmiddelen in verschillende reinigers
subsector
kantoorreiniging
type product
vloerreiniger
vloeronderhoudsmiddel
vloerstripper
sanitairreiniger
(dagelijks)
sanitairreiniger
(periodiek)
interieurreiniger
oplosmiddel
alcoholen,
glycolethers,
aminen
terpenen,
NMP,
glycolethers
glycolethers,
aminen
alcoholen,
glycolethers
functie
oplossen
vetachtig vuil,
oplossen was
oplossen
vetachtig vuil,
weekmaker
losweken
polymeer/was
oplossen
vetachtig vuil
gehalte
0-15 %
alcoholen
oplossen
vetachtig vuil
0-5 %
alcoholen,
glycolethers,
aminen
oplossen
vetachtig vuil,
streeploos
opdrogen
streeploos
opdrogen
0-30 %
oplossen
vetachtig vuil
oplossen
vetachtig vuil
0-30 %
oplossen
vetachtig vuil
0-5 %
glasalcoholen,
/ruitenreiniglycolethers
ger
tapijtshampoo alcoholen
tapijtreiniger
(sproeiextractie)
poedervormige
tapijtreiniger
alcoholen,
glycolethers,
aminen
alcoholen
113
1-10 %
0-15 %
0-15 %
5-30 %
1-15 %
Vervolg tabel 4.1.1
subsector
industriereiniging (IGK)
transportreiniging
type product
desinfectiemiddel
reiniger voor
onderkant
vervoermiddelen
glasreiniging
glasreiniger
reiniging na
brand
alkalische
brand/roetschadereiniger
alkalische
reiniger/ontvetter
alkalische
reiniger/ontvetter o.b.v.
minerale
oplosmiddelen
industriële- en
scheepsreiniging
alkalische
reiniger/ontvetter o.b.v.
natuurlijke
oplosmiddelen
afbijtmiddelen o.b.v.
methyleenchloride
oplosmiddel
alcoholen
functie
oplossen
vetachtig vuil
emulgator,
oplossen
vetachtig vuil
gehalte
1-5 %
streeploos
opdrogen
oplossen
vetachtig vuil
5-100 %
alcoholen,
glycolethers
co-solvent
4%
alifatische en
aromatische
koolwaterstoffen, per- of
trichloorethyleen,
methyleenchloride
terpenen,
glycolethers,
aminen
ontvetter
90 %
ontvetter, cosolvent,
bevochtiger
5-40 %
methyleenchloride,
methanol
afbijtmiddel,
co-solvent
50-100 %
glycolethers,
alifatische en
aromatische
koolwaterstoffen
alcoholen,
glycolethers
alcoholen,
glycolethers
114
afhankelijk
mengsel
1-10 %
Vervolg tabel 4.1.1
subsector
gevelreiniging
type product
ontkalker
o.b.v.
melkzuur
zure
gevelreiniger
zure graffitiverwijderaar
o.b.v.
butylglycol
alkalische
graffitiverwijderaar
o.b.v.
butylglycol
zure graffitiverwijderaar
o.b.v.
methyleenchloride
alkalische
graffitiverwijderaar
o.b.v.
methyleenchloride
graffitiverwijderaar
o.b.v. NMP
graffitiverwijderaar
o.b.v.
cyclohexanon/xyleen
oplosmiddel
alcoholen
functie
co-solvent
gehalte
<1%
glycolethers
0,1-1 %
glycolethers
oplossen
vetachtig vuil
afbijtmiddel
glycolethers
afbijtmiddel
<5%
methyleenchloride
afbijtmiddel
30-100 %
methyleenafbijtmiddel,
chloride,
co-solvent
methanol,
benzylalcohol
35-100 %
terpenen,
NMP
10-35 %
afbijtmiddel
cyclohexanon, afbijtmiddel
xyleen,
glycolethers
115
< 12,5 %
> 40 %
4.1.3
desinfectanten
Desinfectantia worden vooral, en in grote hoeveelheden gebruikt in de
gezondheidszorg en de voedselverwerkende industrie.
OPS
Sommige veelgebruikte desinfectantia zijn vluchtig: formaldehyde,
glutaaraldehyde, ethanol en isopropylalcohol (IPA). Hoge blootstellingen aan
ethanol en IPA kunnen leiden tot het optreden van OPS. Ook formaldehyde wordt
in de literatuur in verband gebracht met neurologische aandoeningen. Voor de nietvluchtige desinfectantia, zoals de quaternaire ammoniumverbindingen, de
isocyanuraten en hypochloriet13 is er geen OPS-risico.
allergie en irritatie
Contacteczeem wordt in de literatuur veelvuldig in verband gebracht met
blootstelling aan formaldehyde, glutaaraldehyde, glyoxal, quaternaire
ammoniumverbindingen, en chloor (Krüger et al., 1997). Dit type stoffen wordt
vooral en in grote hoeveelheden gebruikt voor de reiniging in de gezondheidszorg
en de voedselverwerkende industrie. Bij gebruik van bijvoorbeeld chloortabletten
vrijkomende dampen kunnen worden ingeademd en zo irritaties aan de luchtwegen
veroorzaken. Glutaaraldehyde is vluchtig, blootstelling aan deze allergene én
irriterende stof kan dus plaatsvinden door via inademing van damp. Ook aan het
vluchtige glyoxal, dat eveneens een voor de luchtwegen sensibiliserende stof is,
kan blootstelling van de luchtwegen plaatsvinden door inademing van damp.
overige effecten
Formaldehyde is een verdacht kankerverwekkende stof (R40, 43).
13
Bij gebruik van hypochloriet kan chloorgas vrijkomen. Hoewel dit een giftige stof
betreft, is hiervan voor zover bekend geen neurologisch effect te verwachten.
116
Tabel 4.1.2 geeft een overzicht van desinfectanten toegepast in verschillende typen
reinigers.
Tabel 4.1.2 Toepassingen van desinfectanten in verschillende reinigers
subsector
industriereiniging
(IGK)
gezondheidszorg
4.1.4
type product
desinfectant
gehalte
desinfectiemiddel hypochloriet, quat <5-30 %
desinfectiemiddel hypochloriet,
quats,
formaldehyde,
glutaaraldehyde
~ 15 %
parfums
OPS
Geurstoffen zijn per definitie vluchtig. In reinigingsmiddelen worden ze vooral
toegepast in middelen voor binnentoepassing, d.w.z. in de institutionele reiniging.
Voorts worden ze in al die subsectoren toegepast waarbij middelen uit de
institutionele reiniging worden gebruikt, bijvoorbeeld toiletten in treinen of
vliegtuigen.
Geurstoffen zijn tot nog toe nooit in verband gebracht met OPS. Echter, ze worden
wel geassocieerd met MCS (Multiple Chemical Sensitivity) (Baldwin et al., 1999),
een aandoening die veel in de belangstelling staat, maar waarvoor nog geen
wetenschappelijk bewijs bestaat over oorzaak of diagnostiek. De symptomen van
MCS lijken sterk op die van OPS.
Overigens is er vanuit milieu-overwegingen ook toenemende aandacht voor dit
type stoffen. Het blijkt dat de concentraties in het milieu sterk aan het toenemen
zijn, met waarschijnlijk als belangrijkste bron de toiletblokjes. Verwacht kan
worden dat er op termijn beleid zal worden geformuleerd om deze concentraties in
het milieu terug te brengen. In Europese milieukeurmerken voor
reinigingsmiddelen worden reeds muskusverbindingen uitgesloten vanwege hun
milieuschadelijkheid.
Geurstoffen worden opgelost in oplosmiddelen. Een veelgebruikte is diethylftalaat
(Api, 2001). Deze stof is weinig vluchtig en de concentratie in het eindproduct zal
zodanig laag zijn dat niet verwacht wordt dat er een OPS-risico door zou ontstaan.
117
allergie en irritatie
Een groot aantal geurstoffen is allergeen (Karnava et al., 2000; Uter et al., 2001).
Gehalten in de reinigingsproducten zijn echter lager dan de grens voor vermelding
op het VIB volgens de WMS. Daardoor is het vaak lastig om op grond van VIB’s
te achterhalen of er geurstoffen in het product aanwezig zijn. In een Duitse studie
naar de prevalentie van geurstof-gerelateerd contacteczeem onder 37.592
werknemers uit verschillende sectoren bleken schoonmaaksector niet bij de meest
risicovolle beroepsgroepen te behoren (Uter et al., 2001). Opvallend is dat ditzelfde
gold voor kappers, waarvan bekend is dat zij juist de meeste risico’s op
huidallergieën hebben (Terwoert et al., 2001). Als verklaring wordt in het artikel
gegeven dat de bekendheid met dit risico zo algemeen is, dat de betreffende
personen reeds in de eerstelijns gezondheidszorg worden behandeld en daardoor
niet geregistreerd worden. Overigens is vervolgens door dezelfde onderzoekers
vastgesteld dat de geurstoffen die waren getest slechts een deel vormen van het
totale aanbod aan geurstoffen. Zij stellen daarom voor de standaard ‘fragrance mix’
uit te breiden. In een artikel uit 2001 (Larsen et al., 2001) wordt een overzicht
gegeven van de geurstoffen die tot een allergie hebben geleid in een zestal landen.
Nederland is in het onderzoek niet meegenomen. Behalve de standaard fragrance
mix werden aanvullend 20 geurstoffen met allergenen eigenschappen
geïdentificeerd.
De meeste geurstoffen zijn niet irriterend voor huid en luchtwegen.
overige effecten
Overige effecten van geurstoffen zijn niet bekend.
4.1.5
conserveermiddelen
In veel van de producten die zijn aangetroffen voor de institutionele reiniging is
een conserveermiddel aangetroffen. Voorts worden ze in al die subsectoren
toegepast waarbij middelen uit de institutionele reiniging worden gebruikt,
bijvoorbeeld bij het reinigen van de binnenkant van vliegtuigen.
De meest voorkomende conserveermiddelen zijn chlooracetamide en
isothiazolinonen. Voorts is in VIB’s enkel de term “conserveermiddel”
aangetroffen zonder vermelding van de stof. Voor sommige producten wordt ervan
118
uitgegaan dat ze wel conserveermiddelen bevatten, maar dat die niet zijn vermeld
op het VIB.
OPS
Conserveermiddelen worden niet in verband gebracht met OPS.
allergie en irritatie
Isothiazolinonen zijn bekende allergenen (Flyvholm, 1993; Karnava et al., 2000),
en worden in veel verschillende producttypen toegepast als conserveermiddel
(Nielsen, 1994). Het chloormethylisothiazolinon (CIT) heeft van deze groep de
grootste sensibiliserende potentie (Basketter et al., 1999). De thans meestgebruikte
variant is een mengsel van CIT en MIT (methylisothiazolinon) in een verhouding
1:3. Voor dit mengsel is per 1 januari 2002 nieuwe regelgeving van kracht
geworden. Indien het gehalte in het product hoger is dan 15 ppm dient dat op het
VIB te worden vermeld, en krijgt het preparaat de R-zin 43. Als alternatief zou
gebruikt kunnen worden een octylisothiazolinon, dat wel R43 heeft, maar waarvoor
de nieuwe regelgeving niet geldt, omdat de allergene potentie lager is.
Chlooracetamide is gelabeld als R43: kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact
met de huid. Het is dus een allergene stof.
Formaldehyde is eveneens gelabeld R 43, en is derhalve een allergene stof
(Karnava et al., 2000).
Isothiazolinonen en formaldehydedonoren worden ook toegepast in een scala aan
andere producten, zoals shampoo, zeep, verf, huidverzorgingsproducten en
haarverzorgingsproducten (Flyvholm & Andersen, 1993; Morren et al., 1992). Het
blootstellingsrisico is bij regelmatig gebruik van deze consumentenproducten dus
ook al relatief hoog.
Recentelijk wordt een toename geconstateerd in het gebruik van MDGN
(methyldibromoglutaronitril), zowel in cosmetische als in industriële producten
(Wong & Beck, 2001). Het gevolg blijkt te zijn dat er ook een toename in het
aantal allergieën voor deze stof wordt gevonden.
overige effecten
Chlooracetamide heeft behalve R43 ook de R-zinnen 25 (vergiftig bij opname door
de mond) en 62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid).
119
Als enige formaldehyde-donor, een veelgebruikt conserveermethode, is het
isocyanuraat aangetroffen. Deze stof krijgt enkel R22 (schadelijk bij opname door
de mond). Er moet echter rekening worden gehouden met het vrijkomen van
formaldehyde, dat verdacht kankerverwekkend is.
4.1.6
zuren en basen
OPS
In veel subsectoren (kantoorschoonmaak, industriereiniging, reiniging na brand,
industriële- en scheepsreiniging en gevelreiniging) wordt gewerkt met
reinigingsmiddelen op basis van een zuur of een base. Zuren en basen zijn geen
oorzaak van OPS.
allergie en irritatie
Zuren en basen zijn vrijwel altijd irriterend voor huid en luchtwegen. Contact met
de huid of inademing van spraydeeltjes dient dus altijd vermeden te worden.
Sommige zuren en basen zijn ook nog vluchtig, in die gevallen kan dus ook
inademing van de damp irritatie van de ademhalingswegen veroorzaken
(bijvoorbeeld azijnzuur, zoutzuur, ammonia).
4.1.7
water
‘Nat werk’ is een van de belangrijkste oorzaken van huidirritaties aan de handen bij
schoonmakers (Krüger et al., 1997; Piebenga & Van de Walle, 1998; Meding,
2000). In sommige subsectoren, met name de kantoorschoonmaak, reiniging in de
gezondheidszorg en glasreiniging, zijn werknemers gedurende een groot deel van
de tijd met de handen blootgesteld aan water. Binnen deze subsectoren is dus
sprake van een verhoogd risico op huidirritatie aan de handen door water.
120
4.2
4.2.1
INCIDENTIE VAN GEZONDHEIDSKLACHTEN
algemeen
In onderhavig onderzoek is geen enquête gehouden onder schoonmakers. Daardoor
zijn geen kwantitatieve gegevens gegenereerd ten aanzien van de incidentie van
gezondheidsklachten binnen de branche als geheel of binnen de verschillende
subsectoren. Voorts is er in Nederland geen traditie van registratie van
beroepsziekten, met als voornaamste reden dat er geen ‘risque professionel’
systeem bestaat. Sinds 1 januari van 2000 bestaat er in Nederland de verplichting
voor Arbo-diensten om beroepsziekten te melden bij het NCvB (Nederlands
Centrum voor Beroepsziekten). Uit onderzoek van het NCvB zelf blijkt echter dat
er (nog) veel onderrapportage is.
4.2.2
OPS
Gegevens over OPS zijn voorhanden bij de Solvent Teams van het AMC en het
Medisch Spectrum Twente. In de tabellen die door de Solvent Teams zijn
opgesteld met OPS-gevallen in de verschillende branches, wordt de
schoonmaaksector niet apart vermeld, maar valt onder ‘overig’ (Van der Hoek et
al., 2000). Uit een nadere analyse door het NCvB ten behoeve van onderhavig
onderzoek blijkt dat er tussen april 1997 en oktober 2001 geen OPS-gevallen onder
schoonmakers staan geregistreerd.
Uit onderzoek van de Chemiewinkel (2000) blijkt dat er in de scheepsbouw
werknemers met neurasthene klachten zijn. Uit het onderzoek komt echter niet naar
voren of de klachten zijn ontstaan door het reinigen, het coaten of door andere
oorzaken. In een onderzoek van Preller et al. (1997), waarin is onderzocht welke
blootstellingsniveaus voorkomen bij oppervlaktebehandeling van metalen, werden
de hoogste waarden gevonden bij het coaten en ontvetten. Het OPS-risico is
derhalve het grootst bij dit type werkzaamheden. Aangezien deze werkzaamheden
ook worden uitgevoerd door schoonmakers in de industriële- en scheepsreiniging,
kan er vanuit worden gegaan dat de risico’s daar in vergelijkbare mate aanwezig
zijn.
121
Bij een onderzoek onder graffitiverwijderaars (Langworth et al., 2001) die werkten
met afbijtmiddelen op basis van NMP en glycolethers in de ondergrondse van
Stockholm (zie ook bij par. 3.5 Vervoer) bleken van de 38 werknemers er 5 te zijn
met neurasthene klachten, die geweten worden aan de blootstelling aan de
afbijtmiddelen. Het is niet duidelijk of deze 5 gevallen juist diegenen waren
waarbij hoge blootstellingen werden gemeten bij werkzaamheden in de lift.
4.2.3
allergie en irritatie
huid
In het signaleringsrapport 2001 van het NCvB (Braam et al., 2001) staan 12
gevallen gemeld van huidklachten bij schoonmakers (5e positie in de top 10 van
beroepen) en in het eerste half jaar van 2001 zijn door 21 dermatologen 33 gevallen
gemeld (NCvbB, 2001) (4e positie). In januari 2001 is een samenwerking gestart
tussen het NCvB en het NECOD (Nederlands Kenniscentrum ArbeidsDermatosen)
onder de naam ADS-project (ArbeidsDermatosen Surveillance project). In dat
project melden een twintigtal dermatologen beroepshuidaandoeningen aan het
NCvB. Vanaf januari 2001 tot oktober 2001 zijn er 47 gevallen van dermatosen
gemeld onder schoonmakers, waarvan 45 gevallen van contacteczeem. Oorzaken
van de aandoeningen waren orthoergische factoren (27), conserveermiddelen (4),
handschoenen (4), irritantia (3), desinfectans voor handen (1), parfum (1), de
tenside cocoamidopropyl betaine (1), onbekend (6).
Ten aanzien van huidklachten bestaat er een opmerkelijke discrepantie tussen wat
in de literatuur wordt gevonden, en door het ADS-project wordt bevestigd
enerzijds, en wat door deskundigen uit de branche aan de onderzoekers is
medegedeeld anderzijds. Om met de laatsten te beginnen: volgens leveranciers van
reinigingsmiddelen en gesprekspartners uit schoonmaakbedrijven is er hooguit
sprake van een zeer incidenteel geval. Daarbij moet helaas de kanttekening worden
gemaakt dat er geen registratie of rapportage bestaat van deze klachten. Uit de
literatuur komt een heel ander beeld naar voren. Schoonmaakwerkzaamheden
worden in meerdere bronnen aangemerkt als risicovol voor het ontstaan van
huidklachten (Duda, 1990; Krüger et al., 1997; Karnava et al., 2000). Als
voornaamste oorzaken worden genoemd nat werk, detergenten, desinfectantia (in
de voedselverwerkende industrie en in de gezondheidszorg), conserveermiddelen
122
en geurstoffen. De laatstgenoemde vier factoren zijn in bovenstaande paragraaf
(4.1 Producten) reeds besproken. Over ‘nat werk’ kan het volgende worden gezegd.
Veelvuldig contact van de huid met water wordt in de literatuur gezien als één van
de voornaamste risicofactoren voor het ontstaan van huidklachten. Water doet de
huid opzwellen, waardoor de permeabiliteit voor andere huidbeschadigende
factoren toeneemt. Bovendien komen in de huid cytokinen vrij, welke een
ontstekingsreactie in gang zetten die de huidbarrière verder verslechtert (Piebenga
& Van der Walle, 1998). Daarnaast zorgt het zwellen van de huid ervoor, dat deze
vervolgens weer sneller uitdroogt dan gewoonlijk. Al met al kan het frequent
werken met natte handen op zichzelf al leiden tot huidproblemen. “De link tussen
nat werk en huidproblemen is net zo duidelijk als die tussen roken en longkanker”,
constateerde men tijdens een symposium rond beroepsgebonden huidproblemen in
1999 (Diepgen & Coenraads, 1999). Andere onderzoeksgegevens die wijzen op het
risico op huidklachten bij schoonmakers worden hieronder samengevat.
-
-
-
Bij graffitiverwijderaars (Anundi et al., 2000) werd een significant verhoogde
incidentie aan huidklachten gesignaleerd in vergelijking met een controlegroep
van kantoorpersoneel, die correleerde met het morsen van afbijtmiddel.
In een onderzoek in 3 vleesverwerkende bedrijven (Terwoert, 1992) kwamen
bij schoonmakers klachten van de huid van de handen voor: jeuk, pijn,
vervellen. Het handmatig poetsen verergerde dit. De klachten werden meestal
geweten aan het niet dragen van handschoenen. Handschoenen en laarzen
waren echter wel aanwezig. Niet overal droegen de schoonmakers
regenpakken. In één bedrijf waren er ook bij de slachters veel huidklachten,
inclusief eczeem. Dit wordt, aldus het onderzoeksrapport, veroorzaakt door het
werken in vochtige omstandigheden en door het contact met bloed en vlees.
Ook de zeep die voor het wassen van de handen wordt gebruikt, zou problemen
opleveren. Spatjes op de armen en handen tijdens het reinigen van rookkasten
zorgden nu en dan voor brandwondjes. In alle bedrijven werd veel gebruik
gemaakt van handcrèmes.
In een Duits onderzoek (Krüger et al., 1997) wordt geconcludeerd dat
huidklachten een belangrijk gezondheidsprobleem vormen voor schoonmakers,
veelal veroorzaakt door bestanddelen van de reinigingsmiddelen en
desinfectantia, en door ondeskundig gebruik van de reinigingsmiddelen. In
Duitsland staan schoonmakers op de tweede plaats in de ranglijst van
123
-
-
-
huidklachten (kappers staan bovenaan). De prevalentie van handeczeem bij
schoonmakers is tussen 6 en 12% in verschillende studies. 60-90 % hiervan is
irritatief handeczeem, 20 tot 30 % is allergisch handeczeem. Factoren zijn: nat
werk, dienstverlenende sectoren, aantal kinderen thuis, en genetische factoren
(atopie). Klachten beginnen vrij snel na het beginnen met werken. Mensen met
huidklachten veranderen vaker van werk dan zonder. De prognose bij
werkverlaters is beter, d.w.z. dat de kans dat de klachten verdwijnen na
beëindiging van het werk, groter is. Handschoenen worden aanbevolen, maar
met de waarschuwing dat ze toch stoffen doorlaten als ze niet tijdig worden
vervangen of wanneer de verkeerde worden gekozen, en dat ze zelf ook
allergenen (latex) kunnen bevatten.
In een Finse studie onder ziekenhuispersoneel met ‘nat werk’ werd een
prevalentie handeczeem van 44% gevonden (geciteerd in Flyvholm (1993)).
Schoonmakers waren de grootste groep (10%). In een Deense studie onder
1237 schoonmakers bleken 12% huidklachten op het moment van de studie te
hebben, en 30% verscheidene malen per maand (geciteerd in Flyvholm
(1993)). Reinigingsmiddelen en cosmetica zijn in de studie geïdentificeerd als
productgroepen die het vaakst allergenen bevatten. Daarbij is geen onderscheid
gemaakt naar verschillende typen reinigingsmiddelen.
In een Duits onderzoek (Hasselmann & Kölmel, 1995) werden 64
schoonmakers met huidklachten onderzocht. 40 hiervan bleken allergisch voor
nikkel, formaldehyde, rubber chemicaliën, handschoenen en
reinigingsmiddelen. 55 van de schoonmakers hadden zich minstens eenmaal
door de huidklachten ziek gemeld, 26 schoonmakers meer dan tweemaal. De
gemiddelde verzuimduur bedroeg 3,8 maanden. 22 schoonmakers zijn met het
werk opgehouden. In het artikel wordt niet vermeld in welke subsectoren de
schoonmakers werkzaam waren.
In een Zwitserse studie werden 5565 patiënten met huidklachten getest met de
‘European standard allergens’ van 1990 tot 1994. De grootste groep bleek
kantoorpersoneel te betreffen (21%); op de tweede plaats kwamen hulpen in de
huishouding en schoonmakers (18%). De stoffen die het meest voor de
allergieën zorgden, waren nikkel (18,5%), fragrance mix (9,6%) en Perubalsem
(6,9%). Allergie voor CIT en nikkel leek daarbij in de loop der jaren af te
nemen. Opvallend hierbij is de hoge prevalentie bij kantoorpersoneel. Daar
wordt in het artikel geen verklaring voor gegeven.
124
-
-
-
-
-
-
Door Wigger-Alberti & Elsner (2000) wordt voor schoonmakers een
prevalentie van beroepsgebonden contact urticaria (een ernstige vorm van
contactallergie waarbij blaasjes met ernstige jeuk optreedt) van 6,7 op de
100.000 gemeld. Opvallend is dat er geen apart hoofdstuk is voor de
beroepsgroep ‘schoonmakers’ in dit handboek, terwijl dat voor een groot aantal
andere beroepsgroepen wel het geval is.
In een Amerikaanse studie uit 1993 (Burnett et al., 1993) werd van de 8835
geregistreerde gevallen van beroepsgebonden dermatitis onderzocht in welke
beroepen ze actief waren. De grootste groep bleek in de gezondheidszorg te
werken; gerekend naar het totaal aantal werknemers in de sector bleek de
landbouw de grootste veroorzaker van beroepsgebonden dermatitis. Als
belangrijkste oorzaak wordt genoemd de reinigings- en schuurmiddelen. 1,12
op de 10.000 werknemers melden zich ziek als gevolg van de huidklachten.
Smith (2000) geeft een schatting van het aantal huidaandoeningen in de
voedselverwerkende industrie in het Verenigd Koninkrijk. 55% van de
gevallen zijn het gevolg van blootstelling aan water, zeep en
reinigingsmiddelen, 40% door blootstelling aan het voedsel zelf.
In een onderzoek van Nielsen (1996) zijn enquêtes gehouden onder
schoonmaaksters in 1989 en in 1991. Meer dan 805 van de schoonmaaksters
had tenminste ¼ van de tijd natte handen. 46% had (zelfgerapporteerde)
huidklachten. In het weekend en tijdens de vakantie namen de klachten af. 26%
van de schoonmaaksters droeg geregeld handschoenen, en 58% zelden.
Uit gegevens uit de ‘Occupational Injury Information System’ in Zweden blijkt
dat vrouwen vaker huidaandoeningen aan de handen hebben door het werk dan
mannen (Meding, 2000). De meest gerapporteerde huidaandoening aan de
handen is huidirritatie (irritatief eczeem) veroorzaakt door ‘nat werk’. Juist in
beroepen waarin naar verhouding veel vrouwen werkzaam zijn, zoals
schoonmaker, vindt hoge blootstelling van de handen aan water plaats. Het is
niet vastgesteld dat vrouwen ook echt gevoeliger zijn met betrekking tot het
ontstaan van huidaandoeningen door ‘nat werk’, dus het is waarschijnlijk dat
het vaker voorkomt bij vrouwen omdat ze vaker worden blootgesteld. De
belangrijkste oorzaak van huidallergie door werk is volgens deze database
blootstelling aan nikkel.
Uit statistieken met betrekking tot bijstandsuitkeringen in Duitsland bleek een
toename van arbeidsgerelateerde aandoeningen onder schoonmakers tussen
125
1985 en 1990 (Darsow et al., 1997). In de meeste gevallen betrof het
huidaandoeningen van de handen. Tussen 1990 en 1994 werden 439
schoonmakers getest op allergieën. 110 patiënten hadden huidallergie aan de
handen. Als de belangrijkste allergenen werden geïdentificeerd: rubber en
desinfectanten (glutaraldehyde, formaldehyde en glyoxal) en in mindere mate
conserveringsmiddelen en parfums.
luchtwegen
Uit een Europese studie naar de incidentie van astma bleek dat schoonmakers een
tweemaal zo hoog risico lopen dan kantoorpersoneel. Het risico lijkt te variëren
met het type schoonmaakwerk en met de gebruikte schoonmaakmiddelen (Zock et
al., 2001). Ook bij het NCvB zijn een aantal meldingen binnengekomen van astma
bij schoonmakers. Het is op dit moment echter niet bekend in welke subsectoren de
schoonmakers actief waren.
In het eerder aangehaalde onderzoek bij grafittiverwijderaars in de ondergrondse
van Stockholm bleken ook het aantal luchtwegklachten verhoogd ten opzichte van
de controlegroep van kantoorpersoneel, er bestond daarbij alleen een correlatie met
de blootstellingsduur, maar niet met de gemeten concentraties afbijtmiddel.
In Nielsen & Bach (1999) wordt, op basis van het bovenvermelde onderzoek van
Nielsen (1996) onderzoek, een correlatie gemeld tussen het gebruik van
spraymiddelen en het voorkomen van aandoeningen aan de ogen en de luchtwegen
bij schoonmakers.
Reilly & Rosenman (1995) hebben ziekenhuisgegevens gebruikt om
werkgerelateerde en niet-werkgerelateerde aandoeningen van de luchtwegen te
identificeren. Bij een derde van de patiënten bleek de aandoening verband te
houden met het werk. Blootstelling aan ‘industrële reinigingsmiddelen’ bleek één
van de drie belangrijkste oorzaken (de andere waren blootstelling aan
zwaveldioxide en chloorgas).
4.2.4
overige effecten
Dit aspect is in onderhavige studie niet onderzocht. Desondanks wordt hier
melding gemaakt van een onderzoek onder werknemers in de subsector ‘reiniging
na brand’, aangezien het om ziekteverzuimcijfers gaat, en de auteurs menen dat die
relevant kunnen zijn voor het vervolg van het convenant-traject. De reden dat het
126
onderzoek hier wordt weergegeven en niet elders komt omdat in het artikel niet
staat vermeld wat de oorzaken zijn van het ziekteverzuim. Het citaat is afkomstig
uit Duisterwinkel en Brouwer (1997):
“Een zeer beperkt onderzoek laat zien dat de ziekteverzuimcijfers onder
medewerkers van reiniging na brand hoger liggen dan de cijfers in vergelijkbare
branches. In twee goed aangeschreven bedrijven was het ziekteverzuim in 1995
11,3 en 9,8%. In beide bedrijven lag het ziekteverzuim van andere afdelingen
(food, kantoorreiniging) lager, namelijk 8,5 en 7,9%. Gemiddeld in de schoonmaak
is dit 8%.”
Voorts wordt in het onderzoeksrapport gemeld dat je eigenlijk zou verwachten dat
het ziekteverzuim lager zou zijn, ten eerste omdat in deze subsector vooral mannen
werkzaam zijn, en die een gemiddeld lager ziekteverzuim hebben, en ten tweede
dat ze in het algemeen full-time werken, een factor die eveneens een lager verzuim
met zich meebrengt. Een verklaring wordt niet gegeven, maar er wordt opgemerkt
dat de oorzaak niet per se vergiftiging is.
127
4.3
CONCLUSIES
Voor alle subsectoren worden in deze paragraaf de belangrijkste risicovolle
werkzaamheden en producten samengevat en besproken. Daarbij wordt een
onderverdeling gemaakt naar OPS, huid- en luchtwegaandoeningen.
Indien een beleid wordt opgezet om de (chemische) arbeidsomstandigheden in de
sector te verbeteren, is het logisch om die maatregelen te treffen die het meest
effectief zijn. Een belangrijke factor daarbij is het aantal mensen dat een risico
loopt. De subsector kantoorschoonmaak is dan verreweg de grootste, met de
meeste werknemers, namelijk ca. 170.000, ongeveer 85% van de totale populatie in
de sector. In de overige subsectoren werken ca. 3.000 tot 5.000 werknemers (per
subsector).
Aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de ernst van de eventuele
gezondheidsrisico’s. OPS is een aandoening met verstrekkende gevolgen, en kan
dus als een ernstig risico worden aangemerkt. Werkzaamheden met een OPS-risico
vinden plaats in subsectoren met aanzienlijk minder werknemers, maar
daartegenover staat dat de ernst van de klachten aandacht rechtvaardigt.
KANTOORSCHOONMAAK
OPS
Voor geen van de werkzaamheden geldt dat er een duidelijk OPS-risico aanwezig
is. Alleen voor werknemers die dagelijks vloeren strippen, en daardoor dagelijks
worden blootgesteld aan oplosmiddelen, is een OPS-risico aanwezig.
huidaandoeningen
In de literatuur worden huidklachten bij schoonmakers in deze subsector veelvuldig
gemeld. Oorzaken die daarbij genoemd worden zijn nat werk, conserveermiddelen,
geurstoffen, nikkel en rubberchemicaliën. Allergie voor nikkel kan zijn ontstaan
door het dragen van sieraden in combinatie met het natte werk. Eenmaal
gesensibiliseerd kunnen lage concentraties nikkel (en chroom) die als
verontreiniging in reinigingsmiddelen kunnen voorkomen, klachten geven. Allergie
voor rubber kan ontstaan door het dragen van latex handschoenen.
128
Huidallergieën kunnen optreden door interieurreiniging en dagelijkse
sanitairreiniging. Oorzaak is de aanwezigheid van huidallergene stoffen in de
reinigingsmiddelen (vooral conserveermiddelen en geurstoffen) waaraan makkelijk
huidblootstelling plaats kan vinden (en dit vrijwel dagelijks). Ook de te
verwijderen vervuiling (organisch stof zoals roos, schimmels, pollen, enz.) kan
oorzaak zijn van huidallergieën.
Huidirritatie kan optreden bij dagelijkse sanitairreiniging en interieurreiniging. De
gebruikte middelen bevatten irriterende stoffen (tensiden, zuren, basen, sommige
oplosmiddelen) en er vindt dagelijks blootstelling van de huid plaats. De
belangrijkste risicofactor ten aanzien van huidirritatie is echter het veelvuldige
contact van de handen met water.
luchtwegaandoeningen
In de literatuur is gemeld dat schoonmakers een hogere kans op astmatische
klachten hebben in vergelijking met kantoorpersoneel. Bij het NCvB zijn eveneens
schoonmakers met astmatische klachten geregistreerd.
Luchtwegallergie kan optreden bij interieurreiniging en dagelijkse sanitairreiniging
door de aanwezigheid van allergene stoffen in het reinigingsmiddel (vooral
conserveermiddelen en geurstoffen). Sanitair- en interieurreinigers voor dagelijks
gebruik worden vaak versprayed, wat tot blootstelling van de luchtwegen leidt.
WC-reiniger kan bovendien vluchtige luchtwegallergenen bevatten. Ook de te
verwijderen vervuiling (organisch stof zoals roos, schimmels, pollen, enz.) kan via
inademing tot luchtwegallergieën leiden.
Er is een risico op luchtwegirritatie bij de dagelijkse sanitairreiniging en bij de
interieurreiniging doordat dagelijkse sanitair- en interieurreinigers worden
versprayed waardoor (vrijwel dagelijks) blootstelling optreedt aan de irriterende
bestanddelen van de middelen (tensiden, zuren, basen, sommige oplosmiddelen).
Bovendien kunnen deze middelen, en ook WC-reiniger, irriterende stoffen bevatten
die vluchtig zijn.
129
INDUSTRIEREINIGING (IGK)
OPS
Het ontvetten met behulp van producten op basis van koolwaterstoffen en/of
terpenen in de non-food wordt beschouwd als risicovol met betrekking tot het
ontstaan van OPS, afhankelijk van de omstandigheden met betrekking tot
ventilatie.
In de food-sector is er geen risico op OPS omdat niet met oplosmiddelen wordt
gewerkt.
huidaandoeningen
Bij werknemers in de food-sector zelf komen huidklachten veelvuldig voor.
Oorzaken die in de literatuur worden gemeld, zijn blootstelling aan
reinigingsmiddelen en desinfectantia, en aan allergene bestanddelen van het
voedsel zelf.
Huidallergieën kunnen optreden bij het ontvetten met behulp van terpenen in de
non-food. In de food-sector kunnen allergieën ontstaan door blootstelling aan de
vervuilingen (eiwitten, gist, conserveermiddelen, kleurstoffen).
Huidirritatie kan optreden door reiniging met alkalische middelen en
oplosmiddelen, en door desinfectie.
luchtwegaandoeningen
In de food-sector kan allergie optreden door blootstelling aan allergene
vervuilingen (eiwitten, gist, conserveermiddelen, kleurstoffen).
Luchtwegirritatie kan optreden in de food-sector bij reiniging met alkalische
reinigers en desinfectantia, die als aërosol in de werkruimte aanwezig zijn of
waarvan irriterende componenten als damp kunnen worden ingeademd, en in de
non-food bij ontvetting met behulp van oplosmiddelen met of zonder terpenen.
130
GEZONDHEIDSZORG
OPS
Er is geen OPS-risico in de gezondheidszorg aangezien geen gebruik wordt
gemaakt van oplosmiddelen.
huidaandoeningen
In de gezondheidszorg is een verhoogde prevalentie van huidklachten. Dit wordt
onder meer veroorzaakt door blootstelling aan reinigingsmiddelen, met name
desinfectantia.
Huidallergie kan optreden bij interieur- en sanitairreiniging door contact met
huidallergene stoffen in het reinigingsmiddel (conserveermiddelen, geurstoffen )
en/of het te verwijderen vuil. Desinfectie met middelen op basis van van
quaternaire ammoniumverbindingen (waar hoge gehaltes aan allergene
desinfectanten aan toegevoegd kunnen zijn) kan, waar dagelijks uitgevoerd,
eveneens tot huidallergie leiden. Ook kan
blootstelling aan allergene organische vervuilingen plaatsvinden.
Huidirritatie kan optreden bij sanitair- en interieurreiniging, en bij desinfectie met
behulp van quaternaire ammoniumverbindingen en hypochloriet. Er vindt immers,
waar dagelijks gedesinfecteerd wordt, vrijwel dagelijks huidcontact plaats. De
belangrijkste risicofactor ten aanzien van huidirritatie is echter het veelvuldige
contact van de handen met water.
luchtwegaandoeningen
Luchtwegallergieën kunnen optreden door dagelijkse blootstelling aan irriterende
of allergene stoffen in sanitair- en interieurreinigers, aan desinfectiemiddelen (via
inademing van damp of aërosolen) en aan te verwijderen organische
verontreinigingen.
Luchtwegirritatie kan optreden door dagelijkse blootstelling aan vluchtige
irriterende bestanddelen in desinfectiemiddelen, of aan bij borstelen ontstane
aërosolen.
131
VERVOER
OPS
Er bestaat, gezien het hoge gehalte oplosmiddelen in de hiervoor gebruikte
middelen en de waarschijnlijk slechte ventilatie, een OPS-risico bij het reinigen
van (onderstellen van) vervoermiddelen met behulp van oplosmiddelen.
Voorts is er een OPS-risico bij het verwijderen van graffiti met behulp van
oplosmiddelhoudende afbijtmiddelen. In een Zweeds onderzoek onder werknemers
die graffiti verwijderden in de ondergrondse van Stockholm, bleken een aantal van
de schoonmakers neurasthene effecten te hebben (‘beginnend OPS’).
huidaandoeningen
Huidallergie kan optreden bij dagelijkse reiniging van de interieurs van
vliegtuigen. Oorzaken hiervoor zijn de allergene bestanddelen in de
reinigingsmiddelen (conserveermiddelen, geurstoffen, kleurstoffen) en/of in het te
verwijderen organisch vuil (roos, huisstofmijt, enz.).
Huidirritatie kan optreden door reinigen van de binnen- en buitenkant van treinen,
bussen, metro’s, trams en vliegtuigen met behulp van licht alkalische
reinigingsmiddelen, of bij graffitiverwijdering.
luchtwegaandoeningen
Luchtwegallergie kan optreden bij reiniging van de interieurs van vliegtuigen.
Oorzaken hiervoor zijn de allergene bestanddelen in de reinigingsmiddelen
(conserveermiddelen, geurstoffen) en het feit dat de reiniger dagelijks (als
spraymiddel) wordt gebruikt in relatief slecht geventileerde omstandigheden. Ook
het te verwijderen organisch vuil kan tot luchtwegallergieën leiden.
Luchtwegirritatie kan optreden bij reiniging van de binnen- en buitenkant van
treinen, bussen, metro’s, trams en vliegtuigen, en bij graffitiverwijdering.
132
GLASREINIGING
OPS
Er is, gezien het lage gehalte aan oplosmiddelen in de reiniger die het meest wordt
gebruikt in de glasreiniging (namelijk afwasmiddel) geen OPS-risico in de
glasreiniging.
huidaandoeningen
Huidallergie kan optreden doordat vrijwel dagelijks huidcontact plaatsvindt met
huidallergene bestanddelen die mogelijk aanwezig zijn in het reinigingsmiddel
(conserveermiddelen, geurstoffen) en/of in de te verwijderen vervuiling.
Huidirritatie kan optreden doordat de handen een groot deel van de dag vochtig
blijven. Dit kan worden versterkt doordat de reiniger vaak hoge gehaltes aan
huidirriterende stoffen bevatten zoals detergenten, waaraan eveneens vrijwel
dagelijks blootstelling plaatsvindt.
luchtwegaandoeningen
Er is een risico op luchtwegallergieën verbonden aan het gebruik van afwasmiddel
in de glasreiniging, omdat sommige middelen vluchtige luchtwegallergenen
bevatten, waaraan dagelijks blootstelling plaatsvindt.
Er is geen risico op luchtwegirritaties aangezien het type reiniger gebruikt in de
glasreiniging (namelijk afwasmiddel) vrijwel geen luchtwegirriterende stoffen
bevat.
REINIGING NA BRAND
OPS
Er bestaat een OPS-risico bij het reinigen van electronische apparatuur. Bij andere
werkzaamheden in de reiniging na brand wordt weliswaar dezelfde alkalische
reiniger gebruikt, echter reiniging van electronische apparatuur wordt dagelijks
door dezelfde werknemers uitgevoerd zodat dagelijkse blootstelling optreedt, i.t.t.
andere werkzaamheden in de reiniging na brand die incidenteler voorkomen.
133
huidaandoeningen
Er is een risico op huidallergie bij reiniging na brand door blootstelling aan
allergene componenten in vervuilingen. Aan het gebruik van reinigers is geen
risico op huidallergie verbonden, aangezien de in deze subsector gebruikte
reinigers geen huidallergenen bevatten.
Huidirritatie kan voorkomen door het dagelijks optreden van huidcontact met de
reiniger bij reiniging van electronische apparatuur, bij het gebruik van
handontroesters en door blootstelling aan irriterende bestanddelen van roetaanslag
e.d.
luchtwegaandoeningen
Er is geen risico op luchtwegallergie door de reinigingsmiddelen, aangezien geen
middelen worden gebruikt die luchtwegallergene stoffen bevatten. Wel kunnen
luchtwegallergieën voorkomen door blootstelling aan de vervuilingen.
Luchtwegirritatie kan optreden bij het dagelijks reinigen van electronische
apparatuur (door inademing van aërosolen of vluchtige irriterende bestanddelen),
bij handontroesten (handontroesters bevatten vluchtige irriterende stoffen) en door
blootstelling aan irriterende rookgassen.
INDUSTRIËLE- EN SCHEEPSREINIGING
OPS
In de scheepsreiniging is er een OPS-risico bij het ontvetten van delen van schepen
met oplosmiddelhoudende producten, bijvoorbeeld als voorbehandelen van het
coaten. Voorts bij het verwijderen van moeilijk vuil zoals harsen uit ruimen en het
afbijten van oude verflagen met behulp van oplosmiddelhoudende afbijtmiddelen,
en het reinigen van verfapplicatieapparatuur.
Bij het coaten zelf, dat ook wordt uitgevoerd door werknemers uit deze subsector,
is er eveneens een OPS-risico doordat meestal met oplosmiddelhoudende coatings
wordt gewerkt, die bovendien worden verspoten. In onderhavig onderzoek is dit
134
aspect echter niet in beschouwing genomen, aangezien er hiernaar onlangs een
onderzoek in opdracht van het Ministerie van SZW is afgerond (Theodori et al.,
2001).
In de overige industriële reiniging is er een OPS-risico indien ontvet wordt met
behulp van oplosmiddelhoudende producten, en bij het reinigen van
fabrieksvloeren en –wanden.
huidaandoeningen
Huidallergie kan optreden bij ontvetten of afbijten met behulp van middelen op
basis van terpenen. Ook reiniging met een alkalische reiniger kan tot allergie leiden
indien een geurstofbevattende reiniger wordt gebruikt. Voorts kan een allergie
ontstaan door blootstelling aan allergene vervuilingen (epoxies, isocyanaten).
Huidirritatie kan optreden in de scheepsreiniging bij reiniging/ontvetting met
behulp van oplosmiddelen en/of alkalische reinigers, bij het verwijderen van
moeilijk vuil zoals harsen uit ruimen, bij het afbijten van oude verflagen, en bij het
reinigen van verfapplicatieapparatuur.
In de overige industriële reiniging kan huidirritatie optreden bij het ontvetten met
oplosmiddelen of alkalische reinigers, bij het ontkalken met zure middelen, bij het
reinigen van fabrieksvloeren en –wanden, en bij het doseren van zure en basische
middelen bij in-situ reiniging.
Voorts kan huidirritatie of –allergie voorkomen door blootstelling aan irriterende of
allergene vervuilingen (epoxies, isocyanaten, allergene metalen zoals nikkel,
chroom, cobalt).
luchtwegaandoeningen
Een luchtwegallergie kan ontstaan door blootstelling aan allergene vervuilingen
(epoxies, isocyanaten, allergene metalen zoals nikkel, chroom, cobalt).
Luchtwegirritatie kan optreden bij reiniging met behulp van oplosmiddelen, of bij
gebruik van zuren of basen indien ze als aërosol voorkomen, bijvoorbeeld boven
dompelbaden.
135
GEVELREINIGING
OPS
Een OPS-risico is aanwezig bij het verwijderen van graffiti met behulp van alle
producten op basis van glycolethers, omdat glycolethers via de huid kunnen
worden opgenomen. Bij graffitiverwijdering kan dagelijks blootstelling van de huid
aan glycolethers plaatsvinden.
huidaandoeningen
Huidallergie kan optreden bij graffitiverwijdering met behulp van afbijtmiddelen
die huidallergenen bevatten (bijvoorbeeld bepaalde conserveringsmiddelen of
limoneen), ook omdat dagelijks huidblootstelling plaats kan vinden. Voorts door
blootstelling aan allergene vervuiling (bijvoorbeeld chroomhoudend cement).
Huidirritatie kan bij dagelijks huidcontact optreden bij gebruik van vrijwel alle
afbijtmiddelen.
luchtwegaandoeningen
Er is geen risico op luchtwegallergieën die worden veroorzaakt door de
reinigingsmiddelen. Wel kunnen verontreinigingen luchtwegallergene
componenten bevatten.
Luchtwegirritatie kan optreden bij reinigen en afbijten met zure, alkalische of
oplosmiddelhoudende middelen, zowel door het inademen van aeërosolen als door
het inademen van vluchtige irriterende bestanddelen.
136
5 BRONNEN
Alblas, B.P., Dolphijn, G.J., Kettenis, J.J., Klinkenberg, N. & Nonhof, T.C. (2000).
Inventarisatie VOS-gebruik en VOS-blootstelling in de metaalbranche en
prioritering. Concept COT rapport LB00-342.RAP
Allenby, C.F. & Basketter, D.A. (1993). An arm immersion model of compromised
skin 2. Influence on minimal eliciting patch test concentrations of nickel. Contact
Dermatitis 28, 129-133.
Anundi, H., Langworth, S., Johanson, G., Lind, M.-L., Åkeson, B., Friis, L., Itkes,
N., Söderman, E., Jönsson. B.A.G. & Edling, C. (2000). Air and biological
monitoring of solvent exposure during graffiti removal. International Archives of
Occupational and Environmental Health 73, 561-569
Api, A.M. (2001). Toxicological profile of diethyl phthalate: a vehicle for
fragrance and cosmetic ingredients. Food and Chemical Toxicology 39, 97-108
Baldwin, C.M., Bell, I.R. & O’Rourke, M.K. (1999). Odor sensitivity and
respiratory complaint profiles in a community-based sample with asthma, hay
fever, and chemical odor intolerance. Toxicology and Industrial Health 15, 403409
Barends, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. Mourik Services B.V.
Basketter, D.A., Rodford, R., Kimber, I., Smith, I. & Wahlberg, J.E. (1999). Skin
sensitization risk assessment: a comparative evaluation of 3 isothiazolinone
biocides. Contact Dermatitis 40, 150-154
Van Bavel, B. (1989). Brand- en roetschadereiniging. Chemiewinkel UvA
Bergh, M., Magnusson, K., Nilsson, J.L.G. & Karlberg, A.T. (1998). Formation of
formaldehyde and peroxides by air oxidation of high purity polyoxyethylene
surfactants. Contact Dermatitis 39, 14-20
137
Berkhout, H. (2001). Persoonlijke mededelingen. VECOM
Bodin, A., Shao, L.P., Nilsson, J.L. & Karlberg, A.-T. (2001). Identification and
allergenic activity of hydroxyaldehydes – a new type of oxidation product from an
ethoxylated non-ionic surfactant. Contact Dermatitis 44, 207-212
De Boer, H. (2001). Persoonlijke mededelingen. NVZ
Bouius, H. (1993). Verfverwijdering – Onderzoek naar de gezondheidsrisico’s en
milieuaspecten van verfverwijderen door doe-het-zelvers. Chemiewinkel UvA
Braam, I.T.J., Brand, T., Hulshof, C.T.J., De Jager, H., Van der Laan, G., Pal,
T.M., Spreeuwers, D. & Stinis, H.P.J. (2001). Signaleringsrapport Beroepsziekten
’01. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten/Coronel Instituut, AMC
Burnett, C.A., Lushniak, B.D., McCarthy, W. & Kaufman, J. (1993). Occupational
dermatitis causing days away from work in U.S. private industry. American
Journal of Industrial Medicine 34, 568-573
Coolen, S. (1995). Milieuvriendelijker reinigings- en desinfectiemiddelen voor de
zuivelindustrie. Chemiewinkel UvA.
Diepgen, T.L. & Coenraads, P.J. (1999). The epdemiology of occupational contact
dermatitis. International Archives of Occupational and Environmental Health 72,
496-506
Dressen, P. (2001). Persoonlijke mededelingen. Westerveld
Darsow, U, Geier, J & Struppek, K. (1997). Kontaktallergien bei
Raumpflegerinnen : Ergebnisse des Informationsverbundes dermatologischer
Kliniken und der Deutschen Kontaktallergie-Gruppe. Dermatosen in Beruf und
Umwelt 45, 221-225
Duda, S. (1990). Gestaltungsempfehlungen zur Verbesserung der Arbeitssicherheit
in Reinigungsberufen. Sicherheitsingenieur 5, 44-49
138
Duisterwinkel, A.E. & Brouwer, D. (1997). Gezondheidsrisico’s bij reinigen na
brand. IR-TNO rapport SM48
ECETOC (1995). The toxicology of glycol ethers and its relevance to man.
Technical report no. 64
Effendy, I. & Maibach, H.I. (1995). Surfactants and experimental irritant contact
dermatitis. Contact Dermatitis 33, 217-225
Filon, F.L., Fiorito, A., Adami, G., Barbieri, P., Coceani, N., Bussani, R. &
Reisenhofer, E. (1999). Skin absorption in vitro of glycol ethers. International
Archives of Occupational and Environmental Health 72, 480-484
Flyvholm, M.-A. (1991). Contact allergens in registered chemical products.
Contact Dermatitis 25, 49-56
Flyvholm, M.-A. (1993). Contact allergens in registered cleaning agents for
industrial and household use. British Journal of Industrial Medicine 50, 1043-1050
Flyvholm, M.-A. & Andersen, P. (1993). Identification of formaldehyde releasers
and occurrence of formaldehyde and formaldehyde releasers in registered chemical
products. American Journal of Industrial Medicine 24, 533-552
Van Gorcum, T.F. (1998). Reinigen en ontsmetten in kindercentra.
Wetenschapswinkel Biologie RUU rapport P-UB-98-03
Gret, N.A. (2001). Een beoordelingssysteem voor oplosmiddelhoudende producten.
Chemiewinkel UvA
Hasselmann, A. & Kölmel, F. (1995). Berufsdermatosen des Reinigingspersonals,
eine katamnestische Studie. Arbeitsmedizin, Sozialmedizin und Umweltmedizin 30,
106-119
139
Van Hees, R.P.J. & Van der Klugt, L.J.A.R. (1991). Het voorkomen en bestrijden
van gevelbekladding. Stichting Bouwresearch publicatie nr. 242
Van der Hoek, J.A.F., Van der Laan, G. & Hageman, G. (2000). Solvent Team
Project. NCvB, AMC & Medisch Spectrum Twente.
Hogenboom, T.J. (2001). Persoonlijke mededelingen. Basita
Infomil (2000). Gevelreiniging. Infomil informatieblad
Karlberg, A.T. & Dooms-Goossen, A. (1997). Contact allergy to oxidized dlimonene among dermatitis patients. Contact Dermatitis 36, 201-206
Karlberg, A.T., Magnusson, K., Nilsson, U. (1992). Air oxidation of D-limonene
(the citrus solvent) creates potent allergens. Contact Dermatitis 26, 332-340
Karnava, L., Elsner, P., Wahlberg, J.E. & Maibach, H.I. (2000). Handbook of
occupational dermatology. Springer-Verlag Berlin Heidelberg
Van der Klein, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. KLM
Krüger, D., Louhevaara, V., Nielsen, J. & Schneider, t. (1997). Risk assessment
and preventive strategies in cleaning work. Wirtschaftsverlag NW
Werkstattberichte Wissenschaft + Technik 13
Lange, J. & Reijnoudt, P. (2001). Persoonlijke mededelingen. VECOM
Langworth, S., Anundi, H., Friis, L., Johanson, G., Lind, M.-L., Söderman, E. &
Åkeson, B.A. (2001). Acute helath effects common during graffiti removal.
International Archives of Occupational an Environmental Health 74, 213-218
Larsen, W., Nakayama, H., Fischer, T., Elsner, P., Frosch, P., Burrows, D., Jordan,
W., Shaw, S., Wilkinson, J., Marks Jr., J., Sugawara, M., Nethercott, M. &
Nethercott, J. (2001). Fragrance contact dermatitis: a worldwide multicenter
investigation (Part II). Contact Dermatitis 44, 344-346
140
Lassen, C., Skårup, S., Hagen Mikkelsen, S. & Kjølholt, J. (2001). Inventory of
biocides used in Denmark. Danish Environmental Protection Agency publication
585 2001
Meding, B. (2000). Differences between the sexes with regard to work-related skin
diseases. Contact Dermatitis 43, 65-71
Middelkoop, J. (2001). Persoonlijke mededelingen. NS
Morren, M. A., Doomsgoossens, A. Delabie, E.J., De Wolf Peeters, C., Marien, K.,
De Greef, F. H. (1992). Contact allergy to isothiazolinone derivatives - unusual
clinical presentations. Dermatology 184, 260-264
NCvB (2001). Nieuwsbrief 3. NCvB
Nielsen, H. (1994). Occupational exposure to isothiazolinones, a study based on a
product register. Contact Dermatitis 31, 18-21
Nielsen, J. (1996) The occurrence and course of skin symptoms on the hands
among female cleaners. Contact Dermatitis 34, 284-291
Nielsen, J. & Bach, E. (1999). Work-related eye symptoms and respiratory
symptoms in female cleaners. Occupational Medicine-Oxford 49, 291-297
OSB (1997). Reiniging na brand: voorkom nog een calamiteit…OSB rapport
97.11.08.IGK
Piebenga, W.P. & Van der Walle, H.B. (1998). Huid en arbeid. Centrum voor Huid
en Arbeid, Arnhem
Preller, A.E., De Pater, N., Van Amelsfort, M. (1997). Blootstelling aan organische
oplosmiddelen bij oppervlaktebehandeling van metalen. Ontvetten, spuiten en
reinigen : samenvatting van het onderzoek. TNO Voeding Zeist Rapport V97.940
141
Preller, L., De Pater, N., Burstyn, I. & Kromhout, H. (2001). Peak exposures to
volatile organic compunds during spraying activities. In: Blootstelling van gisteren
tot morgen, blz. 69-72. Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne
Van Raalte, A.T. & Gret, N.A. (2000). Blootstelling aan vluchtige organische
stoffen (VOS) in de metaalbranche. Chemiewinkel UvA
Rastogi, S.C., Heydorn, S., Johansen, J.D. & Basketter, D.A. (2001). Fragrance
chemicals in domestic and occupational products. Contact Dermatitis 45, 221-225
Reilly & Rosenman (1995). Use of hospital discharge data for surveillance of
chemical-related respiratory disease. Archives of Environmental Health 50, 26-30
Rocchi, P.S.J. (1991). Schoonmaakmiddelen in een met epoxyharsen vervuilde
fabriek. Arbeidsomstandigheden 67, 42-43
Schellingerhout, N.W. (1993). Gevelgids deel 4: antibekladding. Stichting
Bouwresearch publicatie nr. 285
Sinnige, H. (2002). Persoonlijke mededelingen. Alpheios
Smith, T.A. (2000). Occupational skin conditions in the food industry.
Occupational Medicine 50, 597-798
Smits, J.J.G. (1992). Reiniging van geschilderde geveldelen. Verfkroniek 1, 10-13
Staats, N. (2001). Inventarisatie van de milieu- en gezondheidsrisico’s van
sanitairreinigers. Chemiewinkel UvA
Stichting Arbouw (1999). Reinigen met zuren en logen. A-blad Stichting Arbouw
SVS (2000a). Vakopleiding Gevelonderhoud. Stichting Scholing en Vorming
Schoonmaakbedrijven en –diensten
142
SVS (2000b). Vakopleiding Reinigen na brand. Stichting Scholing en Vorming
Schoonmaakbedrijven en –diensten
SVS (2000c). Vakopleiding Ziekenhuisreiniging. Stichting Scholing en Vorming
Schoonmaakbedrijven en –diensten
Terwoert, J. (1992). Milieuvriendelijk schoonmaken in de vleesindustrie?
Chemiewinkel UvA
Terwoert, J., Van de Walle, H.B. & Hol, B. (2001). Preventie van huid- en
luchtwegaandoeningen bij kappers – Nulmeting arboconvenant kappers. Rapport
Chemiewinkel UvA/Centrum voor Huid & Arbeid
Theodori, D., De Groot, C.P., le Feber, M., Van der Veen, M.L., Brendsen, A.M.,
Dolphijn, G.J., Van Raalte, A.T. & Van Broekhuizen, J.C. (2001). Vermindering
van oplosmiddelengebruik in de scheeps- en jachtbouw, stand der techniek.
Chemiewinkel UvA
Tiemersma, G. (2001). Persoonlijke mededelingen. ISS Transport Services
Uter, W., Schnuch, A. Geier, J., Pfahlberg, A. & Gefeller, O. (2001). Association
between occupation and contact allergy to the fragrance mix: a multifactorial
analysis of national surveillance data. Occupational and Environmental Medicine
58, 392-398
Van Uden, R. (2001). Persoonlijke mededelingen. CSU
Vollebregt, L. De Mooy, R. & Van Broekhuizen, P. (1994). De grote schoonmaak:
totaal vernieuwd. Chemiewinkel UvA
Vollebregt, L.H.M. & Westra, J. (1998). Environmental effects of surfactants.
Chemiewinkel UvA
143
Weerdesteijn, M.H.C., Bremmer, H.J., Zeilmaker, M.J. & Van Veen, M.P. (1999).
Hygienic cleaning products used in the kitchen: exposure and risks. RIVM Report
612810008
WHO and Nordic Council of Ministers Working Group (1985). Chronic effects of
organic solvents on the central nervous system and diagnostic criteria.
Environmental Health 5, 20-35
Wigger-Alberti, W. & Elsner, P. (2000). Contact dermatitis due to irritation. In:
Handbook of Occupational Dermatology (Kanerva, L., Elsner, P., Wahlberg, J.E.
& Maibach, H.I. (eds)), Springer-Verlag Berlin Heidelberg
Wolkoff, P. , Schnieder, T., Kildesø, J., Degerth, R., Jaroszewski, M. & Schunk, H.
(1998). Risk in cleaning: chemical and physical exposure. Science of the Total
Environment 215, 135-156
Wong, C.S.M. & Beck, M.H. (2001). Occupational contact allergy to
methyldibromo glutaronitile in abrasive cleansers and work creams. Contact
Dermatitis 44, 311-312
Zock, J.P., Kromhout, H. & Kerkhof, M. (2001). Schoonmaakwerk en het risico op
astma. In: Blootstelling van gisteren tot morgen, blz. 69-72. Nederlandse
Vereniging voor Arbeidshygiëne
Zoet, G. (2001). Persoonlijke mededelingen. ASITO
144
BIJLAGEN
145
Bijlage 1: Producten kantoorschoonmaak
Tabel B1.1 Bestanddelen van een vloerreiniger
component
niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen (bv.
alcoholethoxylaten) en/of
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(bv. lineaire
alkylbenzeensulfonaten,
zeep)
fosfaten of
fosfonaten of
EDTA of
NTA of
soda of
citraat
ethanol of
isopropanol of
butylglycol of
butyldiglycol of
ethylglycol of
ethanolamine of
alifatische koolwaterstoffen
natriummetasilicaat
formaldehyde of
chloracetamide
gewichts- functie
%
< 5-30 % vuilverwijdering
R-zinnen
<5%
ontharder
"
"
"
"
"
< 5-15 % oplossen vettige
"
verontreinigingen
"
"
"
"
?
?
22, 36
36
36
36/37/38
11
11, 36, 67
20/21/22, 37
36
20, 36/37/38
20, 36/37/38
?
34
1-5 %
<1%
<1%
oplossen vettige
verontreinigingen
conserveringsmiddel
parfum
146
22, 36/38 of
22, 41
40, 43
25, 43, 62
Tabel B1.2 Bestanddelen van een vloeronderhoudsmiddel
component
niet-ionogene
oppervlakteactieve
stoffen
(alcoholethoxylaten)
ethanol of
isopropanol
carnaubawas of
polyethyleenwas
polyacrylaten
dibutylftalaat en/of
tributoxyethylfosfaat
en/of
methylglycol/ethylglycol
en/of
ethyldiglycol en/of
triisobutylfosfaat
limoneen en/of
N-methyl-2-pyrrolidon
chloracetamide
gewichts%
1-5 %
functie
R-zinnen
emulgator
22, 36/38 of
22, 41
1-10 %
"
1-5 %
"
10-25 %
gelijkmatige
filmverdeling
11
11, 36, 67
?
?
?
1-10 %
"
"
1-10 %
<1%
<1%
gelijkmatige
filmverdeling
weekmakers:
vergroten veerkracht
van de
60, 61, 10,
polymeerbescher20/21/22
mingslaag
22
43
oplosmiddel
10, 38, 43
36/38
conserveringsmiddel 25, 43, 62
parfum
147
Tabel B1.3 Bestanddelen van een vloerstripper
component
gewichts%
oppervlakteactieve stoffen 0-15 %
fosfaten of
EDTA of
NTA
ammonia of
natriumhydroxide of
metasilicaat
5-15 %
0-5 %
"
0-10 %
"
"
butyldiglycol of
ethanolamine of
butylglycol
cumeensulfonaat
0-15 %
"
"
0-5 %
<1%
<1%
functie
R-zinnen
verlaging
22, 36/38
oppervlaktespanning
waterontharder
?
22, 36
36
verbreken
34
metaalbinding
35
oude
34
polymeerlaag
losweken
36
polymeer/was
20, 36/37/38
20/21/22, 37
oplossen opp.
36
actieve stoffen
conserveringsmiddel
parfum
148
Tabel B1.4 Bestanddelen van een dagelijkse sanitairreiniger
component
gewichts%
amfotere oppervlakteactieve < 5-20 %
stoffen
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(secundaire
alkaansulfonaten,
alkylethersulfaten,
alkylsulfaten)
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
(alcoholethoxylaten,
alkylpolyglucosides)
EDTA of
0-15 %
NTA of
"
polycarboxylaten
"
citroenzuur en/of
< 5 -15 %
sulfaminezuur en/of
fosforzuur en/of
lactaat
isopropanol of
0-15 %
butylglycol of
"
butyldiglycol
"
natriumchloride
0,1-1 %
xanthaangum of
<1%
glycinederivaat
formaldehyde of
<1%
isothiazolinonen
citral
<1%
<1%
functie
R-zinnen
verwijderen vettige 22, 36/38 of
verontreinigingen 36/38 of
22, 34 of
22, 38/41 of
38, 41 of
22, 38/41 of
22, 41 of
36
oplossen kalkzeep
verwijderen kalkof roestaanslag
oplosmiddel
stabilisator
verdikkingsmiddel
conserveringsmiddel
kleurstof
parfum
149
22, 36
36
?
36/37/38
36/38
34
34
11, 36, 67
20/21/22, 37
36
?
36/38
40, 43
23/24/25, 34, 38,
43
?
Tabel B1.5 Bestanddelen van een periodieke sanitairreiniger
component
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
(alcoholethoxylaten)
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(secundaire
alkaansulfonaten)
kationogene
oppervlakteactieve stoffen
fosforzuur of
sulfaminezuur of
mierenzuur of
azijnzuur of
zoutzuur of
citroenzuur
isopropanol
gewichts%
1-15 %
functie
R-zinnen
verwijderen
vettige
verontreinigingen
22, 36/38 of
22, 41 of
38/41 of
22, 35 of
22, 34 of
36/38
25-50 %
5-30 %
"
"
"
"
0-5 %
<1%
verwijderen
kalk(zeep)aanslag of
roest
36/38
34
35
10, 35
34, 37
36/37/38
11, 36, 37
<1%
<1%
oplosmiddel
verdikkingsmiddel
kleurstof
parfum
Tabel B1.6 Bestanddelen van een WC-reiniger
component
gewichts%
oppervlakteactieve stoffen 5-25 %
fosforzuur of
zoutzuur of
sulfaminezuur of
citroenzuur
< 5-10 %
"
"
"
<1%
functie
R-zinnen
verwijderen vettige
verontreinigingen
verwijderen
kalk(zeep)aanslag
22, 36/38
parfum
150
34
34, 37
36/38
36/37/38
Tabel B1.7 Bestanddelen van een interieurreiniger
component
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(alkylsulfaten, zeep)
niet-ionogene opervlakteactieve stoffen
(alkylpolyglucosides,
alcoholethoxylaten)
amfotere oppervlakteactieve
stoffen
fosfaten of
NTA of
polycarboxylaten of
EDTA of
soda of
citraat
ethanol of
isopropanol of
butylglycol of
ethyldiglycol of
ethanolamine of
PGME
PGBE
ammonia of
kaliumhydroxide of
natriumhydroxide
cumeensulfonaat
mengsel van
monomethylchlooracetamide en benzylalcohol of
chloracetamide of
isothiazolinonen
gewichts%
5-20 %
functie
R-zinnen
verwijderen
vuil
22, 36/38 of
38,41 of
22, 41 of
36/38 of
36 of
22, 41 of
22, 38/41
< 5-15 %
"
"
"
"
"
0-30 %
"
"
"
"
"
"
0-5 %
"
"
ontharder
?
36
?
22,36
36
36/37/38
11
11, 36, 67
20/21/22, 37
vetoplossend,
streeploos
opdrogen
36/38
10
36/38
34
22, 35
35
<5%
< 0.1 %
<0.14 %
< 15 ppm
<5%
oplossen
vettige
verontreinigin
gen
oplossen opp. 36
actieve stoffen
conserveringsmiddel
20/22
25, 43, 62
23/24/25, 34, 38, 43
parfum
kleurstof
151
Tabel B1.8 Bestanddelen van een glas-/ruitenreiniger
component
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(secundaire
alkaansulfonaten,
alkylethersulfaten)
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
(alcoholethoxylaten)
isopropanol of
PGME of
butylgycol
ammonia
amylacetaat
gewichts%
0.1-15 %
functie
R-zinnen
verwijderen vettige
en vaste
verontreinigingen
22, 36/38
30-100 %
5-30 %
5-15 %
1-5 %
snel en streeploos
opdrogen
11, 36, 67
10
37, 20/21/22
34
verwijderen vettige
verontreinigingen
conserveringsmiddel
parfum
0.1-1 %
10, 66
Tabel B1.9 Bestanddelen van een tapijtshampoo
component
gewichts%
0-15 %
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
en
0-15 %
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
polycarboxylaten of
0-5 %
citraat
ethanol of
0-30 %
isopropanol
<1%
<1%
functie
R-zinnen
in oplossing
brengen vuil
22, 36/38
absorberen vuil
?
36/37/38
11
11, 36, 67
oplossen vettige
verontreinigingen
conserveringsmiddel
parfum
152
Tabel B1.10 Bestanddelen van een tapijtreiniger voor sproei-extractiereiniging
component
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
(alcoholethoxylaten,
alcoholethoxy/propoxylate
n)
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
(zeep, alkylsulfaten)
citraat of
fosfaten of
EDTA of
carbonaten of
NTA of
gluconaat
isopropanol of
butylglycol of
triethanolamine
polyacrylaat
chloracetamide of
isothiazolinonen
gewichts%
< 1-20 %
functie
1-15 %
"
"
"
"
"
1-15 %
"
"
ontharder
36/37/38
?
22, 36
?
36
oplosmiddel
11, 36, 67
20/21/22, 37
36/38
<1%
conserveringsmiddel
kleurstof
parfum
25, 43, 62
23/24/25, 34, 38, 43
<1%
<1%
R-zinnen
vuil in oplossen 22,36/38 of
brengen en
22, 38/41 of
houden
22, 41 of
36/38
Tabel B1.11 Bestanddelen van een poedervormige tapijtreiniger
component
gewichts%
0-5 %
anionogene
oppervlakteactieve stoffen
ethanol of
0-5 %
isopropanol
cellulose
40 %
<1%
functie
R-zinnen
reiniger
22, 36/38
oplossen vettige 11
verontreini11, 36, 67
gingen
vulmiddel
parfum
153
Tabel B1.12 Bestanddelen van een keukenreiniger
component
gewichts%
5-30 %
anionogene oppervlakteactieve stoffen (bv.
alkylethersulfaten,
alkaansulfonaten) en nietionogene
oppervlakteactieve stoffen
(bv. alcoholethoxylaten
EDTA of
0-15 %
NTA of
fosfaten of
fosfonaten of
polycarboxylaten of
soda of
citraat
ammonia of
1-35 %
NaOH of
metasilicaat
cumeensulfonaat
0-5 %
<1%
<1%
<1%
functie
R-zinnen
reiniger
22, 36/38 of
22, 41
builder
22, 36
36
?
?
?
36
36/37/38
oplossen vettige 34
verontreini35
gingen
35
hydrotroop
36
conserveringsmiddel
parfum
kleurstof
154
Bijlage 2 : Producten industriereiniging (IGK)
Tabel B2.1 Bestanddelen van een alkalische reiniger (schuimreiniger)
component
kaliumhydroxide
gewichts %
5-10%
amfotere
oppervlakteactieve
stoffen
niet-ionogene
oppervlakteactieve
stoffen
NTA of
EDTA, of
fosfonaten of
fosfaten
hypochloriet of
quat (soms)
< 5%
functie
R-zinnen
verwijderen vet en
35
eiwitten
oppervlaktespanning 37
verlagen
< 5%
oppervlaktespanning 22,38,41
verlagen
< 5%
complexeerders
36
22,36
5-30%
< 5%
desinfecteermiddel
31,34
22,34
Tabel B2.2 Bestanddelen van desinfectiemiddelen voor reiniging in de food-sector
component
waterstofperoxide
waterstofperoxide
perazijnzuur
didecyldimethylammoniumchloride
en EDTA
natriumhypochloriet
gewichts%
25-50 %
25-50 %
2.5-10 %
2.5-10 %
< 2.5 %
functie
R-zinnen
desinfectans
desinfectans
ontkalker
desinfectans
complexvormer
8,34
8,34
7,10,20/21/22,35
22,34
25-50%
desinfectans
155
22
31,34
Tabel B2.3 Raamreceptuur van een desinfectiemiddel voor reiniging in de foodsector
component
natriumcarbonaat
EDTA
vetalcoholethoxylaat
ispropylalcohol
dialkyldimethylammoniumchloride
natriumsilicaat
primair alcohol
ethoxylate
gewichts- functie
%
1-5 %
ontvetter
1-5 %
complexeerder
R-zinnen
5-15 %
1-5 %
1-5 %
reiniger
desinfecteermiddel
desinfecteermiddel
22,36/38
11
34,22
0.1-1%
5-15%
ontvetter
reiniger
34,37
156
36
22,36
Bijlage 3: Producten reiniging in de gezondheidszorg
Tabel B3.1 Desinfectiemiddel op basis van quats
component
niet-ionogene
oppervlakteactieve stoffen
didecyldimethylammoniumchloride
fosfonaat
formaldehyde
glutaaraldehyde
glyoxal
gewichts%
5-15 %
functie
R-zinnen
10 %
desinfectie
22, 34
<5%
3.2 %
4%
3.2 %
desinfectie
desinfectie
desinfectie
40, 43
23/25, 34, 42/43
20, 36/38, 40, 43
22, 36/38
157
Bijlage 4: Producten transportreiniging
Tabel B4.1 Alkalische reiniger voor de binnenkant van treinen
component
oppervlakteactieve
stof: alkylsulfaat
oppervlakteactieve
stof:
vetalcoholethoxylaat
natriummetasilicaat
kaliumhydroxide
NTA
gewichts- functie
%
< 2.5 %
verwijderen vettig
vuil
< 2.5 %
verwijderen vettig
vuil
R-zinnen
< 2.5 %
10 %
10 %
35
35
36
basische component
complexvormer
36, 38
36
Tabel B4.2 Bestanddelen van reinigers voor de onderkant van treinen, metro's etc.
component
oppervlakteactieve
stof:
vetzuurethanolamide
oppervlakteactieve
stof: anionogene
tensiden
oppervlakteactieve
stof:
vetalcoholethoxylaten
butoxyethanol
alifatische en
aromatische
koolwaterstoffen
gewichts- functie
%
< 2.5 %
verwijderen vettig
vuil
R-zinnen
< 10 %
verwijderen vettig
vuil
36, 38
< 10 %
verwijderen vettig
vuil
36
25%
25%
emulgator
oplosmiddel
36
afhankelijk van het
precieze mengsel
158
38
Tabel B4.3 Bestanddelen van een reiniger voor de carrosserie van treinen, metro's
etc.
component
NTA
oppervlakteactieve
stof: alkylarylsulfaat
oppervlakteactieve
stof: ethersulfaat
gewichts- functie
%
10-15 % complexeerder
10-15 % verwijderen vettig
vuil
10-15 % verwijderen vettig
vuil
R-zinnen
36
36
36,38
Tabel B4.4 Bestanddelen van een exterieur vliegtuigreiniger
component
vetalcoholethoxylaat
capryloamphocarboxyglycinaat
gewichts- functie
%
2-10 %
verwijderen vettig
vuil
1-5 %
oppervlakteactieve
stof
159
R-zinnen
22, 36/38
36
Bijlage 5: Producten glasreiniging
Tabel B5.1 Bestanddelen van afwasmiddel (gebruikt voor glazenwassen)
component
aniogene
oppervlakteactieve
stoffen
niet-ionogene
oppervlakteactieve
stoffen (bv.
alcoholethoxylaten)
amfotere
oppervlakeactieve
stoffen (bv.
alkylbetaïne)
alcohol en
cumeensulfonaat
citroenzuur
glutaaraldehyde of
ethanol
gewichts %
30-80 %
functie
reiniger
0-6 %
hydrotroop
<1%
0-5 %
0-5 %
0-5 %
R-zinnen
22, 36/38
11
36
pH-stabilisator
36/37/38
conserveringsmiddel 23/25, 34, 42/43
11
parfum
kleurstof
160
Bijlage 6: Producten reiniging na brand
Tabel B6.1 Bestanddelen van een alkalische brand-/roetschade reiniger
component
kaliumhydroxide of
natriumhydroxide
butylglycol of
isopropanol
non-ionische opp. actieve
stof (quaternary fatty
amine ethoxylate)
NTA
polyoxyethyleen
phenylether fosfaat
gewichts%
2.5 -10 %
1-5 %
2.5-10 %
1-5 %
5-15 %
functie
R-zinnen
ontvetter
35
35
20/21/22, 37
11, 36, 67
36
5-15 %
0.1-1 %
complexvormer
oplosmiddel
emulgator
36
?
Tabel B6.2 Bestanddelen van een zure brand-/roetschadereiniger
component
functie
R-zinnen
zoutzuur of
fosforzuur
gewichts%
> 25 %
"
verwijderen
kalk
34, 37
34
opp. actieve stoffen
<5%
emulgator
22, 36/38
161
Bijlage 7: Producten industriële- en scheepsreiniging
Tabel B7.1 Bestanddelen van een alkalisch reingingsmiddel/ontvettingsmiddel
component
NaOH of KOH of
natriummetasilicaat
dialkyldimethylammoniumchloride
(quat)
zout van
triethanolamine
oppervlakteactieve
stoffen:
alcoholethoxylaten,
lineaire alkylbenzeensulfonaten,
alkylfenolethoxylaten
methanolamine
gewichts % functie
1-5 %
reiniger
R-zinnen
35
<5%
doorbreken van
statische hechting
22,34
1-5 %
pH-regulator
36/38
5-15 %
reiniger, emulgator
22,36/38
1-5 %
?
glycolether of -ester,
of
isopropylalcohol
EDTA of
NTA
4%
pH-regulator,
corrosieremmer
co-solvent
1-5 %
complexvormer
0.1 %
parfum
162
20/21/22,37
11
22,36
36
Tabel B7.2 Bestanddelen van een reinigingsmiddel/ontvettingsmiddel op basis van
minerale oplosmiddelen
component
gewichts % functie
gehydrogeneerde
ca. 90 %
ontvetter
koolwaterstoffen, of
koolwaterstofmengsel
met variërend gehalte
aromaten (ca.15%), of
white spirit, of
trichloorethyleen, of
perchloorethyleen, of
methyleenchloride
oppervlakteactieve
ca. 0.5%
emulgator
stof
R-zinnen
65, 66
40
40
40
22, 36/38
Tabel B7.3 Bestanddelen van een reinigingsmiddel/ontvettingsmiddel op basis van
natuurlijke oplosmiddelen
component
limoneen
2-butoxyethanol
2-aminoethanol
alcoholethoxylaat
zout van
triethanolamine
butylglycol
gewichts%
2.5–10 %,
of
10-25 %
2.5-10 %
< 2.5 %
1-5 %
1-5 %
functie
R-zinnen
reiniging
10,38,43
co-solvent
co-solvent
emulgator
pH-regulator
20/21/22,37
20,36/37/38
41
36/38
<1%
bevochtiger
20/21/22,37
Tabel B7.4 Bestanddelen van een afbijtmiddel op basis van methyleenchloride
component
methyleenchloride
methanol
gewichts- functie
%
50-100 % afbijtmiddel
2.5-10 % co-solvent
163
R-zinnen
40
11, 23/24/25,
39/23/24/25
Tabel B7.5 Bestanddelen van een middel voor ontkalken
component
zoutzuur, of
sulfaminezuur en
fosforzuur, of
sulfaminezuur
fluorwaterstofzuur, of
mierenzuur
Rodine 214 (aminederivaat)
gewichts-% functie
30 %
ontkalker
2.5-10 % en
10-25 %
50-100 %
10 %
10 %
?
corrosieremmer
R-zinnen
34, 37
36/38, 34
36/38
26/27/28, 35
35
?
Tabel B7.6 Bestanddelen van een ontkalker op basis van melkzuur
component
anionogene
oppervlakteactieve
stof
(alcoholethoxylaat)
sulfaminezuur
melkzuur
2-propanol
Rodine 214 (aminederivaat)
gewichts- functie
%
1-5 %
emulgator
R-zinnen
1-5 %
1-5 %
<1%
?
36/38
34
11, 36, 67
?
ontkalker
ontkalker
cosolvent
corrosieremmer
36/38
Tabel B7.7 Bestanddelen van een beitsmiddel voor RVS
component
salpeterzuur
en HF
amineoxides, of
fluortensiden
gewichts- functie
%
10-25 % beitsmiddel
en 2.5-10
%
0.5 %
corrosieremmer
0.02 %
164
R-zinnen
8, 35
26/27/28, 35
?
Bijlage 8: Producten gevelreiniging
Tabel B8.1 Bestanddelen van een zure gevelreiniger
component
fluorwaterstofzuur of
ammoniumbifluoride of
zoutzuur of
fosforzuur of
sulfaminezuur
diethylthiourea
polysaccharide
butylglycol
opp. actieve stof (alcohol
ethoxylaat)
gewichts%
5-15 %
"
"
"
"
0.1-1 %
1-5 %
0.1-1 %
0.1-1 %
functie
R-zinnen
verwijderen
kalk e.d.
35, 26/27/28
23/24/25
34-37
34
36/38
?
?
pH-regulator?
verdikkingsmid
del
oplosmiddel
emulgator
20/21/22, 37
22, 36/38
Tabel B8.2 Bestanddelen van een alkalische gevelreiniger
component
oppervlakteactieve stof
(alkyldimethylamine
betaine)
kaliumhydroxide of
natriumhydroxide of
ammonia
corn starch
natriumgluconaat
gewichts%
1-5 %
functie
R-zinnen
emulgator
36/38
30-100 %
"
"
1-5 %
ontvetter
22, 35
35
34
?
1-5 %
verdikkingsmid
del
weekmaker
?
Tabel B8.3 Bestanddelen van een zure graffitiverijderaar op basis van butylglycol
component
oxaalzuur
butylglycol
oppervlakteactieve stof:
vetalcoholpolyglycolether
gewichts%
>5%
< 12.5 %
<2%
functie
R-zinnen
21/22
20/21/22, 37
22, 36/38
165
Tabel B8.4 Bestanddelen van een alkalische graffitiverijderaar op basis van
butylglycol
component
natriumhydroxide
butylglycol
anionogene
oppervlakteactieve stof:
natriumalkylsulfaat
niet-ionogene
oppervlakteactieve stof:
N-alkylaminozuur
triethanolaminozout
gewichts%
<2%
<5%
< 2.5 %
functie
R-zinnen
35
20/21/22, 37
36/38
< 2.5 %
36/38
Tabel B8.5 Bestanddelen van een zure graffitiverwijderaar op basis van
methyleenchloride
component
gewichts%
1-5 %
functie
mierenzuur en/of
azijnzuur en/of
trichloorazijnzuur en/of
oxaalzuur
vetalcoholethoxylaat
0-30 %
verwijderen
kalk
1-5 %
emulgator
35
35
35
21/22
22, 36/38
methyleenchloride
30-100 %
stripper
40
paraffinewas
2-mercaptobenzothiazol
1-5 %
0.1-1 %
hydroxypropylcellulose
1-5 %
vulmiddel
conserveringsmi 43
ddel
vulmiddel
?
opp. actieve stof ( alcohol
ethoxylaat)
zink di-nbutyldithiocarbamaat
1-5 %
emulgator
1-5 %
conserveringsmi ?
ddel
tall olie vetzuur
R-zinnen
verwijderen vuil 36/37/38
166
22, 36/38
Tabel B8.6 Bestanddelen van een alkalische graffitiverwijderaar op basis van
methyleenchloride
component
gewichts%
1-5 %
functie
R-zinnen
ontvetter
1-5 %
5-15 %
1-5 %
co-solvent
stripper
emulgator
34
22, 35
20/22
39/23/24/25, 23/24/25
22, 36/38
30-100 %
stripper
40
paraffine was
methylcellulose
0.1-1 %
1-5 %
vulmiddel
vulmiddel
?
ethyl silicate polymer
tolyltriazol
0.1-1 %
0.1-1 %
vulmiddel
conserveringsmiddel
ammonia of
kaliumhydroxide
benzylalcohol
methanol
opp. actieve stof
(natriumalkylbenzeensulfonaat; oleophilic
petroleum sulfonate)
methyleenchloride
10, 20, 36/37
?
Tabel B8.7 Bestanddelen van een graffitiverwijderaar op basis van Nmethylpyrrolidon
component
limoneen
N-methyl-2-pyrrolidon
gewichts%
10-25 %
2.5-10 %
functie
R-zinnen
oplosmiddel
oplosmiddel
10, 38, 43
36/38
167
Tabel B8.8 Bestanddelen van een graffitiverijderaar op basis van
cyclohexanon/xyleen
component
cyclohexanon
xyleen
diacetonalcohol
1-methoxy-2propylacetaat
n-butylacetaat
gewichts%
< 25 %
> 20 %
> 10 %
> 20 %
functie
R-zinnen
10, 20
10, 20/21, 38
11, 36
36
>5%
10
168
Bijlage 9: Bestanddelen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen14
tensiden
anionogene tensiden
alkylethersulfaten (AES)
natriumalkylpolyethyleenglycolethersulfaat
natriumlaurylethersulfaat (NLS)
alkaansulfonaten (SAS)
alkylbenzeensulfonaten (ABS)
lineair alkylbenzeensulfonaat (LAS)
natriumbenzeensulfonaat (Na-ABS)
sulfosuccinaat
olifinsulfonaten
sulfovetzuur methylesters (SES)
sulfobarnsteenzuur
vetalcoholsulfaten (FAS)
zeep
niet-ionogene tensiden
alkylpoly(ethyleen)glycolethers (AEO)
alkylpolyethyleenglycolmethylether
amine-oxides
alkylfenolethoxylaten (APEO's)
vetzuur alkanol amide (FAA)
vetzuurethanolamine
cocosalkyldiethanolamine
(mono/di/tri)ethanolamine
oxo-alcohol-polyethyleenglycolethers
kationogene tensiden
1-alkylaminodiethyl-2-alkyl-3-methyl imidazolium methosulfaat
imidazoline
quaternaire ammoniumverbindingen
14
Gegevens in deze bijlage zijn gedeeltelijk gebaseerd op de volgende bronnen: Flyvholm
(1993); Van Gorcum (1998); Vollebregt & Westra (1998); Rastogi (2001); Staats (2001).
169
amfotere tensiden
betaine cocosalkylbetaine
sulfobetaine
aminoalkylaminozuren
alkylaminoethylhydroxyethylglycine
builders
(poly)fosfaten
dinatriumfosfaat
gechloreerde natriumtripolyfosfaat
kaliumtripolyfosfaat
kaliumtetrapyrofosfaat
natriumdifosfaat
natriumhexametafosfaat
(penta)natriumtrifosfaat
natriumtetrapyrofosfaat
natriumtripolyfosfaat
trinatriumfosfaat
citraten
trinatriumcitraat
ethyleendiaminetetraacetaat (EDTA)
fosfonaten
natriumcarbonaat (soda)
Na-zout van nitrilotriazijnzuur (NTA)
polycarboxylaten
zuren
zoutzuur
zwavelzuur
fosforzuur
sulfaminezuur
fluorwaterstofzuur
azijnzuur
citroenzuur
170
oxaalzuur
basen
ammonia
kaliumhydroxide
natriumhydroxide
natriumcarbonaat
natriummetasilicaat
natriumpolyfosfaat
oplosmiddelen
alcoholen
methanol
ethanol
isopropanol
methoxypropanol
glycolen
ethylglycol
propylglycol
butylglycol
glycerol
methylglycol
glycoletheters
(di)ethyleenglycolethers
dipropyleenglycolmethylether
alifatische koolwaterstoffen
wasbenzine
petroleum
terpentine
white spirit
hoogkokende alifaten
desinfectantia
ethanol
isopropanol
171
chloorbleekloog
natrium/kalium dichloor-isocyanuraat
bleekpoeder
chloorhexidine
conserveermiddelen
isothiazolinonen
formaldehyde en -donoren
IPPD, PPD
chlooraceetamide
bronopol
parfums
musk-verbindingen
eugenol
kaneelalcohol
kaneelaldehyde
hydrocitronellal
geraniol
isoeugenol
oak moss
enzymen
proteasen
amylasen
lipasen
kleurstoffen
??
172
Bijlage 10: Overzicht betekenis R-zinnen
R-NUMMER
GEVAREN-AANDUIDING
R1
R2
In droge toestand ontplofbaar
Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere
onstekings-oorzaken
Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere
ontstekingsbronnen
Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen
Ontploffingsgevaar door verwarming
Ontplofbaar met en zonder lucht
Kan brand veroorzaken
Bevordert de verbranding van brandbare stoffen
Ontploffingsgevaar bij menging met brandbare stoffen
Ontvlambaar
Licht ontvlambaar
Zeer licht ontvlambaar
Ontvlambaar samengeperst gas
Reageert heftig met water
Vormt licht ontvlambaar gas in contact met water
Ontploffingsgevaar bij menging met oxiderende stoffen
Spontaan ontvlambaar in lucht
Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel
vormen
Kan ontplofbare peroxide vormen
Schadelijk bij inademing
Schadelijk bij aanraking met de huid
Schadelijk bij opname door de mond
Vergiftig bij inademing
Vergiftig bij aanraking met de huid
Vergiftig bij opname door de mond
Zeer vergiftig bij inademing
Zeer vergiftig bij aanraking met de huid
Zeer vergiftig bij opname door de mond
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R 10
R 11
R 12
R 13
R 14
R 15
R 16
R 17
R 18
R 19
R 20
R 21
R 22
R 23
R 24
R 25
R 26
R 27
R 28
173
R 29
R 30
R 31
R 32
R 33
R 34
R 35
R 36
R 37
R 38
R 39
R 40
R 42
R 43
R 44
R 45
R 46
R 47
R 48
R 49
R 50
R 51
R 52
R 53
R 54
R 55
R 56
R 57
R 58
R 59
R 60
R 61
Vormt vergiftig gas in contact met water
Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden
Vormt vergiftigde gassen in contact met zuren
Vormt zeer vergiftigde gassen in contact met zuren
Gevaar voor cumulatieve effecten
Veroorzaakt brandwonden
Veroorzaakt ernstige brandwonden
Irriterend voor de ogen
Irriterend voor de ademhalingswegen
Irriterend voor de huid
Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten
Kan kanker veroorzaken (cat.3)
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid
Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand
Kan kanker veroorzaken (cat. 1&2)
Kan erfelijke genetische schade veroorzaken
Kan geboorteafwijking veroorzaken
Gevaar voor ernstige schade aan gezondheid bij langdurige
blootstelling
Kan kanker veroorzaken bij inademing
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen
Vergiftig voor in het water levende organismen
Schadelijk voor in het water levende organismen
Kan in het aquatisch milieu op de lange termijn schadelijke
effecten veroorzaken
Vergiftig voor planten
Vergiftig voor dieren
Vergiftig voor bodemorganismen
Vergiftig voor bijen
Kan in het milieu op de lange termijn schadelijke effecten
veroorzaken
Gevaarlijk voor de ozonlaag
Kan de vruchtbaarheid schaden
Kan het ongeboren kind schaden
174
R 62
R 63
R 64
R 65
R 66
R 67
R 68
Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid
Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind
Kan schadelijk zijn via de borstvoeding
Schadelijk: kan longschade veroorzaken na verslikken
Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid
veroorzaken
Dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken
Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten
Gecombineerde R-zinnen
R-NUMMERS
GEVARENAANDUIDING
R 14/15
R 15/29
R 20/21
R 21/22
R 20/22
R 20/21/22
Reageert heftig met water en vormt daarbij licht ontvlambaar gas
Vormt vergiftig en licht ontvlambaar gas in contact met water
Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid
Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond
Schadelijk bij inademing en opname door de mond
Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met
de mond
Vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid
Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond
Vergiftig bij inademing en bij opname door de mond
Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met
de huid
Zeer vergiftig bij inademing en bij opname door de mond
Zeer vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de
mond
Zeer vergiftig bij inademing en opname door de mond
Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking
met de huid
Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen
Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid
Irriterend voor de ogen en de huid
Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid
R 23/24
R 24/25
R 23/25
R 23/24/25
R 26/27
R 27/28
R 25/28
R 26/27/28
R 36/37
R 37/38
R 36/38
R 36/37/38
175
R 39/23
Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing
R 39/24
Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking
met de huid
R 39/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname
door de mond
R 39/23/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing en opname door de mond
R 39/24/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking
met de huid en opname door de mond
R 39/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing, aanraking met de huid en opname door de mond
R 39/26
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing
R 39/27
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
aanraking met de huid
R 39/28
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing en opname door de mond
R 39/26/27
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
aanraking met de huid en opname door de mond
R 39/26/28
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing en opname door de mond
R 39/27/28
Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
aanraking met de huid en opname door de mond
R 39/26/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij
inademing, aanraking met de huid en opname door de mond
R 40/20
Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet
uitgesloten
R 40/21
Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten
niet uitgesloten
R 40/22
Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstelbare effecten
niet uitgesloten
R 40/20/21
Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn
onherstelbare effecten niet uitgesloten
176
R 40/20/22
Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn
onherstelbare effecten niet uitgesloten
R 40/20/21/22 Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door
de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten
R 42/43
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact
met de huid
R 48/20
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing
R 48/21
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij aanraking met de huid
R 48/22
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij opname door de mond
R 48/20/21
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid
R 48/20/22
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond
R 48/21/22
Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door
de mond
R 48/20/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en
opname door de mond
R 48/23
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing
R 48/24
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij aanraking met de huid
R 48/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij opname door de mond
R 48/23/24
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid
R 48/23/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond
R 48/24/25
Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door
de mond
177
R 48/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij
langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en
opname door de mond
R 50/53
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het
aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken
R 51/53
Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het
aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken
R 52/53
Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het
aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken
178
Download