3. Lessenserie Ziektebeelden docentenhandleiding.

advertisement
1
Door het inleveren van dit product verklaar ik dat het product eigen werk
is en dat het vrij is van plagiaat.
Student:
Klazien Bijlsma
Studentnummer: 307440
NHL emailadres:
[email protected]
Opleiding(en):
Docent Gezondheidszorg en Welzijn
Traject:
Deeltijd
Code toets
eenheid:
TE.ECS.Dt.PP.12.D-Vakd.eindw.GW
Begeleider:
L. Woudstra
Examinator:
B. v.d. Schaar
Inleverdatum:
2 juni 2014
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
2
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ....................................................................................... 3
Inleiding .................................................................................................. 4
Hoofdstuk 1: Visie ................................................................................... 5
1.2 Verantwoording onderwerp .......................................................... 7
1.3 Kennisbasis gezondheidzorg en welzijn ...................................... 8
Hoofdstuk 2: Leerdoelen ......................................................................... 9
2.1 De doelgroep ............................................................................. 14
2.2 Planning. ................................................................................... 15
Hoofdstuk 3: Lessenserie Ziektebeelden docentenhandleiding. ............ 16
Evaluatie ............................................................................................... 63
Bibliografie ............................................................................................ 68
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
4
Inleiding
De komende 9 weken worden de verschillende ziektebeelden behandeld
die de leerlingen in de praktijk kunnen tegen komen.
Het vak ziektebeelden is volgend op het vak doelgroepen. Daarom
wordt het vak ziektebeelden in periode 3 aangeboden in het schooljaar
en doelgroepen in periode 1 en 2.
Bij het vak ziektebeelden wordt er een verdieping gemaakt. De leerlingen
van maatschappelijk zorg niveau 3 en 4 gaan inmiddels op stage
waardoor de theorie beter gekoppeld kan worden aan de praktijk.
Er staan 2 uren per week voor dit vak, een blokuur, 1 periode.
Inhoud
In hoofdstuk 1 de visie van de schrijver en verantwoording van het
onderwerp.
De doelgroep, planning en leerdoelen staan omschreven in hoofdstuk 2.
De lessen en het antwoorden blad staan in hoofdstuk 3.
In hoofdstuk 4 staat de eindopdracht van dit vak met de bijbehorende
beoordelingscriteria.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
5
Hoofdstuk 1. Visie
In veel visies die ik heb bestudeerd staan de leerlingen en het
overdragen van kennis centraal. Ik kan mij daar goed bij aan sluiten. Ook
ik als docent wil mijn kennis overdragen aan de studenten die zelf het
beroepenveld in gaan. De afgelopen 10 jaar ben ik werkzaam geweest in
de gehandicapten zorg en daardoor heb ik veel kennis opgedaan. Dit wil
ik o.a. overdragen. Naast het aanreiken van de theorie ben ik van
mening dat ze geleidelijk de praktijk in moeten gaan. Theorie en het
aangaan van verantwoordelijkheden moeten daarbij eerst deels vanuit
de school worden aangestuurd. Daarnaast verwacht ik van de leerlingen
dat ze hun verantwoording nemen bij het aangaan van de opleiding. Op
tijd komen en aanwezig zijn is een vereiste. Respectvol met anderen
omgaan en verantwoording nemen voor hun schoolwerk valt daar ook
onder.
Mijn visie is om studenten o.a. te laten leren van elkaar en van zichzelf.
Dit kan in verschillende situaties en met verschillende methodes. In het
MBO leren studenten hun eigen leerproces uit te zetten, samen met de
docent, gericht op het beroepenveld en dat is wat mij erg aanspreekt. Dit
kun je op verschillende manieren en met verschillende middelen
realiseren. Ik denk hierbij aan docent-gestuurd onderwijs, gecombineerd
met zelfstandig leren.
Welke methode je kiest hangt van vele factoren af. Wat zijn je
lesdoelen? Met welk niveau heb je te maken? Welk vak geef je en
hoeveel tijd heb je hiervoor? Deze vragen stel ik mijzelf altijd voordat ik
beslis hoe ik de les in ga en van welke vorm ik gebruik maak. Het
voordeel van docent-gestuurd onderwijs is dat je als docent een
bepaalde controle hebt over wat de leerlingen te horen krijgen en over
de manier waarop ze de verwerkingen daarvan kunnen toepassen.
Bij leerling-gestuurd is een leraar meer een begeleider in plaats van een
docent. Een mooi voorbeeld hiervan is de rekenles die ik geef. Ik vraag
waar ze moeite mee hebben en “speel” daar op in. Verder werken ze
zelfstandig. Naast deze keuze is het voor mij belangrijk om vooraf te
bepalen van welke middelen ik gebruik maak. In mijn visie vind ik dit
belangrijk omdat je de middelen moet afstemmen op de inhoud. Met
middelen bedoel ik visuele middelen ( bijvoorbeeld een leerboek)
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
6
auditief, ( een cd) of filmmateriaal. Ik maak gebruik van alle drie en
probeer hierin af te wisselen. Dit om zoveel mogelijk de concentratie van
leerlingen vast te houden.
Wat betekent dit voor mij als docent? Ik stel mijzelf regelmatig de vraag;
“wat hebben de leerlingen nodig om mijn lessen te kunnen volgen?”
Naast het hebben van de juiste boeken vind ik een veilige leeromgeving
van groot belang. Om deze zo goed mogelijk te realiseren als docent
werk ik in de eerste periode van het schooljaar aan het groepsproces. Ik
probeer hiermee een fundamentele basis te leggen voor hun
studieloopbaan. Ik maak hierbij gebruik van de theorie van de
Amerikaanse psycholoog Bruce Tuckman. In deze theorie worden
verschillende fasen in een ontwikkeling van een groep beschreven.
Het juiste moment voor beïnvloeding komt hierbij tevens naar voren.
(Kralingen, 2012 )
Deze theorie beschrijft 5 fases in het groepsproces,
1. Forming fase; is de fase waarin de kennismaking plaatsvindt.
2. Stroming fase; hierin wordt o.a. de positie vastgesteld van de
leerlingen ten opzichte van elkaar.
3. Norming fase; in deze fase stelt de groep de groepsregels vast. Hoe
dit eruit komt te zien wordt mede bepaald door hoe de vorige fasen
zijn doorlopen.
4. Performing fase; uiteindelijk gaat het erom dat de leerlingen leren op
school. Als de vorige fasen goed zijn doorlopen biedt de groep in deze
fase een gunstig leerklimaat.
5. Adjourning fase; aan het eind van het schooljaar ( en/of opleiding)
eindigt ook de groep en nemen ze afscheid van elkaar.
De eerste fase is Forming, deze licht ik onder andere toe in mijn visie.
Zoals ik al eerder aangaf vind ik dit als docent een belangrijke fase. In
deze fase vindt de kennismaking plaats. Dit beperkt zich niet alleen tot
het leren van namen en gezichten maar het gaat verder dan dat. Deze
fase richt zich op: wie zijn de andere jongeren in mijn groep, wat denken
ze van mij, hoe denk ik over de ander? Dit is belangrijk voor leerlingen
omdat ze op zoek zijn naar een bepaalde veiligheid die een groep met
zich mee kan brengen. Voor mij als docent houdt dat in dat ik aandacht
schenk aan het proces van elkaar leren kennen. De taakgerichtheid die
onderwijs met zich mee brengt laat ik eerst wat op de achter grond
staan. Kennismakingspelen en opdrachten in groepsverband komen de
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
7
eerst periode veelvuldig aan bod. Vooral in mijn lessen met mijn eigen
slb-groep. Ik zie graag dat ze stapsgewijs een groep gaan vormen en dat
er daardoor een veilige leeromgeving ontstaat. Dit zal het leer rendement
ten goede komen. Naast het hebben van een veilige leeromgeving vind
ik een krachtige leeromgeving net zo belangrijk. Hoe herken je een
krachtige leeromgeving? Dit heb ik mij vaak af gevraagd tijdens mijn
stages die ik de afgelopen jaren heb gedaan. Nu ik zelf als docent aan
het werk ben, heb ik hier een betere kijk op gekregen en heb ik besef
gekregen hoe belangrijk dit is. Een krachtige leeromgeving herken je aan
de motivatie van de leerlingen, maar ook aan de betrokkenheid van de
docent. De docent die kracht uitstraalt, de rol van de leraar in acht
nemend, creëert hierdoor een krachtige leeromgeving.
Voor mij als docent betekent dit dat ik de leerlingen ontvang zodra ze
mijn leslokaal binnen komen. Ik heet ze welkom. Ik zeg het ook letterlijk
zodra iedereen op zijn of haar plek zit. “Welkom allemaal, fijn dat jullie er
zijn”.
Ik probeer maatwerk te leveren, mij te verdiepen in de beginsituatie. Wie
heb ik voor mij, welk niveau, hoeveel lessen hebben ze deze dag al
gehad.. naar mijn beleving verschillende randvoorwaarden waar ik
zoveel mogelijk rekening mee probeer te houden. Dit draagt deels bij
aan mijn visie als docent. Waarbij mijn centrale vraag is en blijft: “ Wat
hebben de leerlingen nodig om mijn lessen zo efficiënt en effectief
mogelijk te kunnen volgen”.
1.2 verantwoording onderwerp
Als docent wil je de theorie laten aansluiten op de praktijk. De theorie die
is gekoppeld aan het vak ziektebeelden sluit goed aan bij de
ziektebeelden die de leerlingen van maatschappelijke zorg tegenkomen
in de praktijk.
Het specifiek onderwerp is ziektebeelden, dan wel psychische
ziektebeelden.
(Buuren., 2006) (Kerstens, 2013) (Kralingen, 2012 )
Dit zijn de psychische ziektebeelden die de studenten moeten kennen.
Ze horen te weten wat het is, wat de kenmerken zijn en hoe je met de
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
8
verschillende ziektebeelden om wenst te gaan.
In het eerst jaar maken ze hiervoor een goede basis aan.
Daarnaast is het belangrijk dat ze weten hoe een zinvolle daginvulling/
leefomgeving eruit kan zien en hoe ze daar zelf als maatschappelijke
zorger een belangrijke rol in hebben.
Verantwoording toets vormen;
Er zijn verschillende soorten toetsen. In het handboek van de leraar
wordt gesproken over werkvormentoetsen, summatieve toetsen en
formatieve toetsen.
Bij dit vak is het van belang dat ze basiskennis opdoen over
doelgroepen/ ziektebeelden. In het eerst jaar krijgen alle leerlingen van
maatschappelijke zorg niveau 3 en 4 dezelfde theorie over de
ziektebeelden. Hiermee leggen wij als docenten een basis.
De toets is redelijke eenzijdig en vraagt om reproductie van de
leerlingen. Het gaat veelal om herhaling van de stof, waardoor ze het
beter onthouden. De kerntaken waarmee wordt gewerkt in het eerste
jaar vraagt om basiskennis van doelgroepen en het her- erkennen van
de ziektebeelden. De toets en inhoud van deze lessenserie is op deze
manier zodanig op elkaar afgestemd.
1.3 Kennisbasis gezondheidzorg en welzijn
5.4.Psychopathologie
Angststoornissen:
Fobie
Paniekaanvallen
Dwanggedachten
Psychose:
Wanen
Hallucinaties
Schizofrenie
Eetstoornissen:
Anorexia Nervosa
Boulimia
Binge Eating Disorder
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
9
Persoonlijkheidsstoornissen:
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Borderline
Compulsieve-obsessieve
persoonlijkheidsstoornis
Stemmingsstoornissen
Unipolaire stoornis
Bipolaire stoornis; Manie. Depressie
Suïcide
Verslaving:
Geestelijk / lichamelijk
Drugs
Alcohol
Dementie:
Ziekte van Alzheimer
Autismespectrumstoornissen
ADHD
Lessenserie;
De lessenserie komt overeen met de literatuur die op de NHL wordt
aangeboden. Zie bovenstaande kennisbasis. De theorie is terug
gebracht naar niveau 4.
2.0 Leerdoelen
Per les zijn er leerdoelen opgesteld. Dit komt overeen met de
bovenstaande werkprocessen en competenties. De opdrachten die bij de
lessenserie horen werken mee aan de beroepsprestaties.
Overkoepelende leerdoelen van de lessen zijn;
1. De leerlingen kunnen door het opdoen van nieuwe theorie een
vertaling maken naar de praktijk. Dat was ze zien op hun stage, wordt
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
10
beter begrepen doordat ze de theorie die er bij hoort krijgen in deze
lessen.
2. Samenwerken, vele opdrachten bestaan uit samenwerken. Leren van
elkaar en de eventuele voorkennis delen.
3. De leerlingen kunnen begrijpend lezen, de theorie die ze lezen
moeten ze kunnen vertalen naar de opdrachten. Bij vele opdrachten
moeten ze eerst de theorie lezen voordat ze de opdrachten kunnen
maken. Begrijpend lezen is hierbij van belang,. Tevens komt dit ook veel
voor in het werkveld. Hier wordt volop gewerkt met dossiers.
Voor het verwerken van de leerdoelen pas ik de taxonomie van Bloom
toe. De uitwerking hiervan is volgt;
Koppeling naar taxonomie van Bloom en doelen lessenserie.
De taxonomie van Bloom is in verschillende fases gedeeld.
We onderscheiden:
Kennis: de leerling herinnert zich de theorie/praktijk.
Activiteiten van de leerlingen:
Herinneren, benoemen, opnoemen, opzoeken, beschrijven, aanwijzen,
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
11
reproduceren
Inzicht.
Vraag: Kunnen de leerlingen zich informatie herinneren?
Inzicht
De leerling geeft weer, vertaalt en vat samen.
Activiteiten van de leerlingen:
Samenvatten, een verklaring geven, in eigen woorden weergeven, een
tekening maken van, voorspellen, voorbeelden geven, uitleggen,
selecteren, grote lijnen aangeven.
Vraag: Kunnen de leerlingen hun kennis uitleggen?
Toepassing:
De leerling gebruikt informatie in een onbekende situatie en lost een
probleem op.
Activiteiten van leerlingen:
Een plan ontwikkelen, een oplossing voorstellen, aantonen dat, laten
zien hoe, kennis gebruiken in een situatie die.
Vraag: Kunnen de leerlingen kennis en inzicht gebruiken?
Analyse
De leerling breekt de informatie open en brengt de onderdelen met
elkaar in verband.
Activiteiten van de leerlingen:
In delen splitsen, patroon beschrijven, bewijzen voor conclusies
aangeven, classificeren, onderzoeken.
Vraag: Kunnen de leerlingen verbanden aanbrengen tussen delen van
kennis?
Samenvoegen:
De leerling brengt de onderdelen samen tot iets nieuws.
Activiteiten van leerlingen:
Ontwerpen, scheppen, samenstellen, schrijven, bouwen, ontwikkelen.
Vraag: Kunnen de leerlingen creatief omgaan met kennis en inzichten?
Evaluatie
De leerling geeft een beargumenteerd oordeel en heeft een standpunt.
Activiteiten van leerlingen:
Concluderen, beargumenteren, de waarde aangeven, bekritiseren,
kiezen en de keuze rechtvaardigen, besluiten
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
12
Vraag: Kunnen de leerlingen een beargumenteerd standpunt innemen?
De theorie van ziektebeelden, psychische ziektebeelden zijn op
verschillende fases ontwikkeld. Er vindt een opbouw plaats van kennis
opdoen naar begrijpen.
Dit zijn de 2 fases die je het meest terug vindt in de lessen.
De theorie wordt afgesloten met een toets en een rollenspel. Het doel
van het rollenspel is dat leerlingen het kunnen gaan “toepassen”. De al
opgedane kennis die ze begrijpen wordt omgezet in een actieve oefening
waarbij ze een basis van het kunnen gaan opdoen.
Alle leerdoelen binnen deze lessenserie zijn;
1. De leerling kan voorkennis activeren door in gesprek te gaan met zijn/
haar buurman. ( beheersingsniveau kennis en inzicht.)
De leerling voert minimaal 4 gesprekken tijdens deze lessenserie.
2. De leerling kan de pervasieve ontwikkelingsstoornissen en
informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren
hersenafwijkingen uitleggen en vertalen.( beheersingsniveau begrijpen
en reproduceren ) De leerling kan minimaal 5 kenmerken vertalen en
uitleggen.
3. De leerling kan de kenmerken van gedragsproblematiek van kinderen
en jeugdigen onderscheiden en herkennen.( beheersingsniveau
kennis, toepassen en analyse) De leerling vertaalt minimaal2
kenmerken naar de praktijk.
4. De leerling kan filmmateriaal analyseren en vertalen naar een
opdracht. ( beheersingsniveau toepassen, analyseren en
samenvoegen) De leerling analyseert 2 maal filmmateriaal tijdens
deze lessenserie.
5. De leerling kan een indeling maken van psychische problemen.
Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit,
Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen.
( beheersingsniveau kennis, toepassen, reproduceren en
samenvatten) De leerling kan 3 van de van 8 specifieke
ziektebeelden vertalen naar derden.
6. De leerling kan luisteren naar derden die hun vak pres(en)teren.
(beheersingsniveau analyse en evaluatie ) De leerling kan minimaal
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
13
2 luistertechnieken uitvoeren. 1. Naar klasgenoten. 2, gastlessen.
7. De leerling doet kennis op naar aanleiding van de theorie,
vervolgens dit vertalen naar een opzet van een behandelingsplan.
(beheersingsniveau kennis en reproduceren, inzicht) De leerling kan 1
behandelingsplan uitzetten.
Bij het ontwikkelen van het lesmateriaal wordt er o.a. kritisch gekeken
naar de praktijk. Welke ziektebeelden komen we tegen in de praktijk en
welke theorie hoort daaraan gekoppeld te zijn. Op de Friese Poort
werken we onder andere met de methode van Angerstein. Dit boek komt
overeen met de theorie die overeen komt met de praktijk. En de
competenties die de leerlingen moeten beheersen bij de opleiding
maatschappelijk zorg komt tevens overeen. (Cliënt en omgeving, 2007)
Om vast te stellen of de leerdoelen zijn behaald ,wordt dit op twee
manieren getoetst. De eerste manier is door middel van een toets, dit is
op individueel niveau. Aan het eind van de periode maken de leerlingen
een toets en deze wordt dan samen gebracht met het andere onderdeel,
het rollenspel. Deze 2 toetsen worden samen 1 cijfer. Beide onderdelen
moeten wel voldoende zijn, het één haalt het ander niet op.
De leerdoelen zijn ‘SMART’ omschreven en aan de hand van de niveaus
van beheersing volgens de taxonomie van Bloom is aangegeven in
welke mate het leerdoel behaald zal moeten worden.
- Reproduceren (weten)
- Begrijpen
- Toepassen
- Analyseren
- Synthetiseren
- Evalueren
(Kralingen, 2012 )
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
14
2.1 de doelgroep
De leerlingen zitten in het eerste jaar van de opleiding maatschappelijke
zorg. Het vak wordt in de 3e periode van het schooljaar aangeboden.
Bij het uitvoeren van het rollenspel kennen de leerlingen elkaar al wat
beter. De “gedragsregels” zijn inmiddels helder, al zijn er ook al groepjes
gevormd. Men voelt zich steeds prettiger bij elkaar en begint zijn/haar
plek te vinden in de groep. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen is 17
jaar. Tevens zijn alle leerlingen op stage, waardoor de theorie min of
meer gekoppeld kan worden aan de praktijk.
De lesdoelen zullen afgestemd worden op het beroepsprofiel van
medeweker maatschappelijke zorg. Er wordt gewerkt met consortium op
de Friese Poort. Hierin staan ook alle competenties en werkprocessen
waaraan de leerlingen moeten voldoen bij het afstuderen als
maatschappelijke werker.
Beroepsprestatie: Werkproces:
3.2. Verdiepen in 3.1. Werkt aan
de doelgroep
deskundigheidsbevordering
en professionalisering van
het beroep
3.2. Werkt aan het
bevorderen en bewaken
van kwaliteitszorg
Competentie:
K.
Vakdeskundigheid
toepassen
D. Aandacht en
begrip tonen
Hierboven staan de beroepsprestaties, werkprocessen en competenties
die bij dit vak aan de orde komen.
3.1, hierbij werken de leerlingen aan hun eigen deskundigheid en
professionalisering van het beroep. Dat wil zeggen dat ze hun kennis
verbreden en leren hoe ze dit stap voor stap kunnen toepassen in de
praktijk.
3.2 vraagt van de leerlingen dat ze werken aan de bevordering en
bewaken van kwaliteit. Dit houdt in dat ze weten waar ze het over
hebben, ze snappen de ziektebeelden en weten welke kenmerken
daarbij horen. Begrip en aandacht zijn de competentie die er onder
andere bij hoort.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
15
2.2 planning.
De lessen worden aangeboden als een blokuur, de duur hiervan is 90
minuten. In de docentenhandleiding en leerlingen handleiding staat
hoeveel tijd ze ongeveer voor elke opdracht hebben. Hier zit
“speelruimte” in.
Week
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
2 lesuren in de klas
Thema 16 Pervasieve
ontwikkelingsstoornissen.
Thema 17
Gedragsproblemen
Thema 18 Mensen met
psychische stoornissen
Gastles 1; Oeds Visser
Herbergier
Gastles 2; Coen Holland
ZIENN
leermiddelen
Boek cliënt en omgeving.
Beamer en reader
Boek cliënt en omgeving &
reader. beamer
Boek cliënt en omgeving &
reader. Beamer
Beamer
Gastles 3; Joke Koning
GGZ
Gastles 4;Jeugdzorg/
Jeugdhulp
Rollenspel
Toets
Beamer
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Beamer
Beamer
Uitvoering rollenspel
Toets.
16
3. Lessenserie Ziektebeelden docentenhandleiding.
In dit hoofdstuk een uitwerking van de lessen en de onderbouwing van
gemaakte didactische keuzes. De lessenserie die ik geschreven heb
gaat over ziektebeelden, dan wel psychische ziektebeelden.
In het begin van het schooljaar, in periode 1 en 2, krijgen ze als vak
doelgroepen.
Tijdens dit vak gaan we globaal op de verschillende doelgroepen in die
ze in het beroepveld tegen komen. Bij het vak ziektebeelden vindt er een
verdieping plaats. Hier is bewust voor gekozen omdat de leerlingen in
periode 3 en 4 op stage zijn en zo beter de theorie kunnen koppelen aan
de praktijk.
In de bijlage is een overzicht te vinden van alle beroepspresaties en
werkprocessen van maatschapelijke zorg.
De leerlingen werken in hun stage aan beroepsprestaties, daaraan zijn
werprocessen en competenties gebonden. In de assessments die de
leerlingen per beroepsprestatie afleggen, verantwoorden ze deze
beroepsprestaties. Dit wordt mondeling afgenomen. Voordat ze dit
examen mogen doen moeten ze eerst de boekjes van de
beroepsprestaties afgerond hebben en daarin het
verantwoordingsverslag hebben gemaakt. Deze documenten samen
zorgen ervoor dat ze hun examens kunnen afnemen. De theorie die
wordt aangeboden is dus gelinkt aan deze beroepsprestaties en
ondersteunt daarmee de praktijk.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
17
Inleiding
Binnen het werkveld van de Maatschappelijke zorg krijgen jullie te
maken met veel verschillende ziektebeelden. Denk bijvoorbeeld aan
depressies of schizofrenie binnen de psychiatrie of Alzheimer binnen de
psychogeriatrie
Aan de start van de training krijgen jullie een stuk theorie aangeboden.
Vervolgens krijgen jullie voorlichting van verschillende mensen uit het
werkveld. Aan het eind oefenen we met rollenspellen hoe je om moet
gaan met mensen met een bepaald ziektebeeld.
De training wordt afgesloten met een toets. Voor deze toets is het
belangrijk dat je ter voorbereiding het boek: “Cliënt en Omgeving” leest
en leert. Vooral de hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve
ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk.
Onderwerpen:
 Psychische stoornissen.
 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen.
 Gedragsproblemen.
 Ziektebeelden binnen de psychogeriatrie
 Ziektebeelden binnen de Jeugdzorg
 Ziektebeelden binnen de Psychiatrie
 Ziektebeelden binnen de Verslavingszorg
 Gastlessen
Beroepsprestatie:
Werkproces:
3.2. Verdiepen in de
doelgroep
3.1. Werkt aan
K.
deskundigheidsbevordering Vakdeskundigheid
en professionalisering van toepassen
het beroep
D. Aandacht en
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Competentie:
18
3.2. Werkt aan het
bevorderen en bewaken
van kwaliteitszorg
begrip tonen
Inhoud en algemene planning
Training 1: Thema 16 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen.
Week 6
7 februari
Training 2: Thema 17 Gedragsproblemen
Week 7
14 februari
Training 3: Thema 18 Mensen met psychische stoornissen
Week 8
21 februari
Training 4: Gastles 1; Oeds Visser Herbergier
Week 10
7 Maart
Training 5: Gastles 2; Coen Holland ZIENN
Week 11
14 Maart
Training 6: Gastles 3; Joke Koning GGZ
Week 12
21 Maart
Training 7: Gastles 4;Jeugdzorg/ Jeugdhulp
Week 13
28 Maart
Training 8: Rollenspel
Week 14
4 April
Training 9: Toets
Week 15
11 april
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
19
Benodigheden gehele lessenserie.
Je hebt hiervoor het boek Cliënt en omgeving nodig, van SAW 3 & 4.
Je deelt aan het begin van de les de readers uit en de boeken hebben ze
meegenomen dit staat in hun rooster + boekenlijst. ( reader
ziektebeelden)
Lokaal met beamer, in deze les kijken ze naar een film over PDD-NOS.
Bij elke les staat de link die je nodig hebt.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
20
Thema 16, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen.
De les duurt in totaal 90 minuten. Bij elke opdracht staat hoeveel
tijd er voor staat
In dit thema staan we stil bij de pervasieve ontwikkelingsstoornissen.
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen zijn informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door een aangeboren hersenafwijking.
Doel les 1.
1. De leerling kan voorkennis activeren door in gesprek te gaan met zijn/
haar buurman. ( beheersingsniveau kennis en inzicht)
2. De leerling doet kennis op naar aanleiding van de theorie, vervolgens
dit vertalen naar een opzet van een behandelingsplan.
( beheersingsniveau kennis en reproduceren, inzicht)
Docent:
Je hebt hiervoor het boek Cliënt en omgeving nodig, van SAW 3 & 4.
Je deelt aan het begin van de les de readers uit en de boeken hebben ze
meegenomen. Dit staat in hun rooster + boekenlijst. ( reader
ziektebeelden)
Lokaal met beamer, in deze les kijken ze naar een film over PDD-NOS.
Deze link staat bij opdracht 3 van dit thema..
inleiding: 20 min
Eerst de studenten welkom heten en registreren met i- rag.
Dit vak gaat over ziektebeelden. Voor dit thema krijg je een toets en ga
je een rollenspel uitvoeren met 3 klasgenoten ( in groepjes van 4 ) Deze
2 onderdelen vormen samen je cijfer, beide onderdelen dienen
voldoende te zijn.
Opdracht 1.
Ga met je buurman of buurvrouw in gesprek over de volgende vragen;
Je hebt hiervoor 10 minuten.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
21
1) Ken je mensen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis?
2) Werk je op je stage ook met mensen die deze stoornissen
hebben?
3) Kun je vertellen wat je opvalt aan deze personen?
4) Wat zijn de meest voorkomende kenmerken van een pervasieve
ontwikkelingsstoornis?
Verantwoording & Doel.
Bij opdracht 1 wordt voorkennis van de leerlingen gevraagd. Het doel is
om erachter te komen welke kennis ze al hebben. Daarnaast is de
functie van het delen met de buurvrouw of buurman om de kennis al een
beetje uit te breiden en te leren van elkaar. Het kan zijn dat ze het beide
niet weten, maar in principe moeten ze het weten want ze hebben het al
eerder gehad bij het vak doelgroepen. Dit vak hebben ze gehad in de 1e
en 2e periode. Deze opbouw is bewust gemaakt. Het vak ziektebeelden
geeft een verdieping van het vak, dat dus volgend is op het vak
doelgroepen. In de rooster wordt dit ook altijd zo ingedeeld.
Opdracht 2.
Docent:
Bij deze opdracht kunnen ze gebruik maken van hun boek. Dit is de
keuze van de leerling.
Ze kunnen het wel weten, ze hebben namelijk in de periode hiervoor het
vak doelgroepen gehad. Hier zijn veel van deze ziektebeelden
behandeld. Sommige hebben zelfs hun presentatie, kruip in de huid van,
erover gedaan.
De bedoeling is om te verzamelen wat ze nog weten en hoe ze de
kenmerken opschrijven. Nemen ze het letterlijk uit het boek over, is het
van belang dat ze het alsnog in hun eigen woorden opschrijven en of
uitleggen.
TIP : schrijf het in je eigen woorden op .Dat leert ook makkelijker voor de
toets en je onthoudt het daardoor beter.
De leerlingen hebben hiervoor 20 minuten de tijd.
Werk individueel de volgende begrippen uit:
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
22
Kom je er niet uit dan mag je het boek erbij pakken
Je hebt hiervoor 15 minuten.
1) Autisme
Is een aangeboren pervasieve ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt
door beperkingen op het gebied van sociale interactie en (non-)verbale
communicatie en door een beperkt, repetitief of stereotiep gedragspatroon.
2) PDD-NOS
De term PDD-NOS wordt gebruikt voor kinderen met sociale en
communicatieve problemen zoals men die ziet bij autisme, maar in
onvoldoende mate om strikt aan de criteria voor de diagnose autisme te
voldoen. Met PDD-NOS wordt een restcategorie aangeduid die
kenmerken heeft van het autisme, maar niet genoeg om zo te worden
genoemd. Eenduidige criteria ontbreken en dat heeft tot gevolg dat nogal
eens verwarring ontstaat over hoe 'ruim' of hoe 'smal' deze classificatie
gebruikt moet worden. Wel bestaan er enige richtlijnen: er is een
duidelijke achterstand of beperking in de sociale interactie; daarbij
bestaan er tekortkomingen in de (non-)verbale communicatievaardigheden of is er sprake van stereotiep gedrag en interesse.
3) Stoornis van Asperger.
Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties
en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij
de klassieke autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de
ontwikkeling van de taalvaardigheid op jonge leeftijd. Er is een normale
tot hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van
contact.
4 )Stoornis van Rett
Het syndroom van Rett, ook wel Rettsyndroom of kortweg Rett, is een
aangeboren aandoening die vrijwel alleen bij meisjes voorkomt en leidt
tot ernstige geestelijke en lichamelijke achterstand.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
23
Opdracht 3
Docent:
Door op de link te klikken kom je rechtstreeks op de film van Xavier.
Het doel van deze opdracht is dat ze de kennis in de voorgaande
opdracht over PDD-NOS beter gaan begrijpen. PDD-NOS is een
ziektebeeld die veel omvattend is. Deze jongen, Xavier, kan heel goed
zelf verwoorden waar hij tegen aan loopt met dit ziektebeeld. Maar wat je
ook mooi terug ziet in deze film is hoe de hulpverlening een rol heeft in
het geheel. Daarnaast wordt het zichtbaar wat het betekent voor de
familie. Als zorgverlener is dit belangrijk om je hiervan bewust te zijn.
Tip: voor het starten van de film de leerlingen zelf de keuze geven of ze
meteen mee schrijven of pas later bij het nabespreken in hun groep. Dit
is eigen keuze, iedere leerling doet dit op zijn eigen manier. Het is
belangrijk om ze hier vrij in te laten.
Na het kijken van de film hebben de leerlingen 5 a 10 minuten de tijd om
de opdracht te maken.
http://www.youtube.com/watch?v=pw1j2BPRZbM
Kijken van de film;
Maak een 3-tal en beantwoord de volgende vragen; ·Je hebt hiervoor 15
minuten.
Vragen naar aanleiding van de film:
1) Beschrijf hoe het is gekomen dat Xavier in de jeugdgevangenis
terecht is gekomen.
Xavier is hier terecht gekomen omdat er geen hulp voor hem was. Ze
wisten lange tijd niet wat er met hem aan de hand was. Hierdoor
dwaalde hij steeds meer af. Op een gegeven moment was er één
jeugdhulpverlener die erachter kwam (na het lezen van het dossier ) dat
Xavier PDD-NOS had.
2)Wat gaat er telkens mis in Xavier zijn hoofd. Welke kenmerken zie je?
Je ziet dat hij druk is in zijn hoofd. Geen overzicht. Geen “ filter “ in zijn
hoofd. Moeilijk hoofd- en bijzaken scheiden. Verdrinken in informatie.
3) Lees in het boek 16.8 Behandeling- en begeleidingsmethoden.
Welke methode zou jij toepassen en waarom?
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
24
( Voorbeeld noemen , geef een voorbeeld van sun-rise therapie.) Bij
deze therapie moeten de ouders namelijk accepteren zoals het is en dit
is vaak een groot probleem.
Bij deze vraag past het teach programma naar mijn inzien goed. Xavier
heeft baat bij structuur en duidelijkheid in wat er van hem verwacht
wordt. Daardoor help je hem met “filteren”, mede doordat er niet teveel
prikkels binnen komen. Rust en duidelijkheid van begeleiders zal hem
goed doen. Doorvragen, waarom de leerlingen voor een bepaalde
training kiezen, wat is hun eigen gedachte hier achter? Herkennen ze
een bepaalde benaderingswijze op hun stage?
Verantwoording & doelen.
Het bekijken van beeldmateriaal helpt kennis te begrijpen. Beelddenkers
komen hierdoor ook goed tot hun recht. Het zorgt ervoor dat de kennis
herkenbaar wordt. Het beklijft vaak beter. Ik heb hiervoor verschillende
websites geraadpleegd. Ik kwam daarbij een prachtige prezi tegen.
http://prezi.com/caal08fv-0ym/visuele-communicatie-in-onderwijs-enonderzoek/
Tijdens het kijken naar deze film gaan ze het ziektebeeld PDD-NOS
beter begrijpen en krijgen ze inzichtelijk wat iemand met PDD-NOS
nodig kan hebben . Juist van hún als zorgverlener.
De vragen die ik stel over de film helpen daarbij. Ik heb tevens gekozen
voor een samenwerkingsopdracht omdat de ene persoon een film bekijkt
en de grote lijnen onthoudt en de ander meer op details let. Hierdoor
krijg je een mooi leerproces onderling en vul je elkaar aan.
De vraag over welke methodes ze zouden toepassen en waarom zit op
analyseringniveau. Ik laat ze tekst lezen over de methodes en wil
daarmee dat ze begrijpen welk therapie goed voor Xavier kan zijn. Dit
advies kan altijd goed zijn, mits ze goed hun keuze kunnen
onderbouwen. Daarmee geven ze aan dat ze theorie hebben begrepen.
De studenten zijn hierdoor ook min of meer bezig met de evaluatie, ze
kunnen hun standpunt onderbouwen. Ze kunnen aangeven waarom ze
specifiek voor een behandelingsmethode hebben gekozen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
25
Doen voor aanvang van de les ( bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten
Tijd
10
min.
Functie
lesdeel
Start
10
min.
30
min.
Opdracht 1
en 2
30
min.
Opdracht 3
10
min.
Afsluiten
Les opzet
Starten van de
les.
Iedereen welkom
heten.
Iedereen
registreren
Introductie thema
ziektebeelden.
Uitleg
eindopdracht +
toets thema 16,
17 en 18
Voorkennis
activeren en
opdrachten
maken aan de
hand van de
reader.
Film kijken en
opdrachten
daarover aan de
hand van de
reader en
nakijken
opdrachten.
Afronden
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Leerling
activiteit
Luisteren en
vertellen.
Docent
activiteit
Vragen en luisteren.
Luisteren en
werken aan
de opdracht.
Uitleggen en eventuele
vragen beantwoorden.
Vertellen en
luisteren naar
elkaar.
Vragen en uitleggen
en rond lopen voor
ondersteuning.
Luisteren en
meeschrijven.
Goed uitleggen dat ze
na de film de
antwoorden moeten
invullen. Inleiding
geven over de film.
Informeren wat ze
hebben geleerd.
26
Thema 17; Gedragsproblematiek
De les duurt 90 minuten. Bij iedere opdracht staat hoelang ze over
kunnen doen.
Doel les 2.
1.De leerling kan de pervasieve ontwikkelingsstoornissen en
informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren
hersenafwijkingen uitleggen en vertalen.( beheersingsniveau begrijpen
en reproduceren )
2. De leerling kan luisteren en vragen stellen naar derden die hun vak
presteren. ( beheersingsniveau begrijpen)
3. De leerlingen kunnen begrijpend lezen, de theorie die ze lezen
moeten ze kunnen vertalen naar de opdrachten. Bij vel opdrachten
moeten ze eerst de theorie lezen voordat ze de opdrachten kunnen
maken
In dit thema staan we stil bij gedragsproblematiek van kinderen en
jeugdigen.
Docent:
Voor dit thema heb je het boek Cliënt en omgeving nodig. Tevens de
reader die vorige week aan hun uitgedeeld is. ( Neem toch een paar
mee, het kan altijd voorkomen dat iemand er vorige week niet was)
Print van te voren de casussen uit, zodat je die kunt uitdelen bij opdracht
2. Deze casussen kun je vinden helemaal onderaan dit document.
Bij deze opdracht gaan ze individueel aan het werk. Ze lezen de
onderstaande hoofdstukken/alinea’s door en beantwoorden de vragen
die erbij staan. Komen ze er niet uit dan kunnen ze docent vragen. Ze
hebben hiervoor 20 minuten de tijd. Check zelf zo nu en dan of het
langer moet of zelfs iets korter. Het is belangrijk ze erop te wijzen dat ze
eerst moeten lezen. Alle antwoorden staan duidelijk in de tekst.
De leerlingen hebben voor deze opdracht 15 minuten de tijd.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
27
Opdracht 1.
Lees de tekst in het boek over, wat is gedragsproblematiek? 17.2 & 17. 3
antisociaal gedrag en 17.4 oppositioneel gedrag.
Je hebt hiervoor 15 minuten de tijd.
1) Wat is het verschil tussen een gedragsstoornis en
gedragsprobleem?
Gedragsprobleem; dat staat vooral onder invloed van de omgeving
ontstaat en in stand gehouden wordt. De mensen in je omgeving
hebben hier een grote invloed op ( misschien voorbeeld Luuk
noemen ) kunnen ze zelf hier ook een voorbeeld over geven?
Gedragsstoornis: die vooral vanuit aanleg ontstaat en gevoed
wordt.
Erfelijkheid of aangeboren afwijking. ( bijv. adhd en Gilles de la
tourette)
2) Als je kijkt naar een passende behandeling, wat is dan belangrijk
om rekening mee te houden volgens Psychologe Martine Delfos?
De oorzaak van het gedrag is belangrijk. Dus dat je weet of het een
gedragsprobleem of stoornis is. Dit is van belang om een
passende behandeling aan te bieden.
3) Wat houdt antisociaal gedrag in?
Dit wordt ook wel conduct disorder genoemd *( in de volksmond
CD. )
Specifieke kenmerken zijn;
- een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de
grondrechten van anderen geweld wordt aangedaan of belangrijke,
bij de leeftijd horende, sociale normen en regels worden
overtreden. Deze gedragsstoornis komt ongeveer bij 2 % van de
kinderen voor. CD kan zich uiten in de kindertijd, maar ook in de
adolescentie. ( 12-20 jaar )
Kinderen die dit gedrag vertonen, zijn vaak agressief, vechten/
stelen/ liegen/ mishandeling.
Of zij vertonen zelf delinquent gedrag; stelen, brandstichten,
inbraak/ spijbelen/ aanranden/ vechten met gebruik van een
wapen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
28
4) Wanneer is er sprake van antisociaal gedrag? En wat kunnen
eventuele oorzaken zijn?
Er is sprake van een antisociaal gedragsstoornis, als een kind
minimaal 6 maanden minderstens 3 van de bovenstaande
gedragingen regelmatig vertoont.
Het is moeilijk de oorzaken van antisociaal gedrag vast te stellen.
Delfos, ( psychologe) benadrukt in hoofdstuk 17.3 de ingewikkelde
wisselwerking tussen omgeving en aanleg. Je hebt te maken met
opvoedings-en gezinsfactoren. Hierbij kun je denken aan
pedagogische onmacht ( ouders hebben moeite om hun kind “goed “
op te voeden ), pedagogische verwaarlozing ( niet of ‘slecht
opvoeden ), echtscheiding of een criminele buurt waar hij/zij opgroeit.
Maar het kan ook komen door aanlegfactoren, erfelijkheid. Of
organische factoren, bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.
Het hoofdstuk geeft nog enkele opmerking ten aanzien van oorzaken
CD;
- stress in het gezin, heeft een sterk effect op antisociaal gedrag van
jongeren.
- echtscheiding of een slecht huwelijk heeft slecht een beperkt effect.
- alleenstaande moeders die middelen ( alcohol, drugs, ) gebruiken
vormen een risico.
- criminele buurten hebben vooral invloed als de ouders beperkte
opvoedingsvaardigheden hebben.
- de 2 meest opvallende factoren en beïnvloedbare factoren zijn lage
socio-economische status en ouderlijk antisociaal gedrag.
- zo’n 20% van de jongeren die als kind mishandeld zijn, vertonen
delinquent gedrag.
- opvallend veel antisociale meisjes vertonen depressief gedrag.
4) Beschrijf het begrip oppositioneel gedrag.
Hierbij gaat het om een mildere vorm van antisociaal gedrag. Een
herhalend en aandringend gedrag dat niet in overeenstemming is
met leeftijdsgebonden gedragsnormen, of dat de basisrechten van
aderen schaadt.( overtredend gedrag naar anderen toe. Ze vragen
om veel aandacht en dit gedrag kan ergernissen bij anderen
oproepen waardoor er ruzie ontstaat)
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
29
5) Wat is het verschil in uiting van gedrag bij jongens en meisjes
m.b.t. oppositioneel gedrag.
Jongens; gebruiken meer directe vorm van agressie , tonen
openlijk hun agressiviteit door middel van woorden, het maken van
beledigende gebaren, gekke bekken trekken, slaan , schoppen of
vechten.
Meisjes; roddelen over anderen, spulletjes lenen en niet terug
geven of kapot maken, treiteren en vriendjes en vriendinnen van
anderen afpakken.
( laat ze voorbeelden geven vanuit hun stage, of eigen ervaringen
met jongens en meisjes)
Verantwoording & doel.
Bij deze opdracht werken we aan inzicht. Kan de leerling de opgedane
kennis vertalen. In dit geval vertalen naar de vragen die worden gesteld
in de opdracht.
Het doel is dat ze de theorie begrijpen en daarmee vragen kunnen
beantwoorden. Begrijpend lezen, dit is een belangrijk onderdeel. Als je
aan het werk bent in de zorg of je loopt stage krijg je ook zorgdossiers te
lezen. Je moet dan ook begrijpend lezen. Deze opdracht geeft ze mede
de gelegenheid om daarmee te oefenen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
30
Opdracht 2.
Docent:
Leg de opdracht goed uit, let goed op als er nog vragen zijn. Vraag hier
specifiek om. Leerlingen vinden dit vaak een lastige opdracht. Ze moeten
nu echt hun kennis gaan toepassen. Ook begrijpend lezen is een
belangrijk onderdeel.
De leerlingen hebben voor deze opdracht 20 minuten de tijd.
Maak 2-tallen.
Je krijgt van je docent een casus. Aan de hand van deze casus werk je
de volgende vragen uit. Je kunt hiervoor je boek gebruiken.
Casus 1.
Klaas , 17 jaar.
Klaas heeft een goed zelfvertrouwen en heeft een handvol vrienden.
Klaas volgt de een studie detailhandel en heeft hier veel plezier in.
Helaas slaapt Klaas nogal slecht en weet hij zich moeilijk een houding te
geven bij de complimenten die hij krijgt.
Klaas doet graag aan hockey, hij wint hiermee graag. Is dit niet het geval
dan vindt hij dit erg lastig. Klaas heeft ook last van spanning voor de
wedstrijd.Dit uit zich in buikpijn en hoofdpijn.
Casus 2.
Marlous, 8 jaar.
Marlous is een lieve meid. Ze zit op de basisschool. Ze vindt het niet zo
leuk op school; ze heeft helaas niet zoveel vriendjes. Wel is de juf lief en
leuk, want Marlous geeft graag overal antwoordt op en dat mag gelukkig
van de juf. Soms mag Marlous wat eerder andere werkjes doen omdat
ze het lastig vindt om een tijd lang met 1 werkje bezig te zijn. Sporten
doet Marlous wel graag, hier kan ze lekker bewegen en hoeft ze niet de
hele tijd op te letten. Marlous doet aan voetbal.
Casus 3.
Jozef, 15 jaar.
Jozef is een rustige jongen met een vlotte babbel. Hij praat graag maar
werkt niet zo snel. Alles gaat in een rustig tempo en hij vindt het moeilijk
om de dingen te plannen. Jozef zit op het voortgezet onderwijs en daar
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
31
moet hij al veel plannen, dit valt hem niet mee. Jozef is wel erg
intelligent, daardoor overschatten ze hem ook. Dit is soms erg vervelend.
Op de basisschool werd Jozef veel gepest maar op de nieuwe school
valt het gelukkig mee.
1) Beschrijf welke vorm van gedragsproblematiek je terug ziet in je
casus.
casus 1: Klaas heeft last van faalangst.
casus 2: Marlous heeft adhd.
casus 3: Jozef heeft last van disharmonische
ontwikkelingsstoornis.
2) Noem bij de casus 3 begeleidingskenmerken die je het beste kunt
toepassen.
casus1:
1. Het kind niet overschatten, Stel niet te hoge eisen. Creëer een
goede sfeer, een sfeer waarin je fouten mag maken.
2. Rustig blijven en er over praten is belangrijk. Openheid,
ontspanning en vriendelijkheid is belangrijk.
3. Deel regelmatig complimenten uit. Geef individuele
complimenten.
Casus 2.
1. Blijf consequent, maak duidelijke wat wel en niet mag. En hanteer
deze regels. Grijp tijdig in, laat het gedrag niet uit de hand lopen.
2. Blijf positief, maak gebruik van complimenten en geef aan welk
gedrag je wel van hem/haar wilt zien.
Casus 3.
1. Bied structuur aan door bijvoorbeeld een taak of opdracht in
deeltaken te splitsen of een stappenplan te maken.
2. Laat hem op zijn eigen handelen feedback geven, en geef daarbij
zelf ook eerlijke feedback, verhoog daarmee het zelfvertrouwen.
3. Kijk naar de leefsituatie; zijn er voldoende rustmomenten waarop
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
32
het kind even alleen kan zijn of iets eenvoudigs kan doen.
3) Welke Behandelingsmethode kun je het beste toepassen bij je
casus?
Casus1.
De keuze kan zijn gezinstherapie. Door te leren communiceren met
elkaar en begrip krijgen voor de faalangst. Zo leer je als ouders
ook goed hoe je kind kunt ondersteunen en kun je dat ook
overbrengen op derden.
( wat hebben de leerlingen en waarom? )
Casus 2.
De keuze is Parent Management Training. Hierin hebben beide
partijen een rol, zowel kind als ouder. Er wordt gestart met het
creëren van een voorspelbare, gestructureerde omgeving. Dit zal
beide partijen goed doen, het geeft rust. En daarnaast worden de
pedagogische vaardigheden getraind van de ouders, waarbij ze
leren op positief gedrag te gaan zitten. Dit zal het kind fijn vinden,
kinderen met adhd voelen zich vaak onbegrepen.
( wat kiezen de leerlingen en waarom.
Casus 3.
Parent en management Training, zowel de ouders als het kind hier
veel baat bij heeft. Ook gezinstherapie zou goed kunnen zijn.
Hierdoor leren ze kijken naar het individu, en hem/ haar niet te over
of onder te schatten.
4) Welke activiteiten zijn er geschikt voor de persoon die beschreven
is in jouw casus?
1.sport & spel.
2.knutselen; uiten van emoties.
3.wandelen.
4.actief fietsen.
5.snoezelen, ontspanning.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
33
Verantwoording & doel;
Bij deze opdracht wordt van de leerlingen een analyse gevraagd.
De leerlingen moeten de opgedane kennis uit het boek nu gaan
toepassen en gaan beschrijven. Ze moeten onderzoeken wat passend is
aan begeleiding voor de persoon in de casus. Ze werken hierbij samen,
zodat ze ook zinvol kunnen leren van elkaar.
Verband leggen tussen de verschillende delen van kennis.
Opdracht 3:
3.vragen van de docent./ kringgesprek.
1. Wat heb je vandaag gedaan?
2. Wat heb je vandaag geleerd?
3. Wat ga je in de praktijk gebruiken?
Deze opdracht neemt 10 minuten in beslag.
Verantwoording & doel.
In opdracht wil ik terug laten komen welke kennis ze hebben opgedaan.
Maar ook vertalen hoe de kennis is opgedaan. Dit doe ik om ze te laten
zien, dat je op verschillende manieren kunt leren. De theorie die ze nu
namelijk opdoen is tevens ook van toepassing op de toets. Ik wil ze laten
inzien dat de praktijk belangrijk is in combinatie met de theorie. Op het
moment dat deze lessen worden gegeven lopen de leerlingen namelijk
ook stage. Hier is bewust voor gekozen, ook in combinatie met de
beroepsprestaties die hier bij horen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
34
Doen voor de aanvang van de les, bijvoorbeeld kopieren, OHP klaarzetten.
Tijd
90 min.
10 min.
Functie les
deel
Start
10 min.
Les opzet
Starten met de
les. Iedereen
welkom heten
en iedereen
registreren.
Informeren naar
de theorie van
de vorige week.
Wat hebben we
behandeld en
ben je
bijzonderheden
tegengekomen
in je stage?
Lezen en
toepassen.
( theorieboek)
Leerling
activiteit
Luisteren en
vertellen
Docentactiviteit
Luisteren en
beantwoorden
Vragen en
theorie herhalen
en koppelen aan
praktijk
Begrijpend
lezen
Vragen en
uitleggen en
rondlopen voor
ondersteuning.
Ondersteunen en
duidelijk de
opdracht
uitleggen en
casus
nabespreken.
30 min.
Opdracht 1
20 min.
Opdracht 2
Toepassing
theorie aan de
hand van een
casus
Overleggen,
kennis delen en
toepassen.
10 min.
Afsluiten
Afronden.
Afsluiten met
open vraag;
1. Wat heb je
vandaag
gedaan?
2. Wat heb je
vandaag
geleerd?
3. Wat ga je in
de praktijk
gebruiken?
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Vragen en
luisteren
35
Thema 18; Mensen met psychische problemen
De les duurt 90 minuten. Bij elke opdracht staat hoe lang ze erover
kunnen doen.
Doel les 3.
1. De leerlingen kan filmmateriaal analyseren en vertalen naar een
opdracht. ( beheersingsniveau toepassen, analyseren en
samenvoegen)
2. De leerling kan een indeling maken van psychische problemen.
Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit,
Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen.
( beheersingsniveau kennis, toepassen, reproduceren en
samenvatten)
In dit thema bespreken we mensen met psychische problemen. We gaan
in op het begrip psychische aandoeningen en op de mogelijke oorzaken
van psychisch lijden. Daarnaast gaan we kijken naar een indeling van
psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen,
schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op
eetproblemen.
We starten de les met een film over anorexia.
http://www.youtube.com/watch?v=Es1UAB05PxQ
Opdracht 1.
Docent:
de leerlingen hebben voor deze opdracht 5 min de tijd.
Ga in gesprek met je buurman of buurvrouw over het filmpje.
Neem de volgende punten mee:
1) Schrijf 5 dingen op die je het meeste opvallen:
moeilijk aan hulp te komen.
- groot effect op ouders/gezin
- eten blijft moeilijk
- jong meisje
- neerslachtige ouders.
( zijn nog veel meer mogelijkheden! )
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
36
2) Wat voor effect heeft deze psychische aandoening op het
gezinsleven?
Het hele gezin heeft er last van. Iedereen past zich aan, en in een
gezin met meerdere kinderen draait hem om het kind met de
anorexia.
( meerder antwoorden mogelijk, ga met de leerlingen in gesprek)
3) Wat is volgens jullie het grootste probleem waar je als zorgvrager
tegen aanloopt?
Dat er geen plek is als je intern opgenomen wilt worden. Je moet
wel heel slecht zijn wil je ergens terecht kunnen.
( meerdere antwoorden mogelijk. )
Verantwoording & doel.
Aan de hand van de film doen maken de leerlingen kennis met een
onderwerp die deze les onder andere aan bod komt. Ik heb hiervoor
beeldmateriaal gekozen, tevens voor de variatie maar ook om meteen
“binnen” te komen bij de leerling.
Daarnaast wil ik zien of ze inzicht hebben in wat ze zien, dat ze dit ook
kunnen vertalen/ samenvatten in de vragen.
In plaats van begrijpend lezen, kies ik hier voor begrijpend kijken.
Opdracht 2:
Docent:
Voordat je de leerlingen laat starten, vraag eerst of ze de begrippen
goed begrijpen, laat ze nodig met voorbeelden komen. Kunnen ze niet
met voorbeelden komen, geef dat zelf voorbeelden.
De leerlingen hebben 15 minuten voor deze opdracht.
Lees in het boek de tekst 18.3, het ontstaan van psychische problemen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
37
Lees de tekst over het ontstaan van psychische problemen in 18.3 en
beantwoord de volgende vragen.
Welke van de drie factoren: psychosociale factor, aanlegfactor en
organische factor hoort of horen bij de volgende begrippen?
 Relatie met de ouders
 Verstandelijke beperking
 Een auto-ongeluk
 Lichamelijke beperking
 Werkloosheid
 Menstruatiecyclus
 Neiging tot depressiviteit
1) Psychosociale factoren:
- werkloosheid.
- relatie met ouders.
( traumatische ervaring/ relationele ervaringen / opvoedingen
gezinsfactoren/ cultureel- maatschappelijke factoren)
2)
Aanlegfactoren
- verstandelijke beperking
- neiging tot depressiviteit.
( erfelijkheid/ persoonlijk, temperament)
3)
Organische factoren:
- auto ongeluk.
- menstruatiecyclus.
( lichamelijke factoren/ biochemische, hormonale factoren )
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
38
Verantwoording & doel.
Doel van deze opdracht is dat ze wat ze lezen kunnen vertalen naar een
begrip. Kunnen ze de theorie koppelen aan de theorie die ze gelezen
hebben.
Ik zit hier op kennis en analyse niveau
Ik kies hiervoor omdat ze in de praktijk ook vaak stukken moeten lezen.
Dan wordt er ook gesproken over een ziektebeeld en vervolgens komt
daar een stuk tekst bij. Het is belangrijk dat leerlingen dit kunnen
koppelen aan elkaar. Daarom train ik hier veelvuldig mee.
Opdracht 3:
Docent:
Voordat de leerlingen starten met deze opdracht laten ze eerst per groep
weten aan de docent welke doelgroep ze hebben gekozen, zodat niet
iedereen hetzelfde onderwerp heeft.
Eisen aan de “presentatie” zijn:
1. Eerlijke rolverdeling van de leerlingen. Aandeel in het overbrengen
hoort gelijkwaardig te zijn.
2. Let op de kenmerken van de doelgroep die ze gekozen hebben. Deze
moeten goed aan bod komen.
3. Kijk of ze accent leggen op de behandeling, dit is belangrijk vanuit hun
eigen beroep.
4. Stel open vragen naar de leerlingen toe, na afloop.
Denk hierbij aan: hoe vond je het gaan? Hoe verliep de samenwerking?
Waarom hebben jullie gekozen voor dit onderwerp? Vragen waarom ze
aandacht aan bepaalde delen hebben gegeven. ( dit hangt ervan af waar
ze het accent hebben gelegd)
per presentatie hebben de leerlingen 10 minuten de tijd! ( voorbereiden
10 minuten ongeveer)
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
39
Maak een groep van 3 personen.
Lees met elkaar de onderwerpen door in het boek die te vinden zijn van
18.5 Tm 18.9.
Kies daarvan1onderwerp uit en schrijf daar een behandelingsplan op.
De volgende begrippen moeten erin terug komen:
- kenmerken.
- oorzaken.
- behandeling.
Deze opdracht presenteer je gezamenlijk aan de klas.
Verantwoording & Doel.
Nu is de leerling echt aan het toepassen. De leerling gebruikt de
informatie in een ( onbekend) situatie en ontwikkeld hier een plan op.
Ze kunnen de kennis toepassen. Daarnaast werken ze ook hier weer
samen, daardoor kunnen ze elkaar ondersteunen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
40
Doen voor aanvang van de les, bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten.
Tijd 90 min. Functie
lesdeel
10 min.
Start
10 min.
5 min.
Opdracht 1
15 min.
Opdracht 2
20 min.
Opdracht 3
10 min.
Afsluiten
Les opzet
Starten van de
les. Iedereen
welkom heten
en registreren.
Informeren naar
de theorie van
de vorige week.
Wat hebben we
gedaan en ben
je
bijzonderheden
tegengekomen
in je stage?
Voorkennis
activeren
Leerling
activiteit
Luisteren en
vertellen
Docent
activiteit
Vragen en
luisteren
Luisteren en
beantwoorden
Vragen en
theorie herhalen
en koppelen aan
praktijk.
Overleggen met
elkaar
Tijd geven voor
overleg.
Doorspreken
antwoorden.
Ondersteunen
en duidelijk de
opdracht
uitleggen en
nabespreken.
Beoordeling
toegepaste
theorie en
samenwerking.
Bevragen.
Kennis opdoen
en toepassen
aan de hand van
reader en
lesboek.
Theorie lezen en
omzetten naar
presentatie.
Samenwerken
en begrijpend
lezen
Afsluiten met de
vraag; wat
hebben jullie
geleerd en wat
was er moeilijk
vandaag?
Luisteren en
antwoorden.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Presenteren.
41
Doel gastlessen:
Het vak ziektebeelden heeft als onderdeel gastlessen. Er komen
verschillende gasdocenten langs die lessen verzorgen. Hiervoor is
gekozen zodat de leerling op een andere actieve manier kennismaakt
met het werkveld. De gastdocenten komen uit verschillende werkvelden.
Hieronder is alle informatie te vinden. Er wordt van de leerlingen
verwacht dat ze van te voren de informatie door lezen zodat ze
voorbereidt in de les komen. Hierdoor kunnen ze actieve vragen stellen,
en dit zorgt voor meer communicatie over en weer. ( beheersingsniveau
kennis, analyseren en evaluatie)
1.De leerling kan luisteren naar derden die hun vak presteren.
(beheersingsniveau analyse en evaluatie )
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Gastles Oeds Visser; De Herbergier
Training: 4
Week:
10
Datum:
7 maart
Docent: Klazien Bijlsma
Kijk eens op www.herbergier.nl
Over Herbergier
De Herbergier is een zorgformule voor mensen met geheugenproblemen
zoals Alzheimer of dementie, die niet meer zelfstandig kunnen wonen. In
elke Herbergier wonen circa 16 mensen, die we de ruimte bieden om
zoveel mogelijk het leven voort te zetten zoals ze dat altijd geleid
hebben. Bureaucratie kennen we niet. Onze zorgondernemers, die een
Herbergier leiden en er zelf ook wonen, zorgen ervoor dat alle tijd en
energie gestoken wordt in hun gasten.
Bijzonder gewoon
De inrichting, het dagelijks leven, de manier van omgang met elkaar. In
een Herbergier is alles huiselijk en ongedwongen. Zo zijn de gasten niet
gebonden aan het dagritme of de roosters van zorgverleners. Ieder doet
zoveel mogelijk naar eigen kunnen en in eigen tempo: opstaan,
lichaamsverzorging, wandelen of bezoek ontvangen. Wie dat wil en kan,
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
42
helpt mee met koken of boodschappen doen. Medewerkers hebben ook
een open oog voor de persoonlijke interesses van de gasten. Zwemmen,
theaterbezoek, of samen naar een discussieprogramma op TV kijken –
het kan allemaal. In de Herbergier richten we ons zoveel mogelijk op wat
iemand nog wel kan. Daarom doen we zoveel mogelijk gewoon. En dat
is, vreemd genoeg, in de zorg heel bijzonder.
Regie over het eigen leven
Onze gasten houden, samen met hun familie, de regie over hun eigen
leven. In een Herbergier worden levensritme en activiteiten niet
opgelegd. En dat geldt ook voor de zorg. Met de gast zelf of met de
vertegenwoordigers – vaak een zoon of dochter – worden er door de
zorgondernemers vooraf afspraken gemaakt over de te bieden zorg.
Deze worden vastgelegd in een overeenkomst, regelmatig geëvalueerd
en wanneer nodig bijgesteld. Als ze dat willen kunnen gasten in een
Herbergier blijven wonen tot aan het levenseinde.
Een veilige omgeving
Elke Herbergier wordt geleid door twee zorgondernemers die zelf ook in
de Herbergier wonen. Zij hebben steun van een vast team medewerkers,
die 95% van hun werktijd daadwerkelijk met de gasten doorbrengen. Er
is geen personeelsruimte waar het team zich kan afzonderen, er wordt
niet vergaderd en er worden geen lange rapportages geschreven.
Zorgondernemers en personeel kunnen zo een echte band met hun
gasten opbouwen, waardoor het mogelijk wordt mensen een
beschermde en rustige omgeving te bieden.
Open deuren en geen onrustmedicatie
Het belang van een dergelijke veilige omgeving wordt duidelijk wanneer
je kijkt naar de noodzaak van onrustmedicatie. In een Herbergier blijkt dit
zelden meer nodig en wordt het in principe dan ook niet toegepast.
Wanneer een nieuwe gast gewend is aan onrustmedicatie, wordt altijd
geprobeerd het gebruik ervan af te bouwen.
Mensen die worden opgesloten hebben de neiging om te willen
‘ontsnappen’. Daarom zijn de deuren in een Herbergier niet gesloten.
Onze gasten kunnen naar buiten als ze dat willen en bezoek kan altijd
binnenwandelen. De wetenschap dat men niet opgesloten is geeft rust
en vermindert automatisch de drang om weg te lopen..
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
43
Persoonlijk verhaal van Meneer en mevrouw Bosland
(gasten Herbergier Velp)
'We dachten hier maar even te blijven. Maar het is goed zo.'
‘De Herbergier, een oord van veel plezier. Van vroeg tot laat, vol
vreugdevol gepraat.’ Meneer Bosland zingt met vaste stem het door
hemzelf gecomponeerde Herbergierlied. Zijn vrouw luistert geamuseerd
toe, terwijl haar man de maat slaat. ‘Een oefening voor 3 september’, zo
heeft hij zijn compositie genoemd. ‘Ik schreef de muziek en de tekst voor
de feestelijke opening van deze Herbergier. Dat vond ik vroeger al leuk:
operette spelen en dan proberen een zaal mee te krijgen. Dat is allemaal
niet meer, maar dit was toch wel weer heel leuk om te doen.’ Het
echtpaar Bosland behoorde tot de eerste gasten van Herbergier Velp.
‘Toen we hier ons appartement betrokken dachten we nog: “We gaan
even een poosje hierheen en dan gaan we weer naar huis.” Vandaar dat
we ons huis, hier vlakbij, nog lange tijd hebben aangehouden. Het is pas
onlangs verkocht, en nu is dit daadwerkelijk ons nieuwe thuis.’
De ietwat fragiel ogende mevrouw Bosland knikt tevreden, als haar man
het woord doet. Hoe liefdevol haar echtgenoot ook is, als je wat
breekbaarder wordt is wat extra zorg toch wel zeer welkom. ‘En we
hebben een aangenaam appartement, met ruim plaats voor de boeken.
We kunnen hier heerlijk ons eigen gang gaan.’ Maar, als er iets te vieren
valt, dan komt vooral meneer Bosland graag toch even neuzen. Op de
piano staat een foto waarop de burgemeester van Rheden te zien is, als
zij de honderdjarige mevrouw Pathuis feliciteert. Meneer Bosland staat
er glunderend naast. ‘Nee, gezongen heb ik toen niet. Maar een
aangenaam feest was dat wel. Maar ach, is het hier eigenlijk niet elke
dag een beetje feest?’
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
44
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Coen Holland, Dak en thuislozen Opvang ZIENN,
Sneek
Training: 5
Week:
11
Datum:
14 maart
Docent: Klazien Bijlsma
Kijk ook eens op www.zienn.nl
Woonvoorziening Sociaal Pension Sneek
Zo zelfstandig mogelijk wonen in Pension Sneek.
Sociaal Pension Sneek is een woonvoorziening voor dak- en thuisloze
mensen die met 24-uurs begeleiding redelijk zelfstandig kunnen wonen.
In Sneek krijgen zij begeleiding bij het dagelijks leven (huishouden,
geldzaken, post), bij het opbouwen van een sociaal netwerk en naar
passende dagbesteding. Het begeleidingsplan vormt de basis voor de
begeleiding.
Mensen kunnen tijdelijk in het pension wonen en doorstromen naar een
eigen woning, al dan niet met Woonondersteuning. Blijvend in het
pension wonen kan ook.
Iedereen heeft een eigen zit-/slaapkamer met keukenbok, douche en
toilet en kan gebruikmaken van de gezamenlijke keuken, leefruimte en
was- en droogruimtes. Sociaal Pension Sneek pension biedt plaats aan
24 personen. Daarnaast biedt het pension kortdurende
winternoodopvang bij vorst en noodopvang aan alleenstaanden en
gezinnen (maximaal 2 kinderen) die op straat terecht zijn gekomen.
In de voorziening gelden huisregels. Respect voor medewerkers en
medebewoners is regel nummer 1 en onder meer geweld en agressie
zijn niet toegestaan.
Voor wie?
• Voor mensen zonder dak of thuis vanaf 18 jaar
• Die zich met begeleiding redelijk zelfstandig kunnen redden
• Die actief mee werken aan de begeleiding
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
45
• Die in het bezit zijn van een geldige AWBZ-indicatie (Zienn kan hulp
bieden bij de aanvraag hiervan).
Zienn
Zienn helpt en ondersteunt mensen, die door allerlei omstandigheden
sociaal kwetsbaar zijn, in de problemen dreigen te komen, in een
crisissituatie geraken, thuisloos zijn, geen onderdak hebben of het risico
lopen hun onderdak te verliezen. Zienn zal waar nodig de rol van
pleitbezorger voor deze mensen op zich nemen. We werken aan
omstandigheden waarin uitval en uitsluiting voorkomen kunnen worden.
Een passende plek in de samenleving voor iedereen
Iedereen heeft recht op een passende plek in de samenleving. Mensen
die, om welke reden dan ook, zich (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen
redden, behoren hulp en bijstand te krijgen. Naar onze mening heeft
ieder mens mogelijkheden. Mogelijkheden om zich te ontwikkelen, de
kwaliteit van zijn leven te verbeteren of hier invloed op uit te oefenen
Begeleiding
Voorkomen dat mensen dakloos worden vinden we belangrijk. We zetten
dan ook stevig in op woonondersteuning aan huis. De kans op herstel is
in de eigen omgeving immers het grootst. Als dakloosheid toch aan de
orde is, kan Zienn opvang bieden. En voor wie langere tijd hulp nodig
heeft, hebben we woonvoorzieningen. Een overzicht van ons aanbod
vindt u hier.
Herstelwerk
Veel van onze cliënten hebben eerst behoefte aan een veilige plek en
directe/praktische hulp. We ondersteunen bij het regelen en ordenen van
allerlei praktische zaken zoals een uitkering, verzekeringen, bijzondere
bijstand en schulden. Na die eerste hulp wordt met de betrokkene
bekeken wat er nodig is om weer een zo zelfstandig mogelijk bestaan op
te bouwen. In onze begeleiding gaan we uit van de eigen kracht van
mensen. Wij wijzen cliënten op wat ze zelf kunnen en op wat andere
hulpbronnen (familie, vrienden, bekenden, andere hulporganisaties)
kunnen bieden. We stimuleren ze hun talenten te gebruiken en
hulpbronnen aan te boren. Cliënten werken zoveel mogelijk zelf aan hun
toekomst. Begeleiders respecteren hun autonomie, maar gaan
confrontaties niet uit de weg. Een op vertrouwen gebaseerde werkrelatie
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
46
is de basis voor deze werkwijze. Binnen de maatschappelijke opvang
staat deze methode bekend als Herstelwerk. Andere methodieken
waarmee we werken zijn Houvast (Jongeren) en Critical Time
Intervention (Algemene Opvang). Voor al onze methodieken geldt dat zij
gebaseerd zijn op Herstelwerk/Eigen Krachtbenadering.
Trajectbegeleiding
Het kan zijn dat een cliënt kort bij Zienn verblijft. Hij of zij krijgt een
begeleider die met hem of haar diens sterke punten en de wensen en
doelen formuleert in een begeleidingsplan. Samen wordt gewerkt aan de
realisatie van die doelen. Cliënten die langer bij Zienn verblijven of
wonen, bijvoorbeeld om ervaring op te doen met koken, geldzaken,
gezondheid en het huishouden, krijgen een trajectbegeleider. Deze
begeleidt het totale traject dat de cliënt bij Zienn doorloopt en biedt
ondersteuning aan huis als de cliënt zelfstandig verder gaat. De
trajectbegeleider maakt het begeleidingsplan en biedt ondersteuning bij
zaken als huisvesting, levensvragen, geldzaken, administratie, sociaal
netwerk, psychische vraagstukken en werk/school. De intern begeleiders
verzorgen de praktische begeleiding in de voorziening. De werkwijze is
dus: één cliënt, één begeleider, één plan.
Inkomensbeheer
Indien noodzakelijk of gewenst begeleiden wij cliënten bij het op orde
brengen en houden van hun geldzaken. Cliënten met financiële
problemen of geldschulden leiden we voor schuldsanering toe naar de
Kredietbank. Zij kunnen bovendien een beroep doen op ons
inkomensbeheer. De cliënt machtigt ons dan diens inkomen te beheren.
Dit houdt in dat de cliënt alleen in overleg met de begeleider persoonlijke
uitgaven kan doen. We maken samen met de cliënt een plan om
eventuele schulden af te lossen. Onze ondersteuning is er op gericht dat
men, zodra dat mogelijk is, het eigen inkomen weer gaat beheren
Werken bij Zienn
Bij Zienn werken ruim 400 mensen. Het werk van onze organisatie breidt
zich nog steeds uit, er ontstaan geregeld nieuwe vacatures.
Wie werken er bij Zienn?
Medewerkers van onze organisatie werken vanuit een sterke
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
47
betrokkenheid bij de leefsituatie van onze cliënten. Cliënten krijgen de
ruimte zichzelf te zijn. Daarnaast leeft bij medewerkers het besef dat
goede bedoelingen alleen niet genoeg zijn: bij een professionele omgang
met cliënten hoort een professionele houding, een methodische
werkwijze en een duidelijk begeleidingsplan. Onze medewerkers hebben
een diploma van een relevante opleiding, veelal MBO Sociaal
Pedagogisch Werk niveau 4, HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening
(SPH) of HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD).
We besteden veel aandacht aan scholing van medewerkers om de
professionaliteit van het werk verder te waarborgen en te versterken.
Werken in de maatschappelijke opvang is altijd uitermate boeiend. Onze
cliënten hebben bijzondere levensgeschiedenissen. Hun achtergronden
zijn soms moeilijk, maar beslist niet kleurloos.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
48
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Joke Koning, Psychiatrische afdeling Antonius
Ziekenhuis
Training: 6
Week:
12
Datum:
21 maart
Docent: Klazien Bijlsma
Antonius Ziekenhuis Sneek
Vanaf 1 mei 2009 bieden het Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland
afzonderlijk de psychiatrische zorg aan in de regio, en niet meer vanuit
het samenwerkingsverband.
De nieuwe psychiatrie afdeling van het Antonius Ziekenhuis (PAAZ)
bestaat uit:
 een open afdeling met 20 bedden, waaronder 8 bedden voor
ouderenpsychiatrie
 opname vervangende dagbehandeling, geïntegreerd in het kliniek
programma psychiatrische thuiszorg, opname verkortend vanuit de
kliniek, wordt medio 2010 ingezet.
 consultatieve en ziekenhuispsychiatrie
 polikliniek, waaronder lithiumpoli.
Kijk ook eens op www.ggzfriesland.nl
GGZ Friesland
Onze werkwijze
GGZ Friesland wil dat u zich welkom bij ons voelt. We vinden het
belangrijk dat u inzicht hebt in uw behandelmogelijkheden. We bepalen
samen met u welke behandeling het beste bij u past. Dit leggen we vast
in een behandelplan. De behandeling begint pas als u instemt met dit
behandelplan.
Zorgprogramma's: weten waar u aan toe bent
GGZ Friesland werkt met zorgprogramma's waarin voor de
meestvoorkomende stoornissen de behandeling is vastgelegd in
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
49
zorgpaden. Dit betekent dat u vanaf het begin van de behandeling
precies weet hoe vaak u door wie op welke wijze wordt behandeld, en
wanneer u samen met uw behandelaar de behandeling evalueert. Ook
werken we toe naar een snel verloop van de behandeling. Soms zijn er
keuzes mogelijk binnen een zorgpad. Zo kunt u in bepaalde
zorgprogramma's kiezen voor individuele- of groepsgesprekken.
Daarnaast kunt u soms uit aanvullende mogelijkheden kiezen. Deze
mogelijkheden nemen we met u door. De uiteindelijke keuzes leggen we
vast in uw behandelplan.
U ontvangt de beste zorg
U kunt er van op aan dat u de kwalitatief beste behandeling krijgt
aangeboden. Onze hulpverleners zijn BIG-geregistreerd. De wet BIG
bevat regels die de kwaliteit van de zorg door behandelaren bewaakt.
Daarnaast volgt GGZ Friesland de richtlijnen die door het Trimbos
Instituut zijn opgesteld. In deze richtlijnen staat precies omschreven waar
goede geestelijke gezondheidszorg aan moet voldoen.
De zorgprogramma's bevatten alleen behandelingen die
wetenschappelijk bewezen zijn. Ook kunt u ervan op aan dat u bij ons in
betrouwbare handen bent: u krijgt veilige medicatie en uw dossier wordt
goed bijgehouden.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
50
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Jeugdhulp Friesland 24-uurs Behandeling, Behandeling
Oudere Jeugd
Training: 7
Week:
13
Datum:
28 maart
Docent:
Martha Andela
Kijk eens op www.jeugdhulpfriesland.nl
Stichting Jeugdhulp Friesland is een organisatie voor geïndiceerde
jeugdzorg in de provincie Friesland. Deze zorg omvat
orthopedagogische behandeling en opvang aan kinderen (0-12 jaar),
jeugdigen (12-18 jaar) en hun ouders/opvoeders bij vragen en
problemen rond opgroeien en opvoeden. De vragen en problemen
variëren in ernst en omvang. In het verlengde daarvan varieert ook het
behandelaanbod: van lichte ambulante tot zeer intensieve en
specialistische behandelvormen. Jeugdhulp Friesland biedt ook
intensieve residentiële behandeling voor kinderen en jeugdigen met
complexe problematiek (GGZ-behandeling).
Stichting Jeugdhulp Friesland helpt kinderen, jongeren en hun
ouders/opvoeders bij problemen rond gedrag, ontwikkeling en
opvoeding. Dit kunnen kleine of juist grote en ernstige problemen zijn.
Onze hulp sluit hierbij aan. We geven kortdurende hulp, maar ook
intensieve behandeling en opvang. Cliënten krijgen zo snel mogelijk hulp
die past en werkt. De veiligheid en ontwikkeling van jonge mensen staat
bij ons centraal.
We geven onze hulp vanuit 39 locaties. Jeugdhulp Friesland heeft
ongeveer 700 medewerkers. Jaarlijks helpen we ruim 2000 cliënten.
Verschillende organisaties in Friesland bieden zorg, begeleiding,
behandeling en opvang aan kinderen, jongeren en hun ouders. Deze
hulp maakt de betreffende jonge mensen zelfstandiger. Ze krijgen meer
zelfvertrouwen en ondersteuning om hun leven zo goed mogelijk in te
richten.
Alle organisaties die hulp bieden aan jeugdigen in Friesland, hebben hun
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
51
eigen specialisme en werkwijze. Ze ondersteunen bijvoorbeeld ouders
van een kind met een verstandelijke beperking, bieden opvang bij
dreigende dakloosheid of behandeling bij psychische problematiek en
gedragsproblemen. De organisaties zijn allemaal verantwoordelijk voor
een stukje van de zorg. Het is natuurlijk erg belangrijk dat ze intensief
samenwerken en de hulp goed afstemmen. Want het gaat tenslotte maar
om één ding: de best mogelijk zorg voor het kind of de jongere.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
52
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Rollenspellen
Training: 8
Week:
14
Datum:
4 april
Docent:
Martha Andela/ Klazien Bijlsma
Docent:
In de eerste training zijn de groepen ingedeeld. De daaropvolgende
weken hebben de leerlingen kunnen oefenen en het rollenspel kunnen
voorbereiden. Het is de bedoeling dat de leerlingen als groep een
rollenspel uitkiest wat bij hun past . Ook kiezen de leerlingen zelf welke
rol ze spelen.
beoordeling:
1. Iedereen heeft een actieve rol.
2. Het is een realistisch beeld van de werkelijkheid.
3. Het duurt ongeveer 10 minuten.
Duur rollenspel: maximaal 10 minuten.
Tijdens het rollenspel is het de taak van de klas om te observeren en
aansluitend feedback te geven
Doel:
Het doel is dat ze zich kunnen inleven in een ander. Dat ze tevens de rol
kunnen uitvoeren van de zorgverlener. De toets heeft een
kwalificerende, gericht op niveau bepaling. De toets wordt aan het eind
van alle training afgenomen en heeft een kwalificerende functie.
.
Rollenspel 1
Eén speelt een depressieve persoon die geactiveerd moet worden om in
ieder geval deze middag een activiteit te doen. Je bent moe en hebt
geen zin. Twee spelen de begeleiders die de depressieve persoon
moeten activeren.
Rollenspel 2
Eén speelt een dementerende. De andere twee spelen de begeleiders.
De dementerende mevrouw geeft aan ongelukkig te zijn en graag naar
huis te willen. Ze moet eten koken voor haar man die bijna thuis komt
van zijn werk. Jullie als begeleiders weten dat de man van mevrouw
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
53
overleden is en dat mevrouw bovendien niet meer thuis woont.
Rollenspel 3
Eén speelt de begeleider en de andere twee spelen meneer en mevrouw
de Bruin.
Je bent woonbegeleider bij de GGZ en gaat langs bij meneer en
mevrouw de Bruin. Mevrouw de Bruin is patiënt bij de GGZ nadat zij
meerdere malen een suïcide poging heeft gedaan. Mevrouw geeft aan al
jaren problemen te hebben. Zij wil niet verder leven. Haar grootste wens
is: dood. Ze heeft moeite met/en behoefte aan structuur, zij kan het
huishouden niet overzien. Mevrouw heeft het gevoel weinig steun te
hebben aan haar man. Ga het gesprek aan met meneer en mevrouw de
Bruin.
Rollenspel 4
Eén speelt mevrouw Jansen en twee spelen de begeleiders. Mw Jansen
is vrijwillig opgenomen op een open behandelafdeling. Diagnose:
psychotische depressie, met daarbij borderline trekken en manische
episodes. Om de psychoses te onderdrukken slikt mevrouw medicijnen.
Wanneer ze deze medicijnen slikt heeft mevrouw weinig tot geen last
van wanen en hallucinaties. Tijdens een manische periode voelt
mevrouw zich zo goed dat ze wil stoppen met haar medicijnen. De twee
begeleiders gaan het gesprek hierover met mevrouw aan.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
54
Vak:
Ziektebeelden
Onderwerp:
Toets en afsluiting
Training: 9
Week:
15
Datum:
11 april
Docent:
Martha Andela/ Klazien Bijlsma
Docent:
De training wordt afgesloten met een kennistoets die in deze laatste les
wordt gemaakt. Voor deze toets is belangrijk dat de leerlingen ter
voorbereiding het boek `Cliënt en omgeving’ leest en leert. Met name de
hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve
ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk.
Deze training word de leerling uiteindelijk beoordeeld op de volgende 3
onderdelen:
1. Aanwezigheid
2. Uitvoering rollenspel
3. Kennistoets
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
55
Toets
Training: Kennis van ziektebeelden, stoornissen en beperkingen.
Klas: Maatschappelijke Zorg, 1e leerjaar, niveau 3 en 4
Naam:……………………………………………………………………………
……………………..
Klas:………………………………………………………………………………
…………………….
Docent: Klazien Bijlsma
Cijfer:
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
56
Psychische stoornissen
1 Welk antwoord is JUIST? GGZ is een afkorting van:
(5 pt)
Geneeskundige GezondheidsZorg.
Geestelijke GezondheidsZorg.
Gemeentelijke GezondheidsZorg.
Geriatrische GezondheidsZorg.
Antwoord; b
2 Welk antwoord is JUIST? Psychosociaal heeft te maken met:
(5 pt)
Onze leefomgeving.
De aanleg.
Onze leefomgeving en de aanleg.
Onze leefomgeving, de aanleg en traumatische ervaringen.
antwoord d.
3 Welk antwoord is JUIST? Bij een depressie horen:
(5 pt)
Wanen en hallucinaties.
Dwanghandelingen en –gedachten.
Rusteloosheid en geïrriteerdheid.
Persoonlijkheidsstoornissen.
antwoord c
4 Welk antwoord is JUIST? Borderline’ valt onder:
(5 pt)
De psychosen.
De neurosen.
De persoonlijkheidsstoornissen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
57
De dwangstoornissen.
antwoord c
5 Welke antwoord is JUIST? Schizofrenie:
(5 pt)
Wordt veroorzaakt door traumatische ervaringen.
Wordt gekenmerkt door o.a. wanen.
Is een voorbeeld van een PTSS.
Is een voorbeeld van een somatoforme stoornis.
antwoord b
6 Welke antwoord is JUIST? Angst- en dwangstoornissen kun je
ook noemen: (5 pt)
Psychotische problemen.
Neurotische problemen.
Somatoforme stoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen.
antwoord d
7 Welke antwoord is JUIST? Wat hoort NIET bij iemand die
psychotisch is?
(5 pt)
Het kwijt zijn van het gevoel voor de werkelijkheid.
Vreemde gedachten hebben.
Verward denken.
De contactbehoefte blijft normaal. Dit is tevens de basis voor de
behandeling.
antwoord d
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
58
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
1 Welk antwoord is JUIST? Wat is de meest actuele term voor
aandoeningen die te maken hebben met autisme?
(5 pt)
Aan autisme verwante stoornis.
Autisme.
Autisme spectrum syndroom.
Autisme en verwante contactstoornissen.
antwoord d
2 Welk antwoord is JUIST? PDD-NOS staat voor:
(5 pt)
Pervasive Diagnostic Disorder – Not Otherwise Special.
Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified.
Pervasive Diagnostic Dysfunction – Not Otherwise Specialized.
Pervasive Developmental Dysfunction – Not Otherwise Specified.
antwoord a
3 Welke uitspraak over pervasieve ontwikkelingsstoornissen in
NIET JUIST?
(5
pt)
Het zijn informatieverwerkingsstoornissen.
Ze ontstaan door aangeboren hersenafwijkingen.
Ze hebben betrekking op 1 bepaald ontwikkelingsgebied.
Pervasief betekent in het Latijn: doordringen.
antwoord c
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
59
4 Hoe heet het internationale classificatiesysteem om stoornissen
in te delen?
(5
pt)
Truman-standard
DSM-IV
IvOO
DMC-description.
antwoord b
5 Welk antwoord is juist? Kinderen met een pervasieve
ontwikkelingsstoornis:
(5
pt)
Verwerken informatie te snel.
Nemen informatie niet juist op.
Zien wel zinvolle verbanden, maar geen details.
Verwerken vaak teveel informatie tegelijkertijd.
antwoord b
6 Welk antwoord is juist? Welk kenmerk hoort NIET bij de stoornis
van Asperger?
(5 pt)
De taalontwikkeling verloopt normaal.
Zwakbegaafde tot normale intelligentie.
Opvallend stereotiep gedrag.
De lichamelijke ontwikkeling verloopt normaal.
antwoord a
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
60
Gedragsproblematiek
1 Welk antwoord is JUIST? De afkorting ADHD staat voor:
(5 pt)
Attention Dysfunction Hyperactivity Disorder.
Attention Deficit Hyperactivity Disorder.
Attention Dysfunction Hypnoactivity Disorder.
Attention Disorder Hyperactivity Deficit
antwoord a
2 Welk antwoord is JUIST? Antisociaal gedrag wordt ook wel CD
genoemd. Dit is een afkorting van:
(5
pt)
Conduct disorder.
Criminal dysfunction
Criminal disorder.
Conduct dysfunction.
antwoord a
3 Welke uitspraak is JUIST?
(5 pt)
De gedragsstoornis ontstaat vooral door de invloed van de omgeving.
De gedragsstoornis ontstaat en wordt gevoed vooral vanuit aanleg.
Het gedragsprobleem ontstaat vooral vanuit aanleg en wordt door de
omgeving gevoed.
Het gedragsprobleem ontstaat vooral vanuit aanleg, de omgeving
heeft weinig invloed.
antwoord c
4 Welke uitspraak is JUIST?
(5 pt)
Bij naar buiten gerichte gedragsproblematiek spelen faalangst en
verlegenheid een grote rol.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
61
Meisjes uiten hun problemen vaker op een naar buiten gerichte
manier, jongens op een naar binnen gerichte manier.
Bij naar buiten gerichte problematiek kun je denken aan vormen van
agressie, stelen en faalangst.
Meisjes uiten hun problemen vaker op een naar binnen gerichte
wijze.
antwoord d
5 Geef antwoord op de volgende stellingen:
(5 pt)
Stelling I:Sociale faalangst heeft betrekking op vaardigheden die nodig
zijn bij bewegingen.
Stelling II: Negatieve ‘selftalk’ betekent dat iemand veel negatieve
opmerkingen maakt tegen zichzelf.
I is juist en II is onjuist
II is juist en I is onjuist
I en II zijn juist
I en II zijn onjuist
antwoord b
6 Welk kenmerk komt in de DSM IV NIET voor bij ODD?
(5 pt)
Is vaak driftig.
Ergert anderen met opzet.
Geeft zichzelf de schuld van fouten.
Maakt vaak ruzie met volwassenen.
antwoord b
7 Welke uitspraak is juist?
(5 pt)
Oppositioneel opstandig gedrag (ODD) is ernstiger dan antisociaal
gedrag.
Antisociaal gedrag is ernstiger dan Oppositioneel opstandig gedrag.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
62
Jongens tonen bij ODD hun agressiviteit minder openlijk dan
meisjes.
ODD kom je met name vaak tegen bij kinderen in het ZMLK
onderwijs.
antwoord a
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
63
Evaluatie
In dit hoofdstuk komt mijn evaluatie aan bod ten aan zien van mijn
lessenserie en de ontwikkeling ervan. Ik heb er voor gekozen om gebruik
te maken van een evaluatie cyclus. Omdat in ieder evaluatie cyclus het
plan-project evaluatie en het evalueren van de leerprestaties wordt
doorlopen.
De evaluatiecyclus bestaat uit 4 stappen.
1. Het verzamelen van informatie.
2. Het registreren van informatie.
3. Het interpreteren van informatie.
4. Het nemen van beslissingen.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
64
1.Het verzamelen van informatie;
Om te komen tot de lessenserie moest ik eerst informatie verzamelen
over de thema’s die aan bod kwamen. Ik heb hier gebruik gemaakt van
verschillende lesboeken. Maar ook boeken over activerende
werkvormen. Ik vind het namelijk belangrijk dat er voldoende afwisseling
zit in de lessen. Zodat leerlingen op verschillende manieren de theorie
tot zich kunnen nemen.
De thema’s van het vak ziektebeelden stond vast. Tevens de gastlessen.
Dit is een terugkomende cyclus, afgestemd op het werk/beroepen veld
en de beroepsprestaties.
Voor de activerende werkvormen heb ik gebruik gemaakt van het boek
Het gaat steeds beter, activerende werkvormen voor de
opleidingspraktijk. (heide, 2006)
Hierin staan veel leerzame werkvormen die mij aanspreken voor deze
doelgroep. Naast het aandragen van de theorie van mijn kant kunnen de
leerlingen zelf aan de slag. Hierdoor leren ze op verschillende manieren.
Voor de inhoudelijke kant van de lessenserie heb ik van verschillende
boeken gebruik gemaakt. Eerst heb ik gekeken naar de basis die ze
hebben gedaan in de 1e en 2e periode bij het vak doelgroepen. Er mocht
een kleine overlapping komen, deze vakken sluiten namelijk ook op
elkaar aan. Het boek Cliënt en omgeving heb ik hiervoor gebruikt. (Cliënt
en omgeving, 2007)
Ook mijn eigen studieboek psychiatrie heb ik gebruikt. Dit is wel op een
hoger niveau maar het gaf mij een duidelijke beeld waar de theorie
uiteindelijk heen kan leiden.
In dit boek gaat de theorie namelijk veel “dieper” . Dit is goed voor een
docent ter ondersteuning van de eigen kennis. (Kerstens, 2013) Tevens
heb ik ook het boek pathologie gebruikt, hierin staan ook veel
ziektebeelden en verdere uitleg.
(Buuren., 2006)
Bovenstaande geeft inhoudelijk weer hoe ik aan de informatie ben
gekomen. Naast het boek dat de leerlingen zelf moeten hebben (Cliënt
en omgeving, 2007), heeft mij dit voldoende ondersteund om te komen
tot een gedegen lessenserie waarin alle thema’s worden behandeld.
2.Het registreren van informatie.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
65
Toen eenmaal alle informatie verzameld was moest het geregistreerd
worden. In dit geval heb ik gekozen voor een reader die het boek Cliënt
en omgeving ondersteunt. (Cliënt en omgeving, 2007)
In dit boek staan namelijk geen opdrachten waarmee de leerlingen
kunnen werken. De informatie die verzameld is heb ik omgezet naar
opdrachten. Door het maken van de opdrachten krijgen ze de theorie op
verschillende manieren tot zich. Denk hierbij aan zelf lezen,
filmmateriaal, gezamenlijk opdrachten.
Om dit in een goede vorm te gieten heb ik gebruik gemaakt van
verschillende boeken. Zoals in bovenstaande genoemd, het boek
activerende werkvormen. Hierin staat veel creatieve werkvormen. Ik
werk hier graag mee. (heide, 2006)
Om een zo goed mogelijke opbouw te krijgen in de opdrachten heb ik
eerst andere literatuur gelezen. Scenario’s voor actief leren en het
vakdidactische werkvormen boek. (Simons, 1999) (winkels, 1996)
Ik wilde weten hoe je de werkvormen het beste in kon zetten en
vervolgens kon verwerken tot effectieve opdrachten.
In het vak onderwijskunde heb ik dit zeker wel geleerd en naar mate mijn
ervaring ook, maar nu bij het schrijven van een volwaardige lessen serie
had ik sterk de behoefte om dit te verfijnen. Het boek Handboek van de
leraar heeft hier ook aan meegeholpen. (Kralingen, 2012 )
3 Interpreteren en analyseren van informatie.
Bij het oordelen van de informatie is het voor mij lastig om neutraal te
blijven.
De beide klassen waaraan ik de theorie/ lessen heb aangeboden hebben
goede cijfers gescoord op de toets. De leerlingen gaven aan dat ze
weinig hoefden te leren, omdat ze veel hadden opgestoken in de lessen.
Vooral het film materiaal was goed blijven “hangen” .
Toets resultaten.
45 leerlingen waarvan 38 een voldoenden met een 5,5 of hoger.
aanwezigheid percentage, 70%
In samenspraak met mijn collega Martha Andela, die ook dit vak geeft,
zijn we tot de conclusie gekomen dat alle thema’s voldoende aan bod
komen. De informatie en opdrachten geven een effectieve aanvulling op
het boek, Cliënt en omgeving.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
66
In alle redelijkheid kunnen we volgend school jaar voldoende beoordelen
of de informatie duidelijk genoeg was. Dan heeft nog een leerjaar
gewerkt met deze lessenserie. Daarnaast kunnen we dan beoordelen
hoe de tweedejaars leerlingen ( nu de eerstejaars leerlingen ) de
informatie verder verwerken in dat schooljaar. Waarbij alle informatie
weer terug komt.
Wel hebben Martha en ik gekeken naar de beroepsprestaties met daarbij
de behorende competenties. Hoe zijn deze naar voren gekomen in de
opdrachten?
Beroepsprestatie: Werkproces:
3.2. Verdiepen in
de doelgroep
Competentie:
3.1. Werkt aan
K.
deskundigheidsbevordering Vakdeskundigheid
en professionalisering van toepassen
het beroep
D. Aandacht en
3.2. Werkt aan het
begrip tonen
bevorderen en bewaken
van kwaliteitszorg
Beide competenties komen voldoende terug in de opdrachten van de
lessenserie. De leerlingen hebben in vele opzichten aandacht getoond
tijdens bijvoorbeeld de presentaties en het rollenspel. Ook begrip in het
kijken van het filmmateriaal kwam sterk naar voren. De film van anorexia
ging over een jong meisje, dit was heftig en er was veel empathie voor
de ouders en gezin. Dit waren mooie processen.
Verder hebben ze echt een grote slag gemaakt op gebied van
deskundigheidsbevordering van het beroep. Er zijn veel koppelingen
naar het werkveld en omdat voor de leerlingen de theorie parallel loopt
met de stage wordt de theorie ook goed gekoppeld aan de praktijk.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
67
4.Het nemen van beslissingen.
De doelen de gegevens zijn geanalyseerd zover dit mogelijk was voor mij
te doen. De lessenserie is dit jaar voor het eerst gemaakt, dus er is geen
vergelijkingsmateriaal. Wat we wel hebben is de toets uitslagen in
procenten en de aanwezigheid percentage van de leerlingen. (45
leerlingen waarvan 38 een voldoenden met een 5,5 of hoger aanwezigheid percentage, 70%)
Het beslissen over verdere acties, zoals het aanpassen van de reader zijn
nu genomen. We laten de reader zoals die nu is, de resultaten zijn goed
en meetbaar op deze manier. Het aanwezigheid percentage was ruim
voldoende ondanks dat de les op het eerste uur op vrijdag plaats vond.
Dit is namelijk een lastige tijd, wijst jaren ervaring van mijn collega´s uit.
De focus van de lessenserie blijft verdieping van ziektebeelden naast de
reeds opgedane kennis bij het vak doelgroepen. Ook het inzetten van
het vak in de 3e en 4e periode blijft voor volgend jaar zo staan. Niet
alleen omdat het parallel loopt met de stage. Maar ook omdat de
beroepsprestaties die bij dit vak hoort, oploopt in moeilijkheidsgraad.
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
68
Bibliografie
Cliënt en omgeving. (2007). Arnhem: Angerstein .
BIl, M. d. (2006). Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie. Soest:
Nelissen.
Buuren., I. J.-v. (2006). Pathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Heide, L. b. (2006). Het gaat steeds beter! activerende werkvormen voor
de opleidingspraktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Kerstens, D. I. (2013). Psychiatrie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Kralingen, W. G. (2012 ). Handboek van de leraar . Bussum: uitgeverij
Coutinho.
Simons, E. V. (1999). Scenario's voor actief leren . Groningen: WoltersNoordhoff.
Steenbakkers, C. A. (2010). Interactie in beroepssituaties.
Baarn/Utrecht/Zutphen : ThiemeMeulenhoff.
Winkels, P. H. (1996). Het vakdidactische werkvormenboek. variatie en
differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum & Comp .
Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding
Download