1 Door het inleveren van dit product verklaar ik dat het product eigen werk is en dat het vrij is van plagiaat. Student: Klazien Bijlsma Studentnummer: 307440 NHL emailadres: [email protected] Opleiding(en): Docent Gezondheidszorg en Welzijn Traject: Deeltijd Code toets eenheid: TE.ECS.Dt.PP.12.D-Vakd.eindw.GW Begeleider: L. Woudstra Examinator: B. v.d. Schaar Inleverdatum: 2 juni 2014 Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 2 Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave ....................................................................................... 3 Inleiding .................................................................................................. 4 Hoofdstuk 1: Visie ................................................................................... 5 1.2 Verantwoording onderwerp .......................................................... 7 1.3 Kennisbasis gezondheidzorg en welzijn ...................................... 8 Hoofdstuk 2: Leerdoelen ......................................................................... 9 2.1 De doelgroep ............................................................................. 14 2.2 Planning. ................................................................................... 15 Hoofdstuk 3: Lessenserie Ziektebeelden docentenhandleiding. ............ 16 Evaluatie ............................................................................................... 63 Bibliografie ............................................................................................ 68 Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 4 Inleiding De komende 9 weken worden de verschillende ziektebeelden behandeld die de leerlingen in de praktijk kunnen tegen komen. Het vak ziektebeelden is volgend op het vak doelgroepen. Daarom wordt het vak ziektebeelden in periode 3 aangeboden in het schooljaar en doelgroepen in periode 1 en 2. Bij het vak ziektebeelden wordt er een verdieping gemaakt. De leerlingen van maatschappelijk zorg niveau 3 en 4 gaan inmiddels op stage waardoor de theorie beter gekoppeld kan worden aan de praktijk. Er staan 2 uren per week voor dit vak, een blokuur, 1 periode. Inhoud In hoofdstuk 1 de visie van de schrijver en verantwoording van het onderwerp. De doelgroep, planning en leerdoelen staan omschreven in hoofdstuk 2. De lessen en het antwoorden blad staan in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 staat de eindopdracht van dit vak met de bijbehorende beoordelingscriteria. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 5 Hoofdstuk 1. Visie In veel visies die ik heb bestudeerd staan de leerlingen en het overdragen van kennis centraal. Ik kan mij daar goed bij aan sluiten. Ook ik als docent wil mijn kennis overdragen aan de studenten die zelf het beroepenveld in gaan. De afgelopen 10 jaar ben ik werkzaam geweest in de gehandicapten zorg en daardoor heb ik veel kennis opgedaan. Dit wil ik o.a. overdragen. Naast het aanreiken van de theorie ben ik van mening dat ze geleidelijk de praktijk in moeten gaan. Theorie en het aangaan van verantwoordelijkheden moeten daarbij eerst deels vanuit de school worden aangestuurd. Daarnaast verwacht ik van de leerlingen dat ze hun verantwoording nemen bij het aangaan van de opleiding. Op tijd komen en aanwezig zijn is een vereiste. Respectvol met anderen omgaan en verantwoording nemen voor hun schoolwerk valt daar ook onder. Mijn visie is om studenten o.a. te laten leren van elkaar en van zichzelf. Dit kan in verschillende situaties en met verschillende methodes. In het MBO leren studenten hun eigen leerproces uit te zetten, samen met de docent, gericht op het beroepenveld en dat is wat mij erg aanspreekt. Dit kun je op verschillende manieren en met verschillende middelen realiseren. Ik denk hierbij aan docent-gestuurd onderwijs, gecombineerd met zelfstandig leren. Welke methode je kiest hangt van vele factoren af. Wat zijn je lesdoelen? Met welk niveau heb je te maken? Welk vak geef je en hoeveel tijd heb je hiervoor? Deze vragen stel ik mijzelf altijd voordat ik beslis hoe ik de les in ga en van welke vorm ik gebruik maak. Het voordeel van docent-gestuurd onderwijs is dat je als docent een bepaalde controle hebt over wat de leerlingen te horen krijgen en over de manier waarop ze de verwerkingen daarvan kunnen toepassen. Bij leerling-gestuurd is een leraar meer een begeleider in plaats van een docent. Een mooi voorbeeld hiervan is de rekenles die ik geef. Ik vraag waar ze moeite mee hebben en “speel” daar op in. Verder werken ze zelfstandig. Naast deze keuze is het voor mij belangrijk om vooraf te bepalen van welke middelen ik gebruik maak. In mijn visie vind ik dit belangrijk omdat je de middelen moet afstemmen op de inhoud. Met middelen bedoel ik visuele middelen ( bijvoorbeeld een leerboek) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 6 auditief, ( een cd) of filmmateriaal. Ik maak gebruik van alle drie en probeer hierin af te wisselen. Dit om zoveel mogelijk de concentratie van leerlingen vast te houden. Wat betekent dit voor mij als docent? Ik stel mijzelf regelmatig de vraag; “wat hebben de leerlingen nodig om mijn lessen te kunnen volgen?” Naast het hebben van de juiste boeken vind ik een veilige leeromgeving van groot belang. Om deze zo goed mogelijk te realiseren als docent werk ik in de eerste periode van het schooljaar aan het groepsproces. Ik probeer hiermee een fundamentele basis te leggen voor hun studieloopbaan. Ik maak hierbij gebruik van de theorie van de Amerikaanse psycholoog Bruce Tuckman. In deze theorie worden verschillende fasen in een ontwikkeling van een groep beschreven. Het juiste moment voor beïnvloeding komt hierbij tevens naar voren. (Kralingen, 2012 ) Deze theorie beschrijft 5 fases in het groepsproces, 1. Forming fase; is de fase waarin de kennismaking plaatsvindt. 2. Stroming fase; hierin wordt o.a. de positie vastgesteld van de leerlingen ten opzichte van elkaar. 3. Norming fase; in deze fase stelt de groep de groepsregels vast. Hoe dit eruit komt te zien wordt mede bepaald door hoe de vorige fasen zijn doorlopen. 4. Performing fase; uiteindelijk gaat het erom dat de leerlingen leren op school. Als de vorige fasen goed zijn doorlopen biedt de groep in deze fase een gunstig leerklimaat. 5. Adjourning fase; aan het eind van het schooljaar ( en/of opleiding) eindigt ook de groep en nemen ze afscheid van elkaar. De eerste fase is Forming, deze licht ik onder andere toe in mijn visie. Zoals ik al eerder aangaf vind ik dit als docent een belangrijke fase. In deze fase vindt de kennismaking plaats. Dit beperkt zich niet alleen tot het leren van namen en gezichten maar het gaat verder dan dat. Deze fase richt zich op: wie zijn de andere jongeren in mijn groep, wat denken ze van mij, hoe denk ik over de ander? Dit is belangrijk voor leerlingen omdat ze op zoek zijn naar een bepaalde veiligheid die een groep met zich mee kan brengen. Voor mij als docent houdt dat in dat ik aandacht schenk aan het proces van elkaar leren kennen. De taakgerichtheid die onderwijs met zich mee brengt laat ik eerst wat op de achter grond staan. Kennismakingspelen en opdrachten in groepsverband komen de Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 7 eerst periode veelvuldig aan bod. Vooral in mijn lessen met mijn eigen slb-groep. Ik zie graag dat ze stapsgewijs een groep gaan vormen en dat er daardoor een veilige leeromgeving ontstaat. Dit zal het leer rendement ten goede komen. Naast het hebben van een veilige leeromgeving vind ik een krachtige leeromgeving net zo belangrijk. Hoe herken je een krachtige leeromgeving? Dit heb ik mij vaak af gevraagd tijdens mijn stages die ik de afgelopen jaren heb gedaan. Nu ik zelf als docent aan het werk ben, heb ik hier een betere kijk op gekregen en heb ik besef gekregen hoe belangrijk dit is. Een krachtige leeromgeving herken je aan de motivatie van de leerlingen, maar ook aan de betrokkenheid van de docent. De docent die kracht uitstraalt, de rol van de leraar in acht nemend, creëert hierdoor een krachtige leeromgeving. Voor mij als docent betekent dit dat ik de leerlingen ontvang zodra ze mijn leslokaal binnen komen. Ik heet ze welkom. Ik zeg het ook letterlijk zodra iedereen op zijn of haar plek zit. “Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn”. Ik probeer maatwerk te leveren, mij te verdiepen in de beginsituatie. Wie heb ik voor mij, welk niveau, hoeveel lessen hebben ze deze dag al gehad.. naar mijn beleving verschillende randvoorwaarden waar ik zoveel mogelijk rekening mee probeer te houden. Dit draagt deels bij aan mijn visie als docent. Waarbij mijn centrale vraag is en blijft: “ Wat hebben de leerlingen nodig om mijn lessen zo efficiënt en effectief mogelijk te kunnen volgen”. 1.2 verantwoording onderwerp Als docent wil je de theorie laten aansluiten op de praktijk. De theorie die is gekoppeld aan het vak ziektebeelden sluit goed aan bij de ziektebeelden die de leerlingen van maatschappelijke zorg tegenkomen in de praktijk. Het specifiek onderwerp is ziektebeelden, dan wel psychische ziektebeelden. (Buuren., 2006) (Kerstens, 2013) (Kralingen, 2012 ) Dit zijn de psychische ziektebeelden die de studenten moeten kennen. Ze horen te weten wat het is, wat de kenmerken zijn en hoe je met de Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 8 verschillende ziektebeelden om wenst te gaan. In het eerst jaar maken ze hiervoor een goede basis aan. Daarnaast is het belangrijk dat ze weten hoe een zinvolle daginvulling/ leefomgeving eruit kan zien en hoe ze daar zelf als maatschappelijke zorger een belangrijke rol in hebben. Verantwoording toets vormen; Er zijn verschillende soorten toetsen. In het handboek van de leraar wordt gesproken over werkvormentoetsen, summatieve toetsen en formatieve toetsen. Bij dit vak is het van belang dat ze basiskennis opdoen over doelgroepen/ ziektebeelden. In het eerst jaar krijgen alle leerlingen van maatschappelijke zorg niveau 3 en 4 dezelfde theorie over de ziektebeelden. Hiermee leggen wij als docenten een basis. De toets is redelijke eenzijdig en vraagt om reproductie van de leerlingen. Het gaat veelal om herhaling van de stof, waardoor ze het beter onthouden. De kerntaken waarmee wordt gewerkt in het eerste jaar vraagt om basiskennis van doelgroepen en het her- erkennen van de ziektebeelden. De toets en inhoud van deze lessenserie is op deze manier zodanig op elkaar afgestemd. 1.3 Kennisbasis gezondheidzorg en welzijn 5.4.Psychopathologie Angststoornissen: Fobie Paniekaanvallen Dwanggedachten Psychose: Wanen Hallucinaties Schizofrenie Eetstoornissen: Anorexia Nervosa Boulimia Binge Eating Disorder Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 9 Persoonlijkheidsstoornissen: Paranoïde persoonlijkheidsstoornis Borderline Compulsieve-obsessieve persoonlijkheidsstoornis Stemmingsstoornissen Unipolaire stoornis Bipolaire stoornis; Manie. Depressie Suïcide Verslaving: Geestelijk / lichamelijk Drugs Alcohol Dementie: Ziekte van Alzheimer Autismespectrumstoornissen ADHD Lessenserie; De lessenserie komt overeen met de literatuur die op de NHL wordt aangeboden. Zie bovenstaande kennisbasis. De theorie is terug gebracht naar niveau 4. 2.0 Leerdoelen Per les zijn er leerdoelen opgesteld. Dit komt overeen met de bovenstaande werkprocessen en competenties. De opdrachten die bij de lessenserie horen werken mee aan de beroepsprestaties. Overkoepelende leerdoelen van de lessen zijn; 1. De leerlingen kunnen door het opdoen van nieuwe theorie een vertaling maken naar de praktijk. Dat was ze zien op hun stage, wordt Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 10 beter begrepen doordat ze de theorie die er bij hoort krijgen in deze lessen. 2. Samenwerken, vele opdrachten bestaan uit samenwerken. Leren van elkaar en de eventuele voorkennis delen. 3. De leerlingen kunnen begrijpend lezen, de theorie die ze lezen moeten ze kunnen vertalen naar de opdrachten. Bij vele opdrachten moeten ze eerst de theorie lezen voordat ze de opdrachten kunnen maken. Begrijpend lezen is hierbij van belang,. Tevens komt dit ook veel voor in het werkveld. Hier wordt volop gewerkt met dossiers. Voor het verwerken van de leerdoelen pas ik de taxonomie van Bloom toe. De uitwerking hiervan is volgt; Koppeling naar taxonomie van Bloom en doelen lessenserie. De taxonomie van Bloom is in verschillende fases gedeeld. We onderscheiden: Kennis: de leerling herinnert zich de theorie/praktijk. Activiteiten van de leerlingen: Herinneren, benoemen, opnoemen, opzoeken, beschrijven, aanwijzen, Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 11 reproduceren Inzicht. Vraag: Kunnen de leerlingen zich informatie herinneren? Inzicht De leerling geeft weer, vertaalt en vat samen. Activiteiten van de leerlingen: Samenvatten, een verklaring geven, in eigen woorden weergeven, een tekening maken van, voorspellen, voorbeelden geven, uitleggen, selecteren, grote lijnen aangeven. Vraag: Kunnen de leerlingen hun kennis uitleggen? Toepassing: De leerling gebruikt informatie in een onbekende situatie en lost een probleem op. Activiteiten van leerlingen: Een plan ontwikkelen, een oplossing voorstellen, aantonen dat, laten zien hoe, kennis gebruiken in een situatie die. Vraag: Kunnen de leerlingen kennis en inzicht gebruiken? Analyse De leerling breekt de informatie open en brengt de onderdelen met elkaar in verband. Activiteiten van de leerlingen: In delen splitsen, patroon beschrijven, bewijzen voor conclusies aangeven, classificeren, onderzoeken. Vraag: Kunnen de leerlingen verbanden aanbrengen tussen delen van kennis? Samenvoegen: De leerling brengt de onderdelen samen tot iets nieuws. Activiteiten van leerlingen: Ontwerpen, scheppen, samenstellen, schrijven, bouwen, ontwikkelen. Vraag: Kunnen de leerlingen creatief omgaan met kennis en inzichten? Evaluatie De leerling geeft een beargumenteerd oordeel en heeft een standpunt. Activiteiten van leerlingen: Concluderen, beargumenteren, de waarde aangeven, bekritiseren, kiezen en de keuze rechtvaardigen, besluiten Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 12 Vraag: Kunnen de leerlingen een beargumenteerd standpunt innemen? De theorie van ziektebeelden, psychische ziektebeelden zijn op verschillende fases ontwikkeld. Er vindt een opbouw plaats van kennis opdoen naar begrijpen. Dit zijn de 2 fases die je het meest terug vindt in de lessen. De theorie wordt afgesloten met een toets en een rollenspel. Het doel van het rollenspel is dat leerlingen het kunnen gaan “toepassen”. De al opgedane kennis die ze begrijpen wordt omgezet in een actieve oefening waarbij ze een basis van het kunnen gaan opdoen. Alle leerdoelen binnen deze lessenserie zijn; 1. De leerling kan voorkennis activeren door in gesprek te gaan met zijn/ haar buurman. ( beheersingsniveau kennis en inzicht.) De leerling voert minimaal 4 gesprekken tijdens deze lessenserie. 2. De leerling kan de pervasieve ontwikkelingsstoornissen en informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren hersenafwijkingen uitleggen en vertalen.( beheersingsniveau begrijpen en reproduceren ) De leerling kan minimaal 5 kenmerken vertalen en uitleggen. 3. De leerling kan de kenmerken van gedragsproblematiek van kinderen en jeugdigen onderscheiden en herkennen.( beheersingsniveau kennis, toepassen en analyse) De leerling vertaalt minimaal2 kenmerken naar de praktijk. 4. De leerling kan filmmateriaal analyseren en vertalen naar een opdracht. ( beheersingsniveau toepassen, analyseren en samenvoegen) De leerling analyseert 2 maal filmmateriaal tijdens deze lessenserie. 5. De leerling kan een indeling maken van psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen. ( beheersingsniveau kennis, toepassen, reproduceren en samenvatten) De leerling kan 3 van de van 8 specifieke ziektebeelden vertalen naar derden. 6. De leerling kan luisteren naar derden die hun vak pres(en)teren. (beheersingsniveau analyse en evaluatie ) De leerling kan minimaal Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 13 2 luistertechnieken uitvoeren. 1. Naar klasgenoten. 2, gastlessen. 7. De leerling doet kennis op naar aanleiding van de theorie, vervolgens dit vertalen naar een opzet van een behandelingsplan. (beheersingsniveau kennis en reproduceren, inzicht) De leerling kan 1 behandelingsplan uitzetten. Bij het ontwikkelen van het lesmateriaal wordt er o.a. kritisch gekeken naar de praktijk. Welke ziektebeelden komen we tegen in de praktijk en welke theorie hoort daaraan gekoppeld te zijn. Op de Friese Poort werken we onder andere met de methode van Angerstein. Dit boek komt overeen met de theorie die overeen komt met de praktijk. En de competenties die de leerlingen moeten beheersen bij de opleiding maatschappelijk zorg komt tevens overeen. (Cliënt en omgeving, 2007) Om vast te stellen of de leerdoelen zijn behaald ,wordt dit op twee manieren getoetst. De eerste manier is door middel van een toets, dit is op individueel niveau. Aan het eind van de periode maken de leerlingen een toets en deze wordt dan samen gebracht met het andere onderdeel, het rollenspel. Deze 2 toetsen worden samen 1 cijfer. Beide onderdelen moeten wel voldoende zijn, het één haalt het ander niet op. De leerdoelen zijn ‘SMART’ omschreven en aan de hand van de niveaus van beheersing volgens de taxonomie van Bloom is aangegeven in welke mate het leerdoel behaald zal moeten worden. - Reproduceren (weten) - Begrijpen - Toepassen - Analyseren - Synthetiseren - Evalueren (Kralingen, 2012 ) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 14 2.1 de doelgroep De leerlingen zitten in het eerste jaar van de opleiding maatschappelijke zorg. Het vak wordt in de 3e periode van het schooljaar aangeboden. Bij het uitvoeren van het rollenspel kennen de leerlingen elkaar al wat beter. De “gedragsregels” zijn inmiddels helder, al zijn er ook al groepjes gevormd. Men voelt zich steeds prettiger bij elkaar en begint zijn/haar plek te vinden in de groep. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen is 17 jaar. Tevens zijn alle leerlingen op stage, waardoor de theorie min of meer gekoppeld kan worden aan de praktijk. De lesdoelen zullen afgestemd worden op het beroepsprofiel van medeweker maatschappelijke zorg. Er wordt gewerkt met consortium op de Friese Poort. Hierin staan ook alle competenties en werkprocessen waaraan de leerlingen moeten voldoen bij het afstuderen als maatschappelijke werker. Beroepsprestatie: Werkproces: 3.2. Verdiepen in 3.1. Werkt aan de doelgroep deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Competentie: K. Vakdeskundigheid toepassen D. Aandacht en begrip tonen Hierboven staan de beroepsprestaties, werkprocessen en competenties die bij dit vak aan de orde komen. 3.1, hierbij werken de leerlingen aan hun eigen deskundigheid en professionalisering van het beroep. Dat wil zeggen dat ze hun kennis verbreden en leren hoe ze dit stap voor stap kunnen toepassen in de praktijk. 3.2 vraagt van de leerlingen dat ze werken aan de bevordering en bewaken van kwaliteit. Dit houdt in dat ze weten waar ze het over hebben, ze snappen de ziektebeelden en weten welke kenmerken daarbij horen. Begrip en aandacht zijn de competentie die er onder andere bij hoort. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 15 2.2 planning. De lessen worden aangeboden als een blokuur, de duur hiervan is 90 minuten. In de docentenhandleiding en leerlingen handleiding staat hoeveel tijd ze ongeveer voor elke opdracht hebben. Hier zit “speelruimte” in. Week Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5 Week 6 Week 7 Week 8 Week 9 2 lesuren in de klas Thema 16 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Thema 17 Gedragsproblemen Thema 18 Mensen met psychische stoornissen Gastles 1; Oeds Visser Herbergier Gastles 2; Coen Holland ZIENN leermiddelen Boek cliënt en omgeving. Beamer en reader Boek cliënt en omgeving & reader. beamer Boek cliënt en omgeving & reader. Beamer Beamer Gastles 3; Joke Koning GGZ Gastles 4;Jeugdzorg/ Jeugdhulp Rollenspel Toets Beamer Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding Beamer Beamer Uitvoering rollenspel Toets. 16 3. Lessenserie Ziektebeelden docentenhandleiding. In dit hoofdstuk een uitwerking van de lessen en de onderbouwing van gemaakte didactische keuzes. De lessenserie die ik geschreven heb gaat over ziektebeelden, dan wel psychische ziektebeelden. In het begin van het schooljaar, in periode 1 en 2, krijgen ze als vak doelgroepen. Tijdens dit vak gaan we globaal op de verschillende doelgroepen in die ze in het beroepveld tegen komen. Bij het vak ziektebeelden vindt er een verdieping plaats. Hier is bewust voor gekozen omdat de leerlingen in periode 3 en 4 op stage zijn en zo beter de theorie kunnen koppelen aan de praktijk. In de bijlage is een overzicht te vinden van alle beroepspresaties en werkprocessen van maatschapelijke zorg. De leerlingen werken in hun stage aan beroepsprestaties, daaraan zijn werprocessen en competenties gebonden. In de assessments die de leerlingen per beroepsprestatie afleggen, verantwoorden ze deze beroepsprestaties. Dit wordt mondeling afgenomen. Voordat ze dit examen mogen doen moeten ze eerst de boekjes van de beroepsprestaties afgerond hebben en daarin het verantwoordingsverslag hebben gemaakt. Deze documenten samen zorgen ervoor dat ze hun examens kunnen afnemen. De theorie die wordt aangeboden is dus gelinkt aan deze beroepsprestaties en ondersteunt daarmee de praktijk. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 17 Inleiding Binnen het werkveld van de Maatschappelijke zorg krijgen jullie te maken met veel verschillende ziektebeelden. Denk bijvoorbeeld aan depressies of schizofrenie binnen de psychiatrie of Alzheimer binnen de psychogeriatrie Aan de start van de training krijgen jullie een stuk theorie aangeboden. Vervolgens krijgen jullie voorlichting van verschillende mensen uit het werkveld. Aan het eind oefenen we met rollenspellen hoe je om moet gaan met mensen met een bepaald ziektebeeld. De training wordt afgesloten met een toets. Voor deze toets is het belangrijk dat je ter voorbereiding het boek: “Cliënt en Omgeving” leest en leert. Vooral de hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk. Onderwerpen: Psychische stoornissen. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Gedragsproblemen. Ziektebeelden binnen de psychogeriatrie Ziektebeelden binnen de Jeugdzorg Ziektebeelden binnen de Psychiatrie Ziektebeelden binnen de Verslavingszorg Gastlessen Beroepsprestatie: Werkproces: 3.2. Verdiepen in de doelgroep 3.1. Werkt aan K. deskundigheidsbevordering Vakdeskundigheid en professionalisering van toepassen het beroep D. Aandacht en Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding Competentie: 18 3.2. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg begrip tonen Inhoud en algemene planning Training 1: Thema 16 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Week 6 7 februari Training 2: Thema 17 Gedragsproblemen Week 7 14 februari Training 3: Thema 18 Mensen met psychische stoornissen Week 8 21 februari Training 4: Gastles 1; Oeds Visser Herbergier Week 10 7 Maart Training 5: Gastles 2; Coen Holland ZIENN Week 11 14 Maart Training 6: Gastles 3; Joke Koning GGZ Week 12 21 Maart Training 7: Gastles 4;Jeugdzorg/ Jeugdhulp Week 13 28 Maart Training 8: Rollenspel Week 14 4 April Training 9: Toets Week 15 11 april Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 19 Benodigheden gehele lessenserie. Je hebt hiervoor het boek Cliënt en omgeving nodig, van SAW 3 & 4. Je deelt aan het begin van de les de readers uit en de boeken hebben ze meegenomen dit staat in hun rooster + boekenlijst. ( reader ziektebeelden) Lokaal met beamer, in deze les kijken ze naar een film over PDD-NOS. Bij elke les staat de link die je nodig hebt. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 20 Thema 16, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen. De les duurt in totaal 90 minuten. Bij elke opdracht staat hoeveel tijd er voor staat In dit thema staan we stil bij de pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen zijn informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door een aangeboren hersenafwijking. Doel les 1. 1. De leerling kan voorkennis activeren door in gesprek te gaan met zijn/ haar buurman. ( beheersingsniveau kennis en inzicht) 2. De leerling doet kennis op naar aanleiding van de theorie, vervolgens dit vertalen naar een opzet van een behandelingsplan. ( beheersingsniveau kennis en reproduceren, inzicht) Docent: Je hebt hiervoor het boek Cliënt en omgeving nodig, van SAW 3 & 4. Je deelt aan het begin van de les de readers uit en de boeken hebben ze meegenomen. Dit staat in hun rooster + boekenlijst. ( reader ziektebeelden) Lokaal met beamer, in deze les kijken ze naar een film over PDD-NOS. Deze link staat bij opdracht 3 van dit thema.. inleiding: 20 min Eerst de studenten welkom heten en registreren met i- rag. Dit vak gaat over ziektebeelden. Voor dit thema krijg je een toets en ga je een rollenspel uitvoeren met 3 klasgenoten ( in groepjes van 4 ) Deze 2 onderdelen vormen samen je cijfer, beide onderdelen dienen voldoende te zijn. Opdracht 1. Ga met je buurman of buurvrouw in gesprek over de volgende vragen; Je hebt hiervoor 10 minuten. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 21 1) Ken je mensen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis? 2) Werk je op je stage ook met mensen die deze stoornissen hebben? 3) Kun je vertellen wat je opvalt aan deze personen? 4) Wat zijn de meest voorkomende kenmerken van een pervasieve ontwikkelingsstoornis? Verantwoording & Doel. Bij opdracht 1 wordt voorkennis van de leerlingen gevraagd. Het doel is om erachter te komen welke kennis ze al hebben. Daarnaast is de functie van het delen met de buurvrouw of buurman om de kennis al een beetje uit te breiden en te leren van elkaar. Het kan zijn dat ze het beide niet weten, maar in principe moeten ze het weten want ze hebben het al eerder gehad bij het vak doelgroepen. Dit vak hebben ze gehad in de 1e en 2e periode. Deze opbouw is bewust gemaakt. Het vak ziektebeelden geeft een verdieping van het vak, dat dus volgend is op het vak doelgroepen. In de rooster wordt dit ook altijd zo ingedeeld. Opdracht 2. Docent: Bij deze opdracht kunnen ze gebruik maken van hun boek. Dit is de keuze van de leerling. Ze kunnen het wel weten, ze hebben namelijk in de periode hiervoor het vak doelgroepen gehad. Hier zijn veel van deze ziektebeelden behandeld. Sommige hebben zelfs hun presentatie, kruip in de huid van, erover gedaan. De bedoeling is om te verzamelen wat ze nog weten en hoe ze de kenmerken opschrijven. Nemen ze het letterlijk uit het boek over, is het van belang dat ze het alsnog in hun eigen woorden opschrijven en of uitleggen. TIP : schrijf het in je eigen woorden op .Dat leert ook makkelijker voor de toets en je onthoudt het daardoor beter. De leerlingen hebben hiervoor 20 minuten de tijd. Werk individueel de volgende begrippen uit: Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 22 Kom je er niet uit dan mag je het boek erbij pakken Je hebt hiervoor 15 minuten. 1) Autisme Is een aangeboren pervasieve ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt door beperkingen op het gebied van sociale interactie en (non-)verbale communicatie en door een beperkt, repetitief of stereotiep gedragspatroon. 2) PDD-NOS De term PDD-NOS wordt gebruikt voor kinderen met sociale en communicatieve problemen zoals men die ziet bij autisme, maar in onvoldoende mate om strikt aan de criteria voor de diagnose autisme te voldoen. Met PDD-NOS wordt een restcategorie aangeduid die kenmerken heeft van het autisme, maar niet genoeg om zo te worden genoemd. Eenduidige criteria ontbreken en dat heeft tot gevolg dat nogal eens verwarring ontstaat over hoe 'ruim' of hoe 'smal' deze classificatie gebruikt moet worden. Wel bestaan er enige richtlijnen: er is een duidelijke achterstand of beperking in de sociale interactie; daarbij bestaan er tekortkomingen in de (non-)verbale communicatievaardigheden of is er sprake van stereotiep gedrag en interesse. 3) Stoornis van Asperger. Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de klassieke autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op jonge leeftijd. Er is een normale tot hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact. 4 )Stoornis van Rett Het syndroom van Rett, ook wel Rettsyndroom of kortweg Rett, is een aangeboren aandoening die vrijwel alleen bij meisjes voorkomt en leidt tot ernstige geestelijke en lichamelijke achterstand. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 23 Opdracht 3 Docent: Door op de link te klikken kom je rechtstreeks op de film van Xavier. Het doel van deze opdracht is dat ze de kennis in de voorgaande opdracht over PDD-NOS beter gaan begrijpen. PDD-NOS is een ziektebeeld die veel omvattend is. Deze jongen, Xavier, kan heel goed zelf verwoorden waar hij tegen aan loopt met dit ziektebeeld. Maar wat je ook mooi terug ziet in deze film is hoe de hulpverlening een rol heeft in het geheel. Daarnaast wordt het zichtbaar wat het betekent voor de familie. Als zorgverlener is dit belangrijk om je hiervan bewust te zijn. Tip: voor het starten van de film de leerlingen zelf de keuze geven of ze meteen mee schrijven of pas later bij het nabespreken in hun groep. Dit is eigen keuze, iedere leerling doet dit op zijn eigen manier. Het is belangrijk om ze hier vrij in te laten. Na het kijken van de film hebben de leerlingen 5 a 10 minuten de tijd om de opdracht te maken. http://www.youtube.com/watch?v=pw1j2BPRZbM Kijken van de film; Maak een 3-tal en beantwoord de volgende vragen; ·Je hebt hiervoor 15 minuten. Vragen naar aanleiding van de film: 1) Beschrijf hoe het is gekomen dat Xavier in de jeugdgevangenis terecht is gekomen. Xavier is hier terecht gekomen omdat er geen hulp voor hem was. Ze wisten lange tijd niet wat er met hem aan de hand was. Hierdoor dwaalde hij steeds meer af. Op een gegeven moment was er één jeugdhulpverlener die erachter kwam (na het lezen van het dossier ) dat Xavier PDD-NOS had. 2)Wat gaat er telkens mis in Xavier zijn hoofd. Welke kenmerken zie je? Je ziet dat hij druk is in zijn hoofd. Geen overzicht. Geen “ filter “ in zijn hoofd. Moeilijk hoofd- en bijzaken scheiden. Verdrinken in informatie. 3) Lees in het boek 16.8 Behandeling- en begeleidingsmethoden. Welke methode zou jij toepassen en waarom? Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 24 ( Voorbeeld noemen , geef een voorbeeld van sun-rise therapie.) Bij deze therapie moeten de ouders namelijk accepteren zoals het is en dit is vaak een groot probleem. Bij deze vraag past het teach programma naar mijn inzien goed. Xavier heeft baat bij structuur en duidelijkheid in wat er van hem verwacht wordt. Daardoor help je hem met “filteren”, mede doordat er niet teveel prikkels binnen komen. Rust en duidelijkheid van begeleiders zal hem goed doen. Doorvragen, waarom de leerlingen voor een bepaalde training kiezen, wat is hun eigen gedachte hier achter? Herkennen ze een bepaalde benaderingswijze op hun stage? Verantwoording & doelen. Het bekijken van beeldmateriaal helpt kennis te begrijpen. Beelddenkers komen hierdoor ook goed tot hun recht. Het zorgt ervoor dat de kennis herkenbaar wordt. Het beklijft vaak beter. Ik heb hiervoor verschillende websites geraadpleegd. Ik kwam daarbij een prachtige prezi tegen. http://prezi.com/caal08fv-0ym/visuele-communicatie-in-onderwijs-enonderzoek/ Tijdens het kijken naar deze film gaan ze het ziektebeeld PDD-NOS beter begrijpen en krijgen ze inzichtelijk wat iemand met PDD-NOS nodig kan hebben . Juist van hún als zorgverlener. De vragen die ik stel over de film helpen daarbij. Ik heb tevens gekozen voor een samenwerkingsopdracht omdat de ene persoon een film bekijkt en de grote lijnen onthoudt en de ander meer op details let. Hierdoor krijg je een mooi leerproces onderling en vul je elkaar aan. De vraag over welke methodes ze zouden toepassen en waarom zit op analyseringniveau. Ik laat ze tekst lezen over de methodes en wil daarmee dat ze begrijpen welk therapie goed voor Xavier kan zijn. Dit advies kan altijd goed zijn, mits ze goed hun keuze kunnen onderbouwen. Daarmee geven ze aan dat ze theorie hebben begrepen. De studenten zijn hierdoor ook min of meer bezig met de evaluatie, ze kunnen hun standpunt onderbouwen. Ze kunnen aangeven waarom ze specifiek voor een behandelingsmethode hebben gekozen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 25 Doen voor aanvang van de les ( bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten Tijd 10 min. Functie lesdeel Start 10 min. 30 min. Opdracht 1 en 2 30 min. Opdracht 3 10 min. Afsluiten Les opzet Starten van de les. Iedereen welkom heten. Iedereen registreren Introductie thema ziektebeelden. Uitleg eindopdracht + toets thema 16, 17 en 18 Voorkennis activeren en opdrachten maken aan de hand van de reader. Film kijken en opdrachten daarover aan de hand van de reader en nakijken opdrachten. Afronden Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding Leerling activiteit Luisteren en vertellen. Docent activiteit Vragen en luisteren. Luisteren en werken aan de opdracht. Uitleggen en eventuele vragen beantwoorden. Vertellen en luisteren naar elkaar. Vragen en uitleggen en rond lopen voor ondersteuning. Luisteren en meeschrijven. Goed uitleggen dat ze na de film de antwoorden moeten invullen. Inleiding geven over de film. Informeren wat ze hebben geleerd. 26 Thema 17; Gedragsproblematiek De les duurt 90 minuten. Bij iedere opdracht staat hoelang ze over kunnen doen. Doel les 2. 1.De leerling kan de pervasieve ontwikkelingsstoornissen en informatieverwerkingsstoornissen die ontstaan zijn door aangeboren hersenafwijkingen uitleggen en vertalen.( beheersingsniveau begrijpen en reproduceren ) 2. De leerling kan luisteren en vragen stellen naar derden die hun vak presteren. ( beheersingsniveau begrijpen) 3. De leerlingen kunnen begrijpend lezen, de theorie die ze lezen moeten ze kunnen vertalen naar de opdrachten. Bij vel opdrachten moeten ze eerst de theorie lezen voordat ze de opdrachten kunnen maken In dit thema staan we stil bij gedragsproblematiek van kinderen en jeugdigen. Docent: Voor dit thema heb je het boek Cliënt en omgeving nodig. Tevens de reader die vorige week aan hun uitgedeeld is. ( Neem toch een paar mee, het kan altijd voorkomen dat iemand er vorige week niet was) Print van te voren de casussen uit, zodat je die kunt uitdelen bij opdracht 2. Deze casussen kun je vinden helemaal onderaan dit document. Bij deze opdracht gaan ze individueel aan het werk. Ze lezen de onderstaande hoofdstukken/alinea’s door en beantwoorden de vragen die erbij staan. Komen ze er niet uit dan kunnen ze docent vragen. Ze hebben hiervoor 20 minuten de tijd. Check zelf zo nu en dan of het langer moet of zelfs iets korter. Het is belangrijk ze erop te wijzen dat ze eerst moeten lezen. Alle antwoorden staan duidelijk in de tekst. De leerlingen hebben voor deze opdracht 15 minuten de tijd. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 27 Opdracht 1. Lees de tekst in het boek over, wat is gedragsproblematiek? 17.2 & 17. 3 antisociaal gedrag en 17.4 oppositioneel gedrag. Je hebt hiervoor 15 minuten de tijd. 1) Wat is het verschil tussen een gedragsstoornis en gedragsprobleem? Gedragsprobleem; dat staat vooral onder invloed van de omgeving ontstaat en in stand gehouden wordt. De mensen in je omgeving hebben hier een grote invloed op ( misschien voorbeeld Luuk noemen ) kunnen ze zelf hier ook een voorbeeld over geven? Gedragsstoornis: die vooral vanuit aanleg ontstaat en gevoed wordt. Erfelijkheid of aangeboren afwijking. ( bijv. adhd en Gilles de la tourette) 2) Als je kijkt naar een passende behandeling, wat is dan belangrijk om rekening mee te houden volgens Psychologe Martine Delfos? De oorzaak van het gedrag is belangrijk. Dus dat je weet of het een gedragsprobleem of stoornis is. Dit is van belang om een passende behandeling aan te bieden. 3) Wat houdt antisociaal gedrag in? Dit wordt ook wel conduct disorder genoemd *( in de volksmond CD. ) Specifieke kenmerken zijn; - een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de grondrechten van anderen geweld wordt aangedaan of belangrijke, bij de leeftijd horende, sociale normen en regels worden overtreden. Deze gedragsstoornis komt ongeveer bij 2 % van de kinderen voor. CD kan zich uiten in de kindertijd, maar ook in de adolescentie. ( 12-20 jaar ) Kinderen die dit gedrag vertonen, zijn vaak agressief, vechten/ stelen/ liegen/ mishandeling. Of zij vertonen zelf delinquent gedrag; stelen, brandstichten, inbraak/ spijbelen/ aanranden/ vechten met gebruik van een wapen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 28 4) Wanneer is er sprake van antisociaal gedrag? En wat kunnen eventuele oorzaken zijn? Er is sprake van een antisociaal gedragsstoornis, als een kind minimaal 6 maanden minderstens 3 van de bovenstaande gedragingen regelmatig vertoont. Het is moeilijk de oorzaken van antisociaal gedrag vast te stellen. Delfos, ( psychologe) benadrukt in hoofdstuk 17.3 de ingewikkelde wisselwerking tussen omgeving en aanleg. Je hebt te maken met opvoedings-en gezinsfactoren. Hierbij kun je denken aan pedagogische onmacht ( ouders hebben moeite om hun kind “goed “ op te voeden ), pedagogische verwaarlozing ( niet of ‘slecht opvoeden ), echtscheiding of een criminele buurt waar hij/zij opgroeit. Maar het kan ook komen door aanlegfactoren, erfelijkheid. Of organische factoren, bijvoorbeeld een hersenbeschadiging. Het hoofdstuk geeft nog enkele opmerking ten aanzien van oorzaken CD; - stress in het gezin, heeft een sterk effect op antisociaal gedrag van jongeren. - echtscheiding of een slecht huwelijk heeft slecht een beperkt effect. - alleenstaande moeders die middelen ( alcohol, drugs, ) gebruiken vormen een risico. - criminele buurten hebben vooral invloed als de ouders beperkte opvoedingsvaardigheden hebben. - de 2 meest opvallende factoren en beïnvloedbare factoren zijn lage socio-economische status en ouderlijk antisociaal gedrag. - zo’n 20% van de jongeren die als kind mishandeld zijn, vertonen delinquent gedrag. - opvallend veel antisociale meisjes vertonen depressief gedrag. 4) Beschrijf het begrip oppositioneel gedrag. Hierbij gaat het om een mildere vorm van antisociaal gedrag. Een herhalend en aandringend gedrag dat niet in overeenstemming is met leeftijdsgebonden gedragsnormen, of dat de basisrechten van aderen schaadt.( overtredend gedrag naar anderen toe. Ze vragen om veel aandacht en dit gedrag kan ergernissen bij anderen oproepen waardoor er ruzie ontstaat) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 29 5) Wat is het verschil in uiting van gedrag bij jongens en meisjes m.b.t. oppositioneel gedrag. Jongens; gebruiken meer directe vorm van agressie , tonen openlijk hun agressiviteit door middel van woorden, het maken van beledigende gebaren, gekke bekken trekken, slaan , schoppen of vechten. Meisjes; roddelen over anderen, spulletjes lenen en niet terug geven of kapot maken, treiteren en vriendjes en vriendinnen van anderen afpakken. ( laat ze voorbeelden geven vanuit hun stage, of eigen ervaringen met jongens en meisjes) Verantwoording & doel. Bij deze opdracht werken we aan inzicht. Kan de leerling de opgedane kennis vertalen. In dit geval vertalen naar de vragen die worden gesteld in de opdracht. Het doel is dat ze de theorie begrijpen en daarmee vragen kunnen beantwoorden. Begrijpend lezen, dit is een belangrijk onderdeel. Als je aan het werk bent in de zorg of je loopt stage krijg je ook zorgdossiers te lezen. Je moet dan ook begrijpend lezen. Deze opdracht geeft ze mede de gelegenheid om daarmee te oefenen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 30 Opdracht 2. Docent: Leg de opdracht goed uit, let goed op als er nog vragen zijn. Vraag hier specifiek om. Leerlingen vinden dit vaak een lastige opdracht. Ze moeten nu echt hun kennis gaan toepassen. Ook begrijpend lezen is een belangrijk onderdeel. De leerlingen hebben voor deze opdracht 20 minuten de tijd. Maak 2-tallen. Je krijgt van je docent een casus. Aan de hand van deze casus werk je de volgende vragen uit. Je kunt hiervoor je boek gebruiken. Casus 1. Klaas , 17 jaar. Klaas heeft een goed zelfvertrouwen en heeft een handvol vrienden. Klaas volgt de een studie detailhandel en heeft hier veel plezier in. Helaas slaapt Klaas nogal slecht en weet hij zich moeilijk een houding te geven bij de complimenten die hij krijgt. Klaas doet graag aan hockey, hij wint hiermee graag. Is dit niet het geval dan vindt hij dit erg lastig. Klaas heeft ook last van spanning voor de wedstrijd.Dit uit zich in buikpijn en hoofdpijn. Casus 2. Marlous, 8 jaar. Marlous is een lieve meid. Ze zit op de basisschool. Ze vindt het niet zo leuk op school; ze heeft helaas niet zoveel vriendjes. Wel is de juf lief en leuk, want Marlous geeft graag overal antwoordt op en dat mag gelukkig van de juf. Soms mag Marlous wat eerder andere werkjes doen omdat ze het lastig vindt om een tijd lang met 1 werkje bezig te zijn. Sporten doet Marlous wel graag, hier kan ze lekker bewegen en hoeft ze niet de hele tijd op te letten. Marlous doet aan voetbal. Casus 3. Jozef, 15 jaar. Jozef is een rustige jongen met een vlotte babbel. Hij praat graag maar werkt niet zo snel. Alles gaat in een rustig tempo en hij vindt het moeilijk om de dingen te plannen. Jozef zit op het voortgezet onderwijs en daar Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 31 moet hij al veel plannen, dit valt hem niet mee. Jozef is wel erg intelligent, daardoor overschatten ze hem ook. Dit is soms erg vervelend. Op de basisschool werd Jozef veel gepest maar op de nieuwe school valt het gelukkig mee. 1) Beschrijf welke vorm van gedragsproblematiek je terug ziet in je casus. casus 1: Klaas heeft last van faalangst. casus 2: Marlous heeft adhd. casus 3: Jozef heeft last van disharmonische ontwikkelingsstoornis. 2) Noem bij de casus 3 begeleidingskenmerken die je het beste kunt toepassen. casus1: 1. Het kind niet overschatten, Stel niet te hoge eisen. Creëer een goede sfeer, een sfeer waarin je fouten mag maken. 2. Rustig blijven en er over praten is belangrijk. Openheid, ontspanning en vriendelijkheid is belangrijk. 3. Deel regelmatig complimenten uit. Geef individuele complimenten. Casus 2. 1. Blijf consequent, maak duidelijke wat wel en niet mag. En hanteer deze regels. Grijp tijdig in, laat het gedrag niet uit de hand lopen. 2. Blijf positief, maak gebruik van complimenten en geef aan welk gedrag je wel van hem/haar wilt zien. Casus 3. 1. Bied structuur aan door bijvoorbeeld een taak of opdracht in deeltaken te splitsen of een stappenplan te maken. 2. Laat hem op zijn eigen handelen feedback geven, en geef daarbij zelf ook eerlijke feedback, verhoog daarmee het zelfvertrouwen. 3. Kijk naar de leefsituatie; zijn er voldoende rustmomenten waarop Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 32 het kind even alleen kan zijn of iets eenvoudigs kan doen. 3) Welke Behandelingsmethode kun je het beste toepassen bij je casus? Casus1. De keuze kan zijn gezinstherapie. Door te leren communiceren met elkaar en begrip krijgen voor de faalangst. Zo leer je als ouders ook goed hoe je kind kunt ondersteunen en kun je dat ook overbrengen op derden. ( wat hebben de leerlingen en waarom? ) Casus 2. De keuze is Parent Management Training. Hierin hebben beide partijen een rol, zowel kind als ouder. Er wordt gestart met het creëren van een voorspelbare, gestructureerde omgeving. Dit zal beide partijen goed doen, het geeft rust. En daarnaast worden de pedagogische vaardigheden getraind van de ouders, waarbij ze leren op positief gedrag te gaan zitten. Dit zal het kind fijn vinden, kinderen met adhd voelen zich vaak onbegrepen. ( wat kiezen de leerlingen en waarom. Casus 3. Parent en management Training, zowel de ouders als het kind hier veel baat bij heeft. Ook gezinstherapie zou goed kunnen zijn. Hierdoor leren ze kijken naar het individu, en hem/ haar niet te over of onder te schatten. 4) Welke activiteiten zijn er geschikt voor de persoon die beschreven is in jouw casus? 1.sport & spel. 2.knutselen; uiten van emoties. 3.wandelen. 4.actief fietsen. 5.snoezelen, ontspanning. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 33 Verantwoording & doel; Bij deze opdracht wordt van de leerlingen een analyse gevraagd. De leerlingen moeten de opgedane kennis uit het boek nu gaan toepassen en gaan beschrijven. Ze moeten onderzoeken wat passend is aan begeleiding voor de persoon in de casus. Ze werken hierbij samen, zodat ze ook zinvol kunnen leren van elkaar. Verband leggen tussen de verschillende delen van kennis. Opdracht 3: 3.vragen van de docent./ kringgesprek. 1. Wat heb je vandaag gedaan? 2. Wat heb je vandaag geleerd? 3. Wat ga je in de praktijk gebruiken? Deze opdracht neemt 10 minuten in beslag. Verantwoording & doel. In opdracht wil ik terug laten komen welke kennis ze hebben opgedaan. Maar ook vertalen hoe de kennis is opgedaan. Dit doe ik om ze te laten zien, dat je op verschillende manieren kunt leren. De theorie die ze nu namelijk opdoen is tevens ook van toepassing op de toets. Ik wil ze laten inzien dat de praktijk belangrijk is in combinatie met de theorie. Op het moment dat deze lessen worden gegeven lopen de leerlingen namelijk ook stage. Hier is bewust voor gekozen, ook in combinatie met de beroepsprestaties die hier bij horen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 34 Doen voor de aanvang van de les, bijvoorbeeld kopieren, OHP klaarzetten. Tijd 90 min. 10 min. Functie les deel Start 10 min. Les opzet Starten met de les. Iedereen welkom heten en iedereen registreren. Informeren naar de theorie van de vorige week. Wat hebben we behandeld en ben je bijzonderheden tegengekomen in je stage? Lezen en toepassen. ( theorieboek) Leerling activiteit Luisteren en vertellen Docentactiviteit Luisteren en beantwoorden Vragen en theorie herhalen en koppelen aan praktijk Begrijpend lezen Vragen en uitleggen en rondlopen voor ondersteuning. Ondersteunen en duidelijk de opdracht uitleggen en casus nabespreken. 30 min. Opdracht 1 20 min. Opdracht 2 Toepassing theorie aan de hand van een casus Overleggen, kennis delen en toepassen. 10 min. Afsluiten Afronden. Afsluiten met open vraag; 1. Wat heb je vandaag gedaan? 2. Wat heb je vandaag geleerd? 3. Wat ga je in de praktijk gebruiken? Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding Vragen en luisteren 35 Thema 18; Mensen met psychische problemen De les duurt 90 minuten. Bij elke opdracht staat hoe lang ze erover kunnen doen. Doel les 3. 1. De leerlingen kan filmmateriaal analyseren en vertalen naar een opdracht. ( beheersingsniveau toepassen, analyseren en samenvoegen) 2. De leerling kan een indeling maken van psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen. ( beheersingsniveau kennis, toepassen, reproduceren en samenvatten) In dit thema bespreken we mensen met psychische problemen. We gaan in op het begrip psychische aandoeningen en op de mogelijke oorzaken van psychisch lijden. Daarnaast gaan we kijken naar een indeling van psychische problemen. Angststoornissen, dwangstoornissen, schizofrenie, depressiviteit, Borderline persoonlijkheidsstoornis en op eetproblemen. We starten de les met een film over anorexia. http://www.youtube.com/watch?v=Es1UAB05PxQ Opdracht 1. Docent: de leerlingen hebben voor deze opdracht 5 min de tijd. Ga in gesprek met je buurman of buurvrouw over het filmpje. Neem de volgende punten mee: 1) Schrijf 5 dingen op die je het meeste opvallen: moeilijk aan hulp te komen. - groot effect op ouders/gezin - eten blijft moeilijk - jong meisje - neerslachtige ouders. ( zijn nog veel meer mogelijkheden! ) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 36 2) Wat voor effect heeft deze psychische aandoening op het gezinsleven? Het hele gezin heeft er last van. Iedereen past zich aan, en in een gezin met meerdere kinderen draait hem om het kind met de anorexia. ( meerder antwoorden mogelijk, ga met de leerlingen in gesprek) 3) Wat is volgens jullie het grootste probleem waar je als zorgvrager tegen aanloopt? Dat er geen plek is als je intern opgenomen wilt worden. Je moet wel heel slecht zijn wil je ergens terecht kunnen. ( meerdere antwoorden mogelijk. ) Verantwoording & doel. Aan de hand van de film doen maken de leerlingen kennis met een onderwerp die deze les onder andere aan bod komt. Ik heb hiervoor beeldmateriaal gekozen, tevens voor de variatie maar ook om meteen “binnen” te komen bij de leerling. Daarnaast wil ik zien of ze inzicht hebben in wat ze zien, dat ze dit ook kunnen vertalen/ samenvatten in de vragen. In plaats van begrijpend lezen, kies ik hier voor begrijpend kijken. Opdracht 2: Docent: Voordat je de leerlingen laat starten, vraag eerst of ze de begrippen goed begrijpen, laat ze nodig met voorbeelden komen. Kunnen ze niet met voorbeelden komen, geef dat zelf voorbeelden. De leerlingen hebben 15 minuten voor deze opdracht. Lees in het boek de tekst 18.3, het ontstaan van psychische problemen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 37 Lees de tekst over het ontstaan van psychische problemen in 18.3 en beantwoord de volgende vragen. Welke van de drie factoren: psychosociale factor, aanlegfactor en organische factor hoort of horen bij de volgende begrippen? Relatie met de ouders Verstandelijke beperking Een auto-ongeluk Lichamelijke beperking Werkloosheid Menstruatiecyclus Neiging tot depressiviteit 1) Psychosociale factoren: - werkloosheid. - relatie met ouders. ( traumatische ervaring/ relationele ervaringen / opvoedingen gezinsfactoren/ cultureel- maatschappelijke factoren) 2) Aanlegfactoren - verstandelijke beperking - neiging tot depressiviteit. ( erfelijkheid/ persoonlijk, temperament) 3) Organische factoren: - auto ongeluk. - menstruatiecyclus. ( lichamelijke factoren/ biochemische, hormonale factoren ) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 38 Verantwoording & doel. Doel van deze opdracht is dat ze wat ze lezen kunnen vertalen naar een begrip. Kunnen ze de theorie koppelen aan de theorie die ze gelezen hebben. Ik zit hier op kennis en analyse niveau Ik kies hiervoor omdat ze in de praktijk ook vaak stukken moeten lezen. Dan wordt er ook gesproken over een ziektebeeld en vervolgens komt daar een stuk tekst bij. Het is belangrijk dat leerlingen dit kunnen koppelen aan elkaar. Daarom train ik hier veelvuldig mee. Opdracht 3: Docent: Voordat de leerlingen starten met deze opdracht laten ze eerst per groep weten aan de docent welke doelgroep ze hebben gekozen, zodat niet iedereen hetzelfde onderwerp heeft. Eisen aan de “presentatie” zijn: 1. Eerlijke rolverdeling van de leerlingen. Aandeel in het overbrengen hoort gelijkwaardig te zijn. 2. Let op de kenmerken van de doelgroep die ze gekozen hebben. Deze moeten goed aan bod komen. 3. Kijk of ze accent leggen op de behandeling, dit is belangrijk vanuit hun eigen beroep. 4. Stel open vragen naar de leerlingen toe, na afloop. Denk hierbij aan: hoe vond je het gaan? Hoe verliep de samenwerking? Waarom hebben jullie gekozen voor dit onderwerp? Vragen waarom ze aandacht aan bepaalde delen hebben gegeven. ( dit hangt ervan af waar ze het accent hebben gelegd) per presentatie hebben de leerlingen 10 minuten de tijd! ( voorbereiden 10 minuten ongeveer) Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 39 Maak een groep van 3 personen. Lees met elkaar de onderwerpen door in het boek die te vinden zijn van 18.5 Tm 18.9. Kies daarvan1onderwerp uit en schrijf daar een behandelingsplan op. De volgende begrippen moeten erin terug komen: - kenmerken. - oorzaken. - behandeling. Deze opdracht presenteer je gezamenlijk aan de klas. Verantwoording & Doel. Nu is de leerling echt aan het toepassen. De leerling gebruikt de informatie in een ( onbekend) situatie en ontwikkeld hier een plan op. Ze kunnen de kennis toepassen. Daarnaast werken ze ook hier weer samen, daardoor kunnen ze elkaar ondersteunen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 40 Doen voor aanvang van de les, bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten. Tijd 90 min. Functie lesdeel 10 min. Start 10 min. 5 min. Opdracht 1 15 min. Opdracht 2 20 min. Opdracht 3 10 min. Afsluiten Les opzet Starten van de les. Iedereen welkom heten en registreren. Informeren naar de theorie van de vorige week. Wat hebben we gedaan en ben je bijzonderheden tegengekomen in je stage? Voorkennis activeren Leerling activiteit Luisteren en vertellen Docent activiteit Vragen en luisteren Luisteren en beantwoorden Vragen en theorie herhalen en koppelen aan praktijk. Overleggen met elkaar Tijd geven voor overleg. Doorspreken antwoorden. Ondersteunen en duidelijk de opdracht uitleggen en nabespreken. Beoordeling toegepaste theorie en samenwerking. Bevragen. Kennis opdoen en toepassen aan de hand van reader en lesboek. Theorie lezen en omzetten naar presentatie. Samenwerken en begrijpend lezen Afsluiten met de vraag; wat hebben jullie geleerd en wat was er moeilijk vandaag? Luisteren en antwoorden. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding Presenteren. 41 Doel gastlessen: Het vak ziektebeelden heeft als onderdeel gastlessen. Er komen verschillende gasdocenten langs die lessen verzorgen. Hiervoor is gekozen zodat de leerling op een andere actieve manier kennismaakt met het werkveld. De gastdocenten komen uit verschillende werkvelden. Hieronder is alle informatie te vinden. Er wordt van de leerlingen verwacht dat ze van te voren de informatie door lezen zodat ze voorbereidt in de les komen. Hierdoor kunnen ze actieve vragen stellen, en dit zorgt voor meer communicatie over en weer. ( beheersingsniveau kennis, analyseren en evaluatie) 1.De leerling kan luisteren naar derden die hun vak presteren. (beheersingsniveau analyse en evaluatie ) Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Gastles Oeds Visser; De Herbergier Training: 4 Week: 10 Datum: 7 maart Docent: Klazien Bijlsma Kijk eens op www.herbergier.nl Over Herbergier De Herbergier is een zorgformule voor mensen met geheugenproblemen zoals Alzheimer of dementie, die niet meer zelfstandig kunnen wonen. In elke Herbergier wonen circa 16 mensen, die we de ruimte bieden om zoveel mogelijk het leven voort te zetten zoals ze dat altijd geleid hebben. Bureaucratie kennen we niet. Onze zorgondernemers, die een Herbergier leiden en er zelf ook wonen, zorgen ervoor dat alle tijd en energie gestoken wordt in hun gasten. Bijzonder gewoon De inrichting, het dagelijks leven, de manier van omgang met elkaar. In een Herbergier is alles huiselijk en ongedwongen. Zo zijn de gasten niet gebonden aan het dagritme of de roosters van zorgverleners. Ieder doet zoveel mogelijk naar eigen kunnen en in eigen tempo: opstaan, lichaamsverzorging, wandelen of bezoek ontvangen. Wie dat wil en kan, Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 42 helpt mee met koken of boodschappen doen. Medewerkers hebben ook een open oog voor de persoonlijke interesses van de gasten. Zwemmen, theaterbezoek, of samen naar een discussieprogramma op TV kijken – het kan allemaal. In de Herbergier richten we ons zoveel mogelijk op wat iemand nog wel kan. Daarom doen we zoveel mogelijk gewoon. En dat is, vreemd genoeg, in de zorg heel bijzonder. Regie over het eigen leven Onze gasten houden, samen met hun familie, de regie over hun eigen leven. In een Herbergier worden levensritme en activiteiten niet opgelegd. En dat geldt ook voor de zorg. Met de gast zelf of met de vertegenwoordigers – vaak een zoon of dochter – worden er door de zorgondernemers vooraf afspraken gemaakt over de te bieden zorg. Deze worden vastgelegd in een overeenkomst, regelmatig geëvalueerd en wanneer nodig bijgesteld. Als ze dat willen kunnen gasten in een Herbergier blijven wonen tot aan het levenseinde. Een veilige omgeving Elke Herbergier wordt geleid door twee zorgondernemers die zelf ook in de Herbergier wonen. Zij hebben steun van een vast team medewerkers, die 95% van hun werktijd daadwerkelijk met de gasten doorbrengen. Er is geen personeelsruimte waar het team zich kan afzonderen, er wordt niet vergaderd en er worden geen lange rapportages geschreven. Zorgondernemers en personeel kunnen zo een echte band met hun gasten opbouwen, waardoor het mogelijk wordt mensen een beschermde en rustige omgeving te bieden. Open deuren en geen onrustmedicatie Het belang van een dergelijke veilige omgeving wordt duidelijk wanneer je kijkt naar de noodzaak van onrustmedicatie. In een Herbergier blijkt dit zelden meer nodig en wordt het in principe dan ook niet toegepast. Wanneer een nieuwe gast gewend is aan onrustmedicatie, wordt altijd geprobeerd het gebruik ervan af te bouwen. Mensen die worden opgesloten hebben de neiging om te willen ‘ontsnappen’. Daarom zijn de deuren in een Herbergier niet gesloten. Onze gasten kunnen naar buiten als ze dat willen en bezoek kan altijd binnenwandelen. De wetenschap dat men niet opgesloten is geeft rust en vermindert automatisch de drang om weg te lopen.. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 43 Persoonlijk verhaal van Meneer en mevrouw Bosland (gasten Herbergier Velp) 'We dachten hier maar even te blijven. Maar het is goed zo.' ‘De Herbergier, een oord van veel plezier. Van vroeg tot laat, vol vreugdevol gepraat.’ Meneer Bosland zingt met vaste stem het door hemzelf gecomponeerde Herbergierlied. Zijn vrouw luistert geamuseerd toe, terwijl haar man de maat slaat. ‘Een oefening voor 3 september’, zo heeft hij zijn compositie genoemd. ‘Ik schreef de muziek en de tekst voor de feestelijke opening van deze Herbergier. Dat vond ik vroeger al leuk: operette spelen en dan proberen een zaal mee te krijgen. Dat is allemaal niet meer, maar dit was toch wel weer heel leuk om te doen.’ Het echtpaar Bosland behoorde tot de eerste gasten van Herbergier Velp. ‘Toen we hier ons appartement betrokken dachten we nog: “We gaan even een poosje hierheen en dan gaan we weer naar huis.” Vandaar dat we ons huis, hier vlakbij, nog lange tijd hebben aangehouden. Het is pas onlangs verkocht, en nu is dit daadwerkelijk ons nieuwe thuis.’ De ietwat fragiel ogende mevrouw Bosland knikt tevreden, als haar man het woord doet. Hoe liefdevol haar echtgenoot ook is, als je wat breekbaarder wordt is wat extra zorg toch wel zeer welkom. ‘En we hebben een aangenaam appartement, met ruim plaats voor de boeken. We kunnen hier heerlijk ons eigen gang gaan.’ Maar, als er iets te vieren valt, dan komt vooral meneer Bosland graag toch even neuzen. Op de piano staat een foto waarop de burgemeester van Rheden te zien is, als zij de honderdjarige mevrouw Pathuis feliciteert. Meneer Bosland staat er glunderend naast. ‘Nee, gezongen heb ik toen niet. Maar een aangenaam feest was dat wel. Maar ach, is het hier eigenlijk niet elke dag een beetje feest?’ Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 44 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Coen Holland, Dak en thuislozen Opvang ZIENN, Sneek Training: 5 Week: 11 Datum: 14 maart Docent: Klazien Bijlsma Kijk ook eens op www.zienn.nl Woonvoorziening Sociaal Pension Sneek Zo zelfstandig mogelijk wonen in Pension Sneek. Sociaal Pension Sneek is een woonvoorziening voor dak- en thuisloze mensen die met 24-uurs begeleiding redelijk zelfstandig kunnen wonen. In Sneek krijgen zij begeleiding bij het dagelijks leven (huishouden, geldzaken, post), bij het opbouwen van een sociaal netwerk en naar passende dagbesteding. Het begeleidingsplan vormt de basis voor de begeleiding. Mensen kunnen tijdelijk in het pension wonen en doorstromen naar een eigen woning, al dan niet met Woonondersteuning. Blijvend in het pension wonen kan ook. Iedereen heeft een eigen zit-/slaapkamer met keukenbok, douche en toilet en kan gebruikmaken van de gezamenlijke keuken, leefruimte en was- en droogruimtes. Sociaal Pension Sneek pension biedt plaats aan 24 personen. Daarnaast biedt het pension kortdurende winternoodopvang bij vorst en noodopvang aan alleenstaanden en gezinnen (maximaal 2 kinderen) die op straat terecht zijn gekomen. In de voorziening gelden huisregels. Respect voor medewerkers en medebewoners is regel nummer 1 en onder meer geweld en agressie zijn niet toegestaan. Voor wie? • Voor mensen zonder dak of thuis vanaf 18 jaar • Die zich met begeleiding redelijk zelfstandig kunnen redden • Die actief mee werken aan de begeleiding Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 45 • Die in het bezit zijn van een geldige AWBZ-indicatie (Zienn kan hulp bieden bij de aanvraag hiervan). Zienn Zienn helpt en ondersteunt mensen, die door allerlei omstandigheden sociaal kwetsbaar zijn, in de problemen dreigen te komen, in een crisissituatie geraken, thuisloos zijn, geen onderdak hebben of het risico lopen hun onderdak te verliezen. Zienn zal waar nodig de rol van pleitbezorger voor deze mensen op zich nemen. We werken aan omstandigheden waarin uitval en uitsluiting voorkomen kunnen worden. Een passende plek in de samenleving voor iedereen Iedereen heeft recht op een passende plek in de samenleving. Mensen die, om welke reden dan ook, zich (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen redden, behoren hulp en bijstand te krijgen. Naar onze mening heeft ieder mens mogelijkheden. Mogelijkheden om zich te ontwikkelen, de kwaliteit van zijn leven te verbeteren of hier invloed op uit te oefenen Begeleiding Voorkomen dat mensen dakloos worden vinden we belangrijk. We zetten dan ook stevig in op woonondersteuning aan huis. De kans op herstel is in de eigen omgeving immers het grootst. Als dakloosheid toch aan de orde is, kan Zienn opvang bieden. En voor wie langere tijd hulp nodig heeft, hebben we woonvoorzieningen. Een overzicht van ons aanbod vindt u hier. Herstelwerk Veel van onze cliënten hebben eerst behoefte aan een veilige plek en directe/praktische hulp. We ondersteunen bij het regelen en ordenen van allerlei praktische zaken zoals een uitkering, verzekeringen, bijzondere bijstand en schulden. Na die eerste hulp wordt met de betrokkene bekeken wat er nodig is om weer een zo zelfstandig mogelijk bestaan op te bouwen. In onze begeleiding gaan we uit van de eigen kracht van mensen. Wij wijzen cliënten op wat ze zelf kunnen en op wat andere hulpbronnen (familie, vrienden, bekenden, andere hulporganisaties) kunnen bieden. We stimuleren ze hun talenten te gebruiken en hulpbronnen aan te boren. Cliënten werken zoveel mogelijk zelf aan hun toekomst. Begeleiders respecteren hun autonomie, maar gaan confrontaties niet uit de weg. Een op vertrouwen gebaseerde werkrelatie Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 46 is de basis voor deze werkwijze. Binnen de maatschappelijke opvang staat deze methode bekend als Herstelwerk. Andere methodieken waarmee we werken zijn Houvast (Jongeren) en Critical Time Intervention (Algemene Opvang). Voor al onze methodieken geldt dat zij gebaseerd zijn op Herstelwerk/Eigen Krachtbenadering. Trajectbegeleiding Het kan zijn dat een cliënt kort bij Zienn verblijft. Hij of zij krijgt een begeleider die met hem of haar diens sterke punten en de wensen en doelen formuleert in een begeleidingsplan. Samen wordt gewerkt aan de realisatie van die doelen. Cliënten die langer bij Zienn verblijven of wonen, bijvoorbeeld om ervaring op te doen met koken, geldzaken, gezondheid en het huishouden, krijgen een trajectbegeleider. Deze begeleidt het totale traject dat de cliënt bij Zienn doorloopt en biedt ondersteuning aan huis als de cliënt zelfstandig verder gaat. De trajectbegeleider maakt het begeleidingsplan en biedt ondersteuning bij zaken als huisvesting, levensvragen, geldzaken, administratie, sociaal netwerk, psychische vraagstukken en werk/school. De intern begeleiders verzorgen de praktische begeleiding in de voorziening. De werkwijze is dus: één cliënt, één begeleider, één plan. Inkomensbeheer Indien noodzakelijk of gewenst begeleiden wij cliënten bij het op orde brengen en houden van hun geldzaken. Cliënten met financiële problemen of geldschulden leiden we voor schuldsanering toe naar de Kredietbank. Zij kunnen bovendien een beroep doen op ons inkomensbeheer. De cliënt machtigt ons dan diens inkomen te beheren. Dit houdt in dat de cliënt alleen in overleg met de begeleider persoonlijke uitgaven kan doen. We maken samen met de cliënt een plan om eventuele schulden af te lossen. Onze ondersteuning is er op gericht dat men, zodra dat mogelijk is, het eigen inkomen weer gaat beheren Werken bij Zienn Bij Zienn werken ruim 400 mensen. Het werk van onze organisatie breidt zich nog steeds uit, er ontstaan geregeld nieuwe vacatures. Wie werken er bij Zienn? Medewerkers van onze organisatie werken vanuit een sterke Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 47 betrokkenheid bij de leefsituatie van onze cliënten. Cliënten krijgen de ruimte zichzelf te zijn. Daarnaast leeft bij medewerkers het besef dat goede bedoelingen alleen niet genoeg zijn: bij een professionele omgang met cliënten hoort een professionele houding, een methodische werkwijze en een duidelijk begeleidingsplan. Onze medewerkers hebben een diploma van een relevante opleiding, veelal MBO Sociaal Pedagogisch Werk niveau 4, HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) of HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). We besteden veel aandacht aan scholing van medewerkers om de professionaliteit van het werk verder te waarborgen en te versterken. Werken in de maatschappelijke opvang is altijd uitermate boeiend. Onze cliënten hebben bijzondere levensgeschiedenissen. Hun achtergronden zijn soms moeilijk, maar beslist niet kleurloos. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 48 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Joke Koning, Psychiatrische afdeling Antonius Ziekenhuis Training: 6 Week: 12 Datum: 21 maart Docent: Klazien Bijlsma Antonius Ziekenhuis Sneek Vanaf 1 mei 2009 bieden het Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland afzonderlijk de psychiatrische zorg aan in de regio, en niet meer vanuit het samenwerkingsverband. De nieuwe psychiatrie afdeling van het Antonius Ziekenhuis (PAAZ) bestaat uit: een open afdeling met 20 bedden, waaronder 8 bedden voor ouderenpsychiatrie opname vervangende dagbehandeling, geïntegreerd in het kliniek programma psychiatrische thuiszorg, opname verkortend vanuit de kliniek, wordt medio 2010 ingezet. consultatieve en ziekenhuispsychiatrie polikliniek, waaronder lithiumpoli. Kijk ook eens op www.ggzfriesland.nl GGZ Friesland Onze werkwijze GGZ Friesland wil dat u zich welkom bij ons voelt. We vinden het belangrijk dat u inzicht hebt in uw behandelmogelijkheden. We bepalen samen met u welke behandeling het beste bij u past. Dit leggen we vast in een behandelplan. De behandeling begint pas als u instemt met dit behandelplan. Zorgprogramma's: weten waar u aan toe bent GGZ Friesland werkt met zorgprogramma's waarin voor de meestvoorkomende stoornissen de behandeling is vastgelegd in Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 49 zorgpaden. Dit betekent dat u vanaf het begin van de behandeling precies weet hoe vaak u door wie op welke wijze wordt behandeld, en wanneer u samen met uw behandelaar de behandeling evalueert. Ook werken we toe naar een snel verloop van de behandeling. Soms zijn er keuzes mogelijk binnen een zorgpad. Zo kunt u in bepaalde zorgprogramma's kiezen voor individuele- of groepsgesprekken. Daarnaast kunt u soms uit aanvullende mogelijkheden kiezen. Deze mogelijkheden nemen we met u door. De uiteindelijke keuzes leggen we vast in uw behandelplan. U ontvangt de beste zorg U kunt er van op aan dat u de kwalitatief beste behandeling krijgt aangeboden. Onze hulpverleners zijn BIG-geregistreerd. De wet BIG bevat regels die de kwaliteit van de zorg door behandelaren bewaakt. Daarnaast volgt GGZ Friesland de richtlijnen die door het Trimbos Instituut zijn opgesteld. In deze richtlijnen staat precies omschreven waar goede geestelijke gezondheidszorg aan moet voldoen. De zorgprogramma's bevatten alleen behandelingen die wetenschappelijk bewezen zijn. Ook kunt u ervan op aan dat u bij ons in betrouwbare handen bent: u krijgt veilige medicatie en uw dossier wordt goed bijgehouden. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 50 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Jeugdhulp Friesland 24-uurs Behandeling, Behandeling Oudere Jeugd Training: 7 Week: 13 Datum: 28 maart Docent: Martha Andela Kijk eens op www.jeugdhulpfriesland.nl Stichting Jeugdhulp Friesland is een organisatie voor geïndiceerde jeugdzorg in de provincie Friesland. Deze zorg omvat orthopedagogische behandeling en opvang aan kinderen (0-12 jaar), jeugdigen (12-18 jaar) en hun ouders/opvoeders bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. De vragen en problemen variëren in ernst en omvang. In het verlengde daarvan varieert ook het behandelaanbod: van lichte ambulante tot zeer intensieve en specialistische behandelvormen. Jeugdhulp Friesland biedt ook intensieve residentiële behandeling voor kinderen en jeugdigen met complexe problematiek (GGZ-behandeling). Stichting Jeugdhulp Friesland helpt kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders bij problemen rond gedrag, ontwikkeling en opvoeding. Dit kunnen kleine of juist grote en ernstige problemen zijn. Onze hulp sluit hierbij aan. We geven kortdurende hulp, maar ook intensieve behandeling en opvang. Cliënten krijgen zo snel mogelijk hulp die past en werkt. De veiligheid en ontwikkeling van jonge mensen staat bij ons centraal. We geven onze hulp vanuit 39 locaties. Jeugdhulp Friesland heeft ongeveer 700 medewerkers. Jaarlijks helpen we ruim 2000 cliënten. Verschillende organisaties in Friesland bieden zorg, begeleiding, behandeling en opvang aan kinderen, jongeren en hun ouders. Deze hulp maakt de betreffende jonge mensen zelfstandiger. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en ondersteuning om hun leven zo goed mogelijk in te richten. Alle organisaties die hulp bieden aan jeugdigen in Friesland, hebben hun Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 51 eigen specialisme en werkwijze. Ze ondersteunen bijvoorbeeld ouders van een kind met een verstandelijke beperking, bieden opvang bij dreigende dakloosheid of behandeling bij psychische problematiek en gedragsproblemen. De organisaties zijn allemaal verantwoordelijk voor een stukje van de zorg. Het is natuurlijk erg belangrijk dat ze intensief samenwerken en de hulp goed afstemmen. Want het gaat tenslotte maar om één ding: de best mogelijk zorg voor het kind of de jongere. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 52 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Rollenspellen Training: 8 Week: 14 Datum: 4 april Docent: Martha Andela/ Klazien Bijlsma Docent: In de eerste training zijn de groepen ingedeeld. De daaropvolgende weken hebben de leerlingen kunnen oefenen en het rollenspel kunnen voorbereiden. Het is de bedoeling dat de leerlingen als groep een rollenspel uitkiest wat bij hun past . Ook kiezen de leerlingen zelf welke rol ze spelen. beoordeling: 1. Iedereen heeft een actieve rol. 2. Het is een realistisch beeld van de werkelijkheid. 3. Het duurt ongeveer 10 minuten. Duur rollenspel: maximaal 10 minuten. Tijdens het rollenspel is het de taak van de klas om te observeren en aansluitend feedback te geven Doel: Het doel is dat ze zich kunnen inleven in een ander. Dat ze tevens de rol kunnen uitvoeren van de zorgverlener. De toets heeft een kwalificerende, gericht op niveau bepaling. De toets wordt aan het eind van alle training afgenomen en heeft een kwalificerende functie. . Rollenspel 1 Eén speelt een depressieve persoon die geactiveerd moet worden om in ieder geval deze middag een activiteit te doen. Je bent moe en hebt geen zin. Twee spelen de begeleiders die de depressieve persoon moeten activeren. Rollenspel 2 Eén speelt een dementerende. De andere twee spelen de begeleiders. De dementerende mevrouw geeft aan ongelukkig te zijn en graag naar huis te willen. Ze moet eten koken voor haar man die bijna thuis komt van zijn werk. Jullie als begeleiders weten dat de man van mevrouw Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 53 overleden is en dat mevrouw bovendien niet meer thuis woont. Rollenspel 3 Eén speelt de begeleider en de andere twee spelen meneer en mevrouw de Bruin. Je bent woonbegeleider bij de GGZ en gaat langs bij meneer en mevrouw de Bruin. Mevrouw de Bruin is patiënt bij de GGZ nadat zij meerdere malen een suïcide poging heeft gedaan. Mevrouw geeft aan al jaren problemen te hebben. Zij wil niet verder leven. Haar grootste wens is: dood. Ze heeft moeite met/en behoefte aan structuur, zij kan het huishouden niet overzien. Mevrouw heeft het gevoel weinig steun te hebben aan haar man. Ga het gesprek aan met meneer en mevrouw de Bruin. Rollenspel 4 Eén speelt mevrouw Jansen en twee spelen de begeleiders. Mw Jansen is vrijwillig opgenomen op een open behandelafdeling. Diagnose: psychotische depressie, met daarbij borderline trekken en manische episodes. Om de psychoses te onderdrukken slikt mevrouw medicijnen. Wanneer ze deze medicijnen slikt heeft mevrouw weinig tot geen last van wanen en hallucinaties. Tijdens een manische periode voelt mevrouw zich zo goed dat ze wil stoppen met haar medicijnen. De twee begeleiders gaan het gesprek hierover met mevrouw aan. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 54 Vak: Ziektebeelden Onderwerp: Toets en afsluiting Training: 9 Week: 15 Datum: 11 april Docent: Martha Andela/ Klazien Bijlsma Docent: De training wordt afgesloten met een kennistoets die in deze laatste les wordt gemaakt. Voor deze toets is belangrijk dat de leerlingen ter voorbereiding het boek `Cliënt en omgeving’ leest en leert. Met name de hoofdstukken Psychische stoornissen, Pervasieve ontwikkelingsstoornissen en Gedragsproblemen zijn belangrijk. Deze training word de leerling uiteindelijk beoordeeld op de volgende 3 onderdelen: 1. Aanwezigheid 2. Uitvoering rollenspel 3. Kennistoets Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 55 Toets Training: Kennis van ziektebeelden, stoornissen en beperkingen. Klas: Maatschappelijke Zorg, 1e leerjaar, niveau 3 en 4 Naam:…………………………………………………………………………… …………………….. Klas:……………………………………………………………………………… ……………………. Docent: Klazien Bijlsma Cijfer: Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 56 Psychische stoornissen 1 Welk antwoord is JUIST? GGZ is een afkorting van: (5 pt) Geneeskundige GezondheidsZorg. Geestelijke GezondheidsZorg. Gemeentelijke GezondheidsZorg. Geriatrische GezondheidsZorg. Antwoord; b 2 Welk antwoord is JUIST? Psychosociaal heeft te maken met: (5 pt) Onze leefomgeving. De aanleg. Onze leefomgeving en de aanleg. Onze leefomgeving, de aanleg en traumatische ervaringen. antwoord d. 3 Welk antwoord is JUIST? Bij een depressie horen: (5 pt) Wanen en hallucinaties. Dwanghandelingen en –gedachten. Rusteloosheid en geïrriteerdheid. Persoonlijkheidsstoornissen. antwoord c 4 Welk antwoord is JUIST? Borderline’ valt onder: (5 pt) De psychosen. De neurosen. De persoonlijkheidsstoornissen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 57 De dwangstoornissen. antwoord c 5 Welke antwoord is JUIST? Schizofrenie: (5 pt) Wordt veroorzaakt door traumatische ervaringen. Wordt gekenmerkt door o.a. wanen. Is een voorbeeld van een PTSS. Is een voorbeeld van een somatoforme stoornis. antwoord b 6 Welke antwoord is JUIST? Angst- en dwangstoornissen kun je ook noemen: (5 pt) Psychotische problemen. Neurotische problemen. Somatoforme stoornissen Persoonlijkheidsstoornissen. antwoord d 7 Welke antwoord is JUIST? Wat hoort NIET bij iemand die psychotisch is? (5 pt) Het kwijt zijn van het gevoel voor de werkelijkheid. Vreemde gedachten hebben. Verward denken. De contactbehoefte blijft normaal. Dit is tevens de basis voor de behandeling. antwoord d Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 58 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen 1 Welk antwoord is JUIST? Wat is de meest actuele term voor aandoeningen die te maken hebben met autisme? (5 pt) Aan autisme verwante stoornis. Autisme. Autisme spectrum syndroom. Autisme en verwante contactstoornissen. antwoord d 2 Welk antwoord is JUIST? PDD-NOS staat voor: (5 pt) Pervasive Diagnostic Disorder – Not Otherwise Special. Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified. Pervasive Diagnostic Dysfunction – Not Otherwise Specialized. Pervasive Developmental Dysfunction – Not Otherwise Specified. antwoord a 3 Welke uitspraak over pervasieve ontwikkelingsstoornissen in NIET JUIST? (5 pt) Het zijn informatieverwerkingsstoornissen. Ze ontstaan door aangeboren hersenafwijkingen. Ze hebben betrekking op 1 bepaald ontwikkelingsgebied. Pervasief betekent in het Latijn: doordringen. antwoord c Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 59 4 Hoe heet het internationale classificatiesysteem om stoornissen in te delen? (5 pt) Truman-standard DSM-IV IvOO DMC-description. antwoord b 5 Welk antwoord is juist? Kinderen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis: (5 pt) Verwerken informatie te snel. Nemen informatie niet juist op. Zien wel zinvolle verbanden, maar geen details. Verwerken vaak teveel informatie tegelijkertijd. antwoord b 6 Welk antwoord is juist? Welk kenmerk hoort NIET bij de stoornis van Asperger? (5 pt) De taalontwikkeling verloopt normaal. Zwakbegaafde tot normale intelligentie. Opvallend stereotiep gedrag. De lichamelijke ontwikkeling verloopt normaal. antwoord a Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 60 Gedragsproblematiek 1 Welk antwoord is JUIST? De afkorting ADHD staat voor: (5 pt) Attention Dysfunction Hyperactivity Disorder. Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Attention Dysfunction Hypnoactivity Disorder. Attention Disorder Hyperactivity Deficit antwoord a 2 Welk antwoord is JUIST? Antisociaal gedrag wordt ook wel CD genoemd. Dit is een afkorting van: (5 pt) Conduct disorder. Criminal dysfunction Criminal disorder. Conduct dysfunction. antwoord a 3 Welke uitspraak is JUIST? (5 pt) De gedragsstoornis ontstaat vooral door de invloed van de omgeving. De gedragsstoornis ontstaat en wordt gevoed vooral vanuit aanleg. Het gedragsprobleem ontstaat vooral vanuit aanleg en wordt door de omgeving gevoed. Het gedragsprobleem ontstaat vooral vanuit aanleg, de omgeving heeft weinig invloed. antwoord c 4 Welke uitspraak is JUIST? (5 pt) Bij naar buiten gerichte gedragsproblematiek spelen faalangst en verlegenheid een grote rol. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 61 Meisjes uiten hun problemen vaker op een naar buiten gerichte manier, jongens op een naar binnen gerichte manier. Bij naar buiten gerichte problematiek kun je denken aan vormen van agressie, stelen en faalangst. Meisjes uiten hun problemen vaker op een naar binnen gerichte wijze. antwoord d 5 Geef antwoord op de volgende stellingen: (5 pt) Stelling I:Sociale faalangst heeft betrekking op vaardigheden die nodig zijn bij bewegingen. Stelling II: Negatieve ‘selftalk’ betekent dat iemand veel negatieve opmerkingen maakt tegen zichzelf. I is juist en II is onjuist II is juist en I is onjuist I en II zijn juist I en II zijn onjuist antwoord b 6 Welk kenmerk komt in de DSM IV NIET voor bij ODD? (5 pt) Is vaak driftig. Ergert anderen met opzet. Geeft zichzelf de schuld van fouten. Maakt vaak ruzie met volwassenen. antwoord b 7 Welke uitspraak is juist? (5 pt) Oppositioneel opstandig gedrag (ODD) is ernstiger dan antisociaal gedrag. Antisociaal gedrag is ernstiger dan Oppositioneel opstandig gedrag. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 62 Jongens tonen bij ODD hun agressiviteit minder openlijk dan meisjes. ODD kom je met name vaak tegen bij kinderen in het ZMLK onderwijs. antwoord a Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 63 Evaluatie In dit hoofdstuk komt mijn evaluatie aan bod ten aan zien van mijn lessenserie en de ontwikkeling ervan. Ik heb er voor gekozen om gebruik te maken van een evaluatie cyclus. Omdat in ieder evaluatie cyclus het plan-project evaluatie en het evalueren van de leerprestaties wordt doorlopen. De evaluatiecyclus bestaat uit 4 stappen. 1. Het verzamelen van informatie. 2. Het registreren van informatie. 3. Het interpreteren van informatie. 4. Het nemen van beslissingen. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 64 1.Het verzamelen van informatie; Om te komen tot de lessenserie moest ik eerst informatie verzamelen over de thema’s die aan bod kwamen. Ik heb hier gebruik gemaakt van verschillende lesboeken. Maar ook boeken over activerende werkvormen. Ik vind het namelijk belangrijk dat er voldoende afwisseling zit in de lessen. Zodat leerlingen op verschillende manieren de theorie tot zich kunnen nemen. De thema’s van het vak ziektebeelden stond vast. Tevens de gastlessen. Dit is een terugkomende cyclus, afgestemd op het werk/beroepen veld en de beroepsprestaties. Voor de activerende werkvormen heb ik gebruik gemaakt van het boek Het gaat steeds beter, activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk. (heide, 2006) Hierin staan veel leerzame werkvormen die mij aanspreken voor deze doelgroep. Naast het aandragen van de theorie van mijn kant kunnen de leerlingen zelf aan de slag. Hierdoor leren ze op verschillende manieren. Voor de inhoudelijke kant van de lessenserie heb ik van verschillende boeken gebruik gemaakt. Eerst heb ik gekeken naar de basis die ze hebben gedaan in de 1e en 2e periode bij het vak doelgroepen. Er mocht een kleine overlapping komen, deze vakken sluiten namelijk ook op elkaar aan. Het boek Cliënt en omgeving heb ik hiervoor gebruikt. (Cliënt en omgeving, 2007) Ook mijn eigen studieboek psychiatrie heb ik gebruikt. Dit is wel op een hoger niveau maar het gaf mij een duidelijke beeld waar de theorie uiteindelijk heen kan leiden. In dit boek gaat de theorie namelijk veel “dieper” . Dit is goed voor een docent ter ondersteuning van de eigen kennis. (Kerstens, 2013) Tevens heb ik ook het boek pathologie gebruikt, hierin staan ook veel ziektebeelden en verdere uitleg. (Buuren., 2006) Bovenstaande geeft inhoudelijk weer hoe ik aan de informatie ben gekomen. Naast het boek dat de leerlingen zelf moeten hebben (Cliënt en omgeving, 2007), heeft mij dit voldoende ondersteund om te komen tot een gedegen lessenserie waarin alle thema’s worden behandeld. 2.Het registreren van informatie. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 65 Toen eenmaal alle informatie verzameld was moest het geregistreerd worden. In dit geval heb ik gekozen voor een reader die het boek Cliënt en omgeving ondersteunt. (Cliënt en omgeving, 2007) In dit boek staan namelijk geen opdrachten waarmee de leerlingen kunnen werken. De informatie die verzameld is heb ik omgezet naar opdrachten. Door het maken van de opdrachten krijgen ze de theorie op verschillende manieren tot zich. Denk hierbij aan zelf lezen, filmmateriaal, gezamenlijk opdrachten. Om dit in een goede vorm te gieten heb ik gebruik gemaakt van verschillende boeken. Zoals in bovenstaande genoemd, het boek activerende werkvormen. Hierin staat veel creatieve werkvormen. Ik werk hier graag mee. (heide, 2006) Om een zo goed mogelijke opbouw te krijgen in de opdrachten heb ik eerst andere literatuur gelezen. Scenario’s voor actief leren en het vakdidactische werkvormen boek. (Simons, 1999) (winkels, 1996) Ik wilde weten hoe je de werkvormen het beste in kon zetten en vervolgens kon verwerken tot effectieve opdrachten. In het vak onderwijskunde heb ik dit zeker wel geleerd en naar mate mijn ervaring ook, maar nu bij het schrijven van een volwaardige lessen serie had ik sterk de behoefte om dit te verfijnen. Het boek Handboek van de leraar heeft hier ook aan meegeholpen. (Kralingen, 2012 ) 3 Interpreteren en analyseren van informatie. Bij het oordelen van de informatie is het voor mij lastig om neutraal te blijven. De beide klassen waaraan ik de theorie/ lessen heb aangeboden hebben goede cijfers gescoord op de toets. De leerlingen gaven aan dat ze weinig hoefden te leren, omdat ze veel hadden opgestoken in de lessen. Vooral het film materiaal was goed blijven “hangen” . Toets resultaten. 45 leerlingen waarvan 38 een voldoenden met een 5,5 of hoger. aanwezigheid percentage, 70% In samenspraak met mijn collega Martha Andela, die ook dit vak geeft, zijn we tot de conclusie gekomen dat alle thema’s voldoende aan bod komen. De informatie en opdrachten geven een effectieve aanvulling op het boek, Cliënt en omgeving. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 66 In alle redelijkheid kunnen we volgend school jaar voldoende beoordelen of de informatie duidelijk genoeg was. Dan heeft nog een leerjaar gewerkt met deze lessenserie. Daarnaast kunnen we dan beoordelen hoe de tweedejaars leerlingen ( nu de eerstejaars leerlingen ) de informatie verder verwerken in dat schooljaar. Waarbij alle informatie weer terug komt. Wel hebben Martha en ik gekeken naar de beroepsprestaties met daarbij de behorende competenties. Hoe zijn deze naar voren gekomen in de opdrachten? Beroepsprestatie: Werkproces: 3.2. Verdiepen in de doelgroep Competentie: 3.1. Werkt aan K. deskundigheidsbevordering Vakdeskundigheid en professionalisering van toepassen het beroep D. Aandacht en 3.2. Werkt aan het begrip tonen bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Beide competenties komen voldoende terug in de opdrachten van de lessenserie. De leerlingen hebben in vele opzichten aandacht getoond tijdens bijvoorbeeld de presentaties en het rollenspel. Ook begrip in het kijken van het filmmateriaal kwam sterk naar voren. De film van anorexia ging over een jong meisje, dit was heftig en er was veel empathie voor de ouders en gezin. Dit waren mooie processen. Verder hebben ze echt een grote slag gemaakt op gebied van deskundigheidsbevordering van het beroep. Er zijn veel koppelingen naar het werkveld en omdat voor de leerlingen de theorie parallel loopt met de stage wordt de theorie ook goed gekoppeld aan de praktijk. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 67 4.Het nemen van beslissingen. De doelen de gegevens zijn geanalyseerd zover dit mogelijk was voor mij te doen. De lessenserie is dit jaar voor het eerst gemaakt, dus er is geen vergelijkingsmateriaal. Wat we wel hebben is de toets uitslagen in procenten en de aanwezigheid percentage van de leerlingen. (45 leerlingen waarvan 38 een voldoenden met een 5,5 of hoger aanwezigheid percentage, 70%) Het beslissen over verdere acties, zoals het aanpassen van de reader zijn nu genomen. We laten de reader zoals die nu is, de resultaten zijn goed en meetbaar op deze manier. Het aanwezigheid percentage was ruim voldoende ondanks dat de les op het eerste uur op vrijdag plaats vond. Dit is namelijk een lastige tijd, wijst jaren ervaring van mijn collega´s uit. De focus van de lessenserie blijft verdieping van ziektebeelden naast de reeds opgedane kennis bij het vak doelgroepen. Ook het inzetten van het vak in de 3e en 4e periode blijft voor volgend jaar zo staan. Niet alleen omdat het parallel loopt met de stage. Maar ook omdat de beroepsprestaties die bij dit vak hoort, oploopt in moeilijkheidsgraad. Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding 68 Bibliografie Cliënt en omgeving. (2007). Arnhem: Angerstein . BIl, M. d. (2006). Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie. Soest: Nelissen. Buuren., I. J.-v. (2006). Pathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Heide, L. b. (2006). Het gaat steeds beter! activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kerstens, D. I. (2013). Psychiatrie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kralingen, W. G. (2012 ). Handboek van de leraar . Bussum: uitgeverij Coutinho. Simons, E. V. (1999). Scenario's voor actief leren . Groningen: WoltersNoordhoff. Steenbakkers, C. A. (2010). Interactie in beroepssituaties. Baarn/Utrecht/Zutphen : ThiemeMeulenhoff. Winkels, P. H. (1996). Het vakdidactische werkvormenboek. variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum & Comp . Vakdidactische eindwerkstuk- docenthandleiding