D66 Werkgroep Duurzame Grondstoffen Aanpakken van de fosfaatcrisis door Joost Tersteeg,, partner bij Wing, Wageningen Fosfaat is een essentiële bouwsteen van alle leven. Zonder Z bemesting met fosfaat (het het belangbelan rijkste bestanddeel van kunstmest) zou de wereld maar een fractie van het huidige aantal menme sen en dieren kunnen voeden. Nu de gemakkelijk winbare reserves aan minerale fosfaat wereldwijd uitgeput raken, dreigen voedselprijzen te stijgen en rijst de vraag of de wereldbevolking op termijn nog gevoed kan worden. Het H is dus zaak om slimmer en efficiënter met fosfaat om te gaan en de meststof zo lang mogelijk in roulatie te houden. Natuurlijke fosfaatcyclus Van nature is fosfaat alleen beschikbaar in heel lage doseringen.. Het komt in de natuur terecht via een traag proces van erosie, sedimentatie en verwering van gesteente. Juist omdat het zo schaars is, wordt het vrijwel meteen door org organismen opgenomen en vastgelegd in biomassa. Dieren nemen fosfaat op via de e consumptie van plantaardig voedsel of door andere dieren te eten. Micro-organismen organismen brengen het weer in roulatie door dood organisch materiaal af te breken. Toch verdwijnt per saldo een zekere hoeveelheid fosfaat naar de zee, waar het zich geleidelijk ophoopt oopt in de oceaanbodem. Alleen via de mest van zeevogels die vis eten, komt een klein deel van de fosfaat geconcentreerd terug aan land. Op de geologische tijdschaal worden mariene sedimenten ooit weer omgevormd tot continenten. Fosfaatbemesting in de landbouw Omdat fosfaat in de natuur zo schaars is, is het dé limiterende factor voor plantaardige productie. Voordat de mens landbouw ging bedrijven was de totale wereldbevolking niet groter dan ca 5 miljoen. Zo'n 10.000 jaar geleden begon men landb landbouwhuisdieren ouwhuisdieren te weiden. Door de mest te verzamelen en deze op akkers te concentreren, werden ter plaatse de fosfaatgehaltes verhoogd. Hetzelfde deed men met oogstresten, huishoudelijk afval en menselijke fecaliën. Rivierdelta Rivierdelta’s s waren extra vruchtbaar doordat door hier de fosfaathoudende erosieproducten accumuleerden uit het achterliggende continent. continent. Deze eerste landbouwrevolutie maakte een groei van de wereldbevolking mogelijk tot ca 1 miljard aan het eind van de de 19 eeuw. De ontdekking en grootschalige productie produc van kunstmest luidde de 2de landbouwrevolutie in. Als gron grondstof diende Guano (opgehoopte zeevogelmest), Thomas slakkenmeel ((een afvalproduct bij de verwerking van ijzererts) en Fosforiet (een sedimentair gesteente, gesteente ontstaan uit fossiele Guano). In ca 100 jaar tijd groeide de wereldbevolking, mede door de verhoogde voedselproductie van 1 naar 2½ miljard me mensen. De grootschalige introductie van pesticiden en verbeterde rassen van voedselgewassen luidde na de de Tweede Wereldoorlog de 3 landbouwrevolutie in. in Het gebruik van kunstmest was nu ook voor nietWesterse landen een optie. In 60 jaar tijd groeide de wereldbevolking met nog eens 4½ 4 miljard mensen tot de huidige 7 miljard. Verminderen van gebruik van fosfaatmeststoffen Het grootschalig gebruik van fosfaat in de landbouw is niet alleen explosief gestegen door de sterk groeiende wereldbevolking, maar ook door het gestegen aandeel dierlijke eiwitten in het voedingspatroon van mensen wereldwijd en in Westerse landen in het bijzonder. De conversiefactor van plantaardig naar dierlijk eiwit ligt tussen de 3 en 12. Het wereldwijd reduceren van de vleesproductie kan dus een enorme beperking opleveren van de hoeveelheid toegediende fosfaatmeststoffen. Conversiefactor van plantaardig naar dierlijk eiwit (kg voereiwit/kg karkas eiwit) Rund 12 Kweekvis 8 Varken 6 Koemelk 4 Kip 3 Bron: Wageningen UR - Animal Science Group, 2009 Voor Nederland en andere grote producenten van dierlijke eiwitten, speelt nog een ander probleem. In Zuid-Amerika en Zuidoost Azië zijn de klimatologische omstandigheden bijzonder gunstig om op grote schaal boongewassen zoals soja te telen. Door grote hoeveelheden fosfaatmeststof toe te dienen kan de productie daar nog eens sterk worden opgeschroefd. Met het zo geproduceerde veevoer importeert Nederland dus ook veel fosfaat, dat uiteindelijk als restproduct via de dierlijke mest in ons milieu terecht komt. Het gebruik van fosfaatmeststoffen in de landbouw kan ook sterk worden teruggebracht door de efficiëntie van het gebruik van fosfaatmeststoffen te verbeteren. Volgens onderzoekers van Wageningen UR (Sattari, S.Z. et al, 2012) is er op wereldschaal op lange termijn veel minder fosfaat nodig als rekening wordt gehouden met het fosfaat dat in het verleden is toegediend en in de bodem is achtergebleven. Ook zou geïnvesteerd moeten worden in het verbeteren van doseringsystemen van meststoffen en in de verbetering van de opname van fosfaat door gewassen. Hergebruik van fosfaat Om te anticiperen op de dreigende fosfaattekorten, is in de eerste plaats een kritischer toepassing van het voorzorgsbeginsel nodig. Door de raffinage van diervoedercomponenten is het mogelijk om fosfaat al aan de voorkant van het dierlijke productieproces te verwijderen en elders in de keten op verantwoorde wijze weer in te brengen. Vervolgens richt de aandacht zich op het hergebruik van fosfaat uit afval- en reststromen. Relevant zijn stromen uit de landbouw en de humane voeding, maar ook gefabriceerde materialen bevatten in toenemende mate fosfaat (o.a. in de vorm van brandvertragers). Met name in de rioolwaterzuivering kan de terugwinning van fosfaat op korte termijn worden opgeschaald. Daarvoor is nog wel een oplossing nodig voor het probleem dat te hoge gehaltes aan hormonen en farmaceutische residuen in urine en feces de werking van bioreactoren kunnen belemmeren. Dierlijke mest en organische reststromen uit de landbouw, het natuur en landschapsbeheer en de menselijke voedselconsumptie kunnen via bioraffinage en door omzetting in bioreactoren worden uiteengerafeld tot diverse waardevolle producten en halffabricaten. Hierbij wordt fosfaat op efficiënte wijze teruggewonnen. De toevoeging van zware metalen (met name koper) als voedingsupplement in varkensvoer leidt nu nog tot toxische concentraties in de mest waardoor de werking van bioreactoren wordt belemmert. Het hergebruik van fosfaat draagt bij aan het systematisch sluiten van de mineralenkringloop en daarmee het drastisch reduceren van de uitputting van fosfaatbronnen. Het oplossen van de fosfaatproblematiek is daarmee wezenlijk onderdeel geworden van de biobased economy. 30 april 2012 ▪ Wing 2 Maatschappelijke transitie staat voorop De fosfaatcrisis kan technisch worden aangepakt via de hierboven genoemde maatregelen, maar dit komt pas van de grond als ook in bredere zin een maatschappelijke transitie plaatsvindt in het duurzaam gebruik van energie en grondstoffen. Daarbij zijn ook de financiële, juridische en organisatorische dimensies van belang. Zoals in de hele omslag naar een biobased economy, is een wezenlijk omslag nodig in de wijze waarop onze samenleving produceert en consumeert. En in de wijze waarop maatschappelijke kosten worden verrekend en niet meer afgewenteld op latere generaties of andere samenlevingen. Essentieel is dat een vergroening plaats heeft van de financiële en fiscale stelsels, zodat het sluiten van grondstoffenkegrondstoffenk tens wordt aangemoedigd en het niet niet-duurzaam duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen wordt belast. Deze omslag heeft een mondiale dimensie en zal zowel in Nederland als in Europees verband mo moeten worden aangepakt. In Nederland leert de ervaring dat het zwaartepunt van de beoogde maatschappelijke transitie op het regionale schaalniveau ligt.. Van de nationale overheid wordt een faciliterende rol gevraagd via het moderniseren van wet- en regelgeving en via investeringssubsidies en fiscale stimuleringsmaatregelen. Te denken valt aan een vleestax, statiegeld op het fosfaathoudende stoffen,, aanpassingen van het bouwstoffenbesluit, etc. Maar op het regionale schaalniveau gaat het erom dat partijen elkaar daadwerkelijk vinden en de hanha den ineenslaan. Bedrijven, financiële instellingen, maatschappelijke organisaties, kenniscentra en regionale overheden moeten verleidt worden om intensiever samen te werken aan proces- en productinn productinnovatie, logistieke oplossingen, investeringsmogelijkheden, milieu milieudruk en ruimtelijke kwaliteit. Met name de provincies hebben hierin een regisserende rol, als schakel tussen het nationale en lokale schaaln schaalniveau.