scheikunde_hoorcollege_III

advertisement
Scheikunde
Marc Bremer
[email protected]
Indeling atomen
1. Metalen.
Metalen zijn stoffen die graag een paar
elektronen willen afstaan.
2. Niet-metalen
Niet-metalen zijn stoffen die er graag
een paar elektronen bij willen.
Ion
Een ion is een atoom dat elektronen heeft
opgenomen of afgestaan.
Voorbeelden:
O2- heeft 2 elektronen opgenomen
F- heeft 1 elektron opgenomen
K+ heeft 1 elektron afgestaan
Ca2+ heeft 2 elektonen afgestaan
Typen ionen
Kation = een postief ion, dat dus een
elektron heeft afgestaan
Anion = een negatief ion, dat dus een
elektron heeft opgenomen
Samenvoegen atomen
Atomen klitten aan elkaar en vormen
kleine of grotere ‘klompjes’:
1. Metalen:
Metalen
(vinden we terug in apparatuur)
2. Niet-metalen:
Moleculen
(vinden we terug in de huid)
3. Mix metalen en niet-metalen: Zouten
(vinden we terug opgelost in lichaamsvloeistoffen)
Chemische reacties
2 NaCl + 2 H2O  H2 + Cl2 + 2 NaOH
Na
Na
Cl
Cl
H
H
Na
H
O
H
O
H

H
H
Cl
O
O
Cl
Na
H
1. Voor de pijl staan de stoffen waar je mee
begint
2. Na de pijl staan de stoffen waar je mee
eindigt
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H2O  H2 + Cl2 + 2 NaOH
Na
Na
Cl
Cl
H
O
H
H
O
H

H
Na
H
H
Cl
O
O
Cl
Na
H
Tellen: Staan er voor en na de pijl evenveel
atomen ?
Ja !
1. 2 O-atomen
2. 2 Ba-atomen
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H2O  2H + Cl2 + 2 NaOH
Na
Na
Cl
Cl
H
O
H
H
O

H
Na
H
H
Cl
O
O
Cl
H
Na
H
Elementen controleren:
Wordt de regel van Claire goed toegepast ?
Nee !
1. 2H moet H 2 zijn
2. 2 O moet O2 zijn
Chemische reacties
Wat gebeurt er bij een reactie ?
1. De deeltjes botsen
2. De deeltjes breken in stukken
3. De stukken vormen andere deeltjes
Chemische reacties
Bij een hogere temperatuur bewegen
deeltjes sneller.
Gevolgen:
1. De deeltjes komen eerder andere
deeltjes tegen
2. De botsingen zijn heftiger, waardoor de
deeltjes eerder in stukken breken
Conclusie:
Bij een hogere temperatuur verloopt een
chemische reactie beter
Chemische reacties
Concentratie:
Hoog
Het aantal deeltjes dat
die stof per liter van die
stof bevat.
Laag
Chemische reacties
Dezelfde hoeveelheid medicijn zal bij een
baby een veel hogere concentratie in het
bloed hebben dan bij een volwassene.
Hoog
Laag
Chemische reacties
Gevolgen:
Bij een hoge concentratie komen de
deeltjes eerder andere deeltjes tegen
Conclusie:
Bij een hogere concentratie verloopt een
chemische reactie beter
Chemische reacties
Katalysator = Stof die een reactie versnelt
zonder zelf verbruikt te worden
In het lichaam vervullen enzymen de rol
van katalysatoren.
http://www.youtube.com/watch?v=TLr7_2w
nIXU&feature=related
(0-12 sec en vanaf 1:15)
Zuren en basen
Zuur = een stof die een H+-ion afstaat
Base = een stof die een H+-ion opneemt
Sterk zuur = een stof die ALTIJD een H+-ion afstaat
Sterke base = een stof die ALTIJD een H+-ion opneemt
Zwak zuur = een stof die SOMS een H+-ion afstaat
Zwakke base = een stof die SOMS een H+-ion opneemt
Voorbeeld zuur (koolzuur)
O
O
H
C
O
H
Voorbeeld base (ammoniak)
H
H
N
H
H
Zure oplossing
H
Cl
Cl
H
Cl
H
Cl
H
Cl
H
Zure oplossing = oplossing die heel veel H+-ionen bevat
Zure oplossing
Cl
H
Cl
H
Cl
Cl
H
H
H
Cl
pH (=zuurgraad)
Indicatoren
Stukjes papier (of vloeistof) die bij een
andere zuurgraad een andere kleur krijgen.
Zweet
Wat is ongeveer de pH van zweet ?
We gebruiken:
1. Methyloranje: wordt geel: pH groter dan 4,5
2. Lakmoes: wordt helroze: pH kleiner dan 5,5
Conclusie:
Dit zweet heeft een zuurgraad (pH) tussen
de 4,5 en de 5,5.
Buffer
Belangrijke voorbeelden: het bloed en de huid
Het is moeilijk de zuurgraad van het bloed of
de huid te veranderen
Ook als je er een klein beetje van een sterk
zuur of base aan toevoegd.
Buffer
Oorzaak: het bloed bevat al grote
hoeveelheden zwak zuur en zwakke base.
Die kunnen het toegevoegde sterke
zuur of sterke base neutraliseren
Oplossing
Oplossing = Vloeistof (‘oplosmiddel’) waarin
een andere stof (‘opgeloste stof’)
is verdeeld
2 belangrijke oplosmiddelen:
1. Water
2. Olie
Polaire stoffen
Stoffen met een positief geladen
kant en een negatief geladen kant.
‘Kleine magneetjes’
Heel belangrijk voorbeeld: water !
Polaire stoffen
Polaire stoffen worden
tot elkaar aangetrokken,
en zitten dus dicht bij
elkaar
Apolaire stoffen
Stoffen zonder een positief geladen
kant en een negatief geladen kant.
Heel belangrijk voorbeeld: olieën !
Apolaire stoffen
Apolaire stoffen worden naar elkaar
toegedreven, en zitten dus ook dicht bij elkaar
Oplossen
1. Polaire (‘waterige’) stoffen lossen goed
op in het polaire water. Daarom noemen
we ze hydrofiel.
2. Apolaire (‘vetachtige’) stoffen lossen
goed op in de apolaire olieën. Daarom
noemen we ze hydrofoob.
Hard water
Mg2+
Mg2+
Mg2+
Ca2+
Fe3+
Ca2+
Ca2+
Mg2+
Mg2+
Ca2+
Ca2+
Hard water bevat relatief veel:
1. Calciumionen
2. Magnesiumionen
3. IJzer(III)ionen
Fe3+
Download