HEILOO – In de vorige aflevering lazen we hoe Jaap van den Kommer boven de garage van zijn vader in Heiloo zijn eigen handelsonderneming begon en hoe hij overal brood in zag. Dat was pal voor de tweede wereldoorlog. Tijdens de oorlog zelf had de familie Van den Kommer het zwaar. Niet alleen werd hun garage gevorderd, ook de handel werd door gebrek aan staal vrijwel platgelegd. Over de oorlogstijd rept Jaap van den Kommer eigenlijk maar weinig in zijn memoires. Het is meer een terugblik op de beperking in de handel die hij noemt en de drie keer dat hij zijn bedrijf gedurende die vijf oorlogsjaren heeft moeten verhuizen. Over de bonnen die hij nodig had om met mondjesmaat aan onderdelen te komen, het ijzer dat op de bon was en het improvisatietalent dat gevraagd werd om fietsen te repareren. ,,Om aan materiaal te komen moest je er op uit trekken. In een week reisde ik op de fiets(!) het hele land door, van Groningen tot Mijdrecht en van Breukelen tot Doetinchem. Op de Afsluitdijk was het constant muggenhappen. Ik was ontzettend voldaan toen ik een paar weken later een zes dozijn spaken en drie kettingkasten binnen kreeg.’’ Wel bericht hij nog over het feit dat hij niet voor de arbeidsinzet naar Duitsland werd gestuurd omdat hij in Heiloo brandweerman was. Weinig of niets schreef hij over zijn daden van verzet. Toch drukte hij samen met Henk Ranzijn het verzetsblaadje voor Heiloo en omgeving. Dat was een uiterst riskante bezigheid, niet in het minst omdat zij dat recht tegenover de gymzaal van de Nicolaas Beetsschool deden. Daar lag de Ortskommandant ingekwartierd. Toen de grond onder zijn voeten te heet werd en hij er lucht van kreeg dat men op zoek was naar de drukkers van dat krantje, dook hij bij zijn schoonfamilie, de kippenboer Van der Steen aan de Hogeweg in Heiloo, onder. In het kippenhok natuurlijk. Twee dagen na het beëindigen van de oorlog werd hij lid van de Nederlandsche Binnenlandsche strijdkrachten. Koningin Wilhelmina zond hem een (collectief) dankwoord voor zijn verzet tegen de bezetters. De oorlog had, zo omschreef Jaap van den Kommer het zelf ,,De oude liefde niet laten roesten. De rijwielbranche trok toch weer mijn belangstelling. In die tijd werd er in De Kroon aan het Rembrandtsplein te Amsterdam een beurs gehouden met elektrische en rijwielartikelen. Ieder donderdag op het fietsje naar Amsterdam en proberen wat spullen op de kop te tikken en contacten met fabrikanten te leggen voor later.’’ De handelsonderneming JAKO leefde weer. De rijwielartikelen waren schaars in die na-oorlogse dagen. De Duitsers hadden de meeste fietsen en aanverwante artikelen gevorderd. Alles wat Jaap kon bemachtigen waren een paar houten handvatten, kettingkasten, jasbeschermers van inferieure oorlogskwaliteit. Toen hij beslag wist te leggen op een partijtje fietsframes, moest hij nog maanden op zoek naar de overige spullen om een paar fietsen in elkaar te kunnen zetten. Fietsbanden waren er toen helemaal niet te verkrijgen, die waren op de bon. Hoe moeilijk de handel ook was, Jaap nam toch personeel aan. Puck Lamar voor op het kantoor en Nico Akkerman voor de vertegenwoordiging. Het duurde niet lang alvorens JAKO van Heiloo naar Alkmaar verhuisde. Het kleine pandje aan de Laat, recht tegenover garage Kossen, was geen luxe onderkomen. Jaap tekende daarover het volgende op: ,,Daar in het pand Laat 44 was geen toilet aanwezig was, moesten Nico en ik bij hoge nood naar het publieke urinoir bij de Accijnstoren en Puck Lamar mocht bij V&D een dubbeltje verplassen. Later kregen we door bemiddeling van Dick Slinger een kiebelton. Maar je moest niet aan de snert geweest zijn. Voor de telefoon moesten we naar garage Kossen.’’ Hoewel de fietsbanden na de oorlog schaars waren, werden zij toch de eerste impuls die de firma JAKO deed uitgroeien tot het wereldbedrijf AGU. Nico Akkerman wist pal na de oorlog bij bandenfabriek De Bataaf in Maastricht beslag te leggen op een partij van tweehonderd fietsbanden. ,,Jaap was uitzinnig van vreugde. Hij maakte een pure vreugdedans om de kerk. Met die tweehonderd banden konden we de eerste honderd echte fietsen afleveren.’’ Jaap van den Kommer was geen ondernemer die alles vanuit zijn kantoor regelde. Hij vertoefde graag in de werkplaats en was altijd op zoek naar verbeteringen aan de fiets. Vrijwel alle hedendaagse fietsen hebben een bout met een hefboom waarmee men, zonder gebruik van gereedschap, het zadel hoger of lager kan zetten. Die uitvinding werd door Jaap van den Kommer en zijn broer Piet Jan op 21 juni 1944 om 14.55 uur bij de octrooiraad ingediend. Een maand later kregen zij de octrooirechten voor ,,Een inrichting waarmede het mogelijk is de zadelpen snel en gemakkelijk te verstellen, hetgeen bijvoorbeeld voor verhuurinrichtingen van groot belang is.’’ Hoe de inventiviteit van Jaap van den Kommer aan de basis van het AGU-regenpak lag, leest u in een volgende aflevering. Ossie: Arie Halsema maakte voor JAKO een spottekening over de noodgrepen die een fietsenmaker moest uithalen om in de oorlog zijn klanten tevreden te stellen.